Selecteer een pagina

Levend Geloof – 338

Levend geloof 1992.06 nr. 338

Wat er gebeurt als wij geestelijk groeien door Gert Jan Doornink

“De in goede aarde gezaaide is hij, die het woord hoort en ver­staat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig”.

(Uit de gelijkenis van de zaaier; Matt. 13:01-09; Matt. 13:18-23).

De gelijkenis van de zaaier is één van de meest bekende gelijkenis­sen die Jezus vertelde toen Hij op aarde was. Het is een gelijkenis die ons op indringende wijze in contact brengt met de noodzaak van geestelijke groei. En op de vraag wat er gebeurt als wij geestelijk groeien, krijgen wij via deze gelijkenis een zeer duidelijk antwoord. Wat is dat antwoord? Dan dragen wij vrucht voor Gods Koninkrijk! Geestelijke groei is dus een ‘must’ voor ieder kind van God.

Wat is geestelijke groei?

In de natuurlijke wereld groeien wij op van baby tot peuter, van peuter tot kleuter. Dan volgt de schoolgaande periode en via de puber- en tienerleeftijd groeien wij verder en worden een jonge vrouw of jonge man. En dan breekt de volwassen leeftijd aan. Er zijn dus verschillende fasen in ons leven. Hetzelfde geldt voor de gees­telijke wereld waarin we door wedergeboorte zijn terechtgekomen.

Er is echter een groot verschil tussen de groei in de natuurlijke wereld en de groei in de geestelijke wereld. Aan het eerste komt een einde. Geleidelijk aan  komt er een aftakeling van het lichaam. Maar aan de groei in de geestelijke wereld komt geen eind. Paulus zegt: “Maar al vervalt ook de uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd” (2 Kor. 04:16).

Als er in de natuurlijke wereld om één of andere reden geen groei meer is, doen we er alles aan om dit te verhelpen. In erge gevallen gaan we naar de dokter of psychiater. De groei moet weer op gang gebracht worden anders gaat het mis… Jonge vrouwen en meisjes die op extreme wijze af willen vallen om maar een mooi figuur te krijgen, komen soms terecht in een toestand waardoor men de groei niet meer op gang kan krijgen. Men spreekt dan van ‘anorexia nervosa’.

Soms denk ik wel eens dat er in de geestelijke wereld heel wat gevallen zijn van anorexia nervosa. In ieder geval zien wij dat er vaak nonchalant wordt omgesprongen met het begrip ‘geestelijke groei’, terwijl het toch zo uitermate belangrijk is. Dan wordt er al gauw geredeneerd van: ‘Als je maar weet een kind van God te zijn. Daar gaat het om en wat je dan verder ook van visie hebt, is minder belangrijk’.

In eerste instantie gaat het natuurlijk om het feit of men weet een kind wan God te zijn, maar dan moet ook de geestelijke groei beginnen! Want de visie die wij hebben houdt juist verband met deze geestelijke groei.

Waarom wij geestelijke groei nodig hebben

De eerste reden waarom geestelijke groei noodzakelijk is om de duivel te kunnen ontmas­keren en overwinnen. Satan haat geestelijke groei. Daarom houdt hij er een politiek van nivellering en terug schakeling op na. Als wij altijd verliezer zijn geweest in de geestelijke strijd en we hebben het verlangen overwinnaar te worden, zal hij met alle macht proberen dat te verhinderen.

Toch behoort het verlangen om overwinnaar te zijn een doelstel­ling in ons leven te zijn. Niet voor niets worden wij daartoe door de apostelen opgeroepen en zien wij bijvoorbeeld hoe de overwinning in het leven van Paulus te midden van alle omstandigheden functioneerde. Wanneer hij deze opsomt in Romeinen 8, schrijft hij: “Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad” (Rom. 08:37). Johannes schrijft: “Al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof’ (1 Joh. 05:04).

De tweede reden waarom wij geestelijk behoren te groeien is om mondige christenen te worden en ons als zonen Gods te openbaren. In zijn brief aan de Efeziërs spreekt Paulus over het bereiken van “de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus” (Ef. 04:13). Hij schrijft dan verder: “Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neer, heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus” (Ef. 04:14-15). Dan gaan wij ons dus als beelddragers van Christus openbaren.

Onmondige christenen worden heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer en zijn daardoor gemakkelijk te beïnvloeden door de duivel. Onmondige christenen laten zich voeden met melkvoeding en kunnen de vaste spijs niet verdragen (Heb. 05:12-14).

Onmondige christenen zijn zich ook niet bewust dat hun plaats met Christus in de hemelse gewesten om van daaruit te strijden en te overwinnen is.

Omdat het Gods wil is, is ook een belangrijke reden waarom wij geestelijk behoren te groeien. In Hebreeën 3 wordt het oud­testamentische volk van God als voorbeeld aangehaald . Dit volk was onder Mozes uit Egypte getrokken om via de woestijn naar het beloofde land te gaan. Maar door ongeloof en ongehoor­zaamheid kwam het gehele volk om in de woestijn. Pas onder Jozua trok een geheel nieuwe generatie het beloofde land , binnen. Dan vervolgt Hebreeën 4: “Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven”. Het gezegde ‘stilstand is ach­teruitgang’ geldt zeer zeker ook in geestelijk opzicht.

In Hebreeën 12 vers 15 (Heb. 12:15) lezen wij: “Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods…” Het woord ‘verachteren’ betekent: achterop faken, achteruitgaan. Iemand die geestelijk achterop raakt heeft bovendien een negatieve invloed op de anderen. De Hebreërschrijver spreekt in dit verband over het opschieten van een gif wortel, waardoor de meerderheid aangetast wordt.

Er is nog een belangrijke reden waarom geestelijke groei beslist nodig is. Dat is omdat we de taak die we van God ontvangen hebben, alleen maar optimaal kunnen vervullen als we geestelijk uitgegroeid, dus volwassen christenen zijn. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat een pas-bekeerde niet van veel betekenis is in zijn getuigenis, maar lang niet iedere pas-bekeerde houdt zijn en­thousiasme vast, zeker niet als er geen geestelijk groei volgt.

Wanneer zien de mensen het beeld van Jezus in ons? Niet als we ‘verachterd zijn in de genade’. Niet als we ‘nederlaag-christenen’ zijn. Niet als we ons bezig houden met allerlei verkeerde leringen en anderen daarmee proberen op te zadelen.

Het gaat erom dat wij niet alleen anderen, wat wij dan noemen, ‘winnen voor Christus’. Maar daarna hen leren, begeleiden en stimuleren om volwassen christenen te worden, zodat ook zij weer optimaal inzetbaar zijn in dienst van Gods Koninkrijk.

Geestelijke groei en voeding

Geestelijke groei hangt ook ten nauwste samen met de voeding die wij krijgen, geestelijke voeding uiteraard. Zoals in de natuurlijke wereld goede en juiste voeding van levensbelang is, geldt dit ook voor de nieuwe geestelijke wereld waarin we, sinds onze weder­geboorte, leven. Welke gees­telijke voeding ontvangen wij en van wie?

In de gelijkenis van de zaaier is het ‘zaad’ waar Jezus over spreekt het ‘woord van het Koninkrijk’ (Matt. 13:19). Een zeer belangrijk gegeven. Niet ieder zaad is dus het juiste zaad. Er kan verkeerd zaad gebruikt worden. En de duivel ligt op de loer om het verkeerde zaad te hanteren.

Onder het ‘woord van het koninkrijk’ mogen wij het evangelie verstaan, zoals Jezus dat bracht en later de apostelen. Het evangelie wat bevestigd wordt door tekenen en wonderen, dat wil zeggen: mensen worden werkelijk bevrijd uit satans macht en leren het echte, nieuwe leven kennen zoals God dat oorspronkelijk voor ieder mens had bedoeld.

Juist daarom is het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, het volle evangelie, zoals wij dat hebben leren kennen, zo belangrijk. Dat zeggen we niet om ons hoogmoedig en exclusief op te stellen ten aanzien van andere christenen, maar gewoon omdat iedereen die het heeft leren kennen, ontdekt heeft dat dit het werkelijke evangelie is. En waarom zouden we het evangelie wat geen surrogaat is, maar ons werkelijk gelukkig en rijk heeft gemaakt, niet gaan delen met anderen? Jezus sprak niet voor niets: “Predik het evangelie aan de gehele schepping”.

Wij willen niet ‘de dood in de pot’, maar ‘leven in de brouwerij’ en met leven bedoel ik dan het echte Goddelijke leven, wat door geloof^ in Jezus in ons is. Wat de uitdrukking ‘de dood in de pot’ betreft: wist u dat dit ontleend is aan een oudtestamentische geschiedenis?

In 2 Koningen 4 vers 3 (2 Kon. 04:03) lezen we over de profeet Elisa die in Gilgal kwam, waar hongersnood was. Op een dag roept hij zijn knecht bij zich en zegt: ‘Zet maar een grote pot op en kook moes voor de profeten’. Dan worden er groenten geplukt in het veld (wilde kolokwinten van een wilde slingerplant) en in stukjes gesneden in een pot gedaan en tot moes gekookt. Maar zodra ze daarvan gaan eten, schreeuwen ze het uit: ‘De dood is in de pot, man Gods!’ Ze konden het niet eten. Wat doet nu Elisa? Elisa raakt niet in paniek. Zoals ook wij nooit in paniek behoeven te raken. Want wie op God vertrouwt, zal nooit beschaamd uitkomen! Elisa zegt: ‘Haal dan meel’. Als dat in de pot is gedaan en bereid is, zegt hij: ‘Schep op voor het volk, opdat zij eten’. Dan zien wij dat er ‘niets kwaads meer in de pot’ is.

Een prachtig voorbeeld ten aanzien van onze taak! Meel is gemalen graan waarvan brood gemaakt wordt. En zegt Jezus niet dat Hij het brood des levens is? In Johannes 6 vers 35 (Joh. 06:35) lezen wij daarover: “Ik ben het brood des levens; wie tol Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten”. En in vers 51 zegt Hij: “Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld”. Als wij Zijn evangelie brengen, brengen wij datgene waardoor de (geestelijk) hongerige mens werkelijk gevoed wordt! Geen surrogaat-voeding, maar échte voeding!

Maar uit de gelijkenis van de zaaier blijkt dat als wij het echte evangelie verkondigen, het goede zaad uitstrooien, de duivel nog steeds op de loer ligt om te verhinderen dat het aanvaard wordt.

Sommigen ‘verstaan’ het niet. Daarom is de doop met de heilige Geest zo belangrijk. Daardoor leren we de betekenis van het woord van God werkelijk verstaan.

Sommigen aanvaarden het, maar het blijft oppervlakkig. Zoals in allerlei groepen en gemeenten het geval is: veel tamtam, maar geen diepgang, geen geestelijke groei.

Weer anderen laten zich zo in beslag nemen door alles wat uit de natuurlijke wereld op hen afkomt, dat het ook helemaal misgaat. Matteüs 13 vers 22 (Matt. 13:22) zegt dat zij wel het woord horen, maar “de zorg van de wereld en
het bedrog van de rijkdom verstikt het woord en hij wordt onvruchtbaar”.

Wanneer dragen wij vrucht?

Maar -prijst God- vers 23 zegt: “De in goede aarde gezaaide is hij, die het woord hoort en verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderd- deels zestig-, deels dertigvoudig”. Wij dragen dus vrucht als wij het woord Gods, het woord van het Koninkrijk, horen èn verstaan. Als we geestelijk groeien. Als we weten waarom het werkelijk gaat. Als we ons laten leiden door Gods Geest waarvan wij vol behoren te zijn. Als we luisteren naar wat apostelen, herders, leraars, profeten en evangelisten ons te zeggen hebben.

In Matteüs 13 staat het zo mooi: “… die dan ook vrucht draagt”.

Met andere woorden: dan is het ook een vanzelfsprekende zaak dat het gaat gebeuren. Weet u wat Paulus zegt?: “Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Want wie op de akker van zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op de akker van de Geest, zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten. Laten wij niet moe worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen” (Gal. 06:07-09).

Er gebeurt dus heel wal als wij geestelijk groeien. Het komt in het kort hierop neer dat we dan volledig Gods wil doen en dat Hij ons daardoor ten volle kan gebruiken in Zijn dienst. En is er iets heerlijkers denkbaar dan de woorden die Jezus sprak na te zeggen en in praktijk te brengen: “Vader, hier zijn wij, om Uw wil te doen!”.

 

 

Kan God ons verzoeken? door Herm Robbertz

“En leid ons niet in verzoeking…” (Matt. 06:13).

Een ‘onmogelijke’ tekst

Deze Bijbeltekst heeft al menig mens in verwarring gebracht. Immers, Jezus spoort ons aan om deze bede te richten tot onze (volmaakt goede!) hemelse Vader. Maar hoe kan dat nu, als Gods Geest toch duidelijk zegt: “Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Gódswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden, en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking”! (Jak. 01:13).

Dit is toch klare taal. Jakobus voegt er nog aan toe, dat de zonde een vrucht is. En wel het resultaat van de gemeenschap van een goddeloze begeerte in een mens met een goddeloze boze geest. Daarom ook zegt hij: Dwaalt niet: God is de Vader der lichten en alles wat uit Hem voortkomt is enkel waar en goed en volmaakt en heeft niets van doen met enige duisternis of verleiding tot het kwade.

Zie ook 1 Johannes 1 vers 5 (1 Joh. 01:05) (“God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”) en 2 Korinthiërs 6 vers 14 (2 Kor. 06:14) (“Welke gemeenschap heeft het licht met de duister­nis?”).

Door de duivel verzocht

Over deze dingen spreekt Matteüs 4 vers 1 (Matt. 04:01) veel duidelijker taal dan bovenstaande tekst uit ‘het Onze Vader’. Hier staat glashelder wie het is, die de mens verzoekt: “Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid, om verzocht te worden door de duivel”.

De oude slang is het, die de mens tracht te verleiden om het Woord van God los te laten, en om vervolgens ‘zijn eigen weg’ te gaan (Jes. 53:06). De vader van alle wetteloosheid was zelfs het alleréérste schepsel van God, dat zijn eigen vrije wil en begeerte misbruikte om zich van zijn goede Schepper los te maken, om zijn eigen weg te gaan en zijn eigen koninkrijk te stichten, dat onafwendbaar in botsing moest komen met Gods plan en Gods Koninkrijk. De duivel was de vader (de oorsprong) van dc wetteloosheid, die ook Eva verzocht om hetzelfde te doen als hij gedaan had!

De boom der kennis van goed en kwaad

Eva moest volgens de verzoeker gaan geloven dat het beter was voor haar om niet langer afhankelijk te zijn van God (en dus van Zijn Woord). Deze afhankelijkheid van God werd uitgebeeld door het eten van de boom des levens. En Eva schonk geloof aan de leugen dat zij voortaan ónafhankelijk van God haar eigen gang kon gaan en dat zij -evenals God- zélf zou kunnen bepalen wat goed is en wat kwaad is, naar eigen (vleselijke) begeerte en goeddunken. Zij zou deze keuze openbaar maken door te eten van de boom der kennis van goed en kwaad… Eva en Adam werden verzocht om God en

Zijn Woord te vergeten en hun Schepper en Vader en Aller­hoogste te verloochenen, om voortaan zélf hun eigen ‘aller­hoogste’ te zijn.

De nieuwe Adam

Toen Jezus vervuld werd met Gods Geest werd Hij door dezelfde oude slang verzocht om dezelfde verkeerde keuze te maken die ook Eva en Adam hadden gemaakt. Jezus, de nieuwe Adam, bleef echter standvastig als ziende de Onzienlijke Vader (Heb. 11:27b). Hij kende de weg tot het hart van de Vader, die tevens de weg is tot dc troon van God, namelijk deze: “Onderwerpt u dus (van ganser harte ) aan God, maar biedt weerstand aan de duivel (de verzoeker), en hij zal van u vlieden” (Jak. 04:07).

Foute tekst of foute interpretatie?

Maar wat moeten wij dan nu met onze tekst uit het Onze Vader? Is deze tekst dan wellicht verkeerd vertaald vanuit het Grieks? Bij nader onderzoek blijkt dat de Griekse tekst hier precies dezelfde woorden gebruikt als onze Nederlandse tekst. Dus zo komen we niet verder. Maar wat nu?

De Studiebijbel (een uitgave van ‘In de Ruimte’) zegt terecht: ‘Leid ons niet in verzoeking’ is niet ‘Verzoek ons niet’, maar ‘Lever ons niet over aan de verzoeking’ wat zal leiden tot afval; met andere woorden: ‘Houd ons vast’. Tot zover de Studiebijbel.

Overgeven aan… overlaten aan…

Vergelijk dit eens met teksten als Romeinen 1 vers 24, 26 en 28 (Rom. 01:24-28) en vele andere teksten die spreken over het overgeven van mensen aan de vijand, als het onaf­wendbare gevolg van het feit dat mensen zich van God en Zijn Woord afkeren en zich wenden tot (en zichzelf overgeven aan)… de vijanden van God. Denk bijvoorbeeld maar eens aan het boek Richteren en aan het volk Israël kort voor de Babylonische ballingschap.

Schaap en wolf

Wanneer het schaap de keuze maakt om de Goede Herder te verwerpen en om zogenaamd ‘zijn eigen weg’ te gaan, dan komt dit schaap los van God te staan en is hierdoor niet langer beschermd tegen de aanvallen van de wolven! Deze geestelijke wet van oorzaak en gevolg heeft God juist aan de eerste mensen (en ook aan ons!) bekend gemaakt: de vrije keuze tussen Gods leiding met Gods zegen als gevolg, of duivelse mis­leiding met vloek en ellende als gevolg.

In feite is het niet God die ons overgeeft aan de vijand, maar de mens zélf die zich overgeeft aan de misleider.

Gods Geest weerstaan, in plaats van de boze weerstaan…

In Matteüs 23 vers 28 (Matt. 23:28) moet de nieuwe Adam, Jezus Christus, constateren dat het merendeel van de vleselijke nakomelingen van Abraham, niet alleen aan God ongehoorzaam zijn geworden, maar dat zij zelfs (ondanks hun uiterlijke godsdienst) zich zodanig verhard hebben, dat zij Gods Geest voortdurend weerstaan, in plaats van de boze te weerstaan (zie Hand. 07:51). En dan is zijn conclusie: “Zie, uw huis wordt aan u (zelf) overgelaten…” Zoals jullie ’t zelf gewild hebben.

God respecteert de keuze van de mens

Zo is het ook gegaan met de verloren zoon. Als je weg wilt lopen van God, dan zal Hij je niet met geweld dwingen om bij Hem te blijven. Hij stelt je eigen keuze voorop! Hij dwingt je niet om zalig te worden. Maar Hij doet je een vurig ‘aanzoek’: “Mijn zoon, geef Mij je hart” (Spr. 23:26).

Hier is slechts plaats voor de keuze van het hart, voor geloof, hoop en liefde. En voor trouw uiteindelijk. Pas dan is er ook Gods tegenwoordigheid en Gods bescherming.

Lezen wat er staat, maar , vooral: verstaan wat bedoeld wordt!

Altijd weer dienen wij ons (en de Heer!) te vragen: Versta ik, wat ik lees? (Hand. 08:31). Versta ik niet de letter en de komma, maar de geest en de bedoeling van Gods Geest? Denk hierbij bijvoorbeeld eens aan een tekst uit Lukas 14 vers 26 (Luc. 14:26): “Indien iemand tol Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen… die kan mijn discipel niet zijn!” Niet de letter, maar de geest maakt de bedoeling duidelijk.

De verleider is de vijand!

Door Gods Geest en door Gods Woord zijn wij overtuigd van hetgeen Heinz Zahrnt schrijft in zijn boekje: ‘Hoe kan God dat toelaten?’ (Overigens een boek waar wij ook de nodige kritiek op moeten hebben, helaas): ‘God heeft beslist vele namen, maar Hij kan nooit betiteld worden als ‘verleider’. De verleider is altijd de ander, de vijand van de mensen. Daarom zou ik ook blij zijn als die nieuwtestamentisch gelijk zouden hebben, die beweren dat de zesde bede van het Onze Vader volgens de Aramese oertekst, in vertaling zou moeten luiden: “… en red ons uit de verzoeking”. Tot zover H. Zahrnt.

“Houdt vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme”

Zelf zou ik kiezen voor: “Bewaar ons gedurende de verzoeking!” Hoewel ik weet dat zelfs deze woorden verkeerd verstaan kunnen worden. Immers God kan ons alleen bewaren, als wij Zijn Woord bewaren! (Openb. 03:08b-11). Dan zal de boze ons moeten loslaten en ons als overwinnaars en zonen van God moeten erkennen! Want de ogen van de Heer zijn op ons om krachtig bij te staan, als ons hart volkomen naar Hem uitgaat! (2 Kron. 16:09).

 

Ulbe en Vera Slim door redactie

In het maartnummer berichtten wij uitvoerig over de ‘zendingsroeping’ van Ulbe en Vera Slim voor de Indianen. Inmiddels zijn de laatste barrières, die het vertrek nog tegenhielden, opgeruimd. Het huis is verkocht en er is toestemming ontvangen voor een verblijf van minimaal vijf jaar. Op 28 juni wordt er een speciale uitzenddienst gehouden in het Almère-college te Kampen om tien uur. De vertrekdatum is 25 juli.

 

Onze opdracht door Duurt Sikkens

In de wereld worden allerlei evangeliën verkondigd, velen bekeren zich, maar worden deze zuigelingen onvervalst gezoogd? Waar opgevoed? Welke moeder is werkelijk vrij van leugen, van systeem­denken, vol van innerlijke ontferming voor de mensen die God hebben verloren? Hoe vele evangeliën worden toch aan de mensen verkondigd? Hoeveel afleidingsmanoeuvres zijn er verzonnen om maar ‘bezig’ te zijn? Hoeveel dingen worden ‘voor de Heer’ gedaan, die eigenlijk van de aarde zijn? Hoe ‘vol’ is ons evangelie? Is het daarom niet heerlijk om het evangelie van Jezus, dat van het Koninkrijk van God, te vertellen?

Het evangelie van boven, waar wij wonen met onze Vader en zijn eerste Zoon, omringd door de heilige engelen. Dat is de opdracht om op deze unieke weg te wijzen en aldus overvloedig te zijn in het werk des Heren, door de mensen weer van hun afkomst bewust te maken, door de wereld te overtuigen van Gods gerechtigheid in vergeving van zonden. Door de duivel te veroordelen en de mensen door ons woord opnieuw geboren te doen worden en de werken te doen, die van vóór de grondlegging der wereld door God al zijn bedacht.

Onze Vader werkt en wij doen ook deze werken. Voorzichtig stappen we verder en zó zal langzamerhand duidelijk worden hoe het werkt en hoe God werkt.

Laten we vooral blijven zoeken, want er moet nog veel worden gevonden. Zelf weet ik vaak ook nog niet wat ik moet zeggen of doen. Maar laten we voortgaan met de verkondiging van dat Koninkrijk, dat niet van deze wereld is, niet berustend op religieuze macht, invloed en (verbaal) geweld, maar dat de ware mens Gods weer tevoorschijn roept.

(Ver)dwaalt niet! “Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele kosmos gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken en dan zal het einde (eindelijk) gekomen zijn” (Matt. 24:14).

Laten we, heel gewoon en helder, de werkelijkheid van Christus vertellen. Houd van mensen en wees zó een stem van de hemel. Wees goed!

 

De rechtvaardige (gedicht) door Piet Snaphaan

“De mond van de rechtvaardige
gewaagt van wijsheid,
zijn tong spreekt het recht;

de wet van zijn God is in zijn hart,
zijn schreden wankelen niet”
(Ps. 037:030-031).

 

Veel mensen denken vaak aan hoogmoed,
als je een rechtvaardige zegt te zijn.
Ze denken vaag; wijzen op ootmoed,
alsof je alleen daardoor Gods wil doet,
het is hun denken, niet de mijn.

 

Want ik ben wat God zegt dat ik ben:
rechtvaardig in zijn ogen.

Juist door ’t geloof versta ik Gods stem,
ook ’t recht te spreken namens Hem,
Zijn Naam aldoor verhogen.

 

Mijn mond wil ‘k geven om te spreken,
wat in Gods Woord wordt uitgezegd.
Zijn waarheid is voor mij een teken,
mijn schreden wankelen niet door kreten,
Gods weg is in mijn hart gelegd.

 

De functie van de voorbede in de gemeente door Wim te Dorsthorst

Wij hebben gezien hoe belangrijk het gebed is in het persoonlijke leven en dat het naar de wil van God en naar Zijn gebod is. Een heel belangrijke voorwaarde voor gebedsverhoring vinden wij in Johannes 15 vers 7(Joh. 15:07), waar Jezus zegt: “Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden”.

In deze paar woorden geeft de Heer een hele nauwgezette en intieme levenswandel met Hem weer. Het gaat erom dat wij in Hem blijven en Zijn woorden in ons hart bewaren. Als dit niet aanwezig is, niet goed functioneert, dan zal er weinig gebedsverhoring zijn.

Voorts is het belangrijk te beseffen dat alle gebeden, in welke vorm dan ook, dienen te geschieden in Zijn Naam, in de Naam van Jezus Christus (Joh. 14:13-14). Dat is Gode welgevallig en naar Zijn wil.

Functie en plaats van de voorbede

Een hele bijzondere en duidelijke plaats wordt ingenomen door de voorbede. In het gehele werk van God heeft de voorbede van de gemeente een hele belangrijke functie en plaats.

In de dienst van de voorbede gaat het om een priester-functie. Het is de (scheppings)orde van God dat al Zijn goede geestelijke gaven door priesterdienst vervuld zullen worden in de schepping. God zelf is geen priester, maar Zijn Zoon Jezus Christus is de eeuwige Hogepriester en Hij maakt de gemeente tot een Koninkrijk van priesters voor God Zijn Vader (Openb. 01:06; 1 Petr. 02:09).

De priester is tot zijn heilige dienst geroepen om tussenbeide te treden voor de ander bij God. In Deuteronomium 10 vers 8 (Deut. 10:08) lezen wij daarover: “Toen zonderde de Here de stam der Levieten af om de ark van het verbond des Heren te dragen, vóór de Here te staan om Hem te dienen, en in Zijn Naam te zegenen tot op deze dag” (zie ook Num. 03:05-08).

Op deze wijze werkt God nog altijd in deze wereld door de voorbede van Zijn priestervolk. De belofte aan Abraham gedaan: “En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden” (Gen. 22:18), wordt zo door het volk van God, de Gemeente van Jezus Christus, vervuld (Gal. 03:16; Gal. 03:26-29).

Jezus Christus is de grote Hogepriester

Alle priesterdienst in de voorbede geschiedt in gemeenschap met en in Naam van de grote Hogepriester Jezus Christus. Hijzelf verricht, nu Hij gezeten is aan de rechterhand Gods, ook nog voortdurend die bijzondere dienst van de Hogepriester in het heiligdom.

Paulus zegt daarvan in Romeinen 8 vers 34 (Rom. 08:34): “Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit”. De grote aanklager van de broeders, de duivel, die hen dag en nacht aanklaagt voor onze God (Openb. 12:10b), komt altijd onze pleitbezorger tegen, Jezus Christus, ‘die tussenbeide treedt, om ons recht in Hem te ver­dedigen. Hebreeën 7 vers 25 (Heb. 07:25) zegt: “Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem (in Zijn Naam) tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten”.

Wij leven en wonen in de wereld waar de troon van satan is, daar waar de satan woont, zegt Jezus (Openb. 02:13). Er is dus altijd besmetting mogelijk, al zijn het ook symbolisch alleen de voeten (Joh. 13:06-10).

Maar Johannes zegt ook: “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en om ons te reinigen van alle ongerech­tigheid” (1 Joh. 01:09).

De weg tot God is dus altijd via Hem die voor ons bidt en pleit en ons reinigt van alle ongerech­tigheid.

Voorbede gaat samen met geestelijke strijd

Voorbede is niet los te denken van de strijd in de hemelse gewesten tegen de satan en zijn rijk. Jezus zegt tegen Petrus: “Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken” (Luc. 22:31-32a). Dat is voorbede en strijd.

De hele bediening van Jezus werd gedragen door Zijn gebed en was een voortdurende strijd tegen het hele rijk van satan. Dit vond zijn hoogtepunt op Golgotha waar Hij een totale en blijvende overwin­ning heeft behaald voor ons (Kol. 02:13-15).

Met zijn gebeden schiep Jezus openingen in de geestelijke wereld. Iedere genezing, bevrijding, opwekking van doden, was een overwinning op de machten van zonde, ziekte en dood (zie Hand. 10:38). Hij deed voorbede voor allen die bij Zijn terechtstelling betrokken waren (Luc. 23:34). Hij leert ons met dezelfde gezindheid onze vijanden tegemoet te treden, voor ze te bidden en ze lief te hebben (Matt. 05:44).

In Johannes 17 bidt Hij als Hogepriester tot Zijn Vader voor Zijn discipelen van alle tijden. Hij zegt: “Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun Woord in Mij geloven” (Joh. 17:20).

Zo is Jezus, als de grote Hogepriester, met al Zijn discipelen, waar ook ter wereld, tot aan de voleinding (Matt. 28:20).

Wat Paulus schrijft over de voorbede

In de voorbede van de Gemeente, het Lichaam van Christus, zet Jezus Zijn heilswerk voort op aarde, door de verhoringen en de krachten die Hij eraan verleent (bijv. Hand. 04:29-30; Hand. 05:12).

Vooral in de brieven van Paulus, die het juiste functioneren van de gemeente zo duidelijk belichten, wordt heel veel over de voorbede en de daarmee gepaard gaande strijd in de hemelse gewesten geschreven. De geweldige verbondenheid tussen Paulus en de gemeenten in zijn dagen concretiseerde zich in de wederzijdse voorbede. Indringend doet hij steeds weer een beroep om voor hem en voor elkaar te bidden, om zo als Lichaam van Christus over de gehele wereld in liefde aan elkaar verbonden te zijn.

Paulus, die zich een geroepen apostel en dienstknecht wist van Jezus Christus (Rom. 01:01), begreep hoe afhankelijk hij was van de voorbede van de gemeenten.

In Romeinen 15 vers 30 en 31 (Rom. 15:30-31) schrijft hij: “Maar, broeders, ik vermaan u bij onze Here Jezus Christus en bij de liefde des Geestes, om samen met mij te worstelen in de gebeden voor mij tot God, opdat ik behoed worde voor de weerspannigen in Judea, en dat mijn dienstbetoon voor Jeruzalem gunstig worde opgenomen door de heiligen”. Paulus kent deze gemeente in Rome niet persoonlijk en toch verzekert hij zich van haar voorbeden. Het is niet vrijblijvend want hij doet het met een beroep op ‘onze Here Jezus Christus en bij de liefde des Geestes’, dat is het hoogste waar men zich op kan beroepen.

Dat voorbede wat kost van hen, die aan de oproep van de Heer in deze gehoorzamen, blijkt wel uit de woorden: “Om samen met mij te worstelen in dc gebeden tot God”.

Van Epafras schrijft Paulus: een dienstknecht van Christus Jezus, altijd in zijn gebeden voor u ‘worstelende’, dat gij moogt staan, volmaakt en verzekerd bij alles wat God wil” (Kol. 04:12).

In het zesde hoofdstuk van zijn brief aan de Efeziërs tekent Paulus de strijd die de gelovigen te voeren hebben tegen dc verleidingen des duivels. Het is geen worsteling tegen vlees en bloed, maar tegen dc overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Ef. 06:10-12)

En hij besluit dan met deze woorden: “En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen; ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken, waarvoor ik een gezant ben in ketenen. Dan zal ik daartoe vrijmoedig kunnen optreden, zoals ik behoor te spreken” (Ef. 06:18-20).

Paulus roept hier op om wakende en met alle volharding en smeking voorbede te doen voor alle heiligen. Heel de gemeente van Jezus Christus op aarde hoort bij elkaar. Zij is door één Geest tot één lichaam gedoopt en Jezus zelf bidt voor de eenheid van die gemeente (1 Kor. 12:13; Rom. 08:09; Joh. 17:20-23).

Alle heiligen zijn dagelijks betrokken bij de strijd tegen de overheden en machten. Er is nog nooit zo’n verleiding van de duivel geweest als juist nu in de eindtijd. De moderne theologie, die een andere Jezus en een ander evangelie en dus ook een andere geest predikt (2 Kor. 11:04), maakt vele slachtoffers. En wat te denken van dc New Age gedachten die als een zuurdesem juist ook het denken van christenen wil vergiftigen.

Hij zegt verder: “Bid ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken” (Ef. 06:19).

Ook in deze tijd gaan dienstknechten Gods, evangelis­ten en apostelen, in de hele wereld uit om het geheimenis van het evangelie te verkondigen.

Velen moeten dat doen onder zware geestelijke verdrukking. Maar niet minder zijn vaak de armoedige omstandigheden, waaronder deze dienstknechten hun roeping vervullen. Alleen financiële ondersteuning is echter niet voldoende, zegt Paulus. Bidt voor alle heiligen en zeker ook voor deze werkers in Gods Koninkrijk.

Op zijn beurt bidt en strijdt en lijdt Paulus voor de gemeenten. Hij schrijft hierover in zijn brief aan de Kolossenzen: “Thans verblijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in het vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente. Want ik stel er prijs op, dat gij weet, hoe zware strijd ik te voeren heb voor u, en voor hen, die te Laodicéa zijn en voor allen, die mijn aangezicht niet hebben gezien in het vlees, opdat hun harten getroost en zij in de liefde verenigd worden tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij hebben het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, in wie alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” (Kol. 01:24; Kol. 02:01-03).

Hij zou te ver voeren om dit helemaal uit te werken en ook om alle Schriftplaatsen te citeren die op het voorbede doen en strijd voeren betrekking hebben.

Voorbede doen is zonder beperking

Voorbede doen heeft geen beperking. Zeker, hel zal in de eerste plaats voor je broeders en zusters en de werkers in eigen plaatselijke gemeente dienen te geschieden.

In 2 Timotheüs 2 vers 1 (2 Tim. 02:01) zegt de apostel echter: “Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hoog- geplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid”.

Voeg daarbij: “Alle werkers in het Koninkrijk Gods, opdat het woord des Heren snelle voortgang hebbe en verheerlijkt worde” (2 Thess. 03:01).

En: voorbede voor “alle heiligen” en “voor zieken” (Jak. 05:14-15), zelfs voor broeders en zusters “die je ziet zondigen” (1 Joh. 05:16a), voor “vijanden en wie u vervolgen” (Matt. 05:43-44), dan zie je dat er van de Heer uit geen enkele beperking gegeven is, want Hij heeft alle mensen lief en Hij wil dat Zijn zegen naar alle mensen uitgaat.

Voorbede is geen formaliteit

Evenals bij het bidden is bij het doen van voorbede alle on­waarachtigheid en nonchalance uit de boze. De motieven moeten altijd zuiver zijn. Bidden in heiligheid zonder zonde. Geen persoonlijke eer najagen. Er mag nooit bitterheid, veroordeling of verwijt zijn naar degene waarvoor men bidt. Voorbede mag geen formaliteit zijn of uit automatisme gedaan worden en behoort ook niet met een omhaal en schittering van woorden te gebeuren.

Wij behoren te geloven waarvoor we bidden. Geloof in liefde werkende (Gal.5:6), geldt wel heel in het bijzonder bij de voorbede. Zonder geloof en bewogenheid is het voor de vorm en dus zinloos. Daarom behoren we geen voorbede te doen als niet de wil aanwezig is om daad­werkelijk mee te lijden en te strijden en waar nodig ook te voorzien in materiële nood (Jak. 02:14-17).

Heel ons wezen dient bij voorbede betrokken te zijn alsof het onze eigen nood betreft. Aan het gebed van een rechtvaardige wordt kracht verleend!

En als we niet weten, wat we bidden zullen? Ook dan is het weer de Geest der gebeden (Zach. 12:10a) die ons te hulp komt. Paulus zegt hiervan: “En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat gij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des Geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor alle heiligen pleit”.

Dit geweldige gegeven neemt ieder excuus om voorbede te doen weg en ook elke persoonlijke eer of roem. Alles is uit God, zodat het is: wie roemt, roeme in de Here (2 Kor. 10:17).

Ook dit hele terrein van de voorbede wil de Heer, door de heilige Geest, aan een ieder persoonlijk en aan de gemeente in zijn totaliteit, leren.

Als gelovigen binnen een gemeente hun krachten bundelen in voorbede, dan zal dat in de geestelijke wereld grote gevolgen hebben.

Hoeveel te meer als gelovigen van vele gemeenten, ja, van alle gemeenten, in eenheid voorbede gaan doen! Dan zal dit een geweldige uitwerking hebben en zal een nieuwe tijd doorbreken waar de Heer en de zuchtende schepping op wacht.

(Dit is het vijfde en voorlaatste artikel over het gebedsleven. In “Levend Geloof” van volgende maand volgt het slotartikel waarbij de lofprijzing en aanbidding aan de orde komen).

 

Zalig die treuren door Margreet Gast

Jezus Christus is de Heer.

Hem belijden we als onze Verlosser en Zaligmaker. Door Hem zijn wij verzoend met de Vader. Door Zijn bloed is de scheidsmuur van zonde afgebroken.

Deze belijdenis kunnen we op de lippen nemen, maar beseffen we eigen­lijk wel echt, hoe overvloedig de rijkdom van zijn genade is aan ons? (Ef. 01:07). Daarvoor moeten we ook zicht krijgen op de bevrijding die ons deel is geworden, en op de gevangenis, waar we bezig zijn uit te trekken.

We waren (zijn nog?)

We waren (zijn nog?) slaven in Egypte, en vooruit kijkend, die hoopvolle toekomst in, zien we onszelf leven in de vrijheid van het Koninkrijk van God. Als dat ten volle werkelijkheid is geworden, komt God eindelijk aan Zijn recht. Hem zal recht worden gedaan, als de mensheid is bevrijd tot een leven naar Zijn wil.

Maar nu is ons hart nog in gevangenschap.

Maar nu is ons hart nog in gevangenschap. We zijn nog steeds ten dele slaven in Egypte, ver van het beloofde land. Realiseren we ons dat? Beseffen we onze gevangenschap? En, hoe zijn we eronder…? Want: aan gevangenen, zieken, zwakken wordt het evangelie verkondigd.

Er zijn er die zich met …

Er zijn er die zich met oprechte verbazing afvragen wat er toch wordt bedoeld met ‘vrij-worden’. Ze denken: ‘Is er dan iets mis met mij? Hoezo, tekortkomingen? Heb ik die dan? Ik doe gewoon mijn best, en alles loopt wel… Moet ik veranderen? ben ik gebonden? Ik snap er niks van, waar hebben jullie het toch over? Over het evangelie? Ik leef juist zo rustig met de Heer…’

Er zijn er die zich niet laten kisten,

Er zijn er die zich niet laten kisten, de doordouwers. Zij zijn in hun Egypte op hun voeten gaan staan. Hun cel is geveegd en op orde. Gezicht en gordijnen zijn keurig in de plooi. De bloemen staan op tafel. Ook zichzelf hebben ze getooid. Ze dragen de kroon van de sterken… Er valt verpletterend weinig meer te zeggen. Armoe? Die hebben ze toch niet meer! Zwakte? Daar hebben ze geen last meer van, ze staan immers fier op hun voeten. Gevoelens van minderwaardigheid, die hen knechten? Welnu, voorbij!, ze dragen nu immers een kroon…

Er zijn er die hun oorsprong nog niet …

Er zijn er die hun oorsprong nog niet zijn kwijtgeraakt. Zij zitten er mee, dat hun hart gekooid is, dat hun handen gebonden zijn. Ze beseffen dat ze nog zo vaak verkeerd denken, doen en zijn. Dat ze moeten toezien dat er nog ongerechtigheid door hen heen gebeurt. En ze treuren erom, ze lijden eronder: ‘Mijn God, wat een onrecht… dat U door mij wordt aangedaan!’

 

De profeet sprak al eeuwen tevoren:

De profeet sprak al eeuwen tevoren: God wil genezen, bevrijden, lei­ding geven, vertroostingen schenken… (Jes. 57:18). Wordt het begrepen door allen die in Egypte leven?

Jezus kwam en sprak van vertroosting

Jezus kwam en sprak van vertroosting (Matt. 05:04), van vergeving en overwinning. Wordt die boodschap begrepen door allen die in gevangenschap zijn? Zalig ben jij die treurt…, want de profeet sprak tot jou.

 

Mededelingen door redactie

Bijbelschool Leeuwarden

Broeder Folkert Pool, voorgan­ger van de volle evangelie gemeente “Perspectief’ te Leeuwarden, schrijft ons: ‘Na vier zeer goed bezochte studiejaren, gaat de avondbijbelschool (‘School van Woord en Daad’) te Leeuwarden in sep­tember haar vijfde jaar beginnen. Bekwame docenten geven les over zeer uiteenlopende onderwerpen, zoals het herstelplan van God, de hemelse gewesten, pastoraat, predikkunde, zang en muziek, de gemeente en zelfs een introductie over openbaringen. We starten 12 september met een studie over het boek Hooglied, waarbij Dr. Klaas Goverts de docent is.

Advertentiefonds

In het aprilnummer schreven wij over het initiatief van broeder Delhaas een advertentiecampagne te starten in enkele evangelische bladen. Inmiddels heeft de oproep in “Levend Geloof” om deze actie financieel te steunen, verschillende positieve reacties opgeleverd. Wij willen iedereen die een bijdrage heeft overgemaakt, daarvoor heel hartelijk bedanken! Het is de bedoeling in de periode september tot december van dit jaar de advertenties te plaatsen.

Vakantie-opbouwweken

Bij het ter perse gaan van dit nummer waren er nog enkele plaatsen vrij voor de vakantie- opbouwweken met het motorschip ‘Ut Arkien’ vanuit Enkhuizen. Wanneer u zich spoedig opgeeft kunt u misschien nog mee. U dient hiervoor contact op te nemen met Jakob en Marry Roosendaal

 

Blind door Duurt Sikkens

“… indien een blinde een blinde leidt” (Matt. 15:14).

Iemand die niet boven geboren is, is blind, geestelijk blind, want die ziet niks van het Koninkrijk van God. Zelfs niet na jaren­lange studie waarbij de Bijbel kapot-geïnterpreteerd wordt: (Als je een plant helemaal ontleedt is het leven er wel uit). Maar wie gelooft in de plaatsvervangende dood van Jezus Christus en zijn aardse leven achter zich gelaten heeft én weer met Hem is opgestaan, is een nieuw leven begonnen. Gratis gekregen van God, omdat Hij je zo liefheeft.

Waarom wordt dit eenvoudige leven met Hem zo tegengewerkt, waarom wordt er zoveel geouwehoerd (de valse kerk is zo’n hoer) over God en Jezus en de Heilige Geest? Omdat vele blinden niet weten waarover ze het hebben, al dragen ze wel de pretentie van het allemaal te weten. Ze weten niks van het wezen van de Vader. Kent Vader hen? Als nou zulke leiders zeggen dat ze ‘de weg’ weten dan kan een luisterende blinde dat niet zien want die denkt, omdat hij zelf blind is, dat die ander wel kan zien. De laatste beweert dat immers. En zo strompelen ze samen naar de put die geen van beiden ziet.

Wat zegt Jezus van zulke lieden? ‘Laat ze gaan’. En ergens anders: “Mijn schapen zullen de stem van een vreemde niet volgen’.

Laat je ogen openen door de Vader en je zult niet alleen zien hoe het is, maar je zult de Vader zien.

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God. – 6-

De gemeente en Babel

(Openb. 17:1-6, Openb. 17:16-18; Openb. 18:01-08; Openb. 18:20-23; Openb. 19:01-02. Zie ook het algemeen over­zicht in “Levend Geloof’ van januari).

Wat of wie is Babel?

In de vorige aflevering zijn beelden van de Gemeente behandeld, één daarvan was de vrouw. En nu komen we opnieuw een vrouw tegen, die in een ander beeld de grote stad Babylon wordt genoemd. Deze vrouw is het tegenbeeld van de ware gemeente van Jezus Christus. Gaat het bij de vrouw van Christus om zuiverheid, heiligheid, een houding van overgave met uitsluiting van heerszucht en eer, de vrouw die met Babylon wordt vergeleken presenteert zich geheel anders: ze pronkt, verleidt, oefent macht uit en ruimt iedereen uit de weg die haar op haar levenswijze aanspreekt of niet naar haar wil luisteren. Ze noemt zichzelf koningin. Ze wordt echter vergeleken met een hoer; ze heeft dus gemeenschap met mannen (= geesten) door wie ze wordt bevrucht.

De naam Babylon of Babel roept associaties op met leugen, occultisme, spraakverwarring, ballingschap. Elke leer en denkwijze met betrekking tot het geloof die een kind van God afbrengt van ‘de hoge weg’ behoort tot Babylon. Of het nu ascese of wereldgezindheid is, uiterlijke vroomheid of het kennen van de diepten van satan, de wet of bandeloosheid, een aardsgericht denken of het overtrekken van deelwaarheden van het evan­gelie van het Koninkrijk, vormen van lofprijzing of het zingen op hele noten, manieren van bidden ‘in de binnenkamer’ of massahysterie, occulte gebedsgenezing of het aanvaarden van ziekte uit Gods hand, om maar eens wat tegenstellingen te noemen, -Babylon is een grote stad, het past er allemaal in- ze hebben allemaal hetzelfde resultaat.

Babylon zouden we kortweg kunnen typeren met verleugening en vermen­ging van het christelijke geloof, waardoor men vervreemd raakt van het ware leven Gods, zodat men het doel van God in zijn leven nooit zal kunnen bereiken.

Is Babel een kerkgenootschap?

De neiging heeft altijd bestaan om andere christelijke kerken en groepen tot Babel te bestempelen en de eigen kring als de bezitter van de waar­heid. Maar Babel is geen kerkgenootschap. Babel is een vermengd geloof, in het denken van mensen dus.

Het is natuurlijk niet vreemd dat diegenen die dezelfde overtuiging bezitten zich verenigen. Zo ontstaan gemeenten. Allerlei soorten. Vele hebben Christus als fundament. Andere zeggen Christus als fundament te hebben, maar zitten geestelijk gezien in Babel, omdat ze zich niet uitstrekken naar de volle waarheid. Maar het gaat uiteindelijk om ieders persoonlijke denken. Dat iemand tot een volle evangelie gemeente behoort is nog geen garantie dat hij ook tot de Gemeente van Christus behoort. Immers, als zijn denken niet vernieuwd wordt en hij over­tuigingen blijft koesteren die niet corresponderen met het denken van God, dan zit hij, geestelijk gezien, in Babel.

Waar ligt de oorsprong van Babel?

Na de zondvloed, als God een nieuw begin maakt met de mensheid, is sprake van de torenbouw van Babel. Men wilde op occulte wijze doordrin­gen in de geestelijke wereld en zich een naam maken (Gen. 11:04).

Occultisme bedrijven was en is geen vrijblijvende bezigheid. Vorsten der duisternis koppelden zich aan mensen en zagen hun kans schoon te gaan heersen wat tot (spraak-)verwarring leidde. Hetzelfde proces hebben we gezien bij het openen van de eerste vier zegels: de waarheid gevolgd door de leugen en het occultisme met als resultaat verdeeldheid, strijd, vervolgingen , macht en overheersing. Maar satan bereikt er zijn doel mee: de mensheid raakt vervreemd van het denken van God, van zijn plan met de mens.

De oorsprong van Babel ligt in de ongehoorzaamheid aan God: Hij had de hemel voor de mens voor zijn eigen bestwil gesloten tot de openbaring van Christus. En toch wilden ze indringen. Ze wilden macht uitoefenen met de krachten van de onzienlijke wereld. Ze wilden zichzelf een naam maken. Hoe strijdig met Gods denken: gehoorzame kinderen krijgen een naam van Hem (vgl. met Gen. 12:02; zie ook Openb. 02:07b).

De inspirator van Babel is satan zelf. In het paradijs komen wc hem al tegen, waar hij Adam en Eva verleidt met een verdraaiing van de waar­heid: worden als God was de waarheid, maar de ontwikkeling daar naar toe die hij hen voorspiegelde, was de leugen.

Zo werkt satan, mengen in wat god bedacht en gemaakt heeft. Hij mengt licht en duisternis, waarheid en leugen, goed en kwaad, natuurlijk en gees­telijk. De boom van kennis van goed en kwaad, daar mee is hij getypeerd. Hij heeft kennis van de waarheid, maar bezit het leven niet. Maar kennis is o zo verleidelijk!

Waarom moeten de gelovigen uit Babel wegtrekken?

Babel is een vermenging en is dus niet te genezen, de gelovigen moeten terug naar de oorsprong, terug naar het Leven. De enige oplossing is: wegtrekken (Openb. 18:04). Dat betekent dus breken met de geestelijke tradities en overleveringen, breken met de dwaalleringen, ook al hebben ze iets goeds in zich. Vasthouden daaraan is een invalspoort voor de boze. Gemeenschap met gelovigen ‘uit Babel’ is geen vrijblijvende bezigheid in de eindtijd. Het leidt tot gemeenschap met occulte geesten -Babel wordt immers een schuilplaats van alle onreine geesten genoemd- waarvan de uitwerkingen verschrikkelijk zijn.

Gelukkig geldt: voor de oprechten gaat het licht op, en: wie zoekt die zal vinden. We mogen erop vertrouwen dat nog velen aan de oproep: “Gaat uit van haar, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden” gehoor zullen geven.

Opmerkelijk gegeven: waar komt de Gemeente vandaan? Uit Babel. Dat zal ook de praktijk voor de meesten van ons zijn: overal vandaan getrok­ken, overal gezocht naar de waarheid. En de leer van het Koninkrijk gevonden. Die wordt nu waarheid in ons. Vernieuwd worden in ons denken, de nieuwe mens aandoen (Rom. 12:02; Ef. 04:23), daar komt het nu op aan om Babel volledig achter ons te laten.

Heeft de Gemeente een taak met betrekking tot Babel?

In de eindtijd zijn het de ’twee getuigen’ -beeld van de volmaakte gemeente- die de oproep van ’trekt uit’ nog vaak in Babel zullen laten horen. Voor velen zal het alsnog redding betekenen en ingevoegd worden in het Lichaam van Christus. Anderen zullen niet willen luisteren. Voor hen is de woordverkondiging van de zonen Gods een kwelling.

De Gemeente neemt Babel in zekere zin nog in bescherming: zolang er nog oprechte kinderen Gods in Babel vertoeven die nog aan de oproep gehoor kunnen geven, krijgen de boze geesten niet de gelegenheid hun verwoestende werk volledig uit te voeren. Pas als de Gemeente daar het sein voor geeft, pas als ze er zeker van is dat de laatste rechtvaardigen uitgetrokken zijn, geven ze Babel over aan de verterende machten. Dit is de fase van de zesde bazuin, zie Openbaring 9 vanaf vers 13 (Openb. 09:13).

Waaraan gaat Babel ten onder?

Vanaf de zondeval heeft satan, met zijn verdraaiing en verleugening van de waarheid, de mens verre weten te houden van God. Totdat Christus kwam. Op Hem had hij geen vat. Christus is het begin van zijn einde. Want hoewel het er spoedig na Jezus’ hemelvaart al weer op leek dat hij opnieuw de mensheid kon verleiden door nu in het evangelie van het Koninkrijk te gaan mengen, toch komen de zonen Gods openbaar. Want Christus bouwt zijn Gemeente. De waarde van de zondevergeving, de kracht van de heilige Geest, daar kan satan niet tegenop.

Eigenlijk is dit zijn ondergang al: wat hij altijd heeft willen voorkomen, de mens op de troon, is mislukt. Maar in plaats van zich daar bij neer te leggen gaat hij er des te furieuzer tegen aan, maar nu op een andere manier. Met mengen komt hij er niet, anders kan hij ook niet, daarom gooit hij het over een andere boeg: hij roept de hulp in van de geest uit de afgrond, dit is de geest van de antichrist. Hij geeft hem zijn kracht, zijn troon en grote macht (Openb. 13:02b): voortaan heeft deze macht het voor het zeggen in het rijk der duisternis. Wat satan niet is gelukt, moet deze verderver gaan proberen.

Dat heeft direct gevolgen! Een deel van de inwoners van Babylon laat zich inspireren door deze geest en gaat over op massaal bedrijven van spiritistische seances met als gevolg een stortvloed van geesten uit de afgrond die zich op de mensheid werpen. In hoofdstuk 9 staat dat be­schreven.

Maar wie treffen zij? Niet de Gemeente van Jezus Christus, niet hen die verzegeld zijn aan hun voorhoofd (Openb. 09:04b). want zij zijn in geestelijk opzicht onaantastbaar geworden. De horden demonische machten treffen allen die ‘aards’ zijn, die geen wandel of strijd in de hemel kennen of willen.

Nu zal blijken waarmee ieder in geestelijk opzicht gebouwd heeft: edel­metalen en -gesteente zijn vuurbestendig. Maar alles wat met hout, stro en stoppelen gebouwd is -en in Babel worden geen andere materialen gebruikt- zal verbranden (1 Kor. 03:12-15).

Babylon gaat te gronde aan haar eigen vermenging en verdeeldheid: wat een gedeelte van haar stadsbewoners oproept, treft de gehele stad. Dit is de tijd van het oordeel over Babel, wat begint tijdens hel blazen op de vierde bazuin en is voleindigd in het zesde bazuin.

Er moet gekozen worden: of de antichrist volgen als de nieuwe verlosser, of afhaken van de geloofsweg vanwege de grote pressie, of alsnog invoegen in de Gemeente van Jezus Christus. Daarmee houdt Babel op te bestaan, naam- of schijnchristendom bestaat niet meer.

Waarom is er vreugde over de ondergang van Babel?

Er is vreugde in de hemel omdat de eerste scheiding is voltrokken. Er is alleen nog maar ‘wit en zwart’, grijs als beeld van vermenging die er vanaf de zondeval geweest is, bestaat niet meer.

God haat vermenging. God zelf is enkel licht. Maar juist het grijze pronkte met de naam van de Vader of van de Zoon: Babel of de hoer noemde zichzelf koningin en dat was voor Hem een gruwel. Die fase is nu afgesloten, aan alle onduidelijkheid en verwarring is een einde gekomen. Daarom is er feest.