Selecteer een pagina

Levend Geloof – 314

Levend geloof 1990.05 nr. 314

Wat de Geest doet met het woord door Gert Jan Doornink

Hoe komt het toch dat er binnen het Christendom zo verschillend wordt gedacht over allerlei geloofszaken, over de inhoud van de Bijbel, over de praktische toepassing ervan? Ik moest er dezer dagen nog eens weer aan denken toen ik in ‘Visie’ een uitgebreid interview las met dr. W. J. Ouweneel, een bekend figuur uit de Vergadering der gelovigen. Het artikel had als titel ‘Een nieuw   reveil in Nederland’. Dr.  Ouweneel noemt de Evangelische Omroep, het Instituut voor Evangelisatie en de Evangelische Hogeschool, belangrijke bewijzen van de opwekking die in Nederland heeft plaatsgevonden, maar gaat totaal voorbij aan ‘Pinksteren’ en ‘Volle Evangelie’. Verder legt hij sterk de nadruk op het begrip ‘bijbelgetrouw’. Hij spreekt over het grote aantal ‘bijbelgetrouwe christenen’.

Maar wat is bijbelgetrouw? En heeft het woord ‘bijbelgetrouw’ de garantie in zich dat men echt gelooft naar de wil van God? Ik geloof dat hier een gevaarlijk addertje onder het gras schuil gaat. Het spreekwoord zegt niet voor niets dat ‘iedere ketter zijn letter’ heeft. Met andere woorden: Wie de Bijbel hanteert als een boek om eigen theorieën te verdedigen, maakt misbruik van dit boek. Bovendien kan er dan een soort ‘bijbelverafgoding ontstaan, zoals bijvoorbeeld de orthodox-katholieken dat nog hebben met Maria en de paus. Dan plaats je de Bijbel op een voetstuk zonder dat het nog een ‘levend boek’ is.; zonder dat Gods Geest er nog door spreken kan.

Dat is natuurlijk nooit Gods bedoeling. Talrijke sekten en dwaalleringen beroepen zich op de Bijbel,, maar zitten er wel flink naast. Er is eigenlijk maar één conclusie mogelijk als we hierover nadenken en wel deze: Je kunt de Bijbel niet lezen en verstaan zonder het licht van de Heilige Geest. De Heilige Geest brengt het Woord tot leven en doet ons Gods Woord op de juiste wijze verstaan. Paulus zegt in 2 Korinthiërs 3 vers 6 (2 Kor. 03:06): “De letter doodt, maar de Geest maakt levend”. En Jezus zegt in Johannes 6 vers 63 (Joh. 06:63): “De Geest is het die levend maakt”. Woord en Geest behoren samen te gaan.

Het verband tussen woord en geest

Ter illustratie van het verband tussen Woord en Geest wil ik als voorbeeld een roeiboot nemen. Om recht vooruit te kunnen gaan moet je beide roeispanen gebruiken. Als je nu op de ene roeispaan ‘Gods Woord zet en op de andere ‘Gods Geest’, begrijpt u wat ik bedoel. Als kind van God functioneren in het plan van God betekent: je bewust zijn dat je èn Gods Woord èn Gods Geest nodig hebt.

Denk ook eens aan wat er gebeurde bij de schepping (Gen. 01:01-03). De Geest zweefde over de wateren… God sprak: Er zij licht… en er was licht. Hier zien we het verband: Geest – woord – resultaat. Zoals Gods Geest samenwerkte met het woord dat Hij sprak; het woord als het ware bevruchtte, zo geeft God ook aan de mens (de hoogste vorm van Zijn scheppingswerk) deze sleutel, opdat de Geest met het Woord Zijn werk kan doen. De mens stelt dus, in samenwerking met de Heilige Geest, Gods Woord in werking. En met ‘de mens’ bedoel ik

uiteraard ‘de nieuwe mens in Christus’.

De mogelijkheden van de nieuwe mens

De nieuwe mens in Christus heeft de unieke mogelijkheden in zich om, samen met Gods Woord en Gods Geest, iets tot stand te brengen. De nieuwe mens heeft, om het zo maar eens te zeggen, scheppende kracht in zich. De Bijbel zegt dat we nieuwe scheppingen in Christus zijn. Gods schepping is niet voltooid zolang niet het einddoel is bereikt: Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont.

De opdracht voor de nieuwe mens is hieraan ten volle mee te werken. Hij heeft Gods Woord ter beschikking. En hij heeft de Heilige Geest ter beschikking. Van beiden moet nu in harmonie en op de juiste wijze gebruik worden gemaakt. Ik sprak over de mogelijkheden die we hebben, maar als je van de mogelijkheden geen gebruik maakt, gebeurt er natuurlijk niets.

Bovendien hebben we rekening te houden met de tegenstander, de vijand, de duivel, die te allen tijde wil verhinderen dat Gods Woord en Gods Geest door ons heen tot openbaring komen.

Wij bezitten dus de mogelijkheden om, samen met Gods Woord en Gods Geest, iets tot stand te brengen, om te scheppen. Dit ’tot stand brengen’ heeft een dubbele uitwerking:

Wij zijn bezig te groeien in Hem zodat we meer en meer het beeld van Jezus openbaren.

Ons getuigenis ten opzichte van hen die nog buiten staan, wordt er effectiever door.

En wie wil nu niet graag geestelijk groeien en een levend getuige van Jezus zijn? Woord en Geest bewerken dit in en door ons.

De zogenaamde ‘Getuigen van Jehova’ beroepen zich op het Woord, zonder de Geest van God te bezitten en velen zijn door hen op een dwaalspoor gebracht. Dat is ook met vele andere sekten het geval en de praktijk wijst uit dat dit ook binnen het zogenaamde ‘orthodoxe christendom’ een grote rol speelt. Hoevelen hanteren het Woord van God, zonder dat ze weten wedergeboren te zijn? Men maakt dan het Woord van God tot een karikatuur. Het wordt verminkt, dood gemaakt. En wat het ergste is: men blijft zelf buiten staan, men komt niet tot doorbraak en men mist de zekerheid van het nieuwe leven in Christus.

Het is net als bij de Farizeeën en Schriftgeleerden, waarvan Jezus zegt in Johannes 5 vers 39 (Joh. 05:39): “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben”. Feitelijk is dit een grote tragedie, want onder een vrome dekmantel worden velen zo verleid en komen niet tot geestelijke vernieuwing.

Alleen reeds daarom zal ieder waarachtig kind van God zich bewust moeten zijn hoe belangrijk het is dat Gods Woord en Gods Geest samengaan. Want behalve dat de Geest van God het Woord tot leven brengt en ons het Woord op de juiste wijze doet verstaan, ontmaskert en overwint het ook de vijand.

Is de Heilige Geest in ons?

Wij komen tot geloof in Christus door Hem te aanvaarden als onze Verlosser. Wij belijden onze zonden, breken er mee, roepen een halt toe aan het verleden en beginnen een nieuw leven met Christus, nadat eerst de Heilige Geest ons overtuigt heeft dat dit nodig is (Joh. 16:08-10) .

Een volgende fase treedt in als wij heel bewust in het geloof gedoopt worden in de Heilige Geest en dagelijks ons bewust zijn dat die Geest in ons is. Dan pas – en daar behoren wij geleidelijk in te groeien – kan ook het Woord Gods in ons tot leven komen en zijn werk doen. Dan pas kunnen we ook de vijand ontmaskeren en overwinnen, niet eenmalig, maar telkens weer.

De Geest blijft bij wijze van spreken ten aanzien van het Woord passief, totdat wij Hem actief maken. Er zijn heel wat gelovigen die dit over het hoofd zien. Zij willen graag ingeschakeld zijn in het plan van God en Hem gehoorzaam zijn. Maar zij vergeten dat ze dan zelf de sleutel om moeten draaien. Ik denk dat als we dat niet doen we ook daarmee de Heilige Geest bedroeven. En Efeziërs 4 vers 30 (Ef. 04:30) zegt: “Bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing” . Als je de Heilige Geest kunt bedroeven, kun je daaruit de conclusie trekken dat je hem óók blij kunt maken. Wat willen wij?

De mens Jezus en de Heilige Geest

In de Bijbel komen we talrijke voorbeelden tegen van gelovigen die, in samenwerking met de Heilige Geest, tot machtige dingen in staat waren en dus functioneerden naar de wil en de bedoeling van God. Wij willen ons beperken tot één groot en belangrijk voorbeeld en dat is Jezus.

Nu kunnen we het accent gaan leggen op het feit dat Hij de Zoon van God was en daarvoor talrijke teksten aanhalen en dan daarmee ons verontschuldigen door te zeggen: Ja maar omdat Hij de Zoon van God was kon Hij deze werken allemaal doen, daar kunnen wij toch niet aan voldoen. De duivel haakt hier maar al te graag op in.

Maar dan gaan wij voorbij aan het feit dat Hij door de Vader naar deze wereld is gezonden om Zoon des mensen te zijn. Hij was de Gezondene des Vaders om in alles de mensen gelijk te worden. Paulus beschrijft dat op duidelijke wijze in In Filippenzen 2 vers 5 tot en met 7 (Filip. 02:05-07), waar wij lezen: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, (hoewel Hij in Goddelijke gedaante was Lutherse vert.) het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is”.

Daarom zegt 1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21) ook dat Hij ons voorbeeld is en dat wij geroepen zijn dat voorbeeld na te volgen. En Paulus zegt: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was” (Filip. 01:05). Christus als voorbeeld volgen. Zijn gezindheid tot openbaring brengen, dus beelddrager van Christus zijn, is dus alleen maar mogelijk omdat Hij zich als mens openbaarde.

Wat gaan wij dus doen? Wij gaan letten op Zijn leven en dat navolgen. Zoals ook bijvoorbeeld Paulus dat deed met alles wat in hem was en in alle oprechtheid op een gegeven moment zelfs zei: “Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg” (1 Kor. 11:01).

Als wij nu letten op het leven van Jezus als mens, dan is één van de eerste dingen die opvallen dat Jezus wist dat Hij niet kon functioneren in het plan van God, als Hij niet gedoopt was met de Heilige Geest (Matt. 03:13-17; Mark. 01:09; Luc. 03:21-22). Johannes de Doper sputterde eerst tegen toen Hij zich door hem wilde laten dopen, maar Jezus wilde – net als het gewone volk, Hij was immers één van hen – gehoorzaam zijn. En de Vader had een welbehagen in deze gehoorzaamheid en de Geest Gods kwam op Hem. Later lezen wij dat Petrus over Jezus zegt dat Hij met de Heilige Geest en met kracht gezalfd was… en dat God (daardoor) met Hem was! (Hand. 10:38) .

Zo wil God ook met ons zijn als wij – vol van de Heilige Geest – die dingen doen die Hij van ons vraagt. Dan gaan wij ontdekken dat de Geest in samenwerking met het woord ook in en door ons leven tot machtige dingen in staat is en wij volledig gaan beantwoorden aan het doel wat God met ons voor heeft. De openbaring van de ‘eerste Zoon’ is geschied, maar nog vele zonen zullen gaan volgen!

 

PINKSTEREN door Wil Schrijfershof (gedicht)

Pinksteren, een heilig feest,

het VOLLE LICHT breekt door.

Waar eerst een eigen zoeken was

komt klaarheid nu daarvoor.

 

Het spreken in een ‘nieuwe taal’

sticht ieder, die dit doet.

Ontvangen doe je Hem om niet.

O, Heer, wat bent u goed.

 

De bronnen die U opent, Heer

door middel van Uw Geest

zijn onuitputt’lijk en zo mooi

voor wie het hoort en leest.

 

Vervulling met Uw Heil’ge Geest

geeft ons steeds moed en kracht.

Daarom is Pinksteren een feest

voor elk, die daarop wacht.

 

Werkelijkheid door Duurt Sikkens

“… terwijl de werkelijkheid in Christus is” (Kol. 02:17).

Hier worden allerlei soorten Israëlitische feesten en hoogtijdagen genoemd van vóór Christus, zoals sabbatten, Pasen, Pinksteren, enz. Paulus noemt deze ‘dingen’. Zij zijn een voorafbeelding, een voorafschaduwing van de werkelijkheid in de onzichtbare hemel. Jezus heeft de werkelijkheid gedaan en door Gods kracht vervuld. Al deze feesten werden op vaste tijdstippen gevierd, van sabbat tot jubeljaar.

Sabbat, de eendaagse rust, is een beeld van de eeuwige rust. Niet van het doodgaan maar de rust die God geeft van al zijn werken. De rust van een boer die geploegd en gezaaid heeft en gelooft dat het gewas opkomt omdat er leven in het zaad zit.

Pasen, het offer ter verzoening, heeft Jezus verheven tot een eeuwig geldend offer. Elk mens die gelooft dat Jezus’ sterven geldt, heeft deel aan de eeuwige verzoening. Er is dan geen zondemuur meer tussen God en mens.

Pinksteren, de doop met de Heilige Geest, is niet aan een datum gebonden. Als je gelooft dat je boven geboren bent, kun je nu Gods Geest ontvangen die alles in je levend maakt: geest, ziel en lichaam.

Voor het woord ‘werkelijkheid’ staat in de grondtekst: soma, lichaam. Als je dus deel hebt aan het levende lichaam van de Christus, waarvan Jezus het hoofd is, heb je dus deel aan die werkelijkheid en in jou zijn ook alle feesten werkelijk geworden.

 

Een nieuw en beter verbond door Wim te Dorsthorst

Toen God door de midde­laar Mozes met het volk Israël een verbond sloot bij de Sinaï’, wist God – en wist ook Mozes, die bepaald was bij de hemel­se werkelijkheid (Heb. 08:05) – dat dit verbond weer zou verdwijnen.

Door de geweldige belofte van een nieuw verbond in de volheid des tijds, uit­geroepen door de profeet Jeremia, kon dit ook bij het volk Israël bekend zijn.

De Hebreeënschrijver die de vervulling van deze belofte in Jezus Christus beschrijft, citeert dan ook bijna letterlijk de profeet Jeremia. God be­looft een nieuw verbond voor het huis Israël en Juda. Een ander verbond dan gesloten werd met de vaderen bij de uittocht uit het land Egypte. Een verbond dat door het volk met voeten werd getreden; een volk dat God de nek toekeerde en niet het aangezicht (Jer. 02:27).

Maar ondanks dat is de belofte van God: “Want dit is het verbond, waar­mede Ik mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen en Ik zal die in hun har­ten schrijven en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En niet langer zul­len zij een ieder zijn me­deburger, en een ieder zijn broeder leren, zeg­gende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtighe­den en hun zonden zal Ik niet meer gedenken” (Heb. 08:08-12; Jer.31:31-34).

De raad van Zijn wil

De vraag die hier zou kunnen opkomen is: Kan een enkel goede God iets onvolmaakts scheppen of iets aan de mens opleggen wat nog niet volmaakt is? Wat nog berispelijk is? Laten we om te beginnen vaststellen dat het niet gaat om iets dat verkeerd of slecht is, maar om een nieuw verbond dat beter is en waarvan de rechts­kracht op betere beloften berust (Heb. 08:06).

God is enkel licht en in Hem is in het geheel geen duisternis en Hij is liefde, zegt de apostel Johannes (1 Joh. 01:05; 1 Joh. 04:08). Alles wat uit Hem voortkomt, al het handelen van God, al de oordelen Gods, komt voort uit zijn onpeilbare liefde. Hij over ziet alles van voor het begin tot aan de uiterste voltooiing (Pred. 03:11) en Hij werkt naar de onveranderlijke raad en het welbehagen van Zijn wil (Ef. 01:5-11). Hij is de onverander­lijke betrouwbare God. Er is in Hem geen zweem van ommekeer, zegt Jakobus.

“Ik, zegt God, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al Mijn welbehagen doen” (Jes. 46:10).

Wankelbare en onwankelbare dingen

Zo werkt God volgens Zijn eeuwige raadsbeslui­ten. Hij schept de eerste dingen om daar het laat­ste uit voort te laten komen. Hij schept het zaad, zodat wanneer het in de aarde valt en sterft niet op zichzelf blijft maar veel vrucht voort­brengt (Joh. 12:24). Het zaad is wel goed, maar het moet niet op zichzelf blijven. Het moet aan de aarde worden toever­trouwd om vrucht te dra­gen.

God schept de verganke­lijke, de wankelbare din­gen met het doel dat daar het onwankelbare uit voortkomt dat eeuwig zal blijven (Heb. 12:27) .

God gaf het verbond bij de Sinaï’ aan een natuur­lijk volk, opdat uit hen het zaad geboren zou worden van een geestelijk volk dat een onwankel­baar koninkrijk zou ont­vangen (Heb. 12:28). Daarom zegt Paulus: Uit dit natuurlijke volk is “wat het vlees betreft de Christus” (Rom. 09:05), maar naar de geest der heiligheid verklaart Hij, “door Zijn opstanding uit de doden, Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here” (Rom. 01:04).

Dat was de vrucht van het oude verbond – wat slechts een schaduw was van de toekomende goe­deren – op (Heb. 10:01; Heb. 08:05), om het tweede, – het werkelijke, eeuwige genadeverbond in Zijn Zoon Jezus Christus – te laten gelden (Heb. 10:09; 2 Tim. 01:09-10).

Het volk onder een bedekking

Het volk uit Egypte ver­lossen, was niet voldoen­de, al ging dat ook ge­paard met vele wonderen en tekenen. Daar veran­derde dat volk nog niet wezenlijk door, ze bleven natuurlijk, vleselijk. Als kleine kinderen heeft God ze bij de hand genomen door middel van wetten en geboden.

Mozes komt op dit alles terug in Deuteronomium 29. Hij zegt dan in vers 4 (Deut. 29:04): “Doch de Here heeft u geen hart gegeven om te verstaan of ogen om te zien, of oren om te horen, tot op de huidige dag” .

Er is dus sprake van een bedekking die niet opge­heven wordt door de wet te hebben en die te on­derhouden. Paulus noemt daarom de oude bedeling de bediening des doods, met letters op stenen ge­grift. En deze bediening van het oude, zegt Pau­lus , ging met zulk een heerlijkheid gepaard, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aange­zicht van Mozes konden vestigen om de heerlijk­heid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest (2 Kor. 03:07).

Het oude verbond was goed voor die tijd en ging gepaard met heerlijkheid, met zegen en beloften, maar het was de schaduw van de werkelijkheid in Christus. En nu die werkelijkheid gekomen is, is het jammer dat zoveel christenen op het natuurlijke volk Israël blij­ven zien, dat niet eens erkent dat het nieuwe gekomen is.

We zagen het al, het heil is uit hen voortgekomen, Jezus Christus, de Here, en in Hem is het nieuwe, het betere verbond opge­richt, wat geldt voor Jo­den en niet-Joden.

Voor God geldt er geen oud én nieuw verbond, geen natuurlijk volk én geestelijk volk, maar het nieuwe verbond in Zijn Zoon, Jezus Christus, voor alle volken. God kan niet met het oude – de schaduw – verder gaan nu de werkelijkheid geko­men is (Heb. 08:13). Hij zou dan zijn eigen Zoon moeten loochenen.

Op de eerste kerkverga­dering, waar gesproken werd over hoe de heide­nen tot bekering en tot geloof kwamen, is het Petrus die tot de geweldi­ge uitspraak komt: “Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij (de Joden dus) behouden te worden op dezelfde wijze als zij (de heidenen)” (Hand.15:11). Zonder het juk van wetten, geboden en inzettingen, die geen Jood ooit heeft kunnen dragen (vers 10) en die Jezus van de mens af­neemt .

Het is God op de proef stellen en het is afgoderij plegen met een natuurlijk volk als men daar, op vaak religieuze wijze, naar op ziet. God heeft het volk Israël net zo lief als alle andere volken en ook voor dat volk is die ene ‘leven­de weg’ in Jezus Christus ontsloten (Heb. 10:20) .

De levende weg is geopend!

De profeet Jeremia zegt: “God zal op deze berg (de hemelse berg Sion) de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn” (Jes. 25:07). Het is deze bedekking, waarvan ook in Deuteronomium 29 vers 4 (Deut. 29:04) gesproken wordt, die alleen in Jezus Christus kan verdwijnen. “Want tot heden toe blijft de­zelfde bedekking over de voorlezing van het oude verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus ver­dwijnt. Ja tot heden toe ligt, telkens als Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart, maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen” (2 Kor. 03:14-16).

Deze bedekking, maar ook deze geweldige belofte, tot vernietiging hiervan, geldt voor iedere wereld­burger ongeacht ras of nationaliteit.

Deze weg ligt nu open. Het Lam is geslacht voor de zonden van alle men­sen. Hij is opgestaan tot onze rechtvaardiging. Hij heeft zich gezet aan de rechterhand Gods in de hoge en Hij heeft de Hei­lige Geest uitgestort de belofte van de Vader

“Voordat Jezus ten hemel voer, gebood Hij zijn dis­cipelen Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij – zeide Hij – van Mij gehoord hebt. Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze” (Hand. 01:04-05).

De belofte van de Vader is de laatste schakel in de keten van gebeurtenissen waardoor het nieuwe, het betere verbond in werking trad. De belofte waardoor de mensheid tot voltooiing gevoerd zou worden en God eens ‘alles in allen’ zou kunnen zijn (1 Kor. 15:28). In harten die ge­reinigd waren door het bloed van het Lam zou God zijn wetten schrijven en in het verstand leggen. Dit nieuwe verbond is als ‘de belofte van de Vader’ vele malen in de Schrift aangekondigd.

De profeet Ezechiël zegt: “Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe Geest in uw binnenste, het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste ge­ven en maken, dat gij naar Mijn inzetting wan­delt en naarstig Mijn ver­ordeningen onderhoudt” (Ez. 36:26-27a).

In deze dubbele zegen die Ezechiël hier uitspreekt, ligt de vervulling van het nieuwe verbond zoals beloofd in Jeremia 31:31-34 (Jer. 31:31-34). De mens die geestelijk dood is, een hart van steen heeft, wordt opge­wekt uit die dood en wordt een nieuwe schep­ping door de wedergeboor­te, de besnijdenis des harten. Hij ontvangt een rein hart en een levende geest door de verzoening met God.

Dan is daar een reine wo­ning, door de gerechtig­heid Gods in Jezus Chris­tus, een heilige tempel voor de inwoning van de Heilige Geest. Dat is het tweede deel van de zegen. “Mijn Geest”, zegt God, ” zal Ik in uw binnenste geven” .

Geest en leven in alle geslachten

Dat is Pinksteren, dat is de voltooiing van het nieuwe verbond. Het oude is nu in Jezus Christus volledig vervuld! Dit brengt hemel en aarde in een geweldige beroering; meer nog dan alle ver­schijnselen bij de berg Sinaï’ tijdens de oude verbondssluiting. Jesaja pro­feteerde van de geweldige ommekeer die dit teweeg zou brengen. Hij zegt: “… totdat over ons uitgestort wordt de Geest uit den hoge. Dan wordt de woestijn een gaarde en de gaarde gelijk een woud” (Jes. 32:15). Geen bediening des doods meer, maar een overvloed aan leven en vruchtbaarheid door de Heilige Geest.

Dit geweldige gebeuren is door de duivel op sluwe wijze van zijn kracht be­roofd. Hij heeft de mens verleugent en doet hem denken dat het alleen ‘voor toen’ was. De Geest zou toen nodig zijn, om­dat de Bijbel nog niet ge­schreven was, nu echter hebben we de Bijbel en is de Geest niet meer no­dig.

Deze en nog vele andere leugens over de inwoning van de Heilige Geest en Zijn werk in de gelovigen zijn door de duivel in de wereld gebracht.

De werkelijkheid voor toen en nu

Jesaja profeteerde: “Want Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge; Ik zal Mijn Geest uitgieten op uw nakroost en Mijn zegen op uw nakomelingen” (Jes. 44:03).

Ook de apostel Petrus, die eveneens de profeet Jesaja citeert, zegt: “Want voor u is de belof­te en voor uw kinderen en voor allen die verre zijn” (Hand. 2:39a).

Dat is de waarheid. Dat is de werkelijkheid voor toen en nu! Wie de Heilige Geest niet ontvangen heeft in zijn binnenste, heeft nog geen deel aan het nieuwe verbond. En heeft nog geen deel aan: “een brief van Christus te zijn, niet met inkt ge­schreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten” (2 Kor. 03:03).

Maar voor ieder die deel heeft aan ‘De belofte van de Vader’ geldt: ” Zo is dan wie in Chris­tus is een nieuwe schep­ping : het oude is voorbij gegaan, zie, het nieuwe is gekomen. En dit alles is uit God”. Halle­luja!

 

Intermezzo door Gerry Velema

Als God weer spreken gaat

Sla het begin van de Bijbel open en lees hoe God sprak! Woorden met scheppingskracht: “Er zij licht” en er was licht. En God zag dat het licht goed was.

En alles wat God gemaakt had was goed, zelfs zeer goed.

Dan gaat er iemand anders spreken, een oude leugenaar, een listige slang, een verleider. En alles wordt anders. Hij kan niet scheppen zoals God, maar ‘misschept’ (een wangestalte geven Ruurd) de schepping: Mensen kunnen het wel zonder licht, ik maak ze blind. Ik maak ze doof, benen maak ik werkeloos, lam. En alles werd niet goed; het werd slecht, zodat er zelfs niet één mens meer ‘goed was. Zo slecht!

Dan komt Jezus, het vleesgeworden woord van God! God spreekt weer; halleluja. En wat gebeurt er tijdens Jezus’ rondwandeling op aarde?: Mensen krijgen weer Licht! Blinden genezen, doven gaan horen, lammen gaan weer wandelen, Jezus brengt herstel in een kapotte wereld.

Hij roept door Israël: Ik ben het Licht, Ik ben het Brood, ik ben het Levende Water, Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven!

Maar Jezus gaat weer weg. Hij neemt plaats op de troon van de Almachtige, Zijn Vader!

Een de wereld lijkt weer even duister en kapot! Behalve… voor hen die in Jezus zijn gaan geloven, ook al zien ze Hem niet. Kinderen van God, die door geloof wandelen onder de leiding en zalving van de Heilige Geest die kwam toen Jezus ging. En door de Heilige Geest spreekt God, vandaag zoals alleen Hij spreken kan: scheppend, herstellend, vol van kracht! En kinderen van God mogen, gehoorzaam, deze woorden overnemen en spreken en uitdragen, zodat heel veel mensen herstel gaan vinden! En het Licht schijnt!

Jezus komt weer! Sla de Bijbel open en lees aan het eind van het boek Openbaring. Lees hoe er staat dat God bij de mensen zal komen wonen. En wat gaat God doen als Hij zo dicht bij ons is: Weg alle tranen! Weg met de dood, weg met de nood, het geween en het geklaag, weg met alle moeiten! Het zal er niet meer zijn. Geen ziekte, geen ‘bedoelingen’ met ziekten. God zal het allemaal weg doen!

Want waar God is, spreekt Hij! En Hij geeft zoals het begin was, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! Prachtig mooi en gaaf!

Nee, er hoeft geen twijfel over te bestaan: Als God spreekt over ons leven is het altijd tot ons herstel!

 

Het zegel van de levende God door Evert van de Kamp

Een Italiaanse voorganger en zijn Nederlandse vrouw schrijven in hun rondschrijfbrief: ‘Sinds gister­avond komt er geen drup­pel water meer uit de kraan. Het is te droog in Italië: de grond barst open, stof wordt niet meer weggespoeld, de na­tuur schreeuwt om water. Ook in geestelijk opzicht zien we een enorme droog­te. De mensen boren bronnen aan: bronnen van magie en dodenver­ering, bronnen van geld en spelen… De duister­nis neemt hand over hand toe. De Heer zegt echter tegen zijn gemeente: Ge­ven jullie hen te drinken’. Wat kan de gemeente hen dan te drinken geven? Het Woord van God geeft daar een duidelijk ant­woord op: het water des levens.

Jezus zegt: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zei Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvan­gen zouden” (Joh. 07:37-39).

De doop in of met de Hei­lige Geest is het zegel van de levende God (Openb. 07:02). Dat zegel, de Geestesdoop genoemd, drukte God, de Vader, op zijn Zoon Jezus Chris­tus, Gods voorbeeld voor ons (Joh. 06:27).

De actualiteit van Pinksteren

De Charismatische Werk­gemeenschap Nederland ontwikkelt plannen voor een charismatische leer­stoel. Men wil een bijzon­der hoogleraar, een spe­cialist, op het gebied van de gaven van de Geest. Men vraagt aandacht voor charismatische onderwer­pen als ziekenzalving, gebed, het spreken in tongen, etc.

Charisma TV heeft bij het Commissariaat voor de Me­dia een vergunning aan­gevraagd om als kleine zendgemachtigde televisie­programma’s uit te zenden. Het ‘Pinkstergeluid’ moet gehoord worden.

Het zijn mooie en goede initiatieven, eigentijds. Pinksteren blijft. Pinkste­ren is in opmars. De be­lofte in Joel 2 vers 28, (Joël 02:28) overgenomen door Petrus in Handelingen 2 vers 17 (Hand. 02:17), staat nog steeds rechtop in onze wereld: “En het zal geschieden in het laatste der dagen, spreekt God, dat Ik van mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft” (Vert. Brou­wer) .

Lucas schrijft: “Voor u is de belofte (de doop met Gods Geest) en voor uw kinderen en voor allen die verre zijn” (Hand. 02:38) . De inlossing van de­ze belofte is nooit opge­houden. Dit wordt nog versterkt door wat de Heer zegt in Openbaring 7 vers 1 tot en met 3 (Openb. 07:01-03), dat al de knechten van God, al die mensen die geloven in Christus, aan hun voorhoofd verzegeld moeten worden. Zij moe­ten hetzelfde zegel dra­gen als Jezus.

Het dragen van dit zegel van de levende God houdt in dat je zijn kenmerk draagt. Hij drukt zijn ze­gel, zijn goedkeuring op je. Je bent gewaarmerkt, door God erkend. Het is een teken van bekrachti­ging, ter verzekering van je echtheid in de Heer.

Onderdeel van het fundament

De verzegeling, of de doop met Gods Geest, is één van de belangrijk­ste onderdelen van het Bijbelse fundament bedoeld voor elke christen (Heb. 06:01-03). Jammer dat dit onderdeel zo dikwijls ver­waarloosd is. Satan heeft het verdonkeremaand.

In de kerkelijke wereld wordt al jarenlang ge­klaagd over geestelijke dorheid, kerkverlating (de Hervormde kerk ver­loor in 1989 meer dan 53.000′ leden) en Godsverduistering. Velen dringen aan op verandering. Allerwege is men bezig met de ‘nieuwe tijd’. De New- Agebeweging fascineert. Maar Goddelijke, geeste­lijke ontwikkeling gebeurt echter door niets anders dan door de Heilige Geest (Zach. 04:06). De Geestes- doop zet dat proces in gang. De Geest maakt het Woord van God levend in ons. Woord en Geest ver­anderen een mens totaal.

Wereldwijd zijn miljoenen christenen reeds in Gods Geest gedoopt. In de ko­mende tijd zal die verze­geling optimaal zijn. De tijd dringt. Als nimmer te voren wordt Gods Geest uitgestort op al wat leeft. Bidt daar om! God maakt zijn Woord waar. Ons gebed is dat ons land, ons volk, daar op machtige wijze in zal de­len. Jezus’ bediening gaat door. Hij is (nog altijd) de Doper met de Heilige Geest (Joh. 01:32-34).

God houdt de wereld in Zijn hand

Bij uitgeverij ‘De Banier’ in Utrecht is het boek ‘Opwekking’ verschenen van de hand van Drs. W. van Vlastuin. Wie had dat uit de rechterflank van de gereformeerde ge­zindte verwacht? Maar God werkt overal, als je maar naar Hem luistert. Waar geluisterd en gehoorzaamd wordt, gebeurt wat!

Vlastuin ontdekte in 1984 op het zendingsveld in Zimbabwe (Afrika) dat God nog steeds dezelfde is. Enige uitspraken uit een interview met hem: ‘Ook nu kunnen de stro­men van de Heilige Geest worden uitgestort tot een nieuwe bloei van de kerk en tot verheerlijking van Gods grote Naam’.

‘Ik denk dat het probleem vaak is dat ook Gods kin­deren, nadat ze tot beke­ring gekomen zijn, hun leven in eigen kracht ver­volgen’ .

‘De vroegere christenen bewogen de wereld door hun gebeden’.

De interviewer. Dirk van Genderen, vraagt vervolgens: ‘Er zal worden tegengeworpen dat de Schrift geen aanleiding geeft om te verlangen naar en te bidden om een opwekking. Wordt immers niet duidelijk voorzegt dat het almaar donkerder zal worden naarmate de wederkomst van Christus nadert ?’

Het antwoord is: ‘Dat dacht ik vroeger ook, maar mijn gedachte daar­over is veranderd. De Heer is Dezelfde. Ik meen dat we in Gods Woord grond hebben om te bid­den om een opwekking’. Terecht, de tijd van de verzegeling is nog niet afgesloten, niet voorbij. Het begin van Openbaring 7 vertelt dat vier duivelse grootvorsten nog meer verderf over de aarde zullen brengen. Maar God waakt met zijn Woord over zijn volk. De engel van de opgang der zon, de engel van Jezus, houdt hen tegen. Letterlijk zegt de engel: “Brengt geen schade toe aan de aarde (beeld van het natuurlijke leven van de mens), noch aan de zee (beeld van het geestelijk leven), noch aan de bomen (leiders van het religieuze leven) , voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld heb­ben” .

En in Openbaring 9 vers 4 (Openb. 09:04) zegt de Heer: “En hun (de machten der duister­nis) werd gezegd dat zij aan het gras der aarde (de kinderen der gelovi­gen) geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas (de nog maar pas gedoopten met Gods Geest), noch aan enige boom (de zonen Gods), maar alleen aan de men­sen, die het zegel van God niet op hun voor­hoofd hadden”.

Gedoopt met Gods Geest en daaruit levend, ge­niet je Gods bescherming en veiligheid. Zo alleen kun je jezelf bewaren voor het geweld van de tegenstander (Judas 01:20) . Dan ben je ertegen bestand.

De Schrift doet daarom een klemmend beroep op de niet verzegelden zich door Jezus te laten dopen met de Heilige Geest, zo­dat er kracht komt om de duisternis te weerstaan en te overwinnen.

En de verzegelden wordt verstaan gegeven meer en meer te leven uit Gods kracht door de Heilige Geest. Je kunt je niet veroorloven te zeggen: Twintig jaar geleden ben ik gedoopt in Gods Geest, terwijl je nu de Heilige Geest niet meer door je heen laat waaien. Dan heb je geen leven (meer)! God houdt jouw wereld in zijn hand door zijn gees­telijke wetten in je hart te leggen en in je ver­stand te schrijven (Heb. 08:10; Heb. 10:16). Dat moet je steeds blijven willen en in je laten bewerken.

De wereld heeft opwek­king nodig, maar de christenen evenzeer. Dat is geestelijke ontwikke­ling!

Geef hen te drinken!

Telkens weer blijkt dat er ook in Nederland en België velen zijn met een diep verlangen naar het ‘meerdere van God’.

In de TV-rubriek ‘Mag ik eens met je praten?’ van Feike te Velde, gaf Prof. Dr. C. Graafland open en eerlijk te kennen in­tens te verlangen naar en open te staan voor de gaven en werkingen van de Heilige Geest. (Dr. Graafland is als theoloog verbonden aan de Rijks­universiteit in Utrecht) .

Zo’n geluid is heerlijk, want God gaat daarin voorzien. Dit soort gelui­den hoor je meer; soms nog vaag, soms heel dui­delijk. Waar we maar de kans krijgen, moeten we daar op ingaan. Elk goed middel aangrijpen om de boodschap van Pinksteren te vertellen, te verduide­lijken. We zullen steeds opnieuw de Bijbel moeten uitleggen, misverstanden uit de weg moeten rui­men. Pinksteren maakt het evangelie compleet! Woord en Geest overtui­gen. Het ‘Volle Evangelie’ is voor iedereen. En hoe ‘vol’ het is, weet nog niemand. Er valt nog heel wat te ontdekken.

Professor Graafland maak­te de opmerking dat hij de gave van het spreken in tongen mogelijkerwijs wel eens (nog) niet ont­vangen zou kunnen heb­ben als wijsheid van God. Wat heerlijk dat we dan kunnen zeggen, op grond van wat de Heer in zijn Woord zegt en in de prak­tijk waarmaakt, dat de doop met de Heilige Geest en het spreken in nieuwe tongen het eerstgeboorterecht is van iedere gelo­vige in het nieuwe ver­bond. David du Plessis zei altijd: ‘Ga er zelf maar achter aan en je zult zien dat het waar is’.

Geloof en je zult de enor­me rijkdom van Gods Geest ontvangen. Niemand geniet een voorkeursbe­handeling. De Heer vraagt slechts geloof. Het is nog precies zo als het staat beschreven in Handelingen 2 vers 4. (Hand. 02:04) “Allen werden vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere ton­gen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken” .

Duizenden mensen in Ne­derland en België kunnen het bevestigen dat dit woord niets in kracht en in waarheid heeft inge­boet. God is Dezelfde.

Voor de Geest gedoopten komt het er op aan dat met het gewone leven van alle dag te laten zien. Zij mogen (een kostelijk voorrecht) te ‘eten’ en te ‘drinken’ geven. Want het is Gods uitgesproken wil dat nu allen die in Chris­tus geloven, worden ver­zegeld met de Heilige Geest.

Pinksteren breekt door! Dat is: De Heer dringt door met zijn heerlijkheid in al zijn volk.

Het getal van de verze­gelden is weldra niet meer te tellen (Openb. 07:09-17) . “Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam” (Openb. 14:04).

 

Woorden Gods door Piet Snaphaan (gedicht)

Luisterend naar woorden

die tot mij komen,

in de stilte van alle dag.

Hunkerend naar datgene

wat niet uitgesproken wordt,

maar dat ik toch verstaan mag.

Omdat Hij het is, die tot mij spreekt,

mijn hemelse Vader, met wie

ik mij verbonden weet.

 

Het hemelse Jeruzalem door HESSEL HOEFNAGEL -7-

De laatste week (de tijd van het einde).

In deze drie grote feesten in het oude Israël werd zo een afbeelding gegeven van de werkelijkheid met betrekking tot de ontwikkeling van het plan van God met de mens.

In de profetie van de “zeventig weken”, zoals door de en­gel Gabriël aan Daniël weergegeven, is tenslotte sprake van een (gedeelde) “laatste week”. In deze periode vinden ontknopingen plaats met betrekking tot de eeuwige toe- van het volk van God. Na de ontwikkelingen in de periode van “tweeënzestig weken”, waarin het herstel een volheid heeft bereikt, is er sprake van het uitroeien van een ge­zalfde zonder aanwijsbare oorzaak. Een vorst die zal ko­men, zal de stad en het heiligdom te gronde richten (vs. 26). Er is sprake van “de helft der week”. Dit begrip komt in de profetische delen van de bijbel vaker voor, maar dan in de vorm van “drie-en een halve dag”. Ik denk hierbij aan Openbaring 11, waar sprake is van de twee ge­tuigen, het beeld van Woord en Geest. Deze typering van de gemeente van Jezus Christus, is profetisch terug te brengen op de twee oudtestamentische personen Zerubbabel en Jozua. Zerubbabel was een vorst uit de stam van Juda, terwijl Jozua hogepriester was. Zij leefden in de tijd van de profeten Haggaï en Zacharia. Zij begonnen na de ballingschap, toen koning Darius van Perzië de Joden naar hun land liet terugkeren, met de herbouw van de tempel te Jeruzalem (Ezra 05:01-02).

Zerubbabel en Jozua typeren de gemeente van Jezus Chris­tus als “koninklijk priestergeslacht”, dat vervuld met de Geest van God werkt aan de vorming van het “huis Gods”, dat uiteindelijk de hele schepping zal omvatten. In dit “geestelijk huis” zijn het koninklijk woord en de pries­terlijke geest de bepalende elementen bij het herstel van de eeuwige functie van de schepping.

Deze “twee getuigen” worden ook genoemd de “twee kandela­ren” en de “twee olijfbomen”, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan, ook weer aanduidingen van de krachtige werking van de Heilige Geest in het lichaam van de Heer. We naderen de tijd, waarin deze werking zich naar buiten toe zal openbaren in een krachtig getuigenis. Dit zal tot een voleinding gebracht worden, zodat het li­chaam van de Heer de volkomenheid bereikt, de rijpheid en volwassenheid van de volheid van Christus (Ef. 04:13).

Het beest uit de afgrond.

Nu de gemeente in de eindtijd tot volle openbaring komt door de inwonende Geest van God, ontwikkelt zich een con­frontatie met het “beest uit de afgrond”. Deze machtige geest, die zich in de opkomende “mens der wetteloosheid” (2 Thess. 02:03) zal manifesteren, zal botsen met het “volk der heiligen”. Hij zal bewerken, dat de “heiligen des Allerhoogsten” (Dan. 07:18) in hun uiterlijk voorkomen worden “gedood”, dus geblokkeerd in hun getuigenis in de natuur­lijke wereld. Tegelijk heeft zich een godsdienst ontwik­keld, die door de inwerking van de occulte geesten is ge­worden als “Sodom”, terwijl de mensen die haar hanteren tot slaven en gebondenen zijn gemaakt als “Egypte”. De zonen Gods worden evenals hun Heer door deze valse kerk niet in hun getuigenis geaccepteerd, maar ook voor dit geestelijk lichaam van de Heer geldt het “kruist hem, kruist hem” (Openb. 11:08) Gedurende een periode, die geestelijk overeenkomt met de “drie-en een halve dag”, waarin de Heer Jezus in de in­vloedsfeer van de Dood was, zoals Jona in de buik van de grote vis, en de “helft van de week”, waarin “slachtoffer en spijsoffer is opgehouden (Dan. 09;27), wordt de gemeen­te van Jezus Christus voorbereid op haar massale verheer­lijking. Een “levensgeest uit God” doet hen opstaan en “ten hemel varen” ten aanschouwen van hun vijanden. Zoals eenmaal hun meester als enkeling de “weeën van de Dood” verbrak, zo doen deze zonen van God dat in de tijd, waar wij naar toe leven, massaal.

De vrede van Jeruzalem.

Geleidelijk aan wordt de Dood “verslonden in de overwin­ning” . De kracht van de zonde en daarmee de prikkel van de Dood wordt uitgeschakeld als gevolg van de “wederge­boorte en vernieuwing door de Heilige Geest” (1 Kor. 15:54-57).

Wij worden door de apostel Paulus opgeroepen standvastig en onwankelbaar te zijn, overvloedig in het werk des He­ren. Daarbij mogen we weten, dat onze arbeid niet ver­geefs is in de Here (1 Kor. 15:58).

Door de overwinning op Dood en dodenrijk komt de schep­ping onder het gezag van de herstelde mens, het “lichaam van de Heer”, waarvan Jezus het Hoofd is. (Openb. 02:15). Dit “heersen” betreft het herstel van de hele mensheid, welke in de ware God gelooft. Vanuit deze “tempel” krijgt zo het “nieuwe Jeruzalem” gestalte. Door de verheerlijkte gemeente wordt de macht van de Dood ontmanteld door het te niet doen van zijn heerschappij. Zo is de “tent van God” bij de mensen en Hij woont bij hen. Door middel van dit lichaam van de Heer worden de “tranen” gedroogd en “rouw noch geklaag noch moeite” zal meer zijn. Zo worden alle dingen nieuw gemaakt door Hem, die op de troon geze­ten is. Zijn wezen wordt geopenbaard: getrouw en waarachtig (Openb. 21:03-05). Dit is hetzelfde wezenskenmerk, wat openbaar wordt in de “ruiters op witte paarden”, die sinds de overwinning van Jezus Christus zijn uitgetrokken “overwinnende en om te overwinnen” (Openb. 06:02; Openb. 19:11-14). Zo krijgt het woord Gods door de Heilige Geest gestalte in de ganse schepping.

De Dood, die als eerste vijand van de Schepper zijn hei­melijke invloed in de schepping openbaarde, wordt als laatste vijand ontmanteld en ten einde met zijn gehele rijk geworpen in de poel des vuurs, ver buiten het ko­ninkrijk van God (Openb. 20:14).

De nieuwe mensheid was als “zoon des mensen” al voor de eerste schepping in de eeuwige gedachten van de Vader aanwezig (vgl. Gen. 01:26). In beginsel werd zij in de persoon van de Heer Jezus als een “kind” geboren en als een “zoon” gegeven. Door de verbinding met de Geest van de Vader rust de “heerschappij” op zijn schouder. Hij wordt genoemd “wonderbare Raadsman, sterke God, eeuwige Vader, Vredevorst”. Groot en eindeloos is de vrede op de “troon” van deze “zoon van David” en over Zijn koninkrijk. Dit rijk, dat het ganse universum zal omvatten, zal “recht en gerechtigheid” tot haar grondslag hebben, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here der heerscharen zal dit bewerken (Jes. 09:05-06).

Dit is de vrede van Jeruzalem !

Tenslotte

De gemeente van Jezus Christus gaat een heerlijke toe­komst tegemoet. De ontwikkeling naar dit einde (einddoel) gaat echter dwars door verdrukking en moeite heen. Dit zal met name de uiterlijke verschijningsvorm betreffen, zoals het ook in het begin was na de opstanding van Je­zus, onze Heer. Naar de innerlijke mens echter gaat de gemeente van heerlijkheid tot heerlijkheid door de toene­mende bijstand en vervulling met de heilige Geest der be­lofte.

Het is mijn verlangen, dat deze serie een hulpmiddel zal zijn bij het onderzoeken en bedenken van de toekomst van de “Zoon des mensen”, de komende en laatste generatie mensen die als “zaad” gezien zullen worden vanwege de ge­hoorzaamheid van de eerste van deze zonen, Jezus onze Heiland. Hem zij eer en heerlijkheid, zoals dat geldt voor onze God en Vader, nu en tot in alle eeuwigheid.

Ik wil deze artikelen besluiten met een lied, dat ik ooit vanuit deze gedachten maakte (wijze: “Eens, als de bazui­nen klinken”):

Juichend klinken vreugdetonen

uit het hemelse gebied,

d’ Overwinning van de zonen

wordt verkondigd in een lied.

Licht en leven triumferen,

duisternis verwon het niet.

 

Jubel luid, gehele aarde,

zing de Here, prijst Zijn Naam.

Hij, Die ’t heil voor u vergaarde,

Hem zij lof als ’t eeuwig Lam.

Want de Heer is zeer te prijzen,

alle knie buigt zich tesaam.

 

Bij het oordeel van de doden

wordt gerechtigheid betracht.

Dood en dodenrijk gevloden

voor het Lam, dat werd geslacht.

Saamgevoegd de “stad” en “tempel”,

flonk’rend in haar grote pracht.

 

Dan zal heel de schepping zingen

van de Heer der heerlijkheid.

Eng’len zullen ons omringen,

vol van vreugd’ in dienstbaarheid.

Dan zal ’t paradijs volmaakt zijn,

vrede tot in eeuwigheid !