Selecteer een pagina

Levend Geloof – 411

2001.03-04 Levend geloof nr. 411

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

We zijn altijd blij als lezers reageren op de inhoud van Levend Geloof. Of het nu positief of negatief is maakt niet uit, in ieder geval is het een teken dat ons blad gelezen wordt en dat is uiteraard de bedoeling. Velen waarderen het dat het evangelie, zoals Jezus en de apostelen dat brachten, op eenvoudige maar duidelijke wijze wordt uitgelegd. Soms zijn er toch nog vragen die dan weer op een of andere wijze in de verschillende artikelen aan de orde komen, of -zoals in dit nummer- in een afzonderlijk artikel.

Vragen of opmerkingen van persoonlijke of vertrouwelijke aard worden echter niet in het blad maar persoonlijk beantwoord. Daar proberen we zo zorgvuldig mogelijk mee om te gaan. Een lezeres vroeg ons om een lijst met adressen van de medewerkers te publiceren. Maar om praktische redenen loopt alles via ons redactieadres in Heerde. Zijn er specifiek vragen bij die uitsluitend bestemd zijn voor bepaalde medewerkers, dan worden deze uiter­aard aan hen doorgezonden.

Wij willen in dit verband nog eens onze grote waardering en dankbaarheid uitspreken aan allen die in het blad schrijven. Want hoewel de uitgave van Levend Geloof primair een persoonlijke bediening is, en wij de eindverantwoording dra­gen, betekent dit niet dat we het alleen doen. Integendeel, zonder de inbreng van onze verschillende medewerkers zou Levend Geloof niet kunnen zijn wat het nu is: een duidelijke en veelzijdige uitleg geven van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Iedere schrijver is wat dat betreft even belangrijk en gezamenlijk gaan we dan ook vol goede moede verder met deze heerlijke taak vorm te geven, zodat het geloofsleven van iedereen die het blad leest, verder geactiveerd en opgebouwd wordt.

 

Bij de voorplaat door de redactie

De illustratie van Gustave Doree is deze keer gebaseerd op Genesis 27 waar Jakob gezegend wordt door zijn vader Isaak, een zegen die eigenlijk bestemd was voor zijn broer Ezau. Het hoofdstuk geeft een uitvoerige beschrijving van deze gebeurtenis, terwijl we in het Nieuwe Testament onder andere verwijzingen vinden naar dit verhaal in Romeinen 9 vers 13 en Hebreeën 12 vers 16. En in Hebreeën 11 vers 20 (Rom. 09:13 en Heb. 12:16). En in Hebreeën 11 vers 20 (Heb. 11:20) lezen wij: “Door het geloof heeft Isaak aan Jakob en Ezau zijn zegen gegeven, ook voor de toekomst”.

 

De Heer is opgestaan! Froukje Huis

Kom, zing het luid,

jubel het uit:

De Heer is opgestaan!

Jezus, Gods Zoon

stond op uit de doón

en is naar de hemel gegaan.

 

Gods grote wens,

de volmaakte mens,

is in Hem tot stand gekomen.

En in Gods kracht

heeft Hij alle macht

over heel de schepping genomen.

 

Hem is beloofd, dat wie gelooft

in ’t werk door Jezus volbracht,

aan Hem wordt gelijk

in Gods Koninkrijk

en gedoopt wordt in Zijn kracht

 

Verhef dan je stem

tot eer van Hem,

die dit voor ons heeft gedaan.

Ja, zing het luid,

jubel het uit:

DE HEER IS OPGESTAAN!

Froukje Huis

 

De overwinning van Jezus Christus door Gert-Jan Doornink

Overwinning is een woord dat we als christenen graag gebruiken. Het verlangen naar een leven van overwin­ning is uiteraard een goed verlangen, want niemand wil graag als nederlaag-christen door het leven gaan. Toch is de ervaring vaak dat het gemakkelijker is te denken, te spreken of te zingen over overwinning, dan het te beleven. Hoe komt het toch dat de werkelijke overwinning op allerlei terreinen van ons leven vaak maar niet wil doorbreken en dat we ons daar maar bij hebben neergelegd?

In de eerste plaats dienen we ons te realiseren dat de overwinning zijn basis vindt in het volbrachte werk van Jezus aan het kruis van Golgotha en wat er gebeurde op de Paasmorgen toen Hij opstond uit de dood. Wat daar gebeurde kunnen we ongetwijfeld beschouwen als de grootste overwinning aller tijden. Moderne theologen proberen dit ongeloofwaardig te maken, maar waarachtige christenen laten zich door hen geen rad voor de ogen draaien. De evangelisten zijn in hun verslagen overduidelijk. De overwinning die Jezus behaalde was een totale overwinning. Het rijk der duisternis, met Satan aan het hoofd, leed een volkomen nederlaag. En zelfs de grootste troef die Satan hanteerde -de dood- werd, zoals Paulus dat formuleerde, verzwolgen in de overwinning van Jezus.

Niet vanzelfsprekend

Nu wordt er wel eens gedacht dat de overwinning van Jezus een vanzelf­sprekende zaak was. God had dit tevoren zo gepland, dus het zou toch gaan zoals Hij dat had vastgesteld. Dit is echter een goedkope en ook niet juiste redenering, want dan zien wij over het hoofd dat Jezus als mens leefde op aarde en dus ook als mens alles meemaakte, de afwijzin­gen, de aanvallen, de bespottingen: ja heel het rijk der duisternis had slechts één doel voor ogen: Hem de nederlaag toe te brengen, Hem vol­komen uit te schakelen, zodat Hij niet Zijn missie waarvoor Hij in deze wereld was gekomen, tot het einde toe kon volbrengen. Maar het werd een grote misreke­ning van het rijk van Satan. Jezus had het ook op kunnen geven, maar hield tot het einde toe stand en gaf op geen enkele wijze toe aan alles wat de vijand in het werk stelde om Hem te doen struikelen. Het kostte Hem bloed, zweet en tranen, maar Hij volhardde tot het einde. En dat ‘einde’ bleek uiteindelijk een nieuw begin! De vijand was verplet­terend verslagen. Jezus was overwin­naar en opende daarmee ook de weg naar de overwinning voor iedereen die dit ging geloven. Zo is de zekerheid in ons hart geko­men dat ook wij die dat geloven nu behoren tot de overwinnaars. De grote Overwinnaar gaat voorop en wij volgen Hem door in Zijn voet- sporen te gaan. Althans dat is het verlangen van God en behoort dus ook ons verlangen te zijn. Een ver­langen dat gerealiseerd dient te wor­den in het leven van elke dag. Ligt dit niet als een zware last op ons en lopen we niet rond met de gedachte: ja, dat klinkt allemaal heel mooi en het is weliswaar waar, maar in de praktijk komt er toch niets van terecht?

Wie zo denkt of redeneert gaat voor­bij aan het grote feit dat God nooit iets van ons vraagt wat door ons niet waar te maken is! Wanneer wij van Hem een opdracht krijgen geeft Hij ons ook de mogelijkheden die opdracht uit te voeren. En de grote Opdracht is een levend getuige van Hem en Zijn Koninkrijk te zijn. Niet meer en niet minder. Daar zou niets van terechtkomen als Jezus, de grote Overwinnaar, ons niet voor zou gaan en als we Hem niet als grote Voorbeeld zouden vol­gen.

Gods Geest is nodig

Dat ‘volgen’ wordt mogelijk door dat de Geest van de levende God in en door ons functioneert. Jezus zelf was vol van de Geest van de Vader en dit bracht Hem de totale overwinning. Dat begon al bij de verzoeking in de woestijn vlak voordat zijn openbare optreden zou beginnen. Daar door­stond Hij glansrijk de eerste vuur­proef. Dat was alleen mogelijk omdat Hij even tevoren was vervuld met de Geest.

Ook wij als Zijn volgelingen kunnen dus absoluut niet zonder die Geest! Daar wees Jezus al heel nadrukkelijk op toen Hij Zijn discipelen opleidde om Zijn taak over te nemen als Hij niet meer lichamelijk bij hen zou zijn.

Daar ging Hij zelfs nog veertig dagen mee door nadat Hij was opge­staan uit de doden. Zijn werk was bij wijze van spreken nog niet af zolang Zijn discipelen niet de heili­ge Geest hadden ontvangen. Pas toen Hij definitief was opgenomen door de Vader, kwam deze grote gebeurtenis aan de orde: de uitstor­ting van de heilige Geest. Zo had Jezus het aangekondigd en de discipelen waren dus op de hoog­te dat dit zou gaan gebeuren. Al begrepen zij toen nog niet hoe belangrijk en onmisbaar dit zou zijn. Zonder vol te zijn van Gods Geest zouden ze immers nooit het werk dat Jezus deed, voort kunnen zetten.

Hetzelfde geldt ook voor ons nu levende christenen. Zonder de wer­king van Gods Geest, in en door ons, kunnen we nooit functioneren als levende getuigen van Hem en Zijn Koninkrijk. En kan één van de kenmerkende eigenschappen van dit functioneren, de overwinning, ook nooit ten volle doorbreken.

Geestelijke groei

Het geheim van de overwinning heeft dus alles te maken met het vol zijn van Gods Geest. Maar laten we daar niet te gemakkelijk over den­ken. Zo van: ‘ik ben toen en toen gedoopt met de Geest dus dat zit wel goed’. Het functioneren van Gods Geest in en door ons staat of valt met het feit of er een verdere geeste­lijke groei in ons leven plaatsvindt! Ook hier geldt: ‘stilstand is achter­uitgang’. We zullen radicaal los moe­ten komen van verkeerde (verbin­dingen. Soms is hiervoor een bevrij­dingsbediening nodig als we zelf daartoe niet in staat zijn. Ook kunnen we vastzitten aan bepaalde leerstellingen die geen wer­kelijke geestelijke waarde in zich hebben. Het evangelie van het Koninkrijk is juist daarom zo waar­devol dat het ons losmaakt van aller­lei godsdienstige systemen die geen ‘leven’ in zich hebben. Het brengt ons terug bij de wortels, de roots van ons geloof, het pure, het echte, kort­om het evangelie zoals Jezus dat ver­kondigde en in praktijk bracht. Jezus legde de mensen geen lasten of wetten op, maar haalde hen juist onder dat juk vandaan. Daarom had Hij primair een boodschap voor mensen die hieronder gebukt gin­gen. En waren Zijn woorden: “Kom tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u (let wel: geen ander juk!) en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht” Matteüs 11 vers 28 tot en met 30 (Matt. 11:28-30). Even tevoren kunnen we lezen dat dat de dingen waren die Hem waren overgegeven door de Vader, dat wil zeggen dat moest Hij verkondigen en in praktijk brengen.

Schijnbare nederlagen

Er is nog een facet met betrekking tot het begrip ‘overwinning’ dat wel eens over het hoofd wordt gezien. Dat is dat niet elke nederlaag een nederlaag is! God doet immers alle dingen meewerken ten goede! Naarmate we verder geestelijk groei­en leren we dit meer en meer te onderkennen. En raken we niet zo gauw in verwarring en zijn niet zo gauw teleurgesteld als iets anders verloopt dan wij hadden gedacht of gehoopt. Dan komen we zelfs tot de ontdekking dat een schijnbare nederlaag de kiem van overwinning in zich heeft en tot gevolg heeft dat de gemeenschap die we hebben met de Vader en de Zoon er hechter en intiemer door wordt! Wat dat betreft is, behalve Jezus, ook Paulus een groot voorbeeld voor ons en mogen ook wij het, net als hij, meer en meer gaan beleven dat niets en niemand ons zal kunnen schei­den van de liefde Gods, zoals deze geopenbaard werd door Jezus Christus.

Dan worden we immuun voor de aantijgingen van de vijand, zelfs als deze tot ons komen via medebroe­ders en -zusters, met bijvoorbeeld opmerkingen als ‘je hebt onvoldoen­de geloof gehad anders zou het wel anders afgelopen zijn’. Laten we ons te allen tijde realiseren dat God altijd het beste met Zijn kinderen voor heeft. Hij heeft slechts één verlan­gen, namelijk dat Zijn kinderen zich als werkelijke zonen van Hem gaan openbaren.

Volharding

Dit gaat zeker gebeuren wanneer wij geloven in de overwinning van Jezus Christus en dit geloof meer en meer als een rotsvaste zekerheid in ons leven verankerd wordt. Dat gebeurt als we volharden, het niet opgeven dus. Geen enkel kind van God zal zich (geestelijk) verder ontwikkelen als hij geen volhardend geloofsleven kent. Maar ’t heerlijke is dat we dat niet in eigen kracht behoeven te doen. Want dat Gods Geest wil dat in ons bewerken.

Als we volharden groeien wij uit tot werkelijke overwinnaars die niet met het minste of geringste zuchtje tegenwind van de kaart zijn, maar die temidden van de grootste stor­men nog overeind blijven staan. Dan gaat het Koninkrijk Gods werkelijk gestalte krijgen. Jezus, de grote Overwinnaar aan het hoofd, en samen met allen die Hem waarach­tig volgen, vormen we dan één grote onoverwinnelijke eenheid. De ontwikkeling daar naar toe is momenteel in volle gang. Maar we moeten dus zelf door geloof en gehoorzaamheid invulling gaan geven om daarbij ingeschakeld te willen worden. God dwingt nie­mand. We hebben een ‘vrije wil’ ont­vangen. Heeft u de Heer wel eens gedankt voor dit geweldige geschenk wat Hij ons daarmee heeft toever­trouwd?

God wil Zijn verantwoordelijkheid met ons delen. Hij heeft een onvoorwaardelijk geloof in ons. We bezor­gen Hem een enorme teleurstelling als we onze verantwoordelijkheid te grabbel gooien door onze wil op een verkeerde wijze (in dienst van de vij­and) in te zetten.

Gods Geest wil ons daarvoor behoe­den. Bedroeven of uitblussen van die Geest, zal bij een tot zoon ontwikkelend kind van God, daarom ook steeds minder aan de orde komen. En als het nog eens een keer misgaat, vergeeft Hij ons als wij daarom vragen. Hij vergeeft eenvou­digweg en zonder verwijt! Gods liefde voor ons blijft onwankel­baar overeind. De overwinning van Jezus Christus is daarvan het grote bewijs. Het was een totale overwin­ning! Hij is gisteren en heden Overwinnaar en blijft dat tot in alle eeuwigheid. Wat is het dan heerlijk te weten dat we voor altijd deelgeno­ten zijn geworden van die overwin­ning!

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Het Hebreeuwse woord dat ten grond­ig ligt aan begrippen als ‘barmhartig­heid’ en ’tedere liefde’ is RECHEM. Het woord betekent ‘innerlijke delen’ en ook ‘moederschoot’. Het geeft aan wat een moeder voelt voor haar kind, dat ze in liefde heeft ontvangen en geboren doen worden.

In het verborgene van de baarmoeder is het kindje omringd door tedere liefde. Het kind is gewenst door zowel de vader als de moeder, beiden hebben er verwachtingsvol naar uitgekeken en, ondanks de pijn die het de moeder heeft gekost, het met open armen ontvangen. Die blijdschap vergoedt de moeite. En mocht het kindje iets mankeren, dan neemt de ontfermingsgezindheid alleen

maar toe en zullen de ouderlijke han­en het nog meer in bescherming nemen, omdat ze er innerlijk zo mee bewogen zijn.

Wonderlijk mooi zijn de eeuwige eigenschappen van God, onze Vader, die langzamerhand ook merkbaar wordt in onze moeder. Het ontroert je tot in het diepst van je wezen. Wanneer je wordt aangeraakt door zulke handen dan geneest je ziel. Je kunt zo gekwetst zijn of zo ontkend. Dat kan zo diep zitten datje haast niet meer weet wie je bent, hoe je naam is.

En de gedachte ongewenst, onbekend te zijn doetje dan ook vermoeden onbe­mind te zijn. Je bent de moeite niet waardje doet er niet toe, hoe kan er dan van jou worden gehouden. Dat is niet te geloven en het vergrootje eenzaamheid.

In verscheidene psalmen heeft David daar over gesproken en zijn verdriet hierover bekend gemaakt als hij in z’n eentje de aanwezigheid van zijn hemel­se herder zoekt. Soms heeft-ie het uitge­schreeuwd. Hij was zo echt en eerlijk. Toen God zichzelf helemaal kon open­baren in zijn eerstgeborene, de zoon van zijn liefde, het vleesgeworden RECHEM, konden degenen die met hem omgingen, ervaren wie God eigen­lijk zelf was en is, want wie de zoon des mensen zag, zag de Vader. Zoals hij met mensen omging! Hij ging naast de verslagenen zitten, hij heelde gebrokenen, omarmde de ongewensten en gaf de onbekenden hun naam terug. Zo was hij een weergave van zijn Vader, die ook de onze is. Hij restaureert de mens.

Het evangelie is voor ootmoedigen, omdat dezen ontvankelijk zijn voor genade. Ze zijn tot de ontdekking geko­men dat ze zwak en hulpbehoevend zijn. Daarom: durf je de barmhartig­heid toelaten in je leven? Dan durf je je ook toe te vertrouwen aan betrouwbare medemensen, zelfs wanneer je teleurge­steld mocht zijn in anderen die, mis­schien met de beste bedoelingen, rond­gegraaid hebben in je kostbare zelf. Maar ik denk datje de barmhartigen wel zult herkennen na alles watje mee­gemaakt hebt.

We hebben van de Geest van God ont­vangen om Zijn gezindheid te hebben; mensen die zich eerst hebben laten genezen in hun geest en ziel en die daarna en daarin mensen worden waarin de Vader zich herkent en zich laat kennen. Zij zijn mooie gelijkenis­sen, bescheiden, voorzichtig en onopval­lend.

En een gemeenschap, een moeder, die zoveel om haar kinderen geeft, is veilig. Daarin wordt je wie je eigenlijk bent, een mens in wie God zijn verborgen leven leidt met de zoon. Je bent zijn geliefde en samen, man en vrouw, ben je werkelijk mens. Je kunt diepe won­den hebben opgelopen, zelfs na je gees­telijke geboorte, door sektarisme, door dominante leidinggevenden, door ver­raad.

En toch… vertrouw je toe aan vertrou­welingen en spreek je uit tegen de barmhartigen en je zult in rust en stilte genezing ontvangen. Een andere ver­taling van Davids woorden in Psalm 37 vers 5 (Ps. 037:005) luidt: “Ontsluit je levensloop aan de Heer en Hij zal het herstellen”. Hoe meer je laat zien, hoe meer Hij zich kan laten zien, immers, Hij heeft zijn naaste zo lief als zichzelf.

 

Gods oplossing: de nieuwe schepping door Wim te Dorsthorst

Stappen voorbij het kruis -2-

Het kruis van Jezus Christus heeft zo iets onbeschrijfelijks groots teweeg gebracht dat het maar nau­welijks te bevatten is. Het kruis heeft een deur geopend naar een hele nieuwe tijd; met de nadruk op ‘nieuw’. Niet alleen schuldvergeving, verzoening met God, verlost uit de macht van de duisternis, enz., maar een definitieve overgang van eeuwi­ge duisternis naar het eeuwige licht. Voorbij het kruis breekt er een tijd­perk aan, wat Paulus noemt: “het einde der eeuwen” 1 Korinthe 10 vers 11b (1 Kor. 10:11b), en wat zal eindigen in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. “Zie Ik maak alle dingen nieuw”, zegt de Heer in Openbaring 21 vers 5 (Openb. 21:05). Het is het verlangen van de apostel om deze geheimenissen aan de gemeenten bekend te maken. Ongetwijfeld heeft hij dat gedaan bij het eerste onderwijs als hij een gemeente stichtte, want hij zegt tot de oudsten van Efeze: “Want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen” Handelingen 20 vers 27 (Hand. 20:27), maar het klinkt ook door tot in onze tijd als we met verlichte ogen des harten zijn brieven lezen en ter harte nemen.

De nieuwe schepping

Wij zijn het vorige artikel geëindigd met: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen. En dit alles is uit God” 2 Korinthe 5 vers 17 (2 Kor. 05:17).

Je proeft dat dit bij de apostel als een juichkreet uit zijn pen vloeit: “Het oude is voorbij gegaan, zie het nieu­we is gekomen”!

En dan nog die veelzeggende opmer­king: “En dit alles is uit God”. Het is dus niet een idee of een visioen van de apostel, maar het is uit God de schepper van hemel en aarde. Dit geweldige gegeven is uit Gods liefde- hart voortgekomen. Wie dus de weg, die de Heer Jezus en de apostelen gewezen hebben, vervult, -de Heer zegt: “Laat ons alle gerechtigheid Gods vervullen” Matteüs 3 vers 15 (Matt. 03:15)- is een nieuwe schepping. Daar legt Gods woord steeds weer de nadruk op. Waarom? Is het oude dan niet goed meer?

Gods woord spreekt overduidelijk over het verderf dat is ingetreden na de zondeval. De wet van zonde, met de dood tot gevolg, ging in werking Romeinen 8 vers 2 (Rom. 08:02). Duidelijk zegt God tot Adam: “Want ten dage dat gij daar­van eet, zult gij voorzeker sterven” Genesis 3 vers 17 (Gen. 03:17). Het één heeft dus abso­luut het andere tot gevolg.

Verderf en verval

Als verderf eenmaal is ingetreden, dan is dat een niet te stuiten proces. Iedereen kent wel voorbeelden uit de natuur. Melk die zuur begint te wor­den, een vrucht die begint te rotten, vlees dat begint te bederven, enz. Denk ook maar aan het Bijbelse principe van het zuurdeeg. Zo’n pro­ces is niet meer terug te draaien. In de dagen van Jezus is dat proces in de mensen al zo ver doorgewerkt, dat Hij moet zeggen: “Want van bin­nenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatig­heid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein” Markus 7 vers 21 tot en met 23 (Mark. 07:21-23).

Wat de Heer Jezus hier noemt, zijn symptomen van het verderf wat in de voortijd al tot volheid was geko­men. Ten tijde van de zondvloed moet God tot de verschrikkelijke conclusie komen: “Dat de boosheid des mensen groot was op de aarde – al wat de overleggingen van zijn nart voortbrachten te allen tijde slechts boos was” Genesis 6 vers 5 (Gen. 06:05). Maar ook bij Sodom en Gomorra, bij de torenbouw van Babel, bij de oude bewoners van het land Kanaän, enz. was de maat der zonde vol. In de eindtijd zal dit wereldwijd tot een volheid gaan komen zoals in die dagen, zegt de Heer Jezus bijvoorbeeld in Lucas 17 vers 26 tot en met 30 (Luc. 17:26-30).

Zware tijden

Paulus profeteert over die tijd, waar­in wij al zijn binnengegaan, als hij zegt: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want

de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onhei­lig, liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verraderlijk, roekeloos, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand” 2 Timoteüs 3 vers 1 tot en met 5 (2 Tim. 03:01-05)

Hij somt hier 18 punten op van ver­val en verderf, die onze tijd al steeds meer gaan kenmerken. Het trieste is dat de apostel dit schrijft aan de gemeente van Efeze waar Timótheüs het voorgangerambt vervulde. Uit de volgende verzen blijkt dan ook, dat het in de gemeenten gevon­den zal worden. Zware tijden dus voor Gods volk!

In de laatste decennia ‘s zien we ook voor ogen hoe het verval kerk en gemeenten binnen sluipt. Zowel op geestelijk als op natuurlijk gebied. We hoeven alleen maar te denken aan het inzegenen van homofiele en lesbische paren.

De apostel zegt niet: “Misschien komen er zware tijden”, maar hij zegt: “Weet wel dat het komen zal”. Het is een onstuitbaar proces. In Openbaring 22 vers 11a (Openb. 22:11a) zegt de Heer: “Want de tijd is nabij: Wie onrecht doet, hij doet nog meer onrecht; wie vuil is, worde nog vui­ler”. Dat is het principe als verderf eenmaal is ingetreden. Er is geen geneesmiddel tegen.

Het nieuwe uit het oude

Maar dan komt God met Zijn oplos­sing en dat is geen oplapmiddel voor de oude schepping of een bedekking van het bederf, maar dat is ‘de nieu­we schepping’. Een Goddelijke mogelijkheid die al in de oude schepping verborgen zit; zoals een zaad iets heel nieuws tevoorschijn kan brengen wanneer het in de aarde valt en sterft. De Heer Jezus zegt: “Voorwaar, voor­waar Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort” Johannes 12 vers 24 (Joh. 12:24).

Als iemand, naar de weg Gods, in Christus is, dan is die persoon een ‘nieuwe schepping’. God lapt het oude niet op, maar Hij maakt iets heel nieuws wat tot volle ontplooiing mag komen. En dan zegt de apostel van deze nieuwe schepping, dat deze “naar de wil van God gescha­pen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid” Efeze 4 vers 24 (Ef. 04:24). Ook hier wordt weer benadrukt dat het uit God is, ja, naar de wil van God.

Dat is het volmaakte antwoord van God op de zondeval en de werken van satan!

Er is geen element van verderf meer in die nieuwe schepping. Het is naar de wil van God. Niet ‘omgevormd’ maar ‘geschapen’! En wat God schept is zuiver en goed; vandaar de uitdrukking van de apos­tel: “in waarachtige gerechtigheid en heiligheid”. Schitterend is dat! “Zie het oude is voorbij gegaan, zie het nieuwe is gekomen”. Het nieuwe is niet geboren uit ver­gankelijk menselijk zaad, dat is de oude schepping, maar uit onvergan­kelijk zaad door het levende en blij­vende Woord van God. Dit is derhal­ve heilig en zuiver en vrij van elke vorm van verderf, zie ook Johannes 1 vers 13 (Joh. 01:13).

Satan vernietigend verslagen

Hierin komt Gods liefde, Gods onbegrijpelijke wijsheid, grootheid, barmhartigheid, goedertierenheid, genade, enz., openbaar, door in Zijn Zoon Jezus Christus die hele oude schepping in de dood te brengen en een weg te openen om met Hem in nieuwheid des levens te verrijzen in de opstanding. Dat is de schitteren­de oplossing die God geeft. De duivel heeft geen enkele macht meer over deze nieuwe schepping. Over de oude schepping had hij macht door de zonde, maar aan het kruis, waar de Heer Jezus de zonde in Zijn lichaam wegdroeg, is hem alle macht over de mens in Christus ontnomen.

Prachtig omschrijft Paulus dat met de woorden: “De Heer Jezus schold ons al onze overtredingen kwijt, door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen:

Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd” Kolossenzen 2 vers 14 en 15 (Kol. 02:14-15). Dit heeft de Heer in principe voor alle mensen volbracht. De duivel is z’n macht over de mensen kwijt, hij is ontwapend en de Heer heeft machtig gezegevierd. Prijs God! “dat is het kruis voorbij”!

Deelgenoot worden

Hoe krijgt men daar nu deel aan? Dat vroegen de Joden ook op de eer­ste Pinksterdag toen Petrus zijn toe­spraak had gehouden. “Wat moeten wij doen mannen, broeders”? Handelingen 2 vers 37 (Hand. 02:37).

En dan klinken de krachtige woor­den van Petrus, die ook nu voor deze tijd nog steeds onveranderlijk hetzelfde zijn, voor Joden en heide­nen: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heili­gen Geestes ontvangen” Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38).

Dit is niet een gedachte van Petrus, “maar ook dit alles is uit God”. Het is hem door de Heer Jezus opgedragen als Hij zegt: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des hei­ligen Geestes en leert hen onderhou­den al wat Ik u bevolen heb” Matteüs 28 vers 19 (Matt. 28:19).

Ook zegt de Heer: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evan­gelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” Markus 16 vers 15 en 16 en Lucas 24 vers 47 (Mark. 16:15-16; zie ook Luc. 24:47). Deze opdracht van de Heer is nog onveranderlijk dezelfde. Het is de Nieuwtestamentische ‘verbondssluiting’ van God met de mens. Niet bezegeld met het bloed van een dier, maar met het kostbare bloed van het Lam Gods en wat bekrachtigd wordt met het ontvangen van de Heilige Geest.

God vraagt van de mens om deze drie stappen in gehoorzaamheid te doen. Stappen die samen ‘het van boven geboren worden’ uitmaken, ‘het geestelijk geboren worden uit water en Geest’, zegt de Heer Jezus Johannes 3 vers 5 (Joh. 03:05).

Deze stappen zijn nodig om deel te krijgen aan het Nieuwe Verbond; om een nieuwe schepping in Christus te zijn; om deel te krijgen aan alle zegeningen van het nieuwe verbond in Christus. De Heer zegt: om bin­nen te kunnen gaan in het Koninkrijk Gods en om daar te kun­nen zien en verstaan. Drie elementen die onlosmakelijk bij elkaar horen: bekering, water- doop en het ontvangen van de heili­ge Geest. Ook hier geldt: ‘Wat God verbonden heeft, dat zal de mens niet scheiden’.

De weg Gods verlaten

Uit de kerkgeschiedenis blijkt dat de duivel toch kans heeft gezien om deze kostbare waarheden te roven en uit elkaar te halen. Al vrij kort na de dood van de apostelen heeft hij met leugens en drogredenen mensen geïnspireerd tot vrome godsdienst en religie. Het invoeren van de staatsgodsdienst in de vierde eeuw was de nekslag voor het gemeente­zijn naar bijbels model. De kinder­doop werd ingevoerd in plaats van de volwassen-waterdoop die volgt op de persoonlijke bekering. En daar­mee verdween ook de doop in de heilige Geest, die toch de levens­geest is van de nieuwe schepping en van de gemeente van Jezus Christus.

‘De weg Gods’, die door de Heer Jezus en de apostelen gewezen en opgedragen is, verdween bijna geheel. Het volk van God is zo in ( een diepe Babylonische duisternis terecht gekomen en ten onder gegaan in een ‘naam-christendom’ met vele denominaties. Maar, prijs de Heer, al een eeuw lang werkt de heilige Geest weer met kracht, worden mensen weer overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, worden ogen weer geo­pend om de Schriften te kunnen ver­staan, en zijn er wereldwijd weer gemeenten ontstaan die bouwen op het enige juiste Bijbelse fundament. Wil men een nieuwe schepping in Christus zijn, dan zal alle gerechtig­heid Gods vervuld moeten worden, zegt de Heer Jezus. De waterdoop is hierbij van cruciaal belang, waarover de volgende keer.

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

In deze rubriek haken wij in op actu­ele gebeurtenissen waarmee we als christenen geconfronteerd worden en voorzien die eventueel van commen­taar, voor zover wij daarop ‘geestelijk licht’ ontvangen. En met dat geestelijk licht bedoelen we Gods Geest die ons wil leiden in alle waarheid en bewaren wil voor dwalingen. In de tijd waarin wij leven gaat de strijd tussen licht en duisternis zich meer en meer toespitsen. Gods Geest wil ons een vaste koers doen varen. Uiteraard hebben wij niet de preten­tie dat wij in alles de waarheid al in pacht hebben, maar door geestelijke groei en ontwikkeling, mogen we ervaren hoe ons geloofsleven zich hoe langer hoe meer gaat stabiliseren en wij niet zo gauw uit ons (geestelijk) evenwicht hoeven te geraken. Het is de bede van ons hart dat ook onze lezers dit steeds meer gaan ervaren.

Het mkz-virus slaat toe…

Zoals te verwachten was heeft de gevreesde veeziekte Mond- en Klauwzeer ook in Nederland toege­slagen. In de voorlaatste week van maart kwamen de eerste berichten over de ziekte uit Olst, Welsum, Oene en Nijbroek… Dorpen zeer dicht in de omgeving van Heerde, waar ook de redactie van ons blad is gevestigd. Zelf ben ik ook in deze omgeving opgegroeid zodat ik met meer dan gewone belangstelling de ontwikkelingen volg. Bovendien ben ik van boerenafkomst en weet als geen ander waarom het hier gaat. Maar als gelovige zijn we niet ver­ontrust en weten ook dat Jezus gezegd dat we ons niet moeten laten beangstigen voor al het negatieve waarmee we geconfronteerd worden (Lucas 21).

Verder waren we natuurlijk ook nieuwsgierig hoe men uit godsdien­stig oogpunt tegen deze epidemie aan zou kijken. En eigenlijk kon men ook verwachten dat bij het han­teren van een verkeerd Godsbeeld, waarbij God niet gezien wordt als een goede God en de Satan de ver­oorzaker van alle leed en ellende, de schuld weer in de schoenen van God wordt geschoven. Zo kreeg het bericht dat dominee De Jong uit Staphorst, als vertegenwoordiger van de uiterst rechtervleugel in de Hervormde kerk (‘Het gekrookte riet’) deze ziekte ziet als straf van God ‘vanwege het overtreden van alle Goddelijke geboden’ natuurlijk veel aandacht.

Geen straf van God

Gelukkig komen er ook berichten uit het rechterdeel van de Hervormde kerk (de zogenaamde Gereformeer­de Bond) die dit extreme en onjuiste standpunt afwijzen. Zo zegt Jan van der Graaf, tot voor kort algemeen secretaris van deze Bond: ‘De uit­braak van mond- en klauwzeer is geen straf van God, maar wel een teken dat we op de verkeerde weg zitten. God is de schepper van het leven, zowel van mens als dier. De bio-industrie, met alle uitwassen van dien, toont aan hoe ver we ver­wijderd zijn geraakt van het dier als schepping van God’. Van der Graaf meent dat de opmer­kingen van ds. De Jong een karika­tuur schilderen van wat er onder het behoudende deel van de kerk leeft. ‘Zulke opmerkingen doen het goed in de publiciteit, maar geven een vol­strekt vertekend beeld van wat er leeft onder christenen. De argeloze lezer legt ook meteen een verband met de polio-epidemie in Staphorst, die een gevolg was van de weigering van een deel van de bevolking om zich te laten vaccineren. Het fatalis­tische Godsbeeld van ds. De Jong spreekt mij totaal niet aan en ik denk te kunnen spreken namens een overgrote meerderheid van degenen die bij de bond zijn aange­sloten. We hebben als mens een eigen verantwoordelijkheid en daar­in past het inenten tegen allerlei ziekten en plagen, zoals nu mond­en klauwzeer. Ik vind het schandalig dat er van Europa niet mag worden ingeënt, zodat duizenden en nog eens duizenden dieren moeten wor­den afgemaakt. Dat snijdt je door je ziel’.

Van der Graaf ziet, volgens de Zwolse Courant waaraan we deze opmerkingen ontlenen, het mond­en klauwzeer dus niet als straf maar wel een teken. Hij vindt ‘dat ons land in moreel opzicht afglijdt, het­geen zich bijvoorbeeld vertaalt in de euthanasiewetgeving. In de agrari­sche sector is de bio-industrie daar­van een voorbeeld. Eerbied voor het leven, dat moet volgens hem cen­traal staan bij alles wat men doet en laat.

En dat besef zou veelal ontbreken. De bio-industrie is naar zijn mening een rechtstreeks gevolg van de mani­pulatie van het leven. Een dier is, zo zegt hij verworden tot een consump­tieartikel in plaats van een schepsel van God.

Consument en politiek zijn volgens hem de hoofdschuldigen in dit drama. ‘De consument wil een zo goedkoop mogelijk stukje vlees en de politiek geeft toe aan die druk. Nu tellen alleen economische motie­ven. Er is een rekensommetje gemaakt. Aan de ene kant de baten en aan de andere kant de kosten van het inenten en het verlies van exportmarkten. De financiële balans sloeg door naar het niet laten vacci­neren. En ook nu mag daar niet van worden afgeweken. Ik kan dat niet vatten’.

Zijn sympathie ligt bij de boeren, die hun dieren liever vandaag dan morgen willen laten inenten, maar daarvoor geen toestemming krijgen. De boeren op bedrijven die preven­tief worden geruimd, zijn de echte slachtoffers. ‘Een boer heeft liefde voor z’n dieren. Wanneer z’n veesta­pel wordt vernietigd, betekent dat onpeilbaar verdriet’. Zoals alle media schenkt ook het magazine Elsevier aandacht aan deze epidemie. Onder de kop ‘Wie is hier ziek?’ schrijft Hans Crooijmans onder andere: ‘Hoe diep kan een beschaving zinken? Die vraag dringt zich op bij het zien van deprimeren­de beelden van rokende brandsta­pels, grijpgrage kranen en verse kad­avers. De manier waarop de epide­mie van mond- en klauwzeer wordt aangepakt toont aan dat Europa ethisch en moreel in verval is geraakt’.

Onze kijk op het Joodse volk

Bij de uitgeverij ‘Verdieping en Aansporing’, een initiatief van Jildert de Boer, verscheen de brochu­re ‘Hoe kijken wij naar het Joodse volk?’ in het perspectief van een natuurlijke of een geestelijke Israëlvisie.

In het woord vooraf schrijft Jildert de Boer onder andere dat het doel van de brochure allereerst is ‘het geven van een beter inzicht ten aan­zien van de gemeente, die uit Jood en heiden bestaat. In de tweede plaats willen we graag een intense bewogenheid aanwakkeren, ook voor de natuurlijke Joden, evenals overi­gens voor de Palestijnen en Arabieren’.

In een heldere betoogtrant voert de schrijver een pleidooi voor een zogenaamde ’tussenentingsvisie’. Hij wijst daarbij filosemitisme, tweewegenleer en de twee volken Godsgedachte af. De brochure staat in wezen op de basis van de geeste­lijk Israël-visie, maar doet een poging tot een wat andere benade­ring met de nadruk op bewogenheid voor het Joodse volk, als ook voor de Palestijnen en de Arabieren. Het accent valt uiteraard op de gemeente bestaande uit Jood en heiden, zij die in Christus overgezet zijn in de hemelse gewesten, het ‘nieuwe, geestelijke land’.

Wie een gezond en helder geestelijk inzicht wil hebben in de zogenaam­de Israëlmaterie raden we aan deze brochure aan te schaffen en te lezen. Het boekje, dat ook uitstekend geschikt is voor verspreiding, is in de boekhandel (dus niet bij ons) ver­krijgbaar ofte bestellen onder ISBN- nr. 90-803836-4-3. Het telt 51 pagi­na’s en kost Fl. 6,- de distributie is in handen van de Stichting Johannes Multimedia in Doorn.

Wij attenderen onze lezers in dit ver­band ook nog eens op het boek dat Wim te Dorsthorst enkele jaren gele­den geschreven heeft onder de titel ‘Geestelijk licht op Israël’. Dit boek bevat de artikelenserie over het gelijknamige onderwerp zoals dat destijds is verschenen in Levend Geloof. Dit boek kunt u wel rechtst­reeks bij ons bestellen. Zie blz. 31, onderaan.

Profeten en profetieën

Broeder John Hofman uit Nieuwleusen maakt ons attent op een zojuist verschenen boek onder de titel ‘Zo spreekt de Heer?’ van John Bevere. Het boek in paper­backuitvoering draagt als ondertitel ‘Hoe kunnen we weten of God door een ander tot ons spreekt?’. In het boek komen onder andere aan de orde hoe wij Gods Geest en misleidende geesten kunnen onder­scheiden. Hetzelfde geldt voor het onderscheiden van ware en valse profetie. Verder komen aan de orde hoe een ogenschijnlijk ‘juiste’ profetie toch onze toekomst kan ruïneren hoe belangrijk het is dat we op de juiste wijze door de heilige Geest geleid worden.

Voor degenen die zich willen verdie­pen in het onderwerp is dit boek een aanrader, waarbij het vanzelfspre­kend is dat we het niet in alle opzichten met de conclusies en raadgevingen van de uit de USA afkomstige schrijver eens behoeven te zijn.

Al naar gelang we zelf geestelijk gegroeid is zal men meer en meer leren te onderscheiden wat uit de goede bron (God) of uit de verkeerde bron (Satan) afkomstig is. Dat geldt zowel voor profeten, één van de vijf door Paulus genoemde ‘bedienin­gen’ in Efeze 4 vers 11 (Ef. 04:11), als voor pro­fetieën die worden uitgesproken. Wat dat betreft is de plaatselijke gemeente van het grootste belang. De betrouwbare broeders en zus­ters van zo’n gemeente, dus zij die langer op de weg zijn en ook werke­lijk gegroeid zijn van baby’s in het geloof tot volwassenen, zullen kun­nen onderscheiden of profetieën die worden uitgesproken echt zijn of niet. De leiding van een gemeente zal de moed moeten hebben in te grijpen bij uitwassen in dit opzicht voor dat verder onheil wordt aange­richt. Er zijn in de loop der jaren al heel wat gemeenten stuk gegaan doordat men in dit opzicht niet op zijn hoede was of onvoldoende onderscheiding des Geestes had. Waar bij ons ook een rood lampje gaat branden is als we advertenties of aankondigingen lezen van bijeen­komsten of conferenties waar een spreker optreedt die zegt een zoge­naamde ‘profetische bediening’ te hebben. Het is best mogelijk dat er op dergelijke samenkomsten ware dingen gezegd worden en sommige profetieën echt overkomen. Maar ook hier geldt dat we op onze hoede dienen te zijn want Satan kan zich ook voordoen als een engel des lichts. Zijn doel is altijd verwarring en misleiding, terwijl Gods Geest ons op het juiste spoor houdt. We leven in een tijd dat de werkelij­ke gemeente van Christus tot stand gaat komen. Dat gaat met veel gees­telijke strijd gepaard, maar uiteinde­lijk zal deze gemeente, die door Paulus omschreven wordt als een gemeente ‘stralend, zonder vlek en rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet’ Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27) er komen. En bij de totstandkoming ervan zullen ook werkelijke profeten en echte profetieën een rol spelen.

N.B. Het boek ‘Zo spreekt de Heer?’ (194 blz.) van John Bevere is een uit­gave van de Elia Stichting, Ireneplein 5, 7711JT te Nieuwleusen (O.). Het is in de boekhandel (dus niet bij ons) verkrijgbaar of te bestel­len.

 

Tekenen van verzoening

Een gebeurtenis waaraan in de media relatief weinig aandacht is besteed vond onlangs plaats in het Limburgse Haelen, waar een uniek oorlogsmonument werd onthuld. Het is namelijk het enige monu­ment in Europa waarmee soldaten van beide strijdende kampen uit de Tweede Wereldoorlog worden her­dacht.

Het beeldhouwwerk herinnert aan de 687 geallieerde en Duitse solda­ten die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Leudal rondom Haelen gesneuveld zijn. Het monument van de Roggelse beeldhouwster Thea Houben bestaat uit een drie meter hoge en spits toe­lopende bronzen zuil met aan de bovenkant een aantal meeuwen. Het monument is volgens de initiatiefnemers een teken van

verdraagzaamheid. Het ANP-bericht vermeldt dat vertegenwoordigers van Duitsland, Noorwegen, België, de Verenigde Staten, Tsjechië, Nieuw-Zeeland en Canada kransen legden. Er namen meer dan driehonderd veteranen, militairen en familieleden van gesneuvelden uit elf landen deel aan de plechtigheid.

In het journaal was te zien hoe een Duits veteraan verzoenend de hand gaf aan een Nederlandse veteraan. Beiden gaven aan hoe ze niet als vij­anden tegenover elkaar hadden gestaan maar omdat ze vanwege hun dienstplicht als militair waren opgeroepen. Men kan natuurlijk de opmerking maken dat men dienst had kunnen weigeren, maar dat neemt niet weg dat we hier te maken hadden met ‘gewone’ militai­ren die niet als vrijwilliger hadden dienst genomen, zoals bij de Waffen-SS en andere Nationaal Socialistische groepen wel het geval was.

Zeker als christenen mogen we ons verheugen over dit opgerichte ’teken van verzoening’, al weten wij dat de werkelijke verzoening zijn oor­sprong vindt in het hart van God. Primair is het van belang dat de mens zich met God verzoend. Vandaar de oproep van Paulus: “In naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen” 2 Korinthe 5 vers 20 (2 Kor. 05:20). Even tevoren legt hij uit dat de ver­zoening hierin bestaat “dat God in Christus de wereld met Zichzelf ver­zoenende was, door hun hun over­tredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd” (2 Kor. 05:19). Vanuit de verzoening met God. door geloof in Jezus Christus, is verzoe­ning met de medemens de taak van iedere christen. Is dat praktisch te realiseren? Ja, want als Jezus zegt: “Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen” Lucas 6 vers 27 en 28 (Luc. 06:27-28), spreekt Hij geen theoretische volzin uit. Door Zijn eigen voorbeeld geeft Hij aan dat het ook voor ons moge­lijk is dit waar te maken. We zijn immers geroepen in Zijn voetstap­pen te gaan? En door de Geest die in ons is wordt het mogelijk als leven­de tekenen van verzoening te func­tioneren.

Praktisch voorbeeld

Een ander voorbeeld hoe verzoening in de praktijk kan werken kwamen we tegen in het blad ZvKader. Onder de kop ‘Wat in een voetbalstadion niet zomaar lukt…’ lezen we: “Sinds mei 2000 worden in de ruim 100 jaar oude Westerkerk in Aalten tweetalige diensten gehouden in het Nederlands en in het Duits. Het gaat om samenkomsten van de Euroregiogemeente Aalten/Bocholt, ontstaan uit een gemeente in Aalten (voorheen volle evangelie gemeente -red.) en een gemeente net over de grens in het Duitse Bocholt. Voorganger Wilkin van de Kamp: ‘We willen laten zien dat de Geest van God aan geen enkele grens is gebonden. Wat in een voetbalstadion niet lukt, gebeurt elke zondag bij ons, Duitsers en Nederlanders samen in één dienst. We willen laten zien dat wij als gemeente een heel goede boodschap hebben, de beste boodschap. En die proberen wij in een moderne vorm aan te bieden. Gelukkig spreekt dit mensen aan, inmiddels telt onze gemeente al bijna 300 leden. Voor de tv-dienst op zondag 22 april (die om 11 uur wordt uitgezonden op Nederland 1 -red.), heb ik geko­zen voor het thema ‘Verzoening kent geen grenzen’ naar aanleiding van de gelijkenis van de ‘Wachtende Vader’ (beter bekend als de gelijke­nis van de ‘Verloren Zoon’). Met ver­zoening is er echte hoop voor de toe­komst’, aldus Van de Kamp”.

 

De helende olie door Truus van Kaam

Mijn oog valt op een hoge berg, deze is schitterend begroeid.

Ik hoor het geruis van een waterval en zie hoe het water afwisselend snel en

langzaam stromend de berg afkomt.

Wat een prachtige natuur.

Water is een beeld van zuiverheid, van waarheid.

Dit doet me denken aan Psalm 133 waar sprake is van de dauw van de

Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion.

Daar wordt ook gesproken over de kostelijke olie waarmee Aaron gezalfd werd.

Olie als beeld van genezing en herstel werkt helend in ons hart, in ons den­ken, ja in ons hele leven.

Psalm 23 vers 5 (Ps. 023:005) zegt: “Gij zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over”. De Heer is niet karig, maar geeft steeds een overlopende maat. In de dagen van Jeremia was daar de vraag: “Is er nog balsem in Gilead, of is daar geen heelmeester?” zie Jeremia 8 vers 22 (Jer. 8:22).

Gelukkig hebben wij een Heelmeester voor geest, ziel en lichaam. Laten we Hem danken voor dit grote heil.

 

Het evangelie via internet en cassette door Jildert de Boer

In dit artikel willen we beknopt enkele ontwikkelingen beschrijven aangaande de verbreiding van het volle evangelie via internet en op cassette. De buitenlandse cassette- dienst VOX moge u bekend zijn. Er is naast het eigen VOX-blad ook wel aandacht aan gegeven in Levend Geloof.

Dat er in onze kringen ook een uit­gebreide binnenlandse cassette- dienst bestaat is veel minder bekend. Internet is een betrekkelijk jonge, maar schitterende manier om het evangelie te verkondigen en waarvan we dankbaar gebruik kun­nen maken.

Het is heerlijk als individuele broe­ders of zusters met een grote ijver initiatieven ontplooien, om het evan­gelie van het Koninkrijk der heme­len te verspreiden in den lande en daarbuiten. Door hun noeste arbeid komen her en der enkelingen in contact met de boodschap die hen lief is en waarvan zij zelf gegrepen zijn. Als wij zelf immers enthousiast zijn over het volle evangelie en een goddelijk geluk ervaren in ons leven -naast alle strijd, die er onmisken­baar ook is- dan gunnen wij dit ook een ander van harte! De gezonde inzichten uit Gods Woord en de hulp voor de dagelijkse praktijk die wij zelf beleven willen wij graag delen met andere mensen. Het is een goede zaak als de mensen die wij in dit artikel eens naar voren willen halen -onder het motto “een ander roeme u, en niet uw eigen mond” Spreuken 27 vers 2 (Spr. 27:02)- zich gedragen en ondersteund weten in hun arbeid voor de Heer met de middelen die zij aanwenden. Zij verrichten hun werk veelal in het verborgene en onder veel tegenstand van de vijand. Wij wensen de bedieningen die wij in dit artikel aan bod laten komen de volle zegen van de Heer toe! Romeinen 15 vers 29 (Rom. 15:29).

Website Ronald Vogelaar

Om de prachtige website van Ronald Vogelaar te kunnen bekijken en han­teren is een Internet Explorer versie 5 nodig. Op de site: www.life4all.net heeft broeder Ronald Vogelaar een ongelofelijke hoeveelheid geschrif­ten en artikelen verzameld, die tot geestelijke opbouw dienen. Hij werkt in vijf talen. De Duitse site is in ontwikkeling, met name door arti­kelen van Peter Brenner (Kaiserslautern). Er is een beperkte Italiaanse en een wat grotere Franse site met onder andere materiaal van pionier Joël Excoffier. Er is een nogal uitvoerige Engelse site en dit is ook wat Ronald het meest op zijn hart heeft.

Hij krijgt ook de meeste reacties uit de Engelstalige wereld, vandaar ook dat zijn life4all-nieuwsmail in het Engels gesteld is. Op de Engelse site vindt men naast veel vertaalde wer­ken van wijlen broeder J. E. van den Brink een behoorlijke hoeveelheid materiaal uit de bladen Power from on high, Trumpet of triumph, The high road edition en Alpha to omega. Er is vooral nieuwe input vanuit de gemeente van Hank van den Brink in Winnipeg, Canada. De Nederlandse site is erg uitge­breid en ook daar worden regelmatig artikelen aan toegevoegd. Uiteraard staan alle -ook de reeds uitverkochte- boeken van br. Van den Brink er vol­ledig op, behalve “Charismatische Beweging, waarheen”? (In dit ver­band merken we terzijde op dat uit­geverij Rhemaprint -opvolger van ‘Kracht van Omhoog’- in Gorkum het nagelaten manuscript over de Galatenbrief nog binnen afzienbare tijd hoopt te publiceren). Verder vindt u bijvoorbeeld een zevental publicaties van br. Hessel Hoefnagel (o.a. de studies die hij gebruikt voor het Lektuurproject-buitenland) en readers van Toon van den Hoorn en Cees Visser jr. over respectievelijk De ontwikkeling van geestelijke gaven en over Aanvaarding. Een scala van artikelen staan op de site uit drie, in onze kringen, beken­de bladen. We noemen de ‘Studieblad’-artikelen van Hans Bulthuis en Cees Visser jr., de jaar­gangen van ‘Levend Geloof’ vanaf 1997 tot heden en het inmiddels legendarische ‘Kracht van Omhoog’. Daaruit staan tot op heden vooral artikelen uit 1966,1967, 1972,1977- 1979, 1980, 1982, 1984-1986, maar ook losse artikelen uit andere jaren (om een voorbeeld te noemen: het artikel over ‘De afgrond’ van J. E. van den Brink, daterend uit 1962). De handige zoekfunctie vergemak­kelijkt het iets over een bepaald onderwerp te vinden. Via de rechter­muisknop kunnen de artikelen uit­geprint worden. Op aanvraag kan men bij Ronald Vogelaar via zijn emailadres op de website een CD- Rom aanvragen, waar al het materi­aal op staat. Een vurige wens van Ronald Vogelaar is dat alle gemeen­ten, die inhoudelijk het hier samen­gebrachte materiaal waarderen, hun contactadres aan hem doorgeven! Dat kan van belang zijn als er iemand aangesproken is door de website. Zo’n persoon kan dan een gemeente in de buurt vinden! Het emailadres luidde: rovo@life4all.net (Helaas niet meer bereikbaar)

Website J. van der Hoogt

Deze broeder uit Rotterdam heeft eveneens een site ontwikkeld, helaas niet meer bereikbaar: www.hoogt.myweb.nl

Deze mag dan niet zo uitgebreid zijn als de zojuist genoemde, maar ook hier vinden we uitermate boei­end schriftelijk materiaal op internet bijeengebracht. De unieke Bijbelschoollessen van br. J. E. van den Brink over het (hoofd)thema ‘Het Koninkrijk der hemelen’ uit de jaren 1982-1987 te Gorkum zijn compleet weergegeven en kunnen desgewenst ter lezing uitgedraaid worden. Dat geldt ook voor de uitge­balanceerde lessen van Peter Bronsveld op de bijbelschool Gorkum over de bedelingenleer en het geestelijke Israël. Tevens treft u op deze site een aantal serieartikelen aan van broeder van den Brink, die destijds niet gebun­deld werden uitgegeven, zoals bij­voorbeeld ‘Talen van mensen en van engelen’, ‘Als in de dagen van Noach’ en ‘De stad des doods of de stad des levens’.

Een beknopte index op de jaargan­gen 1982-1989 van het blad ‘Kracht van Omhoog’ is eveneens opgeno­men op de site. Dat is prettig als men een oud artikel of onderwerp wil opzoeken (waarbij we opmerken dat de artikelen van Peter en Ank Bronsveld jammer genoeg ontbre­ken). Aan een index van de (latere) jaargangen van ‘Levend Geloof’ wordt nog gewerkt en is binnenkort ook beschikbaar!

Infotheek Rita Smit

Dit is een informatiebron over het evangelie van het Koninkrijk der hemelen. Het grootste deel bestaat uit cassettebanden, maar ook een grote verzameling jaargangen van het tijdschrift ‘Kracht van Omhoog’ (vanaf begin jaren zestig) behoort daartoe. Alle boeken en brochures van broeder van den Brink zijn voor uitleen beschikbaar, ook de inmid­dels uitverkochte geschriften. Ook de Studiebladen (de zgn. ‘blauwe boekjes’) maken er deel van uit. Zuster Rita Smit-Blijdorp is ruim tien jaar bezig met het opzetten, uitwerken, beter toegankelijk maken en verbreiden van deze infotheek en zij werkt er bijna dagelijks aan. Voor de cassettes is een database ontwikkeld, waardoor op tekst, op onderwerp van prediking of studie, op datum en op trefwoord naar de gewenste informatie gezocht kan worden gebracht.

De infotheek vindt zijn wortels in de Christengemeente Den Haag (voor­heen: Pinksterkapel). Uiteraard zul­len er meer gemeenten zijn, die aan uitgebreide archivering doen, maar er zijn er ook die dit slechts in beperkte mate doen. We denken echter dat het hier wel de grootste collectie betreft, zodat deze ijverige zuster enorm moet woekeren met Kastruimte.

De cassettes van de genoemde gemeente vormen de ruggegraat van de infotheek. Daarom bevat de info­theek dan ook veel predikingen en studies van de brs. C. Visser sr.. Hans Bulthuis en Simon Verdouw en vele andere voorgaande broeders, waarvan we in het bijzonder br. J. E. van den Brink willen noemen, die er destijds vaak twee maal per maand sprak.

Gaandeweg is de infotheek uitge­breid met predikingen en studies van buiten het Haagse, zoals de Openbaringstudies van de brs. Cees Visser jr. en Toon v.d. Hoorn (beide meer dan 30 banden) en ook toen­malige studies van br. Van den Brink uit Gorkum zelf. Tussen haak­jes: als mensen in den lande banden over hebben, of niet meer gebrui­ken, dan zijn ze hartelijk welkom in de infotheek. Daar kunnen de cas­settes immers voor het hele Nederlandse taalgebied ten nutte gemaakt worden. Deze oproep geldt inzonderheid voor cassettes met toe­spraken van de in onze kringen zeer bekende en gerespecteerde br. J. E. van den Brink.

Voor het zoeken naar bepaalde zaken uit de jaargangen van ‘Kracht van Omhoog’ wordt gebruik gemaakt van de al eerder genoemde indexen, die desgewenst in kopie- vorm via de infotheek leverbaar zijn. De Studiebladen zijn weliswaar via de inhoudsopgave of de verzamelindexen snel door te zoeken, maar omdat deze ‘blauwe boekjes’ ook in elektronische vorm aanwezig zijn, kan het zoeken naar bepaalde zaken nog beter gebeuren. Zit u met een bepaalde tekst, of wilt u iets meer weten over een bepaald onderwerp, dan kunt u Rita benade­ren, die vervolgens voor u zoekt naar hetgeen waar u belangstelling naar uitgaat. Al naar gelang hetgeen u zoekt beschikbaar is, wordt in over­leg een cassette dan wel een fotokopie van het gewenste toegezonden, uiteraard tegen vergoeding van de gemaakte kosten.

De cassettes en de andere informatie vinden hun weg in heel Nederland, zowel de actuele toespraken van nu, als de cassettes uit vroeger jaren. Er wordt ook mee gewerkt naar men­sen op een ‘volle evangelie-eiland’, tevens naar zoekende buitenstaan­ders en zeker ook naar mensen die nog maar kort kennisgemaakt heb­ben met de volle evangeliebood­schap.

Een zeer geschikte reeks die daarbij gebruikt wordt, is de zogenaamde Rotterdam-serie. Het gaat om 48 fundamentele opbouwstudies, die door br. Hans Bulthuis zo’n vijftien jaar geleden werden gehouden. Verder zijn er bijvoorbeeld de Basis Bijbel Cursus-banden over tal van losse onderwerpen. Een heel ander voorbeeld dat we wil­len noemen betreft de studies van br. Toon v.d. Hoorn over Engelen. Unieke tapes van ontmoetingsdagen in Ede van br. van den Brink zijn bijv. De Geest van het zoonschap en het spreken in tongen; Natuurlijk, Schijngeestelijk en Geestelijk Israël; De Losprijs: genoegdoening, of transactie? Zo zou er nog veel meer te vermelden zijn! Het te lezen materiaal dat via de infotheek te verkrijgen is, biedt – zeker wanneer men niet of nog niet over internet beschikt- een interes­sante mogelijkheid! Het adres voor meer informatie en aanvraag luidt: Infotheek KdH, p/a Rita Smit-Blijdorp, Emmalaan 53, 3051JD Rotterdam. Tel.010- 4188960 (in de avonduren en in het weekend); Email: infotheek- rdam@hetnet.nl

Belangrijke bedieningen

Wij geloven dat de genoemde bedie­ningen via internet en op cassette een zeer waardevolle aanvulling en ondersteuning zijn van de geestelij­ke opbouw van individuele christe­nen. De bedoeling is uiteraard even­eens dat de genoemde zaken ook de gemeentebouw ten goede zullen komen. Sommige christenen zijn meer ‘lezers’. Voor hen kunnen de internetsites een enorme hulp zijn, zowel voor eigen leven, als ook om de websiteadressen door te geven aan anderen! Andere christenen zijn meer ‘luisteraars’. Zij zullen prima kunnen putten uit het rijke voor- raadarsenaal aan cassettes van de infotheek. Sommige lezers van ‘Levend Geloof’ zullen aan alle twee behoefte hebben! Goed onderricht is broodnodig en daarom zijn we enthousiast over de bovengenoemde mogelijkheden! In deze tijd gaan velen eenzijdig op de ervarings- en gevoelstoer, wat ten koste gaat van gezond en gedegen onderwijs. Dat laatste is buitenge­woon nuttig, omdat anders het volk te gronde gaat door het gebrek aan kennis Hosea 4 vers 6 (Hos. 04:06). Daarbij geldt echter wel de praktijkopdracht om de kennis in de kracht van Gods Geest om te zetten in leven en beléven!

We hopen dat u profijt hebt van de praktische informatie in dit artikel en dat u er iets mee kunt doen voor uzelf en niet te vergeten voor de mensen om u heen! De Heer zegene u daar machtig in!

 

Een nieuw gebod: elkaar liefhebben door Cees Maliepaard

Voorbeeld­functie van de wet Deel 12 (slot)

“Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben gelijk Ik jullie heb liefgehad” Jezus Christus in Johannes 15 vers 12 (Joh. 15:12).

Liefde als goddelijke basis

In ‘het volle evangelie’ hebben we het niet zo erg op geboden. Daar krijgen we oudtestamentische krie­bels van. Op zich is dat wel begrijpe­lijk, want velen van ons hebben in vroegere tijden niet alleen onder het Woord gezeten, maar in een geheel andere betekenis ook onder de wet. Daar werden ze als het ware dage­lijks mee om de oren geslagen. Dat was niet erg zinvol, want het betrof immers niet meer dan een schaduw- wet. En die was hooguit een afbeel­ding van de werkelijkheid – een wer­kelijkheid die ondertussen al geko­men was!

Jezus zegt dat we zijn geboden die­nen te bewaren… precies zoals Hij de geboden van zijn Vader bewaard heeft.

Waaruit bestonden de geboden van de Here God? Werden die gevormd door de gehele oudtestamentische wet, een groot deel van de vijf boe­ken van Mozes? Of was het alleen de decaloog, waren het de tien gebo­den, de tien woorden van de hemel­se Vader? Ik denk dat het niet bijster veel verschil maakt, want het gaat eigenlijk om de basis van de woor­den Gods. Elk gebod dat van God uitgaat heeft zijn liefde als basis. Een ander fundament is er niet; God werkt nooit dwangmatig of onder druk of dreiging.

Alles wat God doet wordt gedragen door zijn liefde en alles wat Jezus doet komt voort uit diezelfde liefde. En alles wat wij doen? Heeft dat ook liefde als basis, of is dat afhankelijk van het object of van de erbij betrok ken mens? Als dat zo is, zijn we bevooroordeeld – in positieve of in negatieve zin, maar wel bevooroor­deeld.

Ik beweer hiermee natuurlijk niet dat men in het lichaam van Christus voor iedereen precies dezelfde gevoelens zal moeten hebben, maar wel dat het een foute zaak is als men zich door de eigen sympathieën of antipathieën leiden laat. Liefde is niet iets dat erbij zou kunnen komen. Zo van: het hoeft niet zo nodig, maar als je het dan persé wilt, dan zou het kunnen! Nee, liefde is het uitgangspunt, de beweegreden van ons hele doen en laten. Anders zou Satan toch nog een invalspoort » in ons denken kunnen hebben. En dat zou zeker tot een bruggenhoofd naar onze gehele innerlijke mens leiden.

Het gebod van Jezus

Jezus zei: Dit gebied Ik jullie, dat jullie elkaar liefhebben Johannes 15 vers 17 (Joh. 15:17). Hoe geef je daar nu invulling aan? Dienen we elkaar met een eeuwig­durende glimlach constant in de watten te leggen? Nee, want dat heeft helemaal niets met liefde te maken! Vers 13 geeft er duidelijkheid over. Daar zegt de Heer dat we ons leven voor elkaar in dienen te zetten.

Wat zou Hij daar nu wel mee bedoelen; dat we voor elkaar de dood in moeten gaan – al is het dan ‘maar’ de natuurlijke dood? In het extreem­ste geval zou dat wel eens een optie kunnen wezen (in tijden van geloofsvervolgingen bijvoorbeeld). Maar daar heeft Jezus het hier niet over. Hij zei niet dat we onze levens moeten afleggen, maar juist dat we die dienen in te zetten. Je springt (waar nodig) voor elkaar in de bres. Allereerst in de geestelijke wereld, want van daaruit komt al het goede en al het kwade. Het goede uit het Koninkrijk van de Vader en van Jezus, het kwade uit het rijk van Satan en zijn demonen, inzonderheid zullen we in de geeste­lijke wereld naast elkaar staan, schouder aan schouder. Daarin zul­len we op elkaar aan moeten kun­nen; we dienen zelfs blindelings op elkaar te kunnen vertrouwen. Kunnen we dat ook? Door ervaring zal iedereen daar wijs in kunnen worden. Je ondervindt dan zeker wie je vertrouwen waard is en bij wie daar nog wel wat aan verbeterd zou kunnen worden. Dat betekent dat we op dit gebied zeker met de nodige voorzichtigheid te werk zullen gaan. In de komende tijd zullen we dat vertrouwen dan wellicht verder uit kunnen diepen.

We zullen dat alleen maar waar kunnen maken door Satan op geen enkele manier enig soelaas te geven en samen deel te hebben aan het heil van onze Meester. Het plan van God zal in alle delen van ons leven ten uitvoer gebracht mogen worden. Hetgeen betekent dat het ook in de natuurlijke wereld z’n beslag zal hebben – al zal het sociale aspect duidelijk op de tweede plaats komen.

We zullen op alle terreinen van ons leven betrouwbaar zijn, in overeen­stemming met het beeld van de Heer, dat we dragen. Als we oog krij­gen voor het liefdesbeeld dat in Christus ons allemaal kenmerkt, en als we ons daar ook allen door laten leiden, geeft dat een enorme onder­linge liefdesband. Dan geef je om elkaar – dat hoef je dan niet te zoe­ken… dat is er dan gewoon! Jezus geeft daar trouwens een richt­lijn voor. In Johannes 15 vers 9 (Joh. 15:09) zegt Hij: ‘Gelijk de Vader Mij heeft liefge­had, heb Ik ook jullie liefgehad; blijf in mijn liefde’. En in Johannes 15 vers 13 (Joh. 15:13): ‘Niemand heeft grotere lief­de dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden’. Je zet je leven in en desnoods zet je het in de waagschaal voor een echte vriend of vriendin. Maar God ging nog verder: Hij zette het leven van zijn Zoon in de waag­schaal. Dat moest wel, want God is zelf de eeuwige, onveranderlijke; het leven van zichzelf kón Hij dus niet inzetten. En van je kinderen hou je vaak méér dan van jezelf. Dit offer was dus het hoogste wat de Vader brengen kon. Bovendien was het niet bedoeld voor enkele exclu­sieve vrienden en vriendinnen, maar voor de wereld Johannes 3 vers 16 (Joh. 03:16). De Vader durfde dit ook aan, want Hij had een grenzeloos vertrouwen in zijn Zoon. Ook vooraf al.

Voor elkaar op de bres!

Jezus was geen marionet, Hij had de vrije keus welke weg Hij zou gaan. Hij werd nergens door z’n Vader toe geprest en Hij was ook niet voorge­programmeerd, zodat Hij niet anders kon dan goed doen. Maar overeenkomstig Gods verwachtingen koos Jezus voor Gods weg met zijn leven. Anders dan bij Adam en Eva het geval was, want door hen werd Gods vertrouwen wel beschaamd. Van Jezus (de eerste volmaakte mens Gods) zingen we: ‘Hij had zijn leven veil voor ons allemaal’. Dat was niet omdat Hij het voor zichzelf niet meer zag zitten, maar dat kwam omdat de liefde Gods volkomen door Hem heen ging. Om het eens op een rijtje te zetten: – de liefde van de Vader voor de Zoon was volkomen; de liefde van de Zoon voor ons was net zo perfect

en tegen ons zegt de Heer: ‘Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefheb­ben zoals Ik jullie heb liefgehad’ (net zo volledig dus).

In dit licht bezien zal onze liefde in gelijke mate zonder beperkingen dienen te zijn. Onze liefde tot het verlorene? Zeker, óók dat: want de Heer heeft ook liefde tot het verlore­ne. Maar daar bovenuit gaat de lief­de tot elkaar, tot de vrienden en vriendinnen van Jezus. De Heer vindt immers dat we niet z’n slaven, maar z’n vrienden zijn Johannes 15 vers 14 en 15 (Joh. 15:14-15)

En werkt dat automatisch – als je gelooft behoor je dan tot de vrien­denkring van de Meester? Nee, dat gaat pas op als iemand doet wat Jezus zegt, en dat is in dit verband: ons leven inzetten voor elkaar. Het betekent dat we vanuit ons hart bij elkaar betrokken zijn en dat we ons­zelf niet op hoeven te peppen om voor elkaar bezig te zijn in de hemelse gewesten, maar dat zoiets een vanzelfsprekende zaak is. Als iemand het moeilijk heeft, zal dat de anderen raken en dan ben je er ‘boven’ mee bezig. Voor sommi­gen geldt dat nog nadrukkelijker, namelijk wanneer de Heer je voor een bepaalde persoon een gebedslast gegeven heeft. Een last wel te ver­staan in de betekenis van een opdracht, een gebod tot bijstand in de hemel.

Als je om elkaar geeft, gebeurt het wel dat je op de vreemdste momen­ten door de Geest gedrongen wordt om voor de betrokken persoon te bidden en te strijden. Dan werkt het ook iets ten goede uit. Niet als het voorwerp van je bezig zijn daar zelf niet achter staat, wel als zo iemand tegen de aanslagen van de boze op moet tornen, maar wel de wil tot het goede heeft. Dan kun je naast je broer of je zus gaan staan. Daar waar Satan een mens belaagt, hebben we autoriteit van de Heer gekregen om samen de overwinning op de machten der duisternis te behalen, c.q. die veilig te stellen. Om samen blijvend deel te hebben aan Gods heil… tot genezing van geest, ziel en lichaam. Want het is met recht een totale oorlog! Dit werkt alleen als het gedragen wordt door Gods liefde. Anders gaat het niet zoals Gód het bedoeld heeft, en dus werkt het dan verkeerd. Want Gods liefde is altijd zuiver, zonder bijbedoelingen. Als je van iemand houdt, zet je je voor hem of haar in. Daar hoef je dan zélf niet beter van te worden. Bovendien gaat het de mens Gods in de eerste plaats: om Gods glorie… die openbaar komt in het heil voor je naaste; om de wasdom in het lichaam van Christus… waar een vriend of vriendin van Jezus heling ontvangt- en om de vreugde van de Heer, waarin je ook zelf bemoedigd wordt en waarin je samen tot verdere ont­plooiing kan komen.

In de liefde voor elkaar zal de blijd­schap des Heren onze sterkte zijn. Dan verheug je je niet alleen om het eigen heil, maar ook om dat van een ander. Want met een enkel mens kan de Heer zijn lichaam niet bou­wen. Hij, het hoofd, verenigt alle cel­len onder zich tot één lichaam. Dat lichaam wordt bijeengehouden door de pezen en banden van Gods liefde. En op basis van de vrucht van reine, goddelijke liefde mag men in het lichaam van Christus gebedsverho­ring verwachten. Als we blijvende vrucht dragen (in liefde) zal de Vader ons alles geven wat we Hem vragen in eendracht met Jezus (in diens naam dus). Daarom is het juist dat Jezus tegen ons zegt: ‘Dit gebied Ik u, dat u elkaar liefhebt’. Zo’n gebod is als balsem voor geest, ziel en lichaam!

 

Reactie op artikel ‘De Geest maakt levend!’ door Ada Karst

Mevr. De V. te D. stelde een vraag naar aanleiding van het artikel ‘De Geest maakt levend” uit het novem­ber/decembernummer. Het ging in dit artikel over de meerwaarde van Bijbelwoorden als deze naar de Geest worden gelezen en verstaan. Samengevat luidt de vraag: “In het artikel wordt gesproken over het niet zitten op de stoel van Mozes. Op welke stoel zat Paulus toen hij de woorden sprak van Efeze 6 vers 22 (Ef. 06:22)? Spreekt hij daar niet de natuurlijke kinderen toe? We hebben immers natuurlijke kinderen ontvangen bij hun geboorte en hen een natuurlijke opvoeding gegeven. Ook 1 Korinthe 15 spreekt erover dat eerst het natuurlijke komt en daarna het gees­telijke. Want als wij in het natuurlij­ke niet kunnen gehoorzamen kun­nen we het ook niet als het om gees­telijke dingen gaat”.

Alvorens te reageren op deze vraag is het goed om eerst de aangedragen tekst uit Efeze 6 te vermelden. Daar staat: “Eer uw vader en uw moeder, dit is immers het eerste gebod, met een belofte…”

Het gewone

Ik ben het helemaal met u eens met wat u zegt over het eerst in het natuurlijke leven gehoorzamen om het dan ook in het geestelijke leven te kunnen doen. Het is inderdaad een eerste gebod, een eerste vereiste om niet alleen in de ouder/kind-relatie, maar in alle relaties recht te doen aan elkaar in de vorm van: respect, acht geven op elkaar, over­leg, luisterend elkaars bedoeling peilend.

Dat is in de eerste plaats een natuur­lijke zaak in de natuurlijke wereld. Zo kom je samen verder. Bij volwas­sen geworden mensen behoort dit dan ook als heel gewoon te functio­neren. Het is een prima basis, ook als we als gelovigen de Bijbel open­doen waarin het gaat over geestelijke zaken. En dan gaat het niet meer over het gewone, maar over méér V dan het gewone.

Meer dan het gewone

Hebben de geboden, zoals die in Efeze 6 vers 2 (Ef. 06:02), een natuurlijke of een geestelijke betekenis? Het betreft hier een aanhaling van een gebod zoals Mozes dat destijds aan het volk had opgedragen. Zijn van God ontvangen bediening was speci­aal geldend voor zijn tijd. Het was de bediening der letter. De woorden Gods en de woorden van Mozes kre­gen gestalte in de zichtbare, natuur­lijke wereld.

Maar aan de Gemeente van Jezus Christus is de bediening des Geestes toevertrouwd. En dan begint de ver­andering. Er gebeurt iets met de geboden, of ze nu in het Oude of in het Nieuwe Testament staan. De wet van het Oude Verbond wordt door Jezus, naar de geest in ons hart en ons verstand gelegd! Nu is het gebod Gods onttrokken aan het moeten uit­werken in de zichtbare wereld! Nu kunnen we er meer mee doen dan er staat! Meer dan het gewone! Ging het gehoorzamen onder het ‘oude’ met een belofte gepaard, de gehoorzaamheid van het geloof kent dezelf­de belofte, maar dan in het geestelij­ke leven.

Het Land der Belofte

Alle beloften ‘ja’ en ‘amen’? En waar dan? Het antwoord zal ons bekend zijn: in Christus is het ‘ja’ en door Hem is het ‘amen’ tot eer van God. Wat betekent dat voor de belofte die na het gebod van Efeze 6 vers 2 staat? Een gebod mét belofte, zo lazen we. In vers 3 staat wat de inhoud van die belofte is: “opdat het u welga en gij lang leeft op aarde”. Het staat er zoals het er staat. Maar Christus die ons de Geest heeft gegeven, brengt ons geloofs­leven in de staat van vervulling! Hij heeft ons in het Beloofde Land, in het Koninkrijk van God de Vader gebracht. Het Nieuwe Verbond tilt ons uit boven datgene wat er staat. Zo kunnen we het hele Land in zijn lengte en breedte doorkruisen. Het hele Land ligt, vanuit het geestelijke denken, voor ons open. Zo wordt er wat af gelezen door gelovigen! Van het ‘nieuwe’ flitsen we naar het ‘oude’, en van het ‘oude’ weer naar het ‘nieuwe’, steeds het geestelijke met het geestelijke verge­lijkend. Zo is het Bijbellezen geeste­lijk boeiend, juist ook voor de vol­gende generatie. We horen hierin het spreken van Jezus, zoals Hij dat van de Vader, Zijn opvoeder in de geest, heeft geleerd. Hierop aansluitend is het heerlijk om Johannes 5 vers 19 en Johannes 3 vers 1 tot en met 13 (Joh. 05:19; Joh. 03:01-13) te lezen. Zo bezig te zijn is één grote koestering van Woord en Geest! Geen wonder dat het hemelse Jeruzalem onze ‘Moeder’ wordt genoemd.

Vaste spijs

Zat Paulus, bij de woorden van Efeze 6 vers 2, ‘op de stoel van Mozes’? Jezus gebruikt deze uitdruk­king in Matteüs 23 vers 2 (Matt. 23:02). Hij heeft het dan over de Schriftgeleerden en Farizeeën. Zij hadden zich als het ware binnen­gedrongen in de goede wetten van Mozes om er vervolgens hun eigen draai aan te geven. In dat opzicht zat Paulus niet op de stoel van Mozes. Had Mozes een bediening voor zijn tijd, Paulus weer voor de zijne. En waar Paulus, in de begintijd van de gemeente staande, teksten mis­schien heeft bedoeld voor het gewo­ne leven, de volwassen gemeente van nu mag in grote vrijmoedigheid vanuit dezelfde letters het méérdere aan het Licht brengen. Dat is de vaste spijs waardoor de gemeente staat in haar roeping, in de bedie­ning des Geestes. Daardoor kan ze onderscheiden wat ‘goed’ en ‘kwaad’ is, met andere woorden: ze kan onderscheiden wat wel en wat niet de geloofsontwikkeling dient. U hebt in uw brief ook het prachtige hoofdstuk 1 Korinthe 15 aangehaald. Daar wil ik tot slot bij aansluiten. In vers 47 tot 49 van dat hoofdstuk heeft diezelfde Paulus als van Efeze 6 vers 2, ons een heerlijke samen­vatting gegeven van onze geloofs­ervaring, van het ‘ja’ en ‘amen’, tot eer van God.

“De eerste mens is uit de aarde, stof­felijk, de tweede mens is uit de hemel. Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken

En zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen.

En gelijk wij het beeld van de stoffe­lijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen”. Dank u wel voor uw reactie, waar­door u op uw beurt weer gedachten in beweging heeft gebracht.

 

Er is Beweging en beweging door Ada Karst

Het gaat er voor de gelovigen niet om dat we de Bijbel lezen. Het gaat er om hóe we lezen. Waartoe wenden we de Bijbelwoorden aan?

De Bijbelwoorden zijn verwijzende woorden. Verwijzende woorden zijn niet de werkelijkheid zélf. Ze zijn de schaduw daarvan. Daarom beweegt de Gemeente zich niet in ‘wat er staat’. We leven immers onder het Nieuwe Verbond:

De schaduwtijd is voorbijgegaan, de werkelijkheid is gekomen. En die ‘werkelijkheid’ is: de Christus! Hij is het volle Daglicht. In Hém beweegt de Gemeente zich. Door Geest heeft Jezus Christus van tijd tot tijd de ogen van de Gemeente voor een bepaald facet van de werkelijkheid geopend. Daar was het dan ook de tijd voor. De tijd, de geloofsontwikkeling, was daar­voor rijp gemaakt. Het is vanuit die rijpheid dat de Gemeente nu consta­teert dat het lezen van de bijbel tot een féést is gemaakt. Het is een oogstfeest geworden. Een oogstfeest is een eindfeest. Dat feest is te vie­ren aan het einde van alle vooraf­gaande werkzaamheden op het land. Op welk land heeft de Gemeente gewerkt?

In welke akker heeft de Gemeente de Bijbelwoorden een plaats gege­ven? Waar heeft ze gezaaid? De Gemeente heeft gezaaid op de akker van de Géést. Daartoe heeft ze de Bijbelwoorden aangewend, en dan is ook van daaruit de oogst te verwachten. Nee, geen oogst van het tijdelijke. Geen beweging van hebbe­dingetjes dus, als gevolg van kunstmatig drenken zie Deuteronomium 11 vers 10 tot en met 12 (Deut. 11:10-12). Het is de Beweging van God, die in Christus de regen des hémels heeft gegeven! Daarmee is de grond van het geloofshart gedrenkt! En God heeft er de wasdom van Christus aan verleend. Eeuwige vreugde, door Gods Beweging in de Gemeente! Nu de oogsttijd is aangebroken, kan terstond de sikkel erin! Vanuit de Schriften oogsten we het eeuwige (gedachten-) Leven van God en Jezus zie Markus 4 vers 26 tot en met 29 (Mark. 4:26-29). Het Bijbellezen is nu keer op keer een verhelderend, genezend Waterbad. Daardoor leren we (onder-) scheiden Beweging én beweging.

De komst van Jezus

In Johannes 5 vers 1 tot en met 9 (Joh. 05:01-09) lezen we over beide bewegingen in het Bethesda van tóen, als onderwijzing voor de Gemeente nu. Tóen was er de eenmalige verschijning van Jezus in de gestalte van vlees en bloed. Uiterlijk waarneembaar. Nu ver­schijnt Hij óns naar de Geest. Innerlijk waarneembaar, telkens weer. De man in Bethesda stond direct op in het waterbad van het Woord dat Jezus sprak. Nu kan zijn geloofsontwikkeling beginnen. Het telkens “wachten op die andere beweging van het water” is voor hém en voor óns voorbijgegaan. “Zondig niet meer”, zegt Jezus even later tegen hem. In het Daglicht gesteld betekenen deze woorden voor hem tóen en voor de Gemeente nu: “Blijf bij je ontwikkeling”! Dat is de taal van het Nieuwe Verbond dat naar de Geest is. Omdat het naar de Geest is, kan het Nieuwe Verbond niet meer kunstmatig, niet eigener beweging ingepompt worden. De Bijbelwoorden kunnen nooit meer voor het zichtbare, in de akker van het vléés, worden aangewend. Dat kan wel, maar dan ligt de geloofsont­wikkeling stil, doodstil. Het Nieuwe Verbond is door de Heer van de Gemeente gelégd in ons verstand en geschréven in onze harten. Levend in onze eindontwikkeling krijgen de verhalen van het Oude- én Nieuwe Testament een nieuwe aanpak. Al die feiten van eeuwen zijn als geloofsontwikkeling in ons leven gelegd en tot heilsfeiten geworden. Het ene heilsfeit sluit naadloos aan op het andere heilsfeit! Zo heeft Jezus Christus Zijn Gemeente met de volgroeide Gedachten Gods als met een naadloos kleed bekleed. Nu de Eeuw van Christus is gekomen, zien we dat ‘duizend jaar’ tot ‘één Dag’ is gemaakt! Niets is er wat nog bóven deze Werkelijkheid uit gaat!

Rumoermakers?

Er is rumoer in ‘Bethesda’, in zoals de naam betekent, het “Huis van barmhartigheid”. Beweging in gemeen­ten! En wel “van tijd tot tijd”. Móet je daarbij zijn als ‘eerste’? (zie Ezechiël 34). Móet je rennen omdat de Christus nu eens ‘hier’ en dan weer Waar’ is? We wéten dat mét het spreken van Christus óók de ‘slang’ zich heeft opgemaakt om zijn werk te doen zie Job 24 vers 14 (Job 24:14).

Zoals Jezus Christus “van tijd tot tijd” in de Gemeente heeft gespro­ken om haar gedachten tot volgroei­de volwassen gedachten Gods, tot Brood, te ontwikkelen, heeft de rumóermaker “van tijd tot tijd” zijn draai aan het gesprokene gegeven. Hij heeft de heerlijkheden van het Nieuwe Verbond met zijn poten aan­geraakt en er ‘brood’, een beweeg- brood, van gemaakt. Dat heeft het badwater vertroebeld en daardoor heeft hij zich in “de tempel van God gezét”. Zo is de naam “Bethesda” tot een bijnaam gemaakt. De Gemeente wéét van beide bewe­gingen. Alle ontwikkelingen staan immers beschreven. Alles is haar immers op tijd gezegd geworden. En het wéten is voldoende om haar plaats te bepalen en bij haar ontwik­keling te kunnen blijven. Zo heeft ze geen ‘gat in de Dag geslapen’! zie Johannes 13 vers 18 tot en met 20 en jesaja 35 vers 8 tot en met 10 (Joh. 13:18-20, Jes. 35:08-10). Om géén rumóermaker met Bijbelwoorden te zijn, heeft Christus de Gemeente buiten het gezicht van de rumóermaker geplaatst, buiten het bereik van de letterstroom. Nu kan de totale Schrift in Géést worden verklaard zie Johannes 1 vers 16 tot en met 18; Markus 4 vers 33 en 34 (Joh. 01:16-18, Mark. 04:33-34) “Wandel daarin!”, spreekt de Heer bij Zijn komst in Geest. Al wandelend in de door Hém bereide geloofswegen zijn ook wij, als Gemeente van nu, in het eindfeest gebracht zie Johannes 7 vers 37 tot en met 39 (Joh. 07:37-39). Een nuchtere situatie!

Plotseling

In een plotseling, heerlijk spreken is Jezus gekomen. En als het doel gekomen is, kan er niet meer profe­terend, als zou er nog uitstel zijn, over worden gesproken. Geen méns zal nog spreken. We zullen enkel lézen én verstaan wat Jezus spreekt. We ruilen Zijn onderwijs niet meer in! Al zou een engel uit de hemel ons een andere Jezus, een andere geest, een ander evangelie verkondigen!

Na de tijd van het Oude Verbond, zijn we door de tijden van het Nieuwe Verbond geloodst. Met alle verwikkelingen die dat met zich meebracht, hadden we keer op keer tot aan de Dag van vandaag, ons Léven als buit. Wat een vergoeding, wat een volkomen loon, om nu de volledige eindoogst van de woorden Gods te verzamelen, al lezend vanuit de Schriften. Dit is, in onze geloofs­ontwikkeling, voor ons de halve tijd! Want in een óógwenk heeft God een allesbeslissende Beweging van God in Christus uitgevoerd. Er verstrijkt geen tijd meer, tussen het vóór alle eeuwen bedachte plan van God én de uitvoering daarvan in Christus. En dat is ons behoud geworden! zie Matteüs 24 vers 15 tot en met 28 (Matt. 24:15-28).

De man in Bethesda kon, in zekere zin als eersteling, zijn matrasje oprollen! Zo ook heeft de Gemeente het matrasje van allerhande verwik­kelingen opgerold om óp te staan en om in Christus als de Eersteling, eersteling in Zijn eindoogst te zijn. Jezus Christus en de Gemeente: 2 Beweegbroden!

Was de man in Bethesda door de komst en het spreken van Jezus overvallen? Nee, want de man wist wat hem te doen stond. Zijn wij, door Zijn komst, dit is Zijn spreken in Geest, overvallen? zie Maleachi 3 vers 1 tot en met 5 (Mal. 03:01-05).

Nee, want de Gemeente behoort ‘de Dag’ toe. En met waar ze nu mee bezig is, legt ze verantwoording af van de manier waarop ze tot dusver de heilsgoederen heeft beheerd zie Matteüs 24 vers 43 tot en met 51 (Matt. 24:43-51). Plotseling? Plotseling héérlijk! Een plotseling heerlijk behoud! Zo heeft Jezus Christus op de sabbat van Zijn spreken de gehele mens gezond gemaakt! zie Johannes 7 vers 14 tot en met 24 (Joh. 07:14-24).

 

Uit de stal door Duurt Sikkens

Een parabel oftewel gelijkenis wordt in de GroteVanDale omschreven als een ‘zinnebeeldig verhaal om een zedelijke waarheid aanschouwelijk te maken. Deze parabel is zo’n verhaal. Een spreekwoord zegt dat een goed verstaander maar een half woord nodig heeft om het te kunnen begrij­pen, en dat geldt zeker voor goede gééstelijke verstaanders… (-red.).

Toen het kalfje pas geboren was mocht de moeder er even aan snuffelen, maar het duurde niet lang of overijverige lieden haalden het bij haar vandaan en stopten het beduus­de beestje in een box. Samen met vele soortgenoten stond en lag het, dag in dag uit, in zijn benauwde hokje. Daglicht zag hij nauwelijks in deze stal, nooit zag het groene wei­den, noch de blauwe hemel of de wolkenluchten.

Medewerkers voorzagen het dier van voedsel: het moest maar zo snel mogelijk groeien, want de waarde zou stijgen met de toename van het aantal kilo’s. Het heette dat er goed voor hem gezorgd werd en de knechten hadden het er maar druk mee. Het arme dier kon zich amper bewegen in de hem toegemeten ruimte, lopen en springen was er al helemaal niet bij. Soms bonkte het met de kop tegen de muur of trapte tegen de schotten, omdat er, diep in hem, een drang was naar vrijheid en ruimte. Dan zeiden ze dat-ie zich rustig moest houden en blij moest zijn dat er zo goed voor hem gezorgd werd.

Het was allemaal voor z’n bestwil… Het kalf begreep er niks van en wist evenmin welke toekomst hem te wachten stond; de term ‘slachtvee’ lag buiten zijn naïeve denkvermo­gen. De dierenverzorgers wisten vast wel waar ze mee bezig waren. Op sommige dagen werd er wel eens feestgevierd. De stal werd dan versierd, er werd wat kunstlicht geplaatst en ze mochten dan met z’n allen loeien, ’t liefst zo hard moge­lijk. En wie anders loeide of niet meedeed werd er tussenuit gehaald. Sommige dieren raakten in de loop der tijden ernstig misvormd of kregen gekke-koeien-ziekte. Soms hoor­den ze dat hun moeders wel veel buiten waren, weliswaar achter prik­keldraad, en dat die alleen maar leeggemolken werden, het hele jaar door. En dat wie het meeste melk gaf, daarvoor een prijs kreeg. Maar de kalveren wisten helemaal niet wat ‘buiten’ was. Zo sleepten de dagen zich voort, van voedertijd tot voedertijd en ze stonden versuft en wezenloos in hun hokje.

Dan, op een goeie dag, wordt er ste­vig aan de staldeur gerammeld. Een stem klinkt: “Doe open!” Verschrikt kijken de medewerkers op en stoppen hun bezigheden. Eentje holt haastig weg en roept de baas erbij. Weer klinkt het: “Doe open!” Zenuwachtig pakt de baas een sleu­tel en doet de deur open. Licht stroomt naar binnen. “Komt u verder”, mompelt de baas. De vreemdeling blijkt de eigenaar te zijn. Verbaasd neemt hij de hele toe­stand in ogenschouw: de bedrem­melde medewerkers, de donkere stal met de boxen, de tralies, de kettin­gen, de sloten. Hij fronst zijn wenk­brauwen en vraagt verontwaardigd: ‘Wat hebben jullie met mijn vee gedaan?!

Schuchter neemt de baas het woord en zegt: “Eh… nou… u had gezegd dat we goed voor het vee moesten zorgen. En dat hebben we gedaan. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat hebben we ons uitgesloofd en al onze vrije tijd erin gestoken, niet­waar mensen?”

De andere medewerkers knikken. De eigenaar kijkt ze aan en vraagt: “Maar waarom hebben jullie al die dieren binnen gehouden?” “Omdat we denken dat dat veiliger is”.

“Jaja”, mompelt de eigenaar. Er valt een diep stilte waarin alleen het gestommel en gezucht van de dieren is te horen. Met de handen op de rug loopt de eigenaar nog eens door de volle lengte van de stal en keert weer terug naar het groepje medewerkers. Ze zien dat hem de tranen in de ogen staan. Dan vraagt hij: “Willen jullie graag doen wat ik zeg?”

Ze knikken allemaal heftig. Dan draait hij zich om naar de bedrijfsleider en zegt: “Hebt u de sleutels?’ Deze knikt.

“Goed”, gaat hij verder, “haal ze op en laat alle dieren vrij”.

Even later is de stal vol activiteit.

Boxdeuren vliegen open, kettingen ratelen, de staldeuren draaien wagenwijd open en de dieren wor­den met zachte handen uit hun hok­ken geduwd. Sommige beesten staan verdwaasd en met knipperen­de ogen stokstijf te kijken. Andere rennen holderdebolder naar buiten en maken de gekste sprongen in de wei. Het zonlicht danst over de dieren.

De eigenaar staat bij de ingang en kijkt en lacht. Een van de medewer­kers zegt: “Zijn ze niet een beetje wild?” De eigenaar knikt: “Vind je het gek, na zoveel jaren opgesloten te hebben gezeten”, en hij lacht. Achter hem is een andere stalknecht bezig om een kalf naar buiten te duwen, maar het beest staat onwrik­baar op de vloer. “Dit weerspannige dier wil niet”, verontschuldigt de man zich.

“Laat ‘m maar”, zegt de eigenaar, “hij moet even wennen, dus gun het de tijd. En”, voegt hij eraan toe, “ze komen allemaal van lieverlee wel tot rust. Gun ze hun vrijheid”. Natuurlijk hadden de jaren van opsluiting hun sporen in de dieren achtergelaten. Sommige bleken wonden te hebben die nu pas in het volle licht te zien waren. Andere waren achter in hun ontwikkeling. Weer andere leken wel contact­gestoord en een enkele was zo in de war dat het terug wilde naar de stal. De eigenaar riep de medewerkers bij elkaar en zei: “Ga eens rustig zitten. Laat die dieren maar even lekker uit­hollen en geef ze daar maar ruim­schoots de tijd voor. Het enige wat jullie hoeven te doen is de gewonde dieren extra zorg te geven. Eten kun­nen ze zelf, er is genoeg gras en in dit land is water zat”. Hij kijkt de kring eens rond. De mensen zien er nog wat verdwaasd uit. Eentje zegt: “En deze stal dan?” De eigenaar zegt: “Als het buiten niet te doen is wat het weer betreft, kun je ze zolang daar laten schuilen en verzorgen. Maar”, zegt hij, “nou nog eens wat. Zouden jullie zélf nu eens niet van wat meer vrijheid gaan genieten?”

Hij lacht, staat op en loopt naar bui­ten. Daar draait hij zich nog een keer om, wijst naar de springende en door elkaar rennende dieren en roept: “Kom eens kijken! Wat een feest om dieren te zien die in vrij­heid leven!” Dan loopt hij weg. “Tot ziens”, roept hij nog en zwaait met zijn arm.

 

Binnengaan in het Koninkrijk door Cees Maliepaard

 

“Niet een ieder die tot Mij zegt: Here Here, zal het Koninkrijk der heme­len binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan. En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, jullie werkers der wetteloos­heid” Matteüs 7 vers 21 tot en met 23 (Matt. 07:21-23).

Jezus is Heer!

De uitroep ‘Jezus is Heer!’ vormt een heerlijke waarheid die het leven in gemeenschap met Jezus aantipt… ofwel het is niet meer dan een vrome kreet zonder wezenlijke inhoud. Mensen kunnen heerlijke liederen zingen, zoals: ‘Jezus, U bent Heer…’ En als zulke gedachten uit het hart komen, zullen dat fijne liederen op een gezonde geestelijke basis zijn. Daar kunnen mensen zich in verheugen, daar worden de engelen blij van en dat is tot meer­dere eer en glorie van onze Meester. Maar als aan zo’n triomfantelijke uit­roep de geestelijke realiteit ont­breekt. wordt het gereduceerd tot een vrome vorm. Niet dat men dan aan het huichelen behoeft te zijn, maar men ontbeert op die manier het meest wezenlijke van de gemeenschap met Jezus Christus. Het ‘Heer’ zijn van Jezus is dan beperkt tot het ‘Heer van de bood­schap’ zijn.

Natuurlijk is de leer van de Heer uitermate belangrijk; daar moet nie­mand licht over denken! Jezus zelf heeft het woord van God immers handen en voeten gegeven. Maar het is Hem te min slechts onze Grote Denker te wezen of de bibliothecaris van de Verzamelde Boeken der Woorden Gods; Hij wil nu eenmaal de Heer van ons léven zijn.

Jezus is onze grote broer

De eerstgeboren Zoon van God is niet de ‘Big Brother’ van de hemelse gewesten, die alles en iedereen in de gaten houdt. Allesbehalve: Hij beloert ons niet, maar Hij biedt ons zijn gemeenschap aan. En Hij prefe­reert ons gezelschap boven alles – na (uiteraard) de tegenwoordigheid van zijn Vader. Hij is nu eenmaal Vaders eerste Zoon. Maar dat impliceert wel dat meerdere zonen Gods het levenslicht zullen aanschouwen. is dus onze oudste broer en gewor­teld in God, draagt Hij het beeld van Vader volkomen.

Ook wij mogen Vaders beelddragers, ofwel zonen van de levende God wezen. Het natuurlijke geslacht is daarbij van geen enkele betekenis, want in Christus zijn we man noch vrouw.

Dat leidinggevenden in het werk persé mannen zouden moeten zijn, is een opvatting die niet strookt met het gelijkwaardigheidsprincipe in het Koninkrijk van God. Trouwens: al evenmin in de cultuurpatronen van de westerse wereld. En het is nu eenmaal niet waar dat wij aan de cultuurpatronen van de eigen omge­ving geen boodschap hebben, want het is immers een bijbels principe, aan niemand nodeloos aanstoot te geven. Dat zullen we dan dus ook niet doen.

Wat is het criterium?

Jezus ‘Heer’ noemen, geeft geen garantie om binnen te gaan in het Koninkrijk der hemelen. Als Hij de Heer van ons ’theologisch denken’ is, als we Hem zien als de Leider van de gemeente of als de Grote Meester van zijn wereldwijde lichaam, geeft dat nog geen enkele indicatie over ons functioneren in het Koninkrijk van Vader. Op grond van dit alles hebben we in de geeste­lijke wereld nog geen been om op te staan. Het zijn op zichzelf wel nutti­ge zaken, maar niet om een mens daarmee toegang tot het hemelse koninkrijk te verschaffen. Wat is daar dan wél voor nodig? Een eenvoudig geloven in het door Jezus op Golgotha gebrachte offer voor de zonden der wereld, is een absolute noodzakelijkheid. Dat gaat alle ken­nis van de hemelse dingen te boven. Maar toch is ook dat niet voldoende. Er is méér voor nodig. En heus, het zijn echt geen ingewikkelde dingen die de Here God van ons verwacht. Het criterium voor het (vandaag!) binnengaan in het Koninkrijk van God, is het hebben van een wezenlij­ke relatie met onze van God gegeven Meester. Moet je daarvoor een for­midabel inzicht in de geestelijke wereld hebben? Nee, dat is niet de voorwaarde ervoor; dat kan hoog­stens het gevolg ervan wezen!

In eenvoud des harten

De eeuwige God en zijn eerstgebo­ren Zoon Jezus, zijn ongecompli­ceerd en altijd zichzelf. Als een mens met hen te maken krijgt, hoeft hij zich niet in allerlei bochten te wringen. Sterker nog: door geestelijk ‘bochtenwerk’ raak je al gauw van de hemelse rechte weg af. Bij Jezus hoeven we de schone schijn niet op te houden, want daar prikt Hij toch onmiddellijk door­heen. We mogen gewoon onszelf wezen. En daar de Heer een ieder die Hem toebehoort een eigen plaats in Gods hemel heeft gegeven, mogen we die met vrijmoedigheid innemen om daar te zijn wie we in Christus mogen wezen. Moeten we ons dan wel eerst bewijzen als zonen Gods? Vraagt onze Meester een certificaat van betrouwbaarheid van ons, teneinde te kunnen verifiëren of we wel echt van Gods geslacht zijn? Nee, organisatorische rompslomp zal men bij Koning Jezus tevergeefs zoeken. Hij leest onze harten. En Hij zoekt daarin niet naar wettische of dogmatische bijkomstigheden, maar naar een in liefde op Hem en op de Vader gericht verlangen. In eenvoud des harten is ons de toe­gang tot het hemelse vaderhuis gegeven. Uit genade. Niet op grond van eigen verdiensten. Jezus heeft zich destijds ook niet nadrukkelijk geprofileerd als De Grote Zoon van de Almachtige. Hij noemde zichzelf bij voorkeur de Zoon van de mens, de Zoon van Adam. Vandaar dat onze relatie met Vaders eerste Zoon, de enige garan­tie is voor een binnengaan in het eeuwige koninkrijk.

 

Wandelen in het licht door Roel Schipper

“De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Here is mijns levens veste, Voor wie zou ik vervaard zijn?” Psalm 27 vers 1 (Ps. 027:001).

De taal van het geloof

Psalm 27 is een psalm van David. David wordt in de Bijbel genoemd ‘de man naar Gods hart’ Handelingen 13 vers 22 (Hand. 13:22). Niet omdat hij zo’n heilig boontje was, maar omdat hij zo vat­baar en ontvankelijk was voor de wil en de gedachten van God. Na de nodige misstappen keerde hij steeds tot God terug, vroeg om vergeving en getuigde: “Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God” Psalm 42 vers 2 (Ps. 042:002). De Here had grootse plannen met deze nederige, eenvoudige herders­jongen. Hij achtte hem geschikt om koning van Israël te worden. In de Septuagint (vertaling van het Oude Testament uit het Hebreeuws in het Grieks) staat boven deze psalm: een psalm van David ’toen hij nog niet gezalfd was’. Hij is dus nog geen koning over Israël en deze psalm wordt gedicht als David zich nog midden in de misère bevindt. De moeilijkheden waren bepaald niet gering. Hij wordt door koning Saul tot het uiterste vervolgd en is nergens veilig. Hij vergelijkt zijn leven met een hert dat opgejaagd wordt door de achtervolgers. Hij ver­keert voortdurend in een levens­bedreigende situatie. Zij toestand is hopeloos. In deze omstandigheden dicht David Psalm 27. Als we deze psalm aandachtig lezen, dan valt het op dat David de Here niet in de eerste plaats een wensen- of vragenlijstje voorlegt. Hij smeekt de Here niet om hem uit zijn ellen­de te verlossen. Hoewel het duister is om hem heen, zegt hij niet: ‘Here, schenk mij licht’, maar: ‘de Here is mijn licht’! Hij belijdt in deze moei­lijke omstandigheden, wie de Here voor hem is. Hij weet zeker: als de ( Here bij mij is, is het licht om mij heen en kan ik leven. En het licht is levensvoorwaarde nummer een. Let er op dat David niet zegt: ‘Here, schenk mij heil’, maar: ‘de Here is mijn heil’. Dat is de taal van het geloof! Want het zal nog moeten blijken of de Here wat gaat doen. Hij ziet het heil, de overwinning nog niet.

Onbevreesd verder!

De psalmist is er echter vast van overtuigd dat de Here bij hem is en dat er bevrijding en overwinning zal komen. Vandaar de retorische vraag: ‘Voor wie zou ik dan vrezen?’ Er zijn veel vijanden; hij wordt er door V omringd (vs. 6). Hij noemt hen boosdoeners. Zij zijn er op uit hem om te brengen. Zij worden vergele­ken met verscheurende dieren, die op hem afkomen om zijn vlees te eten.

Wij kunnen opmerken dat de Here deze boosdoeners hier niet voor David verdrijft, maar dat hij kracht ontvangt om hen in geloof tegemoet te treden. Denk aan de overwinning op de reus Goliath. In deze psalm blijkt duidelijk dat Gods hulp nooit een vanzelfspreken­de zaak is of wordt. Op deze geloofs­weg gaat de psalmist verder als hij zegt: ‘de Here is mijns levens veste’. Onze levens veste is een vesting, een burcht waar men veilig is. Dat is de geloofszekerheid van David. De Here is zijn God. Hij geeft blijk van een enorm vertrouwen in zijn God als hij dicht: “Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij!” In dat geloof durft David alles. En het blijft bij hem niet alleen bij woorden, hij zet zijn geloof ook om in daden.

De vertrouwelijke relatie die hij heeft met zijn God blijkt onder andere ook uit Psalm 18 vers 29 en 30 (Ps. 018:029-030), waar hij zegt: “Gij toch doet mijn lamp schijnen, de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren. Met immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur”.

Met hulp van zijn God slaagt hij erin aan de valstrikken van de dood te ontkomen en, na een periode van diepe duisternis, breekt het licht weer door. Hij komt sterker dan ooit uit zijn benarde positie tevoorschijn en kan zelfs tot de achtervolging overgaan. De rollen worden omge­keerd. De vijand is nu nergens meer veilig, hoe hoog deze zijn verdedi­gingsmuren ook optrekt. De rust en veiligheid waarover in de eerste drie verzen van Psalm 27 wordt gesproken, wordt vooral gévonden in het heiligdom. Vandaar dat de psalmist de Here toch een vraag stelt. Het is een vurige wens: “Here, mag ik wonen in uw huis?” David bedoelt: ik wil graag voortdu­rend in uw tegenwoordigheid zijn. Diezelfde gedachte vinden we ook in Psalm 84 vers 5: “Welzalig zij die in uw huis wonen”.

Wonen in het heiligdom

De dichter wordt overheerst door het verlangen om in het heiligdom te wonen. Dat voorrecht hadden alleen de dienstdoende priesters. Zij woon­den in de kamers van het heiligdom terwijl zij hun dienst verrichten in de tempel. Zij waren getuige van de genade en de goedheid van God. Zij zagen dagelijks, bij de uitoefening van hun taak, hoe God de zondaar vergeving schonk en het volk genade bewees.

Ook David had dikwijls om genade en vergeving gebeden. Hij ontving die dan als een liefelijke gunst. Vandaar zijn verlangen om al de dagen van zijn leven in de tegen­woordigheid van deze liefdevolle God te vertoeven. In dit verband kunnen we nog opmerken dat het heiligdom ook het asielrecht had. Als iemand opzette­lijk een misdrijf had begaan (per ongeluk iemand lichamelijk letsel had toegebracht, of in het ergste geval had gedood), kon hij naar het heiligdom vluchten en daar de horens van het altaar vastgrijpen. Het was Gods voorschrift aan de gezalfde priester om offerbloed aan de horens te strijken Leviticus 4 vers 16 tot en met 18 (Lev. 04:16-18). Zo greep de vluchteling letterlijk het bloed. Dit betekende voor hem zijn redding vgl. 1 Koningen 2 vers 28 (1 Kon. 02:28). Wat een duidelijke heenwijzing naar het verzoenend sterven van onze Heer Jezus! Wie in geloof aanvaardt dat zijn bloed voor hem of haar is vergoten, die is behouden; die ont­vangt vergeving van zonden. Zo’n gelovige behoort nu tot ‘de kinderen des lichts’. Die mag de weg van Jezus gaan en kan -evenals David- belijden: ‘De Here is mijn licht en mijn heil’!

Het waarachtige licht

Ruim 1000 jaar na David getuigt de evangelist Johannes van Jezus: “Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld” Johannes 1 vers 9 (Joh. 01:09). David zag daar verlangend naar uit, maar leefde nog in de bede­ling van de schaduw; in de tijd van de schemer. Het waarachtige licht moest nog komen. In Jezus Christus wordt dat licht zichtbaar en tastbaar. Gelukkig de mens die zich erdoor laat verlichten! Die mag leven zoals Jezus leefde en doen wat Jezus deed. De Heer vraagt immers een navolger van Hem te worden? Johannes 13 vers 15 (Joh. 13:15) zegt: “Want Ik heb u een voorbeeld gege­ven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb”. Wij mogen ook leren zachtmoedig, liefdevol, barmhartig en hulpvaardig te zijn. Wij mogen er zijn voor anderen. Dit zal moeten blijken uit het leven van alledag. Wandelen in het licht is de zin en het doel van de mens. Daardoor worden vreugde en echt geluk zichtbaar.

Dit is niet voorbehouden aan en bedoeld voor een selecte groep men­sen. Johannes spreekt over ‘het waarachtige licht dat ieder mens ver­licht’.

De weg naar Gods doel

Zo is het woord van God: het evan­gelie van Jezus Christus is een lamp voor onze voet. De woorden die God tot ons spreekt geven inzicht in zijn plan met ons leven. We gaan Gods bedoeling leren verstaan. Daardoor krijgen we ook uitzicht op de heer­lijkheid die voor de gelovige is weggelegd. Dat is Gods garantie. Zo weet bijvoorbeeld iemand die uitzicht heeft op promotie, dat hij voor bevordering in aanmerking komt. Hij leeft in die verwachting en houdt er terdege rekening mee. Zo ook de volgeling van Jezus Christus. Gods woord zegt dat de gelovige wordt geroepen om de heerlijkheid van Jezus Christus te verkrijgen 2 Thessalonicenzen 2 vers 14 (2 Thess. 02:14). Dat is het summum van Gods goedheid en genade. David verlangde elke dag van zijn leven de liefelijkheid des Heren te aanschouwen. Hoeveel meer is ons geopenbaard over de lie­felijkheden van onze God in de rijke boodschap van het Koninkrijk der hemelen!

Er is evenwel voor de gelovige slechts een mogelijkheid om deze heerlijke belofte daadwerkelijk te realiseren: de weg gaan die Jezus gaat. Zonder Hem kunnen we immers niets doen Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:05). Daarom wordt Hij ‘de weg’ genoemd. Die weg alleen leidt naar dit heerlijke doel.     

David was een profeet die naar deze zaligheid heeft gezocht en gevorst. Hij heeft van de voor ons bestemde genade geprofeteerd 1 Petrus 1 vers 10 (1 Petr. 01:10). Zijn gebed was: “Onderwijs mij, Here, uw weg en leidt mij op een effen pad”.

Dit gebed is op wonderlijke wijze verhoord. Zo mocht de Zoon van David deze weg wijzen en voor de ganse mensheid banen. “O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoor­grondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen” Romeinen 11 vers 33 (Rom. 11:33)!

 

Eenheid in verscheidenheid door Tea Keuper Dijk

Als je de verhalen leest rondom het lijden en de opstanding van Christus, ontdek je ook de verschillende karakters van Jezus’ vrienden. De één is impulsief, een ander bescheiden, weer een ander te zeer bezig met geld, een vierde wankelmoedig, ongelovig, enz. De ‘discipel die Jezus liefhad’ werd gegrepen door Jezus’ liefde, zijn Goddelijk karakter- Herkennen we onszelf in deze vrienden van de Heer en herkennen we elkaar in hen? Wat hebben deze mannen en vrouwen allemaal meegemaakt en geleerd, maar wat hebben ze het ook moeilijk gevonden om God, de Vader, te leren kennen, door deze Jezus, Zoon van de Vader! Wat heerlijk dat Jezus hen vlak voor zijn dood, wees op de ‘Trooster’, zodat ze niet als wezen werden achtergelaten. Jezus’ onderwijs zou doorgaan, door alle tijden heen, omdat Hij zijn Geest, de heilige Geest, zou zenden naar de aarde! Deze zou allen weer vervullen, die uit de vervreemding van God terug wilden naar Hem; die er naar zouden vragen Lucas 11 vers 13b (Luc. 11:13b). Het kruis was en is nodig, om Jezus’ ware aard te leren kennen en daardoor ook de aard van zijn Vader. Maar hierdoor is er een open weg naar het zoon­schap, naar het beelddrager worden van Jezus.

Dit kan echter alleen als we onze onvolkomenheid als mens zónder God erkennen, en onze kracht dóór de heilige Geest, die ons moet vervullen, aannemen, ondergaan. Zoals Jezus dit onderging, nadat Hij na zijn onderdompeling in de Jordaan, de Geest van God ontving. En zoals Hij die Geest aan zijn discipelen gaf en op de Pinksterdag velen werden vervuld met Gods Geest.

Dan worden we, net als Jezus, biddende mensen, ontvangende kinderen van

de Vader en uitdelende volgelingen, discipelen van Jezus. Dan is er maar één

doel: God de Vader verheerlijken door ons leven, een ieder op de wijze die

bij hem of haar past! Zo bouwen we mee aan zijn Koninkrijk, vanuit Gods

liefde voor zijn schepping.

Eén in verscheidenheid, luisterend en bereid, door Gods Geest geleid, met Jezus wandelen, spreken en handelen!

 

Het poëziealbum door Froukje Huis

“Oma wil je in mijn poëziealbum schrijven”, vraagt mijn kleindochter. “Mag ik eens kijken?” Ik blader het album door. Er staat nog niet zoveel in, maar je krijgt toch een indruk van de versjes en plaatjes van deze tijd.

“Ik heb ook nog een poëziealbum”, ver­tel ik haar, “als je weer eens komt logeren, zal ik het je laten zien. Mag ik je album nu meenemen, dan schrijf ik er wat voor je in”.

Thuisgekomen ga ik op zoek naar mijn eigen album. Misschien vind ik daar iets in wat ik mijn kleindochter mee kan geven.

Ja! Meegeven, u leest het goed. In zo’n album staan immers veel goede wensen, herinneringen aan mensen die je vroeger ontmoet hebt. Al die versjes met ‘vergeet dan niet’ de goede schrijver of schrijfster en natuurlijk als slot: ‘Ter herinnering aan!’

Na enig zoeken vind ik mijn album.

Aan de buitenkant is het wat bescha­digd, maar de inhoud is nog prima in orde. Ik bekijk het eerste versje. Dit is van mijn nicht die het op mijn achtste verjaardag gaf.

En dit is van de juffrouw van de eerste klas: ‘Wees gezegend en wees een zegen’, heeft ze geschreven. Wat een prachtige opdracht! Ik herinner me dat ik het vroeger wat ‘kaal’ vond, niet eens een versje. Maar wel twee prachtige plaatjes met echte zijden bloemen.

Het hoofd van de school schreef het volgende:

‘Geef haar, o Heer, een open harte,

Dat zij Uw stem versta

En nimmer onder vreugd of smarte

Haar eigen wegen ga.

Geef haar onder al uw zegeningen

Een rein, oprecht gemoed,

Dat mee zijns Scheppers lof kan zin­gen

En ’t ongehuicheld doet’.

Juffrouw Zwart was van de derde klas. Zij gaf dit versje mee: ‘Froukje, luister naar de Heiland. Leer al vroeg reeds tot Hem gaan. Wil hem alles maar vertellen. Ook al heb jij kwaad gedaan. Houd je altijd dicht bij Jezus. Ja bij alles wat je doet. Moet je steeds om hulp Hem vra­gen.

Dan heb jij het zeker goed’.

En het gebed van de bovenmeester is verhoord, want vaak kan ik de stem van mijn Heer verstaan, al ga ik ook nog wel eens een ‘eigen weg’.

Zo kunnen de mensen van vroeger ons nu nog tot zegen zijn. Dat is ook onze opdracht. In 1 Petrus 3 vers 9 (1 Petr. 03:09) lezen wij: “Zegent elkaar, opdat gij de zegen verwerft waartoe gij geroepen zijt” (vert. Willibrord).

Daarom lieve mensen: Wees geze­gend en… wees een zegen!