Selecteer een pagina

Levend Geloof – 384

Levend geloof 1996.09-10 nr. 384

Persoonlijk door Gert Jan Doornink

Zoals in de afgelopen jaren steeds het geval was ben ik ook deze zomer weer mee geweest met ‘Ut Arkien’, een verbouwd binnenvaartschip wat geëxploiteerd wordt door het echtpaar Jacob en Marry Roosendaal uit Enkhuizen. Deze ‘exploitatie’ bestaat in het houden van boottochten tijdens de vakantiemaanden juli en augustus, ‘s Maandags wordt afgevaren vanuit Enkhuizen, waar ook de aankomst op zaterdag weer is. Iedere week wordt een bepaald deel van het land bezocht. In de week waarin ik meeging was dat het Noorden van Overijssel, waar onder andere werd afgemeerd in Zwartsluis, Hasselt, Zwolle en Kampen. De deelnemers kwamen uit alle delen van het land, maar ook het bui­tenland (België, Israël) was vertegenwoordigd. Behalve de ontmoetingen en gesprekken overdag en de sightseeing vanaf de boot en van de verschillende plaatsen, was er ‘s avonds altijd een bijeenkomst waarin het evangelie centraal stond. Dit jaar behandelde ik het onderwerp; ‘Geloofsbeleving in het leven van elke dag’. Een praktisch onderwerp waarbij de tongen goed loskwamen, wat uiteraard ook de bedoeling was. Ook nu weer konden we concluderen: wat kunnen we veel van elkaar leren en wat is het belangrijk dat juist in het gewone alledaagse leven openbaar wordt dat het ‘nieuwe-schepping-in-Christus-zijn’ geen theorie is, maar werkelijkheid.

Dat laatste is ook de opzet van Levend Geloof. Weliswaar zijn de meeste artike­len gericht op de verdere groei en opbouw van ons geloof, maar altijd weer speelt op de achtergrond de gedachte mee: hoe kunnen we het praktisch beleven. Het evangelie van Jezus Christus is geen leer zonder verdere uitwerking, maar juist door de toepassing, de realisatie in de dagelijkse werkelijkheid van het leven, zal moeten blijken dat ‘leer en leven’ geen twee verschillende werel­den zijn, maar een eenheid vormen. Dan gaan we beantwoorden aan de grote doelstelling die Jezus bij de prediking van het evangelie van het Koninkrijk ook steeds voor ogen stond. Hij zei namelijk niet alleen: ‘Ik ben het licht der wereld’, maar ook: ‘Jullie zijn het licht der wereld’.

Gert-Jan Doornink

 

Bij de voorplaat door de redactie

Tot tweemaal toe worden in de evangeliën verhalen verteld die aangeduid worden met ‘wonderbare spijzigingen’. Een grote schare volgt Jezus, maar Hij zendt hen niet weg als er s’ avonds maar een paar bro­den en vissen zijn voor de duizenden mensen. Na de uitdeling van brood en vis aan iedereen, blijkt er toch nog over te zijn! (Matt. 14:13-21 en Matt. 15:29-38). Deze keer op de voor­pagina de illustratie die Gustave Doré van één van deze wonderbare gebeurtenissen maakte.

Positieve reacties

We zijn bijzonder dankbaar voor de vele positieve reacties ten aan­zien van de nieuwe vormgeving van ons blad. We zouden kolom­men kunnen vullen met de lezers die mondeling, schriftelijk of telefonisch reageerden, maar wil­len ons beperken tot enkelen. Een lezer schreef: ‘Onze complimenten voor de nieuwe verschijning van Levend Geloof. We willen iedereen die meewerkt aan Levend Geloof succes en Gods inspiratie toewen­sen’. Een echtpaar stuurde een gift in het kader van onze zomeractie en schreef op het girobiljet: ‘Tevens ondersteuning voor nieu­we vormgeving van het blad. Qua uitvoering en inhoud: doorgaan’. Een oud-voorganger van een gemeente was van mening dat het aantal abonnees zich zal gaan ver­dubbelen. Dit zal zeker het geval zijn, mits… iedereen zich hiervoor gaat inzetten! Probeer eens iemand te winnen als abonnee, of geef een geschenkabonnement.

 

Israël

Verschillende bladen hebben ondertussen aandacht geschonken aan de verschijning van het boek Geestelijk licht op Israël van Wim te Dorsthorst. Zoals te verwachten was niet allemaal even positief, maar we zijn blij dat de heldere en duidelijke uiteenzetting over dit onderwerp via dit boek thans voor iedereen verkrijgbaar is. Wij verwachten dat nog velen de ogen opengaan ten aanzien van de materie ‘Israël’ en men de primair geestelijke betekenis gaat ontdekken…

 

Eerstgeborene en eerstgeborenen door Jack Schoenaers

In dit artikel, naar aanleiding van Kolossenzen 1:13-23 (Kol. 01:13-23), belicht Jack Schoenaers op duidelijke wijze dat niet alleen Jezus de Eerstgeborene is van een nieuwe schepping, maar dat ook wij eerstgeborenen zijn! Willen wij ons als zonen Gods openbaren, waartoe wij geroepen zijn, dan die­nen wij hier oog voor te krijgen en de consequenties die dit meebrengt te aanvaarden en te beleven.

Broeder Schoenaers is voorganger van de volle evangelie gemeente ‘Gibeon’ te Hasselt (B.).

Een geestelijk mens

Het klimaat waarin Gods Geest kan werken is vrede, gerechtigheid en blijdschap. Ontspan je dus, laat los je ontevredenheid, je zorgen en je teleurstellingen, ook in mensen, ja zelfs christenen, je broers en zusters. Ontspan je en eet van het levende woord van God: de logos uit Johannes 1.

In Kolossenzen 1 vers 13 tot 23 (Kol. 01:13-23) lezen we een heerlijk stuk evangelie, blijde boodschap, waarin ontzettend veel inzit aan Gods gedachtengoed voor deze en de toekomende tijd. Gods Geest bepaalt ons hier bij de geboor­te en groei van Christus Jezus in onze innerlijke mens. In deze brief zegt Paulus dat Hij, Jezus Christus, de Eerstgeborene is van een nieuwe schepping.

Aan een geboorte gaan vooraf: lief­desverklaring, gemeenschap, bevruchting. Maar nog daarvoor gebeurt er iets in het gedachteleven van twee mensen, namelijk dit: het verlangen naar een kind. In de gedachten daaraan ligt het begin. De eerste gedachte die bij God gebo­ren werd was niet een engel, een plant of een dier. Neen, Gods eerste gedachte was een geestelijk mens die kon denken, spreken en handelen als een medewerker, een partner van Hem. God bedacht de schepping – Zijn schepping- van een geestelijk mens, waarin Hij Zichzelf kon zijn, waarin Hij Zijn wezen zou kunnen leggen. Dit had Adam kunnen zijn, want zo was Hij door God bedacht en bedoeld.

Als je als man en vrouw getrouwd bent, dan komt er onvermijdelijk de gedachte: ‘We zouden een kind wil­len’. En dit als een bezegeling van onze liefde. Dat is dan de gedachte welke aan de bevruchting vooraf gaat. Zó is dit ook bij God. Eerst was er die gedachte: de geestelijke mens, die Gods beeld en gelijkenis zou dragen (Gen. 01:26). Een en ander is moeilijk uit te leggen. Woorden zijn eigenlijk de verpakking van gedachten. Zo gaat het nu ook met de gedachten Gods. Gods Geest is ook nodig om het nu volgende te verstaan. Alleen Gods Geest immers kan ons overtui­gen en dus de waarheid doen ver­staan. Want alleen Hij, de Geest van God, is van de Vader uitgegaan (Joh. 15:26; Joh. 16:13).

God wil Zijn eigen persoonlijkheid, karakter in de mens leggen. Dit kamp als deze bereid is uit te groeien tot geestelijk mens. God bedacht: Ik wil met de mens omgaan, gemeenschap hebben, want deze mens is van Mij, behoort Mij toe. Mijn gedachten wil Ik in Mijn mens (Adam), dan Jezus Christus en vervolgens mensen, overbrengen. Mijn mensen behoren Mijn eigenschappen te bergen. Dit te bereiken was Gods eerste gedachte. De mens Gods welke met Hem, God zelf, op de troon zou zit­ten en die zou heersen over de wer­ken van Gods handen (2 Tim. 02:12). Nu zegt Johannes 1 dat het woord Gods, de gedachten Gods, de logos, vlees en bloed zijn geworden in de mens Jezus. Hij was de eerste mens aan de gedachten Gods voldeed of beantwoordde. Daarom noemt God Hem ook de Eerstgeborene. Daarom werd Hij ook de Christus, de Kurios, Verlosser, Zaligmaker, Heiland der wereld.

In elke familie is er maar één eerst­geborene. Bij God echter is dit geheel anders. Wel is en blijft Jezus Christus de Eerstgeborene van een nieuwe schepping. Doch God wil nu vele eerstgeborenen hebben.

Hebreeën 12 vers 23 (Heb. 12:23) spreekt van “een feestelijke en plechtige vergade­ring van eerstgeborenen, die inge­schreven zijn in de hemelen”. De Statenvertaling geeft een meer letterlijke vertaling en spreekt over een “algemene vergadering en de gemeente der eerstgeborenen die in de hemel opgeschreven zijn”.

Deze algemene vergadering of feest- vergadering duidt op de vergadering van de gelovigen van alle tijden, genoemd het nieuwe Jeruzalem. De gemeente van eerstgeborenen ziet op het nieuwtestamentische lichaam des Heren als tempel Gods in de hei­lige stad. En de namen van haar inwoners zijn opgetekend in het Boek des levens. Dat zijn zij, die in hun gedachten, de bedoelingen Gods begrepen hebben, die het ook grijpen en najagen en het ook in hun praktische leven van alle dag waarmaken, wet zijn diegenen die een open ven­ster hebben in de hemel(se gewes­ten), die ook open zijn naar anderen toe. En daarbij ook Gods gedachten aangaande de mens zelf vóórleven als levende voorbeelden.

Niet één, maar vele

Zo wil God dus niet één, maar vele eerstgeborenen van een nieuwe schepping. Niet meer beïnvloed door gedachtenpatronen van dood en dui­vel, maar wel van God en Jezus Christus. Want God schiep immers Zijn mensen naar Zijn beeld en gelijkenis. Alle andere dingen in de hemel, op de aarde, in de lucht en in het water, zelfs de engelen, ja, de ganse schepping, zijn er ten dienste van de mens.

In Hebreeën 1 vers 13 en 14 (Heb. 01:13-14) zegt de schrijver hiervan het volgende: Omdat zonen Gods geboren zijn, zijn ze ook boven de engelen (die geschapen zijn) verheven. En daar Gods vijanden, ook deze van de Zoon en de zonen, de Eerstgeborene en de eerstgeborenen zijn, zetten zonen hun voeten op slangen en schorpioenen. Uit de bevrijding, welke het resultaat is van het open­baren van geloof van God, blijkt dat ze autoriteit bezitten over boze gees­ten. Zó worden deze gemaakt tot voetbank voor de voeten van Jezus Christus (Ps. 110:001; Matt. 22:44; vgl. ook 1 Kor. 15:23-28). Uit dit alles mogen wij als zonen Gods, als eerst­geborenen, verstaan dat in Christus Jezus hier onze taak en roeping ligt. Heilige engelen vervullen ten aan­zien van de zonen Gods een onder­geschikte taak. Het zijn en blijven dienende geesten, uitgezonden voor het heil en de heerlijkheid van de zonen Gods. Dit geldt ook voor het duizendjarig vrederijk en voor de vernieuwde aarde. Alles is ons, de eerstgeborenen, onderworpen (Heb. 02:05-09). Gemeenteleden in de ware betekenis van levende stenen (1 Petr. 02:04-05), worden dan leidslieden en heilanden, ook wel krachten van de toekomende eeuw genoemd (Heb. 06:05).

En van de mens (Ps. 008:004-007).

Bijna? Of juist wel en gans Goddelijk gemaakt? Genesis 1 vers 27 (Gen. 01:27) zegt: “En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem”. In een woord-voor-woord vertaling van het boek Genesis uit het Hebreeuws van de hand van Dr. M. Reisel, ver­taalt deze dit vers: “Toen schiep God de mens naar Zijn beeld, naar het Goddelijk beeld heeft Hij hem geschapen”.

Wat betekent het nu dat de mens voor korte tijd onder de engelen gesteld is, waarover in Hebreeën 2 vers 7 (Heb. 02:07) geschreven wordt?. Als natuurlijk mens stond de menselijke geest op gelijk niveau met de enge­len. God had hem heerschappij gege­ven op aarde, maar nog niet in de hemelse gewesten. Daar waren alleen de engelen machthebbers. Later, door middel van de Geestesdoop, veranderde dit. Door de zonde kwam de mens onder de heerschappij van boze engelen, dus werd de mens onder de engelen gesteld. Dit echter niet voor altijd. God verloste immers de mens door Jezus Christus de Mens, de Middelaar tussen God en mensen. Met Jezus Christus dus méér mens! Dit als tegenstelling tot de slogan in Rooms Katholiek België: ‘Met Maria meer mens’.

Deze Jezus is ook de eerste mens welke heerschappij had in de hemel­se gewesten (Ef. 01:21). En Hij is ook de eerste die met heerlijkheid en eer gekroond is (Heb. 02:03). Hij is en blijft ook de eerste aan wie de Vader alles onderworpen heeft. Daarom ook blijft Hij de eerstgeborene en tevens ook de oudste broer en Hoofd van het lichaam (Rom. 08:29; Ef. 01:10; Ef. 01:22; Ef. 04:15).

Voorts zit Hij op de troon van Zijn Vader. Hij pleit voor ons, Hij is onze Parakletos, om vele eerstgeborenen tot dezelfde volle heerlijkheid te brengen (Joh. 17:22), namelijk heer­schappij uitoefenen in de hemel(se) gewesten en op aarde (Ef. 01:15-23; Rom. 05:17; 2 Tim. 02:12; Openb. 05:10). Om dan ook te delen in Zijn heer­lijkheid (2 Kor. 03:18; Ef. 03:16; Ef. 03:21; Kol. 01:27; 2 Thess. 02:14). Met als uit­eindelijk, alles overheersende apo­theose: Openbaring 24 vers 10 en 11 (Openb. 24:10-11), waar sprake is van het hemelse Jeruzalem, de stad Gods, nederdalen­de uit de hemel, van God; “en zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteen­te, als de kristalheldere diamant”.

Het recht van ‘eerstgeborenen’

Door doop en volheid in heilige Geest verkrijgt iemand heerschappij in de hemelse gewesten, en komen de boze machten onder iemands voe­ten. Met deze heerschappij in de onzienlijke wereld komt ook de geschiktheid om daar te heersen, zoals God dat in Genesis 1 vers 28 (Gen. 01:28) gezegd heeft. Als Eersteling of Eerstgeborene heeft Jezus Christus ons het goede voorbeeld gegeven. Hij heeft het doel Gods met mensen bereikt. Daarom is Hem alle macht gegeven in hemel en op aarde (Matt. 28:18).

Als wij Gods doel bereiken, namelijk door geestelijke mensen Gods te zijn, dan is ook ons deze macht gegeven (Mark. 16:15-18; Openb. 02:26-29). We zien helaas nog niet ten volle deze krachten en Goddelijke machtsontplooiing geopenbaard. Het is alles nog in een ontwikkelingsfase. Maar het is er wel degelijk, het zit erin, net als een foe­tus en baby in de moederschoot. Maar de dag nadert, dat het zich ten volle openbaart, dat het tevoorschijn komt. Wij zijn zonen Gods, eerste­lingen van een vernieuwde schep­ping. Daartoe laten we ons vernieu­wen in ons denken en dit van dag tot dag. Daardoor juist zullen we groei­en naar de geestelijke status zoals God die bedoelt: de volle maat van de wasdom der volheid van Christus Jezus (Ef. 04:13).

Jezus Christus is ook nog onder de engelen gesteld, toen de ganse schuld van de wereld op Hem neer­kwam en Satan Hem in zijn greep kreeg. Toen de dood Hem uitdaagde om het meesterschap over eeuwige dood of eeuwig leven. De dood heeft immers ook een eerstgeborene (Job 18:13). Maar Jezus Christus kwam als eerste terug als overwin­naar over de dood, met de sleutels van dood en dodenrijk. Vanaf toen was de Satan niet alleen anti-God, maar ook anti-Christus. Gods Eerstgeborene echter overwint, door de kracht van Gods Geest, de eerst­geborene van de dood.

Deze opstandingskracht brengt Christus Jezus nu over in de mens door doop en volheid van heilige Geest. Met eer en heerlijkheid heeft Hij ons gekroond (Heb. 02:07b).

Alles staat dus ten dienste van het doel Gods, van de gedachten, het plan Gods. De volkomen, volmaakte mens Gods (Matt. 05:48). De mens waarin Gods wezen ten volle open­baar komt. Daartoe en hiertoe is ons alles onderworpen. Soli Deo Gloria! Hoe vaak blijkt echter nog uit de praktijk van het dagelijkse leven dat wij nog onderworpen zijn aan allerlei andere dingen. Nog zoveel is belang­rijk in ons leven en ze verhinderen dat Gods werk tot stand komt.

Bij Jezus, de Mens, is alles er op gericht om die eerste gedachte van God uit te werken. Laat ik een voor­beeld noemen. Een sportman streeft naar een eerste prijs, een kampioens- prijs, een grote trofee. Alles in zijn leven komt nu ten dienste te staan van die gedachten, van dat streefdoel. Heel zijn leven, zijn eten, drinken, rust, training, alles staat in dienst van dat ene doel: de eerste, de aller­grootste, de allerbeste te worden. Zo zal het ook met ons dienen te zijn. Alles in ons leven, zelfs de beproevingen die de duivel op onze weg brengt, zal ons klaar dienen te maken voor de strijd en de overwin­ning. Strijden we nog voor de overwinning op de laatste stuiptrekkin­gen van onze vijand? Dan is het allereerst belangrijk om de moed en de strijd niet op te geven ten aanzien van het streven naar het zoonschap om eerstelingen te zijn. Of is het vuur -de gloed- de eerste liefde eruit? Laat je niet langer intimideren of beïnvloeden om moedeloos te wor­den. Als men Eddy Merkx, de aller­grootste wielerkampioen, in zijn tijd zijn moraal naar beneden kon halen, dan was de kans groot dat hij het niet haalde. Zo probeert de boze met van alles en nog wat, de mens negatief te beïnvloeden. Maar Paulus zegt: “Hij heeft ons samen met Hem doen opstaan en doen zetelen in de hemelse regionen, in Christus Jezus, om in de toekomstige eeuwen, de overgrote rijkdom van Zijn genade te tonen door Zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus” (Ef. 02:06-07), Willibr. vert.). En in Kolossenzen 1 vers 15 lezen wij(Kol. 01:15): “Hij, Christus Jezus, het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping”.

Jezus is dus de uitdrukking van God, die we niet zien. Dat kan alleen omdat God Geest is en liefde en gerechtigheid en vrede en waarheid. Deze dingen zien we ook niet, omdat het zuiver geestelijke zaken zijn. Wél zien en ervaren we de uitwerking ervan. Jezus als mens heeft deze din­gen uitgeleefd, Hij heeft er vorm en gestalte aan gegeven. Hij als eerstge­borene van een nieuwe schepping. Daarom was het getuigenis van Vader God over deze mens Jezus: “Deze is Mijn Zoon, de Geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb” (Matt. 03:17).

Alle dingen zijn er omwille en terwille van die Eerstgeborene. Alles is er tot Hem en voor Hem en alles heeft zijn bestaan in Hem. Jezus Christus heeft de grootste trofee behaald. Zijn ideaal is Zijn levensdoel en heel Zijn ­leven was daarop afgestemd.

Zo zal ook in ons leven alles dienen mede te werken tot dat doel, dat wil zeggen Zijn doel. Zijn gedachten zijn ons niet onbekend.

Vermenigvuldigen is delen

God is liefde. Liefde leeft niet voor zichzelf. Liefde straalt naar buiten. God wil zichzelf vermenigvuldigen, om aan Zijn wezen van liefde te kun­nen werken en beantwoorden. Gods liefde is namelijk uitdragende, delen­de liefde. De grootste of hoogste, meest winstgevende vorm van ver­menigvuldigen is nog steeds delen, uitdelen, doorgeven van de menigerlei genade Gods in Jezus Christus schonken (1 Petr. 04:10, Statenvert.).

God schiep de mens, en het eerste wat Hij deed, was: “En Hij zegende hen” (Gen. 01:28). Zegenen of de zegen geven is niet slechts een klank, een louter werkwoord, maar bovenal een kracht. Naar oudtestamentisch begrip uit het Hebreeuwse werkwoord ‘barak’, waarvan het werkwoord ‘beraka’, dat zegen­spreuk, zegenwens, ook met zegen­wens aangeboden geschenk bete­kent. Terwijl een zegen met iemand maken wil zeggen: onder wederkeri­ge zegenwensen vrede met iemand sluiten. Iemand groeten ging ook ook gepaard met zegenwensen.

Is God onderwerp van zegening dan betekent het werkwoord, loven, prij­zen. God gaf Zijn zegen ook door via mensen. Door middel van handop­legging, zowel in het Oude- als in het Nieuwe Verbond, waarin duidelijk de gedachte ligt aan overdracht.

De geestelijke mens Gods beant­woordt Gods zegen met op zijn beurt God te zegenen. En dit betekent dus Hem, de bron van alle zegen, dank­baar te erkennen, Hem te loven en te prijzen. Het Griekse woord ‘eulogeó’ wil zeggen ‘goed van iemand spre­ken’. Afleidingen uit dit woord ‘eulo­geó’ nemen de betekenis van de Hebreeuwse woorden over, namelijk: zegenen, loven, prijzen. Eulogia is: zegening, lofgeschenk.

Gods zegen in Christus Jezus legt, wie er in deelt, de verplichting op hem door te geven aan anderen. Meer nog, zelfs vervloeking met zegen te beantwoorden: “… Maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt beërven” (1 Petr. 03:09; Luk. 06:28; Rom. 12:14; 1 Kor. 04:12).

Dat is een machtig voorrecht, taak en opdracht voor alle eerstgeborenen. Gewoon doen, want wij hebben een ‘Doe-God’ en een ‘Doe-Christus’ is ons Hoofd. Zo dan ook Zijn Lichaam.

Zegenen of de zegen geven, houdt dus in iemand begunstigen, over­vloed geven. Al de gaven die God bezit aan heil, voorspoed en hulp, dit alles over de mens uitstorten, of zo over iemand doen komen via geloof, via zegenend gebaar of handopleg­ging.

Zo zegende God ons met Zijn woord, de logos, met Zijn gedachten, doel en plan. Dit alles is ons in en met Jezus Christus tegemoet geko­men. God zegent ons met Jezus en Jezus Christus zegent ons met of in heilige Geest van de Vader. Hij, Jezus, gaf zichzelf volkomen en heel persoonlijk en direct aan de mens.

Eerstgeborenen, dit alles mogen wij eens goed tot ons laten doordringen. Is het meestal niet zo dat wij bidden om kracht, wijsheid, vergeving en méér openbaring van volheid en lief­de, om herstel? Maar geloven wij ook dat we dit alles in Christus Jezus ont­vangen hebben? (Mark. 16:24). Want dit is Gods zegen aan ons. Geloof dit dan ook.

Het waarmerk

Daarna zei God: ‘Wordt talrijk en vermenigvuldig u. Vermenigvuldig de heerlijkheid van Mijn wezen, eerstgeborenen. Gaat heen en wordt talrijk. Ik wil door jullie heen, Mijzelf in jullie helemaal en volkomen kwijt, zodat heel Mijn schepping vol wordt van Mijn wezen’. De bedoeling is praktisch. Daar waar wij komen en met wie wij omgaan, behoren de mensen te proeven in en door ons heen: vrede, gerechtigheid, blijd­schap, trouw, liefde, barmhartigheid, vergevingsgezindheid, waarheid, bewogenheid, geduld, zachtmoedig­heid en reinheid. Dit alles vermenig­vuldigen door het door te geven, het zelf uit te stralen en uit te delen. Dat zal het waarmerk of de maatstaf zijn van eerstgeborenen van een ver­nieuwde schepping.

Van dat plan van God met mensen was Lucifer op de hoogte en hij was er woest om, en daarom trachtte hij het plan te verhinderen. En o, wat een nood, wat een verschrikkelijk dilemma voltrok zich: de mens, hij viel. Wat een ellende, schade, droef­heid voor het nageslacht.

Maar Gods plan ging en gaat nog steeds door, nu en altijd. Ondanks het feit dat, jammer genoeg, velen opgeven en vaak andere zelf uitge­zóchte of gemaakte wegen gaan dan deze door God bedoelde weg. God blijft getrouw aan Zijn eigen woord. Halleluja!

In Johannes 17 vers 4 en 5 (Joh. 17:04-05) zegt Jezus: “Ik heb U verheerlijkt op aarde, door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt. En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was”. Jezus was de eerste die aan Gods gedachten beantwoordde. Dat beeld had God van vóór de grondlegging der wereld in Zijn gedachten. Een mens, een Messias, een Knecht, een Heiland, een Eersteling, een Eerstgeborene. En met Hem had God in gedachten vele mensen, messiassen, knechten, eerstelingen, eerstgeborenen, vol van de Geest van God.

De gedachten waar Jezus Christus aan vasthield, waren dus van vóór de grondlegging der wereld. Nu zegt Jezus in Johannes 17: ‘Ik heb Uw persoon, o Here God, levend en tast­baar gemaakt aan de mensen die Gij Mij gegeven hebt. Ik heb Uw heer­lijkheid aan hen getoond en zij heb­ben het gegrepen’.

Broers en zussen, eerstgeborenen, gemeenten van eerstgeborenen, zul­len we niet nog meer ons leven onderwerpen aan de gedachten, het woord, de logos van God, zodat het rhema tot ons gesproken, vlees en bloed in ons wordt, we ermee omgaan en ons ermee vereenzelvi­gen?

Delen in Zijn verheerlijking

In Johannes 17 vers 10 en 22 (Joh. 17:10; Joh. 17:22) zegt Jezus: “Ik ben in hen verheerlijkt, en Vader Ik wil dat zij allen (de eerstge­borenen) één zijn, zoals Wij één zijn”. Daartoe verlangt Jezus en bidt ook tot Zijn Vader dat wij mogen zijn waar Hij is en dit om Zijn heer­lijkheid te aanschouwen. En dat niet later, maar reeds nu.

Kan dit? Ja, dit kan! Door doop en volheid in heilige Geest opklimmen, ons verheffen in de hemelse gewes­ten. Met alle vermogens welke God in de mens gelegd heeft namelijk: horen, zien, spreken, denken, ver­stand, gevoel, geweten, bewustzijn, geloven, willen, liefhebben. Met al deze vermogens vanuit onze nieuwe, innerlijke mens des harten bezig zijn, contact hebben met de hemel der hemelen, het Koninkrijk Gods. Met al onze innerlijke vermogens aangesloten zijn en blijven op alle innerlijke vermogens van God. Van daaruit ontstaat in ons innerlijk een eenheid, waardoor een diepere rela­tie met verderstrekkende mogelijkhe­den voor gemeenschap en inspiratie ontstaat. Doop in heilige Geest bete­kent immers komen waar Jezus Christus is (Joh. 14:03).

In die gemeenschap delen wij Zijn heerlijkheid en zijn wij in en met Hem verbonden. Zelfs onaantastbaar voor duistere machten. Deze kunnen ons wel beroven van wat we hebben aan natuurlijk goed, maar nooit of te nimmer van wie of wat we zijn in Christus Jezus, onze Heer.

Het is Gods bedoeling dat we ons nu reeds ontplooien als eerstelingen van een vernieuwde schepping. De kiem heeft Hij er zelf bij ons ont­staan ingeplant. Met als doel, Zijn heerlijkheid aanschouwen en weer­spiegelen. Met Christus Jezus boven één zijn. Merkwaardig is wat Jezus zelf hiervan zegt in Johannes 3 vers 31 (Joh. 03:31): “Die van boven komt is boven allen. Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Die uit de hemel komt is boven allen”.

In het geheel van deze studie mogen we besluiten dat dit woord uit Johannes 3 niet alleen op Jezus bedoeld is, maar God roept ook ons, de eerstgeborenen. Ook wij zijn van boven bedoeld, bestemd om van bovenuit te leven met al de in ons gelegde vermogens. Wij zijn ware burgers van een rijk in de hemelen (Filip. 03:20).

In de mens Jezus werd het woord van God (logos) vlees. De gedachten van Vader kwamen in Hem tot leven. Dit als gevolg van Zijn verlan­gen om met al Zijn innerlijke vermo­gens aangesloten te blijven op de innerlijke vermogens van God, Zijn Vader. Het gevolg hiervan voor Jezus was dat Hij zeggen kon: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh. 14:09).

Christus in ons

Deze Jezus, de Christus, Zoon van de levende God, woont en leeft nog in en door ons, eerstelingen, vandaag de dag. Ook wij horen Zijn Woord, Zijn gedachten kunnen ook in ons tot leven komen. Ook wij kunnen Zijn heerlijkheid zien. Zegt Paulus immers niet dat Christus in ons, de hoop der heerlijkheid is? (Kol. 01:27b). Christus in ons, de oorsprong, het begin der schepping Gods. Het Woord Gods, de gedachten in ons ten volle ontplooid. Dan wordt wat nog vlees is weer geest, vleselijk wordt geestelijk. Voortaan zal niet meer alleen Jezus Christus de enige zijn welke Gods gedachten en Gods heerlijkheid zal weerspiegelen. Hij was, is en blijft de Eersteling, de Eerstgeborene. Maar allen die door Gods gedachten en woorden Gods geïnspireerd en geleerd zijn en daar- vanuit leven zijn óók eerstelingen en eerstgeborenen geworden! Daarbij aangedaan, vervuld, doortrokken, vol van heilige Geest. Eén met ons Hoofd Jezus Christus. Dit zal het kenmerk zijn van de schare of gemeente van eerstgeborenen.

Hoe kan dit? Dit kan doordat Christus Jezus niet alleen Eerstgeborene was van een nieuwe schepping, maar ook de Eerstgeborene uit de doden. “Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is” (Kol. 01:18).

Om die reden dus kunnen ook wij, door Christus Jezus ons Hoofd, dat­zelfde doel bereiken. Hij is immers vóór alles (Kol. 01:17). In de betekenis van ‘ten dienste van’. Geen pre-existentie dus. Hij is het begin, de Eersteling, de Eerstgeborene en dat houdt tevens in dat er nog heel wat gaat volgen. Door lijden en sterven heen zal Hij nog vele zonen tot heer­lijkheid brengen. Lees Hebreeën 2 vers 18 (Heb. 02:18) er maar eens op na.

Alles wat ons van God scheidt heeft Jezus Christus weggedaan. Hij kocht ons los van de dood (Hos. 13:14; Matt. 20:27; 1 Tim. 02:06). Hij stierf opdat wij het recht van zonen, eerste­lingen, eerstgeborenen zouden ver­krijgen (Gal. 04:04-07). Meer nog: Hij heeft ons daarbij ook alles ter hand gesteld door doop en volheid van heilige Geest zodat wij dienovereen­komstig kunnen leven. Laten wij daarom ook, met alles wat we bezit­ten aan innerlijke vermogens, uit­drukking geven aan Zijn beeld. Zijn gestalte (Gal. 04:12b: “… totdat Christus in u gestalte verkregen heeft”). Het gaat dus om het openbaren, gestalte geven van deze Jezus, de Christus, in en door ons leven heen, in het leven van alledag, prak­tisch, zichtbaar en tastbaar ten aan- schouwe van allen waar we dagelijks mee omgaan (1 Kor. 03:02-03a; 1 Kor. 03:17-18). Het is dus voor eerstgeborenen mogelijk om vanuit een nauwe rela­tie met de Heer, in een diepe en intense vrede, vanuit een hart vol liefde tot de Heer en tot de waarheid, in grote blijdschap alles te kunnen doen, wat Hij ons geeft te doen.

In zo’n leven zal God ons, in en door Jezus Christus, ieder persoonlijk en samen als gemeente van eerstgebore­nen, kunnen leiden naar de volledige realisatie van Zijn bedoelingen met mensen en vervolgens met Zijn schepping. Immers alles is het Zijne. Christus Jezus is van God en wij zijn van Christus Jezus. En wij zijn er door Hem en voor Hem, bedoeld als eerstelingen onder Zijn schepselen (Jak. 01:18). “Om die reden behoren wij God te allen tijde te danken, door de Here geliefde broeders (en zus­ters), dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid. Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van ons Here Jezus Christus” (2 Thess. 02:13-14).

Aan Hem alle glorie, aan Hem alle eer, Aan Hem alle lofprijs, ja, Jezus is Heer.

Wij brengen Hem hulde, wij geven Hem eer, Wij willen Hem prijzen, de Heer. Ja, loof Hem steeds meer!

En dit alles als ware eerstgeborenen!

 

 

Op Zijn plaats… Rust door Duurt Sikkens

 

Wat zijn er toch veel godsdiensten in de wereld, afgezien van de talrijke ideologieën en andere levensbe­schouwelijke stromingen. Elke gods­dienst heeft haar oorsprong in de onzienlijke wereld, de hemel. Daar bevinden zich vele inspirerende geesten die zich tot doel hebben gesteld om de geest van de mens te beïnvloeden. Altijd gaat dit gepaard met geweld en pressie, al of niet tot uiting komend in bindende voor­schriften en wetten om de mens z’n hoogste goed te ontnemen: werkelijke vrijheid.

Ook leringen en denksystemen waai­en door de lucht, vooral die, onder het mom van als zijnde van God afkomstig, de mens onder druk zet­ten, speculerend op schuldgevoelens en vormen van heilige gedrevenheid. Mensen worden gemanipuleerd tot ze hun oorspronkelijke identiteit kwijt zijn. Ze lijden schade aan hun ziel, dat kostbare en kwetsbare deel van God.

Kijk, in elk mens zit een oer verlangen naar rust en veiligheid, een eeuwigheidsverlangen naar echt leven, samen met anderen in de hoede en geborgenheid van die ene God. Dat verlangen is authentiek, maar het beroerde is dat de tegenstander van God dit op een afwijkende manier vervult en vele mensen op een dwaalspoor heeft gezet, los van God. In zijn naam, duivel, zit zijn aard verborgen: hij verbindt de van nature goede mens met het kwaad en aan de andere kant scheidt hij wat in har­monie bij elkaar hoort.

Over dat laatste dit: God en mens horen origineel bij elkaar en die ver­binding, dat verbond, moest kapot. De vader van de leugen gunt God geen partner en andersom. Hij gunt God geen huis, geen plek waarin Hij wil wonen, een rustplaats waarin Hij zich kan uiten, de geest van de mens.

Gods heimwee

Zijn heimwee heeft Hij geopenbaard aan velen en Jezus, het eerste huis Gods, heeft de mogelijkheid geopend voor iedereen om woning te worden. Hij is de deur. Door Jezus’ werk wordt een mens weer schoon en hel­der, komt deze weer op zijn voeten te staan en krijgt zijn kostbare waar­de weer terug, mens en medemens. Het zelfrespect keert eindelijk weer en het diepste verlangen wordt ein­delijk vervuld. De ontroering daar­over is moeilijk in woorden te vatten, maar wie dit kent, kent de Vader, omdat Vader hem kent.

Daar komt geen kracht, geweld, geschreeuw en pressie bij te pas. De Geest van God is zachtmoedig, dat is de kracht van God, de Integere.

Laten we doorgaan met zoeken naar waarheid, en de ware God verkondi­gen die de mens scheidt van het kwade en aan Zich verbindt in vrij­heid. Er is al zoveel onzin over Hem en de zijnen rondgestrooid dat het tijd wordt om nu maar in alle ver­trouwen en nederigheid door te gaan het evangelie van Jezus Christus, dat Hij van Zijn Vader had gehoord, te vertellen. Zodat de onrustige mens rust vindt, de voortgejaagde veilig­heid en de vastgelopen mens de vrijheid. Er is toch niets mooiers dan dat een misbruikt mens opgroeit en geneest in werkelijke liefde? Wie dit gelooft mag Gods stem laten horen.

Bidt Vader dat we zuiver en duidelijk zijn, zodat wij zelf ook spreken zoals we van Hem horen.

Wees barmhartig, ook voor jezelf.

 

Het geheim van het evangelie De hemelen deel 25 door Cees Maliepaard

“En bidt daarbij… ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken, waar­voor ik een gezant ben in ketenen. Dan zal ik daartoe vrijmoedig kun­nen optreden, zoals ik behoor te spreken” (Ef. 06:18-20).

Het bij elke gelegenheid ‘in de Geest’ bidden, behelst dus ook het medestrijden met in een bijzondere bediening geplaatste geloofsgenoten. Des te sterker zal dit gelden wanneer bekend is dat zulke speciale afgezan­ten het zwaar te verduren hebben onder de druk van een meedogenlo­ze vijand.

Een engel van Satan…

In het geval van Paulus’ gevangen­zetting, zijn geketend zijn in de bin­nenste kerker, ging dit zéker ook op. Want dit en ander hem overkomend onheil, werd bewerkstelligd door ‘een engel van Satan’ (2 Kor. 12:07). Deze sloeg hem waar hij hem maar raken kon… en dat was altijd in de natuurlijke wereld. Vandaar dat dit geestelijke wangedrocht als ‘een doorn in het vlees’ omschreven wordt. Dit alles had tot doel: Paulus te verhinderen zich al te zeer in de hemelse gewesten te verheffen, want dan zou zijn ‘doorn in het vlees’ vast en zeker een doorn in het oog geworden zijn!

Denk maar niet dat God zijn ‘uitver­koren vat’ een engel van Satan cadeau gedaan had, naar men meent om te voorkomen dat zijn apostel door hoogmoed ten val gebracht zou worden. Onze altijd goede God zadelt geen mens met demonen op, ook Paulus van Tarsen niet. Een qua innerlijke gesteldheid hoogmoedige apostel, die met duivelse hulpmidde­len klein gehouden moest worden, is trouwens al helemaal ondenkbaar in het zuivere plan van God.

Of de hemelse Vader met een krom­me stok eventuele rechte slagen zou kunnen maken, is nergens aan de orde. In de hemel van Gods heerlijk­heid komen geen kromme denkbeel­den of verdraaide redeneringen voor, en Christus Jezus heeft eenmaal voor altijd alle zaken met betrekking tot de mens rechtgezet. En wat betreft de tegenpartij, uit het duiste­re deel van de geestelijke wereld: die heeft in Gods Koninkrijk geen enkele inbreng.

Bidt voor mij!

De apostel Paulus neemt geen hou­ding aan van: Ik zal voor jullie bid­den, hoor! Toch zal hij wel degelijk dagelijks voor de gemeente van Efeze op de bres gestaan hebben. In de geestelijke wereld was hij immers niet geketend! Bij elke beweging op aarde rinkelden de kettingen, maar in de hemelse gewesten kon hij zich volkomen vrij bewegen en z’n stem in de hoge vrijelijk verheffen. Toch schroomt hij niet om bijstand van de gemeente te vragen in z’n benarde situatie. Wat opvalt is, dat hij het niet heeft over z’n persoonlijke noden en over z’n beknotte vrijheden. Niets over de ellende in de onderaardse kerker waar hij gevangen gehouden werd, maar een verzoek om voorbede opdat hij z’n roeping ondanks de gevan­genschap zou kunnen blijven behar­tigen.

Paulus leefde (van z’n vrijheid beroofd) wel in een donkere, aardse kerker, maar in de hemelse gewesten verkeerde hij volop in het licht en was hij vrij om zich te bewegen, waar hij zich -door Gods Geest geleid- ook maar heen wilde bege­ven. Zoiets is voor ons nog al gemak­kelijk op schrift te stellen, maar natuurlijk liep het voor Paulus niet als van een leien dakje… allesbehal­ve! Hij zal in die periode genoeg moeilijke momenten gehad hebben en meermalen om raad verlegen geweest zijn.

Daarom vroeg hij ook om bijstand vanuit de gemeente. Geen mens zal zich moedwillig buiten het lichaam van Christus kunnen stellen, zonder daar de nadelige gevolgen van te ondergaan. En de Geest van de Christus drong hem er stellig toe de gemeente deelgenoot te maken van de strijd die hij te voeren had, zodat men met hem mee stelling kon nemen tegen het geweld van de boze machten. Men zou dit dan niet moe­ten doen door geweld tegenover geweld te plaatsen, maar door bij elke gelegenheid in de Geest te bid­den tot de hemelse vader. De hemel­se krachten die daardoor in werking gezet werden, zouden de machten der duisternis de nodige schrik aan­jagen.

Vrijmoedig bezig zijn

Paulus wilde in gevangenschap vrij­moedig op (blijven) treden, ondanks de niet denkbeeldige irritatie die dat bij z’n medegevangenen en bij de gevangenisautoriteiten op zou kun­nen roepen. Hij was ook niet bezig materiaal te verzamelen voor een pleidooi waarmee z’n onschuld bewezen zou kunnen worden. En hij deed geen enkele poging mensen warm te krijgen voor het zenden van protestbrieven of het organiseren van met spandoeken ondersteunende demonstraties. Hij had een vurig ver­langen om vrijmoedig het gehei­menis van het evangelie bekend te blijven maken, ook onder de moeilij­ke omstandigheden van het in (geke­tende) verzekerde bewaring gesteld te zijn. Als er iemand ons ten voor­beeld is geweest in het onder alle omstandigheden de wil van de Heer zoeken en het oprecht trachten de van God gegeven bediening te behar­tigen, is het de apostel Paulus wel. Hij had een leven van aanzien in de religieuze wereld van toen kunnen hebben, opgeleid als hij was door de grootste joodse theoloog van die tijd: Gamaliël. Maar hij verkoos het een discipel van Jezus van Nazareth te zijn, een apostel van de Heer. Hij was daarmee in de ogen van gods­dienstige elite van die dagen een geestelijke paria geworden. En voor de machten der duisternis een prooi waarop zij met de moed der wan­hoop aasden. Zij wisten van Paulus (Hand. 19:15) en van zijn bediening. Derhalve hadden zij het moeilijker met Paulus dan dat deze het met hen had!

De Heer had met Paulus wel een héél speciaal doel voor ogen, maar dat neemt niet weg dat Hij voor een ieder van ons ook een heerlijke taak ter beschikking heeft. Wij mogen allemaal deelhebben aan het bekend­maken van het geheimenis van het evangelie, ieder in het eigen leven. Het geheim bestaat immers niet in een serie ingewikkelde beschouwin­gen, die voor gewone stervelingen niet of nauwelijks te volgen zijn… het bestaat in de praktisering van het nieuwe leven in relatie met Jezus. Samen met de Zoon des mensen, de beloofde Zoon van de eerste mens (die ook de Zoon van God zou wezen) mogen we ons uitstrekken naar de volledige invulling van het zoonschap Gods in het eigen leven. Dit heilsgeheim verkondigen we inhoudelijk met de vernieuwing van ons leven en tevens met de woorden die de Here God ons in dit kader toe­vertrouwt.

 

Vrucht dragen door Truus van Kaam

De boer rijdt langs zijn akker en ziet het koren rijpen in de zon. Enkele maanden geleden heeft hij zaad gezaaid en nu ziet hij met blijdschap het resultaat. De grond brengt vanzelf vrucht voort: eerst een halm, daarna een aar en dan het volle koren in de aar. In de natuur zien we dat de zon, beeld van warmte, een grote plaats inneemt. Ook wij willen leven in een zonnig klimaat, opdat het in ons gezaaide vrucht gaat dragen. We willen er zorg voor dragen dat het ingeplante woord van God in ons tot ontwikkeling komt.

De vrede en vreugde van God bewerken een diepere afhankelijk­heid van Hem in ons.

Met reikhalzend verlangen zien we uit naar het volle koren in de aar. Want dat is immers ook het verlan­gen van onze hemelse Landman.

 

Schizofrenie en demonie door Evert van de Kamp

 

Evert van de Kamp schrijft al vele jaren in Levend Geloof over diverse onderwerpen, waarbij ook vaak maatschappelijke problemen aan de orde komen. Samen met zijn vrouw leidde hij enkele jaren het centrum ‘Heil en Lof, waar mensen die in allerlei situaties waren vastgelopen, hulp en steun kregen en zo mogelijk weer de juiste koers in hun leven (terug)vonden. De confrontatie met mensen die met ‘schizofrenie en/of demonie’ te maken hadden was soms niet gemakkelijk. Zeker als het ging om een pasklaar antwoord en oplos­sing c.q. bevrijding van de problemen. We zijn blij dat broeder Van de Kamp bereid was in dit artikel een duidelijke analyse te geven van deze materie. Eventuele reacties worden zeer op prijs gesteld, (red.).

Dokter, het is zo verschrikkelijk moeilijk’, klaagde een al wat oudere vrouw. ‘Vannacht zou ik naar de hemel gaan, maar mijn kamergenote heeft ervoor gezorgd dat dat niet gebeurde. God geeft haar de vrijheid mij te plagen en nu kan ik niet meer vergeven. Weet u, twee jaar geleden heb ik een erge zonde begaan. De dokter wilde mij bloed afnemen, maar dat wilde ik niet. Toen wist ik nog niet, dat ik een groot offer had moeten brengen. Omdat ik geen bloed heb gegeven kan God me nu ook niet tot zich nemen .

Dit is een verhaal van de Zwitserse christen-psychiater Samuel Pfeifer in ‘Psychische stoornissen en Bijbelse zielzorg’ (uitg. J. ƒ. Groen).

Hoe reageren we op zo’n verhaal? Godsdienstwaanzin zegt de een; pas op met geloof. Pure demonie zegt een ander, deze vrouw moet bevrijd worden. Weer een ander: dit is een psychische stoornis, schizofrenie. Deze verschillende uitspraken tonen aan hoe moeilijk dit allemaal is en maant ons niet té vlug conclusies te trekken.

Wat is schizofrenie eigenlijk?

Schizofrenie omvat een hele reeks verschijnselen. Vroeger werd gespro­ken over ‘gespleten geesten’, maar medici vinden dat deze definitie niet meer voldoet. Men heeft het nu lie­ver over ‘open geesten’. De Zwitser Eugen Bleuler hanteert de bena­ming: het gespleten denken. Anderen spreken over vervorming of losmaking van de ontwikkeling van de persoonlijkheid.

Een patiënt: ‘Het gekke is: eigenlijk bestaat het niet. Het is een verzamel­naam voor allerlei symptomen, zoals hallucinaties (het waarnemen -als ir! een droom- van dingen die er niet zijn), waanideeën, wartaal praten, ontredderd gedrag of apathie.

Psychiaters hebben een boekje (DSM-IV) waar al die dingen in staan. Zij gaan dan een rijtje langs en als je aan genoeg kenmerken vol­doet, noemen ze je schizofreen’. Schizofrenie heeft zoveel vormen dat men spreekt van het schizofrenie- spectrum.

Het ergst is dat deze verschijnselen van tijd tot tijd kunnen leiden tot een psychose, een periode waarin men totaal in de war is. Dat kan verschrik­kelijke gevolgen hebben. Psychoses kenmerken zich door abnormaal beleven en gedrag, door uitgespro­ken veranderingen in de persoonlijk­heid.

De medische wetenschap beschouwt schizofrenie als een ernstige hersen- aandoening. Pas rond de eeuwwisse­ling is men gericht onderzoek naar de ziekte gaan doen. In het Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU) is een groot onder­zoeksproject gestart. Men zegt: wat vroeger ‘gek’ was, blijkt een hersen­afwijking te zijn. Met de meest geavanceerde MRI-technieken (beeldtechnieken) kijkt men in de hersenen van schizofreniepatiënten. Hoogleraar psychiatrie prof. dr. R. Kahn (AZU): ‘Schizofrenie is de meest invaliderende aandoening bin­nen de psychiatrie. Ook kwantitatief. Er lijden zo’n 130.000 mensen aan. Tien procent van hen komt tot zelf­doding. Drie jaar na het uitbreken is vijfenzestig procent arbeidsonge­schikt. Veertig procent is na tien jaar aangewezen op permanente verzor­ging. De helft van onze chronische bedden in psychiatrische inrichtin­gen is door lijders aan schizofrenie bezet’.

De Schizofrenie Stichting Nederland heeft dit jaar als thema: ‘Schizofreniejaar 1996 en daarna’.

Ontstaan en verloop

Jaarlijks ontwikkelen tussen de 10.000 en 15.000 Nederlanders deze ziekte. Ontstaan en verloop blijken eigenlijk nog een mysterie. Bij man­nen breekt de ziekte meestal rond hun twintigste en bij vrouwen zo rond hun vijfentwintigste jaar uit.

Het waarom en bij wie wél en bij wie niet is veelal een raadsel.

In de jaren zeventig dacht men aan een aangeboren ongeneeslijke ziekte waarvoor je medicatie moest geven. Daarna meende men dat schizofre­nie het symptoom was van een ziek gezin. De ziekte zou een resultaat zijn van verkeerde communicatie tussen de familieleden of van het

koele karakter van de moeder. Met gezinstherapie zou er dan veel bereikt kunnen worden. In het alge­meen gelden deze opvattingen niet meer.

Een eerste psychose is het zichtbare ontstaan van de ziekte.

Meteen duikt dan de vraag op in hoe­verre de nu zichtbare hersenafwijkin­gen de psychoses veroorzaken of in hoeverre zij misschien juist het gevolg daarvan zijn. De psychoses worden hoe gebrekkig ook behan­deld, maar medicijnen kunnen het verdergaan van de ziekte niet stop­pen, aldus dr. Kahn. De meest recen­te onderzoeken naar het verloop van schizofrenie tonen aan dat de prog­noses toch beter zijn dan over het algemeen werd aangenomen. Er is geen plaats voor hopeloosheid.

Er zijn wel vraagtekens; bij onder­zoek is de grondgedachte dat schizof­renie een stoornis is in de ontwikke­ling van de hersenen en de oorzaken zijn moeilijk op te sporen.

Erfelijkheid kan een factor zijn.

Dr. W.C. van Dam zegt in zijn boek ‘Demonen eruit in Jezus’ naam’ (uitg. Kok): ‘Bij de schizofreen vindt een gevoelsmatig verval van de per­soonlijkheid plaats. De samenhang tussen denken, voelen en handelen gaat verloren of beter gezegd, komt op een ander, voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen vlak. Het lijkt of de schizofreen terugvalt in het mythisch, magisch kinderstadium. Vaak heeft de patiënt het gevoel dat zijn denken wordt geblokkeerd, dat zijn gedachten door een vijandelijke invloed worden weg geroofd’.

Dr. Pfeifer geeft aan dat onderzoe­ken van de laatste jaren hebben aan­getoond dat alle vormen van schizof­renie gemeenschappelijke stoornis­sen als oorzaak hebben, die vooral het denken beïnvloeden. Daaruit worden weer andere problemen afge­leid, zoals een veranderde en afge­vlakte gevoelsuitdrukking, sociale terugtrekking, verandering van de zelfwaarneming, waanideeën, hallu­cinaties en bewegingsstoornissen.

In het verloop van de schizofrene aandoening onderscheidt men drie fasen:

a.De prodomale fase (geleidelijke verslechtering)

b.De actieve fase (acute symptomen)

  1. De residue fase (de resttoestand)

 

a.Prodomale fase (Prodrom voorloper) Duidelijke verslechtering ten opzich­te van het vroegere prestatieniveau. Minstens twee van onderstaande symptomen, die niet veroorzaakt zijn door een stemmingsstoornis of door verdovende middelen. (Uit deze for­mulering blijkt hoe ingewikkeld de materie is en dat je met onderstaan- de punten zorgvuldig dient om te gaan -EvdK).

Symptomen tijdens de prodomale- en restfase:

Sociale isolering of teruggetrokken­heid

Duidelijke belemmering bij beroep, huishouding, opleiding.

Duidelijk eigenaardig gedrag (ver­zamelen van afval, hamsteren van bedorven levensmiddelen, ongeremd gedrag)

Duidelijke verwaarlozing van hygiëne en kleding

Afgestompte, vlakke of onaangepas­te gevoelsuitdrukkingen

Afdwalend, vaag, overmatig precies, omstandig of beeldend taalgebruik – Eigenaardige of bizarre voorstellin­gen of magisch denken; het gevoel beïnvloed te worden of anderen te kunnen beïnvloeden; onnavolgbare gedachtesprongen

Ongewone waarnemingen, bijvoorbeeld herhaaldelijk voor­komende illusie dat er iemand uit een onzichtbare wereld, die door anderen niet kan worden waargeno­men, aanwezig is

Actieve fase:

Tenminste één van de volgende ken­merken:

Bizarre waanideeën (inhoudelijk duidelijk absurd en zonder mogelijke echte aanleiding), bijv. gevoel van beïnvloeding, van gekunsteldheid, van gedachtevlucht, ingevingen of veranderd denkvermogen

Lichaam gebonden, grootheids-, religieuze, nihilistische- of andere waandenkbeelden

Achtervolgings- en jaloersheids- waan, gecombineerd met hallucina­ties

Het horen van stemmen (commen­taar op het gedrag van de betreffende persoon, stemmen die met elkaar praten)

Warhoofdig denken, duidelijke verwarring van associaties, uitgesproken onlogisch denken en duidelijke ver­mindering van de mogelijkheid zich te uiten, als ze tenminste met één van de volgende kenmerken gepaard gaan:

afgestompte, vervlakte of ongepas­te gevoelsuitdrukking

waanideeën of hallucinaties

sterk gedesorganiseerd gedrag

Restfase

Tenminste twee van de onder a genoemde symptomen, die na een actieve ziektefase aanhouden en niet door een stemmingsstoornis of door verdovende middelen zijn veroor­zaakt.

Dr. Pfeifer stelt dat er meer hoop op genezing van schizofrenie is dan dik­wijls wordt verondersteld. In circa twintig procent komt er na een schi­zofrene aanval geen tweede terugval meer. Bij ongeveer zestig procent van de patiënten komen na verloop van tijd verschillende aanvallen voor. Daar tussenin lijken deze mensen volledig normaal, ook al zijn ze in veel gevallen minder belastbaar.

Bij de laatste twintig procent ontwik­kelt zich een ernstige afbraak van de persoonlijkheid. Deze hebben een constante verzorging in een psychia­trische inrichting nodig.

Ziekte en/of demonie?

Psychiaters zijn veelal geneigd om diverse afwijkingen onder de noemer van geestesziekten bijvoorbeeld schi­zofrenie te brengen. De bezetene van Gardara in Marcus 5 zou dan een gevaarlijke psychiatrische patiënt zijn. Omgekeerd zien zielzorgers schizofrenen nogal eens aan voor bezetenen, omdat zij vaak klagen dat een vijandige macht hen aanvalt en aanspreekt.

Van Dam merkt op: ‘Het zou van groot belang zijn als zielzorgers en psychiaters onderscheid konden maken tussen geestesziekte en beze­tenheid, zodat zielzorgers zieken kunnen verwijzen naar de psychiater en psychiaters bezetenen naar een op dit gebied ervaren zielzorger’.

Vooral in het begin van de storing kan geestesziekte op demonie en demonie op geestesziekte lijken.

Volgens Van Dam zijn er duidelijke verschillen:

– Beiden hebben religieuze waan­ideeën, bezetenen bieden echter doelgerichte tegenstand tegen de christelijke geloofsinhoud.

– Voor zijn ziekte kan de geesteszieke gelovig en zonder in aanraking met occulte praktijken zijn geweest. Bezetenheid heeft vaak afwending van God en een contact met een of andere vorm van occultisme als oor­zaak.

– Schizofrenie is onafhankelijk van de omstandigheden. De patiënt blijft bij bewustzijn. Bezetenheidscrises worden vaak door godsdienstige beïnvloeding veroorzaakt. Soms raakt de bezetene daarbij in trance- toestand.

– Bij schizofrenie treedt wel, bij beze­tenheid geen verval van de persoon­lijkheid op. De schizofreen spreekt wartaal, de bezetene niet.

– De visioenen van schizofrenen zijn hallucinaties. Vaak zijn ze verbonden met het horen van stemmen. Ze worden niet, zoals soms bij die van bezetenen, eveneens door getuigen waargenomen en bevestigd. Ze zijn, anders dan in bezetenheid, verward en onzinnig.

– Een anti-psychotisch middel remt bij de schizofreen hallucinaties af. Bij een bezetene worden ze er door versterkt.

– Bij geesteszieken komen geen occulte, para psychische verschijnse­len voor. Uitdrijving van demonen heeft op geesteszieken dan ook geen positieve uitwerking, wel op bezetenen.

‘Een geesteszieke is echt ziek, ook al vertoont hij enkele trekken die aan bezetenheid kunnen doen denken.

Een bezetene is geestelijk gezond, ook als hij een tijdlang psychisch abnormale trekken vertoont.

Overigens komen ook hier mengvor­men voor, een samentreffen van geestesziekte en demonie’. Tot zover Van Dam.

Een oorzakelijk verband leggen tus­sen schizofrenie en demonische invloeden zondermeer is gevaarlijk. Openbaring door de Heilige Geest is daarvoor nodig. Ida Mae Hammond geeft in het boek van haar man ‘Demonie en bevrijding’ (uitg. Moria) een duidelijk voorbeeld van schizofrenie en demonie. Een gelovi­ge vrouw wilde dolgraag bevrijd wor­den. Na vele intense pogingen was er weinig of geen verbetering te bespeuren. Door openbaring maakte de Heer Ida Mae duidelijk dat deze vrouw schizofreen was, gekoppeld aan demonische invloeden. De Heer sprak: ‘Ik maak je bekend dat dit demonisch is. In haar is een nest van demonische geesten en zij zijn in haar leven gekomen toen ze nog heel erg jong was. Ik zal je tonen hoe het werkt’. Stap voor stap brak volledige overwinning en bevrijding door. De persoon die zegt: ‘Ik wil anders worden! Ik wil niet dat demonen mijn leven beheersen!’ zal uiteinde­lijk overwinning ervaren. Het vraagt veel vastberadenheid.

Schizofrenie en geloof

Er wordt nog weleens gesuggereerd dat christelijk geloof ziek kan maken. Een tweetal onderzoeken in Zwitserse psychiatrische ziekenhui­zen heeft aangetoond dat er geen verband kan worden gelegd tussen geloofsopvoeding en religieuze waan. Pfeifer: ‘Eén van de auteurs stelt zelfs: We zijn tot de verrassende con­clusie gekomen dat een sterke religi­euze oriëntatie in het ouderlijk huis eerder met zwakke dan met sterke religieuze psychose-thematiek samenhangt’.

En vervolgens: ‘In zijn algemeenheid geldt de regel dat religieuze waan slechts één van de mogelijke waan- thema’s is. Nooit mag uit de inhoud van de waan worden afgeleid, dat daarin de oorzaak voor de schizofre­nie te zoeken zou zijn’.

Van Dam merkt op: ‘Een discussie tussen psychiater en zielzorger over bezetenheidsgevallen wordt daardoor bemoeilijkt, dat het Bijbelse begrip “demon” aan de psychiater onbekend is. Demon en demonie zijn Bijbelse begrippen, geloofsuitspraken. Jezus’ opvatting van demonen past niet in het zinkader van de psychiatrie. Demonen zullen daarom nooit een bestanddeel van een officiële ziekte­leer kunnen uitmaken. Zij horen voor de psychiatrie tot een voor­wetenschappelijk tijdperk, voor de gelovige liggen ze op boven-weten- schappelijk terrein. De Bijbel wijst op een terrein dat de menselijke wetenschap niet betreden kan. Zij graaft dieper dan de diepste diepte­psychologie en opent de ogen voor dimensies die voor de wetenschap ontoegankelijk zijn’.

Pastorale zorg aan schizofrenen blijft heel belangrijk. Als het denken ern­stig verstoord is, zijn er grenzen aan een pastoraal gesprek. Het is zo afhankelijk van het begrijpen door de patiënt en of deze precies dat wat besproken is een plaats kan geven en gaat gebruiken.

Per fase is de gespreksvaardigheid van schizofrenen verschillend. Na een denkstoornis kan vaak weer een volkomen normaal gesprek plaatsvin­den, hopelijk een belangrijke steun in het geloof voor deze patiënt.

Een slotopmerking van dr. Pfeifer: ‘ Schizofrenie is niet beperkt tot afzonderlijke gebieden. Ze komt voor in alle landen en volken, bij alle rassen en sociale lagen.

Ze komt ook voor bij gelovige men­sen. Hun medechristenen hebben vaak erg veel moeite om de verande­ring bij de betreffende persoon te begrijpen. Hoe is het mogelijk dat denken, voelen en gedrag zo ernstig gestoord kunnen worden? Hoe kan het nu dat iemand zich achtervolgd voelt door de geheime dienst, uit angst voor stralingen alleen nog maar op de grond slaapt en zich con­stant omringd voelt door allerlei stemmen?

In de afgelopen jaren zijn schizofre­nen mij bijzonder lief geworden. Het was mij een voorrecht hen en hun familieleden op de weg door de ziek­te heen te begeleiden. Telkens weer heb ik bewonderend hun heroïsche strijd gadegeslagen, de strijd met hun ziekte en met het ontbrekende begrip van de wereld om hen heen’.

 

De Gemeente en het Koninkrijk door Gert Jan Doornink

Zijn de ‘Gemeente van Jezus Christus’ en het ‘Koninkrijk van God’ twee verschillende begrippen, twee werelden die niets met elkaar te maken hebben en onafhankelijk van elkaar bestaan? Of hebben ze alles met elkaar te maken en dienen ze een twee-eenheid te zijn? Dit artikel probeert een antwoord te geven op deze vraag.

Wie een kind van God is weet dat hij behoort bij de gemeente van Jezus Christus. En behoort ook bij het Koninkrijk van God. Dat laatste is eigenlijk veel minder bekend dan het eerste.

Toch omvat het feit dat wij behoren tot het Koninkrijk van God een veel hoger doel, dan dat wij weten te behoren tot de gemeente van Christus.

Waarom? Omdat in het Koninkrijk van God (oftewel Koninkrijk der hemelen) God Zijn hart, Zijn wezen, Zijn bedoeling heeft geopenbaard, terwijl wij de gemeente zouden kun­nen omschrijven als het uitvoerings­orgaan van het Koninkrijk.

Let wel: ik zeg dus niet dat de gemeente niet belangrijk is, integen­deel: het Koninkrijk Gods zou niet kunnen functioneren zonder de gemeente.

Maar het gaat primair om het Koninkrijk Gods!

Wedergeboorte is noodzakelijk

Het is Satan helaas gelukt velen van het Koninkrijk Gods af te houden. Denk aan de velen die zich beschou­wen als lid van een kerk of gemeente en toch niet weten een kind van God te zijn.

Lidmaatschap van een kerk of gemeente is nog geen garantie dat men het Koninkrijk Gods is bin­nengegaan. Daarvoor is persoonlijk geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus nodig. Johannes zegt: “Allen, die Hem aangenomen heb­ben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; Mie’ niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn” (Joh. 01:12-13). Wat gebeurde er toen wij van een zondaar een kind van God werden? Toen verlieten wij het rijk der duis­ternis en gingen het Koninkrijk Gods binnen (Joh. 03:03-05). Zonder deze (geestelijke) wedergeboorte komt dus niemand in Gods Koninkrijk.

Vanaf het begin van Zijn optreden, dus nog voordat Hij met Petrus sprak over de bouw van de gemeente (Matt. 16:18), predikte Hij het evan­gelie van het Koninkrijk. Jezus wist dat dit het eerste en allerbelangrijk­ste was. Dat was de opdracht van Zijn Vader en daaraan was Hij gehoorzaam. Maar wat is dat eigen­lijk dat Koninkrijk Gods? Wij willen enkele kenmerken noemen:

Het is een geestelijk Koninkrijk

“God is geest”, zegt Jezus in Johan­nes 4 vers 24 (Joh. 04:24). Een geest is onzicht­baar. Dat geldt ook voor God en Zijn Koninkrijk. We kunnen het niet zien met natuurlijke ogen, maar wel met geestelijke ogen. Dit betekent niet dat het iets mysterieus, iets ongrijp­baars is. Want God mag dan onzicht­baar zijn, Hij heeft zich wel geopen­baard ten aanzien van Zijn wezen en karakter. Hoe en wanneer? Toen Zijn Zoon op aarde was.

In Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18) kunnen wij lezen dat niemand ooit God heeft gezien, maar de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. Jezus is de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen (Heb. 01:03). Hij was als enig geboren Zoon zo ver­bonden met de Vader dat Hij te allen tijde de wil van de Vader deed. Maar dat gebeurde niet automatisch omdat Hij als Zoon van God een streepje voor zou hebben. Ook Hij moest als ieder ander mens gehoorzaamheid leren (Heb. 05:08).

Jezus was de eerste en ook de enige mens die tot het einde gehoorzaam was en daardoor was Hij degene die het kruis van Golgotha de zonde van de gehele wereld op zich nam, zoals God dat in Zijn wil besloten had. Daardoor is Hij ‘een oorzaak van eeuwig heil’ geworden.

Verborgen voor de vijand

Het geestelijk Koninkrijk, wat het Koninkrijk Gods dus is, is dus niet iets ontoegankelijks, iets wat verbor­gen is. Maar dat is het wel voor de vijand, al probeert hij er op alle mogelijke wijze binnen te dringen, zoals Jezus zelf al verwoordde. De vijand probeert het met alle mogelij­ke middelen in diskrediet te bren­gen. ‘t Liefst zou hij het willen ver­nietigen. “Bestormers trachten het Wet geweld in hun macht te krijgen”

(Matt. 11:12; vert. prof. Brouwer). Daarom zijn we ook opnieuw, dat wil zeggen geestelijk geboren.

God beschermt als het ware Zijn kin­deren. Hij zegt tot u en mij: ‘Nu ben je veilig, nu ben je in het gebied waar de vijand niet thuis­hoort. Nu ga Ik je verder helpen om de infiltratiepogingen van de vijand te kunnen weerstaan en overwin­nen’.

In Matthéus 13 kunnen we lezen dat Jezus tot Zijn discipelen vaak sprak in gelijkenissen. Zij waren daarover verwonderd en vroegen Hem waar­om Hij dat deed. Het antwoord van Jezus is duidelijk: “Omdat het u gegeven is de geheimenissen van Het Koninkrijk der hemelen te ken­nen, maar hun is dat niet gegeven” (Matt. 13:11). Jezus openbaarde de ‘geheimen’ van het Koninkrijk alleen aan Zijn discipelen en niet aan dege­nen die nog buiten het Koninkrijk stonden. Het doet ons denken aan de latere uitspraak van Paulus: “Een ongeestelijk mens aanvaardt niet het­geen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is” (1 Kor. 02:14).

Jezus sprak dus tot Zijn discipelen in gelijkenissen. Maar wat is een gelij­kenis? Een gelijkenis of parabel is meestal een aan het dagelijks leven ontleende gebeurtenis, met de bedoeling een belangrijke waarheid op aanschouwelijke wijze duidelijk te maken. Beeld en werkelijkheid wor­den tegenover elkaar geplaatst.

Daarbij is het uiteraard de bedoeling dat men de werkelijkheid gaat zien: Waar gaat het om? Wat kunnen we er van leren?

Dat was ook de opzet van de gelijke­nissen die Jezus vertelde aan Zijn discipelen. En als gelovigen van deze tijd kunnen we daar veel van leren. In de gelijkenissen die Jezus vertelt komen verschillende aspecten van het functioneren in- en vanuit Gods Koninkrijk aan de orde.

De gelijkenissen van Matteüs 13 bij­voorbeeld (over de zaaier, het mos­terdzaadje, de zuurdesem, de schat in de akker, de kostbare parel en het visnet), zijn allemaal heen wijzigin­gen naar de groei en de overwinning van het Koninkrijk Gods. Daar gaat het uiteindelijk om. Dat was de grote taak- en doelstelling van Jezus en daaraan mogen ook wij meewerken.

Behalve door middel van gelijkenis­sen gaf Jezus ook op andere wijzen onderricht aangaande de beginselen van het Koninkrijk.

Denk aan de grote toespraken die Hij hield vanaf de berg (Matteüs 5, 6, 7 ‘de Bergrede’ en 24 ‘op de Olijfberg’; . En hoe Hij er de nadruk oplegde dat datgene waarover Hij sprak ook in praktijk gebracht moest worden. Denk aan zijn bekende uit­spraak:

“Niet een ieder, die tot Mij zegt Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de heme­len is” (Matt. 07:21).

Wat ook opviel was dat Hij sprak met gezag en autoriteit (Matt. 07:28-29), terwijl de verbondenheid met de Vader het grote geheim van Zijn bediening was (Johannes 17). En deze verbondenheid, deze eenheid, mag ook ons ‘geheim’ en doelstelling zijn. Want naarmate we geestelijk groeien, gaat het er meer en meer uitkomen dat wij als werkelijke verte­genwoordigers van Gods Koninkrijk meer en meer bruikbaar zijn in dienst van de Meester. Het nieuwe leven in ons wordt steeds voller en heerlijker. We zijn niet vrijblijvend deelgenoten geworden van Zijn Koninkrijk, maar delen het op onze beurt weer met anderen. Daarmee geven we invulling aan de woorden van Jezus: “Om niet hebt gij het ont­vangen, geeft het om niet” (Matt. 10:08b)..

Een onwankelbaar Koninkrijk

Een ander belangrijk aspect van het Koninkrijk is dat het een onwankel­baar Koninkrijk is. Met geen enkel ander koninkrijk is dat het geval. Alle staatsvormen van deze wereld, of het nu republieken, dictaturen, democratieën, koninkrijken of keizer­rijken zijn, zijn tijdelijk en van voor­bijgaande aard. Maar dat geldt niet voor het Koninkrijk van God! Wanneer in Hebreeën 12 gesproken wordt over de wankelbare en onwankelbare dingen, zegt vers 28 dat Gods Koninkrijk onwankelbaar is.

Het is eeuwig, zoals ook geldt voor allen die tot dat Koninkrijk behoren (Joh. 03:36).

De Satan zal alles in het werk stellen Gods Koninkrijk te vernietigen, maar het zal hem niet gelukken. Hij pro­beerde het al vlak voordat Jezus Zijn bediening begon, toen Hij verzocht werd in de woestijn (Matth. 4:8-10). Jezus deed echter geen enkele con­cessie aan de vorst der duisternis tij­dens Zijn leven op aarde, en ook niet na Zijn opstanding.

Want ook in de 40 dagen tussen Zijn opstanding en hemelvaart gaf Hij Zijn discipelen nog onderricht aangaande Gods Koninkrijk!

Uitvoeringsorgaan

Nu hebben we aan het begin al gezegd dat de Gemeente het uitvoe­ringsorgaan van het Koninkrijk is. De gemeente, door Jezus gesticht met Hem als Hoofd.

Het is daarom ook een duidelijke zaak dat dit uitvoeringsorgaan pas ten volle kan beantwoorden aan Gods doelstelling (de openbaring van Zijn Koninkrijk in al zijn facetten) als deze nauw verweven is met dat Koninkrijk.

Daar waar de prediking van het Koninkrijk niet centraal staat is er iets radicaal mis. Veel krachteloos­heid, liefdeloosheid, verwarring, ver­deeldheid, enz., komt voort uit het niet aanvaarden van het evangelie van het Koninkrijk, of… en (dat is misschien nog veel erger) het losla­ten ervan.

Willen we een gemeente vol kracht, vol liefde, vol van de heerlijkheid van God zijn? Dan is er maar één weg, één antwoord: Dan behoren we vast gefundeerd te zijn in de principes van Gods Koninkrijk!

Wat zegt Paulus in Efeze 3 vers 10 (Ef. 03:10) “Opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden…”. Het Koninkrijk Gods is een geestelijk Koninkrijk met geestelijke principes. En onze strijd om te over-, winnen is een geestelijke strijd.

De gemeente en het Koninkrijk kun­nen niet zonder elkaar. Zij horen bij elkaar. Zij vormen een eenheid. Zij herbergen de zonen Gods, die zich in deze eindtijd, vol van Gods Geest, gaan openbaren. Zij laten zich geen knollen voor citroenen verkopen. Het gaat om het pure, het echte.

Jakobus 3 vers 11, (Jak. 03:11) zegt dat het onmo­gelijk is dat uit dezelfde bron zoet en bitter water opwelt. Het is of het een of het ander.

In deze eindtijd vindt de scheiding der geesten plaats. Al wat onecht, wat surrogaat is, houdt geen stand. Maar wat werkelijk stand houdt is de waarachtige gemeente van Jezus Christus waartoe u en ik behoren.

En als we vast gefundeerd blijven in Gods Koninkrijk en van daaruit leven, weten we heel zeker dat we stand zullen houden tot in alle eeu­wigheid!

 

Vrijheid (gedicht)

Een open graf

een open zicht

open grenzen

Gods werk verricht

 

Geen zondeschuld

geen lasten meer

te dragen

niet langer gekooid

niet langer vleugellam

geslagen

 

Gods vrijheid

enkel door liefde

gebonden

zal ongebonden

nu óók

in de Zijnen

worden gevonden!

Hennie Berends

 

De krans der heerlijkheid door Wim te Dorsthorst

De Olympische spelen in Atlanta zijn weer voorbij en hebben miljoenen men­sen in de gehele wereld dagenlang in de ban gehouden. Allerlei records werden weer gebroken, waaruit blijkt hoe de mens, die zich daarvoor lichamelijk en fysiek wil inzetten, tot steeds meer in staat is. Men heeft er alles voor over om de eerste te willen zijn. Totale toewij­ding en een zeer intensieve training zijn de grote voorwaarden om dit doel te bereiken…

Hoe is het met ónze inzet voor de zaak van Gods Koninkrijk? Hebben wij er ook alles voor over om een volkomen beelddrager van Christus te zijn? In dit artikel wordt hierop nader ingegaan.

Als de apostel Paulus in deze tijd geleefd zou hebben en brieven aan gemeenten geschreven had, zou hij, evenals toen, ook nu ruim kunnen putten uit voorbeelden vanuit de sportwereld. De een na de andere grote sportgebeurtenis houdt de mens bezig in deze tijd. In zijn dagen kende men in de Griekse beschaving behalve de Olympische- ook nog de Pythische-, de Nemeïsche- en de Isthmische spe­len. Ook in die tijd waren de sta­dions goed gevuld met mensen die van verre kwamen om mee te dingen naar de prijzen, of als toeschouwers, om de deelnemers aan te vuren.

De Isthmische spelen werden iedere twee jaar in de grote havenstad Korinthe gehouden. Als Paulus dan zijn brieven schrijft aan de gemeente van deze sportstad, begrijpen deze mensen, die waarschijnlijk wel in het stadion gezeten hebben, heel goed waar hij het over heeft als hij in (1 Kor. 09:24-27) schrijft: “Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelij­ke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zomaar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wel­licht zelf afgewezen te worden”.

De kroon des levens

Paulus was kennelijk goed op de hoogte met de gang van zaken in de stadions en past dit heel kundig toe, op de dagelijkse levenswandel van christenen, die er alles voor over die­nen te hebben die onvergankelijke erekrans in bezit te nemen. Voor ons christenen in het welvarende Westen, is er zeker ook iets te leren voor onze levenswandel, van de sportlieden die topprestaties willen leveren.

Tot het einde toe houdt Paulus, in de weg die hij als geroepen apostel moet gaan, de vergelijking met de spelen vol. Zo schrijft hij in 2 Tim. 04:07-08: “Ik heb de goede strijd gestre­den, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behou­den: voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad”.

En in 2 Tim. 2 vers 5 (2 Tim. 02:05) merkt hij op: “En is iemand een kampvechter, dan ont­vangt hij de krans alleen, als hij vol­gens de regels van de kamp heeft gestreden”.

En in Filip. 2 vers 16 (Filip. 02:16): “dat ik niet vruchte­loos mijn wedloop gelopen, noch vruchteloos mij ingespannen heb”. Het gaat dus duidelijk om een prijs aan het einde van de loopbaan en Paulus gebruikt hiervoor steeds het woord “krans” of “erekrans”. Het Griekse woord hiervoor is “Stephanos” en dat lezen we in Jak. 1 vers 12 (Jak. 01:12) en Openb. 2 vers 10 (Openb. 02:10) als “de kroon des levens”. Dat geeft al duidelijk een diepere, geestelijke betekenis van het beeld aan.

Bij Zijn wederkomst

Wanneer wordt die krans of die kroon dan uitgereikt? Is dat op een bepaald moment in je leven, als je de volmaaktheid in Christus bereikt zou hebben?

We lazen in 2 Tim. 4 vers 7 en 8 (2 Tim. 04:07-08) dat Paulus zegt: “Welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven”.

Het wordt dus door de Heer Jezus, die de rechtvaardige rechter is, aan een ieder uitgereikt. En “te dien dage” dat is bij zijn “wederkomst”. De apostel Petrus zegt hiervan: “En wanneer de Opperherder “ver­schijnt”, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven (1 Petr. 05:04).

Terugontvangen wat verricht is

In dit verband kijken we nog naar een uitspraak van Paulus, die hij geheel in dezelfde stijl, eveneens schrijft aan de Corinthiërs: “Want wij moeten allen voor de rech­terstoel van Christus openbaar wor­den, opdat een ieder wegdrage w at hij in zijn lichaam verricht heeft, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Kor. 05:10).

Bij de spelen stond bij de finish zo’n “rechterstoel”. De hoogste autoriteit was daar opgezeten en reikte de prij­zen uit naar de prestatie die geleverd was. Onze Heer, die alleen gerech­tigd is om de onverwelkelijke krans, de kroon des levens, uit te reiken, is dus gezeten op de “rechterstoel1. Bij het laatste oordeel wordt gesproken van “de troon Zijner heerlijkheid” of van “de grote witte troon” (Matt. 25:31; Openb. 20:11).

Het gaat hier echter “niet” om het laatste oordeel, maar om de uitrei­king aan de gemeente bij de eerste opstanding; dat is bij Zijn weder­komst.

Het woord voor “wegdragen” bete­kent letterlijk “terugontvangen”. Een ieder zal dus “terugontvangen” wat hij verricht heeft. In Ef. 6 vers 8 (Ef. 06:08) lezen we dan ook:

“Gij weet immers dat een ieder, het­zij slaaf, hetzij vrije, al het goede, dat hij gedaan heeft, van de Here zal terugontvangen”. Evengoed geldt dat ook in negatieve zin:

“Want wie onrecht doet, zal zijn onrecht terugontvangen, en er is geen aanzien des persoons” (Kol. 03:25).

Het is dus bepalend wat iemand tij­dens zijn leven op aarde heeft ver­richt. Er wordt na de dood niets meer aan toegevoegd of afgedaan.

De nieuwe schepping

Belangrijk is dat u begrijpt dat het hier niet gaat om alle zonden en ongerechtigheid van vóór de beke­ring. Daar behoeft geen wedloop voor gelopen te worden. Het bloed van Gods Zoon heeft ons immers gereinigd van alle zonden”, door het geloof in deze onvoorstelbare genade- van God.

In Jes. 1 vers 18 (Jes. 01:18) zegt God: “Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol”. En in Psalm 103 vers 12 (Ps. 103:012): “Zover het oosten is van het westen, zover doet hij onze overtredingen van ons”.

Heel belangrijk is dat Gods woord zegt: Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden” (Ps. 103:010). Dat zal in de eeuwigheid geen rol meer kunnen spelen. Dat oude leven is met Christus gestorven en begraven en wij zijn met Hem opgestaan als een nieuwe schepping zie (Rom. 06:01-14; Kol. 02:11-14).

Daarom is de juichroep: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schep­ping, het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen” (2 Kor. 05:17)-

Het gaat in het gedeelte van het ver­gelden en terugontvangen om wer­ken die als nieuwe schepping ver­richt zijn. Om werken die aan de bekering beantwoorden. “Om het doen van goede werken, die God tevoren bereid heeft om daarin te wandelen” (Matt. 03:08; Ef. 02:10). Het gaat om het doen van goede wer­ken, als nieuwe schepping, in de gezindheid van Christus. Zonder daar hier nu al te diep op in te gaan noem ik Kol. 3 vers 12 tot en met 14 (Kol. 03:12-14), waar we lezen: “Doet dan aan, als door God uitver­koren heiligen en geliefden, innerlij­ke ontferming, goedheid, nederig­heid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkan­der, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid”.

Het gedeelte over de nieuwe levens­wandel in Ef. 4 vers 17 tot en met 32 (Ef. 04:17-32), spreekt hier ook heel duidelijk over.

Smetteloze kleding

stelt Paulus met dat beeld uit de ‘sportwereld dat het witte bruilofts­kleed, van blinkend en smetteloos fijn linnen, wat de rechtvaardige daden der heiligen symboliseert, door de rechtvaardige Rechter aan een ieder uitgereikt zal worden bij de eerste opstanding (Openb. 19:08). Ook zegt Openb. 14 vers 13 (Openb. 14:13): “En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here ster­ven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na”.

Zo zullen bij de zevende bazuin, als de Heer terugkomt, de gestorven hei­ligen met Hem terugkomen en de nog levende gemeente in een oog­wenk onsterfelijkheid aandoen en allen zullen gekleed worden in blin­kend en smetteloos fijn linnen, naar hun werken (zie 1 Thess. 04:13-18 en 1 Kor. 15:50-53).

Uiteraard gaat het hier om een innerlijke bekleding zoals de drie apostelen dat ook zagen van de Heer Jezus bij de verheerlijking op de berg (Matt. 17:02). Als Hij hierna van de berg afdaalt met de discipelen, dan is Zijn uiterlijk weer zonder enig aan­zien, maar innerlijk is nog diezelfde heerlijkheid, want God woonde in Zijn totale volheid in Hem.

Het evangelie van heerlijkheid

Het is belangrijk om goed voor ogen te houden waar het de Heer om te doen is. Niet om een volk wat na de bekering maar door blijft sudderen alsof er niets veranderd is, maar Hij verwacht zonen Gods, waar ook de zuchtende schepping op wacht. Een onberispelijke gemeente naar geest, ziel en lichaam. Geheiligd en gerei­nigd door het waterbad van het Woord (Rom. 08:19; 1 Thess. 05:23; Ef. 05:26-27).

Een volk dat naar het beeld van hun Heer veranderd is en wandelt zoals Hij tijdens zijn dagen in het vlees gewandeld heeft (1 Joh. 02:06).

Het gaat de Heer om een volk, wat Hij verzamelt uit deze schepping, om met Hem als een koninklijk priestervolk te regeren in het duizendjarig rijk en tot in alle eeuwighe­den. (Openb. 20:06; Dan. 07:18). Een volk dat waardig wil wandelen over­eenkomstig de roeping waarmee ze geroepen zijn, en dat is tot Gods eigen Koninkrijk en heerlijkheid (1 Thess. 02:12).

Het evangelie Gods is niet alleen een evangelie van schuldvergeving, maar ook het evangelie der heerlijkheid, van de zalige God, wat aan Paulus toevertrouwd was (1 Tim. 01:11).

De prijs der roeping Gods

Daarom zegt hij met stelligheid: “Alles doe ik terwille van het evange­lie, om er zelf ook deel aan te krij­gen” (1 Kor. 09:23). En als hij dan het beeld van de renbaan gebruikt, spoort hij de Korinthiërs, maar ook ons nu, aan om met grote ijver en inzet te lopen om de prijs te behalen. Als je nu de vergelijking maakt met de sportwereld dan zie je, wil je in de prijzen vallen, er verschrikkelijk veel voor over moet hebben. Jaren en jaren van opbouw en trainen om ooit ééns te schitteren en een beker of medaille in ontvangst te nemen. Dat is heerlijkheid voor een moment, om in de boeken bijgeschreven te wor­den. Het is van de aarde en ontzettend kwetsbaar en vergankelijk, want de volgende keer is het weer een ander.

Hoeveel te meer, zegt Paulus, moet dan onze inzet zijn voor een onver­welkelijke prijs. Iets wat tot in alle eeuwigheden zijn waarde onvermin­derd blijft behouden en tot lof en eer van God de Vader en Jezus Christus zal zijn en blijven.

Het is dus van het grootste belang te beseffen, al is het nog maar ten dele, waarvoor al die inzet. En welke hoop zijn roeping wekt en wat de prijs is van de roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus (Ef. 01:18; Filip. 03:14). En de prijs die God bereid heeft voor degenen die Hem liefheb­ben, gaat ons bevattingsvermogen verre te boven.

Zich in alles beheersen

En dan zegt Paulus tot ons: “Wie aan deze wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles” (vs. 25).

Als er één ding belangrijk is voor een topsporter dan is dat toch wel “zelfbeheersing”. Niet maar in den blinde te werk gaan of je krachten verspillen, maar vol zelfbeheersing op het juiste moment je kans grijpen (vs. 26). Hoeveel te meer wij, zegt Paulus, waar het toch gaat om de schatten in de hemelen die eeuwig zijn. Als er één ding is waar het in de wereld aan ontbreekt dan is het juist aan “zelfbeheersing”. Wij leven in een consumptieve instant-maatschappij. Ik zag het onlangs treffend verwoordt op een babyslabbetje. Daar stond op te lezen: “Ik weet niet wat ik wil, maar ik wil het nu”! Dat is een mentaliteit die steeds normaler gevonden wordt. Hoe makkelijk kan dat ook in het leven van een christen, die toch uit die wereld komt en er nog midden in leeft, een rol gaan spelen.

Geloof, geduld en volharding

De duivel zal dit middel zeker gebruiken om kinderen Gods te ver­leiden en te misleiden. Het evangelie van gezondheid en voorspoed, het zogenaamde “welvaarts-evangelie” ligt daarom goed in de markt. Eveneens het “kracht-evangelie” en andere, veelal uit Amerika overge­waaide, vervalsingen van het evange­lie.

Het evangelie van het Koninkrijk Gods is echter geen instant-evangelie en zeker geen toverij. Gods Woord spreekt ervan dat wij geduld dienen te oefenen evenals de Landman zelf ook geduldig is. Hebreeën 6 vers 11 en 12 (Heb. 06:11-12) spreekt van ijver blijven betonen “tot de verwezenlijking der hoop tot het einde toe” en: “door geloof en geduld de beloften beërven”.

Nu al worden vele andere wegen, methoden en middelen door het rijk van Satan gecreëerd om vooruit te grijpen en dat zal alleen nog maar toenemen. Er wordt duidelijk gespro­ken over veel verleiding en over aller­lei krachten, tekenen, bedrieglijke wonderen en allerlei verlokkende ongerechtigheid, naar de werking des satans. (2 Thess. 02:09-10a). Geloof, geduld en volharding, dat zijn de sleutelwoorden als het er om gaat het einddoel te bereiken.

Het evangelie van genade

En daar staan we niet alleen voor, maar de God van de volharding en de vertroosting komt ons hierin machtig tegemoet.

“Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht Zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld” (Rom. 15:05; Kol. 01:11).

Wat een heerlijk woord van liefde en genade!

“God is het immers die zowel het willen als het doen bij u tot stand brengt, om Zijn heilsplan te verwe­zenlijken” (Filip. 02:13, Willibr. vert.) En één van de vruchten in gemeen­schap met de Heilige Geest is “zelf­beheersing”. Dit is het wonderbare geheim van het evangelie van liefde genade en heerlijkheid. Hier is alle list en geweld van de duivel uiteinde­lijk niet tegen opgewassen.

“Zelfbeheersing” is één van de regels van de geestelijke kamp. Paulus zegt ik beheers mij in alles. Hij kende de enorme genade van God die hem op alle mogelijke manieren te hulp kwam om dit dagelijks te verwezen­lijken.

David bijvoorbeeld wist dat het koningschap van Saul was afgeno­men en dat hij door God gezalfd was als koning, maar hij heeft zich tientallen jaren beheerst en er nooit voor zijn tijd, op een onwettige wijze naar gegrepen.

Nog meer zien wij het bij de ware David, Jezus Christus. Hij wist wie Hij was en waartoe Hij op de aarde gekomen was. Hij beheerste zich werkelijk in alles, terwijl menselij­kerwijs gesproken, Hem toch het bloed onder de nagels vandaan werd gehaald.

Petrus vat het later met enkele woor­den samen als hij zegt: “Want hier­toe zijt gij geroepen daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in Zijn voetstappen zoudt treden; die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog is gevon­den; die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt” (1 Petr. 02:21-23). Dat is waarachtige zelfbe­heersing!

“Ik tuchtig mijn lichaam”

Dan zegt Paulus verder nog in vers 27 “Neen ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, naar anderen gepredikt te hebben, wel­licht zelf afgewezen te worden”. Het gebruikte woord voor tuchtiging betekent letterlijk: “slaan”, het “als slaaf behandelen”.

  1. E. van den Brink merkt in zijn “tekst-voor-tekst verklaring” op: “Paulus rustte zich toe. Het doelt op zelfbeheersing, opofferingsgezind­heid en zelfverloochening, waardoor de vleselijke begeerten bedwongen werden. Paulus bracht zijn lichaam onder tucht, zodat het deed wat de Heilige Geest verlangde, want het was immers de tempel van God”. Logisch dat Paulus, sprekend in het beeld van de sportmens, dit zo stelt. Wij zien bij de sportmensen dat ze zich vele genoegens ontzeggen. Er zijn vele lichamelijke, vleselijke begeerten die niet zondig of slecht zijn, maar door God geschapen.

Toch kunnen ze bij het gaan van de hoge weg, van de uitoefening van je roeping, een struikelblok vormen. Paulus wist dit maar al te goed en daarom schrijft hij ook dat wij geen schuldenaars meer zijn van het vlees, om naar het vlees te leven. Maar, zegt hij,” Indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven” (Rom. 08:12-13). Het vlees wil nog o zo graag mee­spreken of ons leven bepalen. Het wil nog rechten laten gelden.

Vandaar de uitdrukking: “schulde­naars van het vlees”.

In de sport zien we hoe de echte sporters niet maar doen wat ze wil­len, maar zichzelf verloochenen. Met een grote discipline zetten zij alles opzij om het doel te bereiken. En als het om een teamsport gaat, mag nooit het eigenbelang voorop staan. Ieder streven naar eigen belang en om zelf in de picture te staan, schaadt dan het team.

Als Paulus dan zegt: “Ik tuchtig mijn lichaam en houdt het in bedwang” laat hij zich niet leiden door vrome geesten, maar door de Geest der hei­ligmaking behandelt hij zijn lichaam als een slaaf, die dan geheel ten dien­ste kon staan van zijn taak als geroe­pen apostel. Alleen zo kon hij de prijs behalen en niet, na anderen gepredikt te hebben, zelf afgewezen worden. Zo heeft Paulus in navol­ging van Jezus Christus zichzelf ver­loochend en vernederd onder de machtige hand Gods.

Zelfverloochening

Het woord “vernederen” en “zelfver­loochening” passen niet meer in deze tijd. Toch zal een christen van eigen wil en rechten afstand moeten willen doen om zijn taak als geroe­pen heilige te vervullen en de prijs niet te missen.

In alle eenvoud zegt de Heer Jezus daarom: “Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij” (Luc. 09:23).

Het zou teveel zijn omdat nu hier uit te werken, maar dat zegt onze Heer, onze trainer-coach, die zelf alles afgelegd heeft en ons oproept die­zelfde gezindheid aan te doen. Wat wij dan af behoren te leggen is alles wat ‘vijandschap met God’ inhoudt. Paulus zegt: “Legt dan af de werken der duisternis…” (Rom. 13:12). Hebreeën 12 vers 1 (Heb. 12:01) spreekt over het afleggen van “alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat” en roept ons op “met volhar­ding de wedloop te lopen, die voor ons ligt”.

Wat Hij aflegde en wie Hij in werke­lijkheid was, mochten enkele bevoor­rechten zien op de berg der verheer­lijking, toen zij Zijn heerlijkheid zagen (Luc. 09:28-36).

Een Naam boven alle naam

En daarom schrijft Paulus aan ons allen: “Doe niets uit zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat van anderen. Laat die gezindheid bij u zijn; welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in Zijn uiter­lijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoor­zaam geworden tot de dood, ja tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!” (Filip. 02:03-11).

Een gezegende loop op de hoge weg!

 

De basis voor onze overwinning door Cees Maliepaard.

“Want het woord des kruises is wel voor hen die verloren gaan een dwaasheid, maar voor ons die behou­den worden is het een kracht Gods (1 Kor. 01:18).

Geen zinnig mens zal ontkennen dat Jezus van Nazareth op Golgotha gekruisigd is, op de top van Calvarie. Het kruis op zich wordt niet dwaas gevonden, want het is bekend dat het indertijd een wel meer gebruikt executiemiddel voor zware criminelen was. Maar het woord des kruises, de boodschap van het door onze Heer volbrachte werk, vindt men veelal het toppunt van dwaasheid. Wie daarin gelooft, loopt toch echt wel eeuwen achter!

Zij die verloren gaan

Wie zijn het die verloren gaan en wat wil dat eigenlijk zeggen: verloren te gaan? Legio mensen denken dat dat de situatie van verdoemd zijn is, waarmee ongelovigen door God gestraft zouden worden. Maar het is geen kwestie van hemels strafrecht, het is eerder de constatering van het droevige feit dat bepaald niet alle mensen voor het Koninkrijk van God gekozen hebben, en er uit dien hoof­de ook leden van het menselijke geslacht verloren zullen gaan. God verdoemt ze niet (zelfs al zou­den ze die vervloeking ontelbare malen over zich uitgeroepen heb­ben), maar ze wensen zich gewoon geen toegang te verschaffen tot het Rijk van de Vader via de enige, lief­devol door God gecreëerde weg: door het Lam Gods, dat de zonde der wereld op Zich genomen heeft.

Zij die verloren gaan, behoeven we dus niet altijd ‘in de wereld’ te zoe­ken – zij zijn net zo goed te vinden in de kring van gelovigen (met inbegrip van hen die zich tot de gemeenschap van het volle evangelie plegen te rekenen). Het blote feit dat iemand ja tegen het resultaat van Jezus kruisdood zegt, hoeft nog niet te betekenen dat hij of zij de Heer ook werkelijk volgen gaat. Want dat houdt meer in dan al-of-niet-platgetreden volle-evangeliepaadjes te betreden – het betekent dat de manier van denken van Jezus Christus de onze wordt, benevens Zijn wijze van spreken en (vooral!) Zijn met hart en ziel in daden omge­zette levensleer. Waar dat ontbreekt en men niet minimaal het verlangen heeft net als Jezus te zijn, zal men voor het Koninkrijk van God als ver­loren beschouwd moeten worden.

Het dwaze van God

“Het dwaze van God is wijzer dan de mensen”, staat er in 1 Korinthe 1 vers 25 (1 Kor. 01:25). Nu kan God niets dwaas toe­geschreven worden, maar het mag duidelijk zijn dat hier gedoeld wordt op wat mensen dwaas van God vin­den. En dan is dat altijd nog vele malen wijzer dan wat onder hen voor de hoogste wijsheid doorgaat. De dwaasheid van de prediking van het kruis van Calvarie, getuigt van een onmetelijk grotere wijsheid, dan wat in het brein van de ontwikkeld­ste mensen ooit bedacht is. Wat er ook in de geschiedenis der mensen aan vernuftigs is uitgevonden, kan nu eenmaal nooit tippen aan Vaders grandioze gedachten over de zonen Gods, die Hij Zich onder de mensen gedacht heeft. Maar daarvan hebben de wijzen van deze tijd geen flauw benul.

Het ‘dwaze van God’ -de kruisdood van Zijn door Hem bij de maagd Maria verwekte Zoon- legde de nood­zakelijke basis voor het Goddelijke herstelplan. Door de zondeval was deze maatregel helaas noodzakelijk geworden. En ieder mens -hoe diep gezonken ook!- kan op grond van de overwinning van Jezus Christus, gered, gereinigd en bevrijd worden. Alleen geloof is daar voor nodig, geloof in Gods liefdevolle voorzie­ning via dat ‘dwaze’ offer op de schedelplaats. En elke geredde, gereinigde en zich allengs meer her­stellende mens, kan zich (in Christus ingevoegd zijnde) gaandeweg meer gaan ontwikkelen naar het volle zoonschap.

Goddelijke wijsheid

Van wat een Goddelijke wijsheid getuigt dit alles! Wat Satan ook heeft kunnen bedenken aan misleidende influisteringen – wanneer een mens eenmaal oog voor de hemelse reali­teit gekregen heeft, zal deze ontdek­ken dat niet de zuivere plannen van God, maar veeleer de redeneringen van door de boze beïnvloedde mensenkinderen van dwaasheid getuigen! Het is dus beslist geen wonder dat Paulus aan de eerste brief aan de Korinthiërs schreef: “Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en Die gekruisigd”. (1 Kor. 02:02)

De in de ogen van velen ‘dwaze’ kruisdood van Jezus is voor Paulus het summum van Gods wijsheid. En terecht! ‘Ik wil van niets anders weten!’, zegt hij als het ware. Uit de inhoud van deze, zowel als van zijn andere brieven , blijkt evenwel dat hij wel degelijk van de nodige andere dingen weet had. ‘Ik wil van niets anders weten…’ dient dan ook te worden verstaan als: ‘Ik wil van geen andere basis weten, dan van Jezus Christus en Die gekruisigd’. Een evangelie dat dit fundament mist, hoe goed en mooi dat ook over zal kunnen komen, is gedoemd lang­zaam maar zeker in het drijfzand van de goede bedoelingen weg te zin­ken.

Wij die behouden zijn

Wie zijn dat die behouden worden en wat wil dat eigenlijk zeggen, behouden te zijn? Legio mensen denken dat dat de situatie is van het ‘naar de hemel gaan’ is, waarmee gelovigen door God beloond zouden worden bij het afleggen van hun lichaam. Maar het is geen kwestie van een hemelse voorkeur of uitverkiezing, het is eerder de constatering van het heuglijke feit dat er de eeu­wen door mensen zijn geweest die op Gods aanbod van genade in Christus zijn ingegaan en voor het hemelse Koninkrijk van de Vader gekozen hebben. Uit dien hoofde zullen er ook leden van het menselij­ke geslacht voor het Godsrijk behou­den zijn – ook heden ten dage! De behoudenis houdt dus niet op bij het eigen, menselijke clubje, of bij de gemeente waartoe wij behoren.

Zij die behouden zijn voor het Koninkrijk, zijn al diegenen die geloof stellen in het levensoffer van de Zoon des mensen en in het door Deze beoogde doel: de mens alsnog de gelegenheid te geven aan het plan van de hemelse Vader te voldoen. Dat is de meest eenvoudige omschrijving van wat de volle bood­schap behelst, denk ik. Maar daar gaat het tenslotte wél om.

Het is Gods doel nooit geweest, dat de mens in alle eeuwigheden alleen maar (heerlijk stil!) zalig zou zitten te wezen. Het was van meet aan de bedoeling van de Vader, dat Hij Zijn schepping met zelfstandig denkende wezens bekronen zou. Daarom mogen we met volle vrijmoedigheid toetreden tot de troon van Gods genade, om onze plaats in Zijn hemel in te nemen. En die plek mogen we dan onze hemel noemen. Paulus heeft gewoon gelijk: de boodschap van het kruis, de over­winning van de Mensenzoon, is de basis voor onze overwinning in de kracht Gods.

 

Gods licht (gedicht) door Piet Snaphaan

“Want bij U, is de bron des levens, in Uw licht zien wij het licht” (Ps. 036:010).

Gods licht is waarneembaar in vele facetten,

door ‘t oog, doch meer nog met ‘t hart.

Door Hem die de bron is van leven in blijheid,

zien wij het licht dat ons voert naar de vrijheid,

Gods woord straalt als licht op ons pad

 

Dat licht openbaart zich in liefde voor allen,

het biedt ons een geestelijk bestaan.

Het wijst ook de weg, om te komen tot klaarheid.

Door Jezus te volgen naar geest en naar waarheid,

ervaart men de kracht van Zijn naam.

 

Gods licht brengt ook warmte en vreugde in ‘t leven,

Hij sprak over licht, en Zijn woord was vol kracht,

zeer rijk aan genade, en vol van ontferming.

Het draagt ons, en biedt ook volle­dig bescherming,

‘t breekt baan, ja met kracht, door de donkerste nacht.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

De wereld gevaarlijk?

De Amerikaanse ex-president George Bush was enige tijd geleden in ons land. Hij sprak daarbij op een twee­daagse bijeenkomst in Den Haag die gewijd was aan de snelle veranderin­gen in de wereld op politiek en eco­nomisch gebied. Bush was daarbij optimistisch over de recente ontwik­kelingen, zoals het verdwijnen van de Koude Oorlog, het afnemen van de dreiging van een kernoorlog en de groeiende welvaart in grotere delen van de hele wereld. ‘De vijand is ver­anderd’, aldus Bush. ‘Nu komt echter de dreiging van het internationale ter­rorisme, fanatisme gebaseerd op geloof en het islamitisch fundamen­talisme. De wereld blijft dus voorlo­pig nog een gevaarlijke plaats’. Inderdaad, zouden we willen toevoe­gen aan deze laatste opmerking, de overste dezer wereld (Satan is nog steeds bezig met zijn ruïnerend en vernietigend werk, via mensen die hij onder zijn beslag heeft. Als christe­nen mogen we ons bewust zijn dat we nog leven op ‘gevaarlijk terrein’. Toch geeft ons dat geen gevoel van onveiligheid of angst. We weten immers dat, door de overwinning van Jezus, de Satan de eerste verplette­rende nederlaag is toegebracht. En ook al weten wij dat zijn eindafgang nog moet plaatsvinden, in deze over­gangstijd zijn we al volledig veiligge­steld. Onze plaats is met Christus in de hemelse gewesten. Nu nog heb­ben we te maken met de aanvallen en intriges uit het rijk der duisternis, maar dan denken wij aan de woorden van Jezus: “In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33)

Internet in opmars

Het is een bekend gegeven dat chris­tenen over het algemeen zeer kri­tisch, en vaak afwijzend, staan tegen­over nieuwe ontdekkingen. Vaak pas na lange tijd, wanneer het nieuwe gemeengoed is geworden en alge­meen ingang heeft gevonden, gaat men er anders tegen aankijken en komt men tot het inzicht dat het nieuwe middel op zich niet verkeerd is en ook gebruikt kan worden voor de verkondiging van het evangelie. Een bekend voorbeeld is de film. Het heeft jarenlang geduurd voor dat men ging inzien dat de film ook een machtig middel voor de evangeliever­kondiging kan zijn. En wat de televi­sie betreft. Ook daar wist men aan­vankelijk niet goed raad mee. Bekend is het verhaal van een prediker die zijn televisietoestel in een kast had opgeborgen en stiekem ging kijken. Mede-gelovigen mochten niet weten dat hij tv in huis had… Een andere prediker noemde de televisie aanvan­kelijk ‘hellevisie’…

Gelukkig is dit alles veranderd, want het gaat natuurlijk niet aan dingen te veroordelen, die op zich nuttig zijn, mits er op de juiste wijze mee wordt omgegaan. Een christen zal zo wie zo niet alles klakkeloos accepteren wat via de vele media op hem afkomt. Nog afgezien van de tijd die opge­slokt wordt, zullen wij op zorgvuldige wijze dienen om te gaan met de pro­gramma’s die worden voorgescho­teld. Als onderscheiding der geesten nodig is, dan is het hier zeker het geval. Laten we ook denken aan de woorden van Paulus: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig”. (1 Kor. 06:12).

Ondertussen gaan de ontdekkingen en ontwikkelingen van vele nieuwe communicatiemiddelen in een razendsnel tempo verder. Wat enkele jaren geleden nog nieuw en revolutio­nair was is nu vaak al weer achter­haald. Nieuwe uitvindingen maken dingen overbodig die in het recente verleden nog werden gezien als het einde. Dat geldt met name op het ter­rein van computers, telecommunica­tie, etc. Momenteel staat op de opkomst van Internet sterk in de belangstelling. Deskundigen voor­spellen dat binnen 5 of 10 jaar ieder­een daarbij betrokken is.

Wat is Internet? Internet is een wereldwijd netwerk van grote en klei­ne computers, die met elkaar verbon­den zijn door speciale telefoonlijnen. In een advertentie die opwekt om abonnee te worden bij een bedrijf dat actief is op gebied van Internet lezen we: ‘Met de razendsnelle opkomst van Internet is een nieuwe wereld ontstaan. Miljoenen mensen surfen al over het World Wide Web en sturen elkaar E-mail. Voor wie nog twijfelt, is nu het moment gekomen om in te stappen’.

Maar is het alles even onschuldig? Is een kritisch geluid niet op zijn plaats? En is waakzaamheid niet geboden, vooral als we bedenken dat alles hoe langer hoe meer wereldomvattend en allesoverheersend wordt? Opvallend is in ieder geval dat zelfs een blad als Elsevier onlangs in een artikel onder de titel ‘De informatie-gevangenis’ een duidelijk tegengeluid liet horen en vragen lanceerde zoals: Wordt niet iedere burger een ‘info-gevangene’? En krijgt Orwell toch gelijk?

Henri Beunders de schrijver van het artikel noemt twee voorbeelden: . De chipkaart, chipknip of chipper: ‘De eigenaar kan er binnenkort alles mee: betalen, sparen en zich identificeren. Wat een gemak voor de consument. Maar het ding weet binnenkort ook alles van de eigenaar: zijn gezond­heid, eetgedrag, bekeuringen, schul­den, alles. Wat een gemak voor over­heid, politie, banken, ziekenhuizen en actiegroepen met een paar hackers in huis. Het andere ding heet Internet, het mondiale on-line-communicatie- systeem waarvan iedere pc-bezitter zich kan bedienen om over alles en met iedereen in contact te treden. Wat een vrijheid voor de overheid om alle gedragingen en uitingen van de burger te controleren en, zonodig, te bestrijden’.

Henri Beunders haalt dan de Franse filosoof Paul Virilio aan, die meent dat interactiviteit, de ‘radioactiviteit van de informatie’, een verschrikkelij­ke, onzichtbare en oncontroleerbare kracht is, zoiets als aids. Het is een zelfgewilde toekomst, die voortkomt uit de belachelijke en onmenselijke wil alles te willen weten. Dit zal leiden tot depressiviteit, zo niet gekte’. Als waarachtige christenen laten wij ons uiteraard geen angst aanjagen, maar zijn wel op onze hoede. Ook hier dienen wij te onderscheiden wat uit de verkeerde bron komt en wat uit de goede. Bepaalde ontwikkelingen vallen nu eenmaal niet tegen te hou­den, maar het bedreigende karakter wat het met zich mee kan brengen mag geen overheersende rol gaan spelen. Dat zou de duivel wel willen, hij heeft echter niet het laatste woord. En wanneer de mogelijkheid zich voordoet om een positieve inbreng te kunnen realiseren, zullen wij als christenen dit zeker niet nalaten. Wij juichen daarom de kansen die de EO en andere organisaties benutten om ook op Internet een actieve rol, ten aanzien van de verkondiging van het evangelie, te vervullen van harte toe!

 

Welk beeld hebben wij van onszelf? Door Jildert de Boer

 

Welk beeld hebben wij, als nieuwe mensen in Christus, van God, van onszelf en van Satan? In een drietal artikelen wordt deze belangrijke vraag op duidelijke wijze door de schrijver beantwoord. In ons vorig nummer verscheen reeds het artikel ‘Welk beeld hebben wij van God?’, terwijl in een komend nummer ‘Welk beeld hebben wij van Satan?’ nog aan de orde komt.

Van hoge komaf

De mens is van origine naar Gods beeld geschapen als kroon op de schepping. Zeer bekend is Psalm 8 over wat de mens is, dat God hem gedenkt en naar hem omziet. Daar lezen we: “Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond” (Ps. 008:005-006).

In het oude verbond lezen we wel meer over deze positieve kijk op de mens. We noemen Job 7 vers 17 en 18 (Job 07:17-18):” Wat is de mens, dat Gij hem zo groot acht en uw aandacht op hem vestigt, dat Gij elke morgen hem bezoekt, elk ogenblik hem beproeft”? In Psalm 18 vers 36 (Ps. 018:036) zien we ook een frappante uitspraak: “Uw neerbuigende goedheid maakte mij groot” of: “door mij te verhoren hebt Gij mij groot gemaakt”, zegt 2 Sam. 22 vers 36. (2 Sam. 22:36)

Deze verzen verstaan we tegen de achtergrond van Gods liefde en Gods herstelplan ten aanzien van de mens. De mens is van goddelijke oorsprong en -ondanks de diepte van het verval in de zonde- zal Gods doel met de mens na de komst van Jezus Christus, door de Geest Gods en Zijn Woord, volvoerd worden: “opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust” (2 Tim. 03:17)

In de nieuwe schepping worden Gods bedoelingen volledig gereali­seerd! Dit gebeurt niet plotseling, als bij toverslag, maar langs de weg van groei en ontwikkeling krijgen de zonen Gods hun geestelijke opleiding en vorming in het verborgene, om openbaar te komen tot het her­stel van de in al haar deden zuchten­de schepping (Rom. 08:18-22).

De breuk in de verbinding

Na de zondeval in de engelenwereld verleidde de oude slang -Satan- ook de eerste mensen, waardoor de zonde zijn intrede deed in het menselijke geslacht. Onder andere Efeze 2 vers 1 tot en met 3 (Ef. 02:01-03) gaat hierop in en spreekt over onze vroegere wandel, die getypeerd wordt met: “hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden” en “overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest die thans werkzaam is in de kinde­ren der ongehoorzaamheid”. Deze satanische luchtmacht is diep geïnfil­treerd in de door God recht gescha­pen mens, waardoor deze krom en verdraaid werd. De luchtmacht (Ef. 06:12) met satan als overste heeft lan­dingsbanen van de mens ter beschik­king gekregen in de begeerten en de wil van het vlees én van de gedach­ten (Ef. 02:03). Het ingespoten addergif of slangenvenijn (Rom. 03:13) heeft zijn negatieve werking gedaan in de vorm van zonde, ziekte, leugen en geweld. Wat een afwijkingen, beschadigingen, degeneratie en ver­wording heeft dit teweeg gebracht! Satan is altijd uit op de verwerping van de mens en om deze weerspan­nig te maken tegenover God. Hiertoe zet hij zijn overheden of grootvor­sten in. De kink in de kabel tussen God en ’mens is kolossaal geworden. De mens is ontaard, vervreemd van het leven Gods (Ps. 014:003; Ef. 04:18) “Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is nie­mand die doet wat goed is, zelfs niet één” (Rom. 03:12).

Het is opmerkelijk dat bij de in Romeinen 3 vanuit de Psalmen aan­gehaalde woorden daar de psalmis­ten als “rechtvaardig geslacht” gete­kend worden, in tegenstelling tot het overheersende beeld van zonde als gemeengoed.

In Psalm 5 vers 9 tot en met 13 (Ps. 005:009-013) is er een fel contrast tussen “mij” en “hun” of “zij”. Het slot luidt: ” want Gij zegent de rechtvaardige o Here” (Ps. 005:013).

In Psalm 10 vers 7 (Ps. 010:007) wordt de goddeloze van Romeinen 3 aangeduid, maar Psalm 10 vers 17 (Ps. 010:017) zegt: “De begeerte(!) der ootmoedigen hebt Gij, Here gehoord: Gij sterkt hun hart, uw oor merkt op”.

In Psalm 14 vers 2 en 3 (Ps. 014:002-003)zien we de ernstige situatie getekend van Romeinen 3. Psalm 14 vers 4 en 5 (Ps. 014:004-005)zet evenwel tegen­over elkaar “al die bedrijvers van ongerechtigheid” en “want God is bij het rechtvaardig geslacht”.

– Psalm 36 vers 2 (Ps. 036:002)wordt er in Romeinen 3 ook bij betrokken en toch zegt vers 11 ook: “Bestendig uw goedertierenheid voor wie U kennen, en uw gerechtigheid voor de oprechten van hart”.

Psalm 140 vers 4 (Ps. 140:004) is in Romeinen 3 geci­teerd, maar tevens lezen we in vers 14: “Waarlijk, de rechtvaardigen zul­len U loven, de oprechten zullen voor uw aangezicht wonen”.

Psalm 143 vers 2 (Ps. 143:002) schrijft: “Niemand die leeft, is voor U rechtvaardig”, maar de psalmist strekt zich dusdanig tot God uit “opdat ik niet worde als wie in de groeve neerdalen” (Ps. 143:006-007). Zijn slotsom wordt: “want ik ben uw knecht” (Ps. 143:12).

De mens in Christus

Was er in het oude verbond nog slechts sprake van een gedeeltelijke rechtvaardigheid, in Christus is een volkomen gerechtigheid tot stand gebracht. “Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld…” (Joh. 03:17-18a).

God geeft zijn mensen niet op, maar toont zijn liefde in het zenden van zijn Zoon, om hen te trekken uit de macht der duisternis tot verlossing van hun zonden. Ook de geknechte en overmeesterde mens -de zondaar- wordt door God, die de zonde haat, nog steeds door en door positief bezien. Hij verlangt er intens naar dat mensen de Christus aanvaarden als Heer en dat deze de doop in de heilige Geest ontvangen. Op die wijze kan er vervolgens een weg tot herstel afgelegd worden: “vernieuwd worden tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper”(Kol. 03:10). Dit vormt een heerlijk ontwikke­lingsproces in Christus door de heili­ge Geest. De mens, van oorsprong “van Gods geslacht”(Hand. 17:28-29), mag door Gods genade opnieuw aan het beeld van de Zoon -de eerste onder vele broeders (Rom. 08:29)- gaan beantwoorden.

De positie van de in zonde gevallen mens bestond in overheersing door boze engelen, maar zien wij Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, dan verstaan we dat Gods plan voor de mens nog altijd heersen is (Gen. 01:26; Heb. 02:05-09; Openb. 22:05) Nu reeds heersen over de zonden, waar­van de machten van satan de aan­stichters zijn. In de toekomende eeuw met Christus regeren op zijn troon (Openb. 03:21). Dit doel is haal­baar, realiseerbaar! Het is mogelijk te overwinnen over elke zonde en elke macht! Het Woord zal doen wat God behaagt en dat volbrengen, waartoe God het zendt (Jes. 55:11b), namelijk: om vele zonen tot heerlijk­heid te brengen (Heb. 02:10). U mag er zijn ‘mens in Christus’ en u mag gaan uitgroeien tot dit beloofde zoonschap!

Een gezond en positief zelfbeeld

Een bekende dichter schreef eens: ”Wees uzelf zei ik tot iemand, maar hij kon niet; hij was niemand”.

Hieruit blijkt wel duidelijk de roof van identiteit en de aantasting van de menswaardigheid door de duivel.

Door pressie, beïnvloeding, mislei­ding en inslijping gaat de mens ten­slotte de naam van de grootvorst Belial overnemen en denkt hij te behoren tot het geslacht van “niets­waardige lieden” (zo vertaalt de Nieuwe vertaling de uitdrukking “mannen Belials” van de Statenvertaling). Hij vindt zichzélf maar ‘niets’ of, zoals we eens hoor­den, een ‘grote nul’. Wat is het heer­lijk om vernieuwd te worden van denken en te leren denken, zoals God over ons denkt! Dan zie je opeens: ik ben geen nul, ik ben een één, dat wil zeggen in alle ootmoed één unieke persoonlijkheid die God geschapen heeft! Ik heb een nieuwe identiteit in Christus gekregen, een nieuwe positie in Hem. Ik wil mij niet meer laten manipuleren door de duivel, de uitéénwerper, maar ik mag een mens ‘uit één stuk’ worden, ongedeeld voor God! Een deelgenoot van Christus, een medearbeider en navolger van God. Het is onvoorstel­baar wat de mens in Christus ver­mag! (Heb. 03:01; 1 Kor. 03:09; Ef. 05:01; Filip. 04:13).

Op de vraag: ‘Wie ben ik’? mag ik geloven, gelijk de Schrift zegt. Het is geweldig om al die positieve belijde­nissen over ons mensbeeld over te nemen. Eerst dan vier gedeelten uit het oude verbond:

– “Omdat gij kostbaar zijt en hoogge­schat en Ik u liefheb…” (Jes. 43:04).

– ”Want Ik weet welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toe­komst te geven” (Jer. 29:11).

– ”Zo zal de Here, hun God, hen te dien dage verlossen als de kudde die zijn volk immers is, ja zij zijn kroonjuwelen, die zullen blinken in zijn land” (Zach. 09:16).

”Er komt een einde aan het verbrij­zelen van de macht van het heilige volk” (Dan. 12:07c).

Het nieuwe verbond is uiteraard nog heerlijker en spreekt zonneklaar over zelfaanvaarding en de nieuwe werke­lijkheid in Christus. Al heb ik nog niet bereikt wat ik zijn zal, door Gods genade ben ik zeker niet meer degene die ik ben geweest. De levensverandering en -vernieuwing is volop gaande!

Als het tweede gebod zegt mijn naas­te lief te hebben als mijzelf, dan mag ik dus op een gezonde manier van mijzelf houden en mijzelf accepte­ren, zoals God mij geschapen heeft met mijn vermogens en functies. Dat is niet iets om minderwaardig over te doen! Ik mag mijzelf zijn en tegelijkertijd helemaal herschapen worden naar Gods beeld.

Op soortgelijke wijze staat er: “Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente” (Ef. 05:28-29). Dat getuigt ook van eigenwaarde en zelf- respect naast een zich geven aan de ander.

“Ik ben die ik ben” is een mooie uiting van zelfacceptatie en tegelij­kertijd een uitdrukking die goddelij­ke natuur aan kan duiden, de mens Gods door Hem bedoeld. Deze hoeft ‘zichzelf niet kwijt te raken (Luc. 09:25), maar mag verlost worden van de boze! De nieuwe mens is geen willoos wezen, maar een vernieuwde persoonlijkheid in Christus, die aan­sluit bij karakter en aanleg. Deze nieuwe mens heeft een eigen vrij­heid van wil en keuzes ( vgl. 1 Kor. 07:37) met verantwoordelijkheid. Hij wenst niets liever dan onderworpen te zijn aan God, diens Woord te gehoorzamen en één geest te zijn met Hem

(1 Kor. 06:17). Satan dient geen kans meer te krijgen ons als een “zwarte pion” op het schaakbord van het leven heen en weer te schui­ven. In alle opzichten zullen we van de machten der duisternis losgekop­peld moeten worden. Bijvoorbeeld waar we nog ergens tegenaan ‘hik­ken’ (dat kan zijn door een geest van weerspannigheid) kunnen we in Jezus’ naam bevrijd worden. Deel krijgen aan Gods natuur houdt in: heling, gaaf-worden, goed worden als God, heilig als Hij, een complete mens, die talenten ontwikkelt. Deze zet eigen vermogens in en ontplooit ze, krachtig geïntensiveerd door en onder leiding van Gods Geest (Spr. 20:27; Luc. 10:27; 1 Korinthe 12) Op die wijze krijgt God zijn mens terug: volwaardig naar zijn ‘aard’ herschapen! Het is duidelijk dat dit proces tijd vergt, daar de boze voorheen gewerkt heeft met ontluistering, kleinering, frustraties, leugens, aanklachten en blokkades, om de mens ‘ondermaats’ te houden, opdat deze een ‘doelmisser’ blijft…

Belijden wie je bent in Christus!

Uitspreken wat je bent geworden in Christus en waartoe je hoop zich uit­strekt, roept een halt toe aan de infil­traties in ons denken van de vijand en maakt deze krachteloos!

Bijvoorbeeld insinuaties van de geest van verwerping als: “Je bent niks en het wordt toch weer niks…”. Zulke gedachtenspinsels horen niet bij de mens in Christus! Wij zullen de aan­klager overwinnen door het bloed van het Lam en door het woord van ons getuigenis (Openb. 12:11).

Neem daarom de goede woorden Gods over in denken en belijden: – “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping, het oude is voor­bijgegaan, zie het nieuwe is geko­men” (2 Kor. 05:17). Dit wordt vooraf- gegaan door: “Zo kennen wij aar. van nu aan niemand meer naar het vlees” (2 Kor. 05:16).

Wij hebben de Geest uit God ont­vangen, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is (1 Kor. 02:12)

Christus heeft ons aanvaard tot heerlijkheid Gods (Rom. 15:07).

Maar door de genade Gods ben ik wat ik ben (1 Kor. 15:10).

“Ziet, welk een liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook” (1 Joh. 03:01).

Wij zijn duur gekocht en betaald (1 Kor. 06:20, Statenvert.).

“Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft” (Filip. 04:13).

Tenslotte een machtig mooie zin uit het briefkaartje aan Filémon:

“(biddende) dat uw gemeenschap in het geloof zich werkzaam tone in een grondig kennen van al het goede dat in ons naar Christus uitgaat” (Filippenzen 6)-

Mens je zult straks zijn, wat je nu mag worden!

De Heer zal je sterken richting zoon­schap!

 

Maandag Door Froukje Huis

 

Ting – ting – ting…

Het schippersklokje op de gang laat zeven heldere slagen horen. Zeven uur, denk ik slaperig, ‘k kan nog wel een half uurtje blijven liggen. Of niet? Welke dag is het…? O, ja, maandag, m-a-a-n-d-a-g! Het begin van een nieuwe week, ‘t Is aanpak­ken geblazen!

De was moet gedaan, de kamers gezogen. Boodschappen? Straks eerst C kijken. Afspraken…? De kast moet ook nodig opgeruimd. Brr, wat een plichten weer allemaal. Geen leuke dag, zo’n maandag. Er móet zoveel en daar houd ik niet van. Zo wettisch, hè? En we zijn toch bevrijd van de wet?

Inderdaad. Laat je dan ook geen sla­venjuk meer opleggen. Wat móet er allemaal? Niets.

Je mag… met je gezonde lichaam (dank u, Heer) je eigen boeltje gezel­lig maken.

Je mag… boodschappen doen (wat fijn dat je er geld voor hebt).

Je mag… andere mensen ontmoeten en doorgeven wat je zelf hebt ontvangen.

Natuurlijk, elke dag bedden opma­ken, stoffen, eten koken, ‘t Kan een­tonig worden, maar het hoeft niet. Als je op bezoek gaat en ‘t wordt niet erg gewaardeerd of je kunt niets kwijt, dan is dat jammer, maar daar­door laat je je toch niet uit ‘t veld slaan? De Bijbel zegt immers: “Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen”.

Dan ga ik mijn bedden opmaken als voor de Heer, mijn kamers op orde brengen als voor de Heer. Wat zal het dan goed gaan en netjes worden. Voor Hem is ‘t beste immers niet goed genoeg? En wat een vreugde om zo met de Heer bezig te zijn! Dan ga ik niet in de eerste plaats voor een broeder of zuster op bezoek, maar voor de Heer, omdat Hij het opgedragen heeft en omdat ik Hem wil gehoorzamen. Dan kan er toch geen bezoek mislukken? Want de Heer is er blij mee, hoe het gesprek dan ook uitvalt.

“En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God de Vader danken­de door Hem!”

Dat gaat nog een stapje verder.

Werken voor de Heer in de naam van Jezus Christus, onze Heiland. Voor die naam vreest de boze, in die naam kunnen we overwinningen boeken. Ook in onze gewone alle­daagse bezigheden? Ja zeker, door met vreugde verder te gaan als het tegenloopt. Door geduldig te blijven als de telefoon wéér gaat. Neem de hoorn op in de naam van Jezus en dank God voor de kans die je krijgt om je getuigenis te geven.

Met een variant op lied 242 uit ‘Opwekking’, kunnen we dan zin­gen:

Met vreugde wil ik voor U werken Heer,

U bent mijn steun en toeverlaat.

‘k Kom met een danklied voor Uw troon, o Heer

omdat U altijd met mij gaat.

U hebt mij met Uw heil’ge Geest gedoopt,

die mij nu leidt en inzicht geeft.

Met vreugde wil ik voor U werken, Heer

omdat Uw liefde in mij leeft.