Selecteer een pagina

Levend Geloof – 352

  1. 10 Levend geloof nr. 352

De halve of de hele waarheid? door Gert Jan Doornink

Hoe gaan wij om met de waarheid?

De strijd tussen waarheid en leugen is, vanaf het moment dat satan de mens verleidde, in volle gang en zal doorgaan totdat uiteindelijk de waarheid volkomen zal hebben getriomfeerd. Bij deze strijd is ieder mens betrokken.

We leven in de overgangstijd naar de eindvoltooiing aller dingen. Jezus heeft weliswaar de satan -de inspirator van alle kwaad en dus ook van de leugen- overwonnen, maar Hij is de ‘eerstgeborene onder vele broederen’. Van zijn volgelingen wordt gevraagd om ook te overwinnen. De volgelingen van Jezus zijn de leden van de ware gemeente van Jezus Christus. Zij vormen de ‘nieuwe scheppingen’ waarvan Paulus spreekt in (2 Kor. 05:17). Bij hen is ‘de leugen’ al vervangen door ‘de waarheid’. Al behoort dat natuurlijk nog gerealiseerd te worden in het leven van elke dag.

Dit is een proces, een ontwikkeling waarvoor geestelijke groei een vereiste is. Terecht wordt in de Hebreeënbrief gesproken over melkvoeding en vaste spijs. Dat laatste is de voeding voor volwassen christenen, die “door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad”, dus ook van waarheid en leugen.

Is de Geest der waarheid in ons?

Voor de noodzakelijke geestelijke groei is het primair van groot belang gedoopt te zijn met Gods Geest. Jezus sprak veel over de komst van de Geest, als Hij niet meer op aarde zou zijn. Alles wat Hij over de Geest zei vond ongetwijfeld zijn climax in de uitspraak: “Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen naar de volle waarheid” (Joh. 16:13). Eerder had hij al van zichzelf gezegd: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de vader dan door Mij” (Joh. 14:06). Zoals Jezus ‘de waarheid’ beleefde en voor ‘de leugen’ de deur gesloten hield, is Hij een voorbeeld voor allen die behoren tot de gemeente van Jezus Christus.

Het is een misverstand te denken dat Jezus ‘de waarheid’ automatisch beleefde. Ook Hij moest de gehoorzaamheid leren (Heb. 05:08), ook Hij werd gedoopt met de heilige Geest. Wie denkt dat Hij, omdat Hij Gods Zoon was, een streepje voor had, kan zich gemakkelijk verschuilen achter de gedachte dat wij dit leven van overwinning over de zonde, van beleving van de waarheid zonder dat er nog plaats is voor de leugen, niet waar kan maken.

Bovendien behoren we ons te realiseren dat God nooit iets van ons vraagt, wat we niet kunnen realiseren. Feitelijk vraagt God niets van ons, maar verwacht Hij van ons dat we in en door Zijn waarheid leven. We zijn immers ook uit God geboren en al wat uit God geboren is, kan niet zondigen (1 Joh. 03:09), kan dus ook niet meer liegen of in de leugen leven.

Is ieder mens leugenachtig?

Sommige christenen hebben moeite met de uitspraak van Paulus dat ieder mens leugenachtig is (Rom. 03:04). Zij zeggen: ‘Zie je wel, als iemand als Paulus al zegt dat ieder mens leugenachtig is, hoe kan ik dan ooit zover komen, dat er in mijn leven nooit meer een leugen voorkomt, zelfs geen leugentje om bestwil?’

Enkele opmerkingen in dit verband:

Zolang de mens geen nieuwe schepping in Christus is, staat hij onder invloed van de vorst der duisternis, de vader der leugen. Hij kan proberen nog zo voorbeeldig en goed te leven, hij kan een sterk karakter hebben, op cruciale momenten zal hij toch voor de bijl gaan door te liegen. Wat dat betreft is ieder mens leugenachtig, al komt het bij de één meer tot openbaring dan bij de ander. Ook een verborgen leugen is een leugen en wordt vroeg of laat toch ontmaskerd. Denk aan het spreekwoord: “Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel’.

Paulus zegt echter nog iets méér dan dat ieder mens, voordat hij Christus heeft leren kennen, leugenachtig is. Hij laat deze uitspraak voorafgaan door de opmerking dat God waarachtig is! God is vol waarheid, in Hem bevindt zich geen enkele vorm van leugen. Hij kan niet liegen, hij is puur waarheid. De consequentie hiervan is, dat iedereen die uit Hem (weder)geboren is, naarmate hij geestelijk groeit, dit ook gaat beleven!

Dit is ook de praktische ervaring van elk kind van God. Voor de leugen -de grote en de kleine- is steeds minder plaats. Zijn geweten klaagt hem ogenblikkelijk aan als het nog eens weer misgaat. Maar uiteindelijk triomfeert de waarheid. Ook in dit opzicht is het ‘beelddrager van Christus zijn’ geen theorie maar werkelijkheid.

Wanneer de waarheid niet doorbreekt. . .

Hoe komt het echter dat bij sommige kinderen Gods de beleving van de waarheid maar niet wil doorbreken? We hebben al gewezen op de noodzaak van de doop met Gods Geest en geestelijke groei. Als die achterwege blijft, blijft men bij wijze van spreken een halve-waarheid christen. Men zegt wel in de waarheid te geloven, maar maakt het niet waar in zijn leven.

Soms blijkt dat er geen bevrijding heeft plaatsgevonden van bepaalde leugenmachten, die zich onder allerlei benamingen kunnen manifesteren. Sommige kinderen Gods blijven bezet gebied, tenzij ze de leugenmachten afleggen of zich ervan laten bevrijden. Men zal in deze zelf moeten beslissen, maar waarom zouden we vasthouden aan ‘de leugen’ als ‘de waarheid’ zo dichtbij is?

De waarheidsbeleving in deze tijd

De waarheid maakt vrij! Deze eeuwenoude waarheid door Jezus als eerste en daarna door Paulus en de andere apostelen uit­gesproken èn waargemaakt, is vandaag actueler dan ooit. Vooral als we bedenken dat de vorst der leugen, naarmate zijn tijd beperkter wordt, hoe langer hoe geraffineerder te werk gaat om mensen in de leugen-ondergang te dompelen. Hele systemen en leringen zitten vol leugens en sleuren miljoenen mensen mee in hun kielzog. Uiteindelijk zal dit culmineren in de openbaring van de antichrist. Met de voorlopers hebben we al kennisgemaakt. Denk aan het nationaalsocialisme, waarvan de propaganda- minister Joseph Goebbels destijds zei: ‘Het is niet voldoende om alleen maar te liegen, je moet ernaar streven de grote leugen te vertellen’.

In deze eindtijd gaat de scheiding der geesten zich hoe langer hoe meer voltrekken. (Openb. 22:11) gaat werkelijkheid worden, want: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht en wie vuil is hij worde nog vuiler”. Dat is de ene kant van de medaille. Maar de andere kant is: “Wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid en wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. Daarom kunnen we ook niet volstaan met een halve waarheid, het gaat om de volle waarheid. Geen geloof in een verwaterd evangelie, waarbij de leugen zich kan handhaven, maar geloof in het volle evangelie, waarbij de leugen ontmaskerd en overwonnen wordt.

De waarachtige gelovige laat zich daarom ook geen angst aanjagen door de leugenvorst, op welke wijze deze zich nog gaat openbaren. Hij heeft de waarheid hoog in zijn vaandel geschreven en staat los van iedere besmetting of infiltratie uit het rijk der duisternis. Evenals Jezus wordt hij immuun voor de leugen en is vol van de waarheid, die hij niet alleen kent als leerstelling, maar ook praktisch in het dagelijks leven waarmaakt!

 

 

Voorbij de schemerkant Door Astrid Poldervaart

 

De beschaving

is een prooi van de vervaging,

alles wordt getolereerd

niets is meer verkeerd.

 

Leve de tolerantie

de moraal kan op vakantie

alles kan, is dat niet fijn

gewoon meer water bij de wijn.

 

En zo blijven we verdunnen

je moet je naaste toch wat gunnen

al verdwijnt de kwaliteit

het is een must in deze tijd.

 

Voor de verruiming van de geest

moet je zijn bij de new age

je hebt niemand meer nodig

om tot spirituele hoogte te komen.

 

Lukt dat niet tot groot verdriet

vergeet dan ook de karma niet

zeven levens heb je tijd

om af te komen van je narigheid.

 

Het volgen van de meerderheid

zet weinig zoden aan de dijk

het gaat van kwaad tot erger

dat is het werk van de verderver.

 

Hij gaat heel subtiel te werk

je wordt zo zonder dat je ’t merkt

prooi van zijn verzinsels

gekapseld in gedachtenspinsels.

 

Ik hoor een stem in de woestijn

die roept: van water maak Ik wijn

door Mijn kracht is de vervaging

opgelost tot een verdwazing.

 

Alles wat tot leven leidt

vind je in Mijn koninkrijk

al het Mijne is voor jou

als je je aan Mij toevertrouwd.

 

Ver voorbij de schemerkant

zal Ik zijn, daar is Mijn land

jouw leven komt daar tot z’n recht

want alles wat daar is, is echt.

 

Ik hoor een stem in de woestijn

die roept: kom, Ik wil bij je zijn

geef Me je hart, geef me je hand

Ik leid je voorbij de schemerkant.

 

Leer ons bidden… door Cees Maliepaard (5)

“. . . Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op aarde” (Matt. 06:10b).

“Uw koninkrijk kome. . . ” leerde Jezus ons bidden. Als die bede ons ernst is, zullen we bereid moeten zijn burgers van dat koninkrijk te worden. En dat zal alleen dan kunnen, als we oog hebben voor de geopenbaarde wil van onze hemelse vader. Als we de Vader vragen dat zijn wil op aarde net zo als in de hemel geschieden zal, zullen we tenminste serieus op die wil gericht dienen te zijn.

God wil het!

Dat is een uitdrukking die in de loop der eeuwen, door de mensen in allerlei situaties gebruikt is.

Daarbij is het altijd zaak, je af te vragen of de Vader zich wel vinden kan in dat wat als zijn wil gedoodverfd wordt. De kruis­vaarders slaakten deze kreet bij hun pogen Palestina op de Turken te veroveren. Maar van het volbrengen van Gods wil, hadden zij niet veel meer kaas gegeten dan de heidense Turken die ze belaagden. Ze snapten er werkelijk niets van!

In het volvoeren van de wil van onze hemelse Vader heeft de mens een actieve rol, dat mag wel duidelijk wezen. Maar hoe leer je die wil kennen? Ik dacht uit de openbaring van het woord Gods. Dat is, zeker voor de algemene richtlijnen, het geschreven woord Gods. Men vindt die in de bijbel, zoals dat blijkt uit

(2 Tim. 03:16-17). Daar staat: “Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust”.

Door de leiding van Gods Geest worden we in staat gesteld, de gedachten van de Vader eruit te distilleren. Dat voorkomt dat we alleen dat ter harte nemen wat in ons straatje te pas komt. Aan de andere kant voorkomt het tevens dat we elk Bijbelwoord als maatgevend zouden gaan beschouwen – ook die gedachten die klaarblijkelijk niet door God ingegeven zijn.

De wil van de Vader (ook voor het persoonlijke leven) kan nog nader verduidelijkt worden door het spreken Gods in eigen hart en door profetieën die God in zijn huisgezin geeft. Toetsing van de profetieën is zonder meer noodzakelijk, en ook zal niemand er vanuit dienen te gaan dat alles wat men als zekerheid in het hart ervaart, per definitie van de Vader der lichten komt. Een door een ander uitgesproken profetie, zal zeker in het hart van de betrokkenen bevestigd worden. En andersom zal Gods open­barende stem in je innerlijk, ook van elders bevestigd worden. Ga dus niet al te vlug in op wat zich (al dan niet door mensen heen) vanuit de geéstelijke wereld aandient als zijnde de geopen­baarde wil van de hemelse Vader. Wacht zeker op de bevestiging die Hij geven zal.

Wat wil God dan?

We lazen in 2 Timotheüs, dat God wil dat de mens die Hem toebehoort, volkomen toegerust zal wezen tot het doen van alle goed werk. Dat houdt dus iets anders in, dan altijd geestelijk op je tenen te moeten lopen in een niet blijvend vol te houden pogen, de wil van God in je leven te volbrengen.

Als een natuurlijke christen aan de wil van de hemelse Vader probeert te voldoen, zal hem dat hoogstens ten dele gelukken en waarschijnlijk ook niet voor onbepaalde tijd. Net zoals het Nederlandse leger in de meidagen van 1940 opzienbarende resul­taten boekte op de Grebbeberg en op de Rotterdamse Maasbruggen, maar niet lang stand kon houden tegen een overweldigende over­macht van goedgetrainde soldaten van het zogenaamde derde rijk. Een overmacht die bovendien veel beter en moderner was uitgerust.

God wil dat we berekend zijn op onze taken. Niet persé voor allerlei zaken die we eigenmachtig ter hand nemen, maar wel voor de taken die Hij elk mens persoonlijk heeft toegedacht. Moet je daarvoor dan eerst verschrikkelijk sterk worden? Is het zaak je innerlijke imago tot ongekende hoogten op te vijzelen? Allerminst! Een mens zal zich tegenover de machten der duisternis niet groter voordoen dan hij is, en naar de mensen toe trouwens ook niet. Dat is ook helemaal niet nodig. Onze innerlijke kracht wordt niet afgelezen aan onze inzet, ons en­thousiasme en de mate van onze menselijke kracht in de hemel en op de aarde, maar die krijgt gestalte voor zover wij ‘in de Heer’ zijn en Gods kracht in ons openbaar kan komen.

Wanneer we ons leven naar Gods gedachten inrichten, zullen we instaat zijn Gods wil in de hemel te volbrengen en in precies dezelfde mate ook op de aarde. De goede engelen volbrengen Gods wil in de hemel van Gods heerlijkheid op grond van de tot hen gerichte woorden Gods.

 

De mens, die in Christus weer goed geworden is (zéér goed zelfs), zal evenals Gods engelen in de hemel bezig zijn. En de Vader zal zijn engelen gebieden de mens te ondersteunen in zijn hemel en aarde omvattende opdracht, opdat de wil van de Vader op aarde net zoals in de hemel geschieden zal.

Hoe vul je dat in?

De mens Gods kan dat maar op één manier bereiken, namelijk door zich te richten op wat de Vader ons in het vooruitzicht stelt: het goede, welgevallige en het volkomene. Wanneer alles naar Gods maatstaven goed, Gode welgevallig en zelfs volkomen is, is de situatie in allen dele in de hemel en op de aarde naar de onveranderlijke wil van de Vader.

Dat lezen we in (Rom. 12:02). Daar staat niet dat wij moeten streven naar de volmaaktheid, maar daar reikt de Heer ons een kostelijke gedachte aan, namelijk dat de vernieuwing van denken uitmondt in erkenning van het goede, welgevallige en volkome, als zijnde de doelstelling van God.

Wij zijn dus niet alsmaar bezig ons naar de volmaaktheid uit te strekken, maar zijn vanuit de hervorming van onze gedachten, doende met de verdere doorwerking van Gods gedachten van heil over ons.

Gods plan voorziet in alles wat we nodig hebben. En naar gelang we daar meer van ontdekken, zullen we ons er ook meer van kunnen toe-eigenen. Gods wil is wet in de hemel van zijn heerlijkheid. En daar is onze wandel, daar hebben we deel aan de geestelijke wet­matigheden die gelden voor de met Gods Geest doordrenkte kinderen van het Koninkrijk. Als wij bidden of Gods wil op aarde net zoals in de hemel geschieden zal, zal dat in de van God gegeven verhoring zeker voor de mens de bevestiging inhouden dat hij in wezen ondeelbaar is. In de hemel en op de aarde, zowel in de geestelijke als in de natuurlijke wereld ofwel naar het innerlijk zowel als naar het lichaam, mag de mens beelddrager van God wezen.

Want ook de Heer, onze God is één en ondeelbaar. Het is vol­komen naar de wil van onze hemelse Vader, dat dit goede, ondeelbare principe in de mens in harmonie met Zijn wezen zal zijn. Nu is dat nog in onvolkomenheid, nu is dat nog ten dele, maar straks helemaal. . . net zo loepzuiver als het in Jezus openbaar gekomen is. Om ons natuurlijke lichaam in stand te houden, is er wel het één en ander nodig. Voor ons geestelijk lichaam trouwens ook.

Zou (Matt. 06:11) daar iets mee te maken hebben? Graag daar in het volgende nummer wat meer over.

 

 

Wie is mijn naaste? Door Duurt Sikkens

Mijn naaste. Wie is dat? Doorgaans overheerst de mening dat ‘alle mensen’ je naaste zijn en, indachtig aan de uitspraak van Jezus dat je geroepen bent deze lief te hebben, probeer je dit in praktijk te brengen.

Toch wil ik eens een andere kant hiervan belichten. Op de vraag waar­mee dit artikeltje begint antwoordt Jezus, in de parabel van de barmhartige allochtoon, dat de naaste degene is die jou barmhartigheid bewijst. Iemand die jou helpt, jou uit de misère haalt, jou steunt in moeilijke tijden. Waarom? Omdat-ie jou liefheeft en vlak bij je is. ‘Naast’ is de overtreffende trap van na. (Na – nader – naast).

Over ’t algemeen zijn mensen geneigd om hulp af te weren: “Ik red me wel (met de Heer. . . )” of “Laat me maar”. Soms om egoïstische redenen, soms om een ander niet te willen belasten met jouw problemen. Maar daarmee ontzeg je een ander wel de mogelijkheid om jou barmhartigheid te bewijzen, om jouw naaste te zijn.

Het woord is vlees geworden wil ondermeer zeggen dat Gods liefde gestalte heeft gekregen in een mens. Datzelfde woord krijgt ook gestalte, wordt vlees en bloed, in je broers en zusters, tenminste, wanneer je hen de kans daarvoor geeft. Voor iemand in wie je Gods barmhartigheid herkent durf je je wel bloot te geven want die zal jou, met je beschadigingen en onzekerheden, respecteren en je ‘heel’ laten. Daarvoor hoef je je niet te schamen, want het zijn geen zonden, het zijn wonden.

Dan wordt een gesprek een echte ontmoeting in Zijn naam en wordt de echte mens, die uit God geboren is, tevoorschijn geroepen. Hoe dat kan? Omdat God met ons is. Wanneer je je naaste liefhebt, heb je degene lief die jou bemint. Dat is de gezindheid van de Zoon en de zonen. Ze worden volwassen in de liefde.

‘k Wou maar zeggen dat je eigenlijk God liefhebt die Zich openbaart in degene die naast jou staat. Daarom zijn deze twee geboden aan elkaar gelijk. Dan besef je dat je je naaste kunt liefhebben gelijk jijzelf wordt bemind door de vader in degenen die jou als hun broer of zus zien. Laat je liefhebben, dan zul je genezen en gelukkig zijn en merken hoeveel Vader van je houdt. Durf je te komen?

 

Persoonlijk. . . door Gert Jan Doornink

Dezer dagen hadden wij een (telefoon)gesprek met een voorganger van één van de gemeenten waar ik regelmatig mag ‘dienen met het woord’. Het was een goed gesprek. Eén van mijn principes is om te proberen altijd open te staan voor de mening van anderen. Je kunt van elkaar leren en hebben, voor de beleving van ons geloof, allemaal van tijd tot tijd correcties nodig. Wie meent dat zijn of haar visie de alleen zaligmakende is, zit er meestal juist naast, alleen al vanwege het feit dat hij dit standpunt -al of niet bewust- erop nahoudt.

We kregen een gesprek over het verdedigen van bepaalde interpretaties van de bijbel, waarbij de voorganger opmerkte dat we de bijbel niet hoeven te verdedigen, ook niet dat we Jezus hoeven te verdedigen. Wat van ons gevraagd wordt is ‘getuigen’. We kunnen nog zulke juiste standpunten hebben, als het niet ‘vertaald’ wordt in en door ons leven, heeft het geen waarde.

Dit geeft precies weer wat wij als redactie van “Levend Geloof’ als doelstelling hebben. Het gaat om de leer èn het leven. Wat de leer betreft zijn we erg duidelijk. De leer van het Koninkrijk der hemelen was, is en blijft onze basis. Maar deze leer behoort geïntegreerd te zijn in ons leven. Blijft dit achterwege dan heeft een leer, hoe zuiver ook, geen zeggingskracht.

Leer en leven horen bij elkaar, ze zijn niet te scheiden. Het is daarom ook onjuist te stellen dat de leer niet belangrijk is en dat het alléén gaat om het leven. Juist de volle beleving van ons geloof, zoals Jezus ons dat heeft ‘voorgeleefd’, zal zich meer en meer op gezonde wijze openbaren, als we dit voor ogen houden. Het werkelijke leven, zoals God dat voor ons in gedachten heeft, openbaart zich vanuit de leer. Een leer die we niet hoeven te ‘verdedigen’ maar waarvan we door ons leven getuigenis afleggen.   

 

Gods Geest tot onderpand door Evert van de Kamp

Bijna dertig jaar geleden hoorde ik iemand bepaald niet aardig zeggen: ‘Jullie hebben het altijd maar over de heilige Geest. Jullie bulken ervan’.

Een vriend zei één dezer dagen: “Het valt me op dat je de laatste tijd zoveel over de heilige Geest spreekt’. Dat klopt en dat zal ook zo blijven. Telkens weer blijkt hoezeer dat van belang is. De Geest maakt levend, Hij alleen.

Wedergeboorte en Geestesdoop

Er pleit veel voor om voortdurend over de Geest van God en zijn werk te blijven spreken. Maar al te dikwijls ontmoet je onwetendheid. Over de heilige Geest raak je trouwens nooit uitgeleerd. Velen zijn (nog) niet in de heilige Geest gedoopt.

Anderen wel maar leven door slordigheid of zelfs zonde niet

(meer) door de Geest. Er is ook veel onzekerheid over de werking van de bovennatuurlijke Geestes­gaven. Door onbekendheid wordt de vrucht van de Geest wel aan­gezien voor de gaven van de Geest. Al die onduidelijkheid schept verwarring.

Veel misverstand ontstaat door het feit dat veel reformatorische en evangelische christenen leren dat de Geestesdoop gegeven is in de wedergeboorte. Iedere wederom- geborene zou automatisch de doop in de heilige Geest hebben ontvangen. Ik maakte ook mee dat een jongen mij zei: ‘Ik ben gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, dus hoef ik niet meer in de heilige Geest te worden gedoopt’.

In een interview in het refor­matorische familieblad ‘Terdege’, stelt drs. W. van Vlastuin, in de lijn van de meeste calvinisten, dat je geen onderscheid mag maken tussen het ontvangen van de heilige Geest en de wedergeboor­te. In zijn boeken ‘Opwekking’ en ‘Wordt vervuld’ werkt hij deze gedachtegang verder uit. Maar wat moeten wij dan denken van de verhalen in de Handelin­gen?

Op de Pinksterdag ontvingen honderdtwintig gelovigen de heilige Geest. We kunnen toch niet menen dat het ongelovigen waren? En van Samaria lezen we dat velen het Woord Gods aan­vaardden, zich lieten dopen in water en daarna -op een andere dag- onder handoplegging in de heilige Geest werden gedoopt. In Efeze -jaren later- doopt de apostel Paulus twaalf mannen in water en legt hen vervolgens de handen op voor de Geestesdoop (Hand. 19:5-6).

Als deze gelovigen de verzegeling met de heilige Geest in hun weder­geboorte of waterdoop hadden ontvangen, waren de handopleg­ging en het gebed van Paulus toch volstrekt overbodig geweest?

Ik begrijp dat men bang is om de uitleg van gerenommeerde theologen als Calvijn los te laten. Maar stelt men de verklaring van de theoloog dan niet boven het Woord van God en de Bijbelse praktijk van dat Woord? Het gevolg is dat Vlastuin het functioneren van de gave van de gezondmaking en het spreken in tongen in genoemd interview beperkt tot de apostolische tijd. Het was voor toen en is niet voor nu.

Dit in tegenstelling met de in 1981 overleden Engelse calvinistische predikant Martyn Lloyd Jones, die wel degelijk onderscheid maakt tussen de wedergeboorte en het ontvangen van de heilige Geest. Dit stukje ‘goud’ ging blinken.

Als de calvinisten hem daarin zouden gaan volgen, kan dat een indrukwekkende vernieuwing en opwekking opleveren.

Wie overeenkomstig het Woord van God belijdt dat Jezus Christus de Doper met de heilige Geest is en Hem daarop aanspreekt, Hem ook zo aanbidt, zal zeker de Geestesdoop mogen ontvangen. De Geestesdoop wordt gegeven, zegt de Schrift, aan hen die God gehoorzaam zijn (Hand. 05:32). Dat is geen vage theorie, maar betrouwbare Schriftuurlijke praktijk. Niet door goed bedoeld theologiseren, maar in geloof (op de knieën) wordt Gods Geest ontvangen.

Gods Geest wordt ons juist als onderpand gegeven van wat we al ontvangen hebben, van wat we in het heden nodig hebben en van wat in de toekomst ligt. En wat niet minder belangrijk is: kunnen leven door de Geest van God.

Het onderpand van het in Christus zijn 1.

Het woord ‘onderpand’ treffen we drie keer in het Nieuwe Testament aan.

Allereerst in (2 Kor. 01:21-22). Overduidelijk poneert de apostel dat God ons in de Gezalfde, Christus dus, heeft bevestigd en gezalfd. Jezus ontving zijn zalving, de doop in de heilige Geest, na zijn doop in water. In lichamelijke gedaante, als een duif, daalde de Heilige Geest op Hem neer (Luc. 03:21-22).

Ook wij zijn gezalfden sinds Jezus ons van Godswege doopte in de heilige Geest. God heeft zijn zegel op ons gedrukt. Hij heeft de Geest tot onderpand in onze harten gegeven. De Geestesdoop is het onomstotelijk bewijs van de verlossing door het bloed van Jezus (Ef. 01:07).

Een onderpand is iets (vaak een onroerend goed) gegeven tot zekerheid voor de nakoming van een verbintenis: een waarborg. De heilige Geest in ons is als onder­pand de absolute zekerheid dat ons leven met Christus verborgen is in God (Kol. 03:03). Dat is een fantastische geestelijke waarheid voor altijd. Mits wij uiteraard de vrijmoedigheid en de hoop tot het

einde onverwrikt vasthouden (Heb. 03:06).

De zekerheid van de Geest als onderpand ervaren we ook. Met Paulus mogen we het zeggen: ‘Wij hebben de Geest van het zoon­schap ontvangen door welke wij roepen: Abba, Vader. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn’ (Rom. 08:15-16).

We ervaren het ook door de liefde Gods, die in onze harten is uitgestort door de heilige Geest (Rom. 05:05).

Het onderpand van onze erfenis 2.

In (Ef. 01:13-14) lezen wij dat wij ‘verzegeld zijn met de heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis tot verlossing van het volk, tot lof zijner heerlijkheid’. Dat betekent dat het met de Geestesdoop niet ophoudt, maar pas begint.

In het Oude Testament was de besnijdenis een herkenningsteken. Het zegel der gerechtigheid van het geloof voor allen die in Abrahams voetsporen gingen. Teken dat je erbij hoorde. In het Nieuwe Testament is de Geestesdoop het herken­ningsteken in de geestelijke wereld. Het zegel van het geloof in de volkomen verlossing voor allen, die in de voetstappen van Jezus treden.

De doop in Gods Geest is de toerusting en de kracht om de boze te weerstaan en te overwin­nen. Dat is bepalend voor nu. Jezus’ bediening op aarde begint met de toerusting door Gods Geest. Hij eindigt op aarde zijn bediening met de woorden: “Ik doe de belofte des vaders op jullie komen’ (Luc. 24:49). Zijn eerste opdracht aan de gemeente, die op het punt staat geboren te worden, luidt: ‘Blijf wachten op de belofte van de vader, die jullie van Mij gehoord hebt’ (Hand. 01:04). Wat voor Jezus gold, geldt ook voor de gemeente, geldt onszelf.

Wij zijn verlost en tegelijk gaat het proces van verdere verlossing, bevrijding, genezing en heel making door tot alle vlekken en rimpels weg zijn.

In (2 Kor. 01:10) schrijft Paulus: ‘Die ons verlost heeft en ons verder zal verlossen’. Daarmee wijst hij erop dat wij in onze levenstijd nog behouden -bewaard dus- moeten worden van de (komende) toorn, het geweld van de boze. Hierover heeft Paulus onder andere geschreven in (Rom. 05:08-11 en 1 Thess. 01:10). De Bijbelkenner F. J. Pop noemt dat in zijn boek ‘Bijbelse woorden en hun geheim’ de eschatologische toorn.

De inwonende heilige Geest is ons ook geschonken ter bescherming tegen de wetteloze machten der duisternis.

We hebben de heilige Geest als ‘handgeld’ gekregen waarmee wij met de bovennatuurlijke begaafdheden van de Geest Gods aan de verdere verlossing en bevrijding in ons leven kunnen werken. Kinderen van God kunnen immers ook (nog) gebonden zijn door duistere machten. Bovendien moet heel de mensheid bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods (Rom. 08:21). We mogen (eigenlijk moeten) de hele erfenis incasseren. De Geestesdoop is een begin, een onderpand van en een voorschot op meerdere rijkdom.

Het onderpand van onze opstanding uit de doden 3.

De rijkdom voor nu en na dit aardse leven, vermeldt de Bijbel, is

onbeschrijflijk groot: ‘Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben’ (1 Kor. 02:09).

De rijkdom van God houdt bij het einde van ons leven op aarde niet op. God heeft ons juist daartoe bereid, anders gezegd bestemd, opnieuw is de Geest tot onder­pand gegeven.

We lezen: ‘Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden. God is het, die ons juist daartoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand gegeven heeft’ (2 Kor. 05:04-05).

De Geest van God is dus ook nog het onderpand van onze opstan­ding uit de doden.

‘Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden’ (1 Kor. 15:20-22).

Met de kerk van Christus uit alle eeuwen mogen we zeggen: ‘Ik geloof de opstanding der doden’ (Nicea).

Een lofzang op de Geest van God

Het is een fascinerende gedachte dat de Geest van God en Jezus ons als onderpand is gegeven van de absolute verlossing door het bloed van Jezus op het kruis van Golgotha. Onderpand is van onze door­gaande bevrijding en heel making en behoud van de toorn door Hem. En tenslotte het onderpand is van een gegarandeerd zekere toekomst met Christus.

Ik citeer uit ‘De Stem’ van juli: ‘De heilige Geest is de handelende en besturende vertegenwoordiger van de verheerlijkte Zoon. Hij is de pleiter en trooster, de gevolmach­tigde, de handelende vertegen­woordiger van de verhoogde Christus. Zijn taak bestaat daarin, Christus te verheerlijken doordat

Hij zijn wezen voortzet, zijn Koninkrijk bouwt en zijn verlos­singswerk in deze wereld ten uitvoer brengt.

De gemeente is het lichaam van Christus, en de Geest is de Geest van Christus. Hij vult het lichaam, stuurt zijn bewegingen, leidt zijn leden, schenkt wijsheid en kracht. Hij leidt tot de waarheid, heiligt zijn leden en geeft kracht tot getuigenis.

De heilige Geest heeft zijn gezag nooit opgegeven, noch van zijn kracht iets ingeboet. Geen mens of menselijk orgaan is het hoogste gezag in de gemeente van Christus, maar Hij’.

Die geweldige heilige Geest hebben we van God, door de Geestesdoop in ons, tot onder­pand ontvangen.

 

Gerechtigheid door Tea Keuper Dijk

“Hij wege mij op een zuivere weegschaal” (Job 31:06).

Het symbool van ‘recht’ en ‘gerechtigheid’ is een weegschaal. Je ziet het bijvoorbeeld op de gerechtsgebouwen. Op een weegschaal wordt af­gewogen en in balans gebracht. Gerechtigheid en recht zijn Goddelijke waarden, omdat God zelf De Gerechtigheid is. Hij doet recht en Hij vraagt ons, tot ons eigen welzijn, recht te doen en rechtvaardig te leven. In de brief aan de (Ef. 06:14), maant Paulus de christenen in Efeze om het pantser der gerechtigheid aan te doen. Dit geldt ook voor ons. Als een weegschaal niet goed is, krijg je een onzuiver gewicht en hieruit vloeit ongerechtigheid voort.

Ik geloof dat het goed is dat je, naast het wegen van je fysieke lichaam, ook geregeld je geest en je ziel ‘weegt’ in Gods zuivere weegschaal. Deze weegschaal is geijkt, dat wil zeggen gemeten met een stan­daardgewicht, dat betrouwbaar is. En wie is de Waarachtige, Betrouw­bare, Rechtvaardige anders dan onze Heer Jezus Christus, die Zijn leven in de waagschaal heeft gelegd voor de mensheid, zodat ieder, die Hem aanvaardt, recht en gerechtigheid van Hem leert?!

In Job 35 heeft Elihu, de jongere raadgever van Job, het erover dat ‘gerechtigheid de mens baat (goed doet) en niet God!’ God is immers gerechtigheid, waarheid? Elihu wijst erop dat niet God geraakt wordt, maar de mens, Zijn schepping! En dat doet God verdriet, omdat Hij het goede wil voor de mensen. Daarom was Jezus de Rechtvaardige, die voor ons de balans (op)maakte en ons tekort aanvulde. Is het niet de moeite waard Hem de lof en de eer te geven en te zeggen of te zingen:

‘k Aanbid U Heer, almachtig God,

niemand is als U.

‘k Aanbid U Heer, mijn Vredevorst:

Heel mijn hart verheerlijkt U!

Ik dank U, Heer, U bent mijn gerechtigheid!

‘k Aanbid U Heer, almachtig God,

niemand is als U!

 

De eerste door Cees Maliepaard

“Er ontstond ook onenigheid onder hen over de vraag, wie van hen als de eerste moest gelden” (Luc. 22:24).

Je kunt het over van alles en nog wat oneens zijn met elkaar: over de boodschap, over de in de dienst te zingen liederen, over hoe de gemeente zich zal dienen te ontwikkelen en over wat niet eigenlijk! Ook kan de discussie toegespitst worden op de brandende kwestie van het al of niet de belangrijkste zijn in het wereldje van het volle evangelie. Het gaat dan niet om de Bijbelse gedachte, de ander uitnemender dan zichzelf te achten – was het maar zo! Men wil dan zelf de eerste wezen.

Het staat buiten kijf wie de grootste is: wie zou dat anders kunnen zijn dan Jezus? En wie volgt er onmiddellijk op Hem? Niet een enkele persoon, maar een ieder die (net als Jezus) zich voor God en de naaste dienstbaar opstelt. De leider worde als de dienaar, zei Jezus. Een fantastisch goede gedachte! Maar is die niet gespeend van alle realiteitszin? Heersen ligt de mens immers wel; macht en aanzien staan bij hem hoog in het vaandel geschreven. Maar dienen is niet erg in tel. Dat is iets voor de zwakken in de samenleving, voor hen die ’t net niet hebben kunnen maken in de natuurlijke, dan wel in de gees­telijke wereld.

Een wie maakt het dan eigenlijk voor de troon van God? Wie altijd goed uit z’n woorden komen kan of wie het nodige overwicht op mensen heeft, de leider naar wereldse maatstaven? Nee! Wie het Boven goed doet, is de mens die op Jezus lijkt, de mens die de gezindheid van de Vader heeft en die daardoor zijn welbehagen heeft. Zulke met de Geest gezalfden mogen we allemaal wezen, door dienstbaar te zijn binnen het raam van het Goddelijk plan. Zo komen we openbaar als zonen van God. Dat gebeurt als we niet ons ego dienen, maar het allengs meer gestalte aannemende lichaam van Christus.

Onze hemelse Vader werkt het uit, samen met zijn eerstgeboren Zoon en met de vele zonen die op hem gevolgd zijn. Zó is ons het Koninkrijk door Jezus gegeven.

 

De Here, onze gerechtigheid Bijbelstudie door Wim te Dorsthorst (5)

Hebben wij een zuiver besef?

Wij hebben heel beknopt gezien hoe God recht gedaan heeft in de gehele schepping. En hoe de gerechtigheid Gods vertegenwoordigd wordt en geopenbaard is in “De Here, onze gerechtigheid”, Jezus Christus.

Het offer van Jezus Christus is zó groots en zó veelomvattend en zó getuigend van Gods liefde, dat het bij christenen niet als een oppervlakkig iets aanwezig mag zijn.

Ik geloof dat een zuiver besef van dit heilsgebeuren zeker zal bijdragen tot een bewuster en dieper geloofsleven. Hoe zou men de liefde van God kunnen verstaan, die hierin geopenbaard wordt, als men nauwelijks beseft wat er is gebeurd? Of als er zelfs verkeerde voorstellingen geleerd worden?

Wie stierf er aan het kruis?

Duidelijk zal voor iedereen wel zijn dat het kruis kracht heeft, maar alleen om de persoon die daaraan gestorven is. Het is dan ook niet verwon­derlijk dat de duivel alles in het werk stelt om juist hierover verwarring te stichten.

De persoon die stierf aan het kruis, door Jeremia genoemd ‘de HERE, onze gerechtigheid”, is Gods waarachtige eigen Zoon. De hele Schrift is hier één groot getuigenis van. Dit geweldige feit wordt echter -mede onder invloed van bepaalde Joodse geleerden- door de moderne theologie soms heel openlijk, maar veel vaker heel subtiel, ondergraven. Men spreekt wel van ‘de Zoon van God’, maar zegt men dan, hier moet ook weer niet een te grote waarde aan toegekend worden; immers vooraanstaande Joden worden ook wel zonen genoemd en ook Adam wordt, in het geslachtsregister van Lukas, zoon van God genoemd.

Er zijn talrijke theorieën waarbij het werkelijke Zoon zijn van Jezus Christus wordt ondergraven. Daardoor wordt het kruis met wijsheid van woorden tot een holle klank gemaakt en van zijn kracht beroofd (1 Kor. 01:17-18).

God zal Zichzelf voorzien van een Lam

God stelde de dierenoffers in, maar deze reikten niet verder dan de schaduwbedeling (Heb. 10:01-04). Abel was de eerste rechtvaardige mens die stierf door de hand van een onrechtvaardige, maar zijn bloed kon geen verzoening doen (Heb. 12:24). Mozes biedt zich aan om met zijn leven verzoening te doen voor het volk, maar ook deze vriend van God is hiervoor niet waardig (Ex. 32:30-32). Abraham verstaat dat hij zijn zoon moet offeren. Hij neemt niet Ismaël, de zoon van Hagar, verwekt naar het vlees, maar hij neemt Isaak, zijn enige, die verwekt is naar de belofte (Gen. 22:01-07; Gal. 04:21-23).

Maar ook deze zoon der belofte was niet toereikend. En dan spreekt Abraham die prachtige woorden met die goddelijke belofte in vers 8: “God zal Zichzelf voorzien van een Lam ten brandoffer”. Abraham werd door God geprezen omdat hij bereid was zijn enige zoon te offeren (Gen. 22:12 en Gen. 22:15-18). Hij beeldde hiermee uit wat God zou doen in de volheid des tijds met Zijn eigen Zoon, met Zijn ‘eigen Christus’ (Luc. 02:26).

Alle evangeliën getuigen van dit geweldige heilsfeit. Alleen al in het evangelie van Johannes kunnen we ongeveer 90 maal lezen over ‘het geloven in Hem en het geloven dat God zijn Vader is en dat Hij Gods Zoon is’. Johannes besluit het evangelie ook met de woorden: “Opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God” (Joh. 20:31).

Het getuigenis van hemel en aarde

Hij wordt al vóór zijn geboorte aangekondigd als “de heilige, de Zoon van de allerhoogste God” (Luc. 01:32-35).

God zelf getuigt: “Deze is mijn Zoon” (Matt. 03:17 en Matt. 17:05). De heilige Geest getuigde toen en ook nu over wie Hij is: “de Christus, de Zoon van God” (Matt. 16:16-17 en Joh. 11:27 en Joh. 15:26).

Zelfs de boze geesten getuigden, of ze wilden of niet, en ze schreeuwden het uit: “Gij zijt de Zoon van God” (Mark. 03:11 en Luc. 04:41).

Zo heeft hemel en aarde ervan getuigd wie het was die aan het kruis zou sterven: Jezus Christus, de Zoon van de allerhoogste God. Niemand beter dan de Joden wisten dat de Vader en de Zoon één waren (Joh. 05:18 en Joh. 10:30-33). God had hun dat denken zelf zo geleerd. Ook de eenheid van: Zoon van God-Zoon des mensen-Christus (o.a. Joh. 12:34 en Matt. 26:63-64). En juist omdat zij die eenheid zo goed begrijpen, wordt Jezus daarom verworpen en ter dood veroordeeld.

Gestorven als het Lam, maar ook als Koning

Dit is wat we duidelijk kunnen lezen in de evangeliën. “Zijt gij de Christus, de Zoon van God?”, is de vraag van de hogepriester Kajafas. Ja? Dan laster je God en ben je des doods schuldig, is dan het oordeel (Matt. 26:63-66 en Mark 14:61-64 en Luc. 22:66-71).

Als Jezus niet werkelijk de Zoon van God zou zijn, hoe kan het dan dat God, juist in het geven van Hem, zijn liefde aan de mensen bewezen heeft, zoals Johannes en Paulus zeggen (Joh. 04:04-10 en Rom. 05:08)? Maar Hij is werkelijk Gods eigen Zoon en daarom het onberispelijke en vlekkeloze Lam, waarvan Petrus zegt: “Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard terwille van u” (1 Petr. 01:19-20; zie ook: Heb. 10:07 en Ps. 040:008 en Openb. 13:08).

Jezus is echter niet alleen gestorven als het Lam, maar ook als Koning. We zagen al dat met Christus onverbrekelijk verbonden is het Zoon van God en het Zoon des mensen zijn. Maar eveneens onverbrekelijk ermee verbonden is het Koning zijn. Maakt men het Christus zijn alleen maar tot een functie, dan ook alles wat daar onverbrekelijk mee verbonden is, dus ook zijn Koningschap. Maar Jezus IS de Zoon van God en is Koning. Als een geweldige waarheid staat het voor iedereen in drie talen op het kruis te lezen: “Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden” (Joh. 19:19-20).

Voor de hoge raad was de beschuldiging dat Jezus zei dat Hij de Christus was, de Zoon van God, de Zoon des mensen, waarop Kajafas, de hogepriester, zegt: “Hij is des doods schuldig” (zie boven).

En Markus vermeldt dat de Joden Hem door Pilatus lieten veroordelen, omdat Hij de Koning der Joden was (Mark. 15:26).

Het was de Joden weer door God zelf geleerd, dat de Messias ook de grote Koning zou zijn (Matt. 21:05; en Zach. 09:09 en Dan. 07:13-14). Als Jezus dus zei ‘de Christus, de Zoon van God’ te zijn, dan zei Hij tegelijkertijd de Koning te zijn.

De engelen getuigden bij de geboorte van Jezus: “U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David” (Luc. 02:11). De wijzen uit het oosten vragen: “Waar is de Koning der Joden, die geboren is, want wij willen Hem hulde bewijzen” (Matt. 02:02)? Nathanaël getuigt als eerste van de discipelen: “Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël” (Joh. 01:50).

Waarom Jezus Koning is

Waarom is Jezus Koning? In de eerste plaats omdat Hij als Zoon van God, God zelf -de Koning der koningen- vertegenwoordigt bij de mensen. Zijn naam is ‘Immanuel’, wat betekent ‘God met ons’ (Matt. 01:23). Ten tweede omdat Hij als Zoon des mensen de gehele mensheid ver­tegenwoordigt bij God.

En Hij is middelaar juist omdat Hij Koning is.

Dit is belangrijk, niet zozeer om het allemaal verstandelijk te kunnen verklaren, maar om het te geloven (Joh. 20:31 en Joh. 07:38 en Hand. 10:43). Want nogmaals: het kruis heeft kracht en rechtsgeldigheid om degene, die eraan gestorven is.

Jezus is de hoeksteen en de rots

Als er in het Oude Testament gesproken wordt over de kostbare steen, de hoeksteen of de rots, dan wordt hier altijd Jezus Christus mee bedoeld (bijv. Ps. 118:022-023 en 1 Kor. 10:04 en Ex. 17:06). Als God Job (en ook ons) onderwijst over de schepping van de aarde, waarvan Hij het bestek heeft vastgesteld, dan zegt Hij: “Waarop zijn haar pijlers (grondslagen, vert. Dr. Obbink) neergelaten, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?” (Job 38:06), dan weten wij dat Jezus Christus de hoeksteen is, de vaste grondslag, voor de hele schepping. Hij draagt alles -als de hoeksteen- “door het woord zijner kracht” (Heb. 01:03).

God heeft van zijn Zoon op laten schrijven: “Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap” (Heb. 01:08 en Ps. 045:007).

En eveneens van de Zoon: “Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen, die zullen vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen als een kleed verslijten, en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden” (Heb. 01:10-12 en Ps. 102:026-028).

 

Jezus is het beeld van de onzichtbare God

Paulus schrijft van de Zoon van Gods liefde: “Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem” (Kol. 01:13-17).

De apostel Johannes, die zijn evangelie begint met Jezus te verkondigen als het Woord dat vlees geworden is (Joh. 01:01-02; Joh. 01:14), zegt van Hem: “Alle dingen zijn door het Woord (letterlijk in de grondtekst: door Hem) geworden en zonder Hem is geen ding geworden dat geworden is. In Hem was leven en het leven was het licht der mensen” (Joh. 01:03-04). Op overtuigende wijze wordt zo gesproken over het koningschap van Jezus Christus, ‘de HERE, onze gerechtigheid’.

Zie, uw Koning komt tot u!

Jezus schrijft nog verder van Hem als het waarachtige licht dat ieder mens verlicht: “Hij was in de wereld en de wereld is door Hem geworden en de wereld heeft Hem niet gekend” (Joh. 01:10). En dan vers 11 waar zijn koningschap duidelijk geproclameerd wordt: “Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen”. Andere vertalingen spreken van: “Hij kwam tot zijn eigendom”, “Hij kwam in zijn eigen bezit”, “Hij kwam in het zijne”. (Micha 01:03 zegt van Hem: “Want zie, de Here gaat uit van zijn woning, en Hij daalt neder en treedt op de hoogten der aarde”. En de profeet Zacharia zegt: “Zie, uw Koning komt tot u” (Zach. 09:09 en Matt. 21:05).

Als het Lam Gods sterft omdat Hij de Zoon van Gods is en als Hij sterft omdat Hij de Koning van de ganse schepping is, dan vertegenwoordigt Hij daarin de hele schepping. Hij vertegenwoordigt alle mensen, van Adam tot de laatste mens die uit een vrouw geboren zal worden. Hij is voor allen de allesomvattende van het begin tot het einde. Paulus zegt: “Wij zijn tot het inzicht gekomen dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven” (2 Kor. 05:15).

Jezus Christus -onze levensadem- heeft het volbracht

Als Jezus Christus gekruisigd wordt, dan wordt het licht en het leven van de mensen gekruisigd. Dan wordt de levensadem van de mens gedood en sterft de gehele mensheid in Hem. Daarom zegt (Klaagl. 04:20) van Hem: “Onze levensadem, de gezalfde des Heren, werd in hun valkuilen gevangen, hij van wie wij dachten: in zijn schaduw zullen wij leven onder de volken” (Gen. 02:07).

Alles is met de grote Koning, de Zoon van God, in de dood als Hij sterft. Drie uur lang komt er duisternis over het land, want het licht en het leven van de mensen -onze levensadem- gaat onder in zee van de dood (Matt. 27:45).

“Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld”, heeft Jezus gezegd (Joh. 09:05) en toen Hij stierf werd het letterlijk duister: “Te dien dage zal het geschieden, luidt het woord van de Here, Here, dat Ik op de middag de zon zal doen schuil gaan en bij klaarlichte dag het land in het donker zal zetten” (Amos 08:09). En als de Heer dan uitroept: “Het is volbracht!”, is het ook werkelijk volbracht voor de gehele schepping. Dan breekt het licht weer door, het waarachtige licht, dat eens alle mensen zal verlichten.

Zie hier de grenzeloze wijsheid en liefde van God, die niemand zal rechtvaardigen op grond van eigen werken, “maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is vóór eeuwige tijden, doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie” (2 Tim. 01:09-10). En dit alles is uit God!

(Slot volgt).

 

Vorstenspiegel (Gedicht) door Piet Snaphaan

(naar Psalm 101)

Een prachtig beeld voor Koningskinderen

die wandelen op de hoge weg.

In tegenwoordigheid des Heren

waarin ze dagelijks verkeren,

zich spiegelen aan wat Gods Woord hen zegt.

 

Het Woord wijst op een zuivere wandel,

van rechtdoen en onberispelijkheid,

’t Verwerpt wat schande is voor ogen

het kwade nimmer te gedogen,

er over heersen ’t allen tijd.

 

De boze willen ze niet kennen,

het zegt hen niets, ’t kleeft hen niet aan.

Ze geven acht op eerlijk handelen

en dagelijks in de waarheid wandelen,

leven een koninklijk bestaan.

 

“Volharden in het goede, net zoals de Heer deed, laten we dat gezamenlijk blijven doen. Zijn grootste kracht was en is de liefde voor de mens. Laat dat bij alles wat wij doen ons motief zijn. Daarbij is waakzaamheid geboden, de boze is geen kleine rat, zoals een voorgan­ger hier eens zei, maar een draak die met z’n staart de mensen uit de hemel wil sleuren. Laten we ons denken afsluiten voor het negatieve en onterende denken van de boze. We zullen onze gedachten heilig en rein dienen te houden, afgestemd op het zuivere denken van de Vader en zó zal ons aller werk, waar ook, tot zegen zijn!”

(Uit de contactbrief van Ulbe en Vera Slim, die als zendelingen werken onder de Indianen in Noord-Amerika).