Selecteer een pagina

Levend Geloof – 271

Levend geloof 1986.06

Gericht op het volkomene door Gert Jan Doornink

De oproep in (Heb. 01:01) om het eerste onderwijs aangaande Christus te laten rusten en ons te richten op het volkomene, wordt in onze dagen van steeds grotere betekenis. We gaan immers steeds verder de eindtijd binnen en het doel wat God met Zijn kinderen voor ogen heeft – de volkomenheid in Christus – komt daardoor steeds dichterbij om gerealiseerd te worden. Omdat wij geroepen zijn om een getuige van Christus te zijn en onze talenten in dienst van Gods Koninkrijk te stellen, ontwikkelen wij als gemeente van Christus vele activiteiten. Dat is een goede zaak en bewijst dat we gehoorzaam willen zijn aan de grote opdracht van Jezus om Zijn werk voort te zetten.

Maar altijd weer zullen wij daarbij moeten bedenken dat het Gods doel is dat Zijn volle heerlijkheid zich weer gaat openbaren in Zijn kinderen en uiteindelijk dat Gods heerlijkheid de ganse schepping zal hebben vervuld. Dat begint bij de gemeente, dus in hen die bekeerd en wedergeboren zijn en door geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus nieuwe scheppingen zijn geworden.

Ligt er een goed fundament?

Om het nieuwe leven van Christus tot openbaring te brengen is het in de eerste plaats nodig dat er een goed fundament ligt. Hebreeën 6 vers 2 (Heb. 06:02) noemt de ‘bouwstenen’ van dat fundament: “bekering van dode werken, geloof in God, een, leer van dopen en van oplegging der handen, van opstanding der doden en van het eeuwig oordeel”. Dit is het “eerste onderwijs aangaande Christus” zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën.

Ligt dat fundament er eenmaal dan moet er verder gebouwd worden en kunnen we ons richten op het volkomene. Een huis dat gebouwd wordt is immers niet af, als er alleen maar een fundament ligt. Het is dus in de eerste plaats erg belangrijk dat het fundament aanwezig is. Daar kan niet een deel van weggelaten worden, zoals bijvoorbeeld gebeurt als de doop door onderdompeling en/of de doop met de Heilige Geest facultatief wordt gesteld. Want alleen als het fundament volledig aanwezig is, kunnen wij ons op de juiste wijze richten op het einddoel.

Richten is precisiewerk

Nadat het fundament er ligt, behoren we ons dus te richten op het volkomene. Let speciaal op dat woordje ‘richten’. Het is ‘precisiewerk’, zoals iemand die met een geweer schiet, zuiver moet richten om het doel te raken. Richten op het volkomene is niet iets om er een beetje met de pet naar te gooien. Wie stelt dat het voor een kind van God niet zo belangrijk is om het eindstadium te bereiken, zit er faliekant naast. De Heer verlangt immers van ons dat wij ons als ‘zonen Gods’ gaan openbaren?

Ook mogen we ons niet beroepen op bijvoorbeeld Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06) waar staat dat “Hij, die in ons een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus”. We kunnen dan niet zeggen: het is Gods werk en wij hoeven alleen maar af te wachten hoe God het doet. Uiteraard is het Gods werk, maar Hij kan alleen maar positief in ons werken als wij bereid zijn daarbij in geloof en gehoorzaamheid Hem te volgen. Als Paulus aan de Filippenzen schrijft over het goede werk dat God in hen

 

begonnen was, dan is hij “ten volle overtuigd” dat God dit werk ten einde toe zal voortzetten. Mat andere woorden: hij had er geloof voor. Laten wij ook geloof hebben dat God het goede werk in ons begonnen zal voortzetten tot de eindvoltooiing zal zijn bereikt.

De Leidse vertaling gebruikt in plaats van “richten op het volkomene”, de uitdrukking “verheffen naar de staat der volwassenen”. Een formulering die duidelijk aangeeft waarom het gaat. Wie een beginstadium-christen blijft en alsmaar ‘melkvoeding’ blijft gebruiken, zal nooit geestelijk kunnen groeien naar het volwassen stadium. Dan kan er geen ‘vaste spijs’ genuttigd worden (want die is voor de volwassenen) en kunnen we “onze zinnen niet oefenen in het onderscheiden van goed en kwaad” Hebreeën 5 vers 14 (Heb. 05:14). En als er één ding nodig is in deze eindtijd dan is het wel deze onderscheiding.

We zullen ons moeten ‘verheffen naar de staat der volwassenen’. Dat houdt in dat we ons losmaken van alles wat ons geestelijk afremt. Door ons te ‘verheffen’ plaatsen we ons boven de omstandigheden en zijn we ons bewust van onze geestelijke plaats met Christus. We ontwikkelen ons dan tot stabiele, overwinnende christenen, waarin en waardoor ‘de volheid van Christus’ zich meer en meer gaat openbaren. Dan gaat het groeiproces, zoals God dat bedoelt, onverminderd door en zijn we niet alleen gericht op het volkomene, maar zullen het ook bereiken!

Gericht op de volkomene

Een belangrijk aspect van het gericht zijn op het volkomene, krijgen we nog aangereikt door Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02). Daar lezen wij dat ons oog alléén gericht behoort te zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs! Jezus was de eerste mens waarin God Zijn ganse wezen tot openbaring bracht. Daarom houdt gericht zijn op het volkomene ook in gericht zijn op de Volkomene. Het één is ondenkbaar zonder het andere. Door Zijn leven als voorbeeld te nemen en Hem te volgen gaan we meer en meer Zijn beeld openbaren.

Als we in Efeze 2 vers 23 (Ef. 02:23) lezen over het “vervuld zijn met Hem, die alles in allen volmaakt”, weten wij dat dit de grote doelstelling van God is. Laten we daarom volkomen ingeschakeld blijven in dit grote plan van God, door ons dagelijks te richten op het volkomene!

 

Heb leven in jezelf door Evert van de Kamp

 

Heb leven in jezelf. Daar bedoelen wij mee: Geeste­lijk leven , goddelijk leven. Dat leven van ‘boven’ is onontbeerlijk om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om stand te kunnen houden tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Efeze 6 vers 12 en 13 (Ef. 06:12-13).

Meteen rijzen er dan een hele serie vragen. U kunt ze zelf wel bedenken. De belangrijkste van die vra­gen is ongetwijfeld de vraag: Wie heeft dat god­delijke leven nu echt in zichzelf?

Vanuit het Woord van God proberen wij daarop een duidelijk antwoord te geven .

God, onze hemelse Vader, heeft leven in zichzelf

Onomwonden zegt de Heer Jezus in Johannes 5 vers 26 (Joh. 05:26): “De Vader heeft leven in Zichzelf”. Inderdaad, God bezit het leven in de volmaaktheid in Zichzelf. God is de bron van alle leven. Er is geen leven of het vindt zijn oorsprong in God, de grote Schepper en Herschepper aller dingen. Daarin is God oneindig creatief. En dat blijft God ook.

Niemand is God daarin ooit tot raadsman geweest. Het is allemaal in God Zelf. Die diepten van rijk­dom, van wijsheid en van kennis Gods zijn zo ondoorgrondelijk, dat alleen de Heilige Geest in staat is die diepten Gods ten volle te doorzoeken. Romeinen 11 vers 33 en 34 en 1 Korinthe 2 vers 10 (Rom. 11:33-34; 1 Kor. 02:10).

En al dat werkelijk oneindige leven van God – het heeft geen begin en het krijgt nimmer een einde – is in volstrekte zin abso­luut goed. Letterlijk alles wat uit God voortkomt is goed. Zo kon de apostel Johannes met volle instem­ming schrijven: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis” 1 Johannes 1 vers 6 (1 Joh. 01:06).

En Jakobus merkt op: “Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat vol­maakt is, daalt van boven neer, van de Vader der lichten, bij wie geen ver­andering is of zweem van ommekeer” (Jak. 01:17).

Wat een kostelijke weten­schap is het te weten een God te kennen in wie al­leen het goede leven woont. Van God kun je – prijs Hem daarvoor – enkel het goede verwach­ten.

Van deze God, de bron van het enkel goede, wil­len en zullen wij op onze beurt altijd weer alleen goed spreken en getuigen. Dit in tegenstelling met de satan, die uitsluitend al het kwade openbaart.

Terecht noemt God hem degene, die zich voordoet als een engel des lichts, maar die in wezen vol van duisternis is. Zoals God het volmaakte leven in Zichzelf heeft, bezit satan de afbrekende dood in zichzelf. Jezus noemt hem een leugenaar en de vader der leugen Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44), de moordenaar van den be­ginne .

Ook de Zoon heeft leven in Zichzelf

Johannes schreef: “Gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf” Johannes 5 vers 26 (Joh. 05:26). Christus is als de Zoon door God gesteld tot erfgenaam van alle dingen. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, Hebreeën 1 vers 2 en 3. (Heb. 01:02-03).

Zo Vader, zo Zoon! Zijn Vader is zijn eigen Vader. Patera idion.

Jezus is identiek aan de Vader. Daarom kon Hij het zeg­gen: “Ik en de Vader zijn één” Johannes 10 vers 30 (Joh. 10:30). God, de Vader, stortte zijn goddelijke leven ten volle uit in zijn Zoon. In Kolossenzen 1 vers 19 (Kol. 01:19) lezen wij: “Het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken”. En in Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09): “In Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk”. (volheid van God woont in jou)

In God bezit Jezus leven in Zichzelf. Uit al zijn le­vensuitingen tijdens zijn leven op aarde is dat ge­bleken. Steeds openbaarde Jezus goddelijk leven. Dat leven realiseerde Jezus door de doop in de Heilige Geest. Hij ging in de kracht des Geestes. (Luc. 04:14). Op deze wijze heeft de Heer ons zijn Vader doen kennen. (Joh. 01:18).

En Hij had macht om ge­richt te houden over de machten der duisternis. (Joh. 05:27; Openb. 19:15).

Hebben ook wij leven in onszelf?

Kunnen ook wij leven heb­ben in onszelf, gelijk de Vader en de Zoon? Inder­daad! Het is altijd al Gods bedoeling geweest dat Gods volk deel zou hebben aan de goddelijke natuur, ontkomen aan het verderf, dat door de begeerte in de wereld heerst 2 Petrus 1 vers 4 (2 Petr. 01:04). Met dat doel schiep God de mens naar zijn beeld, als zijn gelijkenis. (Gen. 01:26). Zoals de Va­der is, zoals Jezus is.

Satan doorkruiste dat plan van God. Als een dief en als een rover drong hij de ‘schaapskooi’ binnen om te stelen, te slachten en te verdelgen. Totdat Jezus kwam met Gods plan van herschepping en ver­nieuwing door de Geest. De Heer sprak: “Ik ben gekomen, opdat zij – zijn schapen – leven hebben en overvloed” Johannes 4 vers 10 tot en met 14 (Joh. 04:10).

In Hem door de wederge­boorte en de doop met de Heilige Geest. Een wandel door de Geest. Dat vraagt om geloof van u en mij. Om volledige gemeenschap met Christus door de Geest van God in ons.

Dan alleen hebben wij – zijn – leven in onszelf. Leest u eens Joh. 6:48-58.

Volheid van leven Gods hebben wij in Christus, die het hoofd is van alle overheid en macht. Kolossenzen 2 vers 10 (Kol. 02:10). Dit ‘hoge’ moeten wij nooit prijsge­ven en ook hierin onze roeping en verkiezing bevestigen 2 Petrus 1 vers 10. (2 Petr. 01:10).

Strijd om dat leven te hebben in jezelf

Natuurlijk gaat dat niet zonder strijd. Dat kost  best strijd. Maar het leven van Jezus overwipt in ons. De apostel Paulus getuigde al: “Wij dragen te allen tijde het sterven van Je­zus in ons lichaam om, op­dat ook het leven van Je­zus zich in ons lichaam openbare” 2 Korinthe 4 vers 10 (2 Kor. 04:10).

In tal van mensen ontmoet je maar al te vaak de leegheid, depressie, aar­zeling, twijfel, onzeker­heid, klein geloof en onge­loof. Dat maakt de mens afhankelijk van zichzelf en tot een slaaf der duister­nis. Hoogmoed, eigenzin­nigheid, ongehoorzaam­heid en allerlei ongerech­tigheid versperren het volle leven met de Heer vanuit een ‘vol’ evangelie.

Al het volk van God wordt op geroepen om het leven Gods te hebben in zich­zelf. Dan ben je niet af­hankelijk van jezelf, ook niet van de ander en he­lemaal niet van de vorst der duisternis. Het is goed om slechts afhanke­lijk te zijn van de levende Heer.

Je ontdekt dat je met Je­zus door zijn Geest kunt heersen over al je geeste­lijke vijanden. Met Chris­tus kun je door de Geest geleid zelf de dienst uit­maken in je leven. Nog altijd spreekt de Heer: “Wat je hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben. Wie overwint en mijn werken tot het einde (einddoel) toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen (mach­ten); en hij zal hen hoe­den met een ijzeren staf, als aardewerk worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader ontvangen heb, en Ik zal hem de morgenster geven” Openbaring 2:25 tot en met 28 (Openb. 02:25-28).

 

Intermezzo

Volle handen of gevulde handen?

Tijdens een alledaags telefoontje zei ik: “Kijk, ik heb mijn handen gewoon vol aan mijn eigen problemen en zorgen om alles goed te laten verlopen, over waar een ander druk mee is kan ik er niet bij hebben”.

Aan de andere kant klinkt het vriéndelijk: “Volle handen moet je wel steeds leeg maken hoor. Je weet wel, op die bekende plaats bij de Heer. Dan kan Hij je’ handen vullen met dingen van Hem. Heb je ook eens iets om uit te delen!”

Dat was raak.

Volle handen! Je kunt je handen zo vol hebben. Met je gezin, financiële zorgen, de lastige opgroeiende pubers of met de verzorging van een ziek familielid.

Volle handen! Je komt werkelijk nergens meer aan toe. Ze moeten je maar even ontzien, je hebt het zó druk. Ja, het kan zelfs gebeuren dat je volle handen hebt gekregen van al het geestelijke werk. Dat je zo druk bent met de gemeente en zorg voor het werk van de Heer, dat je af en toe wat jaloers kijkt naar ‘Maria’, die gewoon maar komt in de gemeente, fijn meedoet, haar voedsel ontvangt en rustig uitwerkt.

‘Maria’ die de hele kouwe drukte van ‘Martha’ aan zich voorbij laat gaan, maar rustig bij Jezus komt en zit. Met geopende lege handen. Daar heeft ZIJ wel tijd voor. En Maria laat haar handen vullen.

Gevulde handen! Hoe anders dan volle handen. Gevulde handen met woorden van God. Gevuld met geloof, bemoediging en vertrouwen.

Maar boven alles zijn deze handen een toonbeeld van rust. Ze hebben geen haast, alles gaat op Zijn tijd. Ze vullen, ze geven en laten zich weer vullen door Hem.

Zo’n alledaags telefoontje, zo’n losse opmerking voor mij. Heb ik volle handen of gevulde handen?

Volle handen, je kunt ze oplopen, dan geen nood, als je ze maar weer leegt op het bekende adres bij de Heer!

Heb je ook eens iets om uit te delen…?!

Gerry Velema

 

Contact met de redactie

“Der Vollkommene mensch”

Zoals op bladzijde 31 van dit nummer ook aangekondigd is thans de Duitse vertaling verschenen van de brochure “De volledige mens” door Klaas Goverts. De inhoud van deze brochure verscheen destijds in de vorm van een serie artikelen in “Levend Geloof” en trok grote aandacht. Het on­derwerp ‘geest, ziel en lichaam’ wordt daarin op duidelijke wijze belicht en betekent een verrijking van het geestelijk inzicht ten opzichte van deze materie, waarover nog zeer verschillend wordt gedacht.

We zijn blij dat deze bro­chure nog voor de vakan­ties in volle gang zijn, is verschenen, zodat onze lezers en lezeressen in de gelegenheid zijn nog één of meerdere exempla­ren te bestellen. Dat geldt dan speciaal voor hen die naar een Duits  sprekend land gaan en . uiteraard ook voor hen die Duitse kontakten heb­ben .

Financiële zomeractie

Wilt u ons tijdens de zomermaanden niet verge­ten wat de financiën be­treft? Wij zouden het op prijs stellen als u in de gelegenheid bent ons een extra bijdrage over te ma­ken voor onze geloofsarbeid. U kunt uw bijdrage storten op gironummer of op bankreke­ningnummer beide ten name van “Le­vend Geloof”, Postbus Heerde, s.v.p. met vermelding: ‘zomer- gift’. Bij voorbaat harte­lijk dank’

Geloven, gelijk de Schrift zegt

Wij ontvingen een reactie naar aanleiding van onze opmerking in het artikel “Wees vol van de Geest” (nr. 270), waar wij Johannes 7 vers 37 (Joh. 07:37) citeer­den. Daar zegt Jezus: “Wie in Mij gelooft, ge­lijk de Schrift zegt. -stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” .

Over dat geloven, gelijk de Schrift zegt, schreven wij dat wij dus niet op een andere wijze mogen geloven, maar in Jezus èn de boodschap die Hij bracht. Nu hebben wij over dit onderwerp vaker geschreven, maar de be­doeling is duidelijk: wij mogen de Persoon Jezus nooit losmaken van de (volle) boodschap die Hij bracht, de boodschap van het geestelijk Konink­rijk. Beiden vormen een eenheid. Daarom kunnen wij nooit een ‘eigen invul­ling’ van Jezus geven, zoals bijvoorbeeld de mo­derne theologen dat doen, dan gaan we de woorden en het werk van Jezus verminken en krachteloos maken.

De zuster die ons opbelde, vond echter dat we ten aanzien van het geloof in  Jezus en Zijn boodschap teveel uitgingen van de periode dat Jezus op aarde was en geen re­kening hielden met het feit dat Hij thans verheerlijkt is en gezeten is aan de rechterhand van de Vader. Juist het geloof in de verheerlijkte Jezus geeft een diepere dimen­sie aan ons geloofsleven.

Daar zijn we het natuur­lijk mee eens, maar voor de beleving van ons ge­loof, dat wil zeggen ons getuige zijn in deze we­reld is het uiteraard wel van primair belang dat wij letten op en leren van Jezus’ bediening op aar­de. Dat deden ook de apostelen. Petrus bijvoor­beeld zei in dit verband dat Hij ons een voorbeeld heeft nagelaten, opdat wij in Zijn voetstappen zouden treden 1 Petrus 2 vers 21 (1 Petr. 02:21).

 

De eenwording van hoofd en lichaam door Jan W. Companjen

“Dit is eeuwig leven: dat de mensen U kennen, U de enige ware God en Jezus Christus, die U gezonden hebt”  Johannes 17 vers 3 (Joh. 17:03).

De taak van de gemeente

Het kennen van de Va­der, de enige ware God, en Jezus Christus de Zoon, is de bron voor eeuwig leven. De komst van Jezus Christus op aarde heeft dat doel. Dat kénnen is de weg die ook het lichaam van Christus, de gemeente tot taak heeft. De gemeente zal tot dat doel moeten komen.

Jezus zei aan het eind van zijn aardse opdracht: “Va­der, Ik heb hun bekend gemaakt wie U bent en Ik zal dat blijven doen (door Mijn Geest), want Ik wil dat zij de liefde in zich hebben die U voor Mij hebt, en dat Ik in hen ben” Johannes 17 vers 26  (Joh. 17:26). Jezus wil dat de mensheid één wordt, zoals Hij en de Vader één is. Leven uit één bron: de Geest Gods. God is Geest en Hij wil wonen en werken in Zijn volk. Een volk vol van Geest en waarheid, vol van liefde en kracht om de wil Gods te doen. Johannes 17 vers 22 (Joh. 17:220 zegt: “De glorie die U Mij gege­ven hebt, heb Ik hun ge­geven met de bedoeling dat zij één zijn zoals Wij. Ik in hen en Gij in Mij. Dan zullen zij volmaakt zijn en dan zal de wereld weten dat U Mij gezonden hebt en dat U hen hebt liefgehad, zoals U Mij hebt liefgehad”.

De grote opdracht die Je­zus kreeg was dus God leren kennen zoals Hij waarlijk is. De vraag van velen: waarom en waarvoor heeft God de mens gescha­pen en hoe komt die mens tot Zijn doel, vindt alleen maar zijn antwoord in Je­zus. Zoals Jezus is, zo heeft God zich de mens ge­dacht. Een ieder die zich als mens naar dat zelfde beeld uitstrekt heeft daar­toe de mogelijkheid gekre­gen. Jezus, de eerste vol­maakte mens, werd daartoe de weg. Hij maakte ons Gods waarheid openbaar. Daar gelden persoonlijke regels voor die voor een ieder gelijk zijn, groot of klein, rijk of arm, bruin, wit of zwart. Niemand komt tot de bron van het leven dan door Jezus Christus. Niemand komt tot de Vader, de verwek­ker van het leven, dan door Mij, zei Jezus. Hij is de weg.

Dat God Hem daartoe heeft aangesteld is goed en groot. Er gaan meer we­gen naar Rome, Parijs en het aardse Jeruzalem. Maar naar het hemelse Je­ruzalem , waarvan wij in­woners mogen zijn, gaat slechts één weg, namelijk Jezus Christus. Hij wijst ons de weg naar dé Waar­heid en hét Leven.

Ik-gericht of Christus-gericht?

Het is ons zelf vinden in Hem en tot een Goddelijk doel komen. Een mens die dat leven niet kent is ik- gericht. Het gaat in alles om jezelf. Om de dingen die van ‘ons’ zijn: ons land, ons volk, onze kerk, onze gemeente, onze straat, ons gezin, onze tijd en ons denken en wil­len .

Jezus kwam om ons uit dat leven te bevrijden. Hij leerde ons van ons zorgenleven los te komen en van ons af te leven. “Heb uw vijanden lief, en zegent wie u vervloekt, want God is ook goed jegens ondank­bare en boze mensen” Lucas 6 vers 35b (Luc. 06:35b). Dan gaan wij ontdek­ken dat er boven onze ge­meente en ons denken en willen nog een dimensie bestaat, namelijk onze me­demens (de wereld), ja zelfs de gehele schepping die zucht om het openbaar worden van de zonen Gods.

Wij hebben Jezus en elkaar nodig, opdat wij samen zullen opwassen tot alle volheid Gods. “Dan groei­en wij, ons aan de waar­heid houdende, in liefde,  in elk opzicht naar Hem toe, die het Hoofd is, Christus. En aan, Hem ont­leent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van AL zijn gele­dingen naar de kracht die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei van het lichaam, om zich zelf op te bouwen in de liefde”. Elk lid heeft zoals uit dit gedeelte uit Efeziërs 4 blijkt, zijn eigen verantwoordelijkheid voor de Heer.

Het kennen van de Heer als Leidsman is altijd op een laag pitje gebleven. Als groep zijn we op weg gegaan en zijn gezegend, maar we zullen moeten ko­men open te staan voor persoonlijke opdrachten. Dit laatste is er ook de oorzaak van dat de mens niet kon doorbreken naar werkelijke roepingen en bestemmingen. In het ver­leden en ook nu nog denkt de mens teveel in autoriteit. Zo hoort men wel voor de naam van God, het Opperwezen of de Allerhoogste gebruiken. De­ze woorden komen voort uit ons denken in ‘macht’. We zien c.q. zagen, ons stelsel van samenleven als een opbouw van machten en sterkten. Macht, mach­tiger en God het mach­tigst, of sterk, sterker en God het sterkst. Dooi’ dit denken zijn wij vaak niet op het goede spoor gekomen. In ons denken en handelen gingen machtsposities een grote rol spelen en men vergat elkaar lief te hebben en te verdragen tot opbouw en tot het verkrijgen van meer inzicht van en voor elkaar.

Het Schriftwoord Zacharia 4 vers 6 (Zach. 04:06): “Noch door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”, spreekt daarover een duidelijke taal. De Geest Gods, de Geest van Christus, zal onze ogen openen en lei­den naar de volle waar­heid.

Christus: het beeld van Gods liefde

God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, is ook onze Vader, omdat wij uit één Geest geboren zijn. Die Vader is liefde. Laten wij dat goed verstaan en begrijpen! Enkel liefde. Niet liefde én ook nog veel of weinig andere din­gen, neen énkel liefde. Hij gebruikt Zijn kracht om die liefde in ons tot openbaring te brengen. En Hij kan ons alleen dan niet helpen als we Zijn hulp. Jezus Christus, af­wijzen.

In het oude verbond zond God een richter of pro­feet om het de mens aan te zeggen, doch nu (zie Hebreeën 1) spreekt Hij tot ons in de Zoon, Jezus Christus, die God heeft aangesteld tot erfgenaam van alle dingen.

God is liefde en Christus heeft Hem ons zo doen kennen. Dat is Zijn beeld. Alle andere beelden, die wij daarnaast van God hebben, zijn gesneden beelden. Het zijn beelden geformeerd door menselijke gedachten vermengt met’ gedachten van macht en kracht. van heerschappij op menselijk niveau, dat wil zeggen van geweld en wettische woorden en gedachten en van ‘wie niet horen wil, moet maar voe­len’.

God is Jezus en Jezus is God. Zij zijn werkelijk één en God is machtig om u en mij te bevrijden uit ons machtsdenken, uit ons heerschappij voeren over onze medemens, waartoe wij ons nog zo vaak geroe­pen voelen, ondanks het feit dat wij weten dat hij of zij Vaders Zoon aan boord heeft.

Maar – prijs de Heer’ Hij gaat door met Zijn werk en Hij zal ons door Zijn’ Geest maken tot men sen ‘die Zijn gelijkenis zullen dragen, tot mensen die volkomen één met Hem zullen zijn.

Wat Jezus deed behoren wij te doen

Wij zijn als lichaam van Christus rentmeesters in deze wereld. Alles be­hoort Hem toe en wij zul­len daarover een beheer moeten voeren in overeen­stemming met Zijn wil. In de wet en de profeten (Oude Testament) heeft God reeds Zijn aanwijzin­gen gegeven voor een goed en gezond materieel- en geestelijk welzijn. Hef waren goede aanwijzingen, maar zij zijn vooral door menselijke toevoegingen en eisen verstard tot ge­boden en verboden, tot menselijke bevelen, waarin macht en kracht de boven­toon voert.

Jezus’ komst op aarde bracht niets nieuws onder’ de zon wat de wet en de profeten betrof. Hij kwam die wetten en profetieën vervullen. Hij ging er op in en maakt dat woord tot vlees. Jezus deed het woord wat geschreven stond. Hij sprak er niet over maar deed het. Het woord werd zichtbaar in Hem. Hij leefde het uit en werd daardoor de eerste die Gods woord hoorde en deed.

Hij kan ons daarom ook vragen hetzelfde te doen. Denk daarbij maar eens aan de Bergrede en zijn oproep om Zijn woord te horen en te doen. Zeer veel christenen, zelfs zij die zeggen het Woord Gods te geloven van kaft tot kaft, zeggen nu: Ja, maar wat Jezus kon, kunnen wij nog niet, daarvoor moet eerst nog iets anders ge­beuren, daarvoor moet eerst (a) Jezus zelf terug­komen of (b) de Joden eerst tot bekering komen. Kortom het komt er op neer dat door hun niet wordt geloofd dat de Geest Gods in ons tot voltooiing komt. Gods Woord is daar­in echter zeer duidelijk. Het Hogepriesterlijk gebed zal verhoord worden en de wil van de Heer die alles volbracht zal vervuld worden, namelijk dat wij één zullen zijn met Hem.

Hoofd en lichaam gaan een worden

De Geest Gods zal gaan werken in het Lichaam wat Hij daartoe bereid heeft. Reeds bij de eerste vervol­ging, tegenstand van de duivel omdat het werk van God doorgaat, riep Jezus uit tegen de nog ongelovige Paulus: “Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?” Niet waarom vervolgt gij Mijn volgelingen of Mijn volk, maar gij vervolgt Mij.

Dat Lichaam met Jezus als Hoofd, is thans groeiende. Dat volk gaat zien waartoe Gods liefde in staat is. Die liefde geeft hoop, ge­loof en visie. Die Geest Gods, die liefde is, is in staat meer te doen dan wij bidden of beseffen. Het is de Geest van het geloof die de wereld overwint en die zegt: “Abba Vader, Uw wil geschiedt. Het zal gaan zoals Gij het vanaf de schepping gezegd en bedacht hebt”.

De Leidsman, geboren in Bethlehem, zal Zijn volk leiden zie Micha 5 vers 1 en Matteüs 2 vers 6 (Micha 05:01 en Matt. 02:06) door de Heilige Geest naar de volle waar­heid. De kop van de slang zal door dat zaad vermor­zeld worden. Jezus is de door God aangewezen weg naar dit leven, naar een toekomst waar de hele we­reld naar uitziet en wij mogen daar deel aan heb­ben indien wij ons aan Hem persoonlijk gaan toevertrouwen. En het zal geschieden! Jeremia 24 vers 7 (Jer. 24:07) in de Goed Nieuws vertaling zegt daarvan: “Ik zal er voor zorgen, zegt de Here, dat ze met heel hun hart zullen erkennen dat Ik de Here ben. Zij zullen Mijn volk zijn en Ik hun God. Uit volle overtuiging keren zij naar Mij terug”.

Kiezen voor dit evangelie is kiezen voor Christus, het brood des levens. Hij is de levensbron en wij mogen een levensbron met Hem worden. Stromen van levend water zullen uit ons binnenste vloeien. Christus in ons is de hoop tot deze heerlijkheid. Het hoofd en het lichaam zullen tot één worden. Johannes 17 vers 23 (Joh. 17:23) zegt daarvan: “Ik (Jezus) in hen en Gij (de Vader) in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, op­dat de wereld erkenne dat Gij Mij gezonden hebt”.

 

 

 

Brief uit Zuid Afrika door redactie

Wij ontvingen weer ‘een brief uit Zuid-Afrika. ’ Deze keer van een zuster die “Levend Geloof” via een geschenkabonnement had ontvangen en het blad ook verder wilde blijven lezen. Zij was speciaal getroffen door het artikel wat Wim te Dorsthorst schreef onder de titel: “Nieuw licht op de drie-eenheid” .

Onze zuster schrijft on­der andere: “Ek wil eerstens baie dankie sê vir die heerlike geloof­stukke wat ek deur u blad ‘Levend Geloof’ ont­vang. Die skrywers van die stukke is gelowige kinders van God, dit kan ek aflei van die inhoud.

Sterkte aan julle almal vir doe goeie werk wat julle doen” .

 

Een zuivere spiegel door Liesbet Seepma

“Want wie een hoorder is van het woord en niet een dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich be­schouwd, is heengegaan en heeft terstond verge­ten, hoe hij er uitzag. Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtig hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen” Jakobus 1 vers 23 tot en met 26 (Jak. 01:23-26) .

Soms, als je in de bijbel leest, kan een bepaalde tekst je plotseling bijzon­der aanspreken. Het is dan alsof die tekst naar voren springt, en voor je gaat leven. Vaak heb je die tekst al wel vaker ge­lezen, maar toch is het alsof je op dit moment pas ‘klaar’ bent om aan zo’n tekst (met je leven) ‘han­den en voeten’ te geven. Zoiets heb ik ervaren met deze tekst en ik wil je graag vertellen welke ge­dachte (n) God mij hierbij gaf.

De wet als spiegel

“Spiegeltje, spiegeltje aan de wand wie is er het mooiste in het land?” Je kent deze uitspraak vast wel uit een sprookje. De spiegel moet de boze koningin de waarheid ver­tellen over haar uiterlijk. Maar o wee, dat valt niet goed uit, want dat spie­geltje vertelt de (harde) waarheid.

En daarvoor is een spie­gel ook: om je te tonen hoe je er uitziet. Zo wordt ook Gods wet, Zijn woord, door Jakobus vergeleken met een spiegel, die ech­ter niet afgaat op je uiter­lijk maar op je innerlijk, op je diepste wezen, op je ‘oorsprong’.

Een vluchtige blik

Heel veel mensen op deze wereld zijn net als die man, die zichzelf in de spiegel zag, wegging, en vergat hoe hij er uitziet. Even hebben ze gezien wie ze werkelijk zijn, het ‘gelaat waarmee ze gebo­ren zijn’ – waarvan God zegt dat het zéér goed is -, maar het blijft bij die ene, vluchtige blik, en de spiegel van Gods woord wordt opgeborgen, zodat men vergeet hoe men er werkelijk uitzag.

Andere spiegels

Tóch wil ieder mens weten wie hij is en wat het doel is van zijn leven. Ieder mens is als het ware op zoek naar zijn identiteit, op zoek naar het antwoord op de vraag waarom hij leeft.

De duivel speelt daar han­dig op in, want ook hij heeft -spiegels in over­vloed. Ze hebben echter één ding gemeen: ze geven de mens een verwrongen mensbeeld. Een leugenaar en de ‘vader der leugen’, zoals Jezus hem noemt, kan nooit zuivere spiegels maken. Ze hebben het effect van lachspiegels. Meestal valt er echter weinig te lachen, als je in zijn spiegels kijkt! Het beeld dat de mens door die spiegels van zichzelf krijgt is supernegatief, soms zelfs angstaanjagend en geweldig deprimerend. Die spiegels vertellen té dat je niets waard bent, dat je zwak bent en tot weinig goeds in staat, dat je een mens bent om op te schieten (hetgeen op deze wereld helaas maar al te vaak in de praktijk wordt gebracht) .

De duivel gebruikt ook vaak teksten uit de bijbel als een verraderlijke spie­gel en veel oprechte chris­tenen gaan gebukt onder het zware juk van hun eeuwigdurende zonde. Wat zien ze namelijk in hun (verwrongen) spiegel? Een zondaar tot de dood. Het spiegelbeeld is echter  niet volledig, want Gods genade ontbreekt!

De volmaakte wet der vrijheid

Gelukkig is er voor jou en mij de mogelijkheid om in een zuivere spiegel jezelf te (leren) zien zoals je werkelijk bent: een vol­maakt schepsel van een volmaakte Schepper.

Wat een wereld .gaat er voor je open als je je gaat verdiepen in de volmaakte wet, die van de vrijheid! De woorden ‘wet’ en ”vrijheid’ lijken in te­genstrijd met elkaar, want een wet beknot toch juist je vrijheid? Dat zou inder­daad het géval zijn als je onder vrijheid losbandig­heid, bandeloosheid ver­staat. Maar bandeloosheid heeft nog nooit iemand gelukkig gemaakt.

Paulus schrijft aan de Korinthiërs: “Ik mag van al­les, maar niet alles is zin­vol. Hoewel ik van alles mag, mag niets mij de baas worden” (Het Le­vende Woord) . Nee, de echte vrijheid leer je pas kennen als je zó gaat le­ven zoals God dat heeft bedoeld. Jouw wezen zal dan meer en meer worden vervuld met het Zijne, geen enkele manier meer een mismaakte spiegel kan voorhouden, dan leer je vrijheid kennen in de diepste zin van het woord.

Jezus zegt tot zijn disci­pelen (tot wie ook jij en ik behoren): “Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn” En waarvan maakt de Zoon ons vrij? (Romeinen 6 vers 22 (Rom. 06:22) zegt het volgende: “Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen. . .” Jij en ik, wij worden door Jezus Christus vrijgemaakt van de zonde en we komen in de dienst van onze volmaakte Schepper, onder leiding van Zijn Geest. En waar Gods Geest is, daar is vrijheid!

Werken met Gods spiegel

Als je de volmaakte wet wilt leren kennen, dan is het dus wel nodig dat je je erin verdiept, dat je ‘er bij blijft’, dat je telkens weer teruggrijpt naar die zuivere, heldere spiegel van God, die het juiste beeld geeft van jou en mij als mensen.

En weet je wat het fijne is? Hoe intensiever je met die spiegel ‘werkt’, hoe helderder en glanzender deze spiegel – en dus ook het beeld wat hij toont wordt. Gods volmaakte wet der vrijheid zal je steeds meer aanspreken, zal steeds meer voor je gaan leven. Daardoor verander jij, en dus ook jouw spiegelbeeld; het wordt mooier en mooier     totdat de heerlijkheid van God wordt weerspiegeld, totdat je wordt de “mens Gods, tot alle goed werk volkomen toegerust.

Het is zelfs een opdracht van Jezus in Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48): “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is”.

Als je je dus verdiept in Gods wet der vrijheid, dagelijks die spiegel in je handen neemt, dan wordt je als die man in Psalm 1. Hij overpeinst óók Gods wet bij dag en bij nacht (dus voortdurend). Wat gebeurt er? Hij wordt als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, van wie het loof niet verwelkt, al wat hij onderneemt – onder leiding van Gods Geest – gelukt. Jakobus zegt het zó: “dan ben je zalig in je doen” .

God zal je machtig zegenen als je je verdiept in Zijn volmaakte wet, als je die spiegel dagelijks hanteert.

“De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aange­zicht, waarop geen bedek­king meer is, de heerlijk­heid des Heren weerspie­gelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heer­lijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is” (2 Kor. 3:17-18).

 

(Klein) Geloof  (gedicht)

Naar (Matteüs 16 vers 14 tot en met 21 (Matt. 17:14-21).

“Heer, we hebben niet gekund, die macht was ons te sterk,

Heer, waarom deden wij niet ”dat herstellingswerk?”

En Jezus zegt tot hen: “t Was uw klein-geloof,

Dan blijven blinden blind en and’ren stom en doof”.

 

Een mosterdzaad is klein maar zij groeit tot een plant,

met takken groot en fors, ze hecht zich in het zand.

‘ Zó kan een klein geloof uitgroeien tot een groot,

dat wint van elke macht, zelfs van de donk’re dood!

 

Geloof komt niet vanzelf, z’ontkiemt in het gebed;

in wand’len met de Heer, in een leven nauwgezet.

In heiliging, in liefde, in één zijn met de Heer,

tot dienen steeds bereid, tot geven steeds maar weer.

 

Geloof scheidt mens van macht, geloof heeft ook geduld,

zoals de Vader heeft: De Zoon droeg onze schuld.

O Heer, maak ons bekwaam en vrij van elke smet.

Er wordt op ons gewacht, er wordt op ons gelet!

 

Uw beeld te dragen Heer, te doen wat Jezus deed,

dat geeft de moede hoop, verzacht en heelt het leed.

Een geur te zijn van U, zodat er léven komt,

tot redding overal, waar satans macht verstomt.

Tea Keuper-Dijk

 

Samen veilig wonen door Gert van de Kamp

Wie een beetje de actualiteiten van de afgelopen weken heeft gevolgd, zou een ‘indrukwekkende’ lijst van gebeurtenissen’ kunnen samenstellen. Zonder dat de relatie met God in gedrang kwam – Hij is immers een Schuil­plaats en een Bescherm­heer – stelde ik vast dat, wat we dan noemen ‘de wereld om ons heen’, nóg in handen is van de over­ste der wereld Johannes 14 vers 30 en Johannes 16 vers 11 (Joh. 14:30; Joh. 16:11).

Is God de Schepper van hemel en aarde, de over­ste der wereld, de duivel, is erop uit om te vernie­tigen en dat geheel naar zijn aard. Hij (de duivel) gaat rond als een briesende leeuw die zoekt naar wie hij kan verslinden 1 Petr. 5 vers 8 (1 Petr. 5:8). Zonder in enig opzicht beangstigend te zijn, constateer ik dat de duivel destructief zijn ronde doet. Daarvan lig­gen de voorbeelden in deze tijd voor het oprapen:

-De kernramp in Tsjernobyl, waardoor het ge­hele noordelijke halfrond in meerdere of mindere mate radioactief besmet werd, toont dat de tech­niek niet zo optimaal be­heersbaar is, als mensen hadden verondersteld. Moet de aarde, door God geschapen, het ontgelden?

-Een schrijnend geval van abortus, waarbij een levend kind aan zijn lot werd overgelaten, toont de harde realiteit van wat op grote schaal gebeurt. Moet de mens, door God geschapen, het ontgelden?

-De politicus Joop den Uyl verklaart dat er na Auschwitz geen theologie – en dus geen God – meer mogelijk is. Moet God zélf het ontgelden?

De val van satan

De duivel wil niet anders dan dat de aarde, de mens èn God het ontgelden. Hij wil de mens en de aarde meesleuren in zijn val, een duidelijke neerwaartse beweging.

God werkt niet met neer­waartse bewegingen. Hij trekt de mens naar zich toe, een duidelijke op­waartse beweging. Hij wil dat de mens zich verheft boven het aardse door hem een plaats in het hemelse Koninkrijk van God te ge- ven. Daar komt de mens tot zijn goed recht, daar is hij zoon van God, met alle positieve gevolgen van dien!

Noch de aarde, noch de mens moeten het ontgelden omdat God zijn schepping niet aan zijn lot overlaat. God is, door middel van de gemeente, bezig met een herstelproces om de schade die de duivel aan mens en aarde heeft toe­

gebracht, ongedaan te maken.

Geen chaos

In Jesaja 45 vers 18 (Jes. 45:18) ver­meldt de profeet dat God de aarde niet tot een baaierd heeft geschapen, maar ter bewoning. Een baaierd kan vertaald wor­den met een verwarde massa, een chaos.

God wil dat de aarde be­woonbaar is. God wil niet dat de mensen op aarde in een onherbergzame chaos wonen. Hij wil niet dat demonische machten de aarde tot onbewoon­baar gebied verklaren.

Ik las laatst in de krant: “Om bij een kernoorlog uiteindelijk te overleven is het verstandiger dat men zich verzekert van een plaats in de hemel, dan van een plaats in een atoomschuilkelder”. (Een stelling bij een proef­schrift van H. C. Walvoort) . Blijkbaar heeft deze pro­movendus al afgerekend met de aarde en meent hij dat een plaatsje in de he­mel boven alles te verkie­zen is. Het getuigt van een negativisme, waarbij toegegeven wordt dat de aarde en de mens het moe­ten ontgelden. En God heeft de mensen niet tot een baaierd geschapen!

Hij wil dat mensen wonen…

Samen veilig wonen

Wonen betekent dat je met je broeders samen bent, dat je in veiligheid kunt wonen Deuteronomium 33 vers 28 (Deut. 33:28). Dat kun je geestelijk, maar ook natuurlijk opvatten. Geestelijk gezien mag je met je broeders (de gemeente) in het Koninkrijk van God wonen, heel be­schut en veilig. Dan woon je in het Nieuwe Jeruza­lem , en stad waar de kinderen dansen en waar men muziek maakt en zingt”, zoals een lied het zegt. Daar geldt: Ziet hoe goed en lieflijk het is als broeders tezamen wonen Psalm 133.

Maar ook voor ons natuur­lijk leven geldt dat we in veiligheid mogen wonen, zoals het Oude Testament dit uitdrukt. God heeft niet afgerekend met de aarde, zodat de mensen die daarop wonen hun hoop maar op de hemel moeten vestigen, zoals we net lazen. Natuurlijk mo­gen we nu al in het Koninkrijk Gods wonen, maar dat sluit geenszins uit dat we de aarde maar afschrij­ven. Juist christenen mo­gen waar maken wat er in Jesaja staat: de aarde geen chaos. Verantwoor­delijkheid ten opzichte van het milieu behoort voor een christen een vanzelf­sprekendheid te zijn.

God werkt aan een nieuwe hemel en een nieuwe aar­de. Dat is de tijd als de briesende leeuw, de dui­vel, niet meer rondgaat om zijn vernietigende werk te doen. Dan zal God voor altijd bij de mensen wonen. Geen tra­nen, geen dood, geen rouw en geen geklaag zal er meer zijn Openbaring 21. Dat is een positief toekomstbeeld, iets waar je samen in de gemeente aan mag werken. Opdat de mensen samen veilig wo­nen.

Hoe beleven wij Gods goedheid? door G. J. R. Doornink

“Iedere gave, die goed en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is, of zweem van ommekeer” Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17).

God is een goede God

Om de goedheid van God te beleven zullen we in de, eerste plaats moeten gelo­ven dat God een goede God is. God is een goede God! Dat is een thema wat niet nieuw is, maar blijkens de reacties die we soms van kinderen Gods horen, toch een stelling die nog lang niet door ieder kind van God zonder meer aanvaard wordt.

Laat staan door de wereld, die vaak alle leed en ellen­de in de schoenen van God schuift.

Wie zich uitsluitend baseert op sommige teksten uit het Oude Testament zou inder­daad de indruk kunnen krijgen dat God geen goe­de God, maar een God van willekeur, een God die zo­wel het goede als het kwa­de in zich verenigd heeft, een God met twee gezich­ten. Maar we zijn Nieuw Testamentische christenen, we leven na Pinksteren en door Gods Geest kunnen wij ten volle Gods Woord verstaan. Gods Geest plaatst Gods Woord in het volle licht! Ten tijde van het oude verbond was nog veel verborgen wat thans is geopenbaard.

Hoe gaan wij om met Gods woord?

Maar zal men kunnen op­merken, die teksten staan toch maar in Gods Woord en wij geloven toch in Gods Woord als onfeilbaar, waar van Genesis 1 tot Openbaring 22? Wij gaan toch geen Bijbelteksten aan de kant schuiven?

Natuurlijk doen wij dat niet, maar juist de Bijbel zelf geeft aan hoe wij met Gods Woord om moeten gaan! Paulus zegt dat de letter doodt, maar de Geest levend maakt! Dat is het geheim.

Jezus openbaarde dat God goed is

Als we alleen het Oude Testament hadden, zouden wij inderdaad niet beter weten. Maar er is iets gebeurd! God heeft Zijn volle heerlijkheid ge­openbaard. God heeft Zijn Zoon gezonden! En God heeft door Zijn Zoon Zijn wil geopenbaard! Als Paulus in Romeinen 12 schrijft dat de wil van God ‘het goede, welgevallige en volkomene’ is, dan weten wij dat dit ten volle geopen­baard werd in Jezus Christus.

Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18) zegt: “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen”. Jezus zelf zei: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader ge­zien” Johannes 14 vers 9 (Joh. 14:09). Nu Jezus niet meer lichamelijk op aarde is, kunnen wij Hem uiteraard niet meer met natuurlijke ogen zien, maar wel met ‘geestelijke ogen’. Wij kunnen lezen in Gods Woord wie Hij was, hoe Hij handelde en sprak. Hoe Hij openbaar maakte dat God een God van goedheid, liefde en genade is! Daarom is een prediking over de goedheid van God ook altijd een prediking waarin Christus centraal staat en verheerlijkt wordt.

Zonder werkelijk geloof in Christus zullen wij nooit tot de erkenning komen dat God een goede God is, ja dat Hij enkel goed is. Want wij behoren ons goed te realiseren dat slechtheid niet bij God thuis hoort. Zoals goedheid het kenmerk van God is, zo is slechtheid het ken­merk van de duivel. Jezus sprak: “De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en over­vloed” (Joh. 10:10). Duide­lijke taal, maar hoe kunnen wij anders verwachten. God is immers licht en in Hem is in het geheel geen duisternis 1 Johannes 1 vers vijf (1 Joh. 01:05).

Hebben wij werkelijk geloof?

De vraag waar het echter om gaat is of we werkelijk geloof hebben in de goedheid van God. Laten wij daar niet te op­pervlakkig over denken, want de duivel probeert altijd weer het geloof in de goedheid van God aan te tasten.

Hij komt bijvoorbeeld met twijfel, waarvan Jako­bus zegt: “Wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aan ge dreven en op gejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ont­vangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen” Jakobus 1 vers 6 tot en met 8 (Jak. 01:06-08). Iemand die twijfelt geeft dus te kennen dat hij (1) innerlijk verdeeld is en (2) geen vaste koers vaart. Ook zal satan komen met verzoeking. Lees wat Jakobus daarover schrijft in Jakobus 1 vers 2 tot en met 4 (Jak. 01:02-04) en Jakobus 1 vers 12 tot en met 15 (Jak. 01:12-15). Let daarbij speciaal op vers 13 (Jak. 01:13) waar staat dat God niemand in verzoeking brengt! Op welke wijze satan ook tot ons komt, laten we hem weerstaan in de naam van Jezus!

De beleving van Gods goedheid

Hoe kunnen wij de goed­heid van God nu beleven? De belangrijkste factor is ongetwijfeld: Geloof. Geloof in de goedheid van God. Wij zullen er alles aan moeten doen dat dit geloof gestimuleerd wordt, dat het een groeiend geloof  is. Wat houdt dat in? In de eerste plaats dat wij ons realiseren dat onze plaats die wij van Christus gekregen hebben een geestelijke plaats is. Wij zijn met Hem ge­plaatst in de hemelse ge­westen Efese 2 vers 6 (Ef. 02:06). Dit be­trekken we meestal op de geestelijke strijd die wij als kinderen Gods hebben te voeren. Terecht uiteraard, want onze strijd is niet tegen vlees en bloed.

Toch gaat het niet alleen om de geestelijke strijd, maar we zullen ons ook veel meer bewust moeten zijn van onze geestelijke plaats, onze positie in Hem. Jezus sprak toen Hij nog op aarde was: “Uw hart worde niet ont­roerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn ve­le woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid’ heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben” (Joh. 14:01-03).

Velen betrekken dit op het leven na de dood. Maar uit Efese 2 vers 6 (Ef. 02:06) blijkt overduidelijk dat daar nu – geestelijk ge­sproken – onze plaats is! Zodra wij dit gaan zien, gaan we ook heel anders leven als kinderen Gods.

Dan zien wij veel minder op de omstandigheden maar over de omstandig­heden heen. Hebreeën 2

Het geheim van een kind van God dat in de wil van God staat is daarom dat hij zijn plaats met Jezus heeft ingenomen in de he­melse gewesten. Gods Geest bewerkt in ons dat we ons dat steeds meer bewust gaan worden, zo­als Gods Geest dan ook in ons bewerkt dat we de goedheid van God gaan beleven.

Goedheid hoort bij volmaaktheid

Als Jakobus 1 vers 17 (Jak. 01:17) zegt dat iedere gave, die goed en elk geschenk, dat volmaakt is, van boven neerdaalt, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer, komt daar­in duidelijk naar voren dat goedheid en volmaakt­heid bij elkaar horen.

Zoals ook in Romeinen 12 Paulus spreekt over het goede en volkomene.

Zou dit misschien één van de redenen zijn, waarom sommigen nog zo’n moeite hebben met de waarheid dat God enkel goed is? Jezus sprak: “Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” Matteüs 5 vers 48 (Matt. 05:48). Wij zou­den dus ook in plaats van ‘volmaakt’, ‘goed’ kunnen invullen. . .

Ongeestelijke leringen

Wat is het jammer dat er nog zoveel christenen zijn die de beleving van de volmaaktheid en goedheid van God wegschuiven naar de toekomst. De meeste eindtijdvisies en leringen hebben daar ook geen plaats voor, omdat ze een natuurlijke, aards- gerichte invulling kennen. De meeste boeken die ik in de loop der jaren las over de eindtijd, spreken daarom ook nooit over de beleving van de goedheid van God in deze tijd. Hoewel met Nieuw Testamentische teksten gelardeerd, zijn ze door hun ongeestelijke uitleg, in feite in de tijd van het Oude testament blijven steken.

Als waarachtige eindtijd- christen zullen we ons los moeten maken van de­ze leringen (als dat nog niet gebeurd is), of ons er niet mee in moeten la­ten. Er rust nog een be­dekking op, om met Paulus te spreken.

Bij God is geen verandering

Jakobus zegt duidelijk dat bij God geen verandering is of zweem van ommekeer. God is niet veranderd. Hij was, is en blijft tot in eeuwigheid Dezelfde, dat wil zeggen goed. Zijn wezen was, is en blijft goed. “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” Hebreeën 13 vers 8 (Heb. 13:08).

Wie werkelijk in Hem ge­looft gaat daarom de goed­heid van God ook meer en meer beleven. Daarom is het ook niet voldoende dat we vanuit de duister­nis in het schemerlicht komen (en dat gebeurt als we niet geestelijk groeien). De Heer verlangt van ons dat we in het volle licht zullen ko­men.

Dat gaat trouwens ook de komende tijd gebeuren, want allen die Hem oprecht volgen, die hun plaats met Christus hebben inge­nomen in de hemelse gewesten, zullen daardoor ook ten volle kunnen functioneren in de gemeente, het lichaam van Jezus wat thans in de we­reld is. En die gemeente zal worden: stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zódat zij heilig is en onbesmet Efese 5 vers 27 (Ef. 05:27). Heilig en on­besmet , volkomen en goed, zoals God zelf dat ook is. Want zoals Hij is, mogen ook wij zijn!

En wanneer Hij verschijnt, die ons leven is, zullen ook wij met Hem verschij­nen in heerlijkheid! Kolossenzen (Kol. 03:04). Dan zal Hij, op de grote dag van Zijn ver­schijning, met verbazing aanschouwd worden in al­len die tot geloof gekomen zijn! 1 Thessalonicenzen 1 vers 10 (1 Thess. 01:10).

 

(wordt vervolgd).