Selecteer een pagina

Levend Geloof – 292

Levend geloof 1988.05 nr. 292

Tot aan de voleinding der wereld door Gert Jan Doornink

Jezus sprak: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” Matteüs 28 vers 20 (Matt. 28:20).

Het grote gebeuren op de Pinksterdag

Deze maand vieren wij, als gemeente van Christus, weer het Pinksterfeest, waarbij het grote gebeuren van de uitstorting van de Heilige Geest weer centraal zal staan. Uiteraard worden de lijnen daarbij doorgetrokken naar de tijd waarin wij leven, want het functioneren van de waarachtige gemeente in deze tijd, is ondenkbaar zonder de werkelijke betekenis te weten (en te beleven!) van wat er op de Pinksterdag te Jeruzalem gebeurde.

Het Pinksterfeest is van oorsprong een Joods feest. Aan God werd dank gebracht voor de oogst. Ook was het een feest waarop de wetgeving op de Sinaï’ werd herdacht. Zeer veel mensen trokken dan op naar Jeruzalem om het Pinksterfeest, dat ook wel Wekenfeest werd genoemd, te vieren. Juist op dit feest was daar de geweldige gebeurtenis zoals die in Handelingen 2 beschreven wordt. De discipelen van Jezus waren bijeen en wachtten op de uitstorting van de Heilige Geest, geheel volgens de instructies zoals Jezus die aan hem gegeven had. Hij had hun geboden Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, de Heilige Geest, waarover Hij verschillende malen gesproken had Handelingen 1 vers 4 (Hand. 01:04).

Het ‘vertrek’ van Jezus van deze wereld betekende niet dat er aan Zijn werk een einde was gekomen. Integendeel, nu ging het pas echt beginnen! Aan de opleiding van de discipelen voor de taak die zij hadden, om dezelfde dingen te doen die ook Jezus deed, was nu een einde gekomen. Nu konden ze – vol van de Heilige Geest – zelf aan de arbeid gaan. Nu waren ze medearbeiders Gods geworden en ingeschakeld in Gods plan om, in de Naam van Jezus, mensen te bevrijden uit satans macht en te brengen in het Koninkrijk van God. De grote opdracht van Jezus: “Predik het evangelie aan de gehele schepping”, kon nu in praktijk gebracht worden. En Handelingen 2 beschrijft ons hoe reeds op de eerste dag, na de toespraak van Petrus., drieduizend mensen een nieuw leven begonnen. Een leven dat niet langer beheerst zou worden door de vorst der duisternis, maar waarin de volheid van Christus tot openbaring zou komen.

De eindtijdgemeente heeft een grote taak

Zoals het op de Pinksterdag te Jeruzalem begon, zo gaat het door tot op de dag van vandaag. Al is in de loop der eeuwen het echte evangelie, zoals Jezus dat bracht en bedoelde, heel vaak niet meer verkondigd, omdat de duivel kon infiltreren vanwege het niet waakzaam zijn van de gemeente van Christus. Maar onveranderlijk blijft van kracht dat dit evangelie (van het Koninkrijk) in de gehele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het ‘einde’ gekomen zijn Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

Wat we ons als gelovigen van deze tijd vooral moeten realiseren is dat dit einde nog niet gekomen is!

Weliswaar leven we, sinds de eerste Pinksterdag, in de eindtijd, maar we moeten oppassen dat de duivel er niet in slaagt ons van de ‘eenvoudige en loutere toewijding aan Christus’ af te trekken, zoals de apostel ons waarschuwt in 2 Korinthiërs 11 vers 3 (2 Kor. 11:03). We kunnen zo in beslag genomen worden door speculaties over allerlei gebeurtenissen in de natuurlijke wereld, die dan in verband met het ‘einde’ worden gebracht, dat de functionering van ons geloof er door in het gedrang kan komen. De regel uit het lied: “Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw…”, is maar ten dele waar. Inderdaad wordt alles nieuw, maar niet als wij een afwachtende houding aannemen en niets doen. God werkt niet buiten ons (de waarachtige gemeente) om. Wij zijn ten volle ingeschakeld in Zijn plan. Daarom liet Jezus Zijn opdracht om ‘al de volken tot Zijn discipelen te maken’, vergezeld gaan van de belofte dat Hij met ons zou zijn, al de dagen tot aan de voleinding der wereld Matteüs 28 vers 20 (Matt. 28:20).

Wij kunnen niet zonder de Heilige Geest

Hoe is Jezus nu met ons, nu Hij niet meer lichamelijk in deze wereld is? Door ons vol te maken met de Heilige Geest! Het is de Geest van God die ons leidt en inspireert, die ons doet overwinnen, die de talenten en bekwaamheden die in ons zijn, tot ontwikkeling brengt, zodat wij vruchtbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk.

Geen enkel kind van God kan daarom zonder de doop en dagelijkse vervulling met de Heilige Geest. Daarin is ook de werkelijke betekenis van Pinksteren gelegen. Alleen door vol te zijn met Gods Geest kunnen wij beelddragers van Christus zijn. Dan heeft ons geloofsleven uitwerking. Wanneer we in Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02) worden opgewekt om ons oog alléén gericht te houden op Jezus, staat erbij dat Hij de Leidsman en Voleinder van ons geloof is. Met andere woorden: Hij maakt ons geloof effectief en vruchtdragend. De ‘voleinding van de wereld’ is ondenkbaar zonder de ‘voleinding van ons geloof’. Iedere waarachtige christen zal daarvoor een duidelijke visie moeten hebben.- Pinksteren is geen oppervlakkige aangelegenheid, het raakt de diepste kern van heel Gods scheppingswerk, want de ‘voleinding’ (het einddoel) wordt niet bereikt als de Heilige Geest wordt belemmerd of afgeremd.

Dat geldt voor de gemeente als geheel, maar begint uiteraard bij de individuele gelovige. U en ik dragen de verantwoording dat Gods Geest in ons ten volle kan doorwerken en God Zijn doel met ons (en door ons) kan bereiken. Op de Pinksterdag begon, vanuit Jeruzalem, de zegetocht van de overwinnende gemeente. En ook wij als gelovigen van 1988 zijn daarbij ingeschakeld. Want Zijn werk gaat door tot aan de voleinding der wereld en de volle heerlijkheid van Zijn Koninkrijk de ganse schepping zal hebben vervuld!

 

„Dit is het.” (getuigenis) door Teunis Fox

“Ongeveer acht jaar geleden heb ik mijn hart aan God mijn Vader gegeven, om Jezus Christus te aanvaarden en te volgen.

Maar ik heb vanaf het eerste moment het gevoel gehad, er is nog meer wat de Heer me wil geven, en dat is de Heilige Geest. Ik was namelijk na mijn bekering niet gedoopt in de Heilige Geest. Ik bemerkte, dat ik er nog al eens naast viste, als ik iets ondernam.

Totdat ik in het voorjaar van 1987 door andere mensen het Volle Evangelie ging zien en vanaf die dag dacht ik, dit is het, laat het niet aan je voorbijgaan.

Vanaf dat moment ben ik langzaam aan de Heilige Geest gaan verstaan en wat nog geweldiger is, op 17 januari 1988 ben ik, in een samenkomst van de volle evangelie gemeente te Zaltbommel, gedoopt in water en in de Heilige Geest.

Na deze dag ben ik zo vol van Zijn Heerlijkheid, dat ik er wel met iedereen over zou willen praten…”

 

Innerlijke schoonheid door Klaas Goverts – 2 –

Zit onze ziel nog in de kelder?

De vorige maand hebben we gezien dat God onze persoonlijkheid wil terugbrengen. In deze aflevering willen wij daar nog wat verder op ingaan. We beginnen met het leven van een mens te vergelijken met een huis. De bewoner van dat huis is de ziel. Die bepaalt hoe het huis eruit ziet. Die kleedt het aan en richt het in. Als je ergens een huis binnenkomt weet je al meteen wat voor soort mensen er wonen. Je weet of het er gezellig is, of er een fijne sfeer is, of dat het er kaal is en kil. Dan denk je: hier wil ik zijn of… hier kom ik nooit meer. Die ziel bepaalt de hele atmosfeer van het huis.

Wat gebeurt er nu met dat huis als de zonde binnenkomt en daar gaat wonen? Wat doet de zonde met de persoonlijkheid van de mens? De zonde zegt tegen die ziel: Ga jij maar in de kelder zitten, ga jij maar naar beneden. Dus wat is het gevolg? De zonde bepaalt helemaal het gezicht van het huis en die ziel zit daar ergens in het souterrain. Die zit daar helemaal beneden. Dus de persoonlijkheid van de mens wordt helemaal weggedrukt. Vandaar dat je ook van zoveel mensen die je tegenkomt en hen vraagt: “Wie ben je nu eigenlijk?” als antwoord krijgt: “Dat weet ik niet”. “Wat voor beeld heb je van jezelf?” En het antwoord is: “Ja… eh… dat weet ik eigenlijk niet zo goed”.

Welk beeld hebben wij van onszelf?

Toch heeft elk mens een bepaald beeld van wie hij is. Alleen hoe kom je aan dat beeld? Dat wordt vaak opgebouwd vanuit je ervaringen. Het begint al in de kinderjaren en al die ervaringen stapelen zich op. Steeds wordt daar weer een steentje aan bijgedragen en op het laatst is die mens volwassen en zegt dan: Nu weet ik wie ik ben, zo ben ik. Stel je nu voor dat iemand ouders heeft die hem altijd afkraken. Zo van: “Nee joh, jij hoeft niet te helpen met de afwas, mamma kan het zelf vijf keer zo vlug, ga jij maar buiten spelen”. Of: “Jij gooit toch altijd de kopjes kapot, straks heb ik helemaal geen servies meer, jij hoeft niets te doen”. Of vader zegt: “Nee hoor, jij hoeft geen piano te leren spelen, daar heb je geen aanleg voor. Hoef je niet te proberen”. Dan wordt dat kind groot en hij krijgt het idee: ik kan het toch niet, dat weet ik bij voorbaat al.

Of wat ook heel vaak een rol speelt is: liefde op voorwaarde. Hoe vaak kom je dat niet tegen? Zo van: “Joh…, we houden van je als je met een goed cijfer thuiskomt”. En als Jantje dan met een acht thuiskomt, zegt pappa: “Je bent mijn jongen, ja ik ben trots op je”. Maar steeds heeft hij het gevoel: ik moet het verdienen. Ik moet het waarmaken. Het kan best zijn dat hij met een acht thuiskomt en vader zegt: “Je had best een negen kunnen halen”. Het is nooit goed genoeg. Volgende keer komt hij met een negen thuis en vader zegt: “Ja maar dat is ook niets bijzonders hoor, want die leraren bij jou geven zulke hoge cijfers, daar heb je zó een negen”. Altijd het gevoel: Ja maar het kan beter. Je moet toch eens wat meer je best doen. Dat is liefde op voorwaarde en de ziel van die mens wordt steeds verder weggedrukt. Hij krijgt zo een bepaald beeld van zichzelf, van: ja; ik doe het toch nooit goed, zo ben ik nu eenmaal.

God is bezig met onze menswording

Nu komt zo iemand tot geloof, wordt een kind van God. Wat gebeurt er dan verder? Dan kom je heel vaak tegen dat daar nog een manco is, dat iemand wel een kind van God is, maar de ziel blijft nog in de kelder zitten. “O ja, broeder, God houdt van me”, maar diep in je hart denk je: ook op voorwaarde. Want dat werkt door. En ergens heb je het gevoel: ja, God houdt van me… als ik een goede stille tijd gehouden heb of als ik een flinke gift heb gegeven of als ik tegen iemand getuigd heb. En dat God dan zegt: “Ik ben trots op je, je bent een goeie”. Maar als het nu eens een dag mislukt, wat dan? Dan ontstaat het gevoel van: nu hoef ik bij God niet aan te komen. Die ziel blijft dan toch ergens beneden zitten.

Ik denk wel eens: het is een geweldige stap als een zondaar christen wordt, maar het is op zijn minst nog zo’n groot wonder als een christen mens wordt. God is bezig ons totaal te herstellen, Hij werkt aan onze menswording. Hij wil dat we ons bewust zijn wie wij zijn. Soms wordt mensen geleerd dat je niets bent. Dat is dan het toppunt van vroomheid. Héél onopvallend zijn. Bijvoorbeeld: je bent ergens op een avond temidden van een kring mensen en op het eind van de avond zeggen ze: hé was die en die er nou ook? Niemand weet of je er was, want je was héél onopvallend. Je hebt niets gezegd en je hebt ook geen mening. Dat is dan een soort ideaal, dat als je aan iemand vraagt: wat vindt je nu fijn?, het antwoord is: dat weet ik niet. Wat zou je nu graag willen…? Och, dat weet ik eigenlijk niet zo goed. Ik vind alles goed… Dan heb je te maken met de tragiek van dat gedichtje, ik geloof dat het van Nicolaas Beets is: “‘Wees uzelf’, zei ik tot iemand, maar hij kon niet, want hij was niemand”.

En dan zegt God: Ik wil dat je je weer bewust wordt wié je bent. Ik wil jouw ziel weer tevoorschijn gaan halen. Ik wil jouw persoonlijkheid weer uit de verf laten komen met alle schoonheid die daarin ligt, ook met alle creativiteit die daarin verborgen is.

God wil onze creativiteit voor de dag halen

Ik las onlangs een boek dat ging over het creatieve kind. Onze dochter is nu bijna twee jaar en dan wordt het tijd om je daar eens in te gaan verdiepen. Want je gaat je afvragen: wat zal ze allemaal voor talenten en mogelijkheden hebben? Dus daar moet je toch wel het een en ander van weten. Het trof mij in dat boek – en ik dacht: ja dat is waar – dat elk kind van huis uit creatief is. Dat kunnen we ook tegen elkaar zeggen. Elk mens is creatief. Er zitten veel meer talenten in ons dan dat wij ons bewust zijn. Soms kennen we onszelf maar half. Er zit veel meer in ons dan dat we denken.

Elk kind is creatief en daar komt nog iets bij, behalve als het er uitgetraind wordt. Kun je het begrijpen, dat zoiets gebeurt? Dat er ouders of opvoeders zijn die de creativiteit van een kind doden? Bijvoorbeeld: Jantje komt bij zijn moeder en heeft een tekening gemaakt. “Laat maar eens kijken”, zegt moeder. Ze pakt de tekening, kijkt er eens naar en zegt: “Ik kan niet zien wat het is”. Eerste domper. Jantje kijkt al iets minder enthousiast en met een beteuterd gezicht zegt hij: “Mamma, het is een hond”. Moeder kijkt nog eens en zegt: “Hij heeft niet eens een staart”. Tweede domper.. Moeder kijkt nog een keer en zegt: “En zijn poten zijn veel te lang”. Derde dreun. Wat gebeurt hier? Hier wordt heel diep de ziel van dit kind gekraakt. Hier wordt zijn ziel de kelder ingedrukt.

Wat is het gevolg? De volgende keer loopt Jantje niet meer zo hard naar zijn moeder. Waarschijnlijk tekent hij ook niet zo hard meer. En als dat nog een paar keer gebeurt dan komt Jantje straks op school en zegt de meester: “Houdt jij niet van tekenen?” “Nee meester, want dat kan ik toch niet, ik vind dat een akelig vak”. Hij weet bij voorbaat dat hij met tekenen niet meer zal halen dan een vier, want daar heeft hij geen aanleg voor. Zie je wat daar gebeurt? Op die manier ga je de creativiteit in een kind afbreken.

De plaats waar je veilig bent

Weet je wat ik zo mooi vind? Dat God nooit iemand uitlacht. Bij Hem ben je veilig. Ik geloof dat dat het begin is van alle herstel. Want als je nu de vraag stelt: Waar begint nu de zaligheid van de ziel? Dan is het antwoord: Dat begint waar je je veilig gaat voelen bij God en dat je je ook veilig gaat voelen in de gemeente. Daarom heeft God ook de gemeente gegeven, juist als een plaats waar je je veilig kunt voelen. Een gemeente moet een plaats zijn waar niemand de ander uitlacht, daar mag je jezelf zijn. Daar mag je leren jezelf te uiten zonder dat je je bedreigd voelt en denkt: wat zullen ze ervan zeggen?

Want om nu nog even terug te komen op die moeder: wat was nu het punt, wat was de fout? Ze begon die tekening te beoordelen en ze gaat meteen een vooroordeel leggen op wat dat kind heeft gemaakt. Is dat rechtvaardig? Moet je eens even doordenken. Moet een tekening precies op een foto lijken, dat hoeft toch niet? Mag dat kind in die tekening iets van zichzelf leggen? Het is veel beter te vragen: “Waarom heb je die hond zo getekend?”, en: “Wat is het, wat heb je ermee bedoeld? Wat zie je er zelf in, waarom heb je het zó gedaan?” Mag zo’n tekening subjectief zijn? Mag dat kind daar iets van zijn eigen gevoelens inleggen? Ja natuurlijk, dat doen kunstenaars toch ook! Als je een schilderij van een groot kunstenaar ziet dan weet je soms ook niet direct wat het is. Moet je er dan om gaan lachen? Dat is wel eens gebeurd. Dan vonden mensen zichzelf héél grappig of ze zeiden: “Ja, ik ben in een museum geweest en dat schilderij, ik kon niet eens zien of het op de kop hing of gewoon”.

Denk erom: als ik iemand anders uitlach, zegt dat nooit iets van die ander. Dat moet je even goed vasthouden. Als ik iemand anders uitlach zegt dat alleen iets over mijzelf. Dat ik geen verstand heb van schilderkunst en dat ik niet de moeite neem om die ander te leren kennen.

Uitlachen is altijd een teken van domheid. Moet je nooit doen. Dat is gebrek aan wijsheid. Een wijze lacht niemand uit, maar zal altijd eerst gaan vragen van: “Wat bedoel je?” en: “Waarom doe je het zó?” en op die manier proberen die ander te leren ontdekken. En ook het anders zijn van die ander te leren waarderen, want waarom moet die ander precies zo doen als ik? Waarom mag die ander zich niet uiten op zijn manier? Wij leggen toch ook onze gevoelens in wat we zeggen en doen?

Vraag bijvoorbeeld aan tien mensen: “Hoe was de samenkomst?” De één zal zeggen: “Ik vond het zingen zo heerlijk”. De ander zal zeggen: “Er was een lied en dat heeft mij zo aangesproken, daar kan ik de hele week op leven”. Nummer drie zegt misschien: “Ik heb vanmorgen voor het eerst hardop gebeden en dat vond ik zo’n overwinning”. Nummer vier zegt: “Er was een tekst en die heeft tot mijn hart gesproken, die had ik nog nooit zo gezien”. En nummer vijf zegt: “Ik heb me stierlijk verveeld”. Moet je dan zeggen: “Er heeft er één de waarheid gesproken en de rest heeft staan liegen”? Nee, natuurlijk niet. Alle tien hebben ze iets uitgesproken wat waar was, maar ieder vanuit zijn eigen beleving.

God maakt ons niet allemaal naar één model. Want anders krijgen we weer zo’n toestand van: “Eén, twee, in de maat, anders wordt de juffrouw kwaad”. God zegt: Ik heb jouw gemaakt, je bent creatief en dat ga Ik eruit halen, Ik ga het tevoorschijn roepen en je mag je veilig voelen bij Mij.

(wordt vervolgd).

 

Mededelingen School van woord en daad – door redactie

Broeder Folkert Pool, voorganger van de volle evangelie gemeente ‘Perspectief’ te Leeuwarden, informeerde ons over de oprichting van een avondbijbelschool te Leeuwarden. De school is opgezet door enkele pinkster- en volle evangelie gemeenten in het noorden van het land, met de stimulerende medewerking van broeder Bronsveld Sr., de stichter van de ‘Berea’-Bijbelschool te Santpoort. De opzet is christenen toerusting te geven tot een goed functioneren in Gods Koninkrijk. Uiteraard juichen wij dit initiatief van harte toe! Elders in dit nummer treft u in een ‘ingezonden mededeling’ het contactadres aan voor nadere informatie en aanmelding.

België onze naaste – De actie ‘België onze naaste’, die thans is beëindigd, heeft totaal f 1285,- opgebracht. Alle gevers en geefsters, die nog afzonderlijk bericht ontvangen, hartelijk dank namens de volle evangelie gemeente te Aalst, waarvoor de opbrengst bestemd was.

De volledige mens – Nu het zomer ( vakantie )seizoen weer voor de deur staat, vestigen wij nog eens de aandacht op de brochure ‘De volledige mens’ van Klaas Goverts, over geest, ziel en lichaam. Deze brochure is namelijk, behalve in het Nederlands, ook in het Duits, Frans en Italiaans (verkorte uitgave) verkrijgbaar. Te bestellen bij de administratie van “Levend Geloof”.

Levend geloof financieel – Ook deze maand willen wij iedereen hartelijk bedanken die ons verblijdde met een extra bijdrage. Onze opdracht is consequent vast te houden aan de volle evangelie boodschap en daarvan zoveel mogelijk facetten te belichten. Daarbij proberen wij zoveel mogelijk ‘praktijkgericht’ te schrijven, dat wil zeggen’ in een taal die iedereen begrijpen kan. Wij zijn dankbaar dat velen dit weten te waarderen en dit ook in financieel opzicht laten merken. Deze maand willen wij speciaal ook onze ‘sponsors’ bedanken. (Sponsors zijn zij die regelmatig – meestal één keer per maand – een vast bedrag overmaken voor onze arbeid).

 

Ons huis in de hemelen door Evert van de Kamp

 

“Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een ge­bouw van God hebben, in de hemelen, niet met han­den gemaakt, een eeuwig huis” 2 Korinthe 5 vers 1 (2 Kor. 05:01).

Een eeuwig huis

Voor de ingang van de begraafplaats ligt een grote steen, een echte zwerfkei. In gebeiteld de woorden van Prediker 12 vers 5 (Pred. 12:05): “De mens gaat naar zijn eeuwig huis”. Menige voorbijganger zal wellicht herinnerd worden aan zijn eeuwige bestem­ming. Of aan het woord van Hebreeën 9 vers 27 (Heb. 09:27): “Het is de mensen be­schikt eenmaal te sterven en daarna het oordeel”.

In de televisie-uitzending ‘Het hart op de tong”, was het antwoord, op vragen gesteld in die richting, menigmaal: ‘We zullen wel zien’. Eén man antwoordde op alle vragen stereotiep: ‘Ik denk van niet’. Voor hem was er, zo meende hij, absoluut niets meer na dit leven.

Zo reageren velen in onze tijd.

Tal van christenen zijn trouwens geneigd om dat ‘eeuwige huis’ maar naar de toekomst te verschui­ven. Het straks, het tijd­stip van het heengaan.

Dat gebeurt met meer Bijbelwoorden. Ik denk hierbij aan Johannes 14 vers 1 tot en met 4 (Joh. 14:01), een woord uit dezelfde sfeer. Hier stelt men veelal dat de Heer heengaat om voor ‘straks’ een hemelse wo­ning toe te bereiden, op­dat de gelovige bij zijn verscheiden mag zijn waar Hij is.

Dit is (gelukkig) wel waar, maar wie wat dieper graaft in dit prachtige hoofdstuk (in het Volle Evangelie doen wij dat per definitie toch graag?), ontdekt wat anders. Namelijk, dat de Heer Jezus heengaat om ons in de geestelijke wereld een plaats, een woning te bereiden door de doop met de Heilige Geest voor zijn volk te verwerven. Jezus wordt de Doper met of in de Heilige Geest, opdat de met Gods Geest gedoopte nu al zal zijn waar Hij is. Zie de verzen 15 tot en met 20, 23 en 28 van Johannes 14. (Joh. 14:15-28) De christen is nu al met Christus op­gewekt in de hemelse ge­westen geplaatst Efeze 2 vers 6 (Ef. 02:06).

Zijn huis zijn wij

En zo is het ook gesteld met het ‘eeuwig huis’. In Hebreeën 3 vers 6 (Heb. 03:06) zegt de apostel zonder omwegen: ”Zijn huis zijn wij (nu), indien wij de vrijmoedig­heid en de hoop, waarin wij roemen, tot het einde on ver wrikt vasthouden”. Heerlijk toch? Levende stenen van een geestelijk huis, een eeuwig huis.

De Heer leert ons in 2 Korinthiërs 5 vers 1 (2 Kor. 05:01) en in 1 Korinthiërs 15 vers 44 (1 Kor. 15:44) door de apostel dat hoewel wij nu nog in onze aardse tent wonen, wij een ge­bouw hebben, in de he­melen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. Is er een natuurlijk lichaam (het huis waarin wij wonen), dan bestaat er ook een geestelijk lichaam (huis).

Uiteraard dringt zich de vraag nu op: Hoe ontstaat dat geestelijke lichaam, dat eeuwige, geestelijke huis dan? Het begin en de ont­wikkeling gaan gelijk op met die van het natuurlijk lichaam. Door bekering en wedergeboorte, de geest van de natuurlijke mens wordt bevrucht door het zaad van het Woord Gods, begint de nieuwe mens te leven. Hij laat zich dopen in water en strekt zich uit naar de Geestesdoop. Dit is de eerste fase van het opstandingsproces.

De ontwikkeling van een volkomen nieuw leven in denken en handelen is begonnen, op weg naar de volwassen mens in Christus. Dat is zo heerlijk dat ook het natuurlijk lichaam daarin deelt. “In­dien de Geest van God, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont” Romeinen 8 vers 11 (Rom. 08:11).

Deze zienswijze van de Heer is uitermate bemoe­digend en heeft verstrek­kende en gezegende ge­volgen. Satan brengt de mens tot zonde, met uit­eindelijk gevolg de dood Romeinen 5 vers 12 (Rom. 05:12). De boze is vanaf het begin gericht op de ondergang van ons natuurlijk en geestelijk huis. Daarentegen richt de Heer ons uitsluitend op een overwinningsleven met Hem over zonde en dood.

“Indien door de overtre­ding van de ene de dood als koning is gaan heer­sen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerech­tigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Chris­tus” Romeinen 5 vers 17 (Rom. 05:17).

De woorden van Jezus

De Heer Jezus maakt een eind aan het getob van mensen over hun natuurlijk huis en de dood. Dat is voor een ieder die horen wil naar Hem. Het is nu de tijd om een geestelijk huis te zijn. Om te zijn als Hij is. Om nu je gees­telijk huis heel bewust te bewonen. Ronduit koste­lijk is zijn Woord: “Voor­waar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij ge­zonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven. Voorwaar, voorwaar, IK zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven” Johannes 5 vers 24 en 25 (Joh. 05:24-25).

Wij zingen graag: ”Glorie voor Jezus, zijn liefde is zo groot, ‘k ben met de Heiland op reis. Dwars door het leven en over de dood, voert Hij ons naar het hemels Paradijs’. En niet meer: ‘dwars door de dood’, want… de Heer zegt: “Voorwaar, voor­waar, Ik zeg u, indien iemand mijn woord bewaard heeft, hij zal de dood in eeuwigheid niet aanschouwen” Johannes 8 vers 51 (Joh. 08:51).

De Heer jubelt het uit: “Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij ge­looft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; ge­looft gij dat?” Johannes 11 vers 25 en 26 (Joh. 11:25-26).

De woorden van Paulus

Wij hebben er al enige van hem gehoord. De apostel baseert zich in alles wat hij schrijft op de woorden van de Heer Jezus en op datgene wat Hij door open­baring ontvangt. Zo schrijft hij: “Ik heb het niet van een mens ontvan­gen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus” Galaten 1 vers 12 (Gal. 01:12).

Daarom kunnen ook wij volledig vertrouwen op de woorden van Jezus, zijn apostelen en profeten. Ze bouwen ons op. Ze ver­troosten en bewaren ons. En alles is gericht op het leven met Jezus. Wij dra­gen het sterven van Jezus in ons, opdat ook het le­ven van Jezus zich in ons openbare 2 Korinthe 4 vers 10 (2 Kor. 04:10).

En mocht het moment aan­gebroken zijn dat wij voor goed ons natuurlijk huis inwisselen voor ons eeuwig huis, dan… ja, dan zijn wij vol goede moed en wij begeren (dan) te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Heer onze intrek te nemen 2 Korinthe 5 vers 8 (2 Kor. 05:08).

Beleef je identiteit

Velen zijn op zoek naar hun aardse, natuurlijke identiteit. Wie ben ik? Gods volk is op zoek naar zijn hemelse, geestelijke identiteit. Het is van rijke betekenis te weten waar je vandaan komt, waar je oorsprong ligt, en waar je naar toe gaat.

Abraham wist dat! Hij wist zich een geroepene uit Ur der Chaldeeën, vertoefde in het land der belofte en verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmees­ter is Hebreeën 11 vers 8 tot en met 10 (Heb. 11:08-10).

En Jezus sprak: “Ik weet, vanwaar Ik gekomen ben en waar Ik heenga. Ik ben van God uit ge gaan en ge­komen” Johannes 8 vers 14 en Johannes 8 vers 42 (Joh. 08:14 en Joh. 08:42).

En wij weten (ja toch?), dat wij genaderd zijn tot de berg Sion, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, tot tien- duizendtallen van engelen, tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, tot Jezus, de Middelaar van een nieuw verbond Hebreeën 12 vers 22 tot en met 24 (Heb. 12:22-24).

Jubel en juich

Daarom kunnen wij jubelen en juichen, want wij zijn met Christus opgewekt en de dood voert geen heer­schappij meer over ons (Romeinen 6). Christus heeft ons bevrijd van de angst voor de dood Hebreeën 2 vers 14 en 15 en 2 Timoteüs 1 vers 10 (Heb. 02:14-15; 2 Tim. 01:10). In Chris­tus worden allen levend gemaakt 1 Korinthe 15 vers 22 (1 Kor. 15:22).

De laatste vijand, de dood wordt onttroond. “Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel?” 1 Korinthe 15 vers 26 en 1 Korinthe 15 vers 54 (1 Kor. 15:26 en 1 Kor. 15:54). Nu al beschikt Jezus over de sleutels van de dood en het dodenrijk Openbaring 1 vers 18 (Openb. 01:18). De dood gaat naar zijn eind. Dood en dodenrijk worden in de poel des vuurs geworpen. De dood zal niet meer zijn Openbaring 20 vers 14 en Openbaring 21 vers 3 en 4 (Openb. 20:14; Openb. 21:03-04).

 

 

 

Intermezzo

De brug die van één kant kwam door Gerry Velema

Haar huis was in die tijd gevuld met opgroeiende jongens. En een van die jongens leek volkomen te zijn vast gelopen. Wat een problemen. Het kind was zo opstandig en vol agressie. Om hem tot bezinning te brengen mocht hij niet meer aan de gezinstafel eten. Hij at op z’n kamer, tot hij excuus zou maken… Alleen dat excuus kwam niet. Zo gingen voor haar moederhart schrijnende weken voorbij.

Midden in die crisis van haar gezin kwamen een stel tienermeisjes logeren. Heel gezellig, maar het gezinsprobleem kon natuurlijk niet verstopt worden. Op een middag komt een van de meisjes bij haar, serieus en jong oprecht: “Tante let, u moet Wim helpen, u moet hem vergeven wat hij heeft gedaan, en een brug slaan naar hem toe. U bent toch de enige in dit huis die dat kan doen en doet u het ook? God zegt dat we vergeven moeten… “

“Maar hij vraagt helemaal geen vergeving”, probeert ze nog.

Toch moet u het hem vergeven, daar begint het goedkomen mee. De brug wordt soms van één kant gebouwd.

Wat moest ze hier nu van vinden? Een meisje dat zelf amper met het grote leven begon zou haar wel even vertellen (inclusief een opgeheven vingertje) wat zij zou moeten doen?! Maar wat ze er mee deed, was zo veel beter dan zich trots boven het ‘bemoei zuchtige schepseltje’ verheffen. Ze ging ermee naar haar Heer.

En Hij bevestigde al deze woorden in haar hart. Dagen had ze niet geweten wat ze met haar zoon moest doen.

Ze had God  gesmeekt om een antwoord. Hij gaf het haar op Zijn manier.

“De brug wordt soms van één kant gebouwd… beginnend met vergeving… “

Vergeving vroeg ze eerst voor haar eigen hart, wat zich toegesloten en gepantserd had voor haar eigen kind. En toen kon ze bouwen. . .

Ze ging naar haar zoon, ze zocht hem op in de eenzaamheid van zijn kamer. “Ik wil je alles vergeven, Wim. Voor mij is het verleden voorbij en afgedaan”.

Verbouwereerd keek hij haar aan: “Maar, ik heb helemaal geen excuus gemaakt, u helemaal niet om vergeving gevraagd”.

“En toch vergeef ik je. Laten we samen eens kijken hoe we nu alles verder kunnen oplossen”.

Een terechtwijzing van de Heer, via dat tienermeisje. Wie oren heeft, die hore! Het werd een brug die van één kant kwam, maar die de ander zo heel erg nodig had, om over te gaan!

 

Bijbelschool Leeuwarden

Een school, waar door het Woord uw of jouw leven daadwerkelijk kan veranderen. Laat Gods Woord tot leven komen en krachtig worden, door het te gaan toepassen op alle dagelijkse gebeurtenissen in dat leven.

De school van Woord en Daad wil daar concreet bij helpen. Een school voor de praktijk van het leven, – uw leven – jouw leven – maar ook het leven van de buur­man, dichtbij en veraf.

De cursusperiode loopt van oktober t/m april en omvat 30 maandagavonden en 7 zaterdagen.

De school verzorgt ook fundamentencursussen n.a.v. Hebreeen 6 vers 2 (Heb. 06:02), die in een aantal plaatsen in het Noorden gegeven zullen worden als een goede ondergrond voor het volgen van de avondbijbelschool.

Opgave voor deelname aan de bijbelschool of aan de fundamentencursus graag vóór 15 juni.

Verdere inlichtingen bij het secretariaat: Tietjerk.

Wij sturen u op aanvraag graag een overzicht toe van de lessen die gegeven zullen worden en wie deze lessen gaan verzorgen.

redactie

 

Dit is het, zoals Joël sprak door Wim te Dorsthorst

 

“Gij zult kracht ontvan­gen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde. En nadat Hij dit gespro­ken had, werd Hij opge­nomen, terwijl zij het zagen, en een wolk ont­trok Hem aan hun ogen” Handelingen 1 vers 8 en 9 (Hand. 01:08-09).

Het verstand geopend

De discipelen staren naar de hemel, ze zien hun Heer en Meester heengaan en een wolk onttrekt Hem aan hun ogen, Dit is de tweede keer in korte tijd dat de Heer van hen heengaat. De eerste keer zijn ze diep verslagen en ontgoocheld. Hij is dood’ Als een misdadiger ge­kruisigd en in het graf gelegd. Maar nu, bij de hemelvaart, is dat geheel anders. Ze zijn in een feeststemming en in verwachting van de dingen die spoedig gebeuren zullen.

In het Lucas-evangelie lezen we dan ook van de hemelvaart: “En het ge­schiedde , terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. En zij keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap, en zij waren voortdurend in de tempel, lovende God” Lucas 24 vers 51 tot en met 53 (Luc. 24:51-53).

Er hebben grote ver­schuivingen plaatsgevon­den in hun denken in de veertig dagen dat de Heer hun verscheen en hen onderrichtte over al­les wat het Koninkrijk Gods betreft. Er is meer aan hen gebeurd in die veertig dagen dan in de voorafgaande drie en een half jaar. Alles wat de Heer hen in die tijd ge­leerd en getoond heeft en gedaan heeft, begint nu op zijn plaats te komen en ze gaan zien hoe de Schriften in alles van Hem spreken en in Hem ver­vuld worden.

Zelfs voor de twaalven gold dat pas na zijn lijden, sterven en opstanding, Jezus hen het verstand kon openen, zodat zij de Schriften begrepen, ver­meldt Lucas 24 vers 45 (Luc. 24:24-25). De apostel Johannes ver­meldt waarschijnlijk het­zelfde feit met de woorden: “En na dit gezegd te heb­ben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest” Johannes 20 vers 22 (Joh. 20:22).

De belofte van de Vader

Nu weten zij wat het zeg­gen wil ‘de belofte van de Vader’ te zullen ontvan­gen. Nu verstaan zij wat Jezus allemaal verteld heeft over het huis van zijn Vader, over de weg, de waarheid en het leven en de Trooster, die de Heilige Geest is (Johannes 14). Zij begrijpen nu de woor­den: “Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heen­ga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden” Johannes 16 vers 7 (Joh. 16:07).

Toen Jezus deze woorden sprak, droeg de draagwijdte ervan nog niet tot hen door. Hoe kon het nu beter zijn, dat Hij weg­ging? Hij had alles in zich om van Israël weer een welvarend Koninkrijk te maken. Nu is hun ver­stand geopend en ver­wachten ze de Trooster.

Daarom zijn ze zo verblijd en volhardend en een­drachtig in gebed bijeen. De oogst van het werk van Jezus, honderd en twintig mensen, zijn bij elkaar in de ‘schuur’ ver­zameld. Pinksteren is het oogstfeest, het weken­feest, vijftig dagen na – Pasen.

Als de Pinksterdag dan aanbreekt worden ze niet overrompeld, maar zijn ze volkomen voorbereid op de komst van de Heilige Geest en wat dat in hun leven teweeg zal brengen.

 

De Heer had immers ge­zegd: “Gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze”. En: “Gij zult kracht ontvangen, wan­neer de Heilige Geest over u komt” Handelingen 1 vers 5 en Handelingen 1 vers 8 (Hand. 01:05 en Hand. 01:08).

Het wonder van Pinksteren

“En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen te­zamen bijeen. En eens­klaps kwam er uit de he­mel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waai’ zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de Heili­ge Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken” Handelingen 2 vers 1 tot en met 4 (Hand. 02:01-04).

Er is plotseling een geluid als van een hevige wind­vlaag. In Handelingen 17 vers 25 (Hand. 17:25) wordt ditzelfde woord vertaald met ‘Adem’. De Adem des Heren, de Geest Gods, daalt van de hemel neer en vult het gehele huis. Er vertonen zich tongen als van vuur die zich verdelen en zich op een ieder van hen zet. Het is niet een collectief gebeuren, maar zo worden ze allen heel persoonlijk, vervuld met de Heilige Geest en daardoor worden, zij tot één lichaam Efeze 4 vers 3b (Ef. 04:03b). Wat een geweldige gebeurtenis!

Wat ze allemaal gevoeld en ervaren hebben, hoe ook hun emoties een rol gespeeld hebben, staat niet beschreven. Maar wel blijkt dat alle angst en vrees weg is en ze met grote vrijmoedigheid naar buiten treden en ze voor iedereen luid en duidelijk in andere talen spreken, zoals de Geest het hun geeft uit te spreken.

Voor de menigte, die op het geluid van de wind maar zeker ook op het geluid van hen die in tongen spreken, afkomen, lijkt het op het eerste gezicht wat wanordelijk. Honderdtwintig mensen die daar allemaal in ande­re talen staan te spreken. Maar het is geen wanorde, maar Gods orde. Het is als een symfonieorkest wat volmaakt harmonisch speelt.

De Heer heeft alles in de hand en leidt de mensen, door dat geluid, precies daarheen waar ze zijn moeten. En de Heer zorgt voor het wonder dat een ieder in zijn eigen taal hoort spreken over de grote daden Gods. Jesaja had het al geprofeteerd: “Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken, Hij, die tot hen gezegd heeft: Dit is de rust, en dit is de verademing, maar zij wil­den niet horen” Jesaja 28 vers 11 en 12 (Jes. 28:11-12).

De vervulling van de profetie

Letterlijk gaat deze pro­fetie in vervulling. De toehoorders zijn buiten zichzelf van verwondering en geheel met de zaak verlegen, want door die vreemde talen hoort een ieder in zijn eigen taal wat de Heilige Geest tot hen wil spreken. De nieu­we tijd, het nieuwe ver­bond in Jezus Christus, wat de mens binnen brengt in de rust, wordt verkon­digd op een bovennatuur­lijke wijze.

Jesaja zegt door de Heilige Geest: “Maar zij wilden niet horen”. O ja, ‘een deel heeft gehoor gegeven, drieduizend op die eerste dag Handelingen 2 vers 41 (Hand. 02:41), maar het overgrote deel heeft inderdaad niet willen ho­ren. Al heel spoedig slaat de verwondering en goede gezindheid (Hand. 02:47) om in haat en vóór Stefanus gestenigd wordt, zegt hij: “Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u al­tijd tegen de Heilige Geest, gelijk uw vaderen, zo ook gij” Handelingen 7 vers 51 (Hand. 07:51).

Ook zijn er op die eerste Pinksterdag al spotters die dit wonderbaarlijke spreken van de Heilige Geest afdoen met: ’dronkenman gepraat’ Handelingen 2 vers 13 (Hand. 02:13). Zij die niet willen horen. verstaan er niets van en worden niet diep getroffen in hun hart door dit grote wonder. Zij verstaan niets van de gro­te daden Gods die door de Heilige Geest verkondigd worden.

Wie mag zich christen noemen?

Het hele Pinkstergebeuren is al heel spoedig verdwe­nen en is nu voor velen geworden tot een theolo­gisch vraagstuk. Hoeveel boeken zouden er al geschreven zijn over dit Pinkstergebeuren door mensen die zelf niet eens de Heilige Geest hebben ontvangen? Hoeveel predi­kanten zullen op de Pinksterdag spreken over Pinksteren en zelf niet eens weten wat het zeggen wil door de Geest in ande­re talen te spreken?

Wat heeft de vader der leugen, de duivel, het de mensen ingepeperd dat het alleen was voor toen en niet voor nu! Theologen vinden het al moeilijk te verklaren dat het ook nog in Handelingen 8, 10 en 19 voorkomt. Hoeveel christenen beginnen niet te steigeren als je iets van Pinksteren zegt? En het spreken in nieuwe tongen of talen wordt helaas door velen als iets duivels gekenmerkt. Dronkenman gepraat!

Op grond waarvan noemen mensen zich dan toch christenen? Wij kennen: rooms-katholieke christe­nen, protestantse christe­nen, evangelische christe­nen, charismatische chris­tenen, pinksterchristenen, volle evangelie christenen, enzovoort. Met Paulus zou ik willen zeggen: “Is Christus dan gedeeld?” 1 Korinthe 2 vers 13 (1 Kor. 02:13). In de Bijbel lezen we dat een man, Barnabas ge­naamd, in Antiochië men­sen tot discipelen van Jezus Christus maakt. Er staat van hem: “Hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en van ge­loof” Handelingen 11 vers 24 (Hand. 11:24).

De mensen van die ge­meente werden voor het eerst ‘christenen’ genoemd Handelingen 11 vers 26 (Hand. 11:26, omdat ze van Christus waren, ge­doopt in de Heilige Geest. Paulus leert, dat iemand die de Heilige Geest niet heeft, niet aan Christus toebehoort Romeinen 8 vers 9 (Rom. 08:09).

Hij zegt hier dus niet – en dat zeg ik ook niet – dat mensen die niet ge­doopt zijn in de Heilige Geest verloren gaan, maar het is de enige Bijbelse grond, waarop men zich christen kan noemen. Er is maar één soort christenen en dat zijn de wedergeborenen, die ver­zegeld zijn met de Heilige Geest der belofte. De be­lofte des Vaders waar Je­zus van sprak Handelingen 1 vers 4 en 5; Efeze 1 vers 13 en 14; Efeze 4 vers 3 tot en met 6 (Hand. 01:04-05, Ef. 01:13-14; Ef. 04:03-06).

De eeuwige woning van God

Wat zijn er helaas ook ve­len die kijken naar Israël en naar het Jeruzalem in het Midden-Oosten. Vanaf Pinksteren gaat het niet langer om een land, een stad, een tempel op aar­de, maar in de hemel.

In Psalm 68 vers 17 en 18 (Ps. 068:017-018) lezen wij: “Waarom ziet gij afgunstig, gij veel toppige bergen, naar de berg die God zich ter woning begeerde?

Waarlijk, de Here zal er voor eeuwig wonen. Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, duizenden bij duizenden; De Here is van de Sinaï het heiligdom binnengegaan”.

De Heer is niet langer in de schaduwbedeling. “De Allerhoogste echter woont niet in wat men met han­den maakt”, zegt Stefanus Handelingen 7 vers 48 en Handelingen 17 vers 24 en 25 (Hand. 07:48; Hand. 17:24-25).

De berg Gods is niet meer de berg Sinaï’ of de berg Sion op aarde, maar in de hemel. Het is een geeste­lijk volk dat God dient met zijn geest in het evangelie van zijn Zoon Romeinen 1 vers 9 (Rom. 01:09). In de harten van die men­sen woont God. Dat is het Heiligdom waar Hij voor eeuwig zal wonen.

De Sinaï’ was het verbond op aarde op tafelen van steen, maar Jezus Christus, God eniggeboren, heeft door zijn éne offer voor altijd hen volmaakt gerei­nigd die geheiligd worden. En dan in de verkondiging door de Heilige Geest:

“Dit is het verbond, waar­mede Ik Mij aan hen ver binden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leg­gen en die ook in hun verstand schrijven en hun zonden en ongerechtighe­den zal Ik niet meer ge­denken” Hebreeën 10 vers 16 en 17 en Jeremia 31 vers 33 en 34 (Heb. 10:16-17; Jer. 31:33-34).

Dit is het nieuwe en enige en eeuwige verbond wat voor God rechtskracht heeft. En dan legt de Heer niet de oudtestamentische wetgeving in ons hart maar de wet van de Geest, “dat is de volmaakte wet, die der vrijheid”, zegt Jakobus 1 vers 25 (Jak. 01:25). Het is de existentiële wet van God en Jezus Christus zelf, hun bestaanswetten, hun wezen, het eeuwige leven 1 Johannes 1 vers 2; 1 Johannes 5 vers 20 (1 Joh. 01:02; 1 Joh. 05:20). Jezus sprak: “Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem lief­hebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wo­nen” Johannes 14 vers 23 (Joh. 14:23).

Waar de profeet Joël over sprak

Dit is Pinksteren! De mens is de tempel van God ge­worden.

Zijn huis zijn wij! 1 Korinthe 3 vers 16; Hebreeën 3 vers 6 (1 Kor. 03:16; Heb. 03:06). God is thuis gekomen in zijn woning, in zijn heilig­dom , die door zijn Zoon, Jezus Christus, daarvoor is toebereid. Hij zal daar voor eeuwig wonen!

Daarom zegt Petrus in Handelingen 2 vers 16 tot en met 18 (Hand. 02:16-18): “Dit is het waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezich­ten zien, en uw ouden zullen dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknech­ten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren”. Glorie voor God en Jezus Christus!

 

 

 

Hoe heiligen wij Gods naam? door Tea Keuper-Dijk

 

Heilig is volmaakt

Wat is heilig? Heilig is volmaakt! God is een vol­maakt God, die volmaakte dingen geschapen heeft, die Hij eerst met volmaak­te gedachten bedacht. Dit is iets om eens rustig op je in te laten werken.

Na de zondeval, door on­gehoorzaamheid en hoog­moed tot stand gekomen, heerste de overste dezer wereld, satan, die macht kreeg op aarde, doordat hij mensen verleidde tot zonde, het ongehoorzaam zijn aan God, de Schep­per.

Maar God bleef en blijft de Almachtige. In hemel en op aarde, prijst Zijn Naam! Als wij onze keuze hebben gemaakt en Hem willen dienen, dan gaan we ook, net als Jezus eens bad, Zijn Naam heiligen. Wij belijden daar­mee: U bent volmaakt. Wij schrijven u niets ongerijmds toe, U hebt het goede met Uw schep­ping voor, U wilt het Le­ven en het Licht voor de mensen.

Door de eeuwen heen heb­ben volkeren Gods Naam ontheiligd. Zij hebben individueel of in groepen de Naam van God en ook van Zijn Zoon gelasterd en besmeurd. God dingen toegeschreven, die Hij niet deed, maar die Zijn vijand teweeg bracht, als loon voor de zonde, die de mensen deden. Ook viel Gods vijand de schep­ping wetteloos aan, zon­der reden.

Kennis van God

Het is zo belangrijk dat we door Gods Woord te lezen dit (her)ontdekken. Juist de christenheid. Er is zo weinig échte kennis van God. In de gemeente waartoe ik behoor werden we enige tijd geleden be­paald bij Ezechiël 36 en ook aangespoord dit hele Bijbelboek eens door te lezen in verband met de profetische gaven van Ezechiël, die hij in veel creatieve beelden aan het volk bracht. En we hoor­den een opbouwend woord over de verzen 33 tot en met 38.

Ikzelf werd bepaald bij de laatste verzen, waarin God Ezechiël laat zeggen dat God herbouwd en be­plant heeft, dat Hij het volk talrijk maakt en dat de verwoeste steden weer vol mensen zullen zijn. En zij zullen weten dat Ik de Heer ben. God herstelt het verwoes­te, God herbouwt de puinhopen, God geeft een hof van Eden!

Als we dit weer gaan le­zen en ontdekken, als we bemerken dat er een smaad op Gods Naam heeft gelegen, doordat mensen God niet kennen uit Zijn

Woord en Zijn werken, dan moeten wij het vol­gende doen: Bidden om mensen, die de waarheid willen horen, bidden dat onze voeten geschoeid zijn met de bereidvaardig­heid van het evangelie des vredes.

Gods daden doen

Wij zullen moeten opkomen voor Zijn heilige naam. We behoeven Hem niet te verdedigen, maar we zul­len de leugens, die zo vaak over Hem worden verteld, zelfs door chris­tenen (!) moeten ontmas­keren. In 2 Timotheüs 2 vers 24 (2 Tim. 02:24) staat het zo: “Een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens al­len, bekwaam om te on­derwijzen, geduldig, met zachtmoedigheid de dwars­drijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wen­den tot de wil van Hem, los gekomen uit de strik des duivels, die hen ge­vangen hield” .

Waar we kunnen, waar de Geest ons mogelijkheden geeft, zullen we als Gods kinderen de Naam van onze God heiligen. We zullen Hem de eer geven, die  Hem toekomt; uit de rech­te kennis van Hem (en die moeten we verwerven door Zijn Woord te lezen! ) zullen we, net als onze Voorganger, Jezus Chris­tus, de daden doen, die Hij deed en Jezus belooft ons zelfs: nog grotere! Geen wonder dat de aartsleugenaar gezorgd heeft, dat Gods Naam werd ontheiligd en uitge­wist onder de mensen. Dat hij het Woord ontoe­gankelijk maakte bij de gewone mens en macht voorstelde en geld, in plaats van de Geest van God!

Jezus geeft ons de sleu­tels van het Koninkrijk der hemelen, waarmee wij in Gods schatkamer mo­gen binnengaan. Vandaar- uit kunnen wij uitdelen aan alle gebrokenen van hart, de treurenden en verbrijzelden! Wie zo ze­genend en helend bezig is heiligt daarmee de Naam van onze God en maakt het waar wat wij zingen in een lied: Mijn God heerst!

 

 

 

Ook voor deze tijd door redactie

Nog steeds zijn er gelovigen die menen dat de doop met (of in) de Heilige Geest een aangelegenheid voor vroeger was. De tijd van Handelingen 2 is definitief voorbij, redeneert men dan, waarbij men vergeet dat het toen juist begon en doorgaat tot op de huidige dag. Toen Jezus op de laatste dag van het Loofhuttenfeest, sprak over de Heilige Geest, die komen zou, zei Hij: “Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”. Daarbij had Hij niet alleen de mensen op het oog die in Zijn tijd leefden. Hij blijft immers onveranderlijk Dezelfde. “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde”, zegt Hebreeën 13 vers 8 (Heb. 13:08). De Heilige Geest is ook vandaag beschikbaar voor allen die werkelijk geloven en door God gebruikt willen worden in Zijn dienst!