Selecteer een pagina

Levend Geloof – 319

Levend geloof 1990. 11 nr. 319

Zijn wij volwassen christenen? Door Gert Jan Doornink

Wie aan een wedergeboren kind van God vraagt of hij een christen is, zal daarop natuurlijk als positief antwoord ‘ja’ te horen krijgen. Maar lang niet iedereen die zich christen noemt of zich voor christen uitgeeft, zal ‘ja’ zeggen als hem gevraagd wordt of hij weet een kind van God te zijn. . . Jezus zei in zijn gesprek met Nicodemus: “Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan” (Joh. 03:05). Door geloof in het volbrachte werk van Jezus Christus is het nieuwe leven van Christus in ons gekomen en zijn wij overgebracht (overgezet, zeggen sommige vertalingen) in het Koninkrijk van Jezus Christus (Kol. 01:13).

Wanneer ons nu als kinderen Gods gevraagd wordt of wij weten dat wij ‘volwassen christenen’ zijn en dat door ons leven openbaar wordt dat wij ‘zonen Gods’ zijn, is het antwoord vaak veel minder positief. Maar weinigen durven dan met een positief ‘ja’ te antwoorden. . . Toch is dit Gods bedoeling en zolang kinderen Gods nog niet het volwassen stadium hebben bereikt, zijn zij een gemakkelijke speelbal in handen van de vijand.

Nu bereiken wij het volwassen stadium niet automatisch, maar alleen door de weg van geloof en gehoorzaamheid te gaan. En deze weg is een geestelijke weg. Wie zich niet bewust is dat zijn plaats met Christus is in de hemelse gewesten, zal aards, natuurlijk, ongeestelijk (bezig) blijven en nooit het hoge doel bereiken wat God met ons leven voor heeft: de gelijkvormigheid aan het beeld van Jezus (Rom. 08:29).

Wij zullen de weg moeten zoeken en gaan die verder omhoog voert! De weg die ook Jezus ging! Als Jezus die weg niet was gegaan zou Hij nooit de duivel hebben kunnen ontmaskeren en overwinnen. Hij zou dan reeds bij het begin van Zijn bediening, bij de verzoeking in de woestijn, door de duivel gevloerd zijn en later door allerlei vrome geesten, zoals de Farizeeën en Schriftgeleerden die in zich hadden, de nederlaag hebben geleden. Maar dat gebeurde niet! Terwijl de eerste Adam faalde, was de laatste Adam overwinnaar! En wij behoren bij die laatste Adam.

De groei naar geestelijke volwassenheid

Van ons wordt de bereidheid gevraagd om ook – en ’t liefst zo spoedig mogelijk – door te groeien naar geestelijke volwassenheid. Vaak horen we, vooral de laatste tijd, nog al eens de opmerking: ‘Wij moeten terugkeren naar onze eerste liefde’. En soms is dit inderdaad nodig, zoals dat ook met de gemeente te Efeze het geval was (Openb. 02:04). Maar in heel veel gevallen wordt deze opmerking gemaakt om aan te geven hoe men niet tevreden is met het (on) geestelijk niveau waarop men zich bevindt. Er is iets wat niet goed is, een manco, er hapert wat aan. Het geloofsleven staat op een laag pitje; men wéét: dat moet veranderen, maar het blijft bij het uitspreken van een Bijbeltekst, zoals de zoeven geciteerde, of men denkt met weemoed terug aan ‘betere tijden’. . .

Maar men ziet over het hoofd dat het vandaag Gods tijd is, zoals Paulus onder woorden brengt in zijn brief aan de Korinthiërs: “Nu is het de tijd des welbehagens, nu is het de dag des heils” (2 Kor. 06:02).

Volwassen christenen hebben geen behoefte om terug te i verlangen naar positieve dingen uit het verleden, (ook al mogen we daar dankbaar voor zijn), maar leven in het heden, dat wil zeggen: iedere dag is er het sprankelende, nieuwe leven in Christus met al zijn verrassende en blij makende dingen. Natuurlijk zijn daar de aanvallen uit het rijk der duisternis, waardoor het soms net lijkt of de wolken de zon definitief verduisterd hebben, maar altijd weer is er de nieuwe doorbraak, de overwinning, de beleving van Gods heerlijkheid, die elke crisis tot een goed einde brengt, want de duivel heeft niet het laatste woord!

De belangrijke taak van volwassen christenen

Volwassen christenen zijn zich ook bewust hoe zij dit stadium bereikt hebben, namelijk door geestelijke groei, het afleggen of bevrijd worden van allerlei verkeerde leringen, geesten, gedachten, etc. , zodat uiteindelijk de verbinding Heilige Geest met onze geest compleet gaat worden.

Volwassen christenen staan ook altijd open voor nieuwe aanwijzingen van de Heilige Geest en vanuit het Woord. Zij slaan zichzelf niet op de borst door te zeggen: ‘nu zijn we er’ of ‘we zijn beter dan de andere christenen’, dat zijn influisteringen die uit de verkeerde hoek komen – maar zij weten: nu zijn we geroepen en in staat om anderen, die nog niet leven vanuit de ‘volheid van Christus’, te helpen, te bemoedigen en hen op de goede (geestelijke) weg te brengen!

Er is dus een belangrijke taak weggelegd voor volwassen christenen. Zij vormen als het ware de commandotroepen van Het Koninkrijk Gods, de voorvechters, de pioniers. Zij geven het voorbeeld hoe God Zijn kinderen (Zijn zonen!) graag wil zien! En onze slotvraag is daarom dan ook: ‘Bent u een volwassen christen?’

 

Licht door Duurt Sikkens

“. . . de Vader der lichten. . . (Jak. 01:17).

God is licht en wat uit Hem voortkomt is licht, is goed. Hij heeft niet alleen de zichtbare hemellichamen geschapen als zon, maan en sterren, maar daarvoor de onzichtbare, lichtgevende dingen (Gen. 01:14: . ‘ma’ór’ = lichtgevend ).

De dingen die we zien zijn afbeeldingen van de dingen die we niét zien. Uit God komen deze lichten. Het grootste licht is Jezus Christus. Hij was de eerste gave God die neerdaalde uit Hem om degenen die in de duisternis zaten, de mensen, te verlichten. Hij was het waarachtige licht. Want Hij was uit God.

Wanneer je Jezus volgt, dat wil zeggen: begrijpt, gelooft, ben je ook een eersteling die uit God is geboren. Dan ben je óók een licht. Dat zijn die mensen die zich van hun originele afkomst bewust zijn geworden. Je bent geen kaarsje ergens in een klein hoekje meer, maar een hemellichaam, bekleed met de heerlijkheid van je Vader, vol van genade en waarheid om daarmee de mensheid van dienst te zijn, samen met de heilige engelen.

Beschenen wórden is één ding, zélf schijnen is heerlijker. Het is zaliger (je bent gelukkiger) licht te géven dan licht te ontvangen. Openbaar door de Geest van zijn liefde, Gods heerlijke wezen, door je te ontfermen over de mensen van de aarde. Wees licht, verdrijf de nevels van schijn en bedrog. Zo bén je een licht van de Vader.

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Ook de samenstelling en opmaak van dit nummer – alweer het voorlaatste van dit jaar – werd weer met blijdschap en toewijding gedaan. Hoe kan het ook anders, want de rijke, volle boodschap zoals wij die hebben leren kennen en uitdragen via “Levend Geloof” , is het waard om op een zo duidelijk mogelijke en begrijpelijke wijze verkondigd te worden. En een onafhankelijk blad zoals “Levend Geloof” heeft daarbij unieke mogelijkheden, omdat we ook velen bereiken die ‘zoekende’ zijn en de vaste geloofskoers nog niet gevonden hebben. Daarom proberen we in ieder nummer veelzijdig te zijn, dat wil zeggen zowel te schrijven voor de onbekeerden en pas-bekeerden, als ook voor hen die verder geestelijk gegroeid zijn. Dit komt ook tot uitdrukking in de variatie van en in de verschillende artikelen, waarbij wij dankbaar zijn dat zovelen meewerken aan ons blad.

Daarbij blijft ons centrale uitgangspunt: de verkondiging van het volle evangelie, (de boodschap van het koninkrijk der hemelen). Daarvan willen wij beslist niet afwijken. Zouden wij dat wel doen dan zouden we ongehoorzaam zijn aan onze opdracht en ook niet meer functioneel zijn in dienst van Gods koninkrijk.

Het gevolg is wel dat wij ontzettend gehaat worden door het rijk der duisternis en de ‘blijdschap en toewijding’ waarover wij in het begin van dit artikel schreven, wordt vaak op allerlei wijze aangevallen. Maar altijd weer mogen we ervaren dat we aan de overwinnende kant met Jezus staan!

Een ander gevolg van de specifieke boodschap die wij via “Levend Geloof” uitdragen is uiteraard dat wij geen ‘massablad’ zijn, maar een blad met een relatief kleine oplage, wat kostenverhogend werkt. Zelf zijn we als fulltimer bij wijze van spreken ‘dag en nacht’ betrokken bij de uitgave van het blad, maar het werkt wel eens ontmoedigend als het moeilijk is de zaak financieel gezond te houden.

Toch willen wij ook dit jaar vertrouwen dat we het jaar niet met een financieel tekort behoeven af te sluiten. Maar we hebben daarvoor wel de hulp nodig van die lezers en lezeressen van ons blad die gemotiveerd zijn ten aanzien van de boodschap die wij verkondigen! Mogen wij op uw medewerking rekenen door nog deze maand een extra bijdrage over te maken voor onze geloofsarbeid? U kunt hiervoor gebruik maken van de rekeningnummers zoals die op pagina 2 staan vermeld. Bij voorbaat willen wij u reeds hartelijk bedanken voor uw inzet om samen met ons op de bres te blijven staan voor de verkondiging van het volle evangelie!

 

Bouwstenen door redactie

*Een ster hoort in de hemel

*Als je je isoleert van de mensen, hoe kun je dan goed voor ze zijn?

*Gods huis is niet te klein.

* Heb je ’t compleet of ben je compleet?

*In het koninkrijk van God is geen vuiltje aan de lucht

*Als je tegen moeite opziet zul je nooit iets krijgen wat de moeite waard is.

*Heb je de waarheid of ben je waar?

*Christenen staan met beide benen op de rots.

 

Een koninklijk priesterschap door Wim te Dorsthorst

 

De gemeente van Jezus Christus heeft in de Bijbel vele namen. Zo is er spra­ke van: ‘Het lichaam van Christus’ (1 Kor. 12:27); ‘Het Israël Gods’ (Gal. 06:16); ‘De gemeente Gods’ (1 Kor. 01:02); ‘De vrouw des Lams’ (Openb. 21:09); ‘De heilige stad Jeruzalem – of het hemelse Jeruzalem’ (Openb. 21:09-10) en nog verschillende andere be­namingen .

De apostel Petrus spreekt van ‘een heilig priester­schap’, ‘een uitverkoren geslacht’, ‘een heilige na­tie’ en ‘een volk Gode ten eigendom’. Al deze bena­mingen perst Petrus als het ware samen in enkele verzen om iets heel wezenlijks van de gemeente van Jezus Christus te zeggen.

Hij schrijft: “En laat u ook zelf als levende ste­nen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig pries­terschap te vormen, tot het brengen van geeste­lijke offers, die Gode wel­gevallig zijn door Jezus Christus” .

“Gij echter zijt een uitver­koren geslacht, een ko­ninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Go­de ten eigendom, om de grote daden te verkondi­gen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht” (1 Petr. 02:05 en 1 Petr. 02:09).

Het eeuwige priesterschap

Nu is het niet zo dat Petrus vele mooie etiketten wil plakken op de gemeente, waaraan hij schrijft. Nee, maar door de Heilige Geest geleid, schrijft hij hoe de gemeente – die be­staat uit Joden en heide­nen – de geestelijke ver­vulling is van de natuur­lijke zichtbare plaats en taak van het volk Israël. En dan bepaalt hij zich in het bijzonder tot het cen­trum, waar de tabernakel stond opgesteld en waarin de stam der Levieten de priesterdienst voor het volk verrichtte onder de hogepriester Aaron.

Nu is het priesterschap niet een uitvinding van mensen en ook niet voortgekomen uit de zondeval van de mens. Bij God wa­ren immers alle dingen gereed toen hij op de ze­vende dag rustte van al zijn werken (Gen. 02:01-02; Heb. 04:03c-04) .

Zo is er bij God een eeu­wig priesterschap. In Ge­nesis 14 vers 18 tot en met 20 (Gen. 14:18-20) lezen we van Melchisedek, de koning van Salem: “Hij nu was een priester van God, de Al­lerhoogste. En hij zegen­de Abram en zeide: Geze­gend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde. , en geprezen zij God die Allerhoogste, die uw vijanden, in uw macht heeft overgeleverd” .

Maar al eerder zien we dat er priesterschap is, namelijk als Adam en Eva gezondigd hebben. Ze worden bekleed met die­renhuiden (Gen. 03:21, Leidse vert. ) . Ook hier zal de hemelse priester Melchisedek, op grond van een eeuwig bloedverbond (Heb. 13:20), zijn taak als priester van de allerhoogste God verricht hebben.

De grote Hogepriester

De Hebreeënschrijver leert ons dat Jezus Chris­tus nu Hogepriester is naar de ordening (gelij­kend op, op de wijze van) Melchisedek (Heb. 05:06; Ps. 110:004). Deze Melchisedek was dus een hemelse hoge­priester en een type van Jezus Christus, de ware Hogepriester, die in de volheid des tijds komen zou.

Er staat van hem: “Hij is koning van Salem, dat is koning des vredes; zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregisters, zonder begin van dagen of einde des levens en aan de Zoon van God gelijk gesteld, blijft hij priester voor altoos” (Heb. 07:03). Duidelijk stelt de schrijver van de Hebreeënbrief dat niet Jezus gelijk gesteld is aan Melchisedek, maar dat Melchisedek gelijk ge­steld is aan Jezus Chris­tus, de Zoon van God.

Ook dit priesterschap zal aan Mozes getoond zijn op de berg, want de hele tempel- en priesterdienst was slechts een schaduw en een afbeelding van het hemelse (Ex. 25:08-09; Heb. 08:05) .

Als Petrus dan tot de ge­meente spreekt in die ge­weldige bewoordingen, die hij bijna letterlijk uit de Schrift citeert, dan is de gemeente niet opnieuw een afbeelding of een schaduw, maar de gemeente is de vervulling van de eeuwige gedachten en raadsbesluiten Gods (Hand. 15:14-18; Jes. 46:10; Jak. 01:18).

God is niet veranderlijk in zijn wil of raadsbeslui­ten (Jak. 01:17). Hij werkt alles naar zijn voornemen, naar zijn raad en naar het welbehagen van zijn wil (Ef. 01:05b en Ef. 01:11b). Het oude, de schaduw en af­beelding , is definitief voorbij. Daarom zegt de Hebreeënschrijver: “Maar nu is Christus gekomen, de Hogepriester van het waarachtige heil. De tent van zijn priesterschap is groter en volmaakter dan de vorige; ze is niet ge­maakt door mensenhand, dat wil zeggen, ze behoort niet tot onze geschapen wereld. Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed, niet dat van bokken en kalveren. Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd, en Hij heeft een eeuwige verlos­sing verworven” (Heb. 09:11-12, Willibr. vert. ).

De gemeente op hemelse hoogte

Met deze geweldige om­schrijving plaats de schrij­ver van de brief aan de Hebreeën de gemeente op een hemelse hoogte. Niet tot onze geschapen wereld, niet van deze schepping, zeggen andere vertalingen. Zo wordt de gemeente ook voorgesteld in de Schrift. Paulus schrijft in Filippenzen 3 vers 20: (Filip. 03:20) “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen” .

En in de brief aan de Efeziërs zegt Paulus dat de gemeente een woonstede Gods is in de Geest: ” Zo,’ zijt gij dan geen vreemde­lingen en bijwoners meer (in de hemel) maar mede­burgers der heiligen en huisgenoten Gods, ge­bouwd op het fundament van de apostelen en de profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouw­werk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij meegebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest” (Ef. 02:19-22).

In de dagen van Jezus was in Jeruzalem een ge­zegde in omloop: “Er zijn evenveel priesters en Le­vieten in de tempel als stenen in zijn muur”. Dit sloeg op het grote aantal, dat volgens schattingen tussen de 18.000 en 25.000 moet hebben gelegen, die de dienst in de tempel verrichtten.

Nu zegt Petrus: “Laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis” . Ieder gemeentelid behoort een koning, priester te zijn, maar is tevens een levende steen in het huis Gods, in de ware ta­bernakel, die de Here op­gericht heeft, en niet een mens. (Heb. 08:02a) .

Iedere priester wordt door God zelf geroepen. Jezus zegt: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Va­der, die Mij gezonden heeft, hem trekke” (Joh. 06:44a). Hij wordt ontzondigd door de Hogepriester Jezus Christus met zijn eigen bloed en zijn klede­ren worden in hét bloed van het Lam wit gewassen (Openb. 07:14b) .

In de doop legt hij zijn leven af in de dood van Hem die hem kocht en hij behoort nu niet meer aan zichzelf toe, maar aan Hem die hem gekocht en betaald heeft. En zijn li­chaam is een tempel van de Heilige Geest (Rom. 06:02-10; Kol. 02:11-12; 1 Kor. 06:19-20).

Een heilige en hemelse roeping

In Openbaring 5 vers 9 en 10 (Openb. 05:09-10) lezen we in een lof­zang aan het Lam: “Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt ge­slacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een ko­ninkrijk en tot priesters en zij zullen als koningen heersen op de aarde”. Zo­als het priesterschap in de schaduw-bedeling een dui­delijk doel diende, zo ook de koningen-priesters van Jezus Christus en van God.

Het volk Israël behoorde als volk, Gode ten eigen­dom, een koninkrijk van priesters te zijn en een heilig volk temidden van alle volken (Ex. 19:05-06) . Na de gruwelijke verafgo­ding van het gouden kalf aan de voet van de berg, wordt de stam der Levie­ten door God gesteld als de priesters die alle ande­re stammen van Israël vertegenwoordigen bij God.

De gemeente van Jezus Christus, zagen we in Openbaring 5 vers 10, is door het bloed van Hem voor God gekocht uit elke stam en taal en volk en natie. De gemeente vertegenwoordigt dus de hele wereldbevol­king als koningen-pries­ters bij God. Maar een priester vertegenwoordigt ook God bij de mensen. Van deze geweldige roe­ping en taak, die genoemd wordt: een heilige roeping en een hemelse roeping (2 Tim. 01:09; Heb. 03:01), moet de gemeente van Je­zus Christus zich in deze tijd diep bewust worden.

De priesterlijke taak van de gemeente

De priesterlijke taak dient geleerd te worden in de gemeente. Alleen daar vindt de heiliging van ieder persoonlijk plaats, door bevrijding, door ge­nezing, door vernieuwing van denken, door de rei­niging met het waterbad van het Woord, door de vorming naar het beeld van de Zoon.

Dit proces voert de Heer uit aan alle ‘uitgeroepenen’ over de gehele wereld door middel van apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars die Hij aan de gemeente geeft (Ef. 04:11). Van de Levie­ten lezen we in Deuteronomium 10 vers 8 (Deut. 10:08): “Toen zonderde de Here de stam der Levieten af om de ark van het verbond des He­ren te dragen, vóór de Here te staan om Hem te dienen en in zijn naam te zegenen”. Ziehier de taak van de gemeente! Daar wacht de schepping met reikhalzend verlangen op, zegt Paulus in Romeinen vers 19.

Steeds duidelijker over­tuigt de Heilige Geest dat het einde aller dingen na­bij gekomen is. Jesaja pro­feteert: “Doch het zal ge­schieden, wanneer de Here Zijn ganse werk op de berg Sion en in Jeruzalem (lees: de gemeente van Jezus Christus) voleindigd heeft, dat Ik de vrucht der hooghartigheid van de koning van Assur bezoeken zal en de trots van zijn hovaardige ogen, omdat hij gedacht heeft: Door de kracht van mijn hand heb ik het gedaan en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig; daarom wis ik de grenzen der volken uit, plunder hun voorraden en stoot als een stier de inwoner neer” (Jes. 10:12-13).

Wat er allemaal ook woelt en in beweging is onder de volken en natiën, on­der leiding van de satan zelf, Jesaja zegt: “Wan­neer de koningen en priesters, als vertegen­woordigers van de volken, onberispelijk en heilig zullen staan voor het aan­gezicht van de Zoon des mensen, dan, ja dan zal er een keer komen en zal er heil en zegen uitgaan van het hemelse Jeruzalem naar volken, stammen, talen en natiën”.

 

Een visioen over de eindtijdgemeente door Gert Jan Doornink

We leven in een tijd waarin de ‘scheiding der geesten’ in volle gang is. Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11) gaat voor onze ogen in vervulling: “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”. Als leden van de waarachtige gemeente van Jezus Christus zijn wij rechtvaardig en heilig. . . maar dit behoort uiteraard tot openbaring te komen. Daarom houdt de prediking in de gemeenten zich – als het goed is – ook veel bezig met geestelijke groei opdat wij het ‘einddoel des geloofs’: de volkomenheid in Christus zullen bereiken en wij ons als zonen Gods gaan openbaren.

Niet alleen via de prediking, maar de Heilige Geest legt ook het accent hierop in profetieën, openbaringen, gezichten, visioenen, etc. Veelal gebeurt dit in de samenkomsten van de plaatselijke gemeenten, waarin ze ‘getoetst’ kunnen worden op hun echtheid. Verschillende gemeentebladen nemen dan ook terecht profetieën, etc. op. Een algemeen blad als “Levend Geloof” is hiervoor minder geschikt. Maar deze keer maken we een uitzondering. Het gaat om een visioen met uitleg, onlangs ontvangen en uitgesproken in de volle evangelie gemeente ‘De Wijngaard’ te Zwolle door de voorganger broeder Jan Holthuis. Wij achten deze openbaring van de Geest van meer dan plaatselijke betekenis en voegen er alleen dit commentaar aan toe: “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt” (Openb. 02:29; Openb. 03:06; Openb. 03:13).

 

Visioen door Jan Holthuis

Enige tijd geleden kreeg ik een visioen. Om-de boodschap die de Heer hiermee doorgeeft heel goed te begrijpen, zou ik graag met u uit Jesaja 28 willen lezen.

“Neemt ter ore en hoort mijn stem, merkt op en hoort mijn rede. Ploegt de ploeger de gehele dag om te zaaien? Opent en egt hij zijn land de gehele dag? Is het niet alzo wanneer hij het bovenste van hetzelve effen gemaakt heeft, dan strooit hij wikken en spreidt komijn of hij werpt er van de beste tarwe in of uitgelezen gerst of spelt. Elk aan zijn plaats.

En zijn God onderricht hem van de wijze. Hij leert hem.

Want men dorst de wikken niet met de dorswagen en men laat het wagenrad niet rondom over de komijn gaan, maar de wikken slaat men met een staf en de komijn met een stok. Het broodkoren moet verbrijzeld worden.

Maar hij dorst het niet geduriglijk dorsende, noch hij breekt het met het wiel zijns wagens, noch hij verbrijzeld het met zijn paarden. Zulks komt ook voort van de Here der Heerscharen, Hij is wonderlijk van raad en Hij is groot van daad” (Jes. 28:23-29, Statenvert. ).

Ik zag een heel oud huis, het stond midden in het land en het moest helemaal opgeknapt worden. Bij dat huis waren allerlei mensen. Ze waren bezig het huis op te knappen, afschuren en afbranden van het hout en toen ze helemaal klaar waren wilden ze beginnen met verven.

Het huis leek op een boerderij. Het had een rieten dak en aan de voorkant stak het rieten dak over en onder die overstekende rieten kap waren allemaal planken aangebracht. Een breed uitsteeksel met allemaal planken.

Het was mooi glad geschuurd, helemaal blank. Ik liep er naar toe en de Heer liep naast mij en zei: “Jan, het is niet schoon genoeg, zo kan het niet geverfd worden”.

Toen zei ik: “Heer wat moet er dan aan veranderen?

Het is zo mooi geschuurd.”

En toen zei de Heer tegen mij: “Van buiten is het heel mooi, maar van binnen is het nog vies”.

En ik kon niets, maar dan ook helemaal niets zien. Van binnen hebben zich nog allerlei vuilheden verstopt.

En toen gaf de Heer mij een spuitbus. Ik pakte de bus aan en Hij zei tegen mij: “Maak het daar maar schoon mee”.

Ik drukte op de knop en er kwam een geweldige straal uit dat busje en die spoot tegen die planken aan met zo’n geweldige kracht dat het dwars door de planken heen ging. Ik stond versteld van de krachtige straal die voortkwam uit de spuitbus. En tot mijn stomme verbazing kwam er dwars door de planken heen allerlei ongedierte, torren en spinnen.

En terwijl ik door bleef spuiten kwam er ook allerlei vuil naar voren, bladeren van bomen die er al jaren ingezeten hadden. Kortom, er kwam van alles tevoorschijn. Op het laatst leek het of er niets meer kwam, maar ik bleef doorspuiten en toen kwam er nog één spin uit. En die kwam aan een draad naar beneden zakken. Hij was hardnekkig blijven zitten. Terwijl de spin aan de draad naar beneden zakte, zag ik dat hij helemaal uitgeteld was en zich kronkelde als in een soort doodsangst. Op dat moment kwam er een heel helder licht en die scheen op het huis, belichtte de planken en de spin. En de spin kronkelde hoe langer hoe meer en werd geweldig bang voor het licht. En toen zei de Heer tegen mij: “Het is een nachtspin”.

Toen zag ik een zwarte hand en die had een blad en reikte dat blad aan de spin. De spin pakte dat blad en hij kreeg een mond en kuste dat blad en ging achter het blad zitten. Zo werd hij aan het oog onttrokken. Het was net alsof hij blij was dat hij ontsnapt was aan het licht.

En toen zei de Heer tegen mij: “Kom eens mee”.

Hij liet mij achter dat blad kijken en toen zag ik dat de spin niet dood was, maar dat hij martelde en kronkelde.

Toen sprak de Heer tegen mij: “Zie, Ik zal mijn huis reinigen, Ik zal het reinigen van allerlei ongedierte en van allerlei demonische machten. En zij zullen gepijnigd worden tot in alle eeuwigheden. Maar het zal aan jullie oog onttrokken zijn. Het geschiedde achter dat blad”.

“En vaak”, zei de Heer, “zitten er ook, al lijkt het nog zo mooi aan de buitenkant, vele demonische machten in de mensen. Maar Ik zal Mijn huis volkomen reinigen. En Ik zal het zuiveren van allerlei ongedierte en Ik zal het zuiveren van verslaving en onreinheid. En Ik zal het zuiveren van geldgierigheid en occultisme en alles wat erin verstopt is, Ik zal het reinigen.

En wie zich niet wil laten reinigen zal uit uw midden verdwijnen. Want Mijn huis zal een heilig en rein huis zijn”.

Toen werd mijn oog naar een groot rood raam getrokken. Het leek wel een glas in lood raam. Ik zag daarbij een muur en een grote diepe vensterbank. En in die vensterbank lagen allemaal gedroogde bladeren van bomen. Deze waren van mensen die ze wilden bewaren. En ik zag een man aankomen en hij ging naar de bladeren toe en hij werd heel erg kwaad.

“Is het dan nooit genoeg?”, zei hij.

Wat was er namelijk gebeurd? Het water wat uit de spuitbus was gekomen, was ook op de bladeren gevallen en het water had de bladeren verteerd.

Ik keek de Heer aan, en ik vroeg Hem de betekenis van deze dingen.

“Zie”, zei de Heer: “deze gedroogde bladeren zijn een beeld van alle oude leringen, oude dogma’s, tradities, uiterlijkheden en van allerlei dingen die mensen angstvallig willen bewaren en niet los willen laten. En zij die niet vernieuwd van denken willen worden en tradities en dogma’s en kuituren willen vasthouden, zij zullen merken dat zij niet stand kunnen houden in de tijd die voor hun ligt. En Mijn Geest en de kracht van Mijn Woord zal elke traditie en elke dogma verteren. Mijn Geest zal door het levende woord elke dogma doen verdwijnen.

En hij of zei die bouwt op zichtbare dingen, op dingen uit het verleden, zal merken dat het geen stand zat houden. Want alleen zij die door Mijn Geest dagelijks vernieuwd worden, zullen onwankelbaar vast staan.

Want Ik zal iets nieuws maken, een volk dat Mij helemaal toebehoort. Traditie en uiterlijke vroomheid zijn koppen van satan”.

En toen kreeg ik een nieuw gezicht.

De Heer gaf mij een pot verf en zei: “Schilder nu dat huis”.

En ik pakte de pot verf aan en ik keek er in en zag dat het vuurrode verf was. Ik begon met het verven van de planken onder het afdak. Ik stond verbaasd, want toen ik de rode verf erop smeerde werden de planken wit. En ik keek de Heer aan en Hij zei: “Ja, Mijn zoon, zo zal het leven Gods elk mens, elke plank van Mijn tabernakel helder wit maken door het bloed van het Lam. En Ik zal mijn kinderen reinigen door hun getuigenis van het bloed. En als ze zich dagelijks wassen zullen ze helder wit worden; ze zullen zijn als pas gevallen sneeuw op de hoogste bergtoppen, zuiver en rein. Maar wie zich blijft houden aan die oude dingen, wie ook maar het kleinste ongedierte wil vasthouden, het kleinste spinnetje, die zal merken dat het hen niet zal baten. En zij die gereinigd zijn zullen Mij volkomen gelijk zijn”.

Op dat moment kwamen er vier mensen aanlopen. Ze hebben elk een brood in hun hand. Een heel zuiver helder wit brood, wat op die akker gezaaid was zoals er staat van het beste tarwe dat er was. Ze eten van het brood en zeggen tegen elkaar: “Wat is dit brood lekker, zoiets hebben we nog nooit gehad”.

De vier broden zijn het beeld van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in de Gemeente. De vierde, het beeld van de Gemeente, de volmaakte gemeente, helder, zuiver en rein. En terwijl ze aan het eten waren werd er op hetzelfde moment door een onzichtbare hand kaas op het brood gelegd. En toen zeiden ze tegen elkaar: “Nu smaakt het nog lekkerder”. En ik keek naar de Vader en toen zei Hij: “Ja, Mijn zoon, het hemelse manna en de volheid van Mijn Geest zal die vrouw vruchtbaar maken. En ze zal een zoon baren”.

En op datzelfde moment zag ik op het land een kind van anderhalf jaar. Een zoon van ongeveer anderhalf jaar oud. De vrouw had een zoon gebaard, geen baby, maar een zoon. Ze baarde deze temidden van de wereld en toen kregen die vier mensen de opdracht: Zorg voor dat kind, bescherm het, stel het veilig en afgezonderd van de wereld. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest en de Gemeente zullen die zoon moeten beschermen.

“Ja, Mijn zoon, zo zal Openbaring 12 in deze tijd vervuld worden en Ik zal van het beste graan geven. Ik werp er de beste tarwe in of uitgelezen gerst of spelt, elk aan zijn plaats. Ik werp geen theologie of dogma in de akker, maar Ik werp er het zuivere Woord van God in en deze zal de zoon openbaren. Het zal heerlijk levensbrood zijn voor hen die er naar verlangen. Het zal voor hen die vast willen houden aan die oude bladeren of aan geldgierigheid of verslaving een afschuw zijn.

Mijn volk die Mijn wil doet zal dwars door alle strijd heen naar de volkomenheid toe groeien. Ze zullen volmaakt worden, smetteloos, heilig en rein. Want hij die rein is zal steeds reiner worden. Ja, zij zullen genoemd worden de gezegenden Mijns Vaders en voor altijd zullen zij juichend voor Mijn aangezicht zijn”.

Nadat ik dit visioen had gehad kreeg ik het woord uit Joel:

“En de Here zal uit Sion brullen (Sion is de plaats, de gemeente die vol is van de Heilige Geest, de stad des vredes) en uit Jeruzalem Zijn stem geven dat hemel en aarde beven zullen. (Alle machten zullen beven en alle dogma’s zullen weggaan, al die oude boombladeren zullen verdwijnen, ze kunnen zich verstoppen, maar als God uit Sion gaat brullen door de kracht van de Heilige Geest, dan zal alles moeten vluchten) . Maar de Here zal de toevlucht Zijns volks en de sterkte der kinderen Israëls zijn. En gijlieden zult weten dat Ik de Here uw God ben wonende op Sion, de berg Mijner heiligheid. En Jeruzalem zal een heiligheid zijn en vreemden zullen niet meer daardoor gaan” (Joël 03:16-17, Statenvert. ).

Zij die zich niet willen losmaken en bevrijden en gaan leven uit de kracht van de Heilige Geest zullen niet meer gevonden worden.

En de laatste vijand, de spin, de dood zal vernietigd worden. Al verzet hij zich nog zo hardnekkig, hij zal er niet meer zijn.

En Hij zal voor de mensen die op Hem vertrouwen een schuilplaats zijn in alle gevaren.

 

Horen en doen door Tea Keuper Dijk (gedicht)

Uw stem is mild en zacht, Uw Geest vol mededogen

U spreekt tot mij als ‘k open oren heb

U maakt mij los uit een verwarrend web

en heft mij op: Uw Naam mag ik verhogen!

 

In Uw nabijheid Heer, heel dicht bij U, mijn Vader

ontvang ‘k Uw orders, leer ik u verstaan.

Soms twijfel ik: Heb ik Uw wil gedaan. . . ?

Maak van goed hoorder m’ ook waarachtig dader.

 

Pinksteren, wel of geen herhaling? door Evert van de Kamp

 

In het einde der tijden is er geen vraag zo actueel en van belang als deze: ‘Bent u gedoopt met de Heilige Geest?’ De doop met de Heilige Geest is één van de be­langrijkste onderdelen van het Bijbelse funda­ment opgetekend in Hebreeën 6 vers 1 en 2 (Heb. 06:01-02). De apostel spreekt over een leer van dopen (meer­voud): doop in water en doop in of met de Heilige Geest.

Daarom blijft deze vraag actueel tot de laatste Christengelovige verzegeld zal zijn met de Heilige Geest (Openb. 07:01-04).

Pinksteren, een vergeten hoofdstuk?

Pinksteren dreigt steeds weer een vergeten hoofd­stuk te worden. In Handelingen 19 vers 2 (Hand. 19:02) moest Paulus aan de Efeziërs al de vraag stellen: “Heb­ben jullie de Heilige Geest ontvangen, toen je tot het geloof kwam?” En de twaalf mannen daar aanwezig konden maar één antwoord geven: “Wij heb­ben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest is” .

In zijn column in Trouw schreef Eduard Pijlman onlangs:

‘Tegen Pinksteren kunnen gelovige mensen nog wel eens zenuwachtig worden. Ze herinneren zich wel eens gehoord te hebben dat de Heilige Geest, die op de eerste Pinksterdag over de leerlingen van Jezus werd uitgestort, bij de chris­tenen vandaag een soort vergeten hoofdstuk is’.

Pijlman houdt een vurig pleidooi voor Pinksteren:

’De betekenis van Pinksteren is dat de Geest van God zich mengt in het gesprek dat ons leven is. Niet als één van de vele stemmen, maar als een beslissende stem, om zo te zeggen: het laatste woord over ons leven en voor ons leven. De Geest spreekt het grote woord dat God tot mensen richt . Woord on Geest zijn onverbrekelijk ver­bonden . Er zijn geen twee wegen, een geheimzinnige van de Geest en een klare van het Woord.

Het is een weg van Geest en Woord. Het geheim van ons bestaan is dat er Eén is die op die wijze met ons in gesprek wil zijn. En door dat gesprek echt menselijk doet leven. Pinksteren betekent opwekking door Woord en Geest.

De Heer zegt tegen zijn discipelen dat ze de Geest ontvangen moeten: ontvangt de Heilige Geest. En dan niet zuinigjes als een gast die eigenlijk niet zo gelegen komt. Het woord ‘ontvangt’ komt in de buurt van ’neemt’. Neemt Hem op, laat Hem binnen. Dat is tegen de ge­meente en de leden persoonlijk gezegd, liet is een serieuze zaak. Geen bijkomstigheid. Van levens­belang. Zonder de Geest kan een mens niet leven’.

Pinksteren kan geen ver­geten hoofdstuk zijn.

Verheugend is dat zelfs de Wereldraad van Kerken de zevende Assemblee gaat wijden aan het the­ma: ‘Kom Heilige Geest, vernieuw de hele schep­ping. Dat zal zijn tussen 7 en 20 februari 1991 in Cahberra (Australië) .

Nu niet meteen reageren met: daar komt toch niets van terecht. Ik hoop dat de Assemblee een duidelijk antwoord zal hebben op de culturele beweging van New Age, die vanuit de mens in grote ver­scheidenheid oplossingen wil aandragen tot ver­nieuwing en heel making van de schepping. Daar­naast hoop ik dat er een groeiende en toenemende aandacht komt voor de werking van de Heilige Geest in het leven van de gemeenten en in het bestaan van de enkeling. Bid daarvoor!

Want dat kan alleen als men voluit bereid is om Jezus Christus als de Doper met de Heilige Geest centraal te stellen. Jezus is de eerste ge­weest die de Geestesdoop ontving en die vervolgens door de Vader aangewe­zen en gemachtigd is om kinderen Gods onder te dompelen in de Geest Gods (Luc. 03:21-22; Joh. 01:32-34). Als de Gezalfde des Heren het middelpunt is, kan er iets moois geboren worden, een nieuw stukje opwek­king. En dat is hard no­dig!

Pinksteren, geen herhaling?

In Terdege, reformato­risch gezinsblad, heeft Ds . J. P . Boiten uit Schiedam in de rubriek ‘Pastoraal Bekeken’ zich ook bezig gehouden met de vraag: Bent u gedoopt met de Heilige Geest? Zijn conclusie is echter dat Pinksteren niet herhaald kan worden en niet herhaald hoeft te worden. Letterlijk schrijft hij:

’ln sommige Pinksterkringen en groepen van de Charismatische be­weging stelt men zich soms op het standpunt dat de komst van de Heilige Geest wel opnieuw plaats heeft. Men spreekt over een tweeërlei ontvangen van de Heilige Geest in het leven van de christen. De Heilige Geest wordt ontvangen in de wedergeboorte, en daarnaast, op een rijkere wijze, in de doop met de Heilige Geest.

Het is dan mogelijk om wedergebo­ren te zijn zonder met de Heilige Geest gedoopt te zijn. Zij die de tweede ervaring met de Heilige Geest missen, worden dan wel eens als halve of tweederangs christenen beschouwd’.

Boiten ontkent niet dat Jezus de Doper met de Heilige Geest is:

‘De Geestesdoop wordt alleen door Christus bediend. Mensen kunnen niet beschikken over de Heilige Geest. Christus die zelf met de Heilige Geest wordt gedoopt, is De­gene die zijn kerk met de Heilige Geest doopt. Dat kan en mag Jezus doen op grond van zijn volbrachte borgwerk. Hij is gekruisigd en op­gestaan om met de Heilige Geest te dopen’.

Maar dan vervolgt hij: ‘Bij de uitstorting van de Heilige Geest gaat het om de schenking van het nieuwe leven op grond van de verzoening die door Het Lam Gods is aangebracht. Dit Pinkster­gebeuren wordt een ‘doop’ genoemd vanwege de overvloed aan heil en de reiniging door het bloed. De doop met de Heilige Geest moet dus gezien worden als iets extra’s, dat een bevoorrechte, bezielde groep christenen ten deel zou vallen. Bij de Geestesdoop gaat het evenmin om het ontvangen van de charismata, de bijzondere gaven van de Geest’.

Het is duidelijk dat Ds. Boiten met de Bijbelse pinksterervaring als de ‘second blessing’ (de tweede zegen) – hij noemt het zelf de leer van de zogenaamde ’tweede gena­de – niet uit de voeten kan. Voor hem is de Gees­tesdoop de krachtdadige toepassing van het door Christus verworven heil nodig voor onze zaligheid. In de weg van wederge­boorte en bekering worden zondaren in het Koninkrijk van Christus geleid en on­der zijn heerschappij ge­bracht. Van een herhaling van het pinksterfeit in Jeruzalem, zoals beschre­ven in Handelingen 8, het verhaal van Samaria, de doop met de Heilige Geest van Cornelius en de zijnen in Handelingen 10 en het pinksterfeest in Efeze in Handelingen 19, wil hij niet weten. Boiten noemt deze gebeurtenissen voort­zetting en uitbreiding van Pinksteren in Handelingen 2, maar niet een bijkomend werk Gods naast het werk der bekering.

Ik kan mij niet onttrekken aan het gevoel dat hier de gegevens van de Bijbel worden overheerst door de kerkleer en de eigen op­vattingen over deze gees­telijk zo uitermate belang­rijke, fundamenteel God­delijke waarheden. Waar is het onbevangen, zonder enig vooroordeel, luisteren naar de Schriften? Dat mis ik heel sterk!

Naast de vele reformatori­sche christenen zijn er ook veel evangelisch ge­oriënteerde gelovigen die de denkbeelden van Ds. Boiten delen. Dat valt te betreuren, want je sluit zo de weg van een doorgaand Pinksteren af. Zonder de werkelijke toe­rusting met de Heilige Geest loop je vast.

Je veroordeelt jezelf tot een geestelijke handicap die de Heer nooit heeft gewild. In het begin van de geschiedenis van de kerk was het zo niet. Wat zijn we ver afgeraakt van de gemeentepraktijk van de eerste christenen. En nu! Waarom zouden we de late regen toch tegenhou­den (Jak. 05:07)?

Het nieuwtestamentische patroon is zo eenvoudig en door en door betrouw­baar om gevolgd te wor­den. Wat zeiden die eerste christenen nu toch? Ze zeiden: “Bekeert u en een ieder van u late zich do­pen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en u zult de gave des Heiligen Gees- tes ontvangen” (Hand. 02:38).

Mogelijk vinden sommigen het wel te eenvoudig, te gemakkelijk. Je hoort het nog wel eens zeggen: ‘Denk maar niet dat het zo gemakkelijk gaat. Daar is nog wel wat anders voor nodig’. Toch zijn de­ze woorden, precies zo als ze er staan, waar en be­trouwbaar. Ze willen ge­loofd en opgevolgd worg­den. Ze zijn Geest en waarheid.

Pinksteren herhaalt zich nog iedere dag. Miljoenen christenen, verspreid over de hele wereld, kennen de ervaring van de doop met de Heilige Geest en praktiseren de bovennatuur­lijke Geestesgaven net als eertijds in alle gemeenten (1 Kor. 12:01-08). Christus is nog steeds de Doper, met de Heilige Geest. Dat houdt in dat er elke dag nog gelovigen gedoopt worden in de Geest van God.

Een voortdurend misverstand

Ds. Botten stelt zelf de vraag: ‘Bent u gedoopt met de Heilige Geest?’ Je denkt dan: geweldig, nu gaat de deur toch ein­delijk open. Uit zijn ant­woord blijkt echter dat de deur naar de Bijbelse Geestesdoop dicht blijft. Dat is triest, want elke Geest gedoopte christen (prediker) kan een rijke aanwinst zijn voor de gemeente van Christus.

Door wel de Bijbelse woor­den te gebruiken en ze toch niet op te volgen, misleid je jezelf en ande­ren. Dit klinkt scherp. Dat is het ook, maar ik bedoel het niet cynisch. Daarvoor is dit alles van veel te groot belang en te ernstig. Want in Romei­nen 8 vers 9 (Rom. 08:09) zegt de apostel Paulus: “Indien iemand de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” .

De tegenstelling in deze tekst is niet dat je gelovig of ongelovig bent, serieus of wat minder ernstig, maar vleselijk of geestelijk. Of je je alleen beweegt in de zichtbare wereld of ook in de onzichtbare wereld.

Om als nieuwe schepping te kunnen functioneren en om in de hemelse gewesten te kunnen wande­len, heb je de doop in de Heilige Geest nodig. De Geest van God moet in je wonen en door je kunnen werken. De Geestesdoop opent de weg naar een geestelijk gebruik van al de Geestesgaven, nodig voor de opbouw van het Lichaam van Christus. De Geest van Christus is de levensgeest van het Lichaam des Heren, de gemeente. Als deze Geest in je woont, behoor je in de onzienlijke wereld tot ‘de vrouw des Lams’.

In 1 Korinthiërs 12 vers 13 (1 Kor. 12:13) lezen wij: “Door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, het­zij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrij­en, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt” . De Canissiusvertaling zegt: “Wij zijn allen in één Geest gedoopt”.

Het ontvangen van de Geestesdoop

De vraag is nu: wanneer ontvangt een gelovige de doop met de Heilige Geest?

Veel christenen menen dat zij bij hun bekering en wedergeboorte automatisch de Heilige Geest hebben ontvangen. Als je hen echter op de man af vraagt, ben je gedoopt met Gods Geest en wat is je getuigenis daarvan, ontstaat er vaak grote verlegenheid. Men weet het kennelijk toch niet zo precies.

Dat begrijpen we. Want bekering en wedergeboor­te is wel een werk van de Heilige Geest, maar het is niet ook Geestesdoop. De doop met de Heilige Geest . is wel het ‘eerstgeboorte­recht’ van allen die tot het geloof in Christus zijn gekomen of dat nog zullen. Dit is in de Bijbel na te gaan. Allen in het Nieuwe Testament die de Geestes­doop ontvingen, waren al eerder tot geloof in Chris­tus gekomen. Jezus sprak: “De wereld kan de Geest der waarheid niet ontvan­gen” (Joh. 14:17). Aan ge­lovigen wordt de belofte van de Geest gegeven

(Luc. 24:49; Hand. 01:04 en Hand. 02:38).

Het is een hardnekkig misverstaan van de Bijbel wanneer men blijft denken dat wedergeboorte en Geestesdoop samenvallen. Zelfs Jezus ontving de Geestesdoop niet automa­tisch. Ook Hij moest ge­hoorzamen, dat is gehoor geven aan de stem van God, zijn Vader. Toen Jezus dat deed, sprak Hij tot Johannes: “Laat Mij thans geworden, want al­dus betaamt het alle ge­rechtigheid te vervullen” (Matt. 03:15) . Terstond na de doop in water wordt Jezus door de Vader ver­zegeld met de Heilige Geest.

Sinds deze ‘hemelse’ ge­beurtenis kunnen wij al­leen nog maar in de voet­stappen van Jezus treden en zijn ‘opvattingen’ delen. Hem volgen. Dat haalt een streep door elk automatis­me, elke eigen uitleg. De oproep is: bekeer je en laat je dopen. En wie zo tot geloof gekomen is, mag zich wenden tot Jezus, de enige Doper met de Heilige Geest, en de onderdompe­ling in de Geest ontvan­gen. Dat vraagt, na de vergiffenis van zijn zonden te hebben verkregen, dus om een bewuste gerichtheid, een zich in geloof uitstrekken naar de Geestesdoop. Er staat ge­schreven: “Uw Vader uit de hemel zal de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden” (Luc. 11:13). En de Heer stelt nimmer teleur.

Zo hebben de eerste chris­tenen gehandeld. Zij om­klemden de belofte: “Jullie zullen met de Heilige Geest gedoopt worden” (Hand. 01:05). Ze bleven allen een­drachtig volharden in het gebed om de Geest te mo­gen ontvangen. En op de vijftigste dag na Pasen, de opstanding van de Heer, gebeurde het voor de eers­te keer. Allen die tot ge­loof gekomen waren, wer­den vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken (Hand. 02:04).

Dit patroon van de Heer is nooit veranderd. Het is zo goed dat het ook geen enkele verandering behoeft. In alle Bijbelverhalen treffen we nagenoeg hetzelfde aan. Logisch, want het is steeds dezelfde Doper, Jezus Christus, die de tot geloof in Hem geko­menen zalft met de Geest van Zijn en onze Vader.

Het is de misleider, de sa­tan, die het misverstand in stand houdt dat het an­ders is. Door die misleiding missen velen helaas de zo nodige Geestesdoop. Maar de aartsleugenaar wordt ontmaskerd en te kijk gesteld als een volge­ling van Jezus gehoorzaam wordt en de doop met de Heilige Geest ontvangt.

Het bevel uit Gods woord

Uit het evangelisatieblad ‘De Stem in de Woestijn’ citeer ik van het artikel: ‘Wordt vol van de Heilige Geest!’ het volgende:

“Wordt vervuld met de Geest” (Ef. 05:18). ‘Dit bevel uit het Woord van God geldt voor iedere geredde mens hier en nu! Als niet ieder mo­ment van ons leven vervuld is met de Heilige Geest, zondigen wij tegen God’ Wij wandelen niet in het licht van zijn Woord. We stellen God te­leur.

Ieder kind van God kan met de Hei­lige Geest gedoopt worden. Maar het moet elke dag, elk uur, elk ogen­blik met de Heilige Geest vervuld blijven. Dat is buitengewoon belang­rijk en God bindt een ieder van ons dit gebod van zijn heilige wil op het hart. ‘Wordt vervuld met de Geest’ betekent voortdurend met de Heilige Geest vervuld zijn.

Het directe bevel uit het Woord van God voor iedere christen: ‘Wordt vol van de Geest’ is geen onuitvoer­baar bevel. Of willen wij soms bewe­ren dat de Hoer teveel van ons ver­langt? Natuurlijk niet! God verlangt niet iets onmogelijks, wanneer Hij verlangt dat iedere christen met de Heilige Geest vervuld wordt. De bruidsmeisjes die bereid waren, gin­gen met de Bruidegom naar binnen. Een ieder had olie (beeld van de Heilige Geest -red. ) voor haar lamp bij zich (Matt. 25:01-13)’.

De Heer vraagt of wij mee willen doen met de ont­plooiing van zijn Konink­rijk en het herstel van de schepping. De toerusting met de Heilige Geest is daarvoor toereikend. God heeft weinig aan meelopers zoals de ‘dwaze’ meisjes waren. Ik hoorde in de TV-rubriek ‘God verandert mensen’ een Christelijk Gereformeerde broeder zeggen: ‘Ik was zo’n mee­loper, maar nu is het an­ders. Dagelijks maak ik de Heer groot in nieuwe tongen. Ik ben nu gemo­tiveerd’. Zo getuigde deze broeder van zijn Geestes­doop .

Nog steeds staat deze weg open voor iedereen die honger heeft naar ‘meer’ van God. Ik ken geen mooier ‘bevel’ dan de op­roep van Jezus verwoord in Johannes 7 vers 37 tot en met 39 (Joh. 07:37-39), waar de Mees­ter roept: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn bin­nenste vloeien.

Dit zei Hij van de Geest, die zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden”. Gezegend is Hij, de Heili­ge Geest, die komt in de naam des Heren (Matt. 23:39). Is Hij welkom, de Geest?

 

 

Inleiding tot de Hebreeënbrief -5- door Klaas Goverts

Bijbelstudie Hebreeën -5-

Lijden. In Hebreeën 2, 5 en 13 lezen wij over het lij­den van Jezus:

het lijden van de dood (Heb. 02:09)

Jezus werd door lijden heen voleindigd (Heb. 02:10) omdat hij zelf geleden heeft in aanvechting, kan hij de aangevochtenen helpen (Heb. 02:18) uit het lijden leerde hij horen (Heb. 05:08) hij heeft buiten de poort geleden (Heb. 13:12).

De lezers van de brief hebben ook het een en ander meegemaakt:

gij hebt veel worsteling doorstaan (of verduurd) van lijden (Heb. 10:32).

Zo is deze brief een hart onder de riem voor mensen in de druk, in de benauwdheid, in de pressie van de tijden.

Archègos. Hier hebben we een van die markante termen die de Hebreeënbrief hanteert om de Messias te typeren: de Leidsman hunner behoudenis (Heb. 02:10, NBG) de Leidsman des geloofs (Heb. 12:02, NBG).

De archègos is de aarts-leider, de oer-leider; een heel goede vertaling is: de pionier. Thematisch is het begrip verwant met: prodromos, voorloper, in (Heb. 06:20). Jezus is als voorloper ten behoeve van ons binnengegaan in het binnenste heiligdom. Jezus als Messias is de pionier van de messiaanse bevrijding (Heb. 02:10) geworden, de pionier van de ‘emunah (Heb. 12:02), de trouw, de betrouwbaarheid, het vertrouwen, het geloof). Hij is degene die de wedloop geheel en al ten einde heeft gebracht. Daarom wordt Jezus ook genoemd de voleinder van de ‘emunah (12,2). Hij is de weg van de trouw tot het einde toe gegaan.

Sootèria. Dit woord komt (met het stamverwante werkwoord) negen keer in de Hebreeënbrief voor. Het NBG geeft het weer met: heil, redding, behouden, etc. De voorkeur verdient mijns inziens een consequente vertaling met: bevrijden, bevrijding, omdat het teruggaat op het Hebreeuwse jasja’, dat ook bevrijden, in de ruimte zetten betekent.

de engelen worden uitgezonden als dienende (litur­gische) geesten, tot diaconia (dienstwerk) ter wil­le van hen die de (messiaanse) bevrijding zullen beërven (Heb. 01:14)

als wij een zo grote bevrijding verachten (Heb. 02:03) de pionier van hun bevrijding (Heb. 02:10) die Hem kon bevrijden uit de dood (Heb. 05:07) een oorzaak geworden van eeuwige bevrijding (Heb. 05:09)

wij zijn overtuigd (. . . ) van het betere (de bete­re dingen), die ook bevrijding(en) inhouden (om­vatten) (Heb. 06:09)

vandaar dat Hij ook volkomen kan bevrijden wie door Hem tot God gaan (Heb. 07:25)

die Hem verwachten tot bevrijding (Heb. 09:28)

de ark, tot bevrijding van zijn huis (Heb. 11:07)

De messiaanse bevrijding houdt in dat heel de aarde vrijkomt. De engelen (boden) werken daaraan mee; zij zijn vurige, kosmische en zelfs historische krachten (Heb. 01:07) ten dienste van de Messias en het messiaanse volk. Maar de engelen zijn geen erfgenamen; de erfgenaam is de messiaanse mens (dat is Jezus met de zijnen). Jezus is de pionier, de baanbreker van deze bevrijding (in het Hebreeuws: Jesju’ah of tesju’ah) .

De schrijver van de Hebreeënbrief tekent de Messias vooral als de priester-voorspreker. Hij is het die altijd leeft om voor hen in te treden (Heb. 07:25). Daarom gaat de geschiedenis door, omdat er een voorspreker is. Die vraagt voor hen die niets vragen. Die spreekt namens hen die monddood zijn gemaakt. Een voorspreker die te allen tijde leeft, en dat is meer dan biologisch bestaan. Dat houdt in: als niemand meer verder kan, heeft Hij nog adem. Adem om te roepen, adem om stem te zijn, opdat niemand alleen zal zijn in de nacht.

Oude verbond – nieuwe verbond. Wat is het verschil? De schrijver van de brief aan de Hebreeën citeert Jeremia, die profeet op de grens van de ballingschap. Jeremia zegt het zo:

Welaan, dagen komen, luidt het woord des Heren dan sluit Ik met het huis Israël en met het huis Juda een nieuw verbond.

Niet zoals het verbond

dat Ik met hun vaderen gesloten heb

op de dag dat Ik hen bij de hand greep

om hen uit het land Egypte te voeren dat ze zelf mijn verbond konden breken terwijl Ik het toch was die meester was geworden over hen

luidt het woord des Heren, want dit is het verbond dat Ik met het huis Israël sluit na deze dagen

luidt het woord des HEREN

Ik geef mijn onderwijzing (Thora) in hun binnenste op hun hart zal Ik ze schrijven zo word Ik hun tot een God

en zij, ze worden mijn volk. . . (Jer. 31:31-33)

Hier wordt het verschil helder: bij het oude verbond was het zo dat de mens de mogelijkheid had, het verbond te breken; nu is echter het verbond onbreekbaar, het ligt geheel en al verankerd in God. Het gaat om een vernieuwd verbond, net zoals met de nieuwe aarde een vernieuwde aarde bedoeld wordt en niet een andere planeet. Nieuw zou betekenen een ander verbond dan het oude. Vernieuwd betekent dat het oude tot mensen komt in een vernieuwde uitstraling.

Nu komt eindelijk de Thora waar zij wezen moet: in het binnenste, in de kern van de mens. De Thora komt thuis.        (slot volgt)