Selecteer een pagina

Levend Geloof – 266

Levend geloof 1986.01 nr. 266

Kies voor het beste! Door Gert Jan Doornink

Aan het einde van de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester komt Jezus tot de uitspraak dat de kinderen van deze wereld ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk gaan dan de kinderen des lichts, Lucas 16 vers 8b (Luc. 16:08b). En Hij verbindt daaraan dit advies: “Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten”.

Waar gaat het hierom? Wat wil Jezus hier eigenlijk precies zeggen? Hij sprak hier tot Zijn discipelen, die nog veel moesten leren. Ze waren ’in opleiding’ bij Jezus om de taak die Hij deed, in opdracht van de Vader, straks te kunnen voortzetten. Op allerlei wijze werden ze daarvoor bekwaam gemaakt, ze werden in elk opzicht getraind. Eén van de methoden die Jezus hiervoor gebruikte was dat Hij vaak sprak in gelijkenissen. In iedere gelijkenis – vaak eenvoudige voorbeelden uit het dagelijkse leven – zat een ‘geestelijke les’ verborgen. Zo ook hier. Lucas 16 vers 8 (Luc. 16:08) zegt: “De heer prees de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg gehandeld had”.

Handelen wij met overleg?

Jezus legt hier dus het accent op het ‘handelen met overleg’. En Hij attendeert Zijn discipelen erop dat zij wat dat betreft nog veel kunnen leren van de mensen

‘uit de wereld’. Wie in de natuurlijke wereld niet met overleg handelt kan in feite niet op de juiste wijze functioneren. Hij stapelt de ene fout op de andere.

Daarom – zegt Jezus – neem een voorbeeld aan de mensen uit de wereld, hoe zij het doen. Uiteraard bedoelde Jezus niet om zelf weer ‘in de wereld’ te gaan leven, maar wel dat wij van hen leren moeten dat zij met overleg te werk gaan.

Het handelen met overleg is dus een goede zaak ten aanzien van onze taak in Gods Koninkrijk’ Teveel fouten – om maar niet te spreken van brokken maken we vaak nog omdat wij niet met overleg handelen! Omdat we impulsief en ondoordacht beslissingen nemen, in plaats van ons af te vragen: Is het de wil van de Heer? Doe ik datgene wat Hij van mij vraagt? Zijn de uitgangspunten goed? Bouw ik werkelijk mee aan het ‘geestelijk huis’ zoals de Heer dat voor ogen staat?

Op welk fundament bouwen wij?

Paulus spreekt in 1 Korinthiërs 3 vers 11 (1 Kor. 03:11) over het feit dat we toe moeten zien hoe wij bouwen op het fundament Jezus Christus: “Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi of stro, ieders werk zal aan het licht komen”, 1 Korinthe 3 vers 12 (1 Kor. 03:12). Belangrijk is dus dat we op de juiste wijze  bouwen op het fundament.

Nu is Jezus Christus het fundament, maar dan dienen we er wel rekening mee te houden dat het dan ook om die Jezus Christus gaat zoals deze in  de Schriften geopenbaard wordt! Wij mogen er nooit een eigen voorstelling van Jezus Christus op na houden. Dan bouwen we op een verkeerd fundament. En Jezus wordt ons in Gods Woord geopenbaard als de van God gezondene. Hij handelde en sprak in opdracht van de Vader en bracht Zijn wezen tot openbaring. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij Jezus nooit los mogen koppelen van de boodschap die Hij bracht: de boodschap van het geestelijk Koninkrijk. Alleen reeds daarom dient elk kind van God zich af te vragen: Geloof ik in de boodschap van het Koninkrijk Gods, sta ik achter het volle evangelie? Jezus èn het evangelie dat Hij bracht is het enige fundament waarop werkelijk gebouwd kan worden!

Waarvoor hebben wij gekozen?

Misschien moeten sommige van onze lezers en lezeressen in dit opzicht een hernieuwde keuze doen. We kunnen namelijk een verkeerde keuze hebben gemaakt. Er zijn immers zoveel ‘soorten’ evangelie! Daar is een evangelie, zoals de moderne theologie dat voorstaat en proclameert, puur horizontalistisch. Jezus wordt dan gedegradeerd tot een soort revolutionair, een leider van een politieke beweging, zoals bijvoorbeeld Marx en Lenin leiders van het communisme waren. Men hanteert daarbij bepaalde uitspraken van Jezus, veelal uit de Bergrede, maar gaat aan de werkelijke betekenis van Zijn komst naar deze wereld geheel voorbij.

Een ander evangelie baseert zich geheel en al op uitspraken en richtlijnen zoals deze vastgelegd zijn in concilies en synoden vele eeuwen geleden. Daaraan mag niet getornd worden. Of men iets van het evangelie openbaart in het gewone dagelijkse leven is totaal onbelangrijk, als men maar vasthoudt aan de leer der vaderen…

Maar ook vele christenen, die zich evangelisch noemen – en dus veelal wel bekeerd en wedergeboren zijn – hebben een evangelie waarbij geen plaats is voor de beleving van Gods heerlijkheid en overwinning nu, in deze tijd. Het is alles voor later. “Je bent en blijft zondaar tot de dood”, zoals een evangelist mij eens schreef. Ook hier zien wij vaak hoe men vasthoudt aan eerder vastgelegde schema’s, bijvoorbeeld hoe alles zal verlopen in de eindtijd. Daarbij worden dan verschillende Bijbelteksten als een soort legpuzzel op ongeestelijke wijze samengevoegd. Voor een geestelijke visie, onder de leiding van de Heilige Geest, is daarbij geen plaats. Het is een duidelijke zaak dat er dan van een geestelijke groei, waarbij tenslotte het volwassen stadium in Christus bereikt wordt, ook geen sprake is. En daar gaat het uiteindelijk om, want dat is de wil van God en Zijn verlangen.

Wie niet gelooft in de volle boodschap zoals Jezus die bracht (en later de apostelen) zal niet geestelijk verder kunnen bouwen en zal het einddoel des geloofs (de volkomenheid in Jezus) nooit bereiken.

Kies en bouw met overleg

Dit jaar worden er in Nederland weer verkiezingen gehouden. Eerst gemeenteraadsverkiezingen en later voor de tweede kamer. Als we meedoen aan deze verkiezingen gaan we ongetwijfeld met overleg te werk. We willen onze stem immers niet weggooien… Maar van een geheel andere dimensie dan deze verkiezingen in de natuurlijke wereld, wordt van ons gevraagd dat we in de geestelijke wereld ook met overleg te werk gaan wat betreft onze keuze! Kiezen wij voor het evangelie zoals Jezus dat bedoelt, of zijn we tevreden met een evangelie dat geen evangelie is? In ons gewone dagelijkse leven kiezen wij – als de mogelijkheden aanwezig zijn – altijd voor het beste! Hoeveel te meer zullen wij, als het om de geestelijke dingen gaat, voor het beste moeten kiezen! Neem met tweede keus of surrogaat geen genoegen. Leg het juiste fundament (Jezus en de boodschap die Hij bracht). En bouw op dat fundament niet met ‘hout, hooi of stro’, maar met ‘goud, zilver en kostbaar gesteente’. Dat betekent dat wij het beste materiaal behoren te gebruiken dat beschikbaar is: Gods Woord en de Heilige Geest! En… bouw met overleg! De Heilige Geest doet ons Gods Woord op de juiste wijze verstaan en leidt ons in de volle waarheid. Want alleen zij die voor ‘het beste’ hebben gekozen, en dit met volharding tot ontwikkeling brengen, zullen het einddoel bereiken. Dat wil zeggen: omdat zij met overleg handelen zal Jezus in hen op een volkomen wijze geopenbaard worden!

 

De Samaritaanse vrouw (gedicht)

Naar Johannes 4 vers 1 tot 30. (Joh. 04:30)

Haar leven was met schade en schand’ beladen

en in het dorp, waar ze haar woonplaats had

fluisterde men over haar slechte daden:

ze was veracht en ging alleen haar pad.

 

Des avonds, als de meisjes water putten

en liepen naar de bron buiten de poort

wanneer de koelte hen na de hete dag beschutte

werd zij besproken en haar ziel vermoord.

 

Op t heetste van de dag, als ieder rustte,

ging zij, alleen en putte uit de bron

Geen mens was daar tot dan, op die ‘bewuste

toen zij met Hem, die daar zat, spreken kon.’

 

Hij zat daar stil en vroeg haar vriend’lijk water,

Zij putte ‘t voor Hem, in verwondering

en vroeg Hem schamper uitleg, even later

totdat zij stil Zijn vrede onderging.

 

En hun gesprek ging over ’t lévend water-

Zij dorstte naar het heil, Hij gaf het haar-

ontvouwde haar geheimen niet met mate

en al ’t onreine werd toen openbaar.

 

Nog trachtte een vrome geest haar te misleiden:

Ze vroeg beleefd, waar men aanbidden zou,

in Sion of ook hier, op vaste tijden.. . ?

Maar Jezus onderbrak haar, Hij zei: “Vrouw.

 

de ure komt en is nu, dat aanbidden

zij, die in Geest en in de waarheid zijn”.

En zij begreep: Hier was nu in hun midden

een groot profeet… zou ’t de Beloofde zijn?’

 

Toen laafde Hij haar ziel, want zij gelóófde

en was voor heel haar dorp een open boek.

Kom mee en zie, ik vond de lang Beloofde!”

Zolang was zij al naar de vrede op zoek.

 

Zo heelde en heelt de Heer ook nu nog wonden.

Zijn liefde en Zijn vermaan, ze zijn volmaakt.

Hij zuivert hen, die kómen van hun zonden:

een nieuw begin, na te zijn aangeraakt.

Tea Keuper-Dijk

 

Los van God of vast aan God? door Gert van de Kamp

Binnen de zendtijd die het Humanistisch Verbond tot haar beschikking heeft, laten de humanisten het Nederlandse volk kennis maken met min of meer bekende landgenoten die hun godsdienstig verleden aan de kant hebben gezet. Onder de titel “Van God los” zien we hen ‘getuigen’ van het feit dat ze met God afgerekend hebben in hun bestaan.

Dit programma is één van de signalen van de ont­kerstening die nu al een hele tijd aan de gang is, en ons eens zo ‘christe­lijke’ landje, ziet zich on­der invloed van allerlei tendensen steeds meer ‘van God los’. In de lite­ratuur komen we zo’n ten­dens tegen. Veel schrij­vers hebben in hun boe­ken afgerekend met hun geloof in God, of zetten zich af tegen hun gods­dienstige opvoeding, tegen de kerk, tegen het chris­tendom, enzovoort. Maar­ten ’t Hart bijvoorbeeld, één van Nederlands meest gelezen schrijvers, heeft in vele van zijn boeken en verhalen het thema godsdienstigheid verwerkt, waarbij hij zich vooral af­zet tegen vrome mensen die een wrede god belijden. Hij weet niet beter?

Blijde boodschap

Het evangelie van Jezus Christus brengt de mens een blijde boodschap. Het is de taak van de gemeen­te dat bericht rond te strooien, dat God, die enkel licht is, de mens vrij wil maken van al dat­gene wat hem tot een ‘un­derdog’ maakt.

Een pastor in de psychi­atrie, drs. Govert Bach, zegt met betrekking tot het thema van dit artikel het volgende: “Psychiaters verwijten de kerk vaak terecht dat van haar blijde boodschap van vergeving niet veel te merken is. Vaak zijn pijn en verdriet over ervaringen met geloof en kerk sterker dan de positieve gevoelens” (ci­taat uit ‘De Gelderlander’). Dit citaat geeft één van de mogelijke redenen aan, waarom de kerk zichzelf uit de markt heeft ge­prijsd. De blijde boodschap is niet overgekomen. In­tegendeel, mensen moeten deskundige hulp inroepen, omdat ze in hun innerlijk het cirkeltje wat betreft geloof en God niet rond­krijgen. Een trieste ge­schiedenis. Blijkbaar heeft het niet geklikt tussen kerk en volk, omdat men­sen niet vonden wat ze ten diepste zoeken: blijde gemeenschap met de leven­de God die niets liever wil dan de mens die naar zijn beeld leeft.

Het evangelie is een blijde boodschap. Het is geen dreigende boodschap in de sfeer van: “Het is vijf voor twaalf, nog is het niet te laat!” Een dergelijk evangelie speculeert op angst en dat komt niet van de Vader der lichten. Een evangelie dat dreigt, is geen evangelie. Juist in een wereld waarin angst alomtegenwoordig is, waar­in van alle kanten dreige­menten op de mens worden afgevuurd, staat daar de gemeente van Jezus Chris­tus, die zich heeft verhe­ven boven de angst, het geweld, de liefdeloosheid.

Magnifieke opdracht

God beschikt de mens ten leven en de gemeente mag dat aan de wereld vertel­len. Door wat Jezus deed, verlokte hij de mensen. Door wat de gemeente doet, verlokt zij de mensen! In Jezus’ tijd zag men dat de Heer iets te bieden had, iets van blijvende waarde voor het leven: echt kon- takt met God de Vader, de Schepper van de mens. Jezus’ opdracht is om dat wat geschapen is – en in een later stadium bescha­digd door de duivel – te herstellen en het gescha­pene weer naar zijn oor­sprong te brengen. En de oorsprong van al wat leeft is God. De gemeente heeft als taak gekregen die op­dracht van Jezus verder uit te voeren. Zij mag de mensen verlokken zodat ze een diepe relatie aan­gaan met hun oorsprong: God.

In Matteüs 5 vers 13 tot en met 16 (Matt. 05:13-16)staat overduide­lijk wat de positie van de gemeente, van iedere christen, dient te zijn. In de Groot Nieuws Verta­ling staat het als volgt:

“U bent het zout der aar­de. Als het zout zijn smaak verliest, is er niets anders om het weer zout te maken. Het deugt ner­gens meer voor. Je kunt het alleen weggooien op straat waar de mensen er­over heen lopen. U bent het licht van de wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Men steekt geen olielamp aan om hem onder een korenmaat te zetten. Nee, men zet hem op de standaard, dan straalt hij licht uit voor allen die in huis zijn. Zo moet ook u als een lamp uw licht laten uitstralen voor de mensen. Dan kunnen zij het goede zien wat u doet, en zullen ze uw Vader in de hemel eer bewijzen” .

Een magnifieke opdracht voor de gemeente. De lamp die boordevol gevuld is met olie (beeld van de Heilige Geest) , verspreidt het licht. Dat kan en mag niet verborgen blijven. Iedereen die in huis is (lees: ieder mens op aarde) kan op deze manier in aanraking komen met het evangelie dat alleen maar een blijde boodschap verkondigt.

De mens van God los? Dat is niet de bedoeling van Hem. Hij wil dat ieder mens aan Hem ‘vastzit! Geen los-vaste relatie waarbij de twijfel over­heerst, maar een heerlijke, bevrijdende, vaste relatie waarin de mens uiteindelijk tot zijn recht komt.

 

Onze eigen verantwoordelijkheid door Wim te Dorsthorst

De mens heeft een vrije wil

God heeft de mens gescha­pen met een vrije wil, dus ook – dat is het gevolg – met een eigen verantwoor­delijkheid. De bijbel, het woord van God, doet hier dan ook altijd weer een beroep op. God reikt de mens iets aan en dan is het aan de mens zelf om daar wel of niet wat mee te doen. Velen hebben hier moeite mee en spre­ken graag over: “De Heer doet het allemaal wel”. Misschien is dit een ge­volg van bijna twintig eeuwen overheersing door satan en zijn rijk. De dui­vel dwingt en prest en verleidt en probeert de mensen tot volledige sla­vendienst te onderwerpen.

Eén van de kenmerken van het occultisme is (en daarom ook een gruwel voor God, Deuteronomium 18 vers 12 (Deut. 18:12) dat de mens volkomen non-actief wordt gemaakt. Hij bedrijft godsdienst, bidt tot heiligen (gestorven mensen) en vele afgoden, laat zich waarzeggen en wacht verder maar af wat er gaat gebeuren. De geest van die mens sterft steeds meer af en elke vorm van goddelijk leven wordt verstikt.

Bij God is het geheel an­ders. God weet dat Hij de mens goed en naar Zijn beeld geschapen heeft en Hij nodigt altijd weer uit. Hij verlokt de mens! Waar de duivel deuren intrapt, daar staat Jezus aan de deur en klopt en dan is het aan de mens om Hem binnen te laten en maaltijd met Hem te houden, Openb. 3 vers 20 (Openb. 03:20). God heeft vertrou­wen in de bekwaamheid en in het vermogen van de mens om ondanks alles toch nog iets van Hem op te kunnen vangen. Hij respecteert daarbij de vrije wil van de mens als een kostbaar goed door Hem zelf geschapen.

Kies dan heden wie gij dienen zult

In het Oude Verbond zien we een man als Jozua iets doen met wat God heeft aangereikt. Hij houdt het de vergadering van de Israëlieten nog eens voor en dan zegt hij: “Maar indien het kwaad is in uw ogen, de Here te dienen, kiest dan heden, wie gij dienen zult: óf de góden die uw vaderen aan de overzijde der rivier ge­diend hebben of de góden der Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen”, Jozua 24 vers 15 (Joz. 24:15).

“Kiest dan heden”, zegt Jozua. Hij zegt niet: Je hoort bij het volk van God en nu moet je maar blin­delings doen wat er ge­zegd wordt. Neen, Jozua doet een beroep op de vrije wil en de eigen ver­antwoordelijkheid . “Kiest dan heden wie gij dienen zult”. Je bent zelf verant­woordelijk met wat je doet wat God je aanbiedt.

Macht om een kind van God te worden

Dat is in het Nieuwe Tes­tament precies hetzelfde. Ik geloof zelfs dat daar een nog grotere vrijheid – dus ook verantwoorde­lijkheid – voor de gelovige aan de dag treedt.

In het Johannes-evangelie lezen we in hoofdstuk 1 vers 12 (Joh. 01:12) het volgende: “Doch allen die Hem aan­genomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te wor­den”. Een woord dat toch wel heel veel lijkt op Jozua 24 vers 15 (Joz. 24:15). Een merkwaar­dige uitspraak van Johannes. Wij zijn geneigd te zeggen: “Als je de Heer hebt aangenomen, dan ben je een kind van God”. Een uitspraak die kennelijk wel bijbels klinkt, maar het in wezen niet is. Wat bedoelt Johannes hiermee dan te zeggen? Johannes wijst hier ook al weer zeer dui­delijk op een vrijwillig in­gaan op wat God wat God in genade aanbiedt. Jezus Christus is door God aan de wereld gegeven opdat Hij de zon­de van de wereld op zich zou nemen en zo de mensheid weer met God zou verzoenen. Zelf zegt Je­zus: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”, Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16).

Nu is door deze liefdedaad van God en Jezus Chris­tus niet de hele wereld gered of behouden als automatisme, al is dit in principe wel zo. De moge­lijkheden beginnen echter pas als je in Hem gelooft, dus die Hem aangenomen hebben, die in Zijn Naam geloven. (De naam Jezus betekent: “Jahweh redt”). Die Hem herkennen en er­kennen als de door God gezondene in wie verge­ving en verlossing van zonden is, die hebben macht, die hebben een wettelijke bevoegdheid, een recht om door een vrije wilsbeschikking een kind of ook wel een zoon van God te worden.

“Kind” is een geliefde uit­drukking van Johannes. Denk maar aan: “kinderen” en “kinderkens” in de brieven van Johannes en dan bedoelt hij geen kleine kinderen.

Na Hem aangenomen te hebben volgt dus opnieuw een ingaan op het aanbod van God om nu ook tot het kindschap of zoon­schap te gaan behoren.

Er is meer dan als een geredde zondaar door het leven te gaan. Daarvoor moet een door God gege­ven weg afgelegd worden die uit ge drukt wordt in de waterdoop en de doop in de Heilige Geest. De redenering dat men de Heilige Geest, dus het zoonschap of de Geest van het zoonschap, automa­tisch ontvangt bij de be­kering is dus uit de mens en niet uit God.

Willen wij Gods wil geheel volbrengen?

Jezus, die ons in alles tot voorbeeld is geweest, toont ons hierin de juiste weg in de gehoorzaamheid aan de Vader. Hij gaat tot Johannes de Doper om gedoopt te worden en dan zegt Hij: “Want aldus be­taamt het ons alle gerech­tigheid te vervullen”, Matteüs 3 vers 15 (Matt. 03:15). Andere vertalingen spreken van:

“Gods wil geheel volbren­gen”, “Al wat vastgesteld is”, “Alle plichten te vervullen”.

Het gaat dus om een vrij­willige keuze van de mens om alles wat God heeft vastgesteld te volbrengen. Dit is God welgevallig. De Israëlieten bleven na het eten van het Pascha ook niet in Egypte zitten omdat de verderfengel im­mers toch aan hen voorbij­ging! Neen, ze moesten ook de weg gaan, door de Rode zee, die God gebo­den had.

Als dan Jezus alles vol­bracht heeft, bevestigt de Vader dit met de woorden: “Deze is Mijn ‘Zoon’, de geliefde, in wie Ik Mijn welbehagen heb”, Matteüs 3 vers 17 (Matt. 03:17). Altijd doet God en Jezus Christus een beroep op de vrije wil en de ver­antwoordelijkheid van de mens. Zo is de Heilige Geest ons niet gegeven als een eindresultaat, maar om samen met Hem het eind­resultaat – het gelijkwezen aan Jezus Christus, 1 Johannes 3 vers 2 (1 Joh. 03:02) – te bereiken. En de Heilige Geest – zegt Pe­trus – heeft God aan hen gegeven die Hem (uit vrije wil) gehoorzaam zijn, Handelingen 5 vers 32 (Hand. 05:32).

Wij behoren zelf in Hem te blijven

Als Johannes schrijft dat wij Hem gelijk zullen we­zen , dan laat hij daar on­middellijk op volgen: “En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk Hij rein is”. Is het dan niet God zelf die ons reinigt? De­zelfde Johannes heeft toch ook de woorden van Jezus Christus neergeschreven in het evangelie hoofdstuk 15, waar staat: “De land­man (de Vader) snoeit (reinigt) elke rank die vrucht draagt”, Johannes 15 vers 2 en in Johannes 15 vers 5b (Joh. 15:02 en Joh. 15:05b): “Zonder Mij kunt gij niets doen”!

Toch is dit niet met elkaar in tegenspraak. Ook Jezus zegt in Johannes 17 vers 19 (Joh. 17:19): “Ik heilig Mijzelf voor hen”, terwijl Hij ook her­haaldelijk zegt: “Ik kan uit Mijzelf niets doen”. Wat Jezus wel deed is in, volkomen vrijwillige, over­gave en gehoorzaamheid blijven in de wil, in de geboden en in de liefde van de Vader, Johannes 15 vers 10b (Joh. 15:10b). Zo is het onze verantwoor­delijkheid om te blijven “aan de wijnstok”, “in Hem te blijven”, door in Zijn geboden en liefde te blij­ven, Johannes 15 vers 4 tot en met 6 en Johannes 15 vers 10a (Joh. 15:04-06; Joh. 15:10a). Zo reinigen wij onszelf in overgave aan Hem. Denk ook aan de woorden van Paulus als hij zegt: “Leg dan af en doen aan”. En: “Doodt dan de leden, die op aarde zijn”, Efeze 4 vers 17 tot en met 32 en Kolossenzen 3 vers 5 tot en met 17 (Ef. 04:17-32; Kol. 03:05-17), Dat is een actieve werking van de gelovige zelf.

De Heilige Geest komt ons te hulp

De Heilige Geest is ons hiertoe als hulp gegeven. Het initiatief moet van ons uitgaan. In Johannes 14 vers 16 (Joh. 14:16) zegt Jezus: “Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwig­heid bij u te zijn”. Johan­nes gebruikt hier de bij­zondere Griekse benaming: ‘Parakleet’. Naar zijn oorspronkelijke betekenis wil dit zeggen: ‘één erbij ge­roepene’. In rechtszaken: ‘een advocaat’. Die hebben wij wel bijzonder nodig tegenover het rijk der duisternis.

Maar in de meer algemene zin is het een ‘helper’ – ‘iemand die je te hulp komt’ – zoals Paulus dat ook zegt in Romeinen 8 vers 26 (Rom. 08:26) waar staat dat de Heilige Geest ons te hulp komt in het bidden. De Heilige Geest neemt het niet van ons over, maar als wij het initiatief nemen, mogen wij er op rekenen, dat Hij ons in alles te hulp zal komen. Bij het bidden mogen wij zijn verzuchtin­gen overnemen en uit­spreken. Dit kan onder andere zijn in nieuwe ton­gen, wat we ook al weer zelf moeten doen! De Hei­lige Geest geeft het ons uit te spreken, maar wij zullen onze mond moeten openen en het ook doen.

De Heilige Geest is de geest van het zoonschap, waardoor wij roepen: “Abba, Vader!”, zegt Paulus in Romeinen 8 vers 15 (Rom. 08:15). Deze Geest zal het volle zoonschap in ons tot stand brengen. Dit zal niet in slavernij geschieden, maar in volledige, vrijwillige samenwerking van onze geest met de Heilige Geest. Zo mogen wij zelf meewer­ken om een waardige bruid te zijn voor het Lam, zoals Johannes zegt in Openbaring 19 vers 7 (Openb. 19:07): “Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is geko­men en Zijn vrouw heeft zich gereed gemaakt”.

 

Contact met de redactie door Gert Jan Doornink

Vuur

“Weet u een gemeente waar nog vuur is?” Een broeder belde mij op en stelde deze vraag. Hij bedoelde met vuur uiter­aard het vuur van de Heilige Geest. Ik denk dat het goed is dat wij ons, nu het nieuwe jaar nog maar een paar weken oud is, zelf de vraag stellen: “Brandt in mij het vuur van de Heilige Geest?” Ook als gemeen­ten – en dat geldt in de eerste plaats voor de voorgangers en oudsten – zullen wij ons dat telkens weer af moeten vragen. En als er belemmeringen of barrières zijn, laten wij die opruimen, opdat de werking van Gods Geest verder door kan gaan en de volheid van Christus in ons – zowel in de gemeente als in ons persoonlijk leven – zich meer en meer gaat open­baren .

Wie nog even verder door­denkt over het begrip ‘vuur’, weet dat om een vuur brandend te houden brandstof nodig is. Daar­bij is het van belang dat het goede brandstof is. De oudere lezers onder ons, die nog het kolenkachel tijdperk hebben meege­maakt, weten dat er ver­schillende soorten kolen gestookt konden worden. Cokes en eierkolen bijvoor­beeld, waren weliswaar goedkoper, maar gaven bij lange na niet zoveel warm­te als duurdere soorten, zoals antraciet.

Geestelijk gesproken is het ook van essentieel be­lang ‘antraciet’ te gebruiken. Dat wil zeggen: goe­de brandstof! En dan den­ken wij aan de boodschap zoals wij die hebben leren kennen en uitdragen in ons blad: het volle evan­gelie van Jezus Christus! Wij behoren met minder geen genoegen te nemen. En wat “Levend Geloof” betreft: wij zouden ons schamen en onze opdracht ontrouw worden, als wij een ander evangelie zou­den brengen, een evange­lie wat in werkelijkheid geen evangelie is. Lees in dit verband ook wat ik hierover schrijf in het artikel “Kies voor het beste!”

Maar ook alle andere arti­kelen in dit nummer vor­men weer een waardevolle bijdrage aan de verkondi­ging van de boodschap zoals wij dat nu al bijna 25 jaar mogen doen. Bidt dat de Heer ons, dat wil zeggen alle medewerkers, weer de bekwaamheid wil geven om op duidelijke wijze, onder de leiding van Gods Geest, Gods Woord uit te leggen. Wij willen geloof hebben dat de inhoud van “Levend Geloof” ook dit jaar weer een positieve en prakti­sche uitwerking zal heb­ben in de levens van al onze lezers en lezeressen.

“En Hij, de God des vredes, heilige ons geheel en al, en geheel onze geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die ons geroepen heeft, is getrouw; Hij zal het ook doen”, 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 en 24  (1 Thess. 05:23-24).

 

Intermezzo door Gerry Velema

Als je alleen nog maar bidden kunt …

Ineens was Henk de winkel binnen gevlogen.

Schreeuwend van woede viel hij Pim aan.

Nou heb ik je! Jij met je vrome praatjes, je godsdienstig gedoe. Ik zal je…” Ruw en onbeheerst had hij tegenover Pim gestaan. Een boom van een vent, specialist in karate. Je moest hem maar es tegenkomen.

Pim kwam hem tegen, of liever nog: hij werd door hem gezocht! Waarom? Vroeger waren ze makkers geweest, opgegroeid in een kleine leefgemeenschap. Maar bij het opgroeien tot mannen was er een kloof gekomen. Een diepe kloof, zoals licht en duisternis elkaar niet kunnen overbruggen.

Pim leerde de Here Jezus kennen als zijn Redder en Heiland. Henk werd een leidersfiguur in een plaatselijke satanskerk. De één een dienaar van Jezus, de ander een slaaf van satan. Licht tegenover duisternis, liefde tegenover haat. En hoe opgezweept die haat van Henk was zag je in die woeste man, daar in die winkel.

De omstanders vlogen angstig aan de kant of de winkel uit. Je kon zo’n vechtersbaas beter niet voor de voeten lopen. Pim had geantwoord met: “Ga naar buiten, ik doe hier alleen maar boodschappen”.

Dreigend riep Henk hem toe: “Dat doe ik… dat zal ik doen. Wachten zal ik… tot je buiten komt. Dan sla ik je rechtstreeks het ziekenhuis in”.

De boodschappen waren afgerekend. Pim moest naar buiten. Hij was bang. Wat kon hij tegen zo’n karate-held beginnen? Bovendien wou hij niet vechten, maar evenmin verlangde hij ernaar het ziekenhuis te worden ingeslagen.

Waar kon hij heen voor hulp? Nergens… of zoals hij vertelde: “Ik ben toen maar in een hoekje gaan staan. Ik kon alleen nog maar bidden”.

Het was z’n enigste wapen. Schoorvoetend ging hij de winkel uit… en de karate-held was weg! Prijst de Heer! Maar Pim verstopte zich niet. Zijn evangelisatiewerk ging door. Hij bleef op de markt staan met boekjes en bijbels. Henk zou hem makkelijk weer kunnen vinden.

Hoeveel moed is daarvoor nodig? Veel moed! Pim dacht aan de woorden van de Meester: “Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen”.

En dit gebeurde niet achter het ijzeren gordijn, of in een ander ver vreemd land, maar hier, in ons eigen Nederland, in november 1984.     

 

Wat gaan wij doen in 1986? Door Gert Jan Doornink

We staan aan het begin van een nieuw jaar, 1986. En ik zou jou, maar eigenlijk in de eerste plaats mij zelf, een vraag willen stellen, namelijk: “Wat ga ik in dit nieuwe jaar doen met mijn leven? Hoe ga ik het invullen?

Wat zijn mijn gedachten, mijn verwachtingen, mijn wensen voor dit nieuwe jaar?

Hoe is ons leven met de Heer?

De jaarwisseling is een heel goed moment om eens even stil te staan bij de manier waarop je leeft. Eens even na te gaan hoe bijvoorbeeld jouw leven met de Heer is. Het is ontzettend fijn als je mag concluderen dat jouw contact met Hem optimaal is. Maar weet je, in mijn eigen leven merk ik dat ik soms een nieuwe frisse start met Jezus Christus moet maken. Heb jij ook wel eens dat gevoel, dat je leven met de Heer ‘op een laag pitje’ staat? Knaagt ’t soms ook aan jou, dat je relatie met God afgezakt is? Nou, dat gevoel ken ik wel. En op zo’n moment weet ik ook dat er een nieuw begin nodig is.

Ik ben er trouwens van overtuigd, dat we dit ge­beuren in ons binnenste niet zo maar ‘een gevoel’ mogen noemen. Nee, ik geloof dat het de Heilige Geest is, Die mij ervan overtuigt dat ik me op­nieuw mag toewijden aan de Heer. De vraag is wat ik doe als de Heilige Geest mij roept. Het is dan namelijk oppassen geblazen! De Heilige Geest werkt in ons met een zachte drang. Gods Geest is zachtmoedig.

.Maar de duivel staat klaar met zijn beschuldiging . Hij schreeuwt je in je oren:

“Je hebt er een potje van gemaakt. Je hebt je geestelijk leven verwaarloosd. Nietsnut. Luiwammes.            Denk je dat God iets met jouw leven kan doen? Vergeet het maar” .

Twee stemmen die spreken. Eén daarvan is zachtmoedig. Hij wacht op een antwoord. Hij stimuleert en roept. Hij staat aan de deur van je    leven en klopt en zegt: “Als je Me binnenlaat, ga Ik maaltijd met je houden en jij met Mij”, Openbaring 3 vers 20 (Openb. 03:20). Die andere stem is ruw en luidruchtig. Hij verwerpt je, gooit je op je gezicht. Deze stem moet van repliek gediend worden, in de Naam van Jezus.

Twee stemmen die spreken

Vind je ’t soms ook moeilijk om beide stemmen uit elkaar te houden? Onthoud dit: de duivel is er op uit om dat geestelijk pitje, dat in de loop van 1985 in jouw leven misschien wat laag is geworden, helemaal uit te do­ven. Maar God wil er in 1986 juist een laaiend vuur van maken.

Wat ga je nu met deze twee stemmen doen? Hoe ga je je opstellen? In de eerste brief die Petrus schrijft aan de christenen die verstrooid zijn (en zo * voelen wij ons ook wel eens) heb ik een paar verzen gevonden die ik hieronder wil opschrijven, als een bemoediging voor jou en mij, 1 Petrus 5 vers 6 tot en met 11 uit het Levende Woord (1 Petr. 05:06-11)”.

Je houding tegenover de roepstem van de Heilige Geest mag als volgt zijn:

“Als je buigt onder de sterke hand van God zal Hij je oprichten als Hij vindt dat de tijd daarvoor gekomen is. Geef al je zorgen en problemen over aan God, want Hij houdt van je en zorgt voor je” .

En zo mag je je opstellen tegenover de tegenstander:

“Maar ondanks dat moet je de situatie goed inzien en geweldig op je hoede zijn voor je grote tegenstander, de duivel. Hij gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om die te verslinden. Sla zijn aanvallen af door vast op de Heer te vertrouwen (…) Onze God is één en al goedheid” .

En dit zal het gevolg zijn van jouw houding. Het is tevens datgene wat God met je leven voor ogen heeft:

“Hij heeft jullie geroepen deel te hebben aan dezelfde eeuwige heerlijkheid als Christus. Nadat jullie het een tijdje heel erg moeilijk hebben gehad, zal Hij je persoonlijk overeind helpen op de plaats waar je hoort te staan. Hij zal je zo sterk maken, dat je nooit meer hoeft te wankelen. Hij heeft alle macht, voor altijd en eeuwig.

Amen!”

Wat is ons verlangen in dit nieuwe jaar?

Wat ga jij in 1986 doen? Mijn verlangen is om de roepstem van de Heilige Geest te beantwoorden. Wat moet het heerlijk zijn als Hij maaltijd met mij houdt en ik met Hem! Samen met Hem kan ik het leven in 1986 aan. Hij nodigt mij uit om niet passief, maar actief te zijn, een laaiend vuur!

Ook wil ik die andere stem, die mij ongetwijfeld uitdaagt en die mij onderuit wil halen, het zwijgen opleggen in de machtige naam en autoriteit van Jezus Christus in dit nieuwe jaar meer dan overwinnaar te zijn. God zegene je.

God wil meer doen!

Tot de vele beloften die de bijbel bevat en die de levende God graag vervul­len wil in allen die Hem gehoorzaam volgen, beho­ren ongetwijfeld ook de woorden van de apostel Paulus uit Efeziërs 3 vers 20 (Ef. 03:20), als hij schrijft dat God, blijkens de kracht, die in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bid­den of beseffen. Woorden die voor zichzelf spreken, maar juist daarom kunnen we er zo gemakkelijk over

heen lezen, zonder er iets mee te doen. Want wat Paulus hier verwoordt schept onbegrensde mogelijkheden voor een productief en overwinnend

geloofsleven. God is bij machte… oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen! ‘

Wij bidden om… en nu kunnen wij een schier ein­deloze rij, dingen invullen waarvoor wij bidden en verlangend zijn dat ze verhoord worden. Paulus noemt hier ‘bidden’ in verband met ‘beseffen’.

En dat is natuurlijk een kombinatie die altijd sa­mengaat, al staan wij daar nooit zo bij stil.

Positief denken

Maar nu moeten we oppas­sen! Laten we niet te vlug gaan denken dat we het eindstation al bereikt hebben. Alleen reeds van­wege het feit dat de vijand niet stil zit en zal trachten terrein terug te winnen. Wat doen wij bij de aanvallen uit het rijk der duisternis? Wij weerstaan de vijand, vast in het geloof, 1 Petrus 5 vers 9a (1 Petr. 05:09a). Wat wij ook niet over het hoofd moeten zien is dat bij God geen plafond be­staat. Het gevaar wat al­tijd weer op de loer ligt, en waaraan helaas heel wat christenen toegeven, is dat we een bepaald niveau in ons geestelijk leven hebben bereikt en dan als het ware op onze lauweren gaan rusten.

Maar een kind van God, dat werkelijk in de wil van God staat, is nooit tevre­den met datgene wat hij tot dusver heeft bereikt. Hij weet: wat ik van het nieuwe leven van Chris­tus openbaar maak, is nog niet het volkomene zoals God dat bedoelt! En al ben ik geestelijk nog zo gegroeid, ik verlang ver­der te groeien.

Paulus zegt: “Niet dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er­naar. . . Ik jaag naar het doel, om de prijs der roe­ping Gods, die van boven is, in Christus Jezus”, Filippenzen 3 vers 12 tot en met 14 (Filip. 03:12-14) . Dat is de instelling van de ware christen!

God kent geen limiet

Willen we het ons nog eens goed realiseren? God wil meer doen! Bij Hem zijn alle dingen mogelijk! Hij heeft geen limiet gesteld, maar wil niets liever dan ons vullen met Zijn volle heerlijkheid!

Dat geldt voor ons als ge­lovige individueel maar ook samen met de anderen.

Daarom behoren voorgan­gers en oudsten van ge­meenten zich ook telkens weer af te vragen: Be­staat er bij ons voldoende ruimte voor een verdere geestelijke ontplooiing, zodat iedereen het volwas­sen stadium in Christus kan bereiken? Anders ont­staat verstarring en af­remming en kan God Zijn volle doel niet bereiken. En God wil zo graag meer doen… veel meer doen… Oneindig veel meer doen dan wij bid­den of beseffen!

 

Het Bijbelse mensbeeld door Klaas Goverts – 3 –

Wat zegt de Schrift over het hart?

Hart, ziel en geest vormen niet onderdelen van de mens, die dan samen de hele mens zouden zijn; neen, het zijn elk aanduidingen van de hele mens. Het zijn drie aspecten van het optreden waarin de mens zijn bestaan beleeft. Het hart geeft de koers aan. Je bent een ziel en je hebt een hart. Het hart dat is het denken, namelijk het denken dat zich richt op iets wat de mens graag wil doen. De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God. Dat is niet een zinsnede die betekent: o, het is alleen een innerlijke kwestie, neen, zijn hele planning getuigt ervan: ik reken niet met God. Het gaat hier niet over iemand die theoretisch het bestaan van God ontkent, maar over iemand die in zijn plannen God buitenspel zet. Daartegenover zegt Psalm 15 vers 2 (Ps. 015:002): “die waarheid (eigenlijk: betrouwbaarheid) spreekt in zijn hart. Dat is niet de mens die alleen maar zuivere leerstellingen zit te bedenken, maar het is de mens die betrouwbare plannen maakt. “Uw hart zij sterk”, Psalm 27 vers 14 (Ps. 027:014). En als in Psalm 57 vers 8 (Ps. 057:008) staat: “mijn hart is vast”, dan is daar een zekere doelbewuste richting, een vaste koers, een mens die weet wat hij wil. De geest van de mens is zijn drijfveer, datgene wat een mens motiveert, voortstuwt, zijn motivatie. Het hart is de controlepost van de geest.

Een mens heeft een geest, dat is de vaart, de beweeglijkheid; geest en (storm)wind is hetzelfde woord. Hart en moed hebben met elkaar te maken: coeur en courage (Franse taal) .

Nog enkele teksten uit de Psalmen:

‘Ik brul vanuit het grommen van mijn hart”, Psalm 38 vers 9 (Ps. 038-009)

“Mijn hart stuiptrekt”, Psalm 38 vers 11 (Ps. 038:011).

“De Thora des Heren is in zijn hart”, Psalm 37 vers 31 (Ps. 037:031).

“God is de rots van mijn hart”, Psalm 73 vers 26 (Ps. 073:026).

De heerbanen (pelgrimsstraten) zijn in zijn hart, psalm 84 vers 6 (Ps. 084:006)

Hoelang zal ik … kommer hebben in mijn hart, Psalm 13 vers 3 (Ps. 013:003)

”Over uw verlossing juicht mijn hart”, Psalm 13 vers 6 (Ps. 013:006).

“In Hem zekerde zich mijn hart”, Psalm 28 vers 7 (Ps. 028:007).

“Zijn hart is ondersteund”, Psalm 112 vers 8 (Ps. 112:008).

Mijn hart zij onverdeeld (tamim) in uw inzettingen”, Psalm 119 vers 80 (Ps. 119:080) .

“Een volk, dwalende van hart”, Psalm 95 vers 10 (Ps. 095:010).

“Een volk dat zijn hart niet richtte”, Psalm 78 vers 8 (Ps. 078:008).

Charles Finney schrijft: Het hart is de fontein, de bron waaruit goed of kwaad stroomt. Het hart is de hoogste intentie van de ziel (the supreme intention of the soul) Het hart konstitueert het karakter van de mens (constitutes the character of man). Het hart is: ultimate choice, uiteindelijke keuze, dus planning.

“De Here proeft (toetst) de geesten”, Spreuken 16 vers 2 (Spr. 16:02) “De Here proeft de harten”, Spreuken 21 vers 2 (Spr. 21:02). Spreuken 16 vers 1 (Spr. 16:01) zegt: Van de mensen zijn de ontwerpen van het hart”. En vers 9 (Spr. 16:09): “Het hart van de mens plant zijn weg, maar de Here zet zijn schrede vast neer”. “Wentel op de Here uw daden, dan zullen vast opgericht staan uw plannen”, Spreuken 16 vers 3 (Spr. 16:03). Ikzelf, zoals ik mij manifesteer, dat is mijn ziel. De ziel is datgene wat de mens tot een levend wezen maakt. De ziel omvat ook verlangens, bijvoorbeeld Spreuken 16 vers 26 (Spr. 16:26): “De honger van de werkman werkt voor hem, want zijn mond spoort hem aan”. Letterlijk: de ziel van de werkman werkt voor hem. De hele mens is present in zijn ziel. Als een mens zich uit, als hij hoort, ziet, handelt, dan komt daarin „ zijn hele ziel te voorschijn. Het hart is het centrum, het beleidscentrum zouden we kunnen zeggen. Het hart geeft richting aan de ziel, zodat deze zich concentreert op concrete, doelbewuste daden.

Spreekt tot het hart van Jeruzalem”, Jesaja 40 vers 2 (Jes. 40:02). Samuël zegt tot Saul: “Al wat in uw hart is zal ik u melden”. De NBG: “over alles wat u bezighoudt zal ik u inlichten”, 1 Samuël 9 vers 19 (1 Sam. 09:19). “Doe zoals in uw hart is”, 1 Samuël 14 vers 7 (1 Sam. 14:07). “Zie ik ben met u, overeenkomstig uw hart. De Here ziet naar het hart’, 1 Samuël 16 vers 7 (1 Sam. 16:07), Het hart is niet zozeer de zetel van de gevoelens, maar de bedoeling, de moed en de planning, de intentie van een wezen. Uit het hart zijn de uitgangen (oorsprongen) van het leven. Spreuken 4 vers 23 (Spr. 04:23) .

Nog een opmerking wat het lichaam betreft. Daar heeft het Hebreeuws in wezen nauwelijks een woord voor. De Hebreeuwse mens denkt concreet en spreekt over lichaamsdelen: mijn hand, mijn oog, mijn oor, mijn voeten, etc.

Gedachten over het aangezicht

Wezenlijk voor het herstel van de mens is de gedachte die de Schrift ons aanreikt in verband met het aangezicht.

a.Mens-zijn voor het aangezicht van God.

b.Het aangezicht van de broeder zien.

c.Het aangezicht van de aardbodem.

1.In Psalm 13 (een genezingspsalm) vraagt David: “Tot hoelang vergeet Ge mij voortdurend? Tot hoelang verbergt Ge uw aangezicht voor mij? Tot hoelang draag ik raadslagen in mijn ziel, kwelling in mijn hart overdag? Tot hoelang verhogen zich mijn vijanden over mij? Blik neer, antwoord mij (of: buig U naar mij), Here, mijn God, verlicht mijn ogen, anders slaap ik in tot de dood”. Het herstel (de genezing) van de mens begint hier: het aangezicht van God ontmoeten. De zegen uit Numeri 6 houdt met name in: de Here verheffe zijn aangezicht over u, de Here doe zijn aangezicht over u lichten.. Het aangezicht is wezenlijke aanduiding van communicatie. Juist daar ligt veelal het probleemgebied.

2.Doel is: het kennen van aangezicht tot aangezicht, dat is de volledige wederkerigheid. Psalm 17 tekent dit gesprek tussen God en mens, waarin de mens wordt aangesproken tot op de bodem van zijn bestaan. “Van uw aangezicht zal mijn recht uitgaan”, Psalm 17 vers 2 (Ps. 017:002). Dit loopt uit op vers 15 Psalm 17 vers 15 (Ps. 017:015): “Ik zal in waarachtigheid uw aangezicht aanschouwen en bij het ontwaken mij verzadigen met uw gestalte” .

3.Psalm 31 vers 21 (ook een genezingspsalm) (Ps. 031:021) zegt zo treffend: “Gij bergt hen in het verborgene van uw aangezicht . Als antwoord op vers 17 waar staat: “Laat lichten uw aangezicht over uw knecht, bevrijd mij door uw goedertierenheid”. Het aangezicht van God betekent: genezing, vergeving, bevrijding.

In de genezingspsalm Psalm 38 horen we driemaal het woord aangezicht , om aan te duiden wat er in een mens aan het licht komt. “Er is geen gaafheid in mijn vlees vanwege het aangezicht van Uw gramschap: geen vrede in mijn gebeente vanwege het aangezicht van mijn ontsporing” (vs.4). “Mijn wonden stinken, etteren, vanwege het aangezicht van mijn dwaasheid” (vs.6). Hier zien we het beeld van verstoorde communicatie, waardoor heel de persoonskern (gebeente) ontwricht wordt. Er zijn wonden, verwondingen, er is geen gaafheid (hangt samen met tamim) , geen vrede (shalom). Daarom de roep om herstel: “Mijn Meester, tegenover U is al mijn begeren (vs.10). “Op U wacht ik, Gij zult antwoorden” (vs.16).

In Psalm 34 vers 6 (Ps. 034:006) lezen wij: “Zij schouwen naar Hem en stralen van vreugde, hun aangezicht zal niet schaamrood worden” . Hier wordt een volk getekend dat uit de ballingschap terugkomt. Ze zijn net als de psalmist zeil, “ontrukt aan hun verschrikkingen, angsten, van hun terugdeinzen, hun reserves” (vs.5).

Psalm 41 een andere genezingspsalm, eindigt aldus: En ik, gaaf ben ik, Gij , hieldt mij ’vast en Gij zult mij stellen voor uw aangezicht voor altijd” (vs 13) of- “mij echter, in mijn eenvoud hebt Gij mij vastgehouden, Gij stelt mij voor uw aangezicht voor altijd” . De eigenlijke genezing vond plaats in het bidden en smeken: de relatie met de Meester werd hersteld.

Psalm 68, een uittocht psalm, heeft in de verzen 2 tot aangezicht als motiefwoord: “Gods aangezicht ontbindt en bindt, verstrooit de vijanden en verzamelt de zijnen: zijn haters vluchten van voor zijn aangezicht (of vanwege), zoals was smelt voor het aangezicht van het vuur, verdwijnen goddelozen (doemenden) voor het aangezicht van God” (vs.1-3). “De waarachtigen echter verheugen zich, zijn verrukt voor het aangezicht van God (vs.4). Jubelt voor zijn aangezicht” (vs.5). “God, toen Gij uittrokt voor het aangezicht van uw volk” (vs. 8). Toen beefde de aarde, droop de hemel voor het aangezicht van God, voor het aangezicht van God, de God van Israël” (vs.9). Het hele exodus-gebeuren komt op gang door, dank zij Gods aangezicht: zo wordt de uittocht, de tocht door de woestijn naar de stad mogelijk. Alleen zo komt de mens in het heiligdom.

Uniek is de bede in Psalm 119 vers 135 (Ps. 119:135): “Doe uw aangezicht lichten in uw knecht”. Elders horen we steeds: Laat uw aangezicht lichten óver uw knecht” Hier bidt de psalmist dat het licht in hem mag gaan schijnen, dat de Meester zelf lichtend in hem aanwezig zal zijn.   (wordt vervolgd)

 

Drie discipelen door Gerry Velema

Er waren eens drie disci­pelen . . .

Petrus,

hij was de tem­peramentvolle discipel.

Zijn karakter kende vaak uitersten. In zijn wandel met de Heer was hij óf helemaal voor óf helemaal tegen. Een zwart-wit den­ker. En zo beleefde hij het ook: zwart-wit en droog-nat. Zijn ervarin­gen, opgetekend in de bijbel, zullen je dat ver­tellen .

Petrus. Jezus begreep dat hart zo goed. Hij stond zo eindeloos positief tegen­over de ‘blundermaker’ van zijn kleine gemeente. Jezus en Petrus. Jezus die profeteerde dat uit Petrus een rots zou voor­komen, waarop de Heer zijn gemeente zou bouwen.

Johannes.

Viel hij niet op door zijn stille, wijze geest? Hij was de discipel die eerst nadacht voordat hij handelde of sprak. Zijn karakter kende diep­ten, die door de Heer ge­vuld werden met kostelijke gedachten. Na Jezus’ dood en opstanding herkende Johannes de Heer op het strand, waar ze vlakbij aan het vissen waren.

Johannes, vol geloof en verwachting, zag, wat de anderen nog niet zagen. Maar Johannes was geen Petrus, die spontaan de boot uitsprong, zijn Hei­land tegemoet. En Petrus was niet een Johannes, dat hij Jezus herkend zou hebben. En wat had Jezus ze beiden lief!

Thomas.

Ach de twijfe­laar of de ongelovige Tho­mas. We weten het wel, Thomas die niet uit geloof maar uit het aanschouwen leefde. En toch was hij ook één van de gemeente­leden van de Heer Jezus. Eén discipel mocht ook Thomas zijn.

En de Heer hield heel veel van Thomas. Apart voor Thomas kwam Hij nog eens zich tonen aan de discipe­len na zijn opstanding. En tot geen van de anderen had Hij in zijn liefde ge­zegd: “Kom maar, over­tuig jezelf maar, dat Ik het ben” . Jezus hielp Thomas in zijn onzeker­heid en voerde Thomas hogerop, naar het zekere: Jezus Christus leeft!

Is het niet geweldig fijn, dat de Heer mensen als een Petrus, een Johannes en een Thomas bijzonder liefheeft en hen werkelijk begrijpt en helpt.

Nee, we hoeven niet alle­maal hetzelfde te worden. Eén Heer voor ons alle­maal. Zo groot is de Heer! Hij gaat met u en mij en heel eigen en persoonlijke weg. Prijst de Heer daar­voor!