Selecteer een pagina

Levend Geloof – 405

2000.03-04 Levend geloof nr. 405

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Als ik in het land ben voor spreekbeurten kijk ik meestal even rond op de boeken- of informatietafel van de gemeenten. En als er een folder bij ligt over de gemeente zelf neem ik die meestal mee. Zo is er in de loop der jaren al heel wat informatiemateriaal in ons archief beland. Informatie over de gemeente, variërend van een eenvoudig A4-stencil tot een professioneel verzorgd boekje. Zij vormen als het ware het visitekaartje van de gemeente. Niet alleen worden de plaats en aanvangstijden van de samenkomsten vermeld, maar ook de belangrijkste adressen van de leiding van de gemeente. Wat mij echter het meest interesseert is wat men in de betreffende gemeente gelooft en leert. Omdat ik er zelf spreek weet ik dat natuurlijk wel, maar het is toch vaak interes­sant om te lezen hoe men zich naar buiten toe presenteert.

Dezer dagen was ik in een gemeente waar zojuist een nieuwe folder was uitgekomen. Toen ik het thuis gelezen had, dacht ik meteen: Dit is het! Wat een goede folder! Waarom? Omdat men niet alleen de nadruk legde op wat er gelooft en geleerd werd, maar ook op welke wijze men daaraan probeerde invulling te geven. Voorop stond: ‘Hoe wij geloven in God en Jezus Christus en… hoé wij zoeken te leven’.

Ik dacht: dit is nu precies wat wij ook als Levend Geloof-redactie voor ogen willen houden: de duidelijke uitleg van het evangelie van het Koninkrijk der heme­len, zoals Jezus en de eerste apostelen dat brachten, maar ook de ‘vertaling’ naar het praktische leven van elke dag. Want men kan nog zo’n goede ‘leer’ hebben, als het in het gewone leven niet geopenbaard wordt, heeft het geen enkele waarde.

Ik hoop dat u door de verschillende artikelen in dit nummer weer mag proeven, dat het niet alleen gaat om het vergaren van kennis, maar om de verdere door­werking in ons leven, zodat wij beantwoorden aan het verlangen van Jezus dat wij het zout der aarde en het licht der wereld zijn.

 

Bij de voorplaat door redactie

De illustratie op de voorpagina is deze keer gebaseerd op Matteüs 26 vers 13 tot en met 29 (Matt. 26:13-29). Beter bekend als ‘het laatste avondmaal’ is dit één van de meest bekende tekeningen die Gustave Doré maakte naar aanleiding van verhalen uit de Bijbel. Hoewel deze Franse tekenaar en lithograaf uit de 19e eeuw slechts 51 jaar oud werd, staan bijna 10.000 illustraties op zijn naam. Hij tekende in de regel op houten blokken en liet zijn werk door bekwame graveurs nasnijden.

 

 

Hessel Hoefnagel

Elders in dit nummer treft u een artikel aan van Hessel Hoefnagel over het zendingswerk van de stichting ‘Lecture Ministries’. De oproep om dit werk financieel te ondersteunen kunnen wij van harte onderschrijven.

 

Jacob en Marry Roosendaal

In juli en augustus vaart het vakantieschip ‘Ut Arkien’ weer uit voor verschillende tochten over de Nederlandse binnenwateren. Voor inlichtingen over de te houden recreatieweken kunt u contact opnemen met: Jacob en Marry Roosendaal

 

Jan Weerd

In de komende zomer is Jan Weerd (mede-oudste van de volle evange­lie gemeente te Maassluis) weer reisleider op één van de vakantie- rondreizen naar het Midden- Oosten (Israël, Egypte). Voor inlichtingen, over deze van 1 tot 15 augustus georganiseerde reis, kunt u contact opnemen met Jan Weerd.

 

Zwak zijn en toch sterk! door Gert-Jan Doornink

Zwak zijn en toch sterk! Deze ogen­schijnlijke tegenstelling is gebaseerd- op een uitspraak van Paulus in zijn tweede brief aan de gemeente te Korinthe. Paulus heeft het op een gegeven moment over een ‘doorn in het vlees’ waarmee hij te maken had. Lees vooraf het betreffende gedeelte: 2 Korinthe 12 vers 6 tot en met 10 (2 Kor. 12:06-10).

Paulus: wie was hij?

Paulus was ongetwijfeld een bijzon­der figuur in Gods Koninkrijk. Niet alleen is er veel over hem bekend door wat Lucas in Handelingen over hem schrijft, maar vooral ook door wat hij zelf schrijft in zijn, aan ver­schillende gemeenten, gerichte brie­ven. Daardoor weten wij veel van wat hij dacht, welke adviezen hij gaf, hoe hij midden in het gewone leven stond, al was hij dan niet getrouwd en hoe hij zich niet boven de men­sen ging stellen, maar naast de men­sen, om hen te dienen, hen voort te helpen in hun geloofsleven. Hij was zeer zeker niet een of ande­re ‘geestelijke krachtpatser’, die zich­zelf op hoogmoedige wijze op de borst sloeg en zijn belangrijkheid uitspeelde. Dat zou hij wel kunnen, want hij was, zoals hij zelf ook schreef, een ‘geroepen apostel’. Hij was zich bewust van zijn bijzondere taak en opdracht in dienst van Gods Koninkrijk.

Maar hij wist dat hij deze belangrij­ke taak slechts op productieve wijze kon vervullen, als hij zich op afhan­kelijke wijze van de levende God ging opstellen.

Duidelijk is in ieder geval dat we ook als christenen die in deze tijd leven, veel van hem kunnen leren. Niet voor niets zei hij destijds al: “Wees mijn navolgers, zoals ook ik Christus navolg” 1 Korinthe 11 vers 1; zie ook Efeze 5 vers 1; Filippenzen 3 vers 17 (1 Kor. 11:01; Ef. 05:01 en Filip. 03:17). Wie een studie van zijn leven maakt ontdekt dat hij niet alleen een echte zendeling/evangelist was, maar in zijn brieven komt ook tot uiting dat hij de gelovigen niet aan hun lot overliet, maar hen -zelfs vanuit de gevangenis- corrigeerde, bemoedig­de en stimuleerde.

Paulus’ onthulling

Daarbij -ik zei het al- ging hij zich niet bóven de mensen verheffen, (hoewel die verleiding zich ongetwij­feld zal hebben voorgedaan), maar naast de mensen staan. Dat blijkt bijvoorbeeld ook weer uit 2 Korinthe 12 vers 6 tot en met 10

(2 Kor. 12:06-10). Eigenlijk een merkwaardig stukje. Paulus ont­hult daar dat er iets in zijn leven was wat hem afremde, wat hem hinder­de, iets waarvan hij zeker wist: dit hoort niet bij mij want ik ben een nieuwe schepping in Christus, ik behoor nu tot het Koninkrijk van God. Hij sprak over “een doorn in het vlees, een engel van satan, die – hem met vuisten sloeg”. Wat is er in de loop der eeuwen al veel gediscussieerd, gezegd en geschreven over wat dat nu precies geweest is. Ik heb er in allerlei boe­ken nog eens over gelezen. Daarbij komen verschillende schrijvers tot de conclusie dat het een ziekte is geweest. Maar ik geloof dat niet. En niet vanwege het feit dat een kind van God niet ziek kan zijn. (Ik heb de tijd nog meegemaakt dat kinde­ren Gods hun ziekte gingen verber­gen… Wat zouden de anderen er niet van kunnen denken…) Ik geloof niet dat Paulus hier over

ziekte spreekt. In de eerste laats omdat Paulus, die altijd zeer openhartig was, dat zelf niet zegt. Terwijl hij bijvoorbeeld in Galaten 4 vers 13 (Gal. 04:13) wél een keer schrijft dat hij ziek geworden was, maar deson­danks toch het evangelie verkondig­de. Hij schrijft er zelfs bij dat dat bij de Galaten toch niet als een verzoe­king overkwam.

Waarschijnlijk had dit te maken met een of andere oogziekte die hij toen had, want er wordt ook nog bij ver­meld dat zij hun ogen wel aan Paulus hadden willen geven.

De doorn in het vlees

Wat die ‘doorn in het vlees’ geweest schrijft Paulus niet. In ieder geval geloofde hij in de volle verlossing door Jezus Christus. Hij wist dat zonde, ziekte, neerslachtigheid, angst, en noem verder maar op niet van God afkomstig zijn maar zijn oorsprong vinden in het rijk der duisternis. We mogen echter niet over het hoofd zien dat, hoewel Jezus als eerste mens van een nieu­we generatie, de duivel volkomen heeft overwonnen, deze nog altijd de overste van deze wereld is en we er nog allemaal mee te maken hebben.

Ook Paulus had er dus mee te maken. Tot tweemaal toe maakt hij de opmerking dat die ‘doorn in het vlees’ er was opdat hij zich niet al te zeer zou verheffen. De bedoeling van de duivel was natuurlijk dat Paulus niet ‘hoog’ mocht leven van hem. Dus niet om Paulus’ zijn even­tuele hoogmoed te onderdrukken, maar de tegenstander gunde hem niet dat deze ‘hoge gedachten’ over­dacht. Hij wou niet dat Paulus “de dingen bedacht die boven zijn”. En ondanks deze tegenwerking was hij daar tóch mee bezig! Maar hij gaf, ondanks z’n tegenslagen’, de moed niet op. Hij wist (en ook wij mogen het weten) dat de duivel niet het laatste woord heeft. Integendeel: hij is al door Jezus overwonnen en, evenals Paulus, mogen ook wij meer en meer leren hem te overwinnen.

Leren is belangrijk

Dit ‘leren’ is dus erg belangrijk voor elk kind van God. In Christus zijn we een nieuwe schepping en nu gaan we stap voor stap leren wat het betekent hoe God ons meer en meer van Zijn wezen, Zijn karakter, Zijn heerlijkheid toevertrouwt. Stel dat God ons ineens Zijn volle heerlijkheid zou hebben toever­trouwd! Ik denk dat we het niet eens zouden hebben aangekund en we ons misschien vol onbegrip van Hem zouden hebben afgewend. Een kind van vier jaar vertrouw je geen dingen toe die een volwassene wel zou kunnen begrijpen. Wij hebben misschien wel eens te gemakkelijk de kreet gebruikt: ‘Jezus redt en geneest en doopt met de Geest’, zonder te beseffen wat dat werkelijk inhoudt. En laat ik even duidelijk vooropstellen: Dat is 100% waar, maar pas tijdens de groei van ons geloofsleven gaan we meer en meer beseffen wat dit werkelijk bete­kent, want Zijn woord ontwikkelt zich gaandeweg in de gelovige mens.

Een engel van Satan

Ik vind wat Paulus hier beschrijft zeer belangrijk. Hij zegt namelijk in de eerste plaats dat deze ‘doorn in het vlees’ niet iets is wat van God afkomstig is. Hij noemt man en paard: het is een ‘engel van satan’. Heel duidelijk en radicaal, hij windt er geen doekjes om. Laten we het dus nog maar eens dui­delijk stellen: al het negatieve, alle ellende die er is in deze wereld, is niet van God afkomstig, maar van het rijk der duisternis. U moet er eens op letten hoe vaak God de schuld krijgt en de narigheid in de schoenen wordt geschoven, van alles wat Satan veroorzaakt. Nog vrij recent noemde Midas Dekker, Nederlands meest bekende bioloog, God in dit opzicht zelfs een Sadist en stelde de vraag: “Waarom heeft de Schepper zoveel ellende geschapen?”

Jezus prikte deze ballon door. Hij zei: “De dief kwam om te stelen, te slachten en te vernietigen” Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10). Hij leverde het bewijs dat niet God de ellende geschapen heeft. Hij ging het land door, goeddoende en genezende allen die door de dui­vel overweldigd waren Handelingen 10 vers 38 (Hand. 10:38).

Paulus had hierover dus ook geen enkele twijfel: hij wist, ik wordt door die engel van Satan, deze boze geest, met vuisten geslagen, ik word door de boze gekweld in mijn lichaam.

Paulus komt in actie

En wat ga je dan doen als nieuwe schepping in Christus? Dan ga je de confrontatie aan met het rijk der duisternis. Je gaat geestelijk strijden, je gaat bidden. Dat deed ook Paulus. Hij bad, en nog eens en nog eens. En het heerlijke is: als wij bidden, krijgen we antwoord. Laat geen van ons daar ook maar een moment aan twijfelen.

Ook Paulus kreeg antwoord. Het was niet het antwoord dat hij ver­wachtte; hij verwachtte dat die ‘doorn in het vlees’ zou worden weg­genomen. Het was echter wél het antwoord dat God op dat moment voor hem nodig achtte. En laten we niet vergeten: God is een goede God, Hij geeft geen stenen voor brood. Maar het antwoord dat God geeft is soms anders dan wij denken of verwachten. Zo ook hier: God sprak: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid”.

Paulus had verwacht dat God die ‘engel van satan’ bij hem zou heb­ben weggenomen. Dat was natuur­lijk heel logisch geweest, maar het gebeurde niet. Integendeel, God gaf hem bij wijze van spreken een geschenk dat veel groter was dan hij in gedachten had.

Paulus’ reactie

Wat was de reactie van Paulus? Werd hij opstandig? Raakte hij in de war? Ging hij voor een vierde maal bid­den? Neen, Paulus wist heel zeker: Gód heeft gesproken, Gods Geest maakt me dit duidelijk. Ik denk dat dit één van de dingen is die we als kinderen Gods, naarmate we geestelijk groeien, ook meer en meer gaan leren. Dan laten we ons niet altijd beïn­vloeden door wat anderen zeggen, ook al zijn dat misschien kinderen Gods met goede bedoelingen. Natuurlijk kan Gods Geest ook tot ons spreken via de ander. Maar dan hebben we daar ook 100% zekerheid over.

Paulus wist: dit is het! Dit is wat ik nodig heb! De kracht van de levende God, temidden van alle omstandig­heden. Ook al voel ik me zelf zwak. Door Gods kracht in mij ben ik onoverwinnelijk.

Wat een nederlaag voor de duivel, wat een afgang voor het rijk der duisternis! Satan dacht: ik ga je net zo lang met vuisten slaan, tot je uit­eindelijk geheel bent uitgeschakeld. Maar opnieuw blijkt dat hij niet het laatste woord heeft.

Geen afwachtende houding

Nu moeten we niet gaan denken dat we een soort afwachtende houding moeten aannemen als we aangeval­len worden. Integendeel. Paulus ging tot actie over door te bidden (zoals ook van ons gewaagd wordt of door voorbede te vragen in de gemeente).

God gaf dat antwoord dat hij nodig had en wat op dat moment het beste voor hem was. In de zogenaamde ‘zwakheid van Paulus’ openbaarde zich de kracht van God. Daarom komt hij uiteindelijk ook tot de con­clusie: “Als ik zwak ben, dan ben ik machtig”. Je zou je afkunnen vragen: is dit niet een onoverbrugbare tegenstel­ling: ‘Gods kracht’ en ‘onze zwak­heid’? Laten we oppassen voor de gedachte: Dus ik stel toch niets voor, ik ben niets, wordt niets, ik ben zwak, enz.

Dan komen we weer in het negatie­ve circuit terecht waar de duivel ons zo graag wil hebben. Nee, God werkt niet buiten ons om, maar schakelt ons volledig in.

Denk aan wat er op de Pinksterdag gebeurde toen Gods Geest op de dis­cipelen viel. Er ontstond grote beroe­ring in de geestelijke wereld. Er waren bijzondere tekenen, maar ’t ging uiteindelijk om wat er met de discipelen gebeurde! (Gods Geest werd niet naast de discipelen uitge­stort, maar op, dat wil zeggen in de discipelen. Soms denk ik wel eens dat het sommige christenen meer gaat om de uiterlijke tekenen dan om de innerlijke kracht die God geven wil).

Gods kracht werkt niet onafhanke­lijk van ons, maar in en door ons. En ook als wij denken dat iets onmogelijk is, komt er iets moois uit tevoorschijn. Door onze onmogelijk­heid, schept God de mogelijkheid. God is creatief. Zoals Hij ons op cre­atieve wijze geschapen heeft, zet hij deze creativiteit in werking.

Een geweldig voorbeeld

Daarom kan ik niet anders zeggen: wat een geweldig voorbeeld voor ons christenen, die nu, in deze tijd leven, die behoren tot de eindtijdge­meente, waarvan Paulus zei dat het uiteindelijk een gemeente zal wor­den “stralend, zonder vlek en rim­pel, zodat zij heilig is en onbesmet”. Eigenlijk leven we in een geweldig heerlijke tijd: de tijd van herstel, waarbij elk waarachtig kind van God betrokken is.

Maar het gaat wel door de diepte heen. Elke oppervlakkigheid gaat verdwijnen. Het kaf verdwijnt, het koren blijft over.

En dan gaat het wel eens anders dan wij denken of verwachten. Maar wat geeft dat? Laten we God danken dat, als we Hem oprecht dienen, alle din­gen meewerken ten goede, omdat we met heel ons hart geloven in de Overwinnaar van Golgotha en deel­genoten zijn van Zijn overwinning.

Een God van wonderen

Er leeft in onze dagen een sterk ver­langen naar tekenen en wonderen. Laat ik voorop stellen: dat is een goed verlangen, God is een God van wonderen. En ik verblijd me met iedereen die zich verblijdt in de wonderen die de Heer doet. Ook in wonderen van genezing en bevrij­ding. Maar laten we niet verontrust zijn of in paniek raken als soms het wonder anders is dan wij verwach­ten. Eigenlijk is er dan sprake van geestelijke onvolwassenheid. Uit het verhaal van Paulus’ doorn in het vlees kunnen we leren dat God altijd het beste met ons voor heeft, ook al krijgen we soms een ander antwoord dan wij verwachten. En laten we vooral niet vergeten dat hét grootste wonder in ons leven al heeft plaatsgevonden, toen wij van een zondaar een kind van God wer­den, wij het rijk der duisternis ver­lieten en het Koninkrijk van de levende God binnengingen. Dat kan door geen enkel ander wonder wor­den overtroffen!

We hebben een goede God, die zich in Jezus Christus als zodanig heeft geopenbaard. Hij sprak “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed”.

En ’t heerlijke is: Hij wil zich ook in en door ons openbaren, want Zijn kracht wordt in onze zwakheid, en temidden van alle omstandigheden, volbracht.

Die omstandigheden kunnen soms niet gemakkelijk zijn. Paulus kon erover meepraten. Maar toch hoop ik dat u met hem kunt instemmen als hij schrijft, in 1 Korinthe 12 vers 9 en 10 (1 Kor. 12:09-10) hoe God tot hem sprak: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid”. En hoe hij daaraan toevoegt: “Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome… Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen, benauwenissen terwille van Christus, want als ik zwak ben, dan ben ik machtig”.

 

Korte gedachten

Vrucht dragen door Truus van Kaam

Het voorjaar gaat komen. De verwachting is dat er weer volop fruit geoogst kan worden na de zomer. Als je de bomen van dichtbij bekijkt ontdek je hier en daar oude, dode takken. Wat aan de boom geen vrucht draagt wordt gesnoeid. Na verloop van tijd zie je dan weer jonge loten tevoorschijn komen; ze groeien hard. Het gevolg is dat in het najaar, als de vruchten geplukt worden, er een grotere oogst is dan het jaar daarvoor… Van Jozef lezen we in Gen. 49:22 dat hij ‘een jonge vruchtboom aan de bron’ was. Zo mogen ook wij een boom zijn die vrucht geeft op zijn tijd. De hemelse landman ziet uit naar de vrucht van de Geest in ons leven.

Gods geliefde door Duurt Sikkens

“Buiten Mij is er geen God”, zegt Jesaja meerdere malen. Met andere woorden geen enkele andere god is goed voor de mens. Alle andere godsdiensten of religieuze bewegingen zetten de mensen op een dwaalspoor en houden hen druk bezig. Van een ontspannen en gelukkig leven is geen sprake meer. Andere godsdiensten houden de mensen een spiegel voor waarin het beeld van de mens ellendig wordt vertekend. Die spiegels vertonen alleen maar zondaren, losers, nietswaardigen, volmaaktheid najagende hijgers, slaven, hyperactieven en ga zo maar door… En dan Jezus’ woord: “Ik zal jou rust geven”. Niks spiegels, maar Hem zien, van aangezicht tot aangezicht, God zien, herkend worden door Hem die jou ziet zoals je echt bent, al ben je nog zo gewond. Dat geeft rust, dat is je bestaansrecht, wantje bent Zijn geliefde”.

Geweld en zinloos geweld door Gert Jan Doornink

Wat is het verschil tussen geweld en zinloos geweld? Naar mijn mening is er geen verschil. Terecht lanceerde onlangs een student de stelling: ‘Zinloos geweld is net zo zinloos als geweld zinloos is’. Geweld vindt zijn oorsprong in het rijk der duisternis en is op geen enkele wijze verbonden met het Koninkrijk van God. Al in het Oude Testament lezen we over het woord des Heren, oorspronkelijk gericht tot Zerubbabel, maar nog van even grote betekenis: “Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest! zegt de Here der heerscharen” Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06).

 

Eer uw vader en uw moeder door Cees Maliepaard

Voorbeeld­functie van de wet Deel 6

Eer aan het voorgeslacht… om langer te leven?

“Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here uw God, u geven zal” Exodus 20 vers 12 (Ex. 20:12).

Het eren van (voor)ouders

In veel niet-christelijke religies doet men aan voorouderverering. Dat betreft dan overleden figuren uit het voorgeslacht, want daarvan is (naar men denkt) het heil voor vandaag afhankelijk. De voorouders bepalen leven en voorspoed voor hun nog in dit leven aanwezige nakomelingen. En daarmee komt een mens dan onmiddellijk in de occulte sfeer terecht. Satan speelt er maar al te graag op in, teneinde grip op de mens te krijgen.

Het zal een ieder duidelijk zijn, dat we hierin niet dienen mee te gaan. Niet onze overleden (voor) ouders bepalen het wel en wee in hemel en op aarde, maar de Here God en onze Here Jezus Christus doen dat. Ten tijde van de totstandkoming van de oudtestamentische wet speelden dergelijke gedachten bij het volk van God geen enkele rol. Iedereen besef­te wel dat het uitsluitend de in levenden lijve aanwezige ouders betrof.

De relatie met je ouders

De relatie tussen ouders en hun (al of niet volwassen) kinderen, was in de tijd van Mozes van andere aard dan dat heden ten dage het geval is. Het was veel meer een kwestie van de nodige eerbied en ontzag voor hen hebben, dan dat er liefde of zelfs diepe genegenheid aan ten grondslag lag. De houding in die ti; van de doorsnee vader naar zijn kin­deren, was er één van een duidelijk autoritair karakter. Natuurlijk is het zo dat er van goed functionerende ouders best wel wat autoriteit uit mag gaan, maar dit had nooit mogen leiden tot een domi­nante rol van de vader in relatie tot z’n kinderen, ook al paste dat aardig in het cultuurpatroon van die dagen. Sommige Bijbelteksten uit het Oude- , maar toch ook wel uit het Nieuwe Testament, duiden op een openlijk aanwezige autoritaire achtergrond in de karakters van de bekleders van de vaderrol. Dat werd blijkbaar als vol­komen normaal gezien. Vandaar dat Eli’s slappe, toegefelijke houding naar z’n goddeloze kinderen, niet gezien werd als een tekort aan vader­liefde, maar meer als een manco aan vaderlijke autoriteit. Maar net zomin als een antiautoritaire opvoeding echt zoden aan de dijk zet, zal een met al teveel gezag beladen benade­ring van een kind het beoogde doel kunnen bereiken. Eerbied en ontzag voor de ouders hebben, past zeker in een gezonde ouder-kindrelatie. Maar een zowel ouders als kinderen als het ware ingeschapen liefdeband, is in een normaal gezinspatroon eigenlijk onontbeerlijk.

De liefde van Christus

Paulus schrijft in Romeinen 13 vers 8 tot en met 10 (Rom. 13:08-10), volgens Het Boek, het volgende: “Wij mogen bij nie­mand in de schuld staan. Maar één ding blijven we elkaar schuldig en dat is de liefde. Wie zijn medemens liefheeft, voldoet daarmee aan de wetten van God. Alle voorschriften die God aan Mozes heeft gegeven, zoals: ‘U zult trouw zijn in het huwelijk, niet moorden, stelen of verlangen naar iets dat van een ander is’, worden in dit ene gebod vervuld: ‘U moet de ander liefheb­ben als uzelf’. Wie van zijn mede­mens houdt, doet hem geen kwaad. Als er werkelijk liefde is, worden de andere voorschriften overbodig”. Met die hemelse waarheid kunnen we wat! In alles zullen ook ouders en kinderen die de Heer toebehoren, kunnen zeggen: “De liefde van Christus dringt ons”. Vanuit het beginsel van goddelijke liefde zullen de kinderen eerbied (ofwel: respect) voor hun ouders hebben. Maar ouders die vol van Gods Geest zijn, zullen net zo goed respect voor hun kinderen hebben. Zij zullen die niet als hun persoonlijk bezit beschouwen, maar als tot zelfstan­digheid opgroeiende persoonlijkhe­den die niet hun eigendom, maar dat van de Heer zullen zijn. In alles zullen ouders en kinderen door de liefde van Christus geleid worden. Is dat een ideaalbeeld? Misschien, maar we leven toch in de ontwikkeling van het zoonschap in onze levens en in die van onze kin­deren?

Nou, dat leidt regelrecht naar een alleszins ideale situatie toe! Als je als ouders respect af moet dwingen, schiet dat niet op. Dan zijn we nog niet ver boven het peil van de oud­testamentische wetmatigheid geko­men. Een zoon van God wordt niet gekenmerkt door het nakomen van allerlei voorschriften, maar door een onberouwelijke keuze vanuit een Gode toegewijd hart.

Lang zullen ze leven?

Wanneer kinderen Gods eerbied voor hun ouders hebben, is hun dan een lang leven op aarde beschoren? Worden dat stuk voor stuk respecta­bele grijsaards? Bij een vluchtig beschouwing van Exodus 20 vers 12 (Ex. 20:12) zou je dat inderdaad zeggen. Het Boek versterkt die indruk nog met de weergave: “Heb eerbied voor uw vader en uw moeder, dan krijgt u een lang en goed leven in het land dat u de Here uw God, u zal geven”. Dus: heb eerbied voor je ouders… en je wordt stokoud! Maar die betekenis mag je er niet aan geven.

Hierin wordt namelijk niet de mens apart aangesproken, maar het gehele volk. In het Oude Verbond wilde dat zeggen, dat het als natie lang in het beloofde aardse land zou mogen ver­blijven. In alle rust en vrede. In het Nieuwe Verbond mogen we eronder verstaan, dat het resultaat van het betonen van onderling respect en van het gezamenlijk beoe­fenen ervan naar onze Meester toe, ons een eeuwigdurend verblijf in Gods Koninkrijk garandeert. Niets meer, maar ook niets minder! En dat ondanks Paulus’ woorden in Efeze 6 vers 2 (Ef. 06:02), waar hij het beloofde land voor de heidenen van Klein-Azië wij­zigt. Want Jezus’ woorden gaan immers boven die van Paulus uit. En Hij zegt tegen ons: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld”. Op grond van Jezus’ woorden mag je dus stellen dat deze woorden boven het aardse niveau uitstijgen.

In het natuurlijke gezin

In de gezinnen van onze gemeenten zullen we nimmer op de wettische toer gaan. Daar is al genoeg ellende door tot stand gekomen! Je slaat je kinderen niet met de woorden Gods om de oren, want daar zijn Gods woorden niet voor bedoeld. De oren van je kinderen trouwens ook niet. We mogen Gods liefdevolle bood­schap doorgeven met het gezag dat de Heer ons daarin verleent. Maar dat werkt alleen op de manier die Jezus zelf ook altijd toepast, name­lijk gedreven door de liefde Gods. We lazen immers in 2 Korinthe 5 vers 14 (2 Kor. 05:14): “De liefde van Christus dringt ons”?

Als we Gods gedachten met harde hand op onze kinderen proberen over te brengen, zal dat bij hen tot een innerlijke verharding leiden of tot een geestelijke en natuurlijke puinhoop. Dat laatste in de zin van slaafse denken.

Waar we echter geleerd hebben van­uit de gezindheid van Christus bezig te zijn, zullen we dat in het klimaat van Gods liefde bij onze kinderen naar binnen kunnen brengen. Of ze dat bij het volwassen worden ook daadwerkelijk over zullen nemen, zal afhangen van de keuze van hun hart. En die mogen ze van de Heer (en dus ook van ons) in alle vrijheid maken!

In Gods huisgezin

Zou het er in het huisgezin van onze hemelse Vader anders aan toe gaan? Dat is niet aannemelijk. Als de plaat­selijke gemeente er een uitdrukking van is (en dat is ze!) zullen we elkaar ook in de gemeente geen wettische lasten opleggen. Je mag elkaar in alle vrijmoedigheid op Gods plannen en bedoelingen wijzen en op onze verantwoordelijkheden. Maar altijd in de liefde Gods. Met respect voor elkaar. Respect voor de oudsten van de gemeente en voor ieder ander met een door God gegeven bedie­ning.

Maar net zo goed met respect van de oudsten voor ieder ander die de Heer aan de gemeente heeft toege­voegd. Als dit niet mogelijk was, zou ik persoonlijk niet in staat zijn als oudste te functioneren. Maar het is niet alleen mogelijk, het is zelfs Gods bedoeling! Gelukkig maar, want alleen zó kan het plan van de Vader in onze levens openbaar komen.

In de mate van respect hebben van de één voor de ander zit geen enkel verschil. Het is immers hetzelfde respect dat ook de Heer voor een ieder van ons heeft. En zo worden onze dagen verlengd: vanuit onze tij­delijke beslommeringen in de rust van het bezig zijn in Gods eeuwige Koninkrijk.

We zouden Exodus 20 vers 12 (Ex. 20:12) voor deze tijd kunnen weergeven met: ‘Eer elkander, opdat uw dagen in het Koninkrijk van God tot in alle eeu­wigheid verlengd worden’. Zo mag je Exodus 20 vers 12 (Ex. 20:12) natuurlijk niet vertalen, want dan zou je daarmee de grondtekst geweld aandoen. Maar je mag het binnen het raam van het lichaam van Christus zo wel gééstelijk transponeren. Als je je dan maar wel realiseert, dat je de Schrift zo niet naar de letter weergeeft, maar naar de geest waarin het voor de tijd van het Nieuwe Verbond van toepas­sing is. En daar zijn we vandaag de dag nu juist mee bezig!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Zo langzamerhand kun je tot de ontdekking komen dat een mens een kost­baar en tegelijkertijd een kwetsbaar wezen is. Dat heb je meer bij fragiele kunstwerken. Ze kunnen soms zo gemakkelijk beschadigd worden door zinloos geweld. En dan zijn er brokken, splinters in je bestaan of er ontbreken dingen waarvan je wel het besef hebt dat ze origineel deel uitmaken van je persoonlijkheid, maar je bent ze kwijt. Een verdrietig-makende constatering; en dan heb ik het nog niet over de pijn van het gemis.

Eén van die dingen is je gevoel aan eigenwaarde. Bij vele mensen is dit een leegte in het bestaan. Je kunt dat een minderwaardigheid noemen, maar die

valt op wanneer je je gaat vergelijken met anderen. Het ellendige is datje dan wilt meetellen en je vult het ‘gat’ op met dingen die de bewondering van andere mensen zal afdwingen: een stu­die, een carrière, een positie. Ook een foute interpretatie van het evangelie van Jezus heeft ertoe bijgedra­gen: in de kleine kring van gelovigen wil men graag iemand zijn, het liefst iemand waartegen men op kan kij­ken… En mocht een gelovige het in zijn/haar hoofd halen daar iets van te zeggen, dan wordt er een god bijge­sleept, bij gebrek aan autoriteit, om deze of gene eens flink op zijn/haar nummer te zetten.

Deze dingen gebeuren en leveren nog steeds veel slachtoffers op en, tot mijn grote schrik, zijn sommigen er in hun mens-zijn beroerder aan toe dan vóór hun bekering. Sommigen verbitteren, anderen nemen ijlings de wijk naar een beter asiel, weer anderen proberen met hulp hun normale leven weer wat op het goede spoor te zetten, maar over­heersend is toch wel een enorm verdriet tengevolge van deze teleurstellingen.

Veel religieuze stemmen klinken momenteel op in de hemel en op aarde, de een nog dwingender dan de ander, met de teneur: Volg mij! En doe wat ik zeg, anders… Ik bedoel dit te zeggen: Herders met een fors minderwaardigheidsgevoel hebben doorgaans de niet te stuiten neiging om te gaan heersen over de schapen van God. En in deze tijd zijn er stemmen die je dan weer willen onderwerpen aan wetten en voorge­schreven regels en als schaap wordt je dan opgejaagd om het beter te doen dan goed voor je is. Stemmen die verde­len wie bijeen horen, die je zelfs inner­lijk verdelen, zodat je op ’t laatst aan alles twijfelt.

Ook zijn er stemmen die fanatiek over Jezus spreken en Hem zelfs een hogere plaats toedichten dan die van Zijn Vader, onze Vader.

Jezus heeft eens gezegd dat zijn scha­pen zijn stemgeluid herkennen en dat deze schapen geen vreemde stemmen zullen volgen, al klinken die nóg zo godsdienstig.

De stem van een goede herder is goed voor je ziel, daar gaat rust en veiligheid van uit, immers, bij zo’n herder ben je geborgen, die geneest je van innerlijke pijn. Zulke stemmen mag je best beproeven, want het gaat om jouw kost­bare en kwetsbare leven. Zulke herders zijn bescheiden, ze verheffen hun stem­men niet op straten en pleinen. Zulke herders gaan voorzichtig met je om wanneer je zwaar gewond bent. Je krijgt eindelijk, eindelijk rust in een grazige weide bij een stil meertje. Een goede herder herken je aan barm­hartigheid en mededogen. Dat is heel wat in deze tijd. En de schapen kunnen dan ontdekken hoe zeer God hen lief­heeft, zonder ooit meer bang behoeven te zijn. Je hoeft je nooit meer eindeloos aan te passen, je te laten vervormen, om ergens aan te moeten voldoen, immers, God heeft zo’n respect voor de werkelijke mens, voor jou dat, mét dat respect, jij weer terugkeert naar je wer­kelijke waarde die Hij aan jou hecht. Nooit meer bang zijn. En als je dat, ontroerd, hebt vastgesteld ben je in goede handen, de Zijne. Natuurlijk heb ik zelf ook het een en ander meege­maakt, doorgemaakt. En wanneer je de schade opneemt en de schande vaststelt, is het heerlijk te ervaren dat er broeders en zusters zijn die je ziel tot rust bren­gen, je de genegenheid van Vader laten zien door als goede herders zich over je te ontfermen. Mensen naar zijn beeld, je naasten, die je barmhartigheid bewij­zen in woord en daad. Iedereen die goede oren heeft begrijpt wat ik bedoel.

 

Een gedicht: door Duurt Sikkens

Jij

voortgedrevene

door storm en fluistering

ongetrooste

zo bang, zo moe

 

kom in de stille morgen

die Ik ben

 

Ik zal je hullen

in het parelmoer van Mijn geborgen­heid

je tooien

met de lazuurstenen van de hemel

met de robijnen van mijn bloed

geliefde.

 

Hebt zout in uzelf door Hans Bulthuis

Het evangelie van Marcus vertelt kort en bondig de bewogen levens­loop van onze Heer Jezus. Indringend en direct komen de ver­halen op de lezer af Hoofdstuk 9 is daar een duidelijk voorbeeld van. Eerst wordt de wonderlijke verheer­lijking van Jezus op de berg ver­haald. Voor de drie discipelen die daar getuige van waren, was dit hemels visioen een aangrijpende gebeurtenis. Onmiddellijk volgt de beschrijving van de bevrijding van de bezeten jongen, waar de andere discipelen geen raad mee hadden geweten. Jezus proclameerde daar de stelling dat alle dingen mogelijk zijn voor wie gelooft.  Vervolgens moest de Heer ingrijpen in het geruzie van zijn volgelingen over de vraag wie de meeste van hen wel was. Daarna gaf Hij uitsluitsel over de afwijzing van geloofswerkers die hen’ niet volg­den. Een schoolvoorbeeld van het veel voorkomend sektarisch denken, dat destijds ook al woekerde. En tenslotte eindigde Hij met een korte maar niet mis te verstane aanzeg­ging over levensheiliging, omdat een ieder met vuur gezouten zal worden. De boze geesten trachten immers elk kind van God te verzoeken en te verleiden tot zonde en afvalligheid. De Heer zelf stond in al deze ingrij­pende en problematische situaties onbeweeglijk als een ware hemelko­ning uit het rijk van God. Hij was bij machte erover te heersen door de wijsheid en de kracht van God in Hem. Hij was geladen met de vol­heid der godheid. Hij had ‘zout in zichzelf’. Daardoor overwon Hij keer op keer. Daardoor wist Hij te volhar­den. Daardoor kon Hij zijn discipe­len bewaren voor de zifting van de satan. Hij toonde hierin zijn groot­heid in God en wilde dit tevens op zijn volgelingen overbrengen. Vandaar zijn uitspraak: “Hebt zout in uzelf!

Zout

Zout staat voor bederfwerende kracht Het bewerkt duurzaamheid en zekerheid  van het product waar het aan wordt toegevoegd. Het geeft er smaak aan en behoudt het. Jezus gebruikte dit beeld voor de kracht en de heilzame werking van het goddelijke leven in de gelovigen. In het nieuwe verbond dat God met de mens sloot door het bloed van hef lam, kan Hij immers deel krijgen aan de goddelijke natuur. De Vader en de Zoon komen namelijk door de heilige Geest in hem wonen door de indompeling in zijn Geest. Indien daarbij het woord van God rijkelijk in hem is, zal in relatie met Jezus, een immense levenskracht ontwik­keld kunnen worden door het geloof. Zijn goddelijke kracht begif­tigt de gelovige met alles wat leven en godsvrucht voortbrengt. De kennis van Jezus, die Hij over­draagt op iedere ervoor ontvankelij­ke christen, staat daar ten dienste van. De gelovige wordt zodoende met kostbare en zeer grote beloften verrijkt. Hij is deelgenoot geworden van het eeuwige onvernietigbare leven dat in de Heer is. Dat leven is het licht voor jezelf en voor de omringende wereld. Door dit alles wordt de gelovige her­steld, geheiligd, gevormd en uitein­delijk geestelijk volwassen. Het maakt overwinning mogelijk op het rijk der duisternis en bewerkt onaantastbaarheid. Het geeft de gelovige de smaak en de geur van Christus, de sterkte en de heerlijk­heid van het zoonschap. Het ‘zout Gods’ bewaart hem ten eeuwigen leven. Als een heenwijzing naar deze heerlijke situatie sprak God destijds al tot Israël over ‘het zout van het verbond uws Gods” Leviticus 2 vers 13 (Lev. 02:13).

Het goddelijke leven in ons is de enige en blijvende kracht tot behoud van ons leven ten aanzien van Gods plan. Het evangelie in ons is een kracht tot volledig behoud. Het is bestand tegen elke vorm van verderf vanuit het rijk der duisternis. Ons leven krijgt zin en betekenis, doel en functie, waarde en inhoud. Het zout van Gods leven is zeer goed en maakt dat de ware christen ‘pit’ krijgt. Hij weet dan voor zichzelf wat hij is en wat hij wil en wat hij kan door de geladenheid van de Christus in hem.

Als de Heer ons aanzegt om dat goddelijke zout in onszelf te hebben, roept Hij op om ons ermee te laten doortrekken. Door overgave aan en meegaan in Gods willen en werken in de inwendige mens neemt Christus in de gelovige toe. Het is een rijpingsproces dat uitloopt op de volle openbaring van Jezus door hem.

In jezelf

Zout in jezelf hebben is een zeer persoonlijke zaak. Dat betekent een eigen keus maken, bereidheid en geloof in zijn voorziening en mening hebben. Het vraagt om een eenwording van je eigen geest met die van Jezus. Het is een samen­groeien met Christus tot een nieuw mens. Het is een zaak van het hart, van een alles of niets, van een tot één worden in hem. In jezelf is niet ‘aan’ jezelf. Niet de buitenkant van het bestaan beplak­ken met wat christelijke vormelijk­heid, Geen meelopen met en nadoen van wat anderen zijn en doen. Bij Jezus gaat het om volgelin­gen die in geest en in waarheid met Hem wandelen.

Het geloofsleven zal echt, zuiver en persoonlijk dienen te zijn. Het zal het eigen bezit moeten worden van iedere individuele christen. Paulus durfde te spreken over ‘mijn’ evan­gelie. Het betekent dat Gods woord je eigen vlees en bloed wordt. “Wordt navolgers van God”, schreef de apostel.

In jezelf is ook niet ‘in de ander’. Het jaar in jaar uit op de ander blij­ven steunen brengt namelijk slaven, weke christenen en onmondigen voort. Het wegkruipen in de plaatse­lijke gemeente, dus het naamloos opgaan in het collectief, werkt dat sterk in de hand. Eveneens het met de mond beroepen op wat ‘wij’ heb­ben terwijl dat niet in het eigen leven met vrucht functioneert, is klatergoud dat verbrandt bij het eer­ste het beste beproevingsbrandje. Slechts het jezélf eigen maken van de geestelijke zegeningen in Christus bewerkt verandering van heerlijkheid tot heerlijkheid. Alleen een daadwerkelijk, persoonlijk stre­ven om tot de eenheid van geloof en de volle kennis van Jezus te komen, leidt tot mannelijke rijpheid en vol­heid in jezelf. De Heer wil iedere afzonderlijke gelovige zó doen laten toegroeien naar Hemzelf. Het begint bij u! En die ander dan? “Wat gaat dat u aan, volgt gij Mij”, zegt Jezus.

Zout hebben

Het leven Gods valt ons niet auto­matisch als persoonlijk eigendom ten deel. Jezus zegt namelijk: “Bidt, zoekt en klopt”. Dan zullen we ont­vangen, vinden en opengedaan wor­den. Hij spoort ons dus aan tot actie, tot het nemen van initiatief. “Verzamelt u schatten in de hemel”, is eveneens zo’n advies. “Nadert Mij en Ik zal tot u naderen”, roept ook op tot bewegen. Het “drijft handel” (met de gegeven talenten), wijst in dezelfde richting.

Dit alles roept ons op tot handelen. Afwachten, passiviteit en het gedu­rig door anderen laten verzorgen houdt de christenen onder de maat. Hij verschraalt en wordt arm en naakt. Ook het eindeloos theoretise­ren zonder tot daden over te gaan, is een dood geloof, schrijft Jacobus. Alleen de christen die het woord Gods met de bijstand van de heilige Geest omzet in een dagelijks prakti­seren van het Jezusleven, ontwikkelt zout in zichzelf. Hij ‘heeft’ dan wer­kelijk iets van eeuwigheidswaarde. Die schat vergaat nimmer en is niet aan te tasten door mot, dief of roest. Zout in jezelf’ hebben’ begint bij het zelf in geloof verzamelen van de geestelijke goederen van onze erfe­nis in Christus. Het persoonlijk bezit ervan wordt vervolgens werke­lijkheid door het dagelijks uitleven van hetgeen geloofd wordt. Zó werk­te dat bij Jezus.

Hij is ook hierin ons grote voor­beeld. Door zijn rijke ervaring wil en kan Hij de leidsman van ons geloofsleven zijn, opdat het rijk en rijp wordt en veel vrucht gaat voort­brengen voor zijn God. Wat Hij zelf van zijn Vader hoorde en zag, zette Hij om in leven. Hij deed wat Hij de Vader zag doen. Daardoor is Hij nu wie Hij is en heeft Hij nu wat Hij bezit. Hij heeft zout in zichzelf. Zijn uitdrukkelijke wil is dat zijn volge­lingen dat levenszout eveneens in zichzelf zullen hebben.

Vaste spijs

De Heer liet zich bepalen door wat God over hem dacht en sprak. Op dezelfde wijze wil Hij dat wij ons laten bepalen door zijn woorden. Jezus zei bijvoorbeeld: “Ik weet van­waar Ik kom”. Dat wist Hij omdat God gezegd had: “Dit is mijn gelief­de Zoon”.

Wel, het evangelie zegt over de wedergeboren christenen dat zij (ook) uit God zijn 1 Johannes 4 vers 4a (1 Joh. 04:04a). En door het ontvangen van de heilige Geest worden zij zonen van God Galaten 4 vers 6 (Gal. 04:06). Dit zijn twee zeer funda­mentele zaken. Ze vormen het uitgangspunt voor hun nieuwe situatie en positie in deze schepping. Wie daar gelovig en vasthoudend van uitgaat, net als de Heer dat zelf deed, ontwikkelt de kracht en de grootte van zijn geestelijke status. Alles staat of valt met het vernieuw­de denken en gelovig belijden wat Gód zegt wie we zijn geworden in Christus. We hebben in principe deel gekregen aan zijn goddelijke natuur. De sleutels van het Koninkrijk der hemelen worden ons geschonken, als we serieus op zoek gaan naar kennis en inzicht in Gods plan. Wij hebben macht gekregen over de ganse legermacht van het rijk der duisternis en niets zal ons enige schade doen. Hebreeën houdt ons de belangrijkste geloofszaken voor die na het leggen van het gees­telijk fundament dienen te volgen voor de opbouw Hebreeën 3 vers 6; Hebreeën 6 vers 4 tot en met 6 (Heb. 03:06. Heb. 06:04-06). Daar is de vaste spijs voor gegeven. Daarmee verzamelen we zout in onszelf. Er wordt dan gesproken over genieten (grieks: eten, uit erva­ring weten) van de hemelse gave. Die gave bestaat in de overvloedige genade van de mens Jezus Christus Romeinen 5 vers 15b tot en met 17b (Rom. 5:15b-17b).

Het eerste gevolg daarvan is het deel krijgen aan de heilige Geest. Door die Geest komen de Vader en de Zoon eeuwig bij ons wonen. Er ont­staat een directe aansluiting van God met onze geest. Hierdoor kan alles wat naar zijn voornemen is, in ons gerealiseerd worden. In de Geest is Gods eigen, eeuwige leven en zijn onuitputtelijke kracht. Door het deel krijgen aan het goede woord van God voert de Heer ons het geheimenis binnen en roept Hij tot aanzijn wat niet is. Door het smaken (Grieks: eten, uit ervaring weten) van de krachten der toeko­mende eeuw herstellen we en door het gelovig hanteren ervan kunnen we anderen bevrijden en genezen. De mens wordt hierdoor verlicht. Wie deze leven brengende regens indrinkt en gewas voortbrengt, ont­vangt zegen van God.

Als Jezus

Paulus schrijft in 2 Timoteüs 1 vers 10 (2 Tim. 01:10) dat Jezus door het evangelie onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft. De Heer heeft eerst zelf dat evangelie van heerlijkheid uit de mond van God gehoord en het vervolgens zich eigen gemaakt. Gods woord werd vlees in Christus, doordat Hij gewillig aanvaardde en geloofde, het praktiseerde en ermee werkte. Dat getuigt van een totale eenwording van Hem met de gedachten, de Geest en het wezen van de Vader.

Hierdoor ontwikkelde het goddelijke leven in Hem, waardoor Hij kon zeggen dat “de Zoon gegeven is leven in zichzelf te hebben”. Dat is het zout! Het is onvergankelijk leven, door niets aan te tasten of te overwinnen. Het is van de hoogste kwaliteit, van goddelijk niveau en gehalte. Het is eeuwigheidsbestendig. Het bergt de grootste kracht in zich die maar denkbaar is. Het kan alles aan.

Dat leven, dat zout, biedt de Heer ons aan om niet. Wie zich daarmee verzadigt, door voortdurend het vlees en het bloed van Jezus te eten en te drinken, zal eveneens godde­lijk leven hebben in zichzelf. De eenwording met het woord en de Geest van God door Christus staat daar garant voor, maar is en blijft tevens de voorwaarde. De gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon begint, waar wij zijn woorden en geest in geloof aanne­men en vervolgens dagelijks uitwer­ken in onze handel en wandel. Zo worden we gaandeweg geladen met de Christus, vervuld met het leven Gods, doortrokken met het zout. Grijp dit eeuwige leven!

Zout der aarde

Alleen de met Gods leven gezouten christenen hebben iets te bieden aan de wereld. Hun zekerheid, hun pit, hun leven, hun geloof, hun liefde en hun gaven zijn inzetbaar voor de verloren mensheid. De wereld wacht niet op mooie vrome woorden, op uiterlijk religieus vertoon, op eigen­gereide en hardvochtige betweters, op mystieke zwevers en mens vererende dwepers, op kerkje spelende en om leerstellingen ruziënde chris­tenen. Dat alles is zout dat zijn kracht allang verloren heeft en nergens meer toe deugt. Het wordt weggeworpen en door de mensen vertreden, zegt Jezus in Matteüs 5 vers 13 (Matt. 05:13). Dat zien we in deze tijd helaas meer en meer gebeuren. De wereld schreeuwt om concrete oplossingen voor haar noden, vragen en problemen. Zij wil, en terecht, boter bij de vis. Geen eindeloos getheoretiseer, maar praktische hulp. Zij wil herders en leiders zoals Jezus is. Hij voegde steeds de daad bij zijn woord. Uit Hem vloeide het water des levens. De kracht Gods stroom­de uit Hem naar de mens in nood. Door zijn charismatisch handelen werden de mensen gered, bevrijd, genezen en gerehabiliteerd. Hij zette ze op de goede levensweg en gaf zelf het voorbeeld. Hij bezat zout in zichzelf, waardoor Hij een zout werd voor allen die in Hem geloofden. Zijn zout veranderde de mensen ten goede. Waar Hij geweest was en gewerkt had, liet Hij vernieuwde, bevrijde en gezonde mensen achter. Hij bracht door zijn bovennatuurlijk optreden hoop, levensmoed en toekomst voor hen. Hij schonk leven en overvloed en heeft alles wel gemaakt. En dat doet Hij nog steeds. Wie het zout Gods in zichzelf heeft, kan pas echt zout voor deze wereld zijn. Vandaar Jezus’ oproep om zijn zout in jezelf op te slaan. Vol worden van zijn woorden en zijn kracht, vol worden van zijn liefde en zijn geloof, vol worden van zijn gezindheid en zijn werken. Dit niet ter eigen schittering en streling, maar om in te zetten voor een verloren en kapotte wereld. Zulk dienstbetoon vatte Paulus in Kolossenzen 1 vers 29 (Kol. 01:29) in één zin samen: “Hiervoor span ik mij ook in, onder zware strijd, naar de wer­king, die in mij werkt met kracht”. Lezers, zoekt het zout Gods om zout der aarde te kunnen zijn in deze eindtijd. Weest, nu het nog dag is, bezig met de dingen die van boven zijn, waar Christus is. Wordt vervuld met Hem die alles in allen volmaakt. Hebt zout in uzelf!

 

In nevelen gehuld door Truus van Kaam

Het landschap is in de vroege morgen in nevelen gehuld. De zon komt er maar moeizaam doorheen.

Ons geestelijk leven kan hiervan een afdruk zijn: steeds nevelig, mistig, een helder zicht wil maar niet doorbreken.

In Psalm 139 vers 23 (Ps. 139:023) zegt de dichter: “Doorgrond mij, o God. en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten”.

Ook David had daar moeite mee, het begrijpen was hem te wonderbaar. Als we Hem willen gaan vertrouwen, in elk opzicht, zal het licht in ons gaan doorbreken. Het zal gaan stralen als een volle dag. We komen in een ruimte en gaan door de nevelen heen zien.

Paulus zegt in 2 Korinthe 6 vers 13 (2 Kor. 06:13): “Gij moet ook ruimer worden”. Een vreugdevol leven ontstaat in een diepe relatie met Hem. Het is zeker de moeite waard om hieraan te werken, opdat meer heil en heerlijkheid in ons gezien gaat worden.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

“Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Jezus op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrij­den, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.

Want over engelen ontfermt Hij zich niet, maar Hij ontfermt zich over het nageslacht van Abraham. Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat Hij zelf in verzoekin­gen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen” Hebreeën 2 vers 14 tot en met 18 (Heb. 02:14-18).

Karin Amstrong en het beeld van God

Als we Karin Amstrong (55) mogen geloven heeft het beeld van een per­soonlijke God zijn langste tijd gehad. “God is een drieletterwoord dat we beter niet meer kunnen gebruiken”, verklaarde zij. Maar we hoeven haar natuurlijk niet te gelo­ven, want als waarachtige christenen weten we gelukkig wel beter. Wie is deze vrouw die vele boeken op haar naam heeft staan en hoe komt ze tot dergelijke uitspraken? Gerry van der List schrijft in een artikel over haar in Elsevier, dat de grote opgang van haar boeken (haar nieuwste boek is getiteld: ‘De strijd om God’) “vermoedelijk te maken heeft met haar modieuze opvatting van het hogere. In de hoop God te ontmoeten ging de Engelse op jonge leeftijd het klooster in. Toen het con­tact niet tot stand kwam en de katho­lieke congregatie in Tripton boven­dien een zeer benauwende omge­ving bleek, stortte ze in. Haar roe­ping vond de God zoekster pas toen ze zich in haar eentje, als ascetisch geleerde, geheel aan de wetenschap­pelijke studie van religie kon wijden. Hoewel ze dus afrekende met God, meent Amstrong, dat “dit niet wil zeggen dat elke godsidee afgeschre­ven moet worden. De mens is nu eenmaal een religieus wezen met behoefte aan spiritualiteit. Na een ‘donkere nacht van de ziel’ zal hij nieuwe beelden van God oproepen die inspiratie bieden. Dit is van groot maatschappelijk belang, omdat een samenleving zonder metafysi­sche basis een moreel houvast mist. Het godsbesef van Amstrong past bij deze tijd: -schrijft Van der List- er is ‘iets’, maar niemand weet wat pre­cies. Ze noemt zich een freelance monotheïst met boeddhistische trek­jes, die graag het beste uit de wereld­godsdiensten wil combineren. Ze gebruikt zelfs de muziekterm ‘samp­len’ voor haar levensbeschouwelijke aanpak, Door hier een stukje van dit en daar een beetje van dat te nemen probeert ze een zinvol geheel te creëren”.

Het is duidelijk dat door deze opmerkingen de aap uit de mouw komt. Karin Amstrong stelt alle wereldgodsdiensten op één lijn en gaat geheel voorbij aan het unieke van het werkelijke geloof in God, namelijk Christus. Johannes is zeer duidelijk als hij schrijft: “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggebo­ren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen ken­nen” Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18). Het werkelijke beeld van God werd en wordt alleen in en door Christus geopenbaard. Hijzelf maakte dit ook zeer duidelijk, onder andere met de opmerking aan Tomas Johannes 14 vers 7 (Joh. 14:07): “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij”.

New Age is over en uit

Bovenstaande kop werd niet door ons bedacht maar troffen we aan als blikvanger op de voorpagina van het opinieweekblad HP-De Tijd. Het opschrift werd verder nog aangevuld met de opmerking: ‘Maar we hebben er allemaal iets van meegekregen’. Het artikel in het blad werd samen­gesteld door Annemiek Ledaire en vertelt eerst iets over de ondergang van het bekende spirituele centrum ‘Oininio’, het paradepaardje van Ronald Jan Heijn. vervolgens blijkt dat allerlei ‘New Age-mensen’ nu te kennen geven dat ze er niets meer mee te maken willen hebben. Enkele voorbeelden: George Hulskramer, verkoper bij de eerste esoterische boekwinkel in Nederland, zegt: “Ik zou niet graag zien dat mijn winkel ‘new age’ wordt genoemd. Dan liever ‘old age’.”

Boekverkoper Roel Ottens, hoofd van Oininio’s boekwinkel: “New Age bestaat niet. Het is bedacht door de media”.

Annemiek Leclaire schrijft: “Hoewel aromatherapie, geneeskrachtige edelstenen en de ‘morfogenetische Resonantie’ van bioloog Sheldrake ver van elkaar afliggen, zijn er genoeg overlappingen om new age een beweging te noemen. Volgens Wouter Hanegraaff, de voornoemde hoogleraar hermetische filosofie, wijzen alle therapieën, theorieën en cursussen dezelfde dominante wes­terse waarden af.

Zo is er een gedeeld verzet tegen het rationalisme van de gevestigde wetenschap dat de mens tot een bio­chemisch product, maar ook tegen het van hogerhand opgelegde, dog­matische geloof van het christen­dom. Alle elementen van new age bieden een alternatieve manier van leven, één waarvan het holisme de basis vormt: de gedachte dat alle mensen in diepste wezen met elkaar, de natuur en de kosmos zijn verbonden. Door innerlijke verdie­ping – van psychotherapie tot medi­tatie – kan de allesomvattende levensstroom worden ervaren. Een ander -we citeren nog steeds Annemiek Leclaire- gemeenschappe­lijk kenmerk van de afzonderlijke uitingen van new age, is het opti­misme over de menselijke ontwikke­ling. Zolang je ‘aan jezelf werkt’, kunnen alle obstakels voor een volle­dige ontplooiing worden overwon­nen. Dit groeiproject hoeft niet beperkt te blijven tot het aardse leven; een mens mag er meerdere levens over doen (reïncarnatie -red.). Het eigenlijke begin van de bewe­ging is lastig te markeren; oprichters zijn er niet.

Volgens Wouter Hanegraaff begin­nen de eerste contouren zich af te tekenen bij UFO-clubjes in de Verenigde Staten, eind jaren vijftig. De leden geloofden dat de UFO- bestuurders wezens van een hogere orde, de mensheid voor een op han­den zijnde wereldondergang pro­beerden te waarschuwen. Wie de tekenen verstond, zou, zodra de rampen zich voltrokken, door boven­natuurlijke hulp in veiligheid wor­den gebracht, om daarna, op de lege aardbol, een nieuwe harmonieuze samenleving op te kunnen zetten: de New Age”.

Godsbeleving

Duidelijk is dat de New-Age aanhan­gers een nieuw soort godsbeleving wilden, want zo wordt in het artikel verwoord, “de spirituele praktijken waarmee ze dit zouden realiseren, waren gedeeltelijk afkomstig uit de westerse esoterie; een verzameling opvattingen en bewegingen die zich door de eeuwen heen tegen het gevestigde christendom en de aardse rationaliteit van de wetenschap had­den verzet. In deze diffuse verzame­ling, waartoe ook theosofie en antro­posofie worden gerekend, lag een sterke nadruk op ‘gnosis’: de inner­lijke, persoonlijke ervaring van het goddelijke,

Deze godsbeleving leek democrati­scher dan die van het geïnstitutiona­liseerde christendom, waarin de goddelijke openbaring slechts was voorbehouden aan een handjevol ingewijden. “Het is niet gek”, schrijft Hanegraaff in zijn dissertatie ‘New Age Religion en Western Culture’, “dat mensen die tegen de ‘mainstream’ cultuur in opstand kwamen, in dit erfgoed naar inspira­tie zochten”.

Dat wat de protestgeneratie aan oude wijsheden selecteerde, werd vertaald naar de moderne tijd. Traditionele Europese aspecten, zoals tarot, runen en vrijmetselarij, werden gecombineerd met inzichten uit het boeddhisme, hindoeïsme, sjamanisme”.

Tot zover Annemiek Leclaire in HP- De Tijd. We hebben met opzet nogal wat geciteerd uit dit artikel, om iets meer inzicht te krijgen in de achter­gronden van het new age denken. New Age mag dan als beweging wat minder zichtbaar zijn geworden, het is een duidelijke zaak dat het den­ken van velen er door is aangetast, ook binnen de wereld van het chris­telijk denken en geloven. Vooral bij hen die menen dat alle wereldgodsdiensten wel wat goeds in zich hebben en het uiteindelijk toch allemaal één gaat worden, heeft het new age denken wortel gescho­ten.

Een geweldige taak is hier wegge­legd voor de werkelijke gemeente van Christus, voor hen die het nieu­we leven van Christus in zich heb­ben. Niet alleen met onze woorden, maar vooral door het in praktijk brengen van wat wij geloven, ook in het gewone alledaagse leven, zal dui­delijk dienen te worden wat het bete­kent in gemeenschap met de leven­de God te leven.

 

Het ware leven (gedicht) Piet Snaphaan

“Ik ben een vreemde geworden

voor mijn broeders,

een onbekende voor de zonen

van mijn moeder;

want de ijver voor Uw huis heeft mij verteerd,

en de smaadwoorden van wie U smaden,

kwamen op mij neder” Psalm 69 vers 9 en 10 (Ps. 069:009-010).

 

Profetisch werd het hier beschreven

en door Gods Geest werd het verstaan,

voor wie het was bestemd ten leven

Jezus Christus was zijn naam.

 

Hij was ’t die Gode deed behagen

als de Zoon van God, en aller Heer,

smaad en hoon heeft Hij verdragen

alles kwam op Hem terneer.

 

Hij werd veracht, de man van smarte

was onbekend, en onbemind,

wie toch ging Hem ter harte

weinigen waren Hem goed gezind.

 

Zijn ijver heeft Hem doen verteren

zijn ijver voor het huis van God,

het was zijn lust om God te eren

om te voldoen aan Zijn gebod.

 

Hij was gekomen voor de zijnen

doch zij hebben Hem niet aanvaard,

toch heeft Hij het duister doen verdwijnen

het ware licht bracht Hij op aard.

 

Hij heeft zichzelf aan ons gegeven

als Zoon van God, als levend brood,

opdat wij waarlijk zouden leven

een eeuwig leven, ook na de dood.

 

Zo mochten wij Hem leren kennen

als Herder, leraar van Gods Woord,

aan Hem ons hechten, aan Hem gewennen

Hij bracht ons het ware leven voort.

 

Aan Hem dan ook de eer en glorie

voor Zijn ijver voor Gods huis,

voor Zijn gemeente, de victorie

Hij bracht ons bij de Vader thuis.

De wapens waarmee wij strijden ¿?

Het woord ‘strijd’ heeft bij vele christenen nogal een beladen klank. Vaak denkt men aan de vele conflicten en verschillen van inzicht, soms ontaardend in ruzies, die er tussen christenen bestaan. Men strijdt dan om het eigen gelijk te halen, maar dat is niet de strijd die we als christenen hebben te voeren. Paulus schrijft in 1 Timoteüs 1 vers 19 (1 Tim. 01:19) over “de goede strijd te strijden met geloof en met een goed geweten”. Hij roept zijn medewerker op déze strijd te strij­den 1 Timoteüs 6 vers 12 (1 Tim. 06:12) en geeft in zijn tweede brief aan hoe hij zelf deze strijd gestreden heeft 2 Timoteüs 4 vers 7 (2 Tim. 04:07). De ‘goede strijd strijden’ is dus in de eerste plaats een kwestie van geloof. Vertrouwen op God en gebruik maken van de ‘wapens’ die Hij ter beschikking heeft gesteld. Dat zijn uiteraard geestelijke wapens, want we kunnen alleen maar succesvol strijden als we dat doen vanuit onze plaats in de gees­telijke wereld. Zoals Paulus ook duidelijk uitlegt aan de gemeente te Efeze zie Efeze 6 vers 10 tot en met 18 (Ef. 06:10-18). Bij deze ‘geestelijke wapens’ den­ken wij primair aan het gedoopt en vervuld zijn met Gods Geest. Zonder deze geestelijke krachtbron in ons zijn we onmogelijk in staat te strijden totdat de overwinning daar is. Maar ook het ‘woord van ons getuigenis’ is een krachtig wapen. Zijn wij één geworden met de woorden van Jezus en spreken en handelen wij in Zijn naam? Wie geestelijk bewapend is en deze wapens, onder de leiding van Gods Geest hanteert, zal in deze eindtijd stand kunnen houden temidden van alles wat uit het rijk der duis­ternis op ons afkomt. En dat is heel veel, want ook de vijand wordt, in de tijd die hem nog rest, steeds veel venijniger en geraffineerder in zijn tactiek en aanvallen en wie niet op zijn hoede is wordt telkens weer door hem gevloerd. Ook de vijand bewapend zijn onderdanen, dat betreft dus allen die buiten de Gemeente van Christus leven. Daaraan moesten we denken toen we de paginagrote krantenkop lazen: ‘Moderne mens wapent zich tegen oerangst’. In het artikel over dit onderwerp wordt de verschijning van het boek ‘De magische kracht van amulet, mas­cotte en talisman’ aangekondigd. Het boek is geschreven door de bekende schrijver Desmond Morriy (71) die dertig jaar geleden het boek ‘De naakte Aap’ op de markt bracht. Dit boek waarin aangrijpen­de observaties van mens en dier worden beschreven bereikte een miljoenenpubliek. Desmond die daarnaast meer dan dertig andere boeken over verschil­lende onderwerpen op zijn naam heeft staan, schrijft in zijn nieuwe boek over de ‘oerangst’ die in ieder mens aanwezig is en die hij tracht te bestrijden door het (bij zich) dra­gen van allerlei attributen en amu­letten, waarvan men meent dat er een beschermende werking van uitgaat.

Desmond zegt zelf totaal niet bijgelovig te zijn. Maar ook niet gelovig, zegt hij erbij. Hoe het zij, als gelo­vigen laten we ons niet in met deze wapens. De angst heeft plaats gemaakt voor geloof, onvrede door vrede, haat door liefde, leugen door waarheid, kortom: het nieuwe leven van Christus is in ons! En ook al leven we nu nog in een periode dat we geroepen zijn gees­telijk te strijden, met Paulus kun­nen we getuigen dat de “wapenen van onze veldtocht niet vleselijk zijn, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken” 2 Korinthe 10 vers 4 (2 Kor. 10:04).

 

Zoekend bezig naar ontwikkeling door Jildert de Boer

In dit artikel komen een aantal hartenkreten in de praktische strijd gebo­ren aan de orde. Ongetwijfeld haalt de beschreven zoektocht langs een paar onderwerpen het een en ander overhoop. Daarbij hebben we geens­zins alle wijsheid in pacht en even­min de oplossingen in onze broekzak zitten.

Vandaar een zoekend bezig-zijn, om al tastende te vinden en te trachten de wil van de Heer te verstaan. In de nood komt het er te meer op aan in Wie we ons vertrouwen stellen. Gods bedoeling is altijd geestelijke ontwikkeling via de weg van loute­ring. Die loutering leidt tot verede­ling, tot een kwaliteitsleven met een verdiepte inhoud. In de crisis van ons leven, of in een gemeentecrisis is het zaak in geloof en geduld te volharden zonder het bijltje erbij neer te gooien.

Tot die opgeef-houding wil de boze ons verzoeken, maar in geloof stalen we onze geestelijke spieren en mogen we op onze geestelijke benen blijven staan. In onze strijd zijn we afhankelijk van de Heer en Hij vormt ons dwars door teleurstellin­gen heen, zodat wij geen ‘zielig hoopje mens’ worden of blijven, maar ons kunnen verblijden in het doel dat de Heer met ons beoogt: de levende hoop tot de heerlijkheid van de zonen Gods!

Houd moed temidden van…

Jezus sprak: ‘In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houd goede moed, Ik heb de wereld overwon­nen” Johannes 16 vers 33 (Joh. 16:33). In de Amplified vertaling wordt verdrukking omschreven met: frustraties, teleur­stellingen en ontgoochelingen. Welke christen kent niet de teleur­stelling in een medechristen? Wie heeft er nog nooit een onrechtvaardi­ge behandeling van medebroeders meegemaakt? Kan het gebeuren dat het bouwen van de gemeente frus­traties oplevert? Is ontgoocheling van gemeenteleden denkbaar als voorgangers in een ernstige zonde vallen?

De vijand is er als de kippen bij om voeding te verstrekken aan gevoe­lens en gedachten van frustratie, teleurstelling, ontmoediging en ont­goocheling. Jezus leefde zelf op aarde ook in bezet gebied en Hij kende de listige intriges van de over­ste van deze wereld. Hij roept ons op om evenals Hij dwars door alles heen goede moed te houden en met Hem te overwinnen! De vijand der mensen is er doorlo­pend op uit ons beentje te lichten. Als het even kan onderneemt hij zijn pogingen om ons onderuit te halen. Wij kennen de situaties dat in ons leven het ‘geduvel’ op ons af komt. Dan mogen wij leren ons te oefenen in het strijden van de goede strijd des geloofs. Er is waakzaam­heid vereist, om niet tot mismoedige gedachten te komen als het in het zichtbare, naar wat voor ogen is, volop tegen zit. De Heer is er echter ook nog en Hij wil ons daar door­heen halen!

Moeiten rondom het werk. Worden wij werkeloos dan voelen we ons misschien verworpen in ons maatschappelijke functioneren en een ‘afdankertje’ onder de mensen die ons kennen. Nu komt het er temeer op aan dat wij helder voor onze (geestelijke) ogen hebben hoe­veel wij waard zijn in Gods ogen. Op die manier blijven wij in onze opstelling en houding fier overeind in vertrouwen op God dat Hij in deze omstandigheid uitkomst zal geven en dat wij ondertussen volop nuttig blijven.

Op ons werk kunnen wij ook in nij­pende omstandigheden terechtko­men. Laten wij dan de mentaliteit van Christus zien? Of wordt het onrecht van een ‘verkeerde’ baas 1 Petrus 2 vers 18 (1 Petr. 02:18) ons te heet onder de voe­ten, waardoor we niet heel anders dan de meesten reageren? De gezindheid bereidwillig dienst­baar te zijn als aan de Here en niet aan mensen Efeze 6 vers 7 (Ef. 06:07) is een schit­terende christelijke deugd. “Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte als voor de Here en niet voor men­sen” Kolossenzen 3 vers 23 (Kol. 03:23) is hier ons oefenter­rein. Op dit gebied is het zoeken naar het naar behoren verrichten van je dagelijks werk zonder een slaaf van je werkgever te zijn, of zo door je aardse werk opgeslokt te worden dat je er gestrest van raakt.

Moeiten in het gezinsleven

Ons gezin is een “proeftuin”, waar wij van alles tegenkomen, om er ons (geestelijke) voordeel mee te doen. Als het echter lijkt dat het met een kind slecht gaat, dan dienen we te leren die proef te doorstaan. Dat wil zeggen: niet bij de pakken neer te gaan zitten, maar door- te- blijven- staan in volhardend geloof en gebed. En: door te gaan met het geven van warmte, je kind te heiligen, en zicht te hebben op mee dienende engelen, ook al zie je nog geen uiterlijke resultaten.

De dienst thuis goed vervullen is de eerste prioriteit voor iemand die ook graag in de gemeente wil dienen 1 Timoteüs 2 vers 10 tot en met 13 (1 Tim. 03:10-13). Daar worden we allereerst op de proef gesteld. Vangen we daar de kleine vossen van ergernis en irritatie? Hoe is mijn eigen houding en toon ten opzichte van een kind? Als het nodig is gedrag te corrigeren, dan is het van enorm belang niet het kind zelf af te wijzen (“jij bent ook altijd…”). Durf ik mijzelf kwetsbaar op te stel­len tegenover mijn kinderen? Zijn wij bereid te investeren in onze ‘inboorlingen’ dichtbij? In het laatste vers van het Oude Testament lezen we dat God (eerst!) de harten van de vaderen tot de kinderen terugvoert en (dan!) het hart der kinderen tot hun vaderen Maleachi 4 vers 6 (Mal. 04:06). Voor het leiden van een gezin is heel wat stuurmanskunst vereist, om zonder averij tussen de klippen door te varen en vaak is het zoeken naar de goede koers. We zijn om raad ver­legen, maar niet radeloos. Het is bidden om wijsheid van God, om goede keuzes en doeltreffende beslissingen te nemen. Als wij daar in de eerste plaats een reddend werk verrichten, dan zijn wij tevens geschikt om de gemeente en anderen te dienen. Het huwelijk vraagt om blijvende investeringen, teneinde elkaar te ver­staan, te blijven communiceren, elkaar te begrijpen en elkaar aan te voelen. Dat zijn dingen die ons niet komen aanwaaien, maar die tijd en inzet vergen.

Als de harmonie op sommige pun­ten onder druk staat, hoe gemakke­lijk is het dan langs elkaar heen te leven, of zelfs elkaar te verwijten, in plaats van te werken aan begaanbare wegen, om samen verder te gaan. Soms is het zoeken naar wijsheid waar te spreken en waar te zwijgen en te wachten. Het doorduwen van eigen mening ligt naar de mens gesproken dichtbij. Het leren reke­ning houden met elkaar is de koninklijke weg, waarop je zoekt het voor de ander fijn en aangenaam te maken.

Moeiten in de gemeente

De gemeente is een werkplaats of een bouwplaats. Daar wordt geschaafd en geschuurd en zodoen­de worden wij aan elkaar geslepen. “Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de andere” Spreuken 27 vers 17

(Spr. 27:17).

In de gemeente gebeuren echter nog een heleboel onbegrijpelijke dingen, die je onder christenen feitelijk niet verwacht, maar die vallen onder de categorie ‘vleselijk’. Kan ik dan de dingen die gebeuren overgeven aan Hem die rechtvaardig oordeelt? 1 Petrus 2 vers 23 (1 Petr. 02:23). Ben ik in staat om het kwade te overwinnen door het goede? Romeinen 12 vers 21 (Rom. 12:21). Als ik aanstoot neem, dan loop ik het gevaar mij te branden aan een geest van kritiek en oordeel. Maar waarom groet hij me niet? Hoe komt het dat ik zo’n koud antwoord van haar krijg? Waarom word ik gepasseerd voor die taak? Enzovoort.

De hoofdzaak in deze dingen, en vele meer, is dat God mij kan veran­deren en dat ik begrip krijg voor de ander, zelfs als hij/zij het bewust of onbewust fout doet voor zover als ik kan zien…(ik heb echter ook ‘blinde vlekken’ en interpreteer nog niet vol­komen).

Scheid ik de veelal goedwillende mens van de machten der duister­nis, of ga ik dan toch nog bij vlees en bloed (het menselijke inzicht) te rade en voer ik de strijd op het natuurlijke vlak door bijvoorbeeld een discussie aan te gaan die tot niets nuttigs leidt?        

De boze blokkeert maar al te graag de broederschap en tracht ons door kleine misverstanden op het verkeer­de been te zetten. Zoeken wij dan contact en gemeenschap met elkaar of laten wij ons door de lagen van de tegenstander, die ons focust op het zichtbare bij de ander, in de luren leggen?

Hier kunnen wij zoeken naar ont­wikkeling van gemeenschap als wij ons door de Geest laten leiden en niemand meer naar het vlees te ken­nen. In zo’n klimaat wordt de broe­derschap opgebouwd en wordt er gewerkt aan relaties met een gezindheid vanuit het hart elkaar echt te ontmoeten. Het is een kostbare zaak in gemeente bouw oog te hebben voor de enke­ling, opdat die tevoorschijn komt. In de bediening van Jezus valt het ons telkens weer op dat Hij niet slechts de schare leerde, maar bovenal oog en hart had voor de individuele mens in nood.

We denken bijvoor­beeld aan de gesprekken, die voor ons staan opgetekend, met Nicodemus en met de Samaritaanse vrouw in Johannes 3 en 4.

Op zoek naar genezing

Velen zijn teleurgesteld dat -ondanks de herontdekking van de geloofs- en gebedsgenezing- niet allen genezen worden. We verlangen naar een ont­wikkeling, waarbij ook de gaven van genezing in de gemeenten beter tot functioneren komen. Bij het zoeken naar genezing en het op de bres staan voor zieken kwam mij de geschiedenis van Jezus in Markus 8 vers 22 tot en met 26 (Mark. 08:22-26) te binnen. De eerste keer dat Jezus in dat ver­haal een blinde de handen oplegt, heeft als resultaat dat hij de mensen als bomen ziet wandelen. Dan staat er zo leerzaam: “vervolgens legde Hij weder de handen op zijn ogen, en hij zag duidelijk en was hersteld. En hij zag voortaan alles scherp”. Jezus genas hier in twee etappes en Stat is iets om over na te denken! Natuurlijk geloven wij in directe, instantelijke genezing. De praktijk leert evenwel dat de genezing vaak ook in een proces, door strijd heen, al dan niet met hulp van artsen, tot stand komt. Bovendien hebben wij onze worsteling met nog niet gene­zen zieken en herinneren we ons gelovigen, die ondanks aanhoudend en intensief gebed om genezing, toch overleden zijn. Op onze vragen in deze hebben we nog niet altijd een helder antwoord, maar we zijn zoekend bezig naar meer licht op dit terrein. Wij die bezig zijn met aankomend zoonschap merken dan, dat we nog niet alle wetmatigheden in de geestelijke wereld kennen, waardoor de resulta­ten die we op grond van Gods woord verwachten, soms nog uitblijven. Toch is het wezenlijk geloof en hoop voor de zieken te verkondigen en ze desnoods vele keren de handen op te leggen, zoals de Heer ons opdroeg. Van het allergrootste belang is dat Satan onze inwendige mens niet kan aantasten met zijn geloof ondermijnende activiteiten, zodat wij, als ons lichaam wordt aangetast, de innerlijke vrede kunnen bewaren in vertrouwen op de Heer, die uitkomst geeft.

Op weg naar het zoonschap willen wij leren werken met de krachten der toekomende eeuw en oefenen wij ons in het anticiperen op die tijd! Al tastende willen wij meer wijsheid van de Heer opdoen en balanceren wij tussen het ‘reeds’ en het ‘nog niet’.

Sektarische neiging

Als je gevormd bent door een per­soon of richting, die bepaalde unie­ke dingen heeft, dan kun je in de verzoeking komen te denken: ‘wij zijn het, wij hebben het en wij weten het’. Er ontstaat dan een sek­tarische tendens, die je isoleert van andere christenen die je mogelijk in de naam van de Heer iets te zeggen hebben, zelfs als er in ons midden dingen zijn geopenbaard, die je elders in de christenheid tamelijk weinig tegenkomt. In voorzichtigheid en met wijs beleid geloof ik dat het van geestelij­ke volwassenheid getuigt als wij ver­bindingslijnen leggen in den lande, om -waar mogelijk- anderen tot zegen te zijn en omgekeerd geze­gend te worden door datgene wat de Heer aan anderen heeft toever­trouwd.

Uiteraard kan het daarbij voorko­men dat je lang niet altijd waarachti­ge broederschap vindt of ontmoet. Het Babylonisch-religieuze is groot en onderscheiding van geesten is onontbeerlijk! Dat ontslaat ons ech­ter niet van de roeping om gemeen­schap te zoeken met de oprechten van hart en de getrouwen in den lande. De opdracht luidt: “Verzamelt Mij mijn gunstgenoten, die met Mij het verbond sluiten met offers” Psalm 50 vers 5 (Ps. 050:005) en: “Jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroe­pen uit een rein hart” 2 Timoteüs 2 vers 22 (2 Tim. 2:22).

Gemis aan identiteit

De tegenovergestelde beweging ont­staat als er identiteitsverlies optreedt en het niet meer zoveel uitmaakt wat je leert en gelooft, zodat men zich gemakkelijk associeert met de brede evangelische wereld. Op die toer glijdt men gemakkelijk uit naar dubieuze manifestaties als het ‘val­len in de geest’ en dergelijke. Zonder elitair of fanatiek te zijn mogen wij dankbaar zijn voor het geheim van de ‘hoge weg’ door de hemelse gewesten, als deze heerlijke inzichten tenminste tevens praktisch omgezet worden in leven Gods. Het is van geweldig groot belang dat wij balans zoeken tussen gezonde leer en leven en tussen Woord en Geest, tussen openheid voor ande­ren en bewaring van het goede in ons door de Heer aangereikte inzichten. In dit heilzame evenwicht komen wij niet in de ‘sloten’ aan weerskanten van de weg, namelijk aan de ene kant de verabsolutering van de boodschap, die soms een bepaalde hardheid in opstelling met zich meebracht, en aan de andere kant de nivellering van de bood­schap, die soms een bepaalde onver­schilligheid ten aanzien van de leer veroorzaakte. Hoe goed is het als ons getuigenis luidt: “Ik wandel op het pad der gerechtigheid, midden op de wegen van het recht” Spreuken 8 vers 20 (Spr. 08:20). Laten wij zoekend bezig blijven naar een positieve ontwikke­ling en een zuivere koers naar Woord en Geest!

 

De strijd om het geloof door Wim te Dorsthorst

 

“Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is” Judas 3 (Judas 01:03). “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk” 2 Korinthe 13 vers 5 (2 Kor. 13:05).

Dat zijn best confronterende woor­den van twee dienstknechten van Jezus Christus, die gelovigen van deze tijd wel iets te zeggen hebben. Judas zegt dat het zijn grote verlan­gen is om te schrijven over het gemeenschappelijk heil. Het heil dat in Jezus Christus open­baar is gekomen is zó allesomvat­tend voor het leven, zó verheffend voor de mens, zó vol gelukzaligheid, dat het altijd weer vreugdevol is om er mee bezig te zijn. En het was ook de diepste wens van Judas daar over te schrijven.

Maar zegt hij, terwijl ik niets liever wil, zie ik mij toch genoodzaakt het te doen met de vermaning: “tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is”.

Waar zo’n groot heil voor de mens geopenbaard wordt, ontbrandt ken­nelijk ook een grote strijd in de gees­telijke wereld om de mens dat heil te ontfutselen of in ieder geval krachte­loos te maken.

Judas zegt: ‘Daarom moet ik jullie vermanen tot het uiterste te strijden, voor het geloof dat eenmaal de wereld is overgegaan in de begintijd, en de heiligen gepredikt is’. Waarschijnlijk heeft Judas niet kun­nen voorzien dat zijn briefje, nu zo’n 1950 jaar later, zo actueel zou zijn. Het is een echte eindtijd-brief en veel van wat hij schrijft zien we al volop in werking!

De apostel Paulus heeft het over het­zelfde heil als Judas, als hij zegt: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk”. Woorden om eens bij stil te staan, omdat ze zeker ook op deze tijd, waarin wij leven, betrekking hebben en van toepassing zijn. Stel uzelf op de proef en onderzoek uzelf. Maak de balans maar eens op! Een aansporing die nuttig is voor iedere gelovige om zo af en toe eens pas op de plaats te maken en zich­zelf het een en ander af te vragen. Te kunnen geloven is één van de schitterende vermogens die ieder mens van zijn Schepper ontvangen heeft. Daar gaat het Judas en Paulus hier echter niet om. Zij spreken over ‘het geloof’ en bedoelen daar­mee niet het geestelijk vermogen om te geloven, maar om alles wat het evangelie Gods inhoudt. Daar wordt mee bedoeld de gehele geloofswaarheid. Alles wat ons in de Bijbel aan heil geopenbaard wordt. Dat wordt in de Bijbel over het alge­meen aangeduid met ‘het geloof’, waar we door ons per­soonlijk geloof deel aan hebben. Daarom spreekt Judas ook van ‘het geloof’ dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. Dat is dan de totale prediking van ons gemeenschappe­lijk heil zie bijv. ook Galaten 3 vers 23 tot en met 25 (Gal. 03:23-25 ter verduidelijking).

Het gemeenschappelijk heil

Het gemeenschappelijk heil wat vanaf de eerste Pinksterdag de wereld is overgegaan, is nog onver­anderlijk hetzelfde. Centraal daarin staat het kruis van Christus. Als Paulus ergens een gemeente stichtte, dan was dat het begin van alle prediking: “Jezus Christus die gekruisigd is voor alle mensen”, naar 1 Korinthe 2 vers 2 (1 Kor. 02:02). Maar Hij is niet alleen gestorven en begraven, maar ook weer opgestaan, anders zou de prediking zonder inhoud zijn evenals uw geloof, zegt Paulus in 1 Korinthe 15 vers 14 (1 Kor. 15:14). Maar het heil is niet alleen schuld­vergeving en verzoening met de Vader in de hemel, het is ook het evangelie van ‘de behoudenis’ en van de ‘heerlijkheid’. Alles wat God de mens in genade schenken wil om tot volledige behoudenis en tot vol­heid in Christus te komen; om onberispelijk naar geest, ziel en lichaam voor Zijn aangezicht gesteld te kunnen worden. Ieder mens die in gehoorzaamheid de weg van God wil gaan in beke­ring, doop in water en het ontvan­gen van de heilige Geest, naar Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38), is een nieuwe schepping in Christus en gezegend met een onuitsprekelijke schat aan zege­ningen en mogelijkheden in de hemelen.

Petrus spreekt van levende stenen in de tempel van God, uitverkoren en kostbaar om in dat geestelijke huis een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. Een uitverkoren geslacht, een koninklijk priester­schap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom 1 Petrus 2 vers 4 tot en met 9 (1 Petr. 02:04-09)-

Erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus. Wat is het niet geweldig om erfge­naam te zijn van een rijk iemand. Hoeveel te meer om erfgenaam te zijn van de Schepper van hemel en aarde! Om opgeleid te worden tot het heilige koningschap en om met Jezus Christus als Hoofd te dienen en te regeren in de komende eeu­wen. Dit en nog veel meer, is het gemeenschappelijk heil van alle waarachtige gelovigen op aarde.

Dat is ‘het geloof’ en het gemeen­schappelijk heil dat van het begin af verkondigd is.

Stel uzelf op de proef

Dat is het waar het om gaat. Onderzoek u nou zelf eens, zegt de apostel, en stel uzelf op de proef of u nog wel in ‘dat geloof’ bent. Ben ik er zeker van dat Christus in mij is? Heb ik een helder besef van ons gemeenschappelijk heil? Wil ik er dan ook tot het uiterste voor strij­den? In hoeverre bepaalt dit mijn leven? Leef ik daarin, leef ik daaruit en leef ik daardoor? Wat is mij het evangelie waard? Hoe dicht mag Gods woord bij mij komen om mij te bevragen over mijn leven? En mag Hij het ook totaal veranderen? Hoe groot is mijn verlangen en mijn liefde om Gods wil te leren kennen en te doen?

Hoe groot is mijn verlangen om Gods woord te lezen? (Zoals de Israëlieten dagelijks het manna moesten verzamelen om niet om te komen in de woestijn). Probeer maar eens, zegt Paulus, of u de proef kunt doorstaan! Zo niet, ja, dan ziet het er niet zo best uit. Hij zegt: “dan bent u verwerpelijk”.

Andere vertalingen zeggen: “Dan bent u te licht bevonden” – “Dan bent u ongeschikt” – “Dan staat u er helemaal buiten”. Wij zouden kunnen zeggen: Dan wordt het hoog tijd om orde op de geestelijke zaken te stellen. Zo’n woord van Judas en Paulus is wel heel persoonlijk. Het brengt ons heel dicht bij ons zelf! Na jaren lang het goede woord Gods gehoord te hebben kan er misschien gewenning zijn ontstaan. Laten we eerlijk zijn, hoe kunnen de mooiste woorden en beloften Gods niet hun glans en waarde verliezen als het niet meer verstaan wordt met een warm kloppend en dankbaar hart. Een groot gevaar in deze tijd is zeker, zó in beslag genomen te wor­den door de dagelijkse beslomme­ringen, dat het gemeente-gebeuren min of meer een sleur wordt. Dat het iets is geworden naast al het andere in plaats van dat het de hoofdzaak is.

Het kan zijn dat vreugde en dank­baarheid over de reiniging van vroe­gere zonden vergeten is, en Petrus merkt op dat dat verblinding teweeg kan brengen en onvruchtbaarheid 2 Petrus 1 vers 9 (2 Petr. 01:09).

Verblinding voor het feit dat we de hemelse Hogepriester en de reini­ging door Zijn bloed nog altijd nodig hebben.

Reiniging van zonde

Dit kernpunt van ons gemeenschap­pelijk heil wordt in onze post­moderne tijd sterk aangetast. Zondebesef en schuldbesef is steeds meer en meer aan het verdwijnen; men praat daar liever niet over. Men praat liever over ‘schuldgevoel’. Dan wordt het objectief. Heeft iemand geen schuldgevoel dan is er ook geen schuld!

Maar zo spreekt God er niet over en de Heer Jezus is ook niet voor ‘schuldgevoelens’ gestorven. God laat Jesaja opschrijven: “Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden” Jesaja 53 vers 5 (Jes. 53:05). En ook: “Ik vaag uw overtredingen weg als een nevel en uw zonden als een wolk; keer weder tot Mij, want Ik heb u verlost”. God spreekt niet over schuldgevoel, maar heel concreet over overtredingen en zonden. Jesaja vervolgt dan met: “Jubelt, gij hemelen, want de Here heeft het gedaan; juicht, gij diepten der aarde, breekt uit in gejubel, gij bergen, gij woud met alle geboomte daarin, want de Here heeft Jakob verlost” Jesaja 44 vers 23 (Jes. 44:23). Zó groots en allesbepalend in een mensenleven is de verlossing die God ons geschonken heeft in Zijn Zoon Jezus Christus, dat alles in ons (want dat bedoelt Jesaja met z’n beschrijving) dient uit te breken in gejuich en gejubel. Bovendien is het één van de machtigste wapens in de strijd tegen de aanklager die ons dagelijks van de gerechtigheid Gods wil beroven.

Het fundament

Een indringende oproep dus, om onszelf te onderzoeken en te beproe­ven of we nog wel in het geloof zijn! Is het fundament uit Hebreeën zes nog een levende werkelijkheid in mijn leven? Beleef ik de bekering van dode werken nog? Wat is nog de waarde van de waterdoop, waar de oude mens met Christus werd begraven en de nieu­we mens bekleed met Christus te voorschijn kwam? Wordt dit nog dagelijks beleefd en er uit geleefd als mensen die werkelijk gestorven zijn? Is het een dagelijkse keuze om het oude ook werkelijk in de dood te laten en te leren in nieuwheid des levens te wandelen? Het oude kan de ontwikkeling van de nieuwe mens totaal verstikken. Er kan dan ook geen doorbraak komen in psychische noden en problemen.

Wordt de doop in de heilige Geest nog beleefd? Brandt dat vuur van binnen nog? Wordt Zijn leiding nog gezocht of is de Geest al lang uitge­doofd door prachtige theorieën hier­over, of omdat men eigen wegen wil gaan?

Wordt de Geest niet bedroefd, door dat Hem maar nauwelijks de ruimte gegeven wordt bij het tot stand bren­gen van vrucht in het leven, in hulp bij het bidden, in het spreken in nieuwe tongen, in het werken van de gaven, in Zijn werk van de levensheiliging?

Dit zijn alleen nog maar de meest fundamentele zaken. Hoe oneindig veel meer is ons totale gemeen­schappelijke heil? Hoeveel meer is ‘HET GELOOF’ wat in vele jaren aan ons gepredikt is?

Laat u niet verleiden

Is dat nu allemaal zó belangrijk? Is dat niet sterk overdreven? We zijn als volk van God een tijd ingegaan waarin de meest funda­mentele waarheden van het christen zijn, zoals hierboven genoemd, wor­den ondergraven.

Wij zullen als christenen van de een­entwintigste eeuw tot het uiterste moeten strijden voor ‘het geloof’ wat eenmaal de heiligen overgeleverd is; het geloof wat in de begintijd na Pinksteren de aarde overgegaan is.

De Heer Jezus waarschuwt en zegt – en dan heeft Hij het over de eindtijd waar wij al in leven-: er zullen ‘valse profeten, valse leraren, valse aposte­len’ komen, ja, zelfs mensen die zich ‘christus’ zullen noemen. Mensen die zich ‘gezalfde dienst­knechten’ noemen, allemaal met het doel de heiligen te verleiden en te misleiden met leugen en bedrog. De Heer zegt dan verder: “Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden”, Matteüs 24 vers 4 en 5 (Matt. 24:04-05). Dat is heel triest wat de Heer zegt: “Velen zullen zich laten verlei­den”! Er zal steeds weer opnieuw een aan­slag gedaan worden op de waarachti­ge Bijbelse waarheid, op ‘het geloof’. De waarheid zal aange­tast worden, afgezwakt worden, ver­anderd worden en van zijn kracht beroofd worden. Men probeert het aan te passen aan de tijd. Men pro­beert het woord van God te ‘moder­niseren’. Je hoort dan: Ja, dat is zó cultuurgebonden geweest, dat geldt nu niet meer!

De meest fundamentele geloofs­waarheden worden door mannen van naam, in Nederland maar ook daar buiten, ontkracht. Dat slaat dan in als een bom. Dan is er weer een boek of een uitspraak van een of andere grote theoloog wat een soort aardbeving veroorzaakt, wat nog lang naschokken tot gevolg heeft in de harten van gelovigen. Men maakt de meest fundamentele geloofswaar­heden tot drogredenen. Het is met name de Heer Jezus die steeds weer oproept tot waakzaam­heid. Wees waakzaam en blijf waak­zaam en volhardt tot het einde toe, zegt Hij dan. De enige mogelijkheid schrijft Paulus, om in de eindtijd staande te kunnen blijven, is om de waarheid Gods onverkort lief te blij­ven hebben, en uiteraard ook te doen.

De Bijbel ontkracht

Het is nu juist de waarheid van de Bijbel, Gods woord, die het de afge­lopen eeuw zwaar te verduren heeft gekregen. Net voor de eeuwwisse­ling kwam er nog een aanval uit onverwachte hoek. In oktober verle­den jaar hebben we in alle kranten kunnen lezen: “Archeologen ont­krachten de Bijbel”! De Telegraaf van 29 oktober kopte een artikel met: “Bijbelse claim joden op Israël blijkt fictie”! Het arti­kel wordt dan ingeleid met: “Na 70 jaar intensief archeologisch onderzoek naar bijbels-joodse wortels in het ‘Beloofde Land’ wordt het fundament onder de joodse claim op Israël vandaag onderuitgehaald door een groep archeologen”. Het blijkt dan verder in het artikel dat de joodse archeoloog Zev Herzog met zijn team tot de voor hem ‘onomstotelijke’ conclusie is geko­men dat de Bijbelse verhalen niet berusten op historische waarheid. Niets berust voor deze geleerden op waarheid.

Ja, dat slaat natuurlijk in als een bom, maar het trieste is dat het bij veel christenen blijft knagen in hun harten als ze de Bijbel willen lezen. “Zou dit wat ik lees nu waar zijn of niet? Als het alleen maar verhalen zijn met een morele of geestelijke waarde waarom heeft de Heer Jezus of de apostelen daar dan nooit op gewezen? Waarom spraken die juist altijd met overtuiging over de schriften? Of: “Er staat geschreven”, enz. Het brengt onzekerheid en verwar­ring en daar is het de duivel, die achter dat alles zit, juist om te doen. Een dag later, 30 oktober, in dezelfde krant een interview met ds. Nico ter Linden, de schrijver van: “Het ver­haal gaat”. Een herschrijving van de Bijbel in verhaalvorm naar zijn eigen ideeën. Hij zegt: “Veel Bijbelse figuren hebben nooit bestaan. Natuurlijk stortten de muren van Jericho niet ineen toen Jozua op de zevende dag zevenmaal om de stad trok, terwijl de priesters op de rams­hoorn bliezen”.

Voor Ter Linden is “Adam een voor 100% bedacht figuur”, waarmee dan

de hele scheppingsorde van God onderuit gehaald wordt. De geest van de antichrist

Zo maar enkele voorbeelden die wel aangeven in wat voor tijd we leven. Wie nog in de Bijbel gelooft als het geïnspireerde woord van God wordt zo langzaam aan wel voor dwaas ver­sleten.

Al die verkondigingen en meningen hebben juist ook tot doel de gemeente binnen te dringen en ‘het geloof’ te ondermijnen! Zo groeien we steeds meer en steeds duidelijker naar een volheid des tijds waarin de mens der wetteloosheid, de antichrist zich zal openbaren. Die geest heeft al vanaf het begin als een anti-kracht in de gemeente gewerkt. De apostel Johannes schrijft daarvan in zijn eerste brief: “Wie is de leugenaar dan wie loo­chent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent” 1 Johannes 2 vers 22 (1 Joh. 02:22). “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse pro­feten zijn in de wereld uitgegaan. Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld” 1 Johannes 4 vers 1 tot en met 3 (1 Joh. 04:01-03). Wij zien nu dat steeds openlijker juist die dingen beleden worden waarvan Johannes zegt: het is uit de geest van de antichrist!

Waakt te allen tijde

In die wereld van verwarring zal de gemeente van Jezus Christus tot vol­heid moeten komen. Is dat mogelijk en is ontkoming mogelijk? Ja, zegt de Heer Jezus: “Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen” Lucas 21 vers 36 (Luc. 21:36). Deze woorden van de Heer zijn een geweldige bemoediging voor de mens die het evangelie Gods werke­lijk in z’n hart sluit en de waarheid onverkort lief wil blijven hebben. Er is te ontkomen!

Wij behoren dus waakzaam te zijn, en te bidden om bijstand en kracht om staande te blijven, dwars tegen alle verleugening en verdrukking in. De Heer zegt: “Ik weet, waar gij woont, daar waar de troon des satans is” Openbaring 2 vers 13 (Openb. 02:13). Hij zal Zijn volk machtig nabij zijn en ondersteunen om te ontkomen aan alles wat geschieden zal. Hij zal er op toe zien dat niemand boven zijn kunnen verzocht zal worden 1 Korinthe 10 vers 13 (1 Kor. 10:13). Bovendien is er een hemelse legermacht aan onze zijde, want de grote vorst Michaël en zijn engelen strijden met Gods volk mee tegen de draak en zijn engelen, Openbaring 12 vers 7; Daniel 12 vers 1 (Openb. 12:07 en Dan. 12:01). Zo zal er, ondanks alle druk en list van de dui­vel, toch een volk komen, wat in de kracht van de heilige Geest, tot het uiterste heeft gestreden en voor het aangezicht van de Zoon des mensen gesteld zal worden. Een volk dat tot het uiterste gestre­den heeft om ‘het geloof’ dat eenmaal de heiligen overgeleverd is vast te houden. Een volk dat bidden­de waakzaam is gebleven en onbe­rispelijk zal blijken te zijn naar geest, ziel en lichaam. Het volk waar de zuchtende schepping met smart naar uitziet.

 

Doortocht en uittocht door Ada Karst

 

“De woorden van Prediker, de zoon van David, koning te Jeruzalem”. Zo begint het Bijbelboek Prediker. En vervolgens kunnen we daarin lezen wat deze koning, in grote opmerk­zaamheid, allemaal heeft waargeno­men onder de zon. Onder de zon? Als gelovigen van het Nieuwe Verbond lezen we hierin meteen ‘onder de Zon’ (met een hoofdletter)! Bekleed met en onder­steund door Jezus Christus hebben wij, als zonen Gods, ook een grote opmerkzaamheid ontvangen door de uitstorting van de heilige Geest in ons.

Dat is een geestelijke opmerkzaam­heid, vandaar: onder de Zon. Als we dan de Schrift lezen en overdenken, doen we dat vanuit de Geest die Hij ons schonk en steeds opnieuw schenkt; vanuit Zijn volbrachte werk. Dan is het lezen van het Oude- en Nieuwe Testament niet als het plukken van groene, nog onrijpe korrels. Het lezen en verstaan van ons eigen geloofsleven is daarin. Zo is het geworden tot het plukken van gerijpte korrels. Want het geduld van de Landman is er overheen gegaan. Vroege en late regen, het eerste en tweede onderwijs, redding en behoud hebben en doen hun werk in ons. Het is volbracht en het wordt volbracht in ons, de Gemeente. De Gemeente mag nu genieten van de verheldering der Schriften. Dit is haar ‘eredienst’. Hoe kijkt de Gemeente tegen dit vol­brachte werk aan? Hoe gaat ze ermee om? In Prediker 2 vers 12 (Pred. 02:12) lezen wij: “En ik wendde mij, om wijsheid benevens dwaasheid en onverstand in ogenschouw te nemen, immers hoe staat de mens die de koning opvolgen zal, tegenover wat deze al gedaan heeft?”

De plaats van eredienst

God heeft het eerste woord! Voor het volk Gods van het Oude Verbond en Nieuwe Verbond ook nog maar één voet in het beloofde land had gezet, had God al via Mozes gesproken over die ene plaats van eredienst: “Maar wanneer gij de Jordaan zult zijn overgetrokken en woont in het land dat de Here, uw God, u zal doen beërven, en Hij u rust geeft van al uw vijanden aan alle kanten, en gij veilig woont, dan zult gij naar de plaats die de Here, uw God, ver­kiezen zal, om daar Zijn naam te , doen wonen, alles brengen wat Ik gebied… en de gehele keur der gelof­ten die gij Here doen zult” Deuteronomium 12 vers 10 en 11 (Deut. 12:10-11).

Daar staat nogal wat! Voor hen toen, voor ons nu. Wie dit leest en geeste­lijk verstaat, weet dat toen en nu een hele geloofsweg is afgelegd. Rust en veiligheid aan alle kanten. Daar heeft Jezus, in opdracht van Zijn Vader, ons -de Gemeente- gebracht. En wat dan? De Gemeente is niet pas geboren. Ze is op goede leeftijd gekomen zodat ze de onderwijzing kan verstaan.

Dan lezen we de waarschuwing: “Neemt u ervoor in acht dat gij uw -‘Nieuwtestamentische) eredienst niet brengt op elke willekeurige plaats, maar op de plaats die de Hére verkiezen zal” Deuteronomium 12 vers 13 en 14 (Deut. 12:13-14). In onze tijd zijn veel gemeenten ont­staan. Er is echter maar één Gemeente, bestaande uit gelovigen aller tijden. Dat is de plaats waar God sprak en nu Jezus spreekt. Onder leiding van Mozes, door mid­del van de stam Levi, zijn toen de woorden Gods in het zichtbare uit­gewerkt. Maar Gods plechtige woord heeft gesproken over de tijd na de wet. Dat woord stelt de Zoon, die Heer de Gemeente is! Wat is het, door Hem, nu een heerlijke ‘door­tocht’ geworden: via het oude naar het nieuwe! Het is ook een ‘uittocht’! Een uit­tocht uit de letters! We zijn immers in de nieuwe staat des Geestes (2 Korinthe 3).

“Men achtte oudtijds

diegene een ketter,

die min den geest dient, dan de letter

Maar wie dient beide alom het meest?

Hij die de letter maakt tot Geest!”

(De herkomst van dit gedichtje is mij onbekend. Misschien weet iemand die dit leest er meer over te vermelden?)

Wat een Ere-dienst!

Voortaan is de Zoon de ene plaats van eredienst. Hij is het Altaar. De Leeuw uit de stam van Juda heeft daartoe Zijn werk in ons leven vol­bracht en tot bevoegd priestervolk gemaakt. Zo mogen we Hem ‘eten’ Johannes 6 vers 22 tot en met 60 (Joh. 06:22-60).

Dat is ‘de eredienst op de juiste plaats’. Dan worden alle woorden in het Oude- en Nieuwe Testament ver­klaard, door de inwoning van de hei­lige Geest. Dat is onze redelijke Ere­dienst.

Wij hebben een altaar, waarvan zij (van het Oude Verbond) nog niet konden eten, Hebreeën 13 vers 9 tot en met 15  (Heb. 13:09-15). Het Altaar waarvan wij eten kent geen ceremonieel. Het gaat immers om het horen van de prediking van Jezus, die Woord in Geest verklaart. Daarom nemen we niet zomaar tek­sten uit het Oude- of Nieuwe Testament om ze naar de letter, naar hun uiterlijk, voor een of ander doel te gebruiken. Dat brengt geen verdergaande ontwikkeling. Integendeel, het brengt verdeeld­heid, verderf. Dat is een willekeurige plaats van eredienst. Dat bewerkt wel veel, maar het kan niet brengen tot vernieuwing, verheldering en ontwikkeling. Dan verwordt de ere­dienst tot een hinken op twee gedachten. Het oude vasthouden en het nieuwe? Immers ‘het verdwij­nende’, dat zeker heerlijkheid bracht voor de gelovigen van die tijd, is ver­dwenen! Jezus overwon en wij met Hem!

Psalm 19 vers 3 tot en met 5 (Ps. 019:003-005) heeft ons, nu we vernieuwd zijn in ons denken, veel te zeggen: “De Dag (van Christus; het Licht) doet sprake toe­stromen aan de dag (aan hen die in het Licht wandelen)” En de nacht (duisternis) predikt ‘kennis’ aan de nacht (aan hen die dus niet kunnen ‘zien’). Maakte God niet scheiding tussen licht en duisternis?!

Dat is de taal van de Geest! We mogen wandelen in de door Jezus

bereide geloofswegen. We genieten van het Altaar: Jezus! Wat een vol­heid om nieuw te lezen en te leven. De beleving van deze volheid mogen we niet uitstellen met woorden als: ‘dan’ en ‘later’.

Eén Gedachte

De Gemeente heeft in het eerste onderwijs gestaan. Dat was het begin van de jaren van geloofsont­wikkeling.

Maar hoe voleindigt de Gemeente die jaren? Hoe kijken we aan tegen het werk dat de Koning al gedaan heeft?

In Psalm 90 vers 9b (Ps. 090:009b) lezen we: “Wij voleindigen onze jaren als een gedachte”. ‘Een’ gedachte? Wat een volheid om dit nieuw te lezen! We zullen niet aan talmen denken nu de Heer van de Gemeente Woord in Geest verklaart. Het geduld van de Landman is als een rijpingsproces over deze woorden heen gegaan. En nu lezen en beleven we de vernieu­wing vanuit de Schriften. Daardoor kunnen we zeggen: ‘We voleindigen onze geloofs-ontwikkelingsjaren als één gedachte!’ Eén gedachte: Jezus leeft en spreekt! Immanuel! “We verheugen ons over Het Woord als De Gemeente die rijke buit vindt” Psalm 119 vers 162 (Ps. 119:162).

 

De ware tempel komt tot stand door Roel Schipper

“En nadat Johannes was overgele­verd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te prediken. En Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” Markus 1 vers 14 en 15 (Mark. 1:14-15).

Als Johannes de Doper overgeleverd is, gaat Jezus naar Galilea. De tijd is vervuld. Johannes, de wegbereider voor de komende koning, heeft zijn taak volbracht. Hij heeft in de wil­dernis een pad geëffend, in de woe­stijn een weg gebaand voor de Here. In de letterlijke zin heeft Johannes zijn boodschap gebracht in de woe­stijn van Judea. Daar zijn de mensen tot hem gekomen en door hem gedoopt.

De symboliek is duidelijk: als de her­aut van de koning in de woestijn gaat roepen, wil dat natuurlijk zeg­gen dat de koning daar een weg begeert. Romeinen 3 vers 26 zegt dat God de zonden had laten gewor­den die gepleegd waren onder zijn verdraagzaamheid. De tijd is vervuld waarin, naar 2 Timoteüs 2 vers 17 (2 Tim. 02:17) de vorst der duisternis in de harten der men­sen zijn leugen deed voortwoekeren als de kanker.

Vervulling van profetie

Het is niet toevallig dat de Here Jezus zijn prediking begint in Galilea. Er was namelijk een profetie over dit gebied uitgesproken door de profeet Jesaja, zie Jesaja 8 vers 23 (Jes. 08:23). “Het land Zebulon en het land Naftali, aan de zeeweg, over de Jordaan, Galilea der heidenen: het volk dat in duisternis gezeten is heeft een groot licht gezien, en voor hen die gezeten zijn in het land en de schaduw des doods is een licht opgegaan” Matteüs 4 vers 15 en 16 (Matt. 04:15-16).

Deze profetie was een heerlijke bemoediging voor Galilea, want op religieus gebied stond deze streek niet hoog aangeschreven. Uitspraken als: ‘het Galilea der hei­denen’ en ‘de schare die de wet niet kent, vervloekt zijn zij’, spreken voor zich.

Robert Aron zegt in zijn boek ‘Het verborgen leven van Jezus’: “Uit Nazareth afkomstig zijn, betekende voor de heren die Grieks en Latijn spraken zoiets als uit het achterland afkomstig zijn. Het was een bewijs van boersheid en misschien zelfs van onbeschaafdheid. De Nazareners spraken Aramees, de volkstaal van die tijd, en zij hadden een typisch plaatselijk accent waaraan zij altijd herkend konden worden. Het maak­te hen ook vaak tot een voorwerp van spot. ‘Kan er iets goeds komen uit Nazareth?’ zegt Nathanaël. Men betitelt de inwoners van Nazareth met een antiek equivalent van ons eigen scheldwoord ‘boerenkinkel’. Het zijn am-ha-arets (achterlijke mensen van het platteland)”. Galilea was het land waar ‘de scha­duw des doods’ heerste, waar het licht langzamerhand door de duis­ternis was verdrongen.

Het gevaar van vermenging

Ongeveer 1000 jaar eerder leefde koning Salomo. Hij liet bouwwerken verrijzen, waaronder een schitteren­de tempel. Het hout hiervoor (zoveel hij maar wenste) werd geleverd door Hiram, de koning van Tyrus, in Phoenicië. Bovendien leverde Hiram een reusachtige hoeveelheid goud, dat gebruikt werd voor deze tempel: 120 talenten. Als we beden­ken dat 1 talent goud ongeveer 91 kg is, ging het dus in totaal om bijna 11.000 kg!

Zij hadden een verbond gesloten, en het gevolg hiervan was dat deze hei­dense vorst z’n stempel drukte op Salomo’s bouwwerken. Hij zond namelijk behalve het materiaal, ook zijn hoofdarchitect mee. Weldra zou het hele gebied afhanke­lijk worden van de heidense koning. Is het een wonder dat later (in de tijd van Ezechiël) de koning van Tyrus geïdentificeerd wordt met de diepst gevallen hemelvorst. Satan die het begin was van de eerste schepping? (Ezech. 28). Op geraffineerde wijze heeft de sluwe misleider kans gezien verwar­ring te stichten door zijn leugenzaad te vermengen met het ware zaad Gods.

We zien ditzelfde in de opbouw van de kerk in de loop der eeuwen. Vele heidense filosofieën en culturen hebben hun invloed doen gelden op Gods volk. Predikanten kregen vaak in hun opleiding te maken met het bestuderen van de Griekse wijsbe­geerte. Helaas is in dit opzicht het gezegde: ‘De geschiedenis herhaalt zich’ maar al te waar gebleken. Het is zeer aannemelijk dat Salomo vanwege zijn vele dure transacties in financiële problemen is geraakt. Om uit de moeilijkheden te komen, kwam hij met Hiram het volgende overeen: hij zou 20 steden in het land Zebulon en Naftali (in Galilea) aan de heidense koning afstaan, om op deze wijze zijn schuld af te los­sen.

Toen Hiram het gebied kwam bezichtigen – wat in feite betekende dat hij de landstreek in bezit kwam nemen – was hij niet bepaald blij met dit geschenk. Hij noemde landstreek ‘kabul’ (‘stelt niets voor’ ofwel ‘zo goed als niets’; 1 Koningen 9 vers 10 tot en met 14 (1 Kon. 09:10-14).

We mogen met zekerheid aannemen dat Salomo de God van Israël niet geraadpleegd heeft, toen hij het besluit nam om deze ‘am-ha-arets’ prijs te geven. Blijkbaar hechtte hij zelf weinig waarde aan dit gebied. De God van het verbond zou er nooit in hebben toegestemd dat om deze reden een deel van Israël in heidense handen zou vallen. Salomo geeft een stuk van de erfenis des Heren aan een land welks afgo­derij dit gebied straks meer en meer gaat overwoekeren, zodat het op de duur het ‘Galilea der heidenen’ wordt genoemd. Er is een bres gesla­gen in de verdediging van het volk van God. De vijand is binnengeko­men en zal weldra z’n snode plan­nen uitvoeren.

Als een honderd jaar later koning Achab trouwt met Izebel, de dochter van de koning van de Sidoniërs, voert zij de baal godsdienst in. Een tijd van diepe duisternis breekt aan voor dit deel van Gods volk. De Baalpriesters brengen de kinderen Gods tot afgoderij. Vervolgens komt er een zware vervolging… zó hevig dat Elia moet vluchten voor z’n leven. Hij verzucht: ‘Ik ben als een profeet des Heren alléén overge­bleven, en de profeten van Baal zijn 400 man’. Wat is het dan kostelijk te horen dat God dit arme, geminachte deel van zijn volk bij monde van de profeet Jesaja bemoedigt.

De nieuwe tempel

Circa 1000 jaar na Salomo maakt de ware Vredevorst deze fout weer ongedaan! De tijd is vervuld. De Vader zendt zijn Zoon uitgerekend naar Galilea om daar de boodschap van het Koninkrijk der hemelen te verkondigen, het evangelie van de onzienlijke wereld. Hij kondigt het oordeel aan, de scheiding: enerzijds vergeving en verlossing voor de misleide en gebonden mens, anderzijds de ver­oordeling van de veroorzakers van de wetteloosheid, de machten der duisternis. Het is opvallend dat de Heer zijn discipelen niet in Jeruzalem gaat zoeken. Hij gaat niet naar de scholen van de bekende rab­bijnen Hillel en Schammai om daar zijn discipelen te rekruteren. Hij zoekt ze niet bij de intelligentia. Voordat Hij z’n volgelingen gaat roe­pen, gaat de Heer de berg op om in de stilte de gemeenschap met zijn Vader te zoeken. Hij brengt de nacht door in gebed. De profeet Zacharia noemt dat ‘heilzaam overleg’: “Zo zegt de Here der heerscharen: zie, een man wiens naam is Spruit. Deze zal uit zijn plaats uitspruiten en Hij zal de tempel des Heren bouwen. Ja, hij zal de tempel des Heren bouwen en Hij zal met majesteit bekleed zijn en als heerser zitten op zijn troon; en hij zal priester zijn op zijn troon; heilzaam overleg zal er tussen hen beiden zijn” Zacharia 6 vers 12 en 13 (Zach. 6:12-13) De hemelse Vader wijst de plaats waar de Meester mag beginnen de ware tempel des Heren te bouwen. Deze ‘ongeletterde en eenvoudige mensen uit het volk’ Handelingen 4 vers 13 (Hand. 04:13) worden door de Heer uitgenodigd om ingeleid te worden in de gehei­menissen van het Koninkrijk der hemelen.

Zo wordt het prijsgegeven gebied het beginpunt van de verkondiging van heil en verlossing voor heel de wereld. Hoe wonderbaarlijk is Gods goedheid en genade!

 

Oproep Lectuur Project door Hessel Hoefnagel

Nu inmiddels al weer vijf jaar gele­den werd het ‘Project Lectuur’ omgezet in de stichting ‘Lecture Ministries’. De intentie van het lectuurproject is het in principe kosten- loos verstrekken van bijbelstudielectuur in gangbare wereldtalen aan (leidinggevende) broeders en zusters van gemeenten en kerken in de zo genoemde ‘derde wereld landen’. Indertijd gaf ik in totaal een hon­derd vijftigtal bijbellessen aan een interkerkelijke bijbelgroep. Deze les­sen had ik op schrift, zodat ze nader­hand konden worden gebundeld in twee opeenvolgende brochures, welke respectievelijk werden geti­teld; ‘Op weg naar de volkomenheid’ en ‘De Geest van de Gemeente’. Door ontstane contacten werden deze bundels ook in het Engels ver­taald en in een oplage van elk 2000 exemplaren verzonden naar een aan­tal Engelssprekende landen in Afrika. Dit kon plaatsvinden dank zij binnengekomen giften. Uit diverse reacties bleek dat de bundels in een grote behoefte voorzien.

Franse uitgave

Vanuit het Franstalige Ivoorkust bereikte ons zo ook het verzoek van­wege Dr. Ayoh, een leidinggevende pinksterbroeder aldaar, om de bro­chures ook in het Frans te vertalen. Deze broeder heeft vanuit innerlijke roeping en motivatie, een project opgezet om bijbelscholen te stichten in de hoofdsteden van alle Franstalige landen van Noord West Afrika. Zowel voor deze bijbelscho­len als bij de leidinggevenden bin­nen de groeiende christelijke kerken en gemeenten, bestaat echter een schrijnend tekort aan verantwoord bijbelstudiemateriaal, terwijl de Islam in deze landen een groeiende invloed te zien geeft.

In het voorjaar van 1999 hadden we in Brussel nader overleg met Dr. Ayoh. Voor een verantwoorde vert­aling in het Frans werden daarna de nodige contacten gelegd. De vertaling van de brochures is inmiddels tot stand gekomen, deels door br. Hofman van de stichting ‘Elia’ (momenteel ook penningmees­ter van de stichting ‘Lecture Ministries’) en voor het merendeel door de inzet van een pinksterzuster in België, Monique Audoor. Zij kwam als een besturing van onze hemelse Vader op onze weg en is perfect tweetalig (Nederlands en Frans) opgegroeid. Broeder en zuster Hofman zijn nu bezig met de layout van de beide brochures en het nodige overleg ter voorbereiding van de druk die bin­nenkort zal plaatsvinden. In mei of juni hopen we van elke brochure 2000 exemplaren te versturen naar broeder Ayoh in Ivoorkust. Deze zal de coördinatie voor de verdeling over de genoemde bijbelscholen en gemeenten op zich nemen. Een klein aantal boekjes zal tegen een redelijke vergoeding te verkrijgen zijn bij het secretariaat. De aanleiding tot het opzetten van het project Lectuur was voor mij indertijd de diep in mijn ziel gebrande opdracht van de Heer, die tot me sprak tijdens mijn gebed voor de vele van goed geestelijk voedsel verstoken broeders en zusters in de alsmaar groeiende kerk, met name in de ‘derde wereld’. Twee uitspraken van de Heer zijn nog steeds in mijn hart gegrift als een principieel uitgangspunt:”… De velden zijn wit om te oogsten, maar het ontbreekt aan voldoende arbei­ders” en “Wat je voor niets hebt gekregen, geef dat ook weer voor niets weg”.

Ook in het Spaans?

Terwijl de (druk en verzending van de) Franstalige brochures verder wordt voltooid, denken we als bestuur van de ‘Lecture Ministries’ alweer aan een mogelijk Spaanse vertaling, naast een herdruk van de Engelse vanwege de blijvende vraag hierom. Reeds tekenen zich de eer­ste (nog oriënterende) contacten voor vertaling in het Spaans zich af. Ook gaan onze gebeden nog steeds uit naar een mogelijk Russischtalige versie. Zowel voor het één als het ^ ander is het nodig dat de juiste men­sen op onze weg komen en de bin­nenkomende giften de voortzetting van dit werk toelaten. Ik besef echter dat voor de Heer niets te wonderlijk is en ben daarin alleen maar gesterkt door de wonderlijke wegen, welke Hij tot heden heeft geopend. Daarom, laten we de werken van onze Zender blijven doen, zolang het nog ‘dag’ is, want er komt een ‘nacht’, waarin niemand werken kan, zoals de Heer al voorspelde Johannes 9 vers 4 (Joh. 09:04).

Als u mee wilt doen in dit project, doe het vanuit het hiervoor genoem­de geldende principe. Ik meen in dit opzicht te mogen stellen, dat het blijmoedig en vanuit innerlijke betrokkenheid gegeven ‘dubbeltje’ meer bewerkt dan de achteloos of vanuit verplichting gegeven ‘gulden’. De Heer moge u leiden in uw over­weging en (eventuele) daadstelling. (Giften voor dit werk kunt u overma­ken).

Hessel Hoefnagel

 

Gastvrijheid door Froukje Huis

’t Is zondagmiddag, de tafel staat gedekt voor het middagmaal en het eten is klaar. Een vriend die even kwam aanlopen, haast zich onder verontschuldigingen de deur uit. We zitten net aan tafel als er gebeld wordt. Dick gaat naar de deur en allen zitten met gespitste oren te luisteren. ‘Kom jongens, wij gaan eten, anders wordt alles koud’, maan ik. Het duurt nogal even en de stem is onbekend. (Gelukkig de voordeur gaat dicht! De kamerdeur gaat open… En ik zie de ogen van de kinderen groot worden!

‘Goeiemiddag’. zegt een stem en binnen stapt een eersteklas zwerver, raar gekleed, ongeschoren, beetje vies! Dick pakt een stoel, zo gaat u maar zitten.

Jongens, dit is meneer Voet. hij eet met ons mee’. De kinderen kijken mij aan met een blik van ‘gaat dat maar zo?’ Maar wat moet ik zeggen?

Er wordt een bord en bestek gehaald en even later zit meneer Voet heerlijk te smullen van het voor hem ongewone maal. ‘Nou, nou’, zegt hij smakkend, ‘jullie eten er goed van!’ De kinderen hebben geen oog van hem af en er worden heel wat elle­boogstootjes en schopjes onder tafel gewisseld.

Meneer Voet kijkt de kamer eens rond en merkt op: ‘Mooie spulletjes hebben jullie’. Wat de jongens een stiekeme lachbui bezorgt. Hij vertelt dat hij op straat leeft en slaapt in een oude auto. Onze suggestie om hulp te zoeken bij daarvoor bestemde instanties, wijst hij resoluut van de hand. Hij zou het in een huis niet uithouden! Na het eten trekt hij wel­gemoed weer de wijde wereld in. En de jeugd heeft de hele middag stof tot praten en spelen.

‘Hoe kon je die man zomaar bin­nenlaten?’ zeg ik tegen Dick als we samen zijn.

‘Ik had mijn portemonnee al klaar om hem geld te geven”, zegt Dick, ‘maar de Heer zei tegen mij: ‘Geef gij hem te eten’.

‘Bovendien’, voegt Dick eraan toe, ‘rook ik drank!’

‘Ja dan is hij nu beter af, maar hoe kwam hij ertoe om bij ons aan te bellen?’

‘Hij was onze vriend, die net weg­ging, tegen het lijf gelopen en die

zei, ga maar naar nummer 26, daar wonen goede mensen!’ vertelt Dick lachend.

‘Dat zal ik hem nog wel eens onder de neus wrijven’, zeg ik wraakzuchtig.

Deze gebeurtenis van lang geleden schoot me te binnen, toen we op onze gesprekskring spraken over gastvrijheid. Is gastvrijheid je huis openstellen voor kennissen, vrien­den van je kinderen of gasten van je kerk, die onderdak nodig hebben? Een adres waar men op rekenen kan? Mensen een dienst bewijzen, die op hun beurt voor jou hetzelfde zijn?

In Matteüs 25 vers 36 (Matt. 25:36) is sprake van: een vreemdeling huisvesten, naak­ten kleden en hongerigen te eten geven, onverschillig wie. Vandaar dat Petrus de gemeente oproept: “Weest gastvrij jegens elkander, zonder morren” 1 Petrus 4 vers 9 (1 Petr. 04:09). En Paulus zegt in Romeinen 12 vers 13 (Rom. 12:13): “Legt u toe op de gastvrij­heid”. Dat is de gastvrijheid van een open hart, vol ontferming en een open oor, gericht op de Heer.

Heer, wat wilt U dat ik doen zal?

 

Vergelijkenderwijs door Duurt Sikkens

Een vreemde is mijn herder

Ik ben mezelf kwijt

Hij schopt mij overeind

De kale steppe in

Hij dwingt mij

In kolkende stromingen

Hij verminkt mijn ziel

Hij jaagt mij

Langs kronkelende paden

Omwille van zijn naam

 

En dan moet ik door een dal

Van diepe duisternis

Ik ben zo bang

Want jij zit me op de hielen

Jouw stok en jouw staf

Die verwonden mij.

 

Je richt voor jezelf een dis aan

Voor de ogen van wie jou vertrouwden

 

Je slaat mijn hoofd tot bloedens toe

Ik heb geen tranen meer.

 

Ja, onheil en onbarmhartigheid

Achtervolgen mij

Al de dagen van mijn leven

 

En toch zal ik huis

Van mijn Heer zoeken

En daar blijven

Tot in alle eeuwigheid.

 

De Heer is mijn Herder

ik ontbreek niet.

Hij doet mij neerliggen

in weiden vol gras.

Hij voert mij naar rustige wateren.

Hij verkwikt mijn ziel.

Hij leidt mij

in goede banen

omwille van zijn naam.

 

Zelfs al ga ik door een dal

van diepe duisternis

ik vrees geen kwaad

want jij bent bij mij;

je stok en je staf

die vertroosten mij.

 

je richt voor mij een dis aan

voor de ogen van wie mij benauwen.

 

Je zalft mijn hoofd met olie

mijn beker vloeit over.

 

Ja, heil en goedertierenheid

zullen mij volgen

al de dagen van mijn leven.

 

Ik zal in het huis

van de Heer verblijven

tot in lengte van dagen.

Duurt Sikkens