Selecteer een pagina

Levend Geloof – 298

Levend geloof 1988.12 nr. 298

Wat is onze verwachting voor 1989? Door Gert Jan Doornink

Hoe gaan wij het nieuwe jaar binnen?

Nog enkele dagen en we gaan de drempel van oud en nieuw weer over en beginnen we aan het jaar 1989. Wat zijn onze verwachtingen voor dit nieuwe jaar? Ongetwijfeld zijn deze bij elk van ons verschillend, al zullen bepaalde dingen bij iedereen de boventoon voeren. Wij denken bijvoorbeeld aan het verlangen om het nieuwe jaar in gezondheid, geluk en voorspoed te kunnen doorbrengen. We hopen dat ons leven niet beheerst zal worden door tegenspoed, maar dat het in vreugde en ontspannenheid kan worden beleefd.

Nu is de praktijk vaak anders en is het lang niet altijd rozengeur en maneschijn. Toch is het normaal en gezond om positieve verwachtingen te hebben En dat geldt zéker voor ons als kinderen Gods! Want als er één categorie mensen is die de toekomst – en dus ook 1989 – met vertrouwen tegemoet kan zien dan is het de waarachtige gemeente van Christus.

Wij weten dat de omstandigheden daartoe vaak allerminst aanleiding geven. Paulus schrijft aan Timothéüs dat er “in de laatste dagen zware tijden zullen komen” 2 Timoteüs 3 vers 1 (2 Tim. 03:01). Hij noemt dan een groot aantal negatieve eigenschappen op, waarmee de mensen behept zullen zijn. Het is duidelijk dat achter dit alles de vorst der duisternis schuil gaat. Het is hem er alles aan gelegen om zijn vernietigend werk nog zo lang moge lijk te kunnen voortzetten. Wij weten dat hij nog de ‘overste van deze wereld’ is, al is hem reeds een verpletterende nederlaag toegebracht door de overwinning van Jezus aan het kruis van Golgotha.

Maar als leden van de gemeente van Jezus Christus hebben we nog steeds te maken met zijn aanvallen, zoals dit vanaf Pinksteren het geval is geweest. Daarom lezen wij ook veel over de verdrukkingen waar wij mee te maken hebben. Paulus bijvoorbeeld gebruikt heel vaak uitdrukkingen als ‘zware strijd’, ‘zware verdrukking’, etc. En hij is heel duidelijk als hij aan Timótheüs schrijft dat “Allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, vervolgd zullen worden”

2 Timoteüs 3 vers 12 (2 Tim. 03:12).

Het gevaar – wat ons vooral in het materialistische vrije westen bedreigd – is dat we dit over het hoofd zien of aan de kant schuiven. We zijn dan nog wel bezig om te protesteren tegen alles wat wij niet goed vinden (abortus, euthanasie, enz.) en we spreken over een ‘achteruitgaand moraal en toenemende liefdeloosheid’, maar we zijn geneigd de geestelijke strijd uit de weg te gaan, want dat veroorzaakt ons teveel ongemak, terwijl juist dat de sleutel is om in deze eindtijd met Jezus overwinnaar te zijn. Zonder (geestelijke) strijd immers geen overwinning?

Om welk evangelie gaat het?

Nu zijn er in onze dagen vele vormen van evangelieverkondiging die geen geestelijke strijd meebrengen. Wie echter het evangelie brengt zoals Jezus dat bracht en de apostelen, ontdekt al spoedig dat het juist dit evangelie is dat felle weerstanden oproept. Geen wonder natuurlijk, want zodra het evangelie van bevrijding en herstel gebracht wordt, en uitwerking gaat krijgen in mensenleven, moet de duivel terrein prijsgeven.

Het evangelie dat bij de mens verlossing en herstel aanbrengt, is uiteraard het evangelie zoals God dat bedoelt, want Hij wil niets liever dan dat de goedheid en volmaaktheid, zoals Hij dat in de eerste mens bij de schepping aanbracht, weer volledig wordt gerealiseerd. Bij ieder mens, die Jezus Christus aanvaard heeft, is dit in principe aanwezig, want Jezus was de eerste mens van een nieuwe generatie waarin het Godsbeeld weer voor honderd procent gestalte had gekregen. Nu komt het er op aan dat wij zodanig geestelijk groeien dat dit Godsbeeld ook in ons tot volle wasdom gaat komen. En hoe gebeurt dit? Doordat wij op gezonde wijze geestelijk gevoed worden. Daarvoor staan ons Gods Woord en de Heilige Geest ter beschikking. Beide zijn onmisbaar en horen bij elkaar. Wij willen dit met nadruk stellen, omdat wij onmogelijk het volle profijt van en uit Gods Woord kunnen ontvangen, als wij menen het zonder de inspiratie en leiding van de Heilige Geest te kunnen stellen. Dan worden wij ‘letterknechten’, waarmee de duivel met zijn vrome geesten op handige wijze kan gaan manipuleren.

Wie echter op gezonde wijze geestelijk groeit, zal ervaren dat hij als ‘volwassen christen’, temidden van welke omstandigheden ook, stand kan houden tegenover de aanvallen uit het rijk der duisternis. Temidden van welke geestelijke druk ook, blijft hij zijn (geestelijk) oog richten op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02). Daarom kan een echte christen met blijdschap en vertrouwen het nieuwe jaar binnengaan. Jezus is in de wereld gekomen – we vieren het op kerstfeest! – en door geloof in Hem zijn we dagelijks met Hem verbonden. We ervaren dat Hij met Zijn volheid in ons woont. Bovendien hebben wij de ‘bijstand’ van de Heilige Geest!

De Heilige Geest wil ons ook in 1989 leiden in alle waarheid. Laten we ons daarvoor dagelijks openstellen, zodat we duidelijk krijgen aan gereikt’ wat we doen moeten en niet moeten doen. Velen, buiten de gemeente van Christus, leggen hun oor te luisteren bij occulte voorspellers, maar zij kunnen de mens alleen maar misleiden omdat zij onder de inspiratie van de vorst der duisternis staan. Wie zich laat leiden door de Heilige Geest en gevoed wordt vanuit Gods Woord zal echter niet misleid worden of geestelijk verdwalen. Hij zal daardoor bovendien ten volle bruikbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk, want dat is uiteindelijk ook Gods bedoeling. Wij zijn niet alleen voor ‘onszelf’ christen, maar ook ten dienste van de ander! God wil niet dat sommigen verloren gaan (hun doel niet bereiken), maar dat allen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen 1 Timoteüs 2 vers 4; 2 Petrus 3 vers 9 (1 Tim. 02:04; 2 Petr. 03:09). En wat dat laatste betreft, laten wij het evangelie, waarvoor ons de Heer de ogen heeft geopend, ook in het nieuwe jaar blijven uitdragen. Want temidden van een ‘ontaard en verkeerd geslacht’, zijn wij geroepen om ‘lichtende sterren’ te zijn Filippenzen (Filip. 02:15). Onze opdracht is het ‘ontaarde en verkeerde’ bij de mensen uit te bannen door hen het nieuwe leven in Christus aan te bieden. Dan ontstaat er bij hen die zich daarvoor openstellen, vernieuwing en herstel, zoals dat ook bij ons gebeurd is en nog verder zijn doorwerking heeft.

Wat 1989 ook brengen mag, één ding is zeker: Gods werk gaat door! Zijn plan gaat verder in vervulling. En bij de uitvoering van dat plan zijn wij ten volle betrokken. Het is goed om ons dat bewust te zijn. Het brengt verantwoordelijkheidsbesef mee, maar het veroorzaakt ook een intense blijdschap, dat wij zo ingeschakeld zijn om Zijn werk te doen. Want wat is er heerlijker dan om in dienst van de Meester te staan, die gezegd heeft: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen (ook in 1989!), tot aan de voleinding der wereld” Matteüs 28 vers 19 en 20 (Matt. 28:19-20).        

 

Een teken dat weersproken wordt door Wim te Dorsthorst

 

Hemel en aarde in beweging

Zou er één profetisch woord in de Bijbel staan dat zó vervuld is gewor­den als de woorden die Simeon uitspreekt als hij in de tempel Maria en Jozef en het kind Jezus ontmoet? Hij zegt tot Maria: “Zie deze is ge­steld tot een val en een opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt – en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan – opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden” Lucas 2 vers 34 en 35 (Luc. 02:34-35). De eerste hoofdstukken van het evangelie van Lukas voeren ons een wereld binnen waar enge­len neerdalen en opstijgen met geweldige boodschap­pen en van ongekende werking van de Heilige Geest. Er is lofzang, aan­bidding en profetie onder de vervulling van de Hei­lige Geest en hele scharen engelen, die zingende God loven en heil verkon­digen voor de hele schep­ping. En de meest een­voudige lieden, de her­ders, zijn ineens de voor­naamste en de eerste ge­tuigen. Het middelpunt van alles is Jezus Chris­tus, de Zoon van God.

Wat voor het menselijk oog verborgen is, daar wordt op overweldigende wijze van getuigd door de heilige engelen en de Heilige Geest. Hij is de Zoon van de Allerhoogste, Hij is de Heilige en Rechtvaardige. Hij is uit de Heilige Geest, Hij is de Heiland, de Christus en Here Lucas 1 vers 31 tot en met 35 en Lucas 2 vers 8 tot en met 20 (Luc. 01:31-35; Luc. 02:08-20).

En dan die bijzondere op­dracht in de tempel waar ineens die Simeon aanwezig is door de Heilige Geest en opnieuw geweldige din­gen uitspreekt over deze Jezus. Hij weet dat het kind wat hij in de armen heeft, de Zoon van God is, waarvan Jesaja profe­teerde:

“Want een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Va­der, Vredevorst” Jesaja 9 vers 5 (Jes. 09:05).

Het verbondsteken van God

God zelf heeft in zijn Zoon een teken opgericht geheel zoals Jesaja 7 vers 14 (Jes. 07:14) zegt. Het is een teken van de innerlijke barmhartigheid van God, van waarheid, licht en leven, van heil en van verlos­sing, maar bovenal van Gods liefde en trouw, van zijn verbondstrouw met de gehele schepping.

“God is liefde”, zegt 1 Johannes 4 vers 9 (1 Joh. 04:09) en als het oude testament spreekt van Gods goeder­tierenheid dan is dat een woord dat bij een verbond hoort en ook vertaald kan worden door ‘genade’ of ‘verbondsliefde’.

Zo is Jezus het teken van Gods eeuwig liefdesverbond. Hij is de boog die God in de wolken stelt als een teken tussen God en de aarde Genesis 9 vers 13 (Gen. 09:13). Al de onheilsprofeten die spreken over het vergaan van hemel en aarde – op de meest verschrikkelijke wijze – zijn onkundig van dit feit dat God zelf zijn verbondsteken heeft op­gericht . Dit teken is niet ter vernietiging maar tot behoud. “Want God heeft zijn Zoon niet in de we­reld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde” Johannes 3 vers 17 (Joh. 03:17).

En van deze ‘Zoon van Gods liefde’ zegt Simeon: “Deze zal een teken zijn, dat weersproken zal wor­den”. Ook staat er van Hem, dat Hij zal zijn: “Een steen des aanstoots en een rots der ergernis” Jesaja 8 vers 14 en 15 en 1 Petrus 2 vers 7 (Jes. 08:14-15; 1 Petr. 02:07).

De Zoon is als de Vader

Hoe kan dit? Hoe kan dit nauwelijks te bevatten heil van God, de enigge­boren Zoon van God, nu een rots van ergernis zijn? Ik geloof dat de oor­zaak hierin ligt, dat men weigert te geloven, dat Hij in de meest strikte betekenis van het woord de Zoon van God is en zich dus rechtens aan God gelijk kan stellen.

De engel zegt tot Maria: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u over­schaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt Zoon Gods genoemd worden”. De engel Gabriël zegt met nadruk: daarom.

De duivel – de vader der leugen – heeft kans ge­zien de meest kromme re­denen aan te voeren om het waarachtige zoonschap van Jezus Christus krach­tens zijn verwekking, af­komst en geboorte te be­dekken.

Maar de Bijbel vraagt van de mens om de waarheid te geloven. Waarom? Omdat God dat van ons vraagt en omdat het de enige basis is, waarop de Heilige Geest aan ons hart getuigenis kan ge­ven, waardoor het een zekerheid in ons wordt die door niets en niemand is te roven.

Jezus Christus, de man van Nazareth, was een mens van vlees en bloed voor wie niets menselijks vreemd was, maar Hij had God als Vader en Hij was dus werkelijk Gods Zoon. Hij was in zijn innerlijk volmaakt aan God gelijk. Hij hoefde het aan God gelijk zijn niet als een roof te achten, maar Hij was het, zegt Paulus in Filippensen 2 vers 6 (Filip. 02:06). Ook zegt hij: “Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk” Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09). De kanttekeningen bij verschillende vertalingen vermelden hierbij: de ‘Godheid’ is hier in absolute zin be­doeld, niet in de zin van ‘Goddelijk karakter’.

De natuurlijke ogen van de mens zien in Jezus een mens, zoals al de andere mensen, waarvan Paulus zegt dat Hij in zijn uiter­lijk als een mens is be­vonden Filippenzen 2 vers 8a (Filip. 02:08a). Maar door in Hem te geloven als ‘de Zoon van God’ openbaart de Heilige Geest zijn Godheid.

Hem kennen door openbaring

Jezus zegt zelf: “Ik dank U Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij de­ze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja Va­der, want zo is het een welbehagen geweest voor U. Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren” Matteüs 11 vers 25 tot en met 27 (Matt. 11:25-27).

In deze woorden, die Je­zus als een lofzang uit­zingt, wijst Hij precies aan waar het om gaat. De Vader en de Zoon zijn volmaakt één en zowel het kennen van de Vader als van de Zoon kan en wil de Zoon openbaren aan hen, die in alle eenvoud bereid zijn te geloven en Hem liefhebben Johannes 14 vers 21 (Joh. 14:21). Voor wijzen en ver­standigen, zegt Jezus, blijven deze dingen ver­borgen. Voor wijzen en verstandigen is Hij een steen des aanstoots en een rots der ergernis.

Hemel en aarde getuigen van Hem

In de evangeliën lezen we veel over tegenspraak, ontkenning en afwijzing. Voortdurend zijn de leids­lieden bezig iets te zoeken om Hem te kunnen doden. En wat is de oorzaak van hun haat tegen Hem? De oorzaak is hoofdzakelijk dat Jezus heel bewust predikt, leert en getuigt dat Hij aan God gelijk is. Nooit is Jezus bezig zijn toehoorders te overtuigen van zijn mens-zijn.

De toehoorders komen enerzijds tot vragen als: “Wat voor iemand is de­ze?”, “Zijt Gij het die komen moest?” “Wie is deze Zoon des mensen?” Matteüs 8 vers 27 en Matteüs 11 vers 3 en Johannes 12 vers 14 (Matt. 08:27; Matt. 11:03; Joh. 12:14). Maar anderzijds: “Voor wie houdt Gij u- zelf?”; “Wie is deze, die zulke godslasterlijke din­gen zegt?”; “Gij, een mens, die Uzelf God maakt” Johannes 8 vers 53 en Lucas 5 vers 21 en Johannes 10 vers 33 (Joh. 08:53; Luc. 05:21; Joh. 10:33).

Jezus wist wie Hij was en Hij getuigde dat God zijn Vader was, waarmee Hij zich aan God gelijkstelde Johannes 5 vers 18 en Johannes 8 vers 58 en Johannes 10 vers 30 (Joh. 05:18; Joh. 08:58; Joh. 10:30). Al voor zijn geboorte en direct erna getuigen de heilige engelen en de hei­lige Geest van Hem.

Maar ook alle profeten, de wet van Mozes, de Psal­men, ja de gehele Schrift getuigt van Hem Handelingen 10 vers 43 en Lucas 24 vers 27 en Lucas 24 vers 44 (Hand. 10:43; Luc. 24:27 en Luc. 24:44). Johannes de Doper getuigt op grootse wijze van Hem en zegt: “Ik ben de Christus niet! Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. Ik ben niet waardig zijn schoenriem los te maken” Johannes 1 vers 15 en Johannes 1 vers 20 en Johannes 1 vers 27 (Joh. 01:15, Joh. 01:20 en Joh. 01:27).

En de Vader zelf getuigt van Hem en zegt: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem” Matteüs 17 vers 5 (Matt. 17:05).

Paulus zegt dat het ge­tuigenis “Jezus is Here” in de hemel, op de aarde en onder de aarde zal klinken Filippenzen 2 vers 10 en 11 (Filip. 02:10-11).

De duivel, en de boze geesten met hem, weten wie Jezus is en ze moeten wel getuigen of ze willen of niet. “Indien Gij Gods Zoon zijt”, zegt de duivel tegen Jezus in de woes­tijn. Ze schreeuwen het uit en zeggen: “Wij weten wel, wie Gij zijt: ‘de hei­lige Gods'”; “U bent de Zoon van God”; “Zij wis­ten dat Hij de Christus was”; “Zij kenden Hem” Markus 3 vers 11 en 12 en Lucas 4 vers 34 en Lucas 4 vers 41 zie ook Handelingen 16 vers 17 (Mark. 03:11-12; Luc. 04:34 en Luc. 04:41; Hand. 16:17).

Gelijkgesteld aan de mens

Zij wisten wie Hij was en zij weten nog wie Hij is, maar nu verleugenen ze

de mens en hebben alle eeuwen door geïnspireerd tot het ontkennen van zijn goddelijkheid en ge­zegd: ‘Hij is maar een mens’. Wie nog wel ge­tuigde, werd om het woord van God (Jezus Christus) en om het ge­tuigenis dat zij hadden, geslacht, zegt Openbaring 6 vers 9 (Openb. 06:09).

Nu – bij het ingaan van de eindtijd – geldt Open­baring 6 vers 12 (Openb. 06:12), waar staat: “De zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed”. De maan is een beeld van Jezus Christus en bloed is een beeld van het natuurlijke leven. Be­doeld wordt dus dat de Goddelijkheid van Jezus, zijn afkomst, waaruit het Zoon van God zijn zo dui­delijk spreekt, ontkent en geloochend wordt en Hij geheel gelijk gesteld wordt aan de mens. Dat is het doel van de duivel en de .boze geesten, die eens riepen in grote angst: “Wij weten wel wie Gij zijt; de Heilige Gods, de Zoon van God, de Christus”.

De oproep om van Hem te getuigen

Jezus is veroordeeld en gekruisigd om het getuige­nis dat Hij de Christus, de Zoon des mensen is Lucas 22 vers 67 tot en met 71 (Luc. 22:67-71). En Hij geeft de apostelen de op­dracht dat ook zij moeten getuigen. “De Heilige Geest die van de Vader uitgaat, de Geest der waarheid, zal van Mij ge­tuigen; en gij moet ook getuigen, want gij zijt van het begin aan met Mij” Johannes 15 vers 26 en 27 en Handelingen 1 vers 8 (Joh. 15:26-27; Hand. 01:08).

In deze duistere wereld, waar alle Godsbesef aan het verdwijnen is en waar alle eerbied en respect (getuige bijvoorbeeld de film ‘The last temptation of Christ’, ‘De laatste verzoeking van Christus’) voor Jezus Christus weg is, zal opnieuw getuigd moeten worden dat Jezus Christus de Zoon van de levende God is.

In de dagen van de eerste gemeenten was dit de kern van de prediking en werd Hij als God geëerd en aan­beden. Op verschillende plaatsen zien wij dat in de brieven van de aposte­len. In Romeinen 9 vers 5 (Rom. 09:05)komt Paulus tot de lof­prijzing: “Christus, die wat het vlees betreft uit de Joden is, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen”. Dit op de juiste wijze verstaan is alleen mogelijk door de Heilige Geest die van Hem getuigt Matteüs 16 vers 16 en 17 en Johannes 15 vers 26 (Matt. 16:16-17; Joh. 15:26).

De gemeente, die vervuld is met de Heilige Geest, zal de eerste hoofdstukken van het evangelie van Lucas gaan verstaan. En dat is nodig want het gehei­menis wat daarin geopen­baard wordt, vormt als het ware een poort om dit evangelie, maar ook vele andere Schriftplaatsen, binnen te gaan met ver­lichte ogen des harten.

Zo zal de gemeente de op­dracht om te getuigen van deze Jezus die de Chris­tus, de Here, de Zoon van de levende God is, kunnen vervullen. Voor sommigen zal dat een steen des aanstoots zijn, maar ook voor zeer velen een teken van eeuwig heil. Halleluja!

 

 

 

Intermezzo door Gerry Velema

Schorten aan op de kleuterschool

Een ochtend als moeder op de kleuterschool. Vol bewondering sla ik juf gade hoe ze met haar grote groep kleuterkinderen zich door de ochtend begeeft.

Geen moment bespeur ik paniek bij haar, iets wat mij met mijn drietal thuis nog wel eens overkomt. Nee, er gaat iets van uit dat meer is dan alleen gezag en autoriteit.

Juf weet dat het lukt, ze weet waar ze over vertelt, ze kent haar kinderen en de geheimen van het vak.

Juf maakt gebruik van haar kennis, iets waar wij christenen ook meer gebruik van kunnen maken.

Hoe stelt U het zich voor dat juf 35 kinderen aan de verftafels laat verven, inclusief allemaal in een handig en klerenveilig verfschortje? Ik zou de ervaren moeders onder ons dat nog wel eens zien na doen. Moeders met een opleiding op dit gebied mogen niet meedoen, want die weten het natuurlijk allang.

Je laat de kinderen elkaar de schorten aantrekken!

Dat is het geheim van de kleuterschool. Geen van de 35 kleuters kan de rug knoopjes van zijn schortje dicht maken, maar vorm je samen een treintje dan lukt het wel. Dan maakt de achterbuurman je rug knoopjes dicht en jij doet het van de buurvrouw die voor staat.

In een ogenblik staan alle kleuters, aangekleed en wel, aan hun verftafel.

Toen ik dit voor m’n eigen ogen, vol bewondering, zag gebeuren, begreep ik dat moeilijke Engelse begrip ‘Body Ministry’ beter. Dat gebeurt er nu in een gemeente, waar mensen elkaar gaan helpen door in kleine groepjes voorbede te doen voor elkaar.

In het vertrouwen vertellen waar jij je ‘knoopjes’ nog niet goed dicht kunt krijgen, en dan vervolgens accepteren dat een ander met je naar de Heer gaat, zodat die ‘knoopjes’ wel dicht gaan en je ook lekker verven kunt, zonder vies te worden.

Ik denk dat de Here Jezus niet aan verfschortjes heeft gedacht, toen Hij zijn discipelen leerde, dat ze moesten worden als kinderen.

Maar daar in de klas van mijn zoontje, zag ik de praktijk van het ‘worden als kinderen’. Hoeveel grote mensen hebben zoveel moeite, ja haast de ‘grootste’ moeite om zich door anderen te laten helpen.

Om echt gewoon maar klein te zijn, en het ’treintje van hulpvaardigheid’ te vormen, gewoon met de andere kinderen van God.

‘Worden als kinderen… ‘ Hebt U dat echt gezegd Heer? Krijg ik anders mijn verfschortje niet aan?

Moet het heus? ‘Het is het beste voor een mensenkind’.

 

De openbaring aan Gods geheim door Hessel Hoefnagel

 

Inleiding

Het woord ‘geheim’ of ‘verborgenheid’ komt in de Bijbel veelvuldig voor. De Heer Jezus sprak over de ‘geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen’, die voor ‘wijzen en verstandigen’ verborgen zou­den blijven, maar aan ‘kinderkens’ geopenbaard zouden worden naar het welbehagen van de Vader in de hemel Matteüs 11 vers 25 en 26 (Matt. 11:25-26). De Heer zelf verborg deze geheimen in gelijke­nissen, om daardoor de ‘kinderen van het geloof’ inzicht te verschaffen, terwijl dit juist voorbij zou gaan aan degenen, die menen op eigen inzicht te kunnen vertrouwen Matteüs 13 vers 10 tot en met 17 (Matt. 13:10-17).

De apostel Paulus schreef een groot deel van het nieuwe testament van de Bijbel. Hij had inzicht ge­kregen in het geheim van God, dat in de openbaring van Jezus Christus gestal­te kreeg. Hij schreef veel over “de openbaring van het geheimenis, eeuwen­lang verzwegen, maar thans geopenbaard… tot bewerking van gehoor­zaamheid des geloofs en daartoe (dus met dat doel) bekend gemaakt onder alle volken” Romeinen 16 vers 26 en 27 (Rom. 16:26-27).

Wat houdt het geheim van God in?

Voor veel, doorgaans ‘bijbelgetrouwe’ christenen is het wezen van God een groot mysterie, dat nimmer inzichtelijk zal zijn voor de al of niet gelovige mens. Toch schreef dezelfde apostel Paulus van zichzelf en andere predikers van het evangelie van Jezus Christus, dat aan hen “het beheer van de geheimenissen Gods” werd toevertrouwd 1 Korinthe 4 vers 1 (1 Kor. 04:01).

Aan het eind van zijn eerste brief aan de gelovi­gen in Korinthe, schreef hij: “Zie, ik deel u een geheimenis mee; allen zul­len wij niet ontslapen, maar allen zullen wij ver­anderd worden, in een on­deelbaar ogenblik (een punt des tijds, Statenver­taling) , bij de laatste ba­zuin… want dit vergan­kelijke (lichaam) moet on­vergankelijkheid en dit sterfelijke (lichaam) moet onsterfelijkheid aandoen” 1 Korinthe 15 vers 51 tot en met 53 (1 Kor. 15:51-53).

De laatste bazuin

De ‘laatste bazuin’ werd in de visioenen, die de apostel Johannes op Patmos kreeg, geblazen door de laatste van de zeven engelen, die ‘voor God staan’ en de ontwikkeling in de geestelijke wereld met betrekking tot de eindtijd inluiden Openbaring 8 vers 1 tot en met 6 (Openb. 08:01-06). Als de zevende en­gel zijn bazuin blaast, hoort Johannes ‘luide stemmen in de hemel’, die zeggen: “het koningschap over de wereld is geko­men aan onze Here en Zijn Gezalfde en Hij zal als Koning heersen tot in alle eeuwigheden” Openbaring 11 vers 15 (Openb. 11:15).

De ‘Gezalfde’ van onze Here is Zijn gemeente op aarde. Dit met de Heilige Geest vervulde geestelijke lichaam, dat door de pre­diking van het evangelie ontstaan is in de hele we­reld, zal met de Heer ‘ge­zeten zijn in Zijn troon’, dus met Hem heersen. Dit zal in nauwe relatie staan met de Heer zelf, die ‘ge­zeten is met de Vader in Zijn troon’ Openbaring 3 vers 21 (Openb. 03:21).

Een belangrijke voorwaarde

Een belangrijke voorwaar­de om mee te heersen met de Heer over ‘al de werken van Gods handen’ is ‘het openbaar worden als overwinnaar’. In feite is dit synoniem aan het ‘ge­zeten zijn in Zijn troon’.

De Heer zelf heeft over­wonnen over alle machten der duisternis. Zij hebben Hem aangevallen en be­dreigd, vaak door mensen heen, maar ook rechtstreeks; ze hebben ge­tracht Hem te verleiden en te doen zondigen, maar ze vonden in Hem geen enkele aansluiting Johannes 14 vers 30 (Joh. 14:30). Zelfs toen Hij als een vervloekte en door God verlatene aan het kruis hing, hield Hij stand. Hoewel wij Zijn lijden niet zullen onder­gaan, zullen ook wij er­varen, dat we ’in de we­reld’ verdrukking lijden als gevolg van de invloed van satan. De kracht van de inwonende Heilige Geest echter zal ons in staat stellen om ’te over­winnen’ over de machten der duisternis, als deze ons in moeilijke situaties laten terechtkomen. Net als de Heer zelf kunnen wij vasthouden aan de be­loften van onze God.

Een belangrijke belofte in dit verband is, dat we niet boven ons vermogen zullen verzocht worden, maar dat we met de ver­zoeking ook de uitredding zullen ervaren, omdat God getrouw is aan Zijn plan 1 Korinthe 10 vers 13 (1 Kor. 10:13).

Zelfs de (natuurlijke) dood kan ons niet schei­den van de liefde van Christus. Datzelfde geldt voor “verdrukking of be­nauwdheid, vervolging of honger, naaktheid, ge­vaar of het zwaard” (ge­weld), dingen die ons uiterlijk bedreigen of be­knotten Romeinen 8 vers 35 (Rom. 08:35).

Het eeuwig voornemen

Het geheim van God heeft alles te maken met de ont­plooiing van de innerlijke mens. De machten der duisternis zijn niet in staat de openbaring van dit geheim tegen te hou­den. In het boek Open­baring hoofdstuk 10 vers 7 (Openb. 10:07) staat: “In de dagen van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het ge­heimenis van God”. Het is dus tot volle ontplooi­ing gekomen en heeft ge­stalte gekregen in de mens. Het betreft dan “Christus in ons, de hoop der heerlijkheid” zie ook Kolossenzen 1 vers 27 (Kol. 01:27) .

Al ver vóór de schepping van hemel en aarde was het voornemen van de eeuwige God om mensen te maken “naar Zijn beeld en gelijkenis” Genesis 1 vers 26 (Gen. 01:26). Deze, door de Schepper bedoelde mens zal als ‘zoon van God’ gestalte geven aan het wezen en de heerlijkheid van God.

Terwille van deze ‘nieu­we mens’, die door geloof in Jezus Christus uit de eerste mens tevoorschijn zal komen, werden alle dingen geschapen. Ter­wille van de openbaring van de nieuwe mens, is Jezus Christus gekomen om de claim van de dood en de macht van de dui­vel te verbreken. Zo werd de mens, die tot slavernij gedoemd was, weer in haar juiste positie ten opzichte van God gebracht. De voleinding van het ge­heim van God betekent de volle uitwerking daarvan. De nieuwe mensheid zal uiting geven aan de volle heerlijkheid van Jezus Christus, “die zich gezet heeft aan de rechterhand van de Majesteit in de ho­ge” Hebreeën 1 vers 3 (Heb. 01:03). In deze nieuwe mensheid zal God “alles en in allen zijn”  1 Korinthe 15 vers 28 (1 Kor. 15:28). De schep­pende heerlijkheid van de Almachtige openbaart zich dan in en door de mens.

De vrucht van de gemeenschap

In het huwelijk tussen man en vrouw, ontwikkelt zich in de schoot van de vrouw de vrucht van de gemeenschap en komt als volgroeid kind tevoor­schijn. Het huwelijk is daarom een beeld van de gemeenschap tussen de eeuwige God en de mens. De ‘vrucht’ van deze ge­meenschap zal alle ver­wachtingen overtreffen en centraal staan in de nieu­we schepping Openbaring 21 vers 1  (Openb. 21:01).

Deze toekomstige mensheid is nog gesluierd, want haar wezen is nog verborgen in God’. In Jezus Christus, dus als ‘vrouw des Lams’, is zij echter volkomen door de Schep­per geaccepteerd om Zijn heerlijkheid te openbaren. Als toekomstige ‘vrouw’ zal zij de heerlijkheid Gods weerspiegelen, want haar ontwikkeling is ‘van heerlijkheid tot heerlijk­heid’ door de kracht van de Heilige Geest 2 Korinthe 3 vers 18 (2 Kor. 03:18).

De vernietiging van de sluier

De openbaring van het ge­heim van God betreft de mens. Over de hele mens­heid is, sinds de zondeval in het paradijs (Genesis 3), een doodssluier gevallen, waardoor haar heerlijkheid als beeld van de Schepper, werd bedekt. Toen onze

Heer Jezus Christus de dood overwon, was dit een begin van het vernietigen van “de sluier, die alle natiën omsluiert en de be­dekking, waarmee alle vol­ken bedekt zijn” Jesaja 25 vers 7 (Jes. 25:07). De profeet Jesaja ver­volgt dan: “de Here Here zal voor eeuwig de dood (vruchteloosheid) vernieti­gen” en “de tranen van alle aangezichten afwissen”; de “smaad van Zijn volk zal Hij van de gehele aar­de verwijderen, want de Here Here heeft gespro­ken” (vs.8).

Tenslotte

De openbaring van de mens naar Gods (oorspron­kelijke) bedoeling, is het geheim van onze God.

Door geloof in Jezus Chris­tus hebben we nu reeds deel aan dit geheim, maar het zal zich in en door ons zich ten volle ontplooi­en.

Wat een heerlijkheid! De ‘moeite’ waard om hiermee bezig te zijn. Om terwille daarvan ‘alles te verkopen’ wat ons kan verhinderen om deze ‘schat in de akker’ te verkrijgen Matteüs 13 vers 44 (Matt. 13:44).

Ik besluit met de lofprij­zing, die Jesaja reeds voorzag als gevolg van deze heerlijke openbaring: “Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de Here, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing, die Hij geeft” Jesaja 25 vers 9 (Jes. 25:09).

 

 

 

De wereld van de engelen door Klaas Goverts (3)

Het volk Gods en de volkerenwereld

“En de Engel des Heren trof haar aan bij een waterbron in de woestijn, bij de bron aan de weg naar Sur. En hij zeide: Hagar, slavin van Sarai’, vanwaar komt gij en waarheen gaat gij?” Genesis 16 vers 7 en 8 (Gen. 16:07-08).

In Genesis 16 wordt viermaal over de Engel des Heren gesproken. In dit deel gaat het over ‘Abraham als vader en Isaak als zoon’. De wording van het volk Gods gaat via vaders en zonen. Dit is Gods werkwijze. Zó gaat het plan Gods gestalte krijgen.

Dan lezen we in Genesis vers 7 en 8 (Gen. 16:07-08) over de ontmoeting tussen de Engel des Heren en Hagar. Hagar wordt meestal nogal negatief beoordeeld. Eén kant van de zaak is dat zij een beeld is van het ‘leven onder de wet’, de slavernij. Maar in de structuur van Genesis is er ook nog een andere lijn. Hagar wordt de moeder van Ismaël. In Genesis zie je altijd dat er naast de zoon der belofte nog een andere zoon is. Naast Isaak is Ismaël; naast Abraham is Lot; naast Jakob is Ezau. Genesis werkt steeds met ‘paren’, met dubbele figuren. Dit heeft een bedoeling. De ene figuur beeldt het volk Gods uit: Abraham – Isaak – Jakob. De andere figuur beeldt de volkerenwereld uit: Lot – Ismaël – Ezau. Het ging om het volk Gods temidden van de volkeren. Het volk Gods is bedoeld om tot zegen te zijn voor de volkerenwereld, oftewel de heidenwereld.

In Genesis 12 vers 3b (Gen. 12:03b) staat dat God tot Abraham zegt: “In u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden”. God pakt één mens eruit om al die anderen te kunnen bereiken. Die ene is steeds de gezegende, met het oog op allen. Nu komt de Engel des Heren juist tot Hagar, als vertegenwoordiger van de heidenwereld. De boodschap van Genesis 16 is dat God ook die volkeren op het oog heeft! Het sleutelwoord in dit hoofdstuk is het ‘zien’. God heeft naar Hagar omgezien. Genesis 16 vers 13 (Gen. 16:13) zegt: “Gij zijt een God des aanziens”.

In Genesis 18 gaat het speciaal om Abraham, met Lot als nevenfiguur. Hier heb je al meteen de sleutel te pakken. Wat is vanuit Gods gedachte uitverkiezing? God kiest er één uit om ze allemaal te bereiken. Vanuit die ene heeft God alle mensen op het oog. Als je dit als sleutel gaat zien door het oude testament heen, ga je een heleboel dingen pakken. Bijvoorbeeld: Rachab in Jericho is één voor allen. Die ene beeldt uit wat God in wezen met al de volkeren op het oog had.

In Genesis 18 zien we Abraham als de gezegende mens, maar weer met het oog op allen. In Genesis 18 vers 1 en 2 lezen wij (Gen. 18:01-02): “En de Here verscheen aan hem bij de terebinten van Mamre, terwijl hij op het heetst van de dag in de ingang der tent zat. En Hij sloeg de ogen op en zag, en zie, drie mannen stonden bij hem; toen hij hen zag, liep hij hun uit de ingang van zijn tent tegemoet, en boog zich ter aarde”.

Ziet u hoe dit in elkaar over gaat? De Heré verschijnt hem en hij ziet drie mannen. Engelen zijn soms uitbeelding van Gods wezen, Gods vertegenwoordiging. In vers 3 (Gen. 18:03) spreekt Abraham in het enkelvoud: ‘mijn heer’, en in vers 4 (Gen. 18:04) staat gebiedende wijs meervoud: ‘Wast uw voeten en vlijt u neder’. In vers 10 (Gen. 18:10) lezen wij: “En Hij zeide (enkelvoud): Voorzeker zal Ik over een jaar tot u wederkeren, en dan zal uw vrouw Sara een zoon hebben”. Er staat een -heel merkwaardige uitdrukking: “Ik zal tot u wederkeren wanneer de leven gevende tijd is”. Vers 14 (Gen. 18:14) vormt de kerntekst met de woorden: “Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn?” Er staat eigenlijk: “Is aan Hem een zaak (woord) ontrukt?”

De uitverkiezing van Izaäk

In vers 16 (Gen. 18:16) gaat iets merkwaardigs gebeuren. We lezen daar: “Toen vertrokken die mannen vandaar en zagen in de richting van Sodom; en Abraham ging met hen mee om hen uitgeleide te doen”. De ene engel bleef nog bij Abraham: “Maar Abraham bleef nog staan voor de Here” Genesis 18 vers 22 (Gen. 18:22). We moeten nu het beeld gaan zien. Wat gebeurt er? Er komen drie engelen bij Abraham. Ze komen tot hem om hem een boodschap te brengen. De boodschap die ze hem brengen is: De geboorte van de zoon. Isaak is weer de uitverkorene, de gezegende mens, met het oog op allen.

Isaak betekent: ‘hij zal lachen’. Er loopt ook nog een lijn van de naam Isaak naar Psalm 2, waar we in vers 4 (Ps. 002:004) lezen: “Die in de hemel zetelt zal lachen”. En Psalm 2 vers 7 (Ps. 002:007) zegt: “Mijn zoon zijt gij, Ik heb u heden verwekt”. Dit is eigenlijk weer een zinspeling op Isaak, de zoon, die de heerschappij ontvangt. In het Hebreeuws komt het heel vaak voor dat een naam wordt gegeven vanuit een bepaalde historische situatie, maar tegelijk een dimensie heeft in de geestelijke wereld.

De drie boden brengen hun boodschap aan Abraham over. Zij kondigen de geboorte van de zoon aan. Het komt heel vaak voor in de Bijbel dat geboorten van zonen worden aangekondigd door engelen. Dit loopt door bij de geboorte van Jezus. Als ze hun boodschap aan Abraham hebben gebracht gaan ze uiteen. Eén bode blijft bij Abraham en twee boden gaan naar Lot. Let op het beeld! Je moet dit zien in het thema van heel het boek Genesis. Abraham is het volk Gods; Lot is de volkerenwereld. De engelen gaan naar de gezegende mens en vanuit de gezegende mens splitsen ze zich op.

Gods doel met de volkerenwereld

Vanuit Abraham wordt de zaak verdeeld: één bode voor het volk Gods en twee gaan door naar Lot, naar de volkerenwereld, naar de heidenen. Lot betekent: ‘sluier’. De volkerenwereld is versluierd; de volkeren zien de geestelijke wereld niet. Lot zit in Sodom en daar zie je helemaal niets. Lot was een rechtvaardige, maar wel onder een sluier. Twee engelen gaan naar Lot, met het doel om hem uit te leiden. Gods doel is om de volkerenwereld te verlossen. Sodom is hier beeld van het rijk der duisternis.

Er is een heel duidelijke parallel tussen de exodus van Lot en de exodus van het volk Israël. Lot wordt uitgeleid, net zoals in het boek Exodus het hele volk Israël. Genesis 9 vers 29 (Gen. 02:29) vormt de sleuteltekst. We lezen daar: “Toen God de steden der streek verwoestte, gedacht God Abraham, en Hij leidde Lot uit het midden der omkering”. God gedacht Abraham. ‘Gedenken’ is een geladen begrip. Als God gedenkt, gebeurt er iets. Heel Sodom wordt aan het dodenrijk prijsgegeven. God gedacht Abraham. Er staat niet: ‘God gedacht Lót’. God dacht aan Abraham en haalde Lót eruit. God dacht aan het volk des Heren en haalde de volkeren eruit. Lot is de vertegenwoordiger van de volkerenwereld; telkens is het degene die namens allen behouden wordt. Ik geloof dat dit ook een bedoeling heeft in deze komende tijd en dat God ook nu nog een plan heeft met de volkeren.

Ik grijp even vooruit op hetgeen we verder nog gaan behandelen. Ik ben de laatste tijd hiermee bezig geweest. Je gaat ontdekken dat ook wij weer het gezegende volk zijn, maar ook weer met het oog op allen. Je gaat iets zien van het perspectief van je roeping. God wil via óns de hele volkerenwereld bereiken. De volkeren komen ook aan bod. God zegt niet: ‘Er worden wat mensen gered en de grote massa gaat verloren’. God heeft ‘met hart en ziel’ de volkeren lief, Hij heeft ze tenslotte gemaakt.

Het principe is dat vanuit Abraham -de engelen naar Lot gaan. Dit betekent dat vanuit de gemeente de engelen naar de volkerenwereld zullen gaan. De engelen zullen uitgaan vanuit de gemeente. Hier komen we nog nader op terug. Naarmate de gemeente zich bewust wordt en gaat staan als gezegende mens voor allen, naar die mate zullen vanuit de gemeente de engelen uitgaan over de volkerenwereld.

De engelen komen het eerst bij Abraham. Ze krijgen er te eten. Er wordt een gemest kalf geslacht. Ze worden bij Abraham vorstelijk onthaald. Dan kunnen ze er weer tegen. Bij Lot hebben ze het veel moeilijker. Daar moeten ze als het ware ‘vechten voor hun leven’. Ze moeten Lot daar zelf uit de greep van die machten vandaan halen. Ze zijn tot de ochtendschemering bezig om Lot uit Sodom weg te krijgen. Lot was versluierd.

In Genesis 21 lezen we over de Engel des Heren in verband met Ismaël. “En God hoorde de stem van de jongen , en de Engel Gods riep van de hemel tot Hagar en zei: ‘Wat deert u, Hagar?’ Vrees niet, want God heeft naar de stem van de jongen gehoord, daar waar hij is. Sta op, neem de jongen op, en houd hem vast bij uw hand, want Ik zal hem tot een groot volk stellen” Genesis 21 vers 17 en 18 (Gen. 21:17-18). Heel opmerkelijk is hier dat God de jongen hóórt en de éngel roept van de hemel. De bode Gods roept tot Hagar. Hier zie je weer dat God de volkerenwereld – vertegenwoordigd door Ismaël – op het oog heeft. God hoort óók het roepen van de héidenwereld!

 

Het huisgezin van God door Jan W. Companjen

 

“Waar twee of drie verga­derd zijn in mijn naam, daar ben Ik (Jezus) in hun midden” Matteüs 18 vers 20 (Matt. 18:20).

Het herstel van de gemeente

In dit artikel gaan wij weer verder met het on­derwerp ‘Herstel van de gemeente van Jezus Chris­tus’. Dat juist nu – bij kerst en jaarwisseling – het onderwerp ‘Huisgezin Gods’ aan de orde is, mag niet ’toevallig’ worden genoemd. Hoe belangrijk is het niet om samen christen te zijn, samen één gezin te zijn en je thuis te voelen met hen die ook aanwezig zijn. Wij ervaren samen – mijn vrouw en ik – iedere keer weer dat Jezus in ons midden is, en dat niet alleen thuis, maar ook als wij gasten in een andere gemeente zijn.

Het is waar dat zij, die uit de Geest Gods geboren zijn, uit één Geest zijn en bestemd om op te wassen tot alle volheid Gods. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij weten, waar het op aankomt, als wij bij elkander zijn. In dit artikel wil ik u dan ook enkele aanwijzingen geven hoe men met elkaar behoort om te gaan in de gemeente als huisgezin van God. Vrienden en vrien­dinnen mag je uitzoeken, maar zusters en broers, ook geestelijke, worden je gegeven. Zij zijn door God de Vader aanvaard, en zijn dus net als u en ik uit één Geest geboren.

Hoe gaan wij om met elkaar?

Die omgang met elkaar moet niet alleen goed, maar ook doeltreffend zijn. Niet alleen op onszelf gericht, maar ook naar buiten toe. Een huis met open vensters waar het licht uitstraalt als het donker is. Persoonlijk, maar ook met elkaar, zijn wij het licht op de kande­laar en het zout der aarde. Dat zout mag best in een potje zitten, maar het moet wel uit gestrooid worden. Indien het in het potje blijft, deugt het tot niets Matteüs 5 vers 13 tot en met 16 (Matt. 05:13-16).

Wij zijn verantwoordelijk voor elkaar maar ook voor de wereld en de mensen om ons heen. Vooral voor mensen die zo dagelijks op je weg komen, kun je veel betekenen. Over die ver­antwoordelijkheid naar bui­ten, naar hen die Jezus nog niet kennen, of naar hen die wel onze broeders en zusters zijn, valt nog veel te zeggen. Wij zullen er zeker in de toekomst op terug komen. Eén ding staat vast: wij zullen – in­dien wij door Gods Geest tot Zijn lichaam zijn gefor­meerd – door die éne Geest tot datgene komen wat Hij bedoelt. Het is Zijn werk, het is alles volbracht en het zal gezien worden in Zijn volk als het Lichaam van Christus her­steld en ontbonden is van alle banden waarmee satan het leven en werken van het Lichaam Gods onmoge­lijk had gemaakt.

Wat leven wij dan toch in een geweldige tijd. Wij zien dat dit Lichaam her­steld wordt, tot leven komt en gaat werken in het geloof. De banden met het Hoofd – Jezus Chris­tus – werden bij velen hersteld. Zij kwamen tot een levend geloof, omdat Jezus bij hun langs kwam en intrek bij hun kon ne­men. Door die persoonlijke band met Jezus als Verlos­ser en Leidsman komt men tot de bron des levens, die je leven geeft en over­vloed.

Veel mensen, over de ge­hele wereld, hebben wéét van deze dingen. Zij ko­men samen in grote en kleine aantallen, muren en bamboe gordijnen wor­den omvergehaald. Zeer grote aantallen Bijbels gaan naar Rusland en China, landen die jaren lang hermetisch gesloten zijn geweest. Het volk Gods komt weer samen rondom Zijn Woord en heeft weer goddelijke toe­komstverwachting.

Maria, Martha en Lazarus

Over dat samenzijn wil ik u – zoals boven reeds is gezegd – enige aanwijzin­gen geven. Ik wil u daartoe meenemen naar een huisgezin Gods waar­bij de Here Jezus zelf – dus niet in de Geest, zo­als in onze tekst is be­doeld – persoonlijk aanwe­zig was. Ik bedoel het gezin van Maria, Martha en Lazarus. In deze drie personen is als het ware de hele mensheid als type aanwezig.

Als eerste Martha, de werkster, die bij wijze van spreken dag aan dag aan het werk is. Zij is nadrukkelijk aanwezig en dat weet iedereen omdat zij altijd ‘bezig’ is. Ten tweede Maria, zij is er ook, maar dat valt minder op. Zij zit aan de voeten van Jezus en luistert naar wat Hij zegt. Men zou kunnen zeggen ‘met een boekje in een hoekje’, en er komt niets uit haar handen. Dan is er nog onze vriend Lazarus, hij heeft ook in ons spraak­gebruik niet zo’n beste naam. Hij doet helemaal niets. Hij zit erbij en kijkt naar alles. Op een gegeven moment zeggen zijn zusters en zijn om­geving dat hij dood is. Er zit totaal geen leven meer in en zij zetten hem bij, bij alle andere doden. Jezus heeft dit gezin lief. Hij komt er graag over de vloer en als Hij in de buurt is doet Hij dat ook menigmaal. Martha werkt, Maria luistert en Lazarus doet niks, u kent ze vast allemaal wel. Maar toch hebben ze één ding ge­meen: ze hebben samen Jezus binnen gelaten. Hij is hun Vriend. Samen zitten zij aan tafel en ge­nieten van elkaar omdat ze bij elkaar horen. De één heeft dit en de ander heeft dat en samen zijn ze ééndrachtig.

Zij weten allemaal veel van Jezus. Jezus is veel in hun midden en toch komen er grote problemen ondanks deze fijne omgang met de Heer. Een super gemeenschap van twee zusters, een broer en Je­zus, gaan in de problemen komen omdat zij onderling elkaar verwijten gaan maken. Let goed op: Jezus verwijt Maria, Martha noch Lazarus iets. Hij vindt het een ideaal huis­gezin, waar alles prima functioneert, omdat ieder afzonderlijk een aparte gave heeft. Nogmaals op een rijtje gezet: Maria, de gevoelige vrouw, die wéét waarom het gaat, die een zeer luisterend oor en hart heeft en, zoals later blijkt, zelfs het sterven van Jezus heeft zien aan­komen. Wij kunnen zeker aannemen dat zij één der beste, ja misschien wel de beste leerling van Jezus was. Martha, de werkzame, die zorgde voor de nood­zakelijke dingen in het da­gelijkse gebeuren. Zij moet er ook zijn, zonder haar zou het al gauw een grote troep zijn. Zij zorgt voor orde en regel en voor – wat ook belangrijk is – voor schoonheid en gezel­ligheid. Zij vindt het ook geweldig als Jezus op be­zoek komt en luistert dan zo nu en dan eens even mee over datgene wat Je­zus te zeggen heeft.

En dan Lazarus. Hij is – zoals veel mannen in de gemeente zijn – een toe­hoorder en waarnemer, of misschien wel andersom. Hij is ‘aanwezig, maar weet ondanks de lichamelijke aanwezigheid van Jezus toch nog dood te gaan. Zelfs Jezus, die aanvanke­lijk zei: “hij slaapt”, zegt later ook dat Lazarus ge­storven is. Beiden, Maria en Martha, weten dat in de nabijheid van Jezus de dood niet overwinnen kan en zij zeggen dan ook: “Heer, als U hier geweest was, zou hij niet gestor­ven zijn”. Blijft natuurlijk wel de vraag over: zou Lazarus niet naar Hem hebben kunnen gaan? Hoe dan ook, Jezus weet één ding zeker: als Ik Lazarus roep, komt hij tot leven. Hoe dood en ingepakt hij ook is, hij zal zich weer levend vertonen.

De opstanding van Lazarus

Als Lazarus wordt opge­wekt, roept Jezus hem bij zijn naam. Jezus zegt: “Lazarus, kom uit!”. Kom uit je graf tevoorschijn. En Lazarus gehoorzaamde en kwam uit zijn graf, uit zijn kerker, uit zijn spe­lonk, hoe je het ook maar noemen wilt, tevoorschijn. Wat zou er zijn gebeurd, als Jezus alleen maar zou hebben gezegd: ‘Kom uit gij dode’? Ik denk dat er meerderen zouden zijn op­gestaan , maar het was een persoonlijk bevel: ‘Laza­rus , sta op!’

Lazarus stond op als een nieuw mens. Hij kwam niet alleen uit zijn graf, maar ook uit zijn huis. Hij trad naar buiten. Hem was een getuigenis gegeven. Bij de zalving in Bethanië zie Johannes 12 vers 9 tot 11 (Joh. 12:09-11) zien wij dat daar een grote menigte was om niet alleen Jezus, maar ook La­zarus te zien. De overpriesters beraadslaagden zelfs om niet alleen Jezus maar ook Lazarus te do­den , daar velen van de Joden terwille van Laza­rus kwamen en in Jezus gingen geloven.

Ging nu alles zo anders, nadat er zoveel was ge­beurd? Ging Martha nu ook aan de voeten van Je­zus zitten? Trad Lazarus dusdanig naar buiten op dat hij er met de discipe­len mee op uittrok? (Was hij niet een plaatsvervan­ger van Judas?). Niets daarvan, iedereen bleef zichzelf, ja mocht zich­zelf blijven, Jezus gaf hun geen andere opdracht.

Maar wij moeten het ook nog even heel nadrukke­lijk over de gezusters Martha en Maria hebben. Ook zij hebben hun eigen geschiedenis met Jezus. Jezus vond het een ge­weldig span. Het liep in hun huisgezin als ge­smeerd en daar was Jezus zeer mee in genomen. Maria luisterde naar alles wat Hij te zeggen had en Mar­tha bleef, door zo nu en dan te luisteren, ook op de hoogte. Prima, zou men zeggen, houden zo, het kan niet beter.

Maar dan komt het. Niet van de kant van Jezus; Hij zegt niet: ‘Martha, kom hier ook eens een keer bij me zitten’. Of: ‘Maria, nu is het genoeg voor vandaag, ga nu je zuster maar eens helpen’. Niets daarvan. De gezins­leden krijgen het onder­ling aan de stok. De één vindt dat de ander niet genoeg doet. Maria steekt volgens Martha, niet vol­doende haar armen uit de mouwen bij het gezins- werk en dat is toch be­langrijk.

En dan, dan bemoeit Je­zus zich er pas mee. Hij zegt: “Martha, Martha, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, maar weinige zijn nodig, als het er op aankomt, slechts één. Maria heeft het goede deel uitgekozen en dat zal niet van haar worden weggenomen”.

Wat doen wij met de boodschap?

Beste lezer en lezeres, het gaat slechts om één ding: Kan Jezus Zijn boodschap aan u, aan jou kwijt? Beoor­deel eens vanuit de geschiedenis van dit unie­ke huisgezin Gods uw si­tuatie of de situatie in uw gemeente (uw huisge­zin). Lazarus verwijt geen van zijn zusters iets. Hij is een tevreden mens, maar als Jezus hem roept, staat hij op, treedt tevoorschijn en is een ge­weldige getuige van dat­gene wat Jezus in zijn le­ven heeft gedaan. In Johannes 12 vers 2 (Joh. 12:02) zien wij dat zij het alles goed in hun oren hebben ge­knoopt, Zij weten nu ieder voor zich hun plaats. Lazarus, hij zat aan, Martha bediende en Maria?

Maria zalfde de voeten van Jezus, zij droogde die voe­ten met haar haren af en het hele huis geurde van de kostelijke zalfolie.

Wij hebben ook in ons samenzijn een dusdanige instelling nodig. Wij moeten in de eerste plaats blij zijn met elkaar. Samen hebben wij de Heer lief en Hij bemint ons allen. Grote vraag is voor u en mij: Kan Hij Zijn bood­schap, om op de één of andere wijze dienstbaar te zijn in Zijn Koninkrijk, aan u, aan jou kwijt? Het doet er niet toe, of u een Martha, een Maria of een Lazarus bent. Bij Hem is geen aanzien des persoons. Hij heeft ons allen lief en Hij weet dat een ieder nodig is. Wij kunnen niet buiten elkaar.

Maar geloof ook dat als Jezus roept, wij moeten op staan en gaan doen wat Hij zegt. Zet uw oren daartoe ver open, ook ’s zondags in uw samenkomst. Beteken wat voor elkaar en voor de wereld. Niet heel de gemeente, maar heel de schepping zucht naar het openbaar worden van de zonen Gods. Dat is uw en mijn roeping. Bij Maria, Martha en Lazarus kwam Jezus zo nu en dan binnen, maar nu wil Hij altijd bij ons zijn. Hij ging lichamelijk heen en kwam in de Geest tot ons terug. Hij gaf ons iets geweldigs terug, waarvan Hij zelf zei, dat het goed was dat Hij wegging. Dan kon die Trooster en Leids­man komen die in eeuwigheid bij ons zal zijn. “De Geest der waarheid, die de wereld niet kan ont­vangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet. Maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn” Johannes 14 vers 16 en 17 (Joh. 14:16-17). Bid­den is voor een heel groot gedeelte ook luisteren, naar datgene wat de Geest van Jezus tot ons te zeg­gen heeft. Het is ‘Gees­telijk ademhalen, inhalen en uitblazen’.

Wij staan weer aan de rand van een nieuw jaar. Het leven gaat verder, maar ook het werk van Jezus gaat verder. Jezus is de opstanding en het leven, Zijn werk gaat door en ook voor 1989 hebben wij weer een blij vooruitzicht. Wij mogen er zeker van zijn dat we weer verder komen in de openbaring van Jezus Christus in Zijn gemeente. Ween niet, zoals de om­standers bij het graf van Lazarus, maar heft uw hoofden op tot Hem die ook in het nieuwe jaar uw kracht, steun en Leidsman wil en zal zijn. Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de dood, en Christus zal zeker ook uw licht zijn. De steen is weggenomen en Jezus staat er borg voor dat wij, indien wij geloven, de heerlijkheid Gods zul­len zien. Roept uw mede­mens op uit de dood, maak hem los en laat hem heengaan in de vrede Gods die alle verstand te boven gaat. Hij, onze Heiland en Leidsman, zegene u in het komende jaar tot verheerlijking van Zijn Naam. Amen.

O, Zoon van het licht, die uit God geboren is

U kwam tot de mens in duisternis.

De volheid des tijds die aangebroken was

heeft ons de mens Gods gebracht.

O, Zoon van het licht, onze hulde komt U toe,

als Christus en Heer bekleed met macht.

Uw Woord in ons hart volbrengt

een wonder­baar werk, door Uw herscheppende kracht.

U, alle eer onze God, U, alle glorie en lof’

Ja een vreugdezang uit ons hart stijgt op,

met heel het engelenheir, jubelen wij U ter eer:

’U bent groot en goed, geprezen zij Uw Naam,

Gij zijt de bron van ons aller bestaan’.