Selecteer een pagina

Levend Geloof – 362

Levend geloof 1994.09 nr. 362

De Bijbel en het volle evangelie door G. J. R. Doornink

Hoe lezen wij de Bijbel?

De Bijbel is voer alle christenen het boek waaruit men inspiratie put, waaruit men richtlijnen haalt om als christen in overeenstem­ming met de wil van God te kunnen leven. De Bijbel is het boek van mensen, over mensen, over God, over relaties van men­sen onderling en tot God. En natuurlijk over de relatie van God tot de mensen. De Bijbel is de grote inspiratiebron voor ons leven… tenminste als men het evangelie van het Koninkrijk der hemelen als basis neemt en (mede daardoor) dit boek ook met geestelijke ogen leest.

Wie de Bijbel niet geestelijk leert verstaan kan op allerlei wijze ontsporen en in dwalingen te­rechtkomen. Ook leert hij dan niet dat het grote doel wat God met ieder mens voor ogen heeft, is: de gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon (Rom. 08:29). Hij heeft dan ook geen enkel verlangen om zich te richten op dat doel omdat hij denkt dat dit toch niet gerealiseerd kan worden.

Opvallend is dat men dan vaak wel geloof hecht aan allerlei theorieën over de eindtijd, bij­voorbeeld hoe de verschillende gebeurtenissen in de eindtijd zich in chronologische volgorde op aarde gaan voltrekken. Theorieën die iedere keer weer moeten wor­den bijgesteld, omdat ze onjuist blijken. Leringen die alleen maar het predicaat ‘dwaling’ verdienen. In kringen waar deze lerin­gen grote opgang maken, is vaak een zeer scherpe afwijzing is van alles wat met het volle evangelie te maken heeft, bijvoorbeeld de doop met de heilige Geest.

Geen puzzelboek

Enkele jaren geleden lazen we het boekje ‘De Bijbel is geen puzzel­boek’ van ds. Tj. Boersma.

Hoewel wij op verschillende punten een andere visie hebben dan deze uit vrijgemaakt gereformeerde kring afkomstige schrij­ver, vinden we de titel meesterlijk gekozen. Wie meent de Bijbel te moeten ge(mis)bruiken door er een puzzelboek van te maken, begrijpt niet dat het primair gaat om de geestelijke betekenis.

Het is één van de kostbare en waardevolle aspecten van de volle evangelie boodschap dat we oog gaan krijgen voor de geestelijke betekenis van de Bijbel. Denk alleen al aan de wijze waarop Jezus omging met Zijn discipelen. Hoe Hij hun de geheimen van het Koninkrijk door middel van ge­lijkenissen verklaarde. Hoe Hij hun inzicht gaf in het plan van God met Zijn schepping en pri­mair met de mens. En hoe Hij de duivel ontmaskerde en de discipe­len leerde dat ook te doen.

Lezen met geestelijke ogen

In deze eindtijd zullen vele chris­tenen verleid worden door boze geesten, ondanks het feit dat ze misschien heel veel kennis van de Bijbel hebben. Waarom? Omdat zij geestelijke kennis en inzicht missen! Zij zullen daarom het hoge doel wat God met hen voor heeft ook niet kunnen bereiken. Maar anderzijds zal de ware ge­meente van Jezus Christus tot ontwikkeling en voltooiing ko­men, omdat ze de Bijbel op de enig juiste wijze leert interpreteren en beleven, dat is door de Geest van de levende God.

“De letter doodt, maar de Geest maakt levend”, is het devies van allen die het werkelijke leven, zoals God dat voor ieder mens bedoeld heeft, hoe langer hoe meer en beter leren kennen. Dat is het leven dat meer en meer im­muun wordt voor de aanvallen uit het rijk der duisternis en waardoor Gods volle heerlijkheid geopen­baard wordt.

Wie de Bijbel met geestelijke ogen leest gaat steeds meer van de volle rijkdom die dit leven meebrengt ontdekken en beleven. En hij openbaart daardoor ten volle het nieuwe leven van Christus, het zoonschap zoals God dat geopen­baard wil zien in en door de ware gemeente.

Nieuwe wijn in nieuwe zakken

Overigens moet men niet menen dat het geestelijk verstaan van de Bijbel plotseling uit de lucht komt vallen als men tot dusver daar af­wijzend tegenover stond. Er zal eerst een verlangen ernaar ken­baar gemaakt dienen te worden, zowel in ons gebed tot God als bij broeders en zusters die de Bijbel met geestelijke ogen lezen. Veelal treft men die aan in ge­zonde gemeenten, dat zijn die gemeenten waarin het evangelie van het Koninkrijk der hemelen een centrale plaats inneemt.

In sommige gevallen is het niet mogelijk zijn of haar plaats in zo’n gemeente in te nemen. Maar ook dan geldt dat de ‘oprechten des harten’ het licht zal opgaan. Wie werkelijk verlangt om geestelijk te leven zal altijd een mogelijkheid vinden om de juiste (geestelijke) weg te gaan bewandelen. Hij laat zich niet afremmen door wie of wat dan ook. Hij legt oude, aardsgerichte leringen af of laat zich daarvan bevrijden.

Hij ontdekt dat ook hier de woorden van Jezus waar zijn, wanneer Hij zegt dat men “jonge wijn niet in oude zakken doet; anders barsten de zakken en de wijn loopt weg en de zakken gaan verloren; maar men doet jonge wijn in nieuwe zakken en beide blijven behouden” (Matt. 09:17).

In deze tijd zal er steeds meer een scheidslijn ontstaan tussen de geestelijk levende gelovigen en hen die ongeestelijk leven. Zij die geestelijk leven en het verlangen hebben verder geestelijk te groei­en, zijn de ware gelovigen die momenteel misschien op onder­delen nog verschillend denken, maar naarmate zij geestelijk groeien en volwassen worden, daardoor ook steeds meer inge­schakeld worden in het grote plan van God tot herstel en voltooiing van zijn schepping.

Vindt u het niet geweldig wat God, door de werking van Zijn Geest, bezig is te doen in en door allen die Hem waarachtig dienen en volgen. En daar hoort u toch ook bij?

 

Gog en Magog

In vele zogenaamde eindtijdboeken wordt geschreven over Gog en Magog, waarvan in Ezechiël 38 en Openbaring 20 sprake is. Maar dan verbindt men daaraan meestal een aardse, natuurlijke uitleg. In het boekje van Tj. Boersma, ‘De Bijbel is geen puzzelboek’, kwa­men we echter een ander geluid tegen. Hij maakte hierover onder andere de volgende opmerkingen:

Gods volk en de vijand

‘We komen er niet uit, als we de scheidslijn tussen satan met zijn legers aan de ene kant en Gods volk aan de andere kant proberen te benaderen in geografische aanduidingen. En evenmin als we denken aan een oorlog, die ge­voerd wordt met wapenen van deze wereld. Er is hier niet letterlijk sprake van volkeren, op de kaart aanwijsbaar, evenmin is er letterlijk sprake van een oorlog en omsingeling.

Dat blijkt wel uit de manier, waarop hier de profetie van Ezechiël 38 naar voren komt. In Ezechiël is sprake van Gog in het land van Magog, grootvorst van Mesech en Tubal, die vele volken op de been brengt tegen Israël. Deze strijd is historisch geëncadreerd. Maar in Openbaring 20 vervaagt dit alles. De vijand komt nu op ‘uit de vier hoeken der aarde’ en het is hier niet meer ‘Gog in het land Magog’, maar ‘Gog en Magog’. Dat zijn aanwijzingen, dat het op de historische details niet meer aankomt.

Het gaat om andere proporties. Satan gaat uit om de volken te ‘verleiden’ en tot de oorlog te verzamelen tegen de kerk (de ware gemeente van Jezus Christus -red.). Het verleiden is typisch duivels werk. Maar dat is niet een oorlog met tanks en kanonnen, maar een geestelijke infiltratie.

We herinneren ons immers wel wat de Schrift zegt: ‘We hebben niet te wor­stelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten’ (Ef. 06:12).

Geestelijke infiltratie

Die geestelijke infiltratie van de boze zit overal, in het oosten én in het westen, in China én in Amerika, in Afrika én in Nederland. De antithese is niet op een wereldkaart aanwijsbaar. God houdt er een andere kaart op na.

Sommige mensen hebben een griezelig spookbeeld van een eindtijd, waarin de woeste machten onder leiding van satan zich op het ‘ beschaafde’(?) en ‘christelijke’(?) westen zullen storten. Maar we doen er beter aan de vijand vlakbij te zien, in de geestelijke infiltratie van de boze, die massa’s mensen verleidt. Hele volkeren zijn vandaag in de greep van satan’.

 

Eén met Vader (gedicht)

Nederig aan Uw voeten zitten,
vol verlangen naar Uw woord;

luisterend en ook U vragend:

Dat is het, wat mij bekoort.

 

U was nederig en zachtmoedig;

luisterend naar ’s Vaders stem

leerde U liefde, overvloedig
en was in de wil van Hem.

 

Zó van U te mogen leren

is het, wat ‘k van U begeer.        .

Jezus, U bent Heer der Heren
en ‘k belijd U als mijn Heer!

Tea Keuper-Dijk

 

Manipulatie: aanslag op liefde en vrijheid door Evert van de Kamp

Over verleiding en misleiding hoorden en lazen we veel. Bij tijd en wijle viel daarbij het woord manipulatie dat een sfeer oproept van toverij. De indruk van de laatste tijd is dat Gods Geest ons er extra op wijst dat manipulatie een groot kwaad is waarvoor in het Koninkrijk van God geen enkele plaats (meer) mag worden ingeruimd.

Onze samenleving -we zijn dat overigens zelf- zit vol manipu­latie. Erger is dat het ook de gemeente Gods is binnengeko­men of binnendringt. Het be­dreigt de vrijheid die de Heer voor zijn schepping beoogt en ruïneert de liefde.

Een belangrijke opmerking vooraf: Wijs met het bekende

‘vingertje’ niet naar elkaar. Voor je eigen spiegel gaan staan, daar gaat het om. Praktisch niemand van ons is er aan ontkomen zich te laten manipuleren. En bewust of onbewust manipuleerden wij anderen.

Manipulatie, wat is dat?

Manipuleren is de ander in een bepaalde richting, meestal in ongunstige zin, proberen te beïnvloeden. Die persoon zo handig en slinks bewerken dat hij gaat doen wat jij wilt.

Vaak wordt dit versterkt doordat we de ander gaan intimideren, of we proberen een bepaald ontzag in te boezemen.

We zullen het wel niet gauw toegeven, maar de werkelijke achtergrond is veelal bewust of onbewust dat we willen heersen over de ander. Allerlei motieven kunnen daarin weer meespelen. Bijvoorbeeld bewuste of onbe­wuste angst voor vermindering van onze eigen positie. Als we gaan domineren blijven nare gevolgen niet uit. Mensen vallen uit de boot (gemeente). Gemeenten vallen er zelfs door uit elkaar.

Toverij en afgoderij

Ogenschijnlijk is er veel onschul­dige manipulatie. Ten dele is dat ook zo. We beïnvloeden elkaar allemaal. Dat gebeurt op elk terrein: in het natuurlijke leven (reclame), in het geestelijke leven (denk zoals ik denk). Maar mani­puleren gaat verder. Daar zit be­wust of onbewust handeling in. In dit stukje gaat het om die dimen­sie.

Kinderen zijn meesters in het manipuleren. Net als er bezoek is, halen ze iets uit in de wetenschap dat vader en moeder er nu toch niets van willen of durven zeggen.

Geen relatie schijnt aan manipula­tie te ontkomen. Als jij dit voor mij doet, doe ik dat voor jou. Je begint elkaar onder druk te zet­ten. Of nog negatiever, dreigen­der: Als jij dit niet voor mij doet, doe ik dat ook niet voor jou.

We zetten de ander voor het blok zodat die geen kant meer uit kan. In “werkelijkheid pak je zijn vrijheid Tan handelen af en van liefde moet je in zo’n situatie maar niet spreken.

Het is dus allemaal niet zo on­schuldig. De Heer leert ons dat we dingen niet af kunnen doen met het gebaar van: Ach wat zou het? In naam van God oefenen we nog wel eens ongeoorloofde druk uit.

De ex-goochelaar Peter Noordzij heeft een mooi boekje geschreven ‘Bedrogen door de wereld’: over beïnvloeding en misleiding (uitgave Merweboek).

Goochelen is met trucs de ander manipuleren. Op zichzelf is daar niets verkeerds aan, mits er geen ‘ occulte dingen bijkomen.

Maar in de geestelijke wereld doet de duivel niets anders dan mani­puleren in een nooit aflatende poging de mens in zijn bezit te krijgen. Peter Noordzij wijst als gewezen goochelaar-manipulator, en nu volgeling van Jezus, op die wereld. Apart en origineel zet hij het fenomeen manipulatie af tegen de strijd in de hemelse gewesten. Hij schrijft:

‘Vroeger dacht ik vaak dat het om twee werelden ging. De wereld van God aan de ene kant en de zichtbare wereld aan de andere kant. Ik werd er soms gefrus­treerd van. Ik leefde voor mijn gevoel in twee werelden. Toch is het maar één wereld. De zichtbare wereld is gewoon een stukje van de onzichtbare wereld’.

We spreken inderdaad dikwijls over de zichtbare en de onzicht­bare wereld, maar het zichtbare is een exponent van het onzichtba­re. Het zichtbare is niet ontstaan uit het waarneembare, zegt (He­b. 11:03). De regel is, schrijft J. E. van den Brink: ‘Alles wat zichtbaar is, wordt veroorzaakt door het niet waarneembare’.

Voor God is die wereld één en Hij noemt de dingen altijd duidelijk bij de naam.

We moeten ons niet beperken tot de dingen die we zien, voelen, horen en proeven. Ons hart en denken moeten we openen voor de openbaring door de Heilige Geest van dingen die van een andere wereld zijn, de geestelijke wereld.

Weerspannigheid en ongezeglijkheid

In het trieste en indringende verhaal van de val van koning Saul vallen de woorden ’toverij’ en ‘afgoderij’ (1 Sam. 15:10-23). Beide hebben te maken met opstand tegen God (rebellie).

Vers 23 geeft de definitie: ‘Weerspannigheid (rebellie) is zonde der toverij en ongezeg­lijkheid is afgoderij en dienen van terafim’ (Statenvertaling: beeldendienst).

Weerspannigheid heeft te maken met toverij en ongezeglijkheid met afgoderij. Die twee gaan vaak hand in hand.

De duisternis in de onzichtbare wereld manipuleerde koning Saul waardoor hij in opstand tegen God kwam en weerspannig werd. Een andere geest dan Gods Geest kon hem in bezit nemen. Saul ruilde Gods rechtmatige gezag in zijn leven in voor onrechtmatig eigen gezag. Die weerspannigheid maakte hem ook ongezeglijk. Saul was onbereikbaar geworden voor God en mensen.

God noemt ongezeglijkheid afgoderij omdat de mens zijn eigen mening verheft tot Gods mening. Saul deed dat, lees het maar na. Uiterst geraffineerd wist de duivel Sauls leven (ook zijn vroegere leven speelde daarin een rol) door manipulatie zo te be­werken dat dit leidde tot zijn val. Het dreef Saul uiteindelijk in het occulte, de tentakels van de satan.

Dit leert ons uitermate bescheiden en voorzichtig te zijn en heel nauwgezet te luisteren naar en te gehoorzamen aan de Heilige » Geest.

Wie zich niet kan of wil vernede­ren voor de Heer moet oppassen (1 Petr. 05:06). In elke vorm van rebellie zit de toverij verscholen. Van onze jeugd af aan tracht de duivel ons op te schepen met een totaal verkeerd zelfbeeld (Gen. 08:21 en Ps. 129:001).

Met alles wat in ons leven heeft plaats gevonden, probeert hij ons te manipuleren. Hij gebruikt graag minder fraaie dingen uit ons verleden.

Het is pure machtsmisbruik zoals de satan ons misbruikt door ons te bestoken met gevoelens van onzekerheid, twijfel, minder­waardigheid, jaloersheid, onrein­heid, hoogmoed, gedachten aan zelfvernietiging etc. Tot op de bodem van ons hart moeten wij ons van al dit soort zaken bevrijden of laten bevrijden.

Weerspannigheid en ongezeglijk­heid (eigenzinnigheid) zijn een permanente aanslag op onze vrijheid in Christus. Op geniepige wijze weet satan als een engel des lichts ons mensen te manipuleren. Dit leert de praktijk van het christenleven.

En laten we onszelf manipuleren, dan zullen we op onze beurt ge- makkelijk de ander manipuleren.

De gave van de onderscheiding der geesten is nodig om ons niet te laten misbruiken.

Ik ben ervan overtuigd dat wij vaak niet in de gaten hebben dat we door duistere machten worden gemanipuleerd. In die betovering kunnen we vast zitten. De werke­lijkheid is dan ver te zoeken en als we ons niet laten bevrijden, brengen we die betovering over op anderen. Overtuigd van eigen beste bedoelingen merken we niet dat we geestelijk ‘vreemd’ gaan. Koning Saul dreigt in zijn beto­vering heel het volk daarin mee te slepen. Het moet ons niet verwon­deren dat God hem daarom zo’n drastisch halt toeroept.

In zijn boekje ‘Vijanden die te­genover ons staan’ (uitgave Gide- on) zegt de Engelse bijbelleraar Derek Prince: ‘Toverij is de po­ging om mensen in je macht te krijgen en te maken dat ze doen wat jij wilt, door gebruik te maken van een geest die niet de Heilige Geest is’.

Een mens kan zelfs dan nog menen door de Heilige Geest te handelen.

Totale oorlog

Uit dit boekje van Derek Prince kunnen we veel leren. Miljoenen mensen zijn gekneveld door toverij vanuit het occulte rijk der duisternis.

Van die gebondenheden moeten ze worden bevrijd en in de Naam van Jezus is dat gelukkig moge­lijk.

In (Gal. 05:19-21) worden de werken van het vlees genoemd. Onverbloemd staan daar de woorden: toverij en afgoderij, illegale werken.

Het woord van (Jak. 01:14) is hier helemaal op zijn plaats: ‘Zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking van de eigen begeer­te’.

Satan exploiteert die begeerte om je al manipulerende te doen val­len.

Zo manipuleert de duivel Eva (Gen. 03:06). En nadat zij zichzelf heeft laten manipuleren, manipu­leert zij Adam. Ze zet hem voor het blok en hij eet.

We zullen moeten leren onszelf niet te laten manipuleren door wie of wat dan ook. Dan zullen wij, althans veel minder gauw, de ander manipuleren.

Jezus laat zich niet manipuleren. Bij de verzoeking in de woestijn? al zet Hij de duivel volkomen schaakmat (Luc. 04:01-13). Zelf manipuleert de Heer nooit enig mens.

Hij zet de ‘rijke’ jongeling niet voor het blok (Mark. 10:17-22). Integendeel, Hij heeft hem lief.

Liefde overwint manipulatie.

De situatie van de overspelige vrouw, die vreemd gaat, en de Farizeeën buit Jezus niet uit. Zelfs niet in een poging hen te beke­ren. Hij wijst hen wel de weg van heel making (Joh. 08:01-11).

Jezus is rechtuit, zonder bijbe­doelingen en respecteert de vrije wil en keuze van de mens.

2.Een werk van een geestelijke macht

Niet al het bovennatuurlijke is van God. De mediamieke Jomanda in het Betuwse Tiel ‘geneest’ in haar healings vele mensen. Als ‘werk­tuig’ verbindt zij mensen aan het verkeerde rijk, het rijk der duis­ternis. Zij werkt ondermeer met ‘geesten van overleden doktoren’. In Numeri 22 lezen we van een man die zich beurtelings door God en de satan laat inspireren, Bileam.

In (Hand. 16:16) bevrijdt Paulus een meisje van een waarzeggende geest.

Een magnetiseur die het ‘Onze Vader’ bidt, beschikt echt niet over de gave van genezing door de Heilige Geest.

Een werk van toverij binnen de gemeente

Zelfs dat is mogelijk. (Gal. 03:01-05) vertelt van charisma­tische christenen, pinkstermensen, die betoverd zijn door de boze. De apostel stelt de vraag: ‘Wie heeft jullie betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen is geschilderd?’ Het Griekse woord voor ‘betoverd’ is ‘baskania’. Letterlijk betekent dat ‘het boze oog’.

Hoe weet Paulus dat hier sprake is van toverij? Het antwoord is duidelijk: omdat de openbaring dat Jezus de gekruisigde is, wordt verduisterd. Het doel van toverij . in de gemeente is: het verduiste­ren van de werkelijkheid van Jezus Christus en die gekruisigd.

De Galaten laten zich manipu­leren. Een boze duivelse macht dringt de gemeente binnen en men vervalt (weer) in vleselijkheid en wetticisme. De genade wordt ingewisseld voor de vloek (vs.

. Weg vrijheid, weg liefde, weg kracht van God.

Ze zijn geroepen om vrij te zijn en elkaar te dienen door de liefde. Dit belangrijke woord staat in Galaten 5 vers 13 (Gal. 05:13).

Door toverij val je uit de hemel.

Bedreiging van vrijheid en liefde

Het tragische verhaal van de Ga­laten leert ons ten eerste dat het kruis van Jezus of anders gezegd: de gekruisigde en opgestane Heer Jezus Christus in de gemeente en ons eigen leven absoluut centraal moet staan.

Dat onderscheidt niet alleen van alle andere godsdiensten, maar het is ook een vertrek- en overwinningspunt van alle geestelijk leven door de Geest.

Ten tweede moet Jezus in de gemeente en ons persoonlijk leven altijd zijn plaats als Hoofd hebben. Die moeten we Hem geven zonder enige terughouden­dheid. Dan leren we dat alle be­slissingen door Jezus, door de Heilige Geest worden genomen. Want:

Door één offerande heeft Jezus voor altijd hen volmaakt, die ge­heiligd worden (Heb. 10:14). Toverij maakt van koningskin­deren weer slaven van satan, bedelaars.

Jezus heeft op het kruis de duivel een totale, eeuwige en onherroepelijke nederlaag toe­gebracht. Satan kan dat nooit meer terugdraaien. Wel kamou- fleert satan dat, opdat wij maar niet zullen leven uit Jezus’ overwinning.

Door zijn offer aan het kruis heeft Jezus afgerekend met de oude mens, de vleselijke natuur (Rom. 06:06). Door de Geestesdoop is dit de dagelijkse realiteit van het christenleven. Dat probeert satan af te pakken.

Laat je vrijheid en liefde niet afpakken.

Wat belangrijk is

Een deel van de volgende punten komen uit een boeiend artikel over manipulatie van Jan Sjoerd Pasterkamp in Herstel nr. 65. Er is nog wel meer te noemen.

Stel alles in het werk om het leven van de ander te verheffen, in de vrijheid te stellen, zodat die ander alles kan doen wat hij behoort te zijn (1 Petr. 05:01-04)

Zoek het beste voor de ander zonder te manipuleren op de manier zoals je het goede voor jezelf zoekt.

Laat door manipulatie nooit je mogelijkheid en bekwaamheid om zelf te kiezen afnemen.

Bescherm je eigen recht en dat van anderen om eigen beslissin­gen te nemen waarin geen plaats is voor manipulatie.

Pak nooit het recht van een an­der af om zelf een beslissing te nemen, anders doe je de ander geweld aan. Je kunt trouwens nooit een keuze voor de ander maken.

Laat door manipulatie de duivel nooit de plaats van de Heilige Geest innemen.

Kies voor liefde. Daarmee kies je het goede voor de ander en die dingen waarmee je de ander kunt dienen.

Beslissingen naar anderen toe mogen en kunnen liefdevolle beslissingen zijn.

Gebruik gezag en leiderschap nooit om te manipuleren en daardoor over anderen te heersen. De Heer regeert, maar heerst niet in die zin dat Hij ooit geweld gebruikt (1 Petr. 05:01-04).

Sluit niet allerlei compromissen om in de wereld of gemeente met God te leven. Richt je volledig op God om zo in de wereld en in de gemeente te zijn.

Uit eigen vrije keuze en door liefde gemotiveerd kunnen we zonder te manipuleren, te intimi­deren en te domineren een ‘die­naar’ van anderen zijn. Als eerste mag je van die houding zelf profiteren.

De Australische bijbelleraar Hal Oxley hoorde ik een belangrijke opmerking plaatsen. Namelijk dat in de omgang met elkaar een loyale houding tegenover elkaar een absolute eerste eis is. Zonder loyaliteit naar elkaar toe is elke samenwerking gedoemd te mislukken.

Daarom jagen we ernaar in ons persoonlijk leven en in de ge­meente het karakter van Jezus te openbaren.

 

Boven bezig zijn bij Hem door Cees Maliepaard -3-

De hemelen

opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewes­ten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden…” (Ef. 03:10).

Paulus schrijft aan de Efeziërs, dat wat in dit vers genoemd wordt, de onnaspeurlijke rijkdom van Chris­tus is. Hij noemt het, in het on­middellijk hieraan voorafgaande vers, een geheimenis dat eeuwen­lang verborgen is gebleven. Dat kon ook heel goed, want als een echt geheim was het slechts bij één persoon bekend: bij de Vader der lichten zelf.

Maar nu is het door middel van de gemeente bekend geworden bij de overheden en de machten in de hemelse gewesten. Het plan van God is derhalve geen geheim meer, niet doordat het voortijdig uitgelekt zou zijn, maar doordat het bezig is in het lichaam van Christus gestalte te krijgen.

Is er leven vóór de dood?

Voor velen in de wereld is het een nogal benauwend vraagstuk of er leven na de dood is. Voor ons is dat geen discussiepunt. Maar waar we ons ten volle in verheugen mogen, is dat er voor ons -men­sen- hier en nu leven mogelijk is. en dan niet in de zin van een moeitevol proberen er in een schier uitzichtloos bestaan nog maar het beste van te maken, maar overeenkomstig het volle leven dat onze hemelse Vader van meet af aan voor de mens bedoeld heeft. Dat leven mag langzaam maar zeker in de gemeente van Jezus Christus openbaar komen, precies zoals dat zo’n 2000 jaar geleden bij Jezus zichtbaar werd.

Geen enkele gelovige zal er moeite mee hebben dat dat bij Jezus het geval is geweest, maar of dat voor ons bereikbaar zal zijn (en dat nog wel in dezelfde mate als bij Jezus) is iets wat minder gemakkelijk ingang vindt.

Het is echter niet zo bijster interessant wat u en ik er van vinden; het is van veel meer waarde wat Jezus ervan denkt. En Hij zegt (volgens Joh. 14:12): “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen, en gro­tere nog dan deze”. Jezus ge­bruikt hier zelfs de overtreffende trap, dus zullen onze werken die van hem nog gaan overtreffen!

Zullen we dan echt iets groters tot stand kunnen brengen dan Hij gedaan heeft? Velen denken dat dat alleen maar kan slaan op de uitbreiding van het werk van de Heer over het hele rond der aarde. Jezus beperkte zich, overeenkom­stig zijn van de Vader ontvangen opdracht, tot het grondgebied van Israël en dat van Samaria. Maar voor ons, zijn volgelingen, gelden geen geografische beperkingen. Want Jezus zei tot zijn discipelen: “Gaat dan heen en maakt al de volken tot mijn discipelen” (Matt. 28:19).

Toch denk ik dat de ‘grotere dingen’ eerder een ander aspect in zich dragen. Wat Jezus vol­bracht heeft in het goddelijk heilswerk voor de mensheid, is uniek en voor geen herhaling door ons vatbaar. En wat het openbaren van het zoonschap Gods betreft, daarin zullen wij Hem in het resultaat nooit kunnen overtreffen.

Maar de weg ernaar toe overspant voor ons een grotere afstand, gezien de beschadigde toestand van waaruit onze start nu eenmaal plaats moet vinden. Dit in tegen­stelling tot het gave begin van Jezus, die rechtstreeks door de Vader in het leven geroepen is. Een leven dat altijd ongeschonden is gebleven en dus van meet af aan dichter bij het door de Vader beoogde geestelijke zoonschap lag.

In elk geval ging Jezus er vanuit dat er voor de mens die Hem toebehoort, leven is. Leven hier en nu op de plaats die onze liefde­volle Vader ons gegeven heeft: in zijn nabijheid, in de hemelse gewesten. En dat is immers het eeuwige leven, het kennen van (of gemeenschap hebben met) de eeuwige God en de door Hem gezondene, Jezus Christus (Joh. 17:03).

Het zal gezien worden

De zonen Gods komen openbaar, dat mogen we zeker weten! En wat openbaar komt, zal door de mensen om ons heen gezien worden. Maar er speelt meer. Paulus schrijft in onze leidtekst dat door middel van de gemeente de veel­kleurige wijsheid Gods bekend zal worden bij de overheden en de machten in de hemelse gewesten.

Maar waarom moeten de machten der duisternis zonodig bekend worden met de wijsheid van onze hemelse vader? Nou, daar worden ze helemaal niet mee bekend! Uit niets blijkt dat aan de verdorven overheden van Satans rijk, god­delijke wijsheden verspild moeten worden. Wat hun echter ongetwij­feld op zal vallen, is dat Gods veelkleurige wijsheid door de gemeente van Jezus Christus, dus door mensen, gedragen zal wor­den.

Gods plan met de mens nadert zijn voltooiing, en dat betekent een forse streep door Satans re­kening. Hij is er niet in geslaagd Gods schepping blijvend van haar kroon te beroven. Niet hij is de­gene die aan de touwtjes trekken kan, maar de mens gaat beant­woorden aan Gods oorspronke­lijke plan.

Satan heeft alles in het werk ge­steld om mensen Gods tot een hilariteit oproepend schouwspel voor mensen en engelen te maken (1 Kor. 04:09), maar God heeft de negatieve elementen daarvan in Jezus Christus ontkracht. Hij overwon de overheden en de machten aan het kruis van Golgotha. En door deze allesom­vattende overwinning verschaft Hij ons de wapens om op onze beurt óók over Satans geestelijke legerhorden te zegevieren.

Het schouwspel voor mensen en engelen heeft een totaal andere beeldvorming gekregen. Het is niet langer doorspekt met nega­tieve elementen, maar het heeft door de veelkleurige wijsheid van de Vader een positief imago ge­kregen. In de mens die in Christus Jezus is ingevoegd en daarmee deel uitmaakt van diens lichaam, komt Gods wijsheid in al haar geestelijke kleurschakeringen tevoorschijn. God vol voert zijn plannen niet in zomaar wat een­lingen hier en daar over de wereld verspreid, die allemaal een eigen voorstelling hebben van hoe die plannen in te vullen zijn. God heeft zijn plannen onmiskenbaar verbonden met de gemeente van Jezus Christus.

In welke zin was Paulus voor God een uitverkoren werktuig? Alleen om in z’n uppie voor koningen te getuigen? In (Hand. 09:18) staat er nog bij, dat hij dat te­vens zou doen voor heidenen en kinderen Israëls. Niet opdat er meer eenlingen in God zouden gaan geloven, maar opdat er wereldwijd een gemeente zou ontstaan -een lichaam- dat naad­loos zou passen bij het door Hem gegeven hoofd, Jezus Christus.

Het is overeenkomstig Gods eeuwige voornemen, dat wij ons bewust worden van de door Hem verschafte mogelijkheden om bij Hem beven bezig te zijn. In (Ef. 03:11-12) wordt dit duidelijk beklemtoond.

We zullen hierin vrijmoedig zijn en met vertrouwen in de Vader belijden en ervaren dat wij de toegang tot zijn heiligdom hebben. Want in het hemels heiligdom mogen we de ganse breedte, lengte, hoogte en diepte van Christus gaan vatten.

Voor we bij de strijd terecht­komen, daarom de volgende keer het één en ander aan de hand van de brief aan de Efeziërs, (Ef. 03:13-21).

 

Onaantastbaar (gedicht) door Piet Snaphaan

De naam van Jakobs God make u onaantastbaar” naar Psalm 20 vers 2b(Ps. 020:002b).

Onaantastbaar zijn in wezen,
zoals Jezus was op aard.

Dat is als goud om naar te streven,
om ook dagelijks zoals Hij te leven,
het allermooiste wat bestaat.

 

Een heerlijk doel om te bereiken,
de naam van onze God maakt ‘t waar.
Als wij, Hem zelf de hand toereiken,
dan zal ’t straks werkelijk gaan blijken,
door ’t zoonschap komt het openbaar.

 

Welk een rijkdom wacht Gods zonen,
straks ook onaantastbaar zijn.
Zover gaat het zeker komen,
onaantastbaar, ja volkomen,
ook één met God, in alles zijn.

 

De groei naar volwassenheid door Margreet Gast

Eens was u een kind. Ik ook, natuurlijk. Maar we hebben ons kinderlijke doen en denken in­gewisseld voor volwassen gedrag, vooral dank zij onze opvoeders. Niemand zou ook anders ver­wachten, de jaren in leeftijd in aanmerking nemende.

“Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man geworden ben, heb ik afgelegd wat kinderlijk was”, schrijft Paulus aan de Korinthiërs (1 Kor. 13:11).

Ook de kinderen Gods beginnen als zuigeling, en ook voor hen is groei naar volwassenheid van­zelfsprekend. Maar… gebeurt dat ook werkelijk in ieder christen­leven? (Heb. 05:12-14).

Kenmerken van een kind

Enkele kinderlijke kenmerken, die men niet meer behoort te vinden bij volwassenen, zijn bijvoorbeeld:

* sterk op personen gericht zijn, (denk aan de ouders, de juf van school).

* impulsief, alles er uit flappen. (Dit kenmerk in positieve zin – spontaniteit en eerlijkheid- moeten we als volwassenen maar beter niet verliezen!)

* gericht op het natuurlijke; geïmponeerd door uiterlijke schittering.

* egocentrisch: de wereld draait om hen.

* reagerend vanuit gevoelens en innerlijke impulsen.

* beïnvloedbaar.

Onmondigen in Christus

De Bijbel spreekt van ‘zuigeling’ of ‘onmondige’. Daarmee wordt bedoeld, iemand die naar het aantal jaren dat hij christen is, volwassen zou mogen zijn, maar toch nog blijkt als een kind te spreken, voelen en overleggen. Zij worden genoemd: onveranderd, vleselijk, natuurlijk.

Bij een onmondig christen kan men bijvoorbeeld vinden:

* beïnvloedbaarheid (Ef. 04:14). De onmondige is snel onder de indruk van imponerende woorden van mensen, of door sensationele wonderen die elders gebeuren. Dan moet dat in de eigen ge­meente ineens ook anders!

* het niet aankunnen geestelijke verantwoordelijkheid te dragen (Gal. 04:01-02; Heb. 05:14).

Onmondigen zijn er nog niet aan toe in de gemeente, binnen die­nende taken te functioneren. Zij moeten de tijd krijgen om toe te nemen in kennis des Heren en in geestelijk inzicht. Hun karakter moet nog gevormd en gesterkt worden

(1 Tim. 03:06).

Onmiddellijke bevrediging van de behoeften

Net als kleine kinderen willen onmondigen in de Heer de on­middellijke bevrediging van hun -uit gevoelens en impulsen . voortkomende- behoeften (Heb. 10:36).

Als een kind iets in zich voelt opkomen (pijn, honger, zin hebben om te gaan zwemmen, een impuls om iets kapot te maken), kan het moeilijk deze aandrang weerstaan. Er volgt meteen een reactie, met als doel dat wordt voldaan aan de ‘wens’. Een volwassene heeft geleerd te heersen over dergelijke impulsen.

Voor de onmondige christen is dit vergelijkbaar: hij is op zichzelf gericht en leeft uit gevoel, in plaats van uit geloof. Hij laat zijn gevoel bepalen wat zijn behoeften en no­den zijn. In zijn gedachten kan het dan bijvoorbeeld zo gaan: ‘Ik voel me ongelukkig, ondergewaardeerd. En Gods wil voor mij is immers, dat ik me waardevol en hooggeschat weet? Ik kan me pas gelukkig voelen en waardevol weten, als ik in het leven van mijn man op de eerste plaats kom’. Of: ‘Ik voel me zo gespannen. Jezus belooft toch vrede? Als ik meer geld heb, om alles waar mijn kinderen om vragen, te betalen, dan pas zal ik vrede ervaren’

De nood van de onmondige christen wordt geuit, op het mo­ment dat (en omdat) hij die voelt. Hij hanteert te goeder trouw be­loften uit Gods woord. Echter -redenerend vanuit zichzelf- geeft hij ook aan hoe in zijn op gevoel gebaseerde en op zichzelf ge­richte nood het beste kan worden voorzien.

Deze christen vraagt in zijn gebed of bij de voorbeden veelal om zaken voor het natuurlijke leven, voor zichzelf, en hij wil ook graag snel gebedsverhoring.

De onmondige christen kan ge­makkelijk teleurgesteld worden in God, omdat het met de gebedsver­horing tegenvalt. En dan? Wrok? Het geloof verliezen?

Volwassen zonen

We weten dat een kind van God mag toegroeien naar een heel ander spreken, voelen en over­leggen. Een volwassen christen wordt genoemd: geestelijk, ver­anderd, rijp, stabiel, toegegroeid naar Jezus die het hoofd is van de gemeente. Een volwassen christen leeft uit geloof.

Groeien gaat niet vanzelf. Daarvoor is nodig:

* praktisch oefenen in het onderscheiden tussen goed en kwaad (Heb. 05:14),

* daarbij onderwijs aannemende van degenen die in de gemeente daartoe door God worden ge­bruikt (Ef. 04:11-12). Kinder­lijke (kinderachtige?) eigenwijs­heid staat tegenover bereidheid opgevoed te willen worden, en dit alles niet zonder een persoonlijke relatie met Jezus de Heiland. Die relatie mag steeds dieper en sterker worden. Want, ons aan de waarheid houdende, toenemend in liefde, groeien wij naar volwassenheid.

En onze noden, welke zijn die? Onze gevoelens zijn een zeer onbetrouwbare gids om ons onze werkelijke noden te leren.’ Laten we ons toch door onze gevoelens niets laten wijsmaken! Het is de Heilige Geest die ons wijs wil maken! Die laat ons te rade gaan bij Degene die ons gemaakt heeft en die ons dus echt kent. God openbaart in zijn Woord wat wij werkelijk nodig hebben, hebben.

Dat is:

* vergeving van zonden,

* breken met de ongerechtigheid,

* herstel van onze relatie met God door Jezus Christus,

* bevrijding en genezing van ons innerlijk,

* vol worden met de liefde Gods,

* het doen van gerechtigheid,

* het dienen van de gemeente.

Jezus zelf is de vervulling van al onze behoeften.

Een volwassen zoon kan wachten

* Gebeden van God worden verhoord (1 Joh. 05:14).

* In onze noden wordt rijkelijk voorzien ( Filip. 04:19).

* De beloften worden verkregen (Heb. 10:36).

Een kind van God wordt mondig, door en tijdens het doen van de wil van God. Hij leert strijden en volharden. Hij leeft uit geloof. Hij vertrouwt op Gods tijd. Hij is wijs geworden doordat hij onderwij­zing aanvaardde van de Heilige geest. Zijn hart geneest. In wat hij nodig heeft, wordt volmaakt en overvloedig voorzien door de ene, grote, waarachtige, rechtvaardige God die zijn Vader is.

Wie zou niet streven naar deze volwassenheid?!

 

Israëls grote voorrecht door Wim te Dorsthorst

Zicht op Israël -6-

God maakt iets nieuws

In het vorige artikel hebben we al de woorden van de profeet Jesaja aangehaald, waar hij zegt: “Zie, Ik maak iets nieuws, nu zal het uitspruiten; zult gij er geen acht op slaan?” (Jes. 43:19)? Als dan Jezus, die wat het vlees betreft uit de Joden is voortgekomen, het evangelie Gods begint te predi­ken, zegt Hij: “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie” (Mark. 01:15).

Dit is als een bazuingeschal in de hemel en op de aarde.

De vraag is: welke tijd is vervuld?

En het antwoord is: die hele lange tijd die nodig is geweest om het nieuwe in vervulling te doen gaan. De tijd van de voorbereiding, de tijd van het oude, van de schaduw- bedeling, van wetten en bepalin­gen voor het vlees. De tijd van ceremonieën en offerdiensten, die toch niet werkelijk de zonde kon­den wegnemen. De tijd van sabbat en besnijdenis, van slavernij, van onder de wet als tuchtmeester leven. Die tijd was vervuld, heel specifiek voor het Joodse volk. De heidenvolken hebben hier immers nooit geen deel aan gehad.

Jezus is de vreugdebode Sions die aankondigt dat de lijdenstijd vol­bracht is (Jes. 40:01-11) en het Ko­ninkrijk Gods nabij gekomen is. Er breekt voor het Joodse volk een geweldige nieuwe tijd aan. Het oude is definitief voorbij.

“De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt evangelie gepredikt van het Ko­ninkrijk Gods” (Luc. 16:16).

Een nieuw verbond

Dit is de tijd van het nieuwe verbond waar de profeet Jeremia zo duidelijk van spreekt, als hij zegt: “Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Ik zal mijn wet in hun bin­nenste leggen en die in hun har­ten schrijven, ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn” (Jer. 31:31-33b;

Heb. 08:08-12).

Er wordt beweerd door Joden, maar ook door christenen, dat dit nog in de toekomst ligt wanneer God de draad weer op zal pakken met het oude volk. Dit is niet waar! Dit is in vervulling gegaan in Jezus Christus.

Jezus zegt: “En zie, Ik doe de be­lofte mijns Vaders op u komen” (Luc. 24:49; Hand. 01:04). De hei­lige Geest, waarmee het nieuwe verbond bezegeld werd, zou over het huis Israëls uitgestort worden, zodra Jezus zich na Zijn lijden, sterven en opstanding, gezet zou hebben aan de rechterhand Gods (Hand. 02:33; zie ook Ez. 36:26-28; Ez. 39:29).

Voor het eerst zou het echt Pink­sterfeest kunnen zijn voor het

Joodse “Volk, waarop de belofte van Joël machtig in vervulling zou gaan (Hand. 02:16-21). Niet langer het oude Pinksteren van de Sinaï. Dat was de bediening van de dood met letters op stenen gegrift (2 Kor. 03:07). Dit nieuwe is het Pink­steren van het Leven, waarbij de wetten Gods in het binnenste gelegd en in het hart geschreven wordt door de heilige Geest. Dit machtige evangelie, dat spreekt van zoveel grotere heerlijkheid (2 Kor. 03:07-11), was in de eerste plaats voor het Joodse volk.

Het recht van zonen

“Zij zijn de Israëlieten, hun is de aanneming tot zonen…”, zegt Paulus (Rom. 09:04). Wij hebben gezien (zie Levend geloof van juli/augustus) dat de belofte daar wel lag, maar dat het volk Israël onder de wet was als slaaf, on­mondig en in gevangenschap tot het tijdstip wat tevoren door de Vader bepaald was ( Gal. 03:23-25; Gal. 04:01-03).

In (Gal. 04:05-07) lezen we dan: “God heeft Zijn Zoon uit­gezonden…, om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden ver­krijgen. En dat gij zonen zijt – God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erf­genaam door God”.

En (Gal. 03:26) zegt nog:

“Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof in Christus Jezus”.

Dit alles is machtig vervuld op de Pinksterdag als de heilige Geest, de Geest zijns Zoons, wordt uit­gestort op het huis Israëls; dat wil zeggen: op het gelovige over­blijfsel daarvan.

Het is niet waar dat die belofte van het zoonschap ook nog op een speciale manier door God vervuld gaat worden aan het Joodse volk.

Er is maar één weg om tot zonen aangenomen te worden en dat is door het geloof in Jezus Christus (Gal. 03:26). De heilige Geest is de belofte des vaders die in de zegen van Abraham besloten lag en waarin alle geslachten van de aardbodem gezegend zouden worden (Gen. 12:03b; Gal. 03:08).

Daarom ook dat Paulus zegt: “Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof’ (Gal. 03:14).

Geloven in Hem die God gezonden heeft

Maar het is eerst voor het volk Israël. Niet meer door werken maar door geloof en genade. “Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waar­heid zijn door Jezus Christus gekomen” (Joh. 01:17).

Jezus zegt tot de Joden, in (Joh. 06:29): “Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die God gezonden heeft”. Dat was, en dat is nu nog, de boodschap voor de wereld, maar in de eerste plaats voor het Joodse volk. Ook als Jezus zegt: “Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet ge­looft, dat Ik het ben, zult gij in uw zonden sterven” (Joh. 08:24).

Dat zijn woorden die nog onver­kort van kracht zijn voor ieder die zich er op beroemt bij het Joodse volk te behoren. Hij Is de beloof­de Messias en de Joden zullen moeten geloven dat hij het is. Hij is het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt (Joh. 01:29). Een ieder die Jezus niet erkent en in Hem gelooft, zal sterven in zijn zonden en in het dodenrijk neer­dalen waar ook geen enkel onder­scheid is, ongeacht religie of nationaliteit.

Alleen het leven in het Konink­rijk Gods, door het geloof in Jezus Christus en de heilige Geest, is eeuwig en blijvend.

Alle religie, zonder enig onder­scheid, ook van de Joden die bij het oude willen blijven, is uit het vlees en eindigt daarom bij het sterven. En ook bij de opstanding speelt het geen enkele rol of men Hindoe, Moslim, Jood of wat dan ook geweest is, want een ieder wordt geoordeeld naar zijn wer­ken (Openb. 20:12-13), door Hem die rechtvaardig oordeelt, Jezus Christus, onze Here (lees Matt. 35:31-46).

Jezus een dienaar van de besnedenen

Daarom is de oproep van Jezus aan het Joodse volk: Bekeert u en gelooft het evangelie van God, want daarin ligt de vervulling van de hele Schrift. Wie Jezus aan­neemt, is niet langer onder de toorn, onder de vloek, onder het oordeel, maar is overgegaan van de dood in het leven en is dan reeds geoordeeld, want dit alles is op Hem geweest (Joh. 05:24; Joh. 03:36; Joh. 08:51; Gal. 03:13).

Alle christenen die zo’n moeite hebben met het zicht op Israël, zou ik de raad willen geven: Lees de evangeliën eens en besef dan dat ieder woord, dat Jezus sprak, tot het Joodse volk gericht was. Zeker, ook tot de hele wereld, maar in de eerste plaats tot de Joden, die Zijn toehoorders wa­ren. Zo wilde God het. Dit volk waar de beloften aan waren ge­geven, had het eerst het recht deze blijde tijding te horen. Voor hen was de tijd vervuld.

In (Hand. 03:25-26) spreekt Petrus in dit verband de geweldige woorden: “Gij zijt de zonen van de profeten en van het verbond, dat God met uw vaderen gemaakt heeft, toen Hij tot Abra­ham zeide: En in uw nageslacht

zullen alle stammen der aarde gezegend worden. God heeft in de eerste plaats voor u zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u ge­zonden, om u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden”.

De apostel Paulus zegt het met de volgende woorden: “Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een die­naar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen” (Rom. 15:08; De Petr. Can. vert. spreekt van: vervullen).

Jezus Christus is Gods Knecht die als dienaar kwam voor het Joodse volk om al Gods beloften in ver­vulling te doen gaan. Zelf zegt Jezus: “Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls” (Matt. 15:24).

Tot een val en een opstanding voor velen

Het overgrote deel van die ver­loren schapen hebben Hem echter niet als hun Herder erkend en Hem verworpen. Ze waren wel godsdienstig en hadden grote ijver voor de wet en wilden zo hun eigen gerechtigheid hand­haven en zich niet aan de gerech­tigheid Gods, door het geloof in Zijn Zoon, onderwerpen. Daar­om hebben zij zich gestoten aan Jezus, die het einde van de wet is voor ieder die gelooft. (Lees Rom. 09:30 – Rom. 10:04).

De oude Simeon profeteerde het al toen Hij het kind Jezus in de armen had en sprak: “Zie, deze is gesteld tot een val en een op­standing van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt, opdat de overleggingen uit veler harten openbaar worden” (Luc. 02:35).

God zij gedankt is Jezus -door de eeuwen heen- ook voor velen van het Joodse volk tot een opstan­ding geweest.

Aan het einde van Jezus’ bedie­ning weent Hij over het volk en de stad Jeruzalem en zegt: “Jeruza­lem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezon­den zijn; hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild”.

En dan het trieste gevolg van deze onwillige houding: “ Zie, uw huis wordt aan u overgelaten” (Matt. 23:37-38; Luc. 19:41). De Willibrordvertaling zegt: “Zie, uw huis zal onbewoond achtergelaten worden”.

God heeft de tempel verlaten

De profeet Jeremia profeteerde al van deze afschuwelijke gebeurte­nis met de woorden: “Ik heb mijn huis verlaten, mijn erfdeel verwor­pen; Ik heb mijn zielsgeliefde gegeven in de greep van haar vijanden. Mijn erfdeel was Mij geworden als een leeuw in het woud, het had tegen Mij gebruld; daarom ben Ik het gaan haten” (Jer. 12:07-08).

Ze hebben inderdaad tegen Hem gebruld: Kruisig Hem! En als Jezus sterft, dan scheurt het voorhangsel van de tempel van boven naar beneden (Matt. 27:51), als bewijs dat God niet meer in dat aardse huis aanwezig is. Als dan in het jaar 70 de tem­pel wordt verwoest, zoals door Jezus, en ook door de profeten, voorzegt is, dan houdt het be­staan als volk van God en als religieuze natie op (zie bijv. Matt. 24:01-02; 1 Kon. 09:07-08; Micha 03:12; Jer. 07:34).

De schaduw die er was tot Christus had geen functie meer, naast de geestelijke werkelijkheid die in Hem gekomen was.

In de hoofdstukken 5 tot en met 10 van de brief aan de Hebreeën is dit duidelijk beschreven.

De scheidsmuur is afgebroken

De komst van Jezus Christus was het hoogtepunt voor het volk Israël. Hij zou hen verlossen met een eeuwige verlossing en al de beloften Gods zouden in Hem vervuld gaan worden (Jes. 45:17; 2 Kor. 01:20).

Maar Zijn komst was ook het hoogtepunt voor de hele mens­heid. De profetie dat God met groot erbarmen Zich weer zou ontfermen over de volken ging in vervulling (Jes. 54:01-08; Hand. 17:30). De scheidsmuur, die scheiding maakte tussen Joden en heidenen, zou verdwijnen.

Wij lezen hiervan: “Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebreken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten wer­king gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijand­schap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren” (Ef. 02:14-17).

De Joden kunnen zich dus niet langer beroepen op hun bijzon­dere positie, want die bestaat niet meer. Van nu af aan zou er één groot volk Gods gaan ontstaan * bestaande uit Joden en heidenen, uit alle volken, stammen, talen en natiën. Niemand heeft daarin een voorkeurspositie want in Christus is er geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk, al­len zijn immers één in Christus Jezus (Gal. 03:28).

Met een variant op het woord van Jezus, in (Matt. 19:06), zou ik willen zeggen: ‘Wat God afgebroken heeft, dat bouwe de mens niet meer op’.

 

De weg omhoog door Froukje Huis

Nein’, zegt de man, ‘das Auto ist nicht da’, Frau M. ist nicht zu Hause’.

‘Schade’, vinden wij, ‘danke vielmals’.

‘Ze is er niet’, rapporteren we als we weer bij de anderen zijn.

‘Wat nu?’

‘Zelf gaan kijken’, oppert iemand, ‘misschien is ze wel in het huisje’.

En daar gaan we dan. Op zoek naar ons vakan­tiehuisje. Het ligt ‘maar’ 7 km van het dorp, dat wil zeggen 700 meter hoger en 70 bochten ver­der, zoals we even later ontdekken.

Het weer is somber, maar het zicht goed en de weg is duidelijk aangegeven, wel echter aan de smalle kant en er zijn nogal wat tegenliggers. De motor doet zijn best de zwaar beladen auto naar boven te krijgen. Sjonge wat een bochten en bij elke bocht denken we: nu zullen we er wel zijn! Maar de weg slingert zich nog verder omhoog en wat zegt de folder? ‘Boven op de berg’.

Maar we komen er! Een mooi huisje, maar geen Frau M. De deur is en blijft gesloten en dus… gaan we de 70 bochten weer naar beneden. Intussen wordt de lucht steeds donkerder en langzaam begint het te regenen.

Frau M. staat er op ons zelf naar boven te bege­leiden, al denken we het wel te kunnen klaren. Misschien zij ook? Want al gauw is ze uit het gezicht verdwenen.

Jammer dat het zo regent en wat vervelend dat de wolken zo laag hangen! Hee… daar is een zij­weg, waar nu heen? Je kunt de wegwijzers niet meer zien. Oei, een tegenligger die plotseling uit de mist (die inmiddels is komen opzetten) opdoemt. Gaat die bocht nou naar links of naar rechts? Was het hier nu zo diep naast de weg of zijn we er al voorbij?

De mist wordt steeds dichter. Hoe ver zouden we zijn? Even lijkt het dat we niet verder kunnen en dan opeens wordt het lichter en staan we op het parkeerterrein. We slaken een zucht van verlich­ting.

Gaat onze geestelijke weg ook niet vaak zo?

De Bijbel spreekt over een ‘smalle weg’ die “ver­der omhoog voert’. Misschien zijn er geen tegenliggers, maar wel tegenstanders die je het liefst in de diepte zouden smijten, opdat je het doel maar niet zult bereiken. En ook zijwegen zijn er genoeg met (valse) wegwijzers erbij. Dan heeft de tegenstander zich vermomd als vriend. Maar wanneer je rechts of wanneer je links zou willen gaan, zullen je oren achter je het woord horen: ‘Dit is de weg, wandel daarop. Immers, Jezus is ons wel voorgegaan, maar niet uit het gezicht verdwenen. Hij is door de heilige Geest onze Leidsman en zegt: ‘Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’.

En als de mist te dik dreigt te worden en we de weg niet meer kunnen onderscheiden, is zijn woord een lamp voor onze voet en een licht op ons pad: ‘Gij hebt mijn rechterhand gevat, Gij zult mij leiden door Uw raad’ (Ps. 073:023-024). Met Hem komen we veilig aan de top.

Goede reis!