Selecteer een pagina

Levend Geloof – 429

2004.03-04 Levend geloof nr. 429

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Geestelijke groei is een belangrijke ‘must’ voor elke nieuwe schepping in Christus. Daarover schrijven we dan ook regelmatig in ons blad. Het gaat er immers om dat we het ‘volwassen stadium in Christus’ zullen bereiken zodat we, om met Paulus te spreken, niet meer ‘heen en weer geslingerd worden door allerlei wind van leer’ of ons laten beïnvloeden door geestelijke leidslieden ‘die met een schijn van godsdienst de kracht daarvan verloochend hebben’.

Geestelijke groei maakt van ons echte christenen die op blije en ontspannen wijze door het leven gaan ook als de omstandigheden moeilijk zijn. Maar met Christus de overwinnaar in ons, ervaren wij dat we temidden van welke situatie zich ook mocht voordoen er toch niet onderdoor gaan maar standhouden. Geestelijke groei komt ons niet aanwaaien, we moeten er wat voor doen, dat wil zeggen verkeerde zienswijzen afleggen en nieuwe aanvaarden. Daarop worden we door Gods Geest geattendeerd. Er speelt zich als het ware een voortdu­rend vernieuwingsproces in ons leven af waardoor we ook steeds meer de echte vrijheid leren kennen.         

Daardoor worden de ‘uitstraling’ van ons christen-zijn naar de ander toe ook steeds effectiever. Anderen bemerken dat het echt is wat we belijden, ze zien het immers dat we het ook beleven in het gewone leven van elke dag. Levend Geloof wil daarbij één van de hulpmiddelen zijn voor de geloofsweg die we gaan van baby tot volwassene en we bemerken uit de positieve reacties die we regelmatig ontvangen, dat men dit onderkent.

Dat stimuleert en bemoedigt ons om ieder nummer zo zorgvuldig mogelijk samen te stellen met artikelen die ons verder helpen en ons activeren om, zoals wij dat dan noemen, ‘de volle weg met Jezus’ te gaan. Iedere andere weg is een doodlopende weg, maar wie de weg met Hem gaat zal niet verdwalen en steeds meer van Gods heerlijkheid ervaren.

 

Bij de voorplaat door redactie

Het verhaal van de zogenaamde ‘wonderbare spijziging’ wordt door alle vier evangelisten uitvoerig beschreven. Een grote schare men­sen volgde Jezus, zelfs ’s avonds ble­ven zij, maar er was onvoldoende te eten. Het maakte dan ook veel indruk dat, ondanks het feit dat er slechts vijf broden en twee vissen waren om te verdelen, er na de maaltijd nog twaalf manden brokken over waren. En dat terwijl vijfduizend mannen ervan gegeten hadden, de vrouwen en kinderen nog niet mee­geteld.

 

Vriendschap door Gert Jan Doornink

“Echte vrienden zijn dun gezaaid”, met andere woorden zijn er niet veel. Een waarheid die zeker opgeld doet in deze tijd van ontrouw, liefdeloosheid en verva­ging van normen en waarden. Daarbij moeten we onszelf natuur­lijk afvragen in hoeverre wij zélf trouw zijn. Kunnen anderen in alle omstandigheden op ons rekenen? Komen we onze beloften en afspraken punctueel na? Of wor­den anderen in ons teleurgesteld? En met die ‘anderen’ bedoelen we dan in de eerste plaats mensen die we goed kennen, waarmee we geregeld omgang hebben, zowel op ons werk als privé. Vriendschap met mensen waarmee het klikt is een kostbaar iets maar we moeten er wel aan werken dat deze vriendschap blijft. Een vriend­schap die verwaarloosd wordt is een teken dat we het toch niet echt menen en dat het alleen iets was wat ons tijdelijk bevredigde. Het kwam bij wijze van spreken in onze kraam te pas. Je zou het in zo’n geval een teken van egoïsme kunnen noemen. “Ik noem u mijn vrienden”, sprak Jezus tot Zijn discipelen en Hij meende het! In sommigen (Judas!) werd Hij teleurgesteld maar er waren er drie die tot zijn intiemste vrienden gerekend konden wor­den. Onderscheid in vriendschap hoeft daarom niet verkeerd te zijn als de motieven maar zuiver zijn. We kunnen nu eenmaal niet met iedereen op hetzelfde niveau bevriend zijn, maar wanneer de instelling van ons hart zuiver en oprecht is (en dat behoort bij een oprecht christen zeker het geval te zijn) zal dit ook tot uiting komen in de relaties met hen die ons na aan het hart liggen.

En dat zal weer een positieve uit­straling hebben naar alle mensen waarmee we te maken hebben. Want één van de aspecten van vriendschap is ook het vriendelijk zijn naar onze medemens. Niet als een beleefdheidsuiting, maar komend vanuit het hart.

 

De arbeiders van de grote oogst Door Gert Jan Doornink

“De oogst is wel groot, maar arbei­ders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst” Matteüs 9 vers 37 en 38 en Lucas 10 vers 2 en 3 (Matt. 09:37-38; Luc. 10:02-03).

Geestelijke groei is onontbeerlijk voor elke nieuwe schepping in Christus. We schrijven er vaak over in ons blad omdat het een essentiële voorwaarde is om op te groeien van baby tot volwassene in het geloof. Ook in dit nummer hebben wij er in de inleidende rubriek ‘Persoonlijk’ weer aandacht aan besteed. Eén van de kenmerken van geestelij­ke groei is dat we de werkelijke bete­kenis van het Woord van God leren ontdekken, het maakt ons los van een ’theoretisch Bijbel denken’ en leert ons geestelijk verstaan waarom het werkelijk gaat. Het gevolg is ook dat we bepaalde Bijbelteksten anders gaan interprete­ren, dat wil zeggen ontdekken wat de werkelijke betekenis is. Zagen we het dan destijds verkeerd? Neen, maar door het beperkte inzicht dat we toen hadden, konden we de volle betekenis vaak niet vatten. We waren er nog niet rijp voor. Door de innerlijke groei, waardoor onze geest steeds meer een hechte eenheid met Gods Geest gaat vor­men, kan God ons ook steeds meer toevertrouwen. Feitelijk is geestelijke groei dus een heerlijke aangelegen­heid, het brengt ons steeds dichter bij het hart van God en we leren hoe langer hoe meer Zijn volle heerlijk­heid verstaan.

De oogst en de arbeiders

Eén van de teksten die we nu anders zijn gaan zien dan vroeger is het woord van Jezus tot zijn discipelen als Hij zegt: “De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst”. Destijds dachten wij daarbij vooral aan het uitgezonden worden als zendeling, al of niet in een ver land. Het ging immers om de ‘laat­ste oogst aan zielen’ voordat Jezus terug zou komen. Er moesten nog zoveel mogelijk mensen over de streep getrokken worden om zich te bekeren…

Nu willen wij niets af doen aan de opdracht die sommigen ontvangen om grote evangelisatie- of opwek­kingssamenkomsten te houden om massa’s mensen te bereiken met het doel dat zoveel mogelijk mensen hun hart aan Jezus zullen geven, maar dan ontstaat al gauw de mening dat maar enkelen die opdracht krijgen. Jezus zegt welis­waar dat er weinig arbeiders zijn e dat we bidden moeten om meer, maar het feit dat wijzelf als nieu­we scheppingen die arbeiders zijn dringt vaak onvoldoende tot ons door.

Dat betekent dus niet dat we eerst als ‘fulltimer’ moeten worden uitge­zonden of grote samenkomsten moeten organiseren, willen we ten volle bruikbaar kunnen zijn in dienst van Gods Koninkrijk, maar iedere nieuwe schepping behoort in het gewone dagelijkse leven zich te openbaren als een werkelijk chris­ten. En ook moeten we niet denken aan de oogst als een eenmalig gebeuren zoals deze aan het eind van de zomer plaatsvindt, er is leners aan het einde van iedere zomer sprake van de oogst.

Het totale evangelie

Jezus deed Zijn uitspraak tot Zijn discipelen “toen Hij de scharen zag”. Hij werd, lezen wij, daardoor “met ontferming bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben” Matteüs 9 vers 36 (Matt. 09:36). En even tevoren lezen we al dat Hij alle steden en dorpen langs ging en in hun synagogen het evangelie van het Koninkrijk verkon­digde en alle ziekte en alle kwaal genas.

Jezus had dus niet een bepaald aantal mensen op het oog die gered moesten worden, zoals sommige vrome leidslieden met hun ‘uitverkiezingsleer’ ons willen doen gelo­ven. Neen, Jezus had steeds alle mensen op het oog! Alle mensen waren immers Gods schepping en moesten verlost worden van het juk van de vijand.

De apostel Paulus had dit goed begrepen door later in Zijn brief aan Titus te schrijven dat de genade Gods verschenen is, heilbrengend voor alle mensen Titus 2 vers 11 (Tit. 02:11). En ook Petrus had dezelfde mening van Jezus overgenomen door bijvoor­beeld te schrijven dat God niet wil dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen 2 Petrus 3 vers 9 (2 Petr. 03:09).

Het evangelie van het Koninkrijk is niet zomaar een evangelie waaraan men een eigen invulling kan geven, neen, het is een ’totaal evangelie’ dat afrekent met alles wat het rijk der duisternis ons wil doen geloven. Dit bracht Jezus in elk facet van Zijn leven tot openbaring, niet voor een poosje maar tot in de laatste fase van Zijn aardse bestaan. Uiteindelijk door met Zijn dood en opstanding de duivel een totale nederlaag toe te brengen.

Zijn overwinning was een volkomen overwinning en wij mogen er ten volle in delen! En als wij gaan beseffen dat wij nu Zijn vertegenwoordigers in deze wereld zijn, zullen we er ook alles aan doen dit te realiseren.

Bidden om arbeiders

Daarbij is het ook belangrijk aan de oproep van Jezus gehoor te geven door te gaan bidden om arbeiders die uitgezonden kunnen worden in Zijn oogst.

Wat is het nut hiervan zou men kun­nen opmerken, wij zijn ons toch al bewust dat we zélf die arbeiders behoren te zijn? In de eerste plaats ontdekken we voor onszelf de volle waarde van het bidden met een oprecht hart. Jezus zelf bad dikwijls tot Zijn hemelse Vader, Hij wist: dit brengt mij intenser in contact met Hem die mij gezonden heeft. Een contact dat er natuurlijk altijd was en dat ook wij mogen kennen, maar God wil zo graag bevestigd zien dat, zoals Hij ons liefheeft, ook wij Hem liefhebben.

Daarom wil Hij zo graag onze gebe­den verhoren, ook al is soms de uit­komst anders dan wij verwachten, maar dan wil Hij ons daarmee corri­geren of iets leren. Eén ding staat echter als een paal boven water: Hij doet altijd alle dingen meewerken te goede omdat we God liefhebben en Hij ons liefheeft!

Een ander facet van het grote belang van ons bidden is de opmerking van Jacobus in zijn brief dat het gebed van een rechtvaardige veel vermag, doordat er kracht aan verleend wordt Jakobus 5 vers 16 (Jak. 05:16). God honoreert altijd de oprechte gebeden van Zijn kinderen! Let hier op het woordje ‘rechtvaardi­ge’.

Het brengt ons ook een woord in herinnering dat we al in het Oude Testament kunnen lezen, in 2 Kronieken 16 vers 9 (2 Kron. 16:09), dat Gods ogen over de gehele wereld gaan, “om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat”. Staat God dan alleen maar een bepaalde categorie gelovigen nabij? In eerste instantie wel, want ook hier geldt weer dat de ‘vrije wil’, die de Schepper in ieder mens heeft gelegd, een belangrijke en alles beslissende rol speelt. Wanneer we zomaar een beetje meehobbelen op de geloofsweg of helemaal niet gelo­ven, geven we daarmee de vijand kans te infiltreren en ons af te rem­men. We sluiten ons af voor alles wat God in Zijn grote liefde ons wil toe vertrouwen. We bidden niet meer of ons gebedsleven staat op zo’n laag pitje dat het geen uitwer­king heeft.

Dit is dus een oproep om schoon schip te maken in ons leven en elke gebondenheid of afremming op te ruimen. En als we daartoe zelf niet in staat zijn laten we in alle vrijmoe­digheid aan andere broeders of zus­ters vragen ons daarbij te helpen. God is een Helper groot van kracht, maar ook ieder die met een oprecht hart Hem dient en mag spreken, bidden en handelen in Zijn Naam!

Ontferming en barmhartigheid

Ontferming en barmhartigheid met de mensen in nood waren de ken­merken van Jezus’ bediening op aarde en zal dus ook ons kenmerk behoren te zijn. Jezus was bewogen met hen.

Geen bewogenheid om te etaleren, zoals we dat in onze dagen in talrij­ke televisieprogramma’s krijgen voorgeschoteld, maar echte bewo­genheid die verbonden was met de daad. Het woord zegt het al: bewo­gen zijn, in beweging komen. Of zoals de woorden ontferming en barmhartigheid in feite betekenen: medelijden hebben. Jezus had medelijden met de men­sen die nog buiten het Koninkrijk Gods stonden en dus beheerst wer­den door het rijk der duisternis. Hij leed met hen mee en verplaatste zich in hun situatie. En Hij bevrijd­de hen daarom van boze en vrome machten zodat ze een totaal nieuw leven leerden kennen, dat van de werkelijke vrijheid. De solidariteit die Jezus openbaarde zullen ook wij als nieuwe scheppin­gen meer en meer gaan openbaren als we ons bewust worden van onze taak, onze roeping. Wij zijn nu Zijn vertegenwoordigers en mogen leven, spreken en handelen in Zijn plaats en naam.

Dit is vaak geen spectaculaire aange­legenheid. Soms blijft voor de bui­tenwereld verborgen wat wij alle­maal doen, maar ook hier geldt Gods belofte dat ‘Hij die het in het verborgene ziet, het in het openbaar zal vergelden’. Met andere woorden het heeft resultaat. Het zaad dat eens gezaaid werd mag geoogst wor­den.

Ook bestaat datgene wat wij doen voor Hem en in Zijn naam, niet alleen maar uit zieken en gebondenen de handen opleggen zodat zij bevrijd en genezen worden, maar veelal in de kleine dingen die we voor Hem doen: een eenzame opzoeken bijvoorbeeld of iemands problemen aanhoren of voor iemand klaar staan en hem helpen als dat nodig is, heeft voor het Koninkrijk Gods evenveel waarde. Wat dat betreft zijn velen ‘uit de wereld’ ons vaak tot voorbeeld. En laten we niet denken dat datgene wat we doen geen of weinig beteke­nis heeft omdat het toch maar een druppel op een gloeiende plaat is ten opzichte van de grote nood die er is. Neen, een oud lied zegt het al: ‘Al wat gedaan werd uit liefde tot Jezus dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan’! Jezus, ons grote Voorbeeld, zag de nood en dééd iets!

Hij kwam in beweging, Hij handel­de omdat de liefde van Zijn Vader die in Hem was, Hem hiertoe bewoog.

We gaan een tijd binnen dat de wer­kelijke openbaring van Gods Koninkrijk zich meer en meer gaat manifesteren in en door alle oprech­te gelovigen. Zij laten zich niet afremmen door de tegenstander ook al zal de druk en tegenstand groter worden. Tenslotte hebben we te maken met een al door Jezus overwonnen tegenstander! Wij gaan door met het oogsten ook al behoren we tot de ‘weinige arbeiders’, tot hen die bereid zijn de volle prijs daar­voor te betalen.

Maar wij weten dat ook in ons leven de belofte van God in vervulling zal gaan, wat Jezus eens sprak tot dege­ne die slechts twee talenten had maar er mee gedaan had wat zijn heer hem had opgedragen: “Wél gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen, ga in tot het feest van uw heer”!

 

Denk na bij wat je zegt! Door Yvonne Sulman

“Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven” Kolossenzen 4 vers 6 (Kol. 04:06).

Paulus dringt hier bij ons op aan dat we goed nadenken over wat we zeggen, opdat we voor ieder het juiste antwoord geven. Het is zaak ons antwoord zo te formuleren dat je gesprekspartner hier iets mee kan, dat het voor hem begrijpelijk en duidelijk is.

In je hart kunnen meerdere stemmen klinken. Allerlei mogelijke antwoorden kunnen door je gedachten flitsen. Voor jou allemaal heel duidelijk en posi­tief. Maar is dat voor de ander ook zo? Twijfel je er over of het goed is wat je wilt gaan zeggen? Geef dan eerst antwoord op deze vraag: Hoe vat Hij het op (met al zijn zorgen, zijn moeiten, met alles wat hij heeft meegemaakt en alles wat hem dwars zit)?

Geef je hier een positief antwoord op, dan is je spreken niet zouteloos, maar geef je antwoord tot opbouw en bevestiging.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens De droom

Tegenwoordig hoor je vaak de uitdrukking dat het er op aankomt om je droom te verwezenlijken’. Je koestert een diep verlangen, een wens en je wilt deze heel graag realiseren, koste wat het kost. Dat daarbij de haalbaarheid, de realiteit, wel eens uit het oog wordt verloren is wel bekend. In dat geval zal de droom nooit uitkomen en de teleur­stelling die dit oplevert is navenant. En dan zitje daar met de scherven van de gebroken hoop en verwachtingen om je heen.

Nu, God heeft ook een droom. En met ‘droom’ bedoel ik ook hier een diep ver­langen, het intense verlangen om een wezen naast Zich te creëren dat op Hem lijkt, met andere woorden met wie kan communiceren, met wie Hij “‘om kan gaan, met wie Hij Zijn eeu­wigdurende leven kan delen, kortom, samenleven. Dat lijkt Hem het mooiste wat er is.

Dat wezen, dat uit vele, vele mensen bestaat die deel hebben aan hem, die mensheid, heet de Christus. En ik denk dat de mooiste droom de werkelijkheid van de Christus is. Wanneer je dit ‘wezen’ voorstelt als een menselijk beeld, dan is Jezus daarvan het hoofd en degenen die van Gods Geest hebben ontvangen als het lichaam. Je kunt ook het prachtige beeld gebruiken van man- en-vrouw. Immers, zo schiep Hij hen. En Jezus is dan de man en de Zijnen zijn vrouw.

Deze droom werd wreed verstoord. De duivel gunt de mens niet dat deze met God omgaat en hij gunt God al hele­maal niet dat Hij een levensgezellin krijgt. Deze tegenstander scheidt, naar zijn aard, wie bij elkaar horen en pro­beert te vermengen wat wezensvreemd aan elkaar is: hijzelf en mens. Gruwelijk en ellendig. Van origine hóren God en mens bij elkaar, zo heeft Hij het bedacht. En zonde en dood is door de duivel bedacht, want zoiets onmenselijks is nimmer in God opgekomen. Helaas is het wel het lot geworden van de men­sen. Ze worden dan ook ‘stervelingen’ genoemd… En tóch…

Toch heeft God Zijn droom nooit losge­laten.

Ouderwets gezegd: “Hij heeft nooit het werk Zijner handen laten varen”. Wat een prachtige instelling! Daar heb je veel geloof voor nodig als je ziet wat er door de boze allemaal is aangericht in de geest van de mens. En God heeft gedacht: “Hoe krijg ik Mijn lieve mens, die ik verloor, die Mij is afgenomen, weer bij Mij terug, in Mijn nabijheid”. En daarbij dan de gedachte ‘koste wat het kost’.

Het heeft Hem veel geduld gekost, veel tijd, veel tegenslagen en daarenboven Zijn zoon Jezus. Deze nieuwe, echte mens, met wie Hij zó vertrouwelijk omging, met wie Hij zó eigen was, op een gegeven moment loslaten en geloven dat deze in Hem zou blijven geloven. Jezus raakt alles kwijt: bezittingen, vrienden, zijn leven, zelfs de Geest. En daarbij tot zonde gemaakt… Verschrikkelijk…

En toen, op het diepste punt, kon God hem opwekken en tegen hem zeggen: “Geliefde zoon, het is volbracht”. En Jezus heeft dit als een triomfkreet uitge­schreeuwd in de hemel en op aarde. Zó werd hij de weg tot de liefde van God.

Wat bezielde hem om het verlangen van zijn Vader te vervullen, Zijn droom te verwezenlijken? Hij had zo lief, zo intens lief. Voor de grondlegging der wereld, vóór dag en dauw had God aan jou en mij gedacht en dit nooit laten varen. En toen Jezus daar ooit hing en al je zonden, je trauma’s, je verdriet en teleurstellingen op zich had genomen, ten dode toe, heeft hij aan jou en mij gedacht. En toen hij opstond heeft hij aan ons gedacht. En God heeft, met bonzend hart gezien hoe het begin van Zijn droom tot werkelijkheid kwam in een mens: De Christus gebo­ren, het beginsel van Zijn gedachten en werken.

Ik kan de ontroering niet beschrijven. Wat een evangelie: God, die omgang zoekt met mens en medemens en er, evenals zijn eerste zoon, alles voor over heeft gehad om jou weer deelgenoot te maken van Zijn leven dat alleen maar liefde is. Zodat weer samengevoegd wor­den wie bij elkaar horen in een ver­nieuwd verbond, een nieuwe verbin­ding: God en mens.

 

God voorziet in alle behoeften

Flitsen uit de Filippenzenbrief door Cees Maliepaard (16)

 

“Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien in Christus Jezus” uit Filippenzen 4 vers 14 tot en met 20 (Filip. 04:14-20).

Als onze hemelse Vader vanuit zijn onmetelijke rijkdom in al onze behoeften voorziet, is dat inderdaad gewoonweg heerlijk. En God doet dat ook: Hij geeft ons wat we nodig hebben. Dat betekent dus dat we ons nergens zorgen over hoeven te maken. Maar wil dat nu ook zeggen dat we alles als op een presenteer­blaadje aangereikt krijgen en we ons derhalve nergens meer voor in behoeven te spannen? Zou iemand die goed zorgt voor de dagelijkse dingen, op grond van bovenstaande overwegingen maar over een betrek­kelijk klein geloof beschikken? De werkelijkheid ligt zowel in de geeste­lijke als in de natuurlijke wereld wel even anders!

Paulus als fulltimer

De apostel Paulus had niet het karakter van een man die op de zak van een ander teerde. Hij was er niet op uit koste wat kost de status en het honorarium van een Farizeeër te behouden. Als dat zijn intentie geweest was, had hij zich nooit met de sekte van die Nazireeër’ ingela­ten. In de hoedanigheid van Farizeeër genoot hij immers aanzien onder het volk en was hij verzekerd van voorzieningen in al zijn natuur­lijke behoeften. Hij beleefde een haast revolutionaire wending in z’n leven bij zijn erkenning van Jezus als de beloofde Messias. En hij koos uit volle overtuiging voor de dienstbaarheid aan Hem wiens volgelin­gen hij tot dan toe op leven en dood achter de veren had gezeten. Paulus had als apostel recht op de positie van een fulltimer in de gemeenten van Christus Jezus, waarbij zij die van z’n inbreng profi­teerden, in zijn onderhoud zouden voorzien. Maar hij koos ervoor gro­tendeels zelf voor z’n broodwinning te zorgen. Hij maakte tenten voor de verkoop, en met de daarop behaalde winst betaalde hij veel van z’n onkosten. Maar bijvoorbeeld wan­neer hij vanwege het werk van de Heer in gevangenschap verkeerde, deed de gemeente te Filippi hem de nodige gelden toekomen. Dat was dan ook broodnodig, want de Romeinse overheid gaf arrestanten nu eenmaal geen kost bij hun gedwongen inwoning. In de cachotten van het Imperium Romana verkommerde (zonder steun van bui­ten) iedere gedetineerde. De gemeente te Filippi was trou­wens de enige die Paulus behalve in gebed, ook financieel ondersteunde. Dat kwam vooral door de goede ver­standhouding tussen hen. De Filippenzen hielden rekening met zijn natuurlijke behoeften en speel­den daarop in. Paulus geeft te kennen dat het hem niet om hun gaven te doen is, maar dat hij het ziet als een groei op hun geestelijke reke­ning. In elk geval hanteerde Paulus niet het principe van het uitsluitend ‘uit geloof leven’, want voor een groot deel zorgde hij zelf voor de benodigde financiën.

Maak je geen zorgen!

Paulus schrijft dat zijn God in alle behoeften van de Filippenzen zal voorzien. Maar ‘zijn’ God is vanzelf­sprekend ook de hunne. En niet te vergeten: ook de onze, want wij mogen ons echt wel identificeren met Paulus en de gelovigen uit Filippi. Vader God voorziet ook bij ons in alles wat we nodig hebben, en wel vanuit diezelfde rijkdom. Dan hebben we het over een rijk­dom die onmetelijk is. Hij geeft ons sowieso datgene wat we buiten Hem zouden moeten ontberen: vrede in je hart en een innerlijke stabiliteit. Maar als dat in algemene zin waar is, zouden we toch in geen enkel opzicht iets tekortkomen? Noch bij natuurlijke zaken, noch in geestelijk opzicht zouden we ooit iets hoeven te missen. Want de Here God voor­zag dan immers in al onze behoef­ten! Nou, dan zou je ook nergens meer over in hoeven te zitten. Nu is het inderdaad juist dat de mens die in de Christus is ingevoegd, niet bezorgd hoeft te zijn. Maar het is slechts één gedachtesprong verder, de mening te gaan huldigen dat het dus volstrekt onnodig is nog ergens zélf voor te zorgen. Echter, wie dit \at praktiseren, zal gauw genoeg Ontdekken dat zoiets tot onleefbare toestanden leidt. Want het vertrou­wen in een liefdevolle hemelse Vader, die zelfs zijn geliefde Zoon voor ons over had, ontslaat ons niet van de door ons noodzakelijkerwijs toe te passen zorg voor onszelf en elkaar.

Dat voorkomt ook vreemde blikken van geloofsgenoten, wanneer men­sen bij lichamelijke kwalen of ziels­problemen een beroep op medische kennis doen. Het zegt immers niets over de vertrouwensrelatie van de betrokken persoon met onze gemeenschappelijke Heer. Wie de arts bij ziekte niet raadpleegt, kan een groot godsvertrouwen hebben. Maar de kans is allesbehalve denk­beeldig dat er in zo’n geval een onverantwoordelijke dosis overmoed meespeelt. Of zelfs dat men niet onder wil doen voor anderen, die buiten de medische wereld om (in de plaatselijke gemeente of bij een ‘gebedsgenezer’ van elders) baat gevonden hebben. Het ligt ongeveer in de orde van grootte van de mens die de Here God vrijuit om het dage­lijks brood mag vragen, maar er even zo goed alles aan zal doen om (net als Paulus) eigenhandig voor de nodige leeftocht te zorgen.

Gods herderlijke zorg

‘De Heer is mijn herder’, dichtte David al. Vanzelfsprekend dacht hij daarbij niet aan Jezus, want die kende hij helemaal niet. Jezus Christus zou pas enkele eeuwen later geboren worden. God zelf was Davids herder. Wij zeggen terecht dat Jezus de goede Herder is, maar daarmee heeft God niet opgehouden voor ons een herder te wezen. De Here God heeft Jezus aangesteld als Heer en Meester, als Herder en Koning. Maar de Almachtige behoudt te allen tijde de supervisie over hemel en aarde. Hij is niet tot abdicatie overgegaan! Christus Jezus zoekt nog steeds de eer van zijn Vader in de voltooiing van het door God uitgedachte plan. De Vader heeft het koningschap en het herder­schap aan Jezus toevertrouwd, maar aan het einde der tijden zal deze dat weer aan God teruggeven, opdat die alles zal zijn in allen. Dat is te lezen in 1 Korinthe 15 vers 20 tot en met 28 (1 Kor. 15:20-28). Hoe goed het herderschap van Jezus ook is, en hoe allesomvattend zijn herderlijke zorg ook zal wezen, we dienen nooit uit het oog te verliezen dat het onze Meester voornamelijk om de eer van zijn Vader gaat. Het is terecht dat we Jezus volgen en Hem gehoorzamen, wetend dat we afhankelijk van zijn liefdevolle bemoeienissen zijn. Maar we zullen er voor moeten waken Hem op de plaats van Vader God te projecteren. Als ik sommige mensen wel eens hoor zeggen dat ze eigenlijk nooit tot God bidden, maar altijd met Jezus praten, wordt het me wel eens bang te moede. Dan zit het gevaar er immers in dat we Gods eerste Zoon als een idool gaan zien, en er zodoende een in wezen antichriste­lijke cultus ontstaat. Net zo goed als er vraagtekens te zetten zijn bij een gebedsleven waarin men wel de Here God aanroept, maar waarin de enige door Hem gegeven naam ter redding, die van Jezus, nooit ter sprake komt. We volgen Gods Zoon immers om bij de Vader uit te komen.

Met beiden zullen we derhalve een open relatie mogen hebben. Jezus redt en verlost. Dat is een heerlijke waarheid. Maar de precieze beteke­nis van zijn naam is: Jahweh is red­ding. Want de naam Jezus is de Griekse versie van het Hebreeuwse Jozua. De hemelse Vader redt en verlost door het werk en de persoon van Jezus Christus. Vandaar dat de sinds Pinksteren aanwezige heilige Geest de ene keer Gods Geest genoemd wordt en bij een andere gelegenheid de Geest van de Christus.

Jezus is onze Herder door een gede­legeerd herderschap van de eeuwige Herder, de God en Vader van Jezus en ons. Daarom zei Jezus in Johannes 16 vers 26 en 27 (Joh. 16:26-27) het volgende: ‘Ik zeg u niet dat Ik de Vader voor u vragen zal, want de Vader zelf heeft u lief, omdat u Mij hebt liefgehad en geloofd hebt dat Ik van God ben uit­gegaan.’

Alleen in de Christus

Christus Jezus is niet een van de vele wegen die naar God leiden, maar Hij is echt de enige verbin­dingsweg. Alle andere wegen, hoe goed ze eventueel ook geplaveid zijn, voeren ons naar andere doe­len. Er bestaan nu eenmaal geen parallelwegen naast die van Gods eerste Zoon. Daarom zullen we ook zuinig zijn op onze medeweggebrui­kers, want zowel zij als wijzelf zijn in de Christus geheiligde mensen van God. We hebben allemaal Jezus nodig om bij God te kunnen komen, en we kunnen ook geen van allen de liefdevolle zorg van de Vader ontberen. Want slechts op deze manier zullen we gezamenlijk deel kunnen hebben aan de heerlijk­heden van Gods Koninkrijk. Het is dus ook niet zo dat God zo af en toe wel wat rekening met ons zal houden, maar Hij zal in al onze behoeften naar zijn rijkdom voor­zien. Dat wil dus zeggen dat de Vader rijkelijk voorziet in wat wij nodig hebben. Toch kan het moeilijk en zwaar in een mensenleven zijn. En soms weten we niet al te best raad met bepaalde aanvechtingen in

het lichaam of in de innerlijke mens. Denk niet dat zulke zaken in de dagen van de eerste christenge­meenten niet voorkwamen. Ook toen werden er mensen ziek. Ook in die tijd stierven er geliefden. Soms lieten ze het leven in een Romeins amfitheater, verscheurd door de leeuwen of gespietst op de horens van een dolgemaakte stier. Men zal kunnen denken: maar dat was voor de Heer! Ja, en? Konden ze dan hier beneden wel zonder pijn gemist worden? Kom nou, het gemis en verdriet zal er niet minder om geweest zijn.

Ook vandaag de dag snappen we de zin van wat ons kan overkomen lang niet altijd. Ook al geloven we in god­delijke bescherming en besteden we in onze gesprekken met de Vader en met onze oudste broer daar de nodi­ge aandacht aan, dan nog is de uit­komst van sommige dingen niet altijd de soms door ons zo fel begeerde. Om een voorbeeld te noemen: waarom stierven er in de afgelopen jaren in een zinloze strijd honderden christenen en moslims onder de daarvoor zo vreedzaam samen levende Molukkers? Nu zoe­ken ze weer toenadering tot elkaar, onder het besef tegen elkaar opgezet te zijn. Het is natuurlijk fijn dat het op de Molukken weer goed aan het komen is, maar zoiets gebeurd dan wel tegen een veel te hoge prijs. Hetgeen niet wegneemt dat we ook voor dit leven ons vertrouwen op de Heer blijven vestigen. Maar dan wel in de wetenschap dat de onaantast­baarheid van ons leven vooral in de zaken van het Koninkrijk der heme­len zal liggen. Dat kan geen mens ons ontroven. En de duivel ook niet. Het geeft ons de nodige moed om door te gaan, want we hebben in Christus eeuwigheidvisie.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

We leven in een hectische tijd. Daar is vrijwel iedereen het over eens. Alles is gejaagd, ondanks veelal meerdere vakanties komen we tijd tekort. Velen zijn gestrest of oververmoeid en als we het niet zijn wordt ons dat door een of andere deskundige of semi-deskundige aangepraat. Onverschilligheid, oneerlijkheid, onveiligheid, om zo maar enkele din­gen te noemen, nemen toe. Het lijkt wel alsof er een wereld ontstaat waar iedereen het spoor bijster is. En dan praten we nog niet over de armoede, honger en ziekten in allerlei derde wereldlanden…

Een te zwartgallig beeld? In zekere zin wel misschien, want ook in vroe­ger eeuwen was het natuurlijk niet alles rozengeur en maneschijn. Maar we leven nu eenmaal in deze tijd en hebben te maken met alles wat zich nu afspeelt. Daar schrijven we in deze rubriek over maar tegelijkertijd laten we zien waar de schoen wringt. Het is Satan, de ‘mensenmoordenaar vanaf het begin’ die in alles wat nega­tief is de hand heeft. En zeker nu zijn ‘bestaanstijd’ steeds minder wordt zal hij alles op alles zetten nog zoveel mogelijk chaos te veroorzaken. Gelukkig weten wij dat hij niet het laatste woord heeft. Het is de levende God, zoals deze zich ten volle geo­penbaard heeft in Jezus Christus, die hoop en perspectief geeft. Die het mogelijk maakt dat we standhouden.

De kerkfusie die geen eenheid brengt

Met de kop ‘Kerkfusie splijtzwam’ op de voorpagina probeert ook De Telegraaf een duit in het zakje te doen bij de berichtgeving over de fusie van de Hervormde-, Gereformeerde- en Lutherse kerk die i mei officieel van start gaat. Dan is er sprake van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). In een objectief en goed gedocu­menteerd artikel schrijft Marie- Thérèse Roosendaal over deze moei­zaam tot stand gekomen fusie, want er was niet minder dan meer dan veertig jaar voor nodig voor het zover was.

“Aan het Samen op Weg-proces (SoW) is veertig jaar hard gesleuteld. Al in 1961 verklaarden achttien her­vormde en gereformeerde predikan­ten dat ‘de gescheidenheid tussen de twee kerken niet langer geduld kan worden’. Een jaar later was het eer­ste landelijke congres. In 1990 trad de Evangelisch-Lutherse kerk als partner in het SoW-proces en daar­mee was de trio-synode een feit”. Maar er kwam een kink in de kabel: “In 1996 werd het Comité tot Behoud van de Nederlandse Hervormde kerk opgericht. Het comité zegt niet mee te kunnen in een kerk met elkaar tegensprekende belijdenisgeschriften. Half december 2003 was de stem­ming, op 1 mei aanstaande zal de fusie een feit zijn. De PKN wordt met circa 2,7 miljoen leden na de rooms-katholieke kerk de grootste van ons land. Daarmee verdringen de protestanten de islam. Maar er is nog verdeeldheid over de eenwording. Met name onder behoudende hervormden stuit de PKN op grote weerstand. Zij vinden het onverteerbaar dat naast de klas­sieke belijdenisgeschriften ook de moderne leefregels de grondslag van de PKN vormen”, aldus Marie- Thérèze Roosendaal in haar artikel die ook nog aangeeft dat ongeveer 10% van deze gemeenten waar­schijnlijk niet meegaan met deze fusie en dus een soort nieuwe kerk gaan vormen. Op het moment dat wij dit schrijven is echter nog niet precies aan te geven hoe deze ont­wikkeling zich zal voltrekken. Van oudsher bestaat uit de Nederlands Hervormde kerk uit drie stromingen, te weten de vrijzinni­gen, de midden-orthodoxen oftewel confessionelen en de rechts-orthodoxen beter bekend als de Gereformeerde Bond binnen de Hervormde kerk. De confessionelen kwamen het meest overeen met de gereformeerden, zodat het Samen op Weg proces daar ook het meest aansloeg.

Binnen de Hervormde kerk was er altijd wel een soort ‘richtingstrijd’ maar meestal had elke gemeente een eigen kleur en kon het voorko­men dat een gemeente vrijzinnig was terwijl enkele kilometers verder­op de gemeente van de ‘zwaardere richting’, dus van de Gereformeerde Bond was. Deze zwaardere richting werd (en wordt) ook gevormd door allerlei andere gemeenten buiten de Hervormde kerk, zoals de Gereformeerde gemeente en de Oudgereformeerde gemeente. Men moet wel een ingewijde zijn in ker­kelijke kringen wil men het allemaal uit elkaar kunnen houden… Vaak wordt vanuit de kerk, van welke schakering ook, over het hoofd gezien dat er in de loop der eeuwen vele zogenaamde vrije gemeenten zijn ontstaan, sommigen hebben zich weer als kerk georgani­seerd zoals de Vrije Evangelische gemeenten en een deel van de Baptisten-gemeenten. Maar vooral in de vorige eeuw zijn er vele onafhan­kelijke gemeenten bijgekomen. Door de zogenaamde pinksterop­wekking aan het begin van de vorige eeuw ontstonden pinkster- en volle evangeliegemeenten die in het mid­den van de vorige eeuw een nieuwe impuls kregen door opwekkingspre­dikers zoals Hermann Zaiss en Tommy Osborn en daarna door Nederlandse predikers als Johan Maasbach, Karei Hoekendijk en Jo van den Brink. Talrijke nieuwe gemeenten ontstonden die deels onafhankelijk bleven, deels weer gingen fuseren.

Het grote verschil

Dit artikel zou te uitgebreid worden om daar verder op in te gaan, maar wat wij willen aangeven is het grote verschil met de zogenaamde traditionele kerken, waar men veelal door traditie bij ging behoren omdat onze ouders ons als baby’s lieten dopen. Terwijl men tot de nieuwe gemeen­ten pas ging behoren als men door een persoonlijke geloofsverandering (bekering, wedergeboorte) van een zondaar een kind van God werd.

Waarom we dit nog eens in ons blad vermelden is niet dat onze lezers dit niet zouden weten, maar om het grote verschil aan te geven tussen de werkelijke gemeente en de traditionele gemeente.

Is dan alles in wat wij dan noemen de ‘werkelijke gemeente’ zo vol­maakt? Natuurlijk niet, want ook hier komen vaak verdeeldheid en allerlei andere negativiteiten nog om de hoek kijken. Daarom is het evan­gelie van het Koninkrijk der heme­len, zoals Jezus dat bracht en de eer­ste apostelen, ook zo belangrijk. Als het fundament (doop door onder­dompeling en doop met de heilige Geest) gelegd is, kan de groei van baby naar volwassene beginnen. Het grote manco is echter dat velen in het begin van hun geloofsontwikke­ling (zijn) blijven steken. Men is soms niet bevrijd van demonische gebondenheden, heeft geen oog dat al het goede van God komt en het slechte van de duivel, leest de Bijbel niet met geestelijke ogen, beleeft niet de echte vrijheid die Christus wil geven, om slechts enkele aspec­ten te noemen.

Zij die de werkelijke betekenis van dit evangelie leren kennen laten zich hierdoor echter niet afremmen maar gaan door tot hun eenheid met Christus zo hecht wordt dat zij echte ‘Christus-getuigen’ zijn. Dat is ook de eenheid waarvoor Jezus bad in het zogenaamde ‘Hogepriesterlijke gebed’ in Johannes 17. Daar gaat het over de eenheid tussen christenen die begint in het leven van een christen zelf. Jezus bidt voor allen die in Hem geloven, “opdat zij allen één, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één” Johannes 17 vers 21 tot en met 23 (Joh. 17:21-23). Dat is de eenheid waar de Vader en de Zoon naar uitzien en die er in feite al is tussen die christenen die Hem werkelijk volgen. Maar vaak deze nog niet zichtbaar omdat ieder nog zijn eigen kerkelijk of gemeen­telijk etiket draagt. Fusies tussen kerken en gemeenten kunnen soms een stap in de goede richting zijn, maar als men geen oog heeft dat het om déze eenheid gaat heeft het geen waarde in de ogen van God. Christenen die hebben ontdekt dat het hierom gaat, doen er alles aan dat dit gerealiseerd en verheugen zich al bij voorbaat op de grote dag dat de werkelijke Gemeente van Christus ten volle zichtbaar is, een gemeente waarvan Paulus zegt dat zij “stralend is, zonder vlek of rimpel, zodat zij heilig is en onbe­smet”.

De blijvende taak van de oudere christen

Wanneer is iemand oud? Jonge mensen van 15 of 20 jaar zullen iemand van 30 oud vinden. Daarna schuift het begrip ‘oud zijn’, naarma­te men zelf ouder wordt, steeds ver­der op. Maar over het algemeen wordt iemand van 65 jaar en oude1 echt bij de oudjes gerekend, al is het begrip ‘oud zijn’ natuurlijk erg rela­tief. Dit hangt ook af van de licha­melijke en/of geestelijke gesteldheid en soms zijn mensen van 80 jaar tot meer in staat dan anderen van 70. Hoe het ook zij met het ouder wor­den krijgt iedereen te maken. En in het gewone maatschappelijke leven betekent dat niet meer hoeven te werken als men 60 of 65 wordt. Men kan het leven zelf invullen met ‘leuke dingen’, men is immers van de verplichting om te werken af. Bij een zelfstandig beroep ligt dat soms anders omdat men dan meestal niet verplicht is op een bepaalde leeftijd w te houden. En soms ziet men hoe Jensen op hoge leeftijd nog actief zijn in allerlei functies. Bij een kind van God treffen we ongeveer een zelfde situatie aan. Maar hoe zit het met ons geloofsle­ven? Dat houdt natuurlijk niet op als we 65 zijn, maar is continu aanwe­zig. En soms hebben ouderen nog belangrijke taken, zeker als hun door Gods Geest wordt aangereikt hiermee door te gaan. Dit is uiter­aard voor ieder persoonlijk anders en we kunnen elkaar daarop ook niet beoordelen. Belangrijk is dat we ook op dit punt gehoorzaam zijn en geen dingen vasthouden waarvan ons duidelijk wordt dat we ze op Roeten geven. Maar ook het omge­keerde kan dus een rol spelen. Ook hier geldt dat we in ons hart ten volle overtuigd dienen te zijn hoe te han­delen. Wanneer iemand weet dat hij door mag gaan met een bepaalde taak zal hij zich daar ook door nie­mand van aflaten brengen. Bovendien ervaart hij hoe Gods Geest hem of haar hierbij dagelijks leidt en inspireert. Soms blijft onze geest vitaal terwijl ons lichaam ver­der aftakelt. Dan kunnen we moed putten uit de woorden die Paulus eens schreef aan de gemeente te Korinthe: “Naarmate onze uiterlijke mens vervalt, wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd”. Het heerlijke proces van vernieuwing en geestelijke groei gaat dagelijks door ook als we 70 of 80 zijn!

Wijsheden van Kees Brusse

Los van dit proces dat doorgaat tot in onze laatste levensfase, dienen we ook zelf volop mee te werken dat we, in ieder geval geestelijk, blijven functioneren in het laatste deel van ons leven. Daaraan moesten we den­ken toen we een paar maand gele­den een interview lazen in De Telegraaf met de bekende acteur Kees Brusse, die ook op 78-jarige leeftijd nog volop in het leven staat, maar dan ‘anders dan vroeger’. Onlangs ging hij op ontdekkings­tocht naar Australië om na te den­ken over wat hij met zijn leven moet ‘Nu het niet meer ‘wij’ is maar ‘Zij’. Terwijl ‘wij’ de oudjes zijn aan wie niemand meer iets vraagt. En ‘Zij’ de jongeren die alles bepalen”. Het maken van een film heeft zijn leven veranderd. “Ik weet beter hoe het ouder worden moet en dat wil ik delen. Niet omdat ik de wijsheid in pacht heb, Want ik geef maar één mening en ik ben geen wijsgeer. Maar wel omdat ik mensen in mijn leeftijdsgroep wil aansporen om erover te praten. Ook met jongeren. De wetenschappers die het ouder worden bestuderen, zijn allemaal rond de dertig. Maar de echte experts zijn wij. Want je weet pas hoe ‘oud zijn’ is, als je het zelf wordt. Daarom moeten ouderen de discussie starten. De generatie die deze huidige wereld bedacht heeft, zeg ik dan altijd heel bescheiden”. “De verleiding is groot om je, als je ouder wordt en allerlei mankemen­ten krijgt, in een soort wandelend medisch dossier te veranderen en stil achter het raam te gaan zitten. Maar zo is het niet! Wij ouderen doen ertoe. Wij hebben waardevolle ervaring die we met de jongeren moeten delen. Dat heb ik van een oude aborginal, die zit ook in mij”. Verder merkt hij op: “We willen ons hele leven oud worden, maar als we het zijn, lopen we te piekeren over wat wat we met deze levensfase aan moeten…”

“Ouderen zoals ik willen niet opge­borgen en betutteld worden. Maar zo vrij mogelijk zijn, genieten en geven. Want behalve ervaring heb­ben wij heel veel te geven. Aandacht, liefde en tijd bijvoorbeeld”. Het artikel eindigt: “Kees Brusse heeft nog een andere boodschap aan mensen in zijn levensfase: ‘het glas is niet driekwart leeg, maar een kwart vol. En zoals een goede vriend van mij altijd zegt; het verschil tus­sen een mineur en een majoor akkoord op de piano is maar een halve toon…”

Toegevoegde dimensie

En dan te bedenken dat wij als chris­tenen daaraan nog een toegevoegde dimensie hebben die het allerbe­langrijkste is: ons leven houdt niet op met de dood, maar gaat over van heerlijkheid in volle heerlijkheid. Eén van de kenmerken van een waarachtig gelovige is dat hij een positieve levensinstelling heeft die niet veranderd bij het ouder worden maar zich veeleer verdiept. En laten we niet leven met de gedachte dat het de laatste dag van ons leven kan zijn, maar de eerste dag van de rest van ons leven! Daarbij mogen we met dankbaar­heid en tevredenheid terugzien op de jaren van ons leven die voorbij zijn, waarvan soms misschien vele jaren gepaard gingen met grote pro­blemen, tegenslagen en moeilijkhe­den, maar de grote dag dat wij het Koninkrijk Gods binnengingen toen wij van een zondaar een kind van God werden, is van alles beslissende betekenis geworden. Die dag en de geestelijke groei die daarop volgde, heeft ons leven geheel bepaald. En dat gaat door ook bij het ouder worden. Daarom wil­len wij niet altijd maar terugzien en met het verleden bezig zijn, maar vooruitzien en de woorden van Jezus ter harte nemen als hij zegt dat nie­mand die de hand aan de ploeg slaat en ziet hetgeen achter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods!

‘Steeds minder jongeren geloven’

Met deze kop opende onlangs dag­blad Trouw haar voorpagina. Het blad schrijft: “Anders dan voorspeld is de secularisatie in Nederland nog niet over haar hoogtepunt heen. Twintigers zijn beduidend minder kerkelijk én minder religieus geïnteresseerd dan dertigers. Vooral de rooms-katholieke kerk verliest sterk aan aantrekkingskracht. Tegelijkertijd heeft twee op de drie jonge volwassenen behoefte aan ritu­elen bij belangrijke levensgebeurte­nissen’, zo begint het artikel dat gebaseerd op het rapport ‘Waar moe­ten ze het zoeken?’, naar religie en zingeving onder twintigers en derti­gers.

Het onderzoek -onder 404 mensen, tussen 18 en 40 jaar- werd uitgevoerd door het Kaski, in opdracht van Ikon, Trouw en Zin Web. Uit het rapport blijkt dat 44 procent van de twintigers gelooft in God. Twee­ derde beschouwt zichzelf als onker­kelijk. Van de dertigers gelooft 63 procent nog in God en noemt 53 procent zichzelf onkerkelijk. Bijna twee-derde van alle jonge vol­wassenen geeft aan nauwelijks met geloof en zingevingsvragen bezig te zijn.

Vooral het aantal rooms-katholieken loopt sterk terug in de jongste gene­ratie. Noemt een kwart van de derti­gers zichzelf nog katholiek, bij de generatie daaronder is dat 13 pro­cent. Godsdienstpsycholoog prof. Dr. Jaques Janssen noemt de halvering ‘spectaculair’. ‘Het ondergraaft het algemene idee dat het zo’n vaart niet loopt’.

Bij de protestantse kerken is de terugval met 2 procent gering. Onduidelijk is of het verschil in reli­giositeit tussen twintigers en derti­gers een ‘leeftijdskwestie’ dan wel een ‘generatiekwestie’ is. Het is mogelijk dat de twintigers met de jaren wél religieuze behoefte zullen tonen.

De Kaski-onderzoekers wijzen er evenwel op dat de ‘religieuze socialisatie’ bij deze generatie gering is geweest.

‘Het is zeer wel mogelijk dat die behoefte bij sommigen wat toe­neemt, maar bij vele anderen nooit ontstaat’.

Opmerkelijke uitkomst is verder dat twee op de drie jonge volwassenen behoefte hebben aan rituelen bij belangrijke levensgebeurtenissen – al dan niet in een kerkelijke context. Volgens godsdienstpsycholoog prof. Dr. Hans Alma bevestigt het Kaski- onderzoek ‘wat al langer zichtbaar is’.

‘Je ziet dat jonge mensen zoeken en twijfelen, dat ze nieuwsgierig zijn naar religie, er zich niet meer tegen verzetten. Ze lezen er graag boeken over, ze willen erover praten. Maar dat is toch een andersoortige belang­stelling dan waarop de kerken hopen'”.

Religie of écht geloof?

Tot zover dit verslag in Trouw, dat vervolgens in de rubriek de Verdieping’ onder de titel ‘De klad zit in het geloof’ nog een gehele pagina(!) voortborduurt over deze materie. Wat dan opvalt is dat op deze gehele pagina op geen enkele wijze de werkelijke manier van gelo­ven aan de orde komt. Nergens leest men over de weg om vrede met God ontvangen loopt via Jezus Christus. Je zou kunnen zeggen het is één van de ‘geheime wapens’ die de duivel hanteert om het werkelijke geloof verborgen te houden. Hij heeft er geen enkel bezwaar tegen dat er over de zingeving, rituelen en religie gesproken en gedebatteerd wordt, als de kern waarom alles draait maar niet geopenbaard wordt. Talrijke alternatieve vormen van reli­gie en geloof worden door hem gelanceerd en wanneer jonge men­sen zich hiermee tevreden stellen heeft hij zijn doel bereikt. Gelukkig heeft hij niet het laatste woord en blijkt telkens weer dat wanneer jonge mensen door Gods Geest aangeraakt worden zij elke vorm van valse religie vaarwel zeg­gen en ontdekken waarom het wer­kelijk gaat. Natuurlijk zou het gewel­dig zijn wanneer vele jonge mensen het werkelijke geloof gaan ontdek­ken, maar als christenen willen wij niet op de aantallen zien maar rustig doorgaan ons geloof in de levende God en Zijn zoon te belijden en te beleven. En vooral dat laatste mag niet achterwege blijven. Belangrijk daarbij is ook dat jonge gelovigen in de gemeenten zich bewust zijn dat geestelijke groei naar het volwassen stadium in Christus een ‘must’ behoort te zijn. Alleen daardoor ontstaan sterke sta­biele christenen die niet door het minste of geringste zuchtje tegen­wind van de kaart zijn, maar ook in voor het werkelijke geloof moeilijke tijden, standhouden. Zij zijn daar­door temidden van hun leeftijdgeno­ten levende getuigen omdat hun geloof niet oppervlakkig is maar echt. God heeft een sterk verlangen naar dergelijke jongeren die een onderdeel vormen van de ‘zonen Gods’ die uiteindelijk de zuchtende schepping gaan bevrijden!

De hausse van films over het leven van Jezus

In de afgelopen jaren zijn er vele films in roulatie gebracht die gaan over het leven van Jezus. Meestal geven zij een onvolledig of verte­kend beeld van Zijn leven, veelal zijn allerlei fantasieën toegevoegd. Met films als de in 1973 uitgekomen “Jesus Christ Superstar” was dat zeker het geval. Deze film was geba­seerd op de populaire musical uit de jaren ’60. Ook voor de in 1988 uit­gekomen film “The last temptation of Christ” gold dit. Deze film was gebaseerd op de controversiële roman van Nikos Kazantzakis. Bij de meer dan 100 films die in de loop der jaren over het leven van Jezus zijn verschenen, waren natuurlijk ook films die meer in overeenstem­ming waren met de evangeliën. Dit jaar is er weer een nieuwe film bijgekomen die uitsluitend gaat over het lijden en sterven van Jezus en zeer geloofwaardig overkomt. Het betreft de film “The Passion of the Christ”. In de verschillende media is al veel aandacht besteed aan deze film die het evangelie volgt, al druk­te de regisseur duidelijk zijn eigen stempel op het verhaal. Bepaalde passages krijgen meer aandacht dan in de originele tekst (onder andere de geseling van Jezus), andere ele­menten ontleende hij aan apocriefe boeken. De lijdende Christus wordt gespeeld door Jim Caviezel, die evenals de regisseur een gelovig katholiek is.

Er wordt zeer verschillend over deze film gedacht. Iemand schreef, dat de uiterst gewelddadige en bloederige verbeelding van de lijdensweg eer­der aversie dan compassie oproept. Anderen, waaronder ook vele chris­tenen, zijn zeer enthousiast over deze film omdat zij deze beschou­wen als een duidelijke weergave van het geweldige feit dat Jezus tot het einde toe alles over had om de zonden der mensheid op zich te nemen tot hij uiteindelijk aan het kruis van Golgotha werd genageld. Hij ging de ’totale lijdensweg’ uit liefde voor de door God geschapen mensen.

Persoonlijk zijn wij van mening dat de film, mits begeleid, een goed evangelisatiemiddel kan zijn, zoals er uiteraard vele zijn. Een door Gods Geest geïnspireerde boodschap, een positief boek, een persoonlijk gesprek, een artikel in een tijd­schrift, enz., zijn even zovele ‘mid­delen’ die God wil gebruiken om mensen deelgenoot te maken van het nieuwe leven in Christus. Een nieuw leven waarvan God wil dat alle mensen het leren kennen.

 

Gedragsregels in de gemeente door Jildert de Boer

In dit artikel behandelt Jildert de Boer een minder populair maar desalniettemin belangrijk onderwerp waarbij het gaat om speciale gedragsregels in de gemeente zoals hoe te handelen bij openbare zonden van gemeenteleden die dat niet willen opgeven. En waarom tucht en disci­pline niet verwaarloosd mogen wor­den maar essentiële bestanddelen vor­men van een goed functionerende gemeente. Het is mogelijk dat u op onderdelen van dit artikel anders denkt. Daarom stellen we het zeer op prijs als u (per brief of e-mail) wilt reageren (red.).

Dit is bepaald geen populair onder­werp. Met de nodige schroom ligt het mij op het hart deze niet eenvou­dige problematiek te bespreken. Het mag dan een moeilijk onderwerp zijn, onbelangrijk is het beslist niet. Het is immers nodig om er iets van te weten, om -als er sprake is van volharding in openbare zonde(n) in de gemeente- in liefde en heiligheid naar het Woord van God te hande­len. Ook op dit punt mogen wij niet onkundig blijven. De Bijbel geeft ons in deze klare richtlijnen, waar­mee we niet mogen marchanderen of sjoemelen, maar die wel met zachtmoedigheid, geduld en wijs­heid dienen te worden toegepast. Tucht en discipline (hoort bij een discipel!) moeten gehandhaafd blij­ven.

Er kunnen zich ernstige dingen midden in de gemeente van de levende God voordoen, waarbij de leiding van de gemeente de taak heeft het kwaad aan te spreken, te weren of buiten te plaatsen. Uiteindelijk niet alleen met de bedoeling de overigen niet te besmetten, maar ook -hoe vreemd dat ook klinkt- die mens te helpen door hem tot zichzelf te laten komen in een positie buiten de gemeen­schap van de heiligen. Lang niet alle items inzake dit cru­ciale, maar ook heikele onderwerp zijn uitgewerkt, maar er worden aanzetten aangereikt tot nadere bezinning. Paulus’ woord “velen wil­len van geen tucht weten” Titus 1 vers 10 (Titus 1:10) is nog steeds actueel in onze dagen. “Er zijn er heel wat die zich niets laten gezeggen”, zegt de Willibrord Vertaling in dit verband. In de praktijk zullen we met grote zorgvuldigheid te werk dienen te gaan, als het gaat om het tenslotte uitsluiten van mensen na veel liefde­volle en geduldige correctie. Dit te meer, omdat we weten dat in de geschiedenis zo vaak “ketters” letter­lijk en/of figuurlijk zijn gebrand­merkt of geëxcommuniceerd op grond van dwaalleer of vermeende dwaalleer. Denk slechts aan een man als Luther die van Godswege opstond voor de rechtvaardiging door het geloof, maar de pauselijke uitbanning over zich heen kreeg. In het bestek van dit artikel willen we met name ingaan op de uitoefe­ning van tucht op grond van een on-Bijbelse levensstijl. Paulus heeft het bijvoorbeeld over mensen met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van gods­vrucht de kracht daarvan verlooche­nen; (en vervolgens zegt hij:) houd ook dezen op een afstand 2 Timoteüs 3 vers 5 (2 Tim. 3:5). Zo heeft Titus 3:10 het over (na tweemaal terecht gewe­zen te hebben) het afwijzen van mensen die scheuring maken en Judas 23 (Judas 01:23) over het “barmhartig zijn in vreze, uit afkeer zelfs van het kleed dat door het vlees bevlekt is”. Gezonde gemeente bouw kan alleen dan plaats vinden als we ook derge­lijke gedeelten serieus nemen en ze niet links laten liggen. Paulus zegt: “Ik wil niet alleen dat gij wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade” (met twee woorden gesproken: “Ja” tegen God en “Nee” tegen zonde en satan). Daarvoor heeft hij opgemerkt dat er mensen zijn die door schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen misleiden en dat men zulken moet mijden Romeinen 16 vers 17 tot en met 19 (Rom. 16:17-19). Bij dit onderwerp is het van groot belang dat wij ons zowel hoeden voor “slapte” enerzijds als “hard­heid” anderzijds.

Mens en/of macht

Vanuit het evangelie van het Koninkrijk der hemelen zien wij “tucht” in de eerste plaats als onderwijzing en opvoeding en bij eruit zetten” denken we allereerst aan het uitwerpen van mach­ten der duisternis uit de mens, zodat die mens zelf in de gemeente kan blijven en voor Christus en de gemeente behouden blijft. Dit is de heerlijke werking van het binden en buiten (=in de afgrond) werpen van machten en het ontbinden en vrij- zetten van mensen, zodat die juist binnen de gemeente kunnen her­stellen en opbloeien. In de geestelij­ke strijd zien wij de “lastpakken” pri­mair als machten in de geestelijke wereld, hoewel deze zich in de natuurlijke wereld zullen willen tóen en bedienen van mensen die zich daartoe laten gebruiken. Er zijn evenwel situaties, dat men met de veroorzakers van het kwaad ook de mens die het kwade blijft bedrijven en vasthoudt aan deze machten der duisternis buiten de gemeente zal plaatsen. De kwaden moeten niet verdragen worden Openbaring 2 vers 2 (Openb. 02:02), die moet men niet laten begaan Openbaring (Openb. 02:20). Het is uiteraard een trieste en verdrietige zaak als je een mens met eigen verantwoordelijkheid helaas een keuze ziet maken voor een heil­loze, zondige weg buiten de wil van God = het goede, welgevallige en volkomene – Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02) om. Dat is tenslotte een pad waarop een mens geen blijvend geluk zal vinden. Dan wordt zo’n mens niet langer welkom geheten in de gemeente van de levende God. Liever wijzen we de zonde en de zondemachten de deur en maken we in Jezus’ Naam de mens zelf vrij van zijn overheersers en plaaggeesten, zoals geesten van onreinheid, overspel en seksuele ver­slaving; kritiek, ongezeglijkheid, weerspannigheid en rebellie; toorn, boosheid en drift; roddel, leugen en laster; manipulatie en intrige, enzovoort.

Intrige en manipulatie

We lichten twee nauw aan elkaar verwante werkingen er even uit. De geest van “intrige” werkt met slinkse streken of gekonkel (zo leert ons het woordenboek). Manipulatie is beïn­vloeding via bedrieglijke methoden. De macht van “manipulatie” gaat gepaard met intimideren, domine­ren en chanteren en als dit niet lukt tracht deze via vleitaal het doel te bereiken. Spreuken 29 vers 5 (Spr. 29:05) zegt: “Een man die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor zijn schre­den”. Paulus merkt op: “Wij hebben ons nooit afgegeven met vleitaal”

1 Thessalonicenzen 2 vers 5 (1 Thess. 02:05). Manipulatie werkt onder meer door middel van het in eigen voordeel opzij duwen van andere gemeenteleden en kan sluimerend en sluipend een verwoestend werk doen in de plaatselijke gemeente. Judas 16 (Judas 01:16) gebruikt de uitdrukking “als zij om des voordeels wil (de mensen) in hun gezicht vleien”. In Titus 1 vers 10 en 11 (Titus 01:10-11 lezen we over ijdele praters en misleiders, die men de mond moet snoeren. Waarom? Omdat zij hele gezinnen (of zelfs gemeenten) onderste boven keren en, om oneerlijke winst (=voordeel) te maken, onbehoorlijke dingen leren. Het is dus belangrijk waak­zaam te zijn dat geesten van manipulatie en intrige geen macht krij­gen in de gemeente en dat men hen -de mensen waarvan deze machten zich bedienen- desnoods de mond moet snoeren. Het staat hier zelfs als bevel.

Zonde toedekken?

Over deze kwestie heerst veel onbe­grip en misverstand, want velen wil­len alles met de zogenaamde mantel der liefde bedekken en roepen dat men niet mag oordelen… Vaak wil men bij evangelisatie uit bewogen­heid -uit goede bedoelingen, maar in naïviteit- iedereen die in zonde leeft ‘zomaar’ de gemeente binnenhalen, waarbij ernstige gebondenheden onderschat worden, die later op- of openbreken.

Later blijkt dan dat men niet voor­zichtig genoeg is geweest en in een ‘valkuil’ is gestapt. Maar al doende leert men en neemt ook de wijsheid van God hoe dan in het vervolg wel te handelen toe!

Wil iemand de kosten berekenen en de prijs betalen, om Jezus’ discipel te zijn, dan is goddelijke vergeving en bevrijding voluit mogelijk, al zal het nodig zijn een proces van groei door te maken, om de bescha­digingen en sporen van het oude leven uit te wissen! Evangelisatie is een heerlijke zaak, om zondaren te winnen voor Christus, maar dan toch niet opdat deze mensen hun zonden en gebon­denheden gewoon(te)weg intact laten of slechts met een christelijk vernisje versieren. Met al die vastge­houden zonden wordt de “gemeente- kar” loodzwaar om te trekken en spannen we “het paard achter de wagen”, waardoor we de verkeerde kant opgaan en de gemeente niet vooruitkomt.

Helaas zien we een verschijnsel in sommige (volle) evangeliegemeen­ten dat velen door de “voordeur” de samenkomsten binnengaan, maar dat er niet voldoende stabiliteit en innerlijke groei is, of er sprake blijkt van regelrechte zonde of relatiespan­ningen, waardoor ook velen door de “achterdeur” weer uit de gemeente verdwijnen. Uiteraard kunnen hier­bij ook andere factoren een rol spe­len.

Een andere ‘valkuil’ kan zijn het aanhalen van Matteüs 13 vers 29 (Matt. 13:29), dat men bij het bijeenhalen van het onkruid tevens het koren zou kun­nen uittrekken. Dit is in de geschie­denis vaak op pijnlijke wijze gepro­beerd met het uitroeien van zoge­naamde ketters of andersdenkenden en met misbruik van het woord “dwing ze om in te gaan”. Vaak rukte men ‘koren’ uit! Maar anderzijds zijn er ook die aan dit woord de draai geven van: “laat het onkruid maar zitten”. Dit doet men echter in het natuurlijke niet met het (zichtba­re) onkruid in eigen tuin! In het geestelijke zal men ook niet het onkruid, dat openbaar komt in eigen gemeente, welig laten tieren in het verdragen van kwalijke levenspraktij­ken. Naarmate de tijd nadert dat het “volle koren in de aar” Markus 4 vers 29 (Mark. 4:29) komt, zal ook het onkruid haar rijp­heid bereiken. In de oogsttijd wordt alles over de hele linie duidelijk in kwaliteit en kwantiteit. Nu werkt het averechts als men overal om zich heen aan onkruid meent te moeten trekken.

Oordelen is scheiding maken

Wanneer wij spreken over “gemeentetucht”, dan is de aanpak van deze kant van het evangelie bepaald niet geliefd voor het vlees, maar naar de geest gesproken wezenlijk en nood­zakelijk willen wij voortgaan met een gezonde gemeente bouw. Een opbouw immers van de gemeente die niet overwoekerd dient te wor­den door allerlei kwaadaardige virus­sen en gif van machten der duister­nis en mensen die helaas en hoe jammer ook (nog!) met hen in verbinding staan.

Daarom gaat het ten diepste over “oordelen”, dat is scheiding maken tussen goed en kwaad, tussen gerechtigheid en zonde, tussen mens en macht der duisternis. Het oordeel begint bij het huis van God 1 Petrus 4 vers 17 (1 Petr. 04:17). Wij zijn geroepen om dit oordeel vooreerst in eigen leven te (laten) voltrekken bijv. 1 Korinthe 11 vers 31 en 32 (1 Kor. 11:31-32). Maar vervolgens zijn wij ook geroepen om hen te oordelen die in uw kring zijn 1 Korinthe 5 vers 12 (1 Kor. 5:12), om tenslotte over wereld en engelen te oordelen 1 Korinthe 6 vers 2 en 3 (1 Kor. 06:02-03).

Bijbelse items over ’tucht’

Belangrijke Bijbelgedeelten als basis in dit verband zijn -naast vele ande­re- vooral: Matteüs 18 vers 15 tot en met 17 en 2 Thessalonicenzen 3 vers 6 en 2 Thessalonicenzen 3 vers 15 en 1 Korinthe 5 vers 1 tot en met 13 en

1 Timoteüs 5 vers 20 en 21  (Matt. 18:15-17 en 2 Thess. 3:6 en 2 Thess. 3:15 en 1 Kor. 5:1-13 en 1 Tim. 5:20-21). Kernachtig noemen we een aantal noties uit deze passages:

a.Matteüs 18

Matthéüs 18 spreekt over een stap­penproces bij (openbare) zonde:

Onder vier ogen bestraffen (opdat hij zijn zonde zal inzien, vergelijk Jakobus 5 vers 19 en Jakobus 6 vers 1 (Jak. 05:19 en Gal. 06:01).

Bij niet luisteren een of twee mee­nemen (getuigen erbij).

Bij nog niet luisteren: zeg het aan de gemeente (bekendmaking).

Bij ook dan niet luisteren ^weer­spannig blijven in de zonde): dan zij hij u als de heiden en de tollenaar. (Heidenen en tollenaars kunnen zich evenwel later opnieuw beke­ren!).

2 Thessalonicenzen 3

2 Thessalonicenzen 3 zegt onder andere:

bewaard blijven voor de slechte mensen en wargeesten, want trouw vindt men niet bij allen (vers 2).

bevel je te onttrekken aan elke broeder die zich ongeregeld gedraagt (vers 6).

als iemand niet naar de apostoli­sche bevelen luistert: tekent hem, ga niet met hem om, opdat hij beschaamd worde (“opdat hij tot zichzelf kome” volgens sommige andere vertalingen) (vs. 14) In de praktijk blijkt dit moeilijk te zijn om niet met iemand om te gaan (=in nauw contact met iemand optrek- ken, een vriendschappelijke relatie onderhouden), want velen zijn goed bedoeld evangeliserend of pastoraal bezig, om iemand alsnog te (willen) winnen, maar worden ondertussen zelf onbedoeld besmet met bijvoor­beeld kwaadsprekerij en laster over de oudsten van de gemeente. In plaats daarvan moeten wij afstand bewaren en ons distantiëren van het kwaad. Wij mogen onszelf niet lan­ger associëren met degene die rebel­leert door openbare zonde, waarop hij is aangesproken, toch hardnekkig vast te houden. Men beseft vaak niet dat het ook een hulp kan zijn niet meer aan iemand te trekken of niet langer ontvankelijk te zijn en kostba­re tijd te investeren in diens boze, weerbarstige houding of ongezeglij­ke, weerspannige opstelling = zonde der toverij, 1 Samuel 15 vers 23 (1 Sam. 15:23). Hopelijk werkt het dan zo uit, dat iemand zich alleen gaat voelen en bij zich­zelf tot schaamte en berouw komt over zijn zondige wandel, rebelse houding of iets dergelijks. In deze passage ging het in Thessalonica oorspronkelijk om mensen met ongeregeld gedrag door geen werk te verrichten (want de Heer zou toch spoedig komen?) en bezig te zijn met wat geen werk is (vs. 11). De Willibrord Vertaling heeft: “Dat sommigen bij u de arbeid schuwen, alle- inspanning uit de weg gaan, maar zich wel met alles bemoeien. In de naam van de Heer Jezus Christus gebieden en vermanen wij zulke mensen dat zij regelmatig moeten werken en hun eigen brood moeten verdienen” (vers 11,12). Ook in onze tijd komen wij dergelijke “geestelij­ke klaplopers” nog wel tegen, die willen teren op de zak van een ander en zelf lui zijn onder de dekmantel van een vroom motief of geestelijk ideaal.

– houdt hem echter niet voor een vij­and, maar wijs hem terecht als een broeder (vs. 15). Goedheid en gestrengheid, liefde en heiligheid, barmhartigheid en ernst, genade en waarheid gaan hier hand in hand. Het is natuurlijk prachtig als zo’n broeder zelf zijn verkeerde opstelling inziet en tot erkentenis van de waarheid komt!

  1. 1 Korinthe 5 vers 1 tot 13 (1 Kor. 05:01-13) geeft onder meer dit aan:

– verwijdering van een bedrijver van grove hoererij uit de gemeente en het in de naam van de Here Jezus overleveren van die man aan satan tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden moge worden in de dag des Heren (vs. 1-5). Let op het positieve doel dat Paulus ondanks deze zware zonde voor ogen heeft! Paulus spreekt ook in 1 Timoteüs 1 vers 20 (1 Tim. 01:20) over dwaalleraars die hij aan satan (=de overste die in deze wereld nog machtsterrein heeft, maar dat wordt hem niet in de gemeente toegestaan!) heeft overge­geven, opdat hen het lasteren worde afgeleerd. Afsnijding van de gemeente betekent het overleveren aan het domein van de slang. Zij zijn niet langer onder de bescher­ming van de gemeente en haar engel. Over dezelfde lieden hanteert hij de uitdrukking “hun woord zal voortwoekeren als de kanker” 2 Timoteüs 2 vers 17 (2 Tim. 02:17). Zelfs daar hield Paulus de mogelijkheid open tot ver­andering: “het kon zijn dat God hun gaf zich tot de erkentenis van de waarheid te keren, en ontnuchterd zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels die hen gevangen hield”

2 Timoteüs 2 vers 25 en 26 (2 Tim. 02:25-26). Onze God is de God der hope! Desondanks deinst Paulus er niet voor terug, om men­sen die dwaalleer of scheuringen en onenigheden veroorzaken soms openlijk bij name te noemen en te waarschuwen voor hen. Bijvoorbeeld: “Alexander, de koper­slager heeft mij veel kwaad berok­kend: de Here zal hem vergelden naar zijn werken. Neem gij u voor hem in acht, want hij heeft onze woorden zeer tegengewerkt”

2 Timoteüs 4 vers 14 en 15 (2 Tim. 04:14-15).

In de natuurlijke wereld zijn wij blij als een kundig chirurg een kwaad­aardig gezwel uit het lichaam weet te halen. Zo kan het ook geestelijk noodzakelijk zijn, om kwade woekercellen uit het lichaam van Christus te verwijderen, om de gezonde cellen niet aan te laten tas­ten. Dit hoeft niet te betekenen dat zij die buiten geplaatst worden altijd (uiteindelijk) verloren gaan, want de apostel ziet deze ernstige vorm van gemeentetucht nog altijd als een middel tot mogelijke heling en her­stel. Namelijk: om het kwade af te leren en opdat hun geest behouden moge worden in de dag des Heren! In 2 Korinthe 2 vers 5 tot en met 11 (2 Kor. 02:05-11) zien wij het heerlijke voorbeeld van de weg tot herstel en het terugwinnen van degene die door zijn openbare zonde verdriet veroorzaakt had. -een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur (vs. 6). Vergelijk het ons wellicht meer aansprekende beeld van de ene rotte appel die alle anderen in de mand van lieverlee aansteekt. Gooi daarom die ene rotte appel uit de mand, opdat de andere appels gezond blijven. Zondige prak­tijken en valse leer werken in het gemeenteorganisme als zuurdeeg, die het geheel doortrekt, net als gist. Het is niet maar een individuele zaak, zoals wij bijvoorbeeld zien in het geval van Achan in Jozua 7, waarbij de ban uit het midden van het volk verwijderd moest worden, om stand te houden voor de vijan­den Jozua 7 vers 10 tot en met 13 (Joz. 07:10-13).

– Paulus roept op om een vers, onge­zuurd deeg te zijn en jubelt over ons paaslam dat geslacht is: Christus! Dat is reden voor een feest (denk bijvoorbeeld aan het avondmaal in dit verband!), maar dan moet wel het zuurdeeg van slechtheid en boos­heid radicaal weg en het ongezuurde brood van reinheid en waarheid tevoorschijn komen in onze levens (vs. 7-8).

-Je kunt wel omgaan met hoereer­ders en zondaars in het algemeen in deze wereld (Jezus ging juist om met melaatsen, hoeren en tolle­naars!), maar niet omgaan of eten met iemand die, al heet hij een broeder, toch een hoereerder, geldgierige (=geldzucht is de wortel van alle kwaad- 1 Timoteüs 6 vers 10

(1 Tim. 06:10), afgo­dendienaar, lasteraar, dronkaard, of oplichter is (vs. 9-11). Niet met zo iemand eten betekent zeker: geen gemeenschap met hem heb­ben aan het avondmaal! -In onze eigen kring zijn we bevoegd tot oordelen, daarbuiten zal God dat doen (vs. 12). -kortom: “doe wie niet deugt uit uw midden weg” (vs. 13). Merk op dat Paulus hier de gebiedende wijs gebruikt. De gemeente zal zuiver gehouden worden!

  1. 1 Timoteüs 3 vers 19 en 20 en 1 Timoteüs 5 vers 19 en 20 (1 Tim. 03:19-20 en 1 Tim. 05:19-20) reikt aan dat men niet snel of lichtvaardig een klacht tegen een oudste moet aannemen. Het is dan vereist dat er twee of drie getuigen zijn (vs. 19). Dit voorkomt laster of kwade ver­denkingen. Dan staat er iets achter waarvan wij het gezag en de reik­wijdte misschien opnieuw zullen moeten leren: “wie in zonde leven (dat is heel iets anders dan per onge­luk vallen, maar wel de oprechte gezindheid hebben om niet te zondi­gen) moet gij in aller tegenwoordig­heid bestraffen, opdat ook de overi­gen ontzag hebben” (vers 20). Men moet weten wat de gevolgen zijn van het vasthouden aan zonde en dat openbare zonde in de gemeente niet getolereerd kan worden. Dat is niet bepaald modern en de tijdgeest is hier helemaal niet in mee! (Laat men evenwel een bepaalde zonde oogluikend toe, dan geeft dat ruimte voor anderen, om het ook te doen en op een gegeven ogenblik wordt het “gewoon” gevonden of als “normaal” beschouwd). In vers 21 betuigt hij voor God, voor Christus Jezus en voor de uitverkoren engelen dat daaraan de hand gehouden wordt, zonder vooroordeel of zonder iets te doen uit vooringenomenheid (met andere woorden: wees niet lafhartig en zorg dat je zonder aanzien des persoons handelt). Dan volgt het bekende vers 22 dat men niemand haastig de handen moet opleggen, omdat je geen deel moet hebben aan de zonden van anderen en jezelf rein moet houden. Met een (te) vlot­te handoplegging verbind je je met die andere persoon, die je onvol­doende kent, om je daarmee te ver­enigen. In veel pinkstersamenkom­sten wordt handoplegging massaal toegepast, maar het is de vraag in hoeverre men beseft welke geesten er allemaal mee kunnen vibreren, als men oplegging der handen zo gemakkelijk, achteloos en bijna klak­keloos gaat toepassen. Laten wij op dit punt de nodige voorzichtigheid in acht nemen! Is iemands instel­ling, houding en verlangen echt gericht op de Heer en op het willen breken met alle bekende zonden en gebondenheden?” Een ieder die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid” 2 Timoteüs 2 vers 19 (2 Tim. 02:19). Handoplegging is een serieuze zaak en geen “en masse”- gebaar voor Jan Rap en zijn maat. Daarna geeft Paulus nog aan: “Van sommige mensen zijn de zonden zo duidelijk (=openbaar), dat zij voor hen uitgaan naar het gericht, bij anderen komen zij achteraan.

Zo zijn ook de goede werken aanstonds duidelijk (=openbaar), en die, waar­mede het anders gesteld is, kunnen niet verborgen blijven” 1 Timoteüs 5 vers 24 en 25 (1 Tim. 05:24-25). Met andere woor­den: de zondaars houden geen stand in de vergadering der rechtvaardigen Psalm 1 vers 5 vergelijk ook Psalm 125 (Ps. 001:005). Zowel openbare zonden als lichtgevende goede werken vallen op! Dit wordt herkend. Bij anderen moet men ernaar zoeken en speuren. Op een gegeven moment kunnen en zullen ook de vrome maskers van schijnheiligheid afvallen. Over het verborgene kunnen wij niet oorde­len, maar God ziet het hart aan! Er worden nog heimelijk dingen ver­richt in het verborgene: ten goede (maar zichtbaar in Gods ogen!) en ten kwade, “maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag (=wordt het open­baar); want al wat aan de dag komt is licht” Efeze 5 vers 13 (Ef. 05:13). Op die wijze wordt een religiositeit, die alleen in uiterlijk vertoon voor de mensen bestaat of slechts opper­vlakkig blijft, blootgelegd en zal op een gegeven moment blijken welke positieve gezindheid tot God in iemand woont of welke negatieve werking van het rijk der duisternis in de mens huist. Er is naar beide kanten een ontwikkeling, die steeds meer waarneembaar wordt Openbaring 22 vers 11 (Openb. 22:11).

Uitvoegen en welkom zijn

Naast het met blijdschap en vreugd0 welkom heten en invoegen van broeders en zusters in de gemeente 1 Petrus 2 vers 5 (1 Petr. 02:05) kan het helaas in de praktijk voorkomen dat we mensen ten langen leste met nood in het hart zullen moeten uitvoegen en verwijderen uit de gemeente, omdat zij anders tot schade zijn voor het lichaam van Christus. Dit is een pijnlijke, maar soms toch niet te omzeilen maatregel. Dit betekent dat zij niet meer welkom zijn in de gemeente vanwege het volharden in een levensstijl die de Bijbel geweld aandoet (of -wat eveneens mogelijk is- vanwege ernstige dwaalleer, zie bijvoorbeeld 2 Johannes 1 vers 10 en 11 (2 Joh. 01:10-11). Dit onderdeel ligt evenwel buiten het bestek van dit artikel).

We handelen op grond van de richt­lijnen in Gods Woord, ter wille van de gemeente en uiteindelijk ook met het oog op henzelf, opdat zij tot zichzelf en werkelijk tot God mogen komen en (hopelijk!) tot berouw over hun zonde. Soms gaan mensen uit zichzelf weg, om de gemeente- tucht te ontlopen.

Aandachtspunten

Wanneer mensen zondigen, maar daar berouw van hebben en er strijd tegen voeren, wordt van ons veel geduld en liefdevolle steun verwacht.

Wanneer mensen volharden in een bepaalde zonde, dan zullen wij die zonde ontmaskeren en hen daar­op aanspreken.

Wanneer mensen bewust blijven volharden in een bepaalde zonde en ze worden daarom – na veel aan­dacht, zorg, liefde en geduld- ten­slotte uitgevoegd, dan willen we ons houden aan de Bijbelse normen en maatstaven.

Afgezonderd van de zonde

  1. God kan geen gemeenschap heb­ben met zonde, want Hij is heilig, dat is afgezonderd van de boze, en (openbare) zonde hoort niet in de gemeente thuis, want we willen de gemeente rein bewaren. Vriendschap hebben met mensen die willens en wetens in de zonde leven, kan en mag niet, omdat:

je daarmee jezelf besmet (ze zullen altijd proberen hun zonde te vergoe­lijken of te verdoezelen).

deze mensen de harten van de argelozen door hun schoonklinken­de en vrome taal misleiden. Zulken moet men in het oog houden en mijden, want zij veroorzaken one­nigheden en verleidingen Romeinen 16 vers 17 en 18 (Rom. 16:17-18).

degene die zondigt dan versterkt wordt in het idee: “het is zo erg nog niet, ze zullen het op den duur mis­schien wel accepteren” (de geraffineerde gedachte is dan: “de tijd je kunt ze wel open en eerlijk aan­spreken op het feit dat ze niet de goede weg van God gaan en ze zeg­gen dat je hoopt dat ze tot inzicht en inkeer komen en voor hen bid­den.

Als deze mensen, die “uitgevoegd” zijn, in de zondagse samen­komsten blijven komen, dan kun­nen we hen niet de toegang verbie­den vanwege het openbare karak­ter van die samenkomsten. We kun­nen wel zeggen dat ze op deze manier, met deze (tot nu toe volge­houden) zondige levensstijl, niet welkom zijn. Tevens kunnen we bidden voor een zodanige krachtige zal­ving en werking van de Heilige Geest dat deze mensen -ondanks alles- alsnog door het Woord diep in hun hart geraakt en getroffen zullen worden. Vaak blijven deze mensen ook uit zichzelf weg (zij gaan hele­maal niet meer naar een geloofsge­meenschap of naar een groepering die de normen en waarden, die de Bijbel aandraagt lichtvaardiger opvat, met een korreltje zout neemt of zelfs terzijde schuift).

Wanneer deze mensen zich op een bepaald moment waarachtig wil­len bekeren van hun zonde , dan mogen ze weten dat er een weg terug is en zij -onder die voorwaar­de- opnieuw een “open deur” zullen vinden in de gemeente van de leven­de God, die een pijler en fundament van de waarheid is 1 Timoteüs 3 vers 15 (1 Tim. 03:15). Wie zijn overtredingen belijdt en nalaat, die vindt ontferming Spreuken 28 vers 13 (Spr. 28:13).

Besmetting

Wanneer “uitgevoegde” mensen contact hebben met -veelal zwakke­re- broeders en zusters (vaak zoeken ze juist die op om kwalijke invloed aan te wenden, of begrip te krijgen!), dan is het verstandig om -terwille van die broeders en zusters- bijvoor­beeld hun kringleider nader te infor­meren. Deze kan hen dan wijzen op het gevaar van verkeerde invloed en hen ervoor waarschuwen dat “slech­te omgang goede zeden bederft” 1 Korinthe 15 vers 33 en 34 (1 Kor. 15:33-34).

Toch kan er ook door goedwillende gelovigen soms gemakkelijk kritiek geuit worden op de leiding van de gemeente, die meestal op emotione­le argumenten is gestoeld, maar waarbij men vaak tekortschiet in achtergrondkennis, doorzicht in de situatie en in helder geestelijk onderscheidingsvermogen. De gave van onderscheiding van geesten heb­ben we broodnodig en zal zich die­nen te ontwikkelen in onze gemeen­ten!

Hoop houden voor allen!

Wanneer het er met sommigen in de zichtbare wereld slecht uitziet, blijf hen in de onzichtbare wereld claimen voor het Koninkrijk van God en strijd nooit tegen mensen van vlees en bloed, maar in de gees­telijke wereld tegen de belagende boze geesten, die mensen infiltreren en waar ze de kans krijgen penetre­ren (=binnendringen). Blijf niettemin geloven in: “zolang er leven is, is er hoop” (voor elk mens!), al ziet het er nog zo duis­ter uit. In dat prachtige woordje “nog” zit een kolossale hoop ver­borgen voor de gebonden mens, en/of de uit de gemeente gevoegde mens!

Maar dit neemt de ernst van openba­re zonden niet weg. Die mogen niet in de gemeente gehandhaafd blijven en getolereerd worden.

Daarom blijft gelden het scherpe zwaard van scheiding: “doe wie niet deugt uit uw midden weg”! 1 Korinthe 5 vers 13 (1 Kor. 05:13). Paulus’ voortdurende motivatie was: “Met een ijver van God waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen” 2 Korinthe 11 vers 2 (2 Kor. 11:02).

De bal terugspelen naar onszelf

We hebben gezien dat het wezenlijk is te (onder)scheiden tussen goed en kwaad . Paulus roept ons op: “en neemt geen deel aan de onvruchtba­re werken der duisternis, maar ont­masker ze veeleer” Efeze 5 vers 11 (Ef. 05:11). Het heeft echter geen zin als we grote woorden hebben over de zonden van anderen, als we niet allereerst toe­zien op onszelf en daarom zegt hij in hetzelfde verband: “ziet dus nauwlettend toe hoe gij wandelt…” Efeze 5 vers 15 (Ef. 05:15). Paulus deed voortdu­rend aan zelfdiscipline 1 Korinthe 9 vers 27

(1 Kor. 09:27). We willen daarbij ook nog herinne­ren aan twee apostolische woorden, die wat de discipline en de tucht betreft allereerst de vinger leggen bij onszelf en ons eigen leven, namelijk “…helpt gij die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoe­digheid, ziende op u zelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen” en 1 Korinthe 10 vers 12 (1 Kor. 10:12): “Daarom, wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle”. Laten we zacht zijn in onszelf, maar moedig in God, kortom: zachtmoedigheid leren. Doen we dit dan wandelen we in de zachtmoedigheid en nederigheid van hart, die we meer en meer van onze Meester Jezus Christus willen leren! Matteüs 11 vers 29 (Matt. 11:29).

 

De volvoering van Gods plan door Jack Schoenaers

Dit is het vervolg en slot van het arti­kel van Jack Schoenaers dat in het vorige nummer werd gepubliceerd onder de titel: “Een geopende deur in de hemel”. Het eindigde met de opmerking dat God een eeuwig voor­nemen heeft. Dat is een gemeente stralend, zonder vlek of rimpel, gees­telijk volkomen, volmaakt en volwas­sen geworden, om Zijn Vrouw te wor­den en voor eeuwig in gemeenschap met Hem te leven. Dit voornemen zal doorgaan. Hij volvoert het. Br. Schoenaers laat nu zien hoe God het volvoert (red.).

Jesaja 53 vers 10 (Jes. 53:10) zegt: “Het voorne­men des Heren zal door Zijn hand (Jezus en de Geest van God Zijn Vader) voortgang hebben”. Wat een troostwoord! God neemt dus de beschikking voor Zich, oudsten en gezagvoerders aan te duiden van alle rechtvaardigen uit het Oude Verbond evenals uit het Nieuwe. Wie zijn dit? Het zijn diégenen die het felst op Jezus gelijken, die dus in hun leven het dichtst, het corrects dat plan van God hebben omgezet in hun leven op aarde. Je kunt toch moeilijk iemand, nauwelijks gered met de hakken over de sloot, aanstel­len als regeerder.

Vóór de Troon is er iets als een gla­zen zee en er zijn bliksemstralen. Deze ontstaan door spanningen en botsingen welke plaatsvinden in de geestelijke wereld. Dit wijst er op dat er strijd geleverd wordt in de hemel­se gewesten.

Strijd vindt plaats omdat God wil dat Zijn schepping en schepsel in haar totaliteit tot herstel en rust gaan komen. Paulus laat in Romeinen 8 duidelijk verstaan dat de schepping nu nog steeds aan de vruchteloosheid onderworpen is, maar dat ze -prijst de Heer!- bevrijdt gaat worden en dat zonen Gods daaraan mogen meewerken, om algeheel herstel, rust en vrede tot stand te brengen. Nog steeds ziet de schepping met reikhalzend verlangen uit naar het openbaar worden der zonen Gods en het zoonschap, dat is de verlossing van ons lichaam.

Om dus dit alles te verwezenlijken wordt er strijd geleverd rond de troon. Tezelfder tijd zijn er ook zeven Geesten Gods (zeven vurige fakkels). Het getal zeven duidt op een bepaalde volheid. Gods Geest is ook werkzaam in de gemeente wel vóór Gods troon is Openbaring 1 vers 4 en Openbaring 5 vers 6 en 7 (Openb. 01:04 en Openb. 05:06-07 De veelkleurige wijsheid Gods is daar dus vertegenwoordigd om oor­deel te vellen over de satan en om totaal herstel te bewerken voor de mens naar geest, ziel en lichaam en mede hierdoor ook de ganse schep­ping te betrekken. Met als uiteinde­lijk doel dat God verheerlijkt wordt.

Het beeld van de glazen zee

Daarna is er sprake van de glazen zee als kristal gelijk. Dit wordt ook aangehaald in Openbaring 15 vers 2 (Openb. 15:02). Er wordt ons hier een beeld getoond van de hardheid waarmee de aanval­len uit het dodenrijk maar blijven doorgaan. De strijd is bikkelhard, want de aard der demonen is gewelddadig en gruwelijk, maar het oordeel Gods wordt voltrokken. Het volk Gods komt er glorieus door­heen. Door de verdrukkingen heen bereikt ze de beloofde volkomen­heid! In het Oude Verbond was er ook reeds sprake van een zee. Bij de zondvloed kwam de geheel verdor­ven mensheid om door het water. Maar ook toen werden mensen gered, Noach en zijn familie, door middel van de ark waarin ze plaats hadden genomen. Ook de dierenwe­reld werd gered.

Dan is er nog sprake van de zee, toen het volk Israël door de Rode zee ging. Op een wonderbare wijze wer­den ze gered, terwijl de Egyptenaren door diezelfde weg van water omkwamen. Ook nu merken we dat er een enorme zee van demonie bezig is zich te ontwikkelen en steeds méér vastere vormen begint aan te nemen in de vorm van de Antichrist. Gemeente, we moeten er doorheen, niets aan te doen, door strijd naar de overwinning. Geestelijke luilakken horen er in deze fase niet meer bij, dat bestaat niet. Er zullen beproevingen zijn vanuit het rijk der duisternis, maar in dit alles worden we getuchtigd.

Het vuur der beproevingen

Dit wil geenszins zeggen dat straf Gods ons overkomt, Neen, zó is God niet, maar het betekent wél dat smaad, spot, lijden door tegensla­gen, ziekte en pijn, vervolgingen en vroegtijdig sterven, pijlen zijn in de hand van de vijand van God en men­sen. Dood en dodenrijk willen immers niet dat Gods volk het eind­doel des geloofs -de zaligheid der zielen- bereikt. Daarom zet hij alles op alles. Tuchtiging houdt dan vee­leer lering en onderwijzing in en opvoeding tot gerechtigheid Gods om totaal gehard de confrontatie met onze vijand aan te gaan en als overwinnaars te voorschijn te treden. Denk aan het voorbeeld van het harden van metalen). Dit alles dient dus om niet met de wereld mede veroordeeld te worden, of mede met haar ten onder te gaan. Daarom zullen we als volk van God in het vuur der beproevingen Zijn Woord blijven vasthouden en uitle­ven in geheel ons bestaan. Want we weten maar al te goed dat Gods Geest ons het herstel biedt en tevens leven en overvloed Gods ons deel is. De Goddelijke kracht Gods immers, welke in de gemeente aanwezig is door Woord en Geest van God, maakt haar leden sterk tot overwin­nen, ja zelfs onaantastbaar zegt de Bijbel in Spreuken 19 vers 10 en Spreuken 29 vers 25 (Spr. 19:10 en Spr. 29:25). Nu is er verder sprake van de beziel­de schepping, dieren vol ogen van voren en van achter. Het ene dier was een leeuw gelijk, het andere een rund, vervolgens een aap (het had immers een gelaat als van een mens), en tot slot een arend. Als vertegenwoordigers van de ganse schepping, zijn hier deze vier wezens genomen. Ook dit deel van Gods schepping is door de zondeval onder de vloek van Dood en dodenrijk gekomen en ziet ook uit naar de openbaring van de zonen Gods. Vanwege de mens kwam ze in dienstbaarheid aan de vergankelijkheid en door de mens zal ze hiervan bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kin­deren Gods.

Jesaja zag ook al iets van die toeko­mende heerlijkheid. Lees wat hij daarover schrijft in Jesaja 11 vers 6 tot en met 10 (Jes. 11:06-10). “Men zal te dien dage geen kwaad doen nog verderf stichten op gans Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis des Heren”, meldt God hier aan Jesaja! De schepping zal dus delen in het herstel aller dingen! Prijst God! Naast ogen hadden die vier dieren ook vleugels. Dit wijst op het middel of de kracht om zich te verheffen en om op te stijgen, en zich te kunnen verplaatsen in het luchtruim, de hemelse gewesten. Vleugelen die­nen ook om te beschermen en te bewaren, denk maar aan de Cherubs op het verzoendeksel van de Ark des Verbonds in de tabernakel. De vleu­gels waren uitgespreid naar elkaar toe om af te schermen hetgeen eron­der bewaard werd. De getuigenis bestaande uit de stenen tafelen, het manna, de staf van Aaron, welke gebloeid had.

Zo mogen ook wij het ‘getuigenis Gods’ in ons bewaren namelijk Gods geestelijke leefregels en het getuigenis van Jezus Christus als

Heer over ons leven, alsook de kracht en de heerlijkheid van Gods Geest in ons. Dit alles mogen we bewaren, verzorgen en koesteren en er mee aan de slag gaan. Van binnen en van buiten vol ogen, wijst op het zien en onderscheiden waar het ook in onze dagen op aan komt. De dieren gunnen zich dag noch nacht rust, niet vanuit opgejaagdheid of vanuit onrust, maar vanwege het feit dat de schepping vrij is van de vloek. De volkomen herstelde schepping kan nu zonder onderbreking functioneren naar de wil van de Geest Gods. Voor ons houdt dit in dat wij gaan inzien waar het in onze dagen op aan komt en ons volijverig in gaan zet­ten voor de Heer en Zijn mensen en schepping. Het gaat immers om: “Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige” In het herstel van mens en schep­ping is ook de Schepper terug ver­heerlijkt. De heerlijkheid van een kunstenaar, is Zijn werk. En de heer­lijkheid van God, dat zijn wij, de gemeente. Halleluja! Dan werpen die vierentwintig oud­sten zich neer voor de troon om God te aanbidden; ze werpen daarbij hun kronen vóór de troon. Hun taak heb­ben ze volbracht. De Gemeente heeft meegewerkt om de schepping te herstellen, ze is niet langer onder­worpen aan de vruchteloosheid. Alles functioneert nu naar de oor­spronkelijke gedachten van God. Nu dit gebeurd is, zal ook zij onder dank en lofprijzing, de heerschappij overgeven. Hun en ons getuigenis zal dan ook zijn: “Gij, onze Here en God, Zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want gij hebt alles geschapen, en om Uw wil was het en werd het gescha­pen” Openbaring 4 vers 11 (Openb. 04:11). Om dan met de lofprijs uit Romeinen 11 vers 36 (Rom. 11:36 te eindigen: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen; Hem zij de heerlijkheid tot in eeu­wigheid” Amen!

 

Innerlijke genezing van de ziel door Wim te Dorsthorst

(Dit is het derde en laatste deel van de drie artikelen die Wim te Dorsthorst schreef over de innerlijke genezing door Woord en Geest. Deze keer komt de genezing van de mense­lijke ziel aan de orde – red.).

God heeft, in de volheid des tijds, vanuit Zijn innerlijke barmhartig­heid omgezien naar de schepping, die gezeten was in duisternis en schaduw des doods. Hij heeft in Zijn grenzeloze liefde Zijn eigen Zoon gegeven om een eeuwige verlossing voor de schepping tot stand te bren­gen.

Niet alleen voor alle zonden en ongerechtigheden, maar ook voor alle gebondenheden, ziekten, noden en innerlijke verscheurdheid van de mensheid.

Eenmaal zal een koninkrijk van ein­deloze vrede de hele schepping ver­vullen, doordat de Heer Jezus het gesticht en gegrondvest heeft met recht en gerechtigheid op Golgotha Jesaja 9 vers 6 (Jes. 09:06).

Eigenlijk spreekt de hele Bijbel van die nieuwe tijd die komen gaat; vooral het boek Openbaring spreekt er van. Wij lezen daar: “En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de men­sen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet” Openbaring 21 vers 3 tot en met 6 (Openb. 21:03-06).

De profeet Jesaja zegt nog: “Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen” Jesaja 65 vers 17 (Jes. 65:17).

Geweldige beloften voor de voortge­jaagde en door angst gekwelde mens van deze tijd. Een ongekende heerlij­ke tijd zal over deze schepping open­baar worden; “God zal alle tranen van hun ogen afwissen en aan wat vroeger was, zal niet gedacht wor­den, het zal niemand in de zin komen”. Halleluja!

De zuchtende schepping

Maar nu wacht en zucht deze zelfde schepping nog op het openbaar wc den van de zonen Gods. ‘De verlossers’, die bezig zijn de berg Sion te bestijgen en daarbij steeds meer los komen van alle vleselijke zaken en aardse begeerten; die al gaande en stijgende herstellen en genezen naar de geest, in het denken en bedenken en naar het hart, waaruit de oor­sprongen van het leven zijn. Een heerlijk proces, wat na de wederge­boorte, bewerkt wordt door het Woord der waarheid en de werking van de heilige Geest. De wedergeboren mens heeft onge­kende mogelijkheden wanneer hij/zij uit geloof leeft naar Gods

Woord, wat bij monde van de profeet Ezechiël zegt: “Een nieuw hart Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt” Ezechiël 36 vers 26 en 27 (Ez. 36:26-27).

Genezing van de ziel

Nog een belangrijk terrein wat gene­zing nodig heeft is ‘de ziel’. Ik wil het nogmaals benadrukken dat het niet mogelijk is en ook niet de bedoeling is, de mens in partjes op te delen, maar het is wel te onderscheiden. Uiteraard heeft de toe­stand van de ziel ook te maken met de toestand van geest, hart en den­ken, want de mens vormt één geheel.

Gods Woord spreekt meer dan 200 maal over de ziel en dan zien we hoe die teksten spreken over gevoe­lens, emoties, aandoeningen en uitingen, in grote verscheidenheid. En wat in de ziel omgaat wordt uit­gedrukt en ervaren door het lichaam.

De gewaarwordingen van de ziel delen zich aan de hele mens mee. Zo staat er van de Heer Jezus dat Hij bedroefd en beangst begon te worden in Gethsemané, en dan zegt Hij: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe” Matteüs 26 vers 37 en 38 (Matt. 26:37-38). Dit resulteert er in dat Hij vurig bidt tot de Vader of de lijdensbeker aan Hem voorbij mag gaan en dat Zijn zweet werd als bloeddruppels die op de aarde vielen.

Dit is een angst-emotie, zó intens, zoals niemand dat ooit heeft meege­maakt; alles in Hem had daar deel aan.

Grofweg kan men zeggen: de ziel is gevoel, wil en verstand, maar de ziel toont ook de persoonlijkheid en het karakter van iemand. Zo was de Heer Jezus de openbaring van de persoonlijkheid en het karakter van Zijn hemelse Vader Hebreeën 1 vers 3a (Heb. 01:03a). Hij zegt Zelf: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” Johannes 14 vers 9 (Joh. 14:09). Dit trad vanuit Zijn innerlijk naar buiten terwijl Hij in Zijn lichamelij­ke verschijning niet verschilde van de mensen van zijn tijd. Duidelijk zal wel zijn dat een zieke verwonde ziel nooit de juiste per­soonlijkheid kan weerspiegelen, laat staan het beeld van de Schepper. De profeet Jesaja spreekt van: “Wonden, striemen en verse kwets­uren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden nog met olie verzacht” Jesaja 1 vers 6 (Jes. 01:06).

De ziel is verwond

Ieder mens die van God is afge­dwaald, onder de macht van de dui­vel en z’n rijk, is in meerdere of mindere mate verwond in zijn ziel. Daar komt bij dat mensen dingen meegemaakt kunnen hebben, din­gen die mensen elkaar aan kunnen doen, die hun ziel zó intens diep verwond hebben dat alle menselijke hulpverlening, hoe liefdevol en des­kundig ook, geen werkelijke gene­zing kunnen brengen. Er zijn pro­cessen bezig in de schepping -waar­van de Heer Jezus zegt dat de wets- verachting zal toenemen en de liefde van de meeste zal verkillen- die ver­woestend zijn voor het zieleleven van de mens. In ons eigen landje zien we de woorden van de Heer wat dit betreft dagelijks in vervulling gaan.

Ik geloof dat de woorden van Hosea 11 vers 8 (Hos. 11:08), waar God spreekt voor het volk Israël, nu ook van toepassing zijn op het grote naam-christendom en zelfs wel voor de hele wereld; God zegt daar: “Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt Mijn erbarming opgewekt”! Dit drukt een diepe emotie uit van betrokkenheid van de Schepper.

En terwijl de duisternis en donker­heid steeds meer de volken gaat bedekken, mag het Volk van God, de Gemeente van Jezus Christus, weten dat over hen steeds meer het licht zal opgaan Jesaja 60 vers 1 en 2 (Jes. 60:01-02). Het bemoe­digende heils-woord van God voor de gemeente is: “Want gij volk, dat op Sion, in Jeruzalem, woont, gij zult niet blijven wenen. Hij zal u zeker genadig zijn op uw luid geroep; zodra Hij dat hoort, zal Hij u antwoorden” Jesaja 30 vers 18 en 19 (Jes. 30:18-19).

De Trooster

Bij het onderricht over de heilige Geest noemt de Heer Hem ‘De Trooster’ Johannes 14 vers 16 (Joh. 14:16). Die naam geeft heel mooi iets wezenlijks aan van de heilige Geest waarmee Hij in een mensenleven binnenkomt, troost! Zoals een moeder haar kind troost, of iemand die de arm slaat om een mens met verdriet, bij­voorbeeld.

De Heer noemt de heilige Geest ten opzichte van Zichzelf, “Een andere trooster”. Hij was drie en een halfjaar de grote ‘Trooster’ voor het zwakke, verdrukte en treu­rende in Israël. Hij genas niet alleen lichamelijke ziekten en dreef boze geesten uit, maar Hij was in Zijn wezen als genezende olie voor de zieke en verwonde zielen. Hij pre­dikte het bevrijdende evangelie van het Koninkrijk Gods en liet zien hoe anders God was dan de harde leer van de Farizeeën en Schrift­geleerden.

Wat denk je van de Samaritaanse vrouw in Johannes 4. Zij had gedronken van de bronnen die de wereld biedt om een beetje liefde en geluk te vinden. De Heer maakt geen verwijten, maar biedt haar het levende water aan uit de enige waar­achtige bron, Hijzelf en de heilige Geest.

Hij zegt: “Wie drinkt van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven” Johannes 4 vers 13 en 14 (Joh. 04:13-14). Dat is troost! Dat is diepe genezing voor de verwonde ziel! Dan is daar de overspelige vrouw in Johannes 8. De Heer ziet, door innerlijke barmhartigheid bewogen, de veroordelende hardheid van de oversten van het volk. Hij zegt: “Ik veroordeel u ook niet”. Praatte Hij daarmee de zonden goed (zoals tegenwoordig maar al te vaak gebeurd)? Nee, zeker niet, want Hij zegt ook tegen de vrouw: “Ga heen, zondig van nu af niet meer!” Hij troostte de verwonde zielen die zochten naar leven in de duisternis, en bood hen waarachtig leven aan! De profeet Jesaja roept het al uit over Zijn komst: “Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is, dat zijn ongerechtigheid geboet is, dat het uit de hand des Heren dubbel ontvangen heeft voor al zijn zonden” Jesaja 40 vers 1 en 2 (Jes. 40:01-02).

Het volk wat de Trooster’ in het hart ontvangen heeft, zal hierdoor op bijzondere wijze genezing ont­vangen voor de verwonde en zieke ziel. “Troost, troost Mijn volk”, zegt uw God!

De liefde van God

Paulus schrijft in Romeinen 5 vers 5 (Rom. 05:05): “De hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, die ons gegeven is”. Wij weten, dat als iemand de weg van gehoorzaam­heid aan Gods Woord is gegaan, dan ook de heilige Geest in het hart ont­vangen zal hebben. Net zo zeker als ons de heilige Geest gegeven is, is in ons hart ook de liefde van God uitge­stort. Niet maar een enkel facetje of voor een klein beetje, maar ‘De liefde van God is in ons hart uitgestort’, zegt de apos­tel. En dan gaat het hier om de ‘Agape-liefde’, dat is Gods eigen vol­maakte, onbaatzuchtige liefde. De liefde waardoor God Zijn eigen Zoon gaf voor de in zonden verloren en vijandige wereld. Het is de liefde die het Jezus mogelijk maakte Zijn leven te geven tot redding van de wereld.

Ik zie de liefde van God als de som van heel Gods wezen want Hij is liefde! Met de liefde komt dus ook barmhartigheid, ontferming, gena­de, vergevingsgezindheid, goedheid, trouw, nederigheid, zachtmoedig­heid, enz., binnen in het hart van de mens.

Dan begrijpen we dat de heilige Geest in de profeten is aangekon­digd als:

“Het water des levens”. Ook de Heer Jezus spreekt daarvan in Johannes 3 vers 4 tot en met 7 en Johannes 3 vers 37 tot en met 39 (Joh. 03:04-07 en Joh. 03:37-39. Wie de heilige Geest ontvangt, door de Heer Jezus, krijgt op dat moment ‘De Bron’ van levend water in z’n hart. En die mens kan daardoor zelf worden tot een bron die niet één stroom, maar ‘stromen’ van levend water gaat geven uit z’n binnenste. Al die wezens­eigenschappen van God zullen als ‘stromen’ naar buiten vloeien tot heil van elkaar in de gemeente en van de schepping. Die ‘Agape-liefde’ van God zal op de eerste plaats genezend werken in de gewonde ziel van de mens zelf en in de gemeente naar elkaar toe. De wonden en striemen en kwetsuren die nog nooit uitgedrukt zijn noch verbonden nog met olie verzacht, zullen in de gemeente eindelijk kunnen genezen.

Zou er een beter medicijn zijn, of zou er een betere therapie gevonden kunnen worden dan ‘De Liefde’ van God?

God is liefde, maar hoe weinig zijn wij soms in staat om die liefde te aanvaarden of te kunnen ervaren, laat staan het door te kunnen geven! Er is juist in dat deel van het emotio­nele leven zoveel beschadigd of nooit tot ontwikkeling gekomen. Hoe velen vragen zich af: wat is lief­de en hoe kan ik er mee omgaan? Wat is er dan nog veel genezing nodig in de Gemeente van Jezus Christus, want juist deze ‘Agape-lief- zal eenmaal de genezende kracht zijn voor de hele schepping.

Waarachtig leven

Hoe groot is het wonder dat de Geest van God en de menselijke geest bij elkaar passen, zoals een man en vrouw in het huwelijk, en tot één geest kunnen worden 1 Korinthe 6 vers 17 (1 Kor. 06:17)?

Het water des levens van de heilige Geest is het meest zuivere goddelij­ke leven dat bij de mens past. En wie er van drinkt zal in alle delen gezond worden zoals de profeet Ezechiël zegt, en zal zelf veranderen in een bron van levend water. De Heer Jezus leert van de heilige Geest: “Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen” Johannes 16 vers 14 en 15 (Joh. 16:14-15). Wat zal de heilige Geest uit Jezus nemen wat ook van de Vader is? Kennis? Openbarings-kennis? Ja, dat ook, maar ik geloof dat dat ‘Het Leven’ zal zijn van God en Jezus! In de Heer Jezus is immers het absolute zuivere leven voor de van boven geboren mens, die bestemd is aan het beeld van Hem gelijkvormig te worden! De heilige Geest brengt levensprincipes van Jezus Christus in onze geest. “Ik ben gekomen om leven in overvloed te geven”, zegt de Heer Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10).

Geheimenissen door de Geest

Er is nog veel te zeggen over het genezende werk van de heilige Geest in de gelovigen, maar een ding wil ik hier nog noemen. De Bijbel laat duidelijk zien dat iedereen die de heilige Geest ont­vangt in tongen spreekt en de apos­tel leert dat alleen God het verstaat en dat we door de Geest geheimenis­sen spreken.

Als wij dan in tongen bidden of spreken of soms verzuchten, dan zijn dat de woorden van de heilige Geest samen met onze geest. Het zijn geheimenissen die we voor Gods aangezicht uitspreken. Zo zal de heilige Geest, als wij zelf die intentie hebben, de diepste diep­ten van onze persoonlijkheid, die wij zelf niet kunnen verwoorden of dur­ven verwoorden, samen met ons voor Gods aangezicht uitspreken. De heilige Geest zelf komt ons zo te hulp met onuitsprekelijke verzuch­tingen.

De diepste diepten van de ziel, van verdriet, pijn, afwijzing, eenzaam­heid, verwerping, verlatenheid, of nog veel ergere dingen die mensen overkomen kunnen zijn; ook zaken die ergens, soms al vanuit de voor­geslachten, als een blokkade aanwe­zig kunnen zijn, kunnen wij zo door de heilige Geest voor Gods aange­zicht uitspreken. De ziel, die als een wildernis kan zijn, schreeuwt om troost en heling en smacht naar water; naar levend water! Het levende water van de hei­lige Geest, het levende water van Gods troon, vol troost en liefelijke ontferming, vol van helende kracht zal alles gezond maken. Het zal eerst stromen door de verbrijzelde geest, die zolang van God geschei­den is geweest, en van daaruit door de verwonde ziel, die weer zal wor­den als een besproeide hof!

Door Woord en Geest

Soms krijg ik wel eens de indruk dat mensen het alleen maar van de hei­lige Geest verwachten, terwijl er maar heel weinig aandacht is voor het Woord, maar dat werkt niet! De Geest kan niets of niet veel uitrich­ten waar de liefde tot de waarheid niet aanwezig is.

En die waarheid is het Woord van God, de Bijbel die Hij ons gegeven heeft; En dan niet als kennis, maar als ‘Leven’!

Paulus schrijft aan z’n jonge vriend Timotheüs als hij spreekt over het

Oude Testament -en dat geldt voor ons eveneens voor het Nieuwe Testament- van ‘De heilige Schriften’. Waarom? Omdat hij er van overtuigd is dat de hele Schrift door de heilige Geest geïns­pireerd is en door God aan de men­sen gegeven is.

Hij vervolgt dan met: “Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk vol­komen toegerust” 2 Timoteüs 3 vers 16 en 17 (2 Tim. 03:16-17).

De volkomen mens

Deze zal genezen en gevormd zijn door alle woord van God en de wer­king van de heilige Geest: onder­richt, weerlegt, verbetert en opgevoed in de gerechtigheid. Genezen en hersteld, onberispelijk geworden naar geest, ziel en lichaam is de belofte 1 Thessalonicenzen 5 vers 23 (1 Thess. 05:23). De heilige Geest, Die in de gelovi­gen woont, bedient Zich van alle Woord van God om alles aan het licht te brengen en af te scheiden wat niet goed is en op te richten wat ziek en terneergeslagen is. De Geest leidt de gelovigen in alle waarheid, verlicht het verstand, reinigt de gedachten en brengt goddelijk leven aan, waardoor de geest zich opricht en de ziel genezing vindt. Hij is als het levende water wat de innerlijke mens doorstroomt en gezond zal maken. Overal waar dat water komt, zegt Ezechiël 47 vers 9 (Ez. 47:09), zal alles leven! En dan geldt voor ‘de verlos­sers’ die de berg Sion bestijgen: “Zo komen zij jubelend op de hoog­te van Sion en stromen toe naar het goede des Heren, naar koren, most en olie, naar schapen en runderen; Hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten” (Jer. 31:12).

“Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest!, zegt de Here der heerscharen”.

 

 

Nieuws over het lectuurproject

 

Graag wil ik namens het bestuur van de Stichting ‘Lecture Ministries’ na langere tijd de lezers van ‘Levend Geloof’ weer enige informatie door­geven over de voortgang van het lectuurproject van de Stichting. Er is in de afgelopen tijd sinds de vorige informatie heel wat gebeurd. In de loop van 2003 is naast de reeds bestaande Engelse, Franse en Spaanse vertalingen van de bijbelstu­dieseries ‘Op weg naar volkomen­heid’ en’ De Geest van de Gemeente’ ook een Roemeense ver­sie daarvan klaargekomen. Deze wordt momenteel gedrukt bij een drukkerij in Roemenië. Onze broeder lonatan Voina, welke ons met zijn gezin bezocht in 2002, is secretaris van de St. ‘Zending voor kerken’ in Roemenië en heeft het begeleiden van de druk en het in gang zetten van de verspreiding van de boeken op zich genomen. Zijn inmiddels gehuwde dochter Adina Muntean heeft voortvarend gewerkt aan de vertaling vanuit de Engelse versie. In het gebouw van de Volle Evangelie Gemeente in Den Helder wordt sinds kort door een echtpaar uit Azerbeidjan gewerkt aan een vert­aling in het Russisch. Hiervoor heeft het bestuur kunnen zorgen voor het beschikbaar stellen van een compu­ter met Russisch toetsenbord. Ondergetekende heeft in dit voorjaar contact gehad met de leiding van de Iraanse Evangelische kerk in Europa, waarvan alleen al in Nederland 222 gemeenschappen bestaan, met een centrale gemeente in Almere. Zij hebben grote belangstelling voor de Bijbelstudies en hebben deze met andere studies op hun website gezet, welke via een eigen satellietverbin­ding ter beschikking komen van Iraanse christenen in vele landen in de wereld, maar ook in het moeder­land Iran. Ook zijn ze bezig om een vertaling in het Farsi te realiseren. Hun gemeenschappen betreffen niet alleen gemeenten in Iran zelf, maar ook in de grensstaten daarvan, zoals de Arabische wereld, Turkije, Armenië en voormalige Sovjetstaten. Zowel in Azië, Europa en Amerika bereiken ze naar schatting zo’n 90 miljoen gelovigen . In Iran bezitten ze o.a. een (geheime) drukkerij, waar de boeken gedrukt kunnen worden. Ook dit contact lijkt een open deur te wezen en we bidden voor een juist vervolg van hiervan.

Uitgangspunt

Het uitgangspunt van onze Stichting is het kosteloos beschikbaar stellen van Bijbelstudie-materiaal aan lei­dinggevenden binnen de groeiende christelijke kerk, met name in de zo genoemde ‘derde wereld – landen’. Het project zet zich nog steeds voort en blijkt in een behoefte te voorzien. Uit reacties van ontvangers van de reeds eerder verspreide Engelse en Franse versie over landen van met name Afrika, blijkt dat vele broeders en zusters rijk gezegend worden door de bijbellessen. Ontstonden de Engelse en Franse vertalingen al op wonderlijke wijze, even wonderlijk en naar mijn overtui­ging door de Heer geleid is het con­tact met zendelingen in Peru ont­staan (Wim en Sonja Odendaal en Sergio en Mary Allauca), waardoor inmiddels een Spaanstalige versie van de beide series gereed is geko­men. Het eerste deel van de bijbel­lessen is al gedrukt in een oplage van 4 a 5000 exemplaren en deze boe­ken worden momenteel verspreid onder gemeenten en bijbelscholen in meerdere landen van Zuid Amerika. In het najaar van 2004 hopen we ook het tweede deel te kunnen laten drukken, eveneens in Peru. Het voor­deel hiervan boven het drukken in en verzenden vanuit ons eigen land is het besparen van grote verzendkos­ten overzee, terwijl het drukken op zich wel zo’n 30 % goedkoper word) uitgevoerd tegen een vergelijkbare kwaliteit als in ons land. Vanuit de verzoeken, welke per e- mail naar ons toekomen, zenden we de genoemde Bijbelstudies ook per omgaande mail toe aan deze adres­sen, hetzij in het Nederlands, Engels, Frans of Spaans.

Sinds enkele maanden geeft onder­getekende op verzoek ook geregelde Bijbelstudies in een Engelssprekende gemeente met veel Ghanezen en andere Afrikaanse asielzoekers in Lelystad. Deze in les vorm opgezette studies worden vertaald in het Engels en wekelijks van te voren op papier uitgereikt. Ze worden tevens uitge­reikt aan andere groepen (Engelssprekende) gelovigen (vaak al of niet uitgeprocedeerde asielzoekers in binnen- en buiten)land. Ook de Stichting ‘Ambassadeurs du Christ’ (Thea de Jong – Tonkens) maakt gebruik van de Bijbelstudies in haar contacten in diverse asielzoekerscen­tra en de contacten in Afrikaanse lan­den. Wonderlijk genoeg kwamen we in Lelystad tot de ontdekking, dat de vertaling van zowel de mondelinge als schriftelijke studies door het zelf­de Nederlands – Engels echtpaar gebeurt, dat aan het begin van het lectuurproject (1996) de vertaling in het Engels ook verzorgde. Pas in Lelystad leerden we elkaar kennen. De gemeente aldaar heeft binnen haar verbanden ook meerdere con­tacten met andere buitenlanders, welke hier verblijven, waaronder veel asielzoekers.

Ook op deze wijze vindt het lectuur­project voortgang en wordt het heer­lijke volle evangelie van onze Heer Jezus Christus verspreid. Uit de reactie  blijkt, dat men door de studies , gezegend wordt. Ons bidden voor een vertaling in het Bahasa Indonesia gaat nog steeds door. Ook in dit taalgebied leven veel christenen, welke vaak onder sterke druk vanuit de Islam leven. Er is bij de christenen in dat immense werelddeel grote behoefte aan gerich­te Bijbelstudie-lectuur, maar we wachten nog op geschikte vertalers vanuit het Nederlands of het Engels.

Innerlijke visie

Het project Lectuur is indertijd gebo­ren uit een innerlijke visie, dat het door ons zo geliefde ‘volle evangelie van onze Heer Jezus in de hele Gereld zal gepredikt worden, zoals de Heer Jezus reeds voorzei in Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14): “Dit evangelie van het Koninkrijk zal over de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken en dan zal het eind(doel) gekomen zijn (gezien worden)”.

lectuurproject

Toen ik na een ernstig auto-ongeluk in 1987 in coma in het ziekenhuis lag en voor mijn leven werd gevreesd, sprak de Heer door een broeder over mij uit wat in Psalm 2 staat: “Mijn zoon zijt gij, Ik heb u heden verwekt. Vraag mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel en de einden der aarde tot uw bezit”. Door een andere (Italiaanse) broeder werd in dezelfde tijd geprofeteerd, dat ik maar kort in het ziekenhuis zou liggen, hetgeen onwaarschijnlijk leek vanwege de ernst van de lichamelijke verwondin­gen en men voor mijn leven vreesde. Sinds mij deze feiten naderhand wer­den verteld, hebben ze mij niet meer los gelaten. Hoewel ik tot verbazing van velen inderdaad na dit ongeval vrij snel weer gezond en wel mijn aardse taken kon verrichten, wist ik innerlijk, dat de genoemde profetie uit Psalm 2 betrekking had op diepe­re dingen dan slechts het herstel van mijn lichaam.

Hoewel ik geloofde, wat in deze pro­fetie gezegd was, had ik echter geen idee, hoe dit gerealiseerd zou wor­den. Met terugblik echter op de ont­wikkelingen van de afgelopen jaren, geloof ik zeker, dat het lectuurproject in deze context past. Ik heb het genoemde ongeval en de gebeurtenissen daarna als een ‘keer­punt’ in mijn leven ervaren. De Heer legde mij in deze periode tijdens persoonlijk gebed en Bijbellezen ook enkele teksten uit de bijbel zwaar op mijn hart: Johannes 4 vers 35 (Joh. 04:35): “Zie, Ik zeg u: slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oog­sten”. Matteüs 9 vers 37 en 38 (Matt. 09:37-38): “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er (te) weinig”.

Matteüs 14 vers 14 tot en met 16 (Matt. 14:14-16): “… een grote schare … met ontferming over hen bewogen … Bij het vallen van de avond … geef gij hun te eten”. Matteüs 10 vers 8 (Matt. 10:08): “… om niet hebt gij het ontvangen, geef het om niet”.

Steun noodzakelijk

Wij zijn voelen ons mede geroepen om dit te bewerken. Waar echter het uitzenden en onderhouden van zen­delingen duur en schaars is en bovendien veel landstreken in de wereld daarvoor zijn toegesloten, kan gerichte lectuur, op schrift of per e- mail, evenals radio- en televisiepro­gramma’s betrekkelijk gemakkelijk de grenzen van landen en werelddelen passeren en redelijk goedkoop beschikbaar worden gesteld. De voorziening met bijbelstudielectuur is vanuit deze visie daarom in principe kosteloos voor de ontvan­gers. Graag breng ik daarom het lec­tuurproject nog eens onder uw aan­dacht. Het project draait volledig op het binnenkomen van giften. Tot nog toe is er steeds genoeg geld binnen­gekomen om de doelen te realiseren. Praktisch al het geld wat binnenkomt wordt rechtstreeks gebruikt voor het drukken en verzenden van de lectuur. Mocht het in uw hart zijn in dit pro­ject te willen participeren, dan kunt u naast gebed en dankzegging hiervoor ook uw financiële bijdrage inschake­len. Namens het bestuur van de Stichting bid ik u zegen en wijsheid toe in uw persoonlijke beslissing. Hierbij de noodzakelijke gegevens indien u besluit het project te onder­steunen.

Namens het bestuur van de Stichting, Hessel Hoefnagel

 

Een leven van overwinning door Cees Maliepaard

Overwinningsliederen behoren tot de graag gezongen toppers in vele samenkomsten. Dat was in een grijs verleden al zo, met uitdrukkingen als ‘overwinning, overwinning door het bloed van Calvarie’, en dat is in onze dagen nog niet anders. Een mens lijdt nu eenmaal niet graag nederlagen, en dat verandert ook niet wanneer iemand christen wordt.

Zonder strijd geen overwinning

Het is een bekend gegeven dat een overwinning bevochten zal moeten worden. Wanneer in de vorige eeuw de geallieerden de strijd tegen de as Berlijn-Rome niet aangegaan waren, zouden we met z’n allen nu nog zuchten onder de heerschappij van de nazi’s. En naar alle waarschijn­lijkheid zou dat ergens op de Oekraïne geweest zijn, want de lage landen aan de zee zouden na de Tweede Wereldoorlog voor onze zegevierende oosterburen bestemd zijn.

In de geestelijke wereld behoort het principe van geen overwinning zon­der voorafgaande strijd, ook tot de realiteit van alle dag. Als Jezus twee

millennia terug Koning Dood niet overwonnen had, zouden we van­daag de dag het eeuwige leven wel op onze buik hebben kunnen schrij­ven. Maar doordat Gods eerste Zoon het voor ons allemaal heeft opgeno­men, plukken we daar de vruchten van in een herstelde relatie met God in dit leven en in een visie op de toe­komende dingen in het Koninkrijk van God.

Dat betekent echter niet dat we in een verlangen naar succesbeleving de strijd dienen op te zoeken. Net zomin als het juist is wanneer wereldleiders onder valse voorwend­selen een oorlog ontketenen, net zomin valt er heil te verwachten van activiteiten in het zonder noodzaak doen ontbranden van een geestelijke strijd in de hemel.

Geroepen strijders?

Kan iemand een geroepen strijder zijn? In de natuurlijke zin is het mogelijk dat een mens zich sterk aangetrokken voelt tot het militaire leven. De betrokken man of vrouw kan dan besluiten het beroep van militair te kiezen. Maar het maken van een keus tot demonenbestrijder, valt onder de categorie bedieningen waar de Heer geen mens toe roepen zal.

Wat staat Paulus in zijn brief aan de Efeziërs dan voor ogen met de omschrijving van de geestelijke wapenrusting? Wel, hij heeft die stellig niet opgetekend voor enkele gemeentelijke specialisten, maar juist voor een ieder die in de Christus is ingevoegd. Dat wapen­tuig hebben we nu eenmaal nodig, precies zoals een moderne soldaat de beschikking heeft over allerlei geavanceerd oorlogsmateriaal.

Het is toch niet denkbaar dat een staatshoofd een oorlog gaat organi­seren enkel om z’n laatste snufjes in de bewapeningswedloop in de prak­tijk uit te proberen? Hoewel je zoiets maar nooit weet natuurlijk. In rela­tie met de Heer is dit in de geestelij­ke strijd helemaal buiten alle pro­porties. We zullen de machten der duisternis niet bestrijden om het bestrijden zelf of omdat zoiets ons een geestelijke ‘kick’ zou kunnen geven, want geestelijk avonturisme past niet in wat voor bediening iemand ook van de Heer meegekre­gen mag hebben.

De grootste overwinning

De strijd tegen de machten der duis­ternis is reëel; daarvan zullen we wel degelijk doordrongen moeten zijn. Ieder mens heeft af en toe met strijd te maken. Dat komt dan niet omdat we de confrontatie met de boze zelf zoeken, maar omdat hij het initiatief daartoe neemt.

Op basis van Jezus’ zegevierende terugkeer uit het dodenrijk is er voor ieder die geloof in Hem stelt, over­winning over de ontluisterende macht van de dood. Deze kan hoogstens het lichaam nog geweld aan­doen, maar onze innerlijke mens mag voor altijd vrij zijn van zijn inti­midaties.

De grootste zegepraal die ooit door een mens behaald is, is de weerspie­geling van het Vaderbeeld in het leven van alledag. Die glorie kun je jezelf niet toe-eigenen, maar die is wel te realiseren in relatie met Gods eerste Zoon. Jezus heeft dit voor ons mogelijk gemaakt door onbaatzuch­tig voor ons in de bres te springen en ons te laten delen in de heerlijk­heid die Hij bij de Vader heeft.

 

Licht en duisternis door Tea Keuper

Zaterdag, voor veel mensen een dag zonder of weinig ‘moeten’. Tijd voor gezin, samenleving, ontspanning, sport en gezelligheid. Vanmorgen verdiepte ik mij in het AD-magazine, waarin een artikel over ‘In hoger sferen’ stond. Over de goede eigen­schappen van ‘mediteren’. Maar dan wel op de manier zoals veel mensen dit doen, die God, de Vader van Jezus Christus, niet kennen. Ze ^^n het vanuit oeroude culturen, met name uit het boeddhisme. In de chr. boekhandel zijn hierover ook brochures te koop. Mij troffen een paar zinnen tussen een scala van psychologische termen en namen. Ook waren er interessante hersen- foto’s bij.

Het blad schrijft: “De drang om iets bovennatuurlijks te geloven zit in onze genen ingebakken en dient een duidelijk overlevingsdoel”. En even verder: “Geloof is van alle tijden en alle volkeren. ‘God’ is de reflectie van een fundamentele behoefte, deel uit te maken van iets ‘groters’. Hem aanbidden geeft, of Hij nu bestaat of niet, exact dezelfde ontsspanningsrespons als meditatie. Bidden is waar­schijnlijk zelfs de ultieme vorm van meditatie, omdat het stress elimi­neert en positieve gevoelens aanwak­kert. Niet voor niets leiden bidden en kerkbezoek wereldwijd tot een langer en gezonder leven”. Verder lezend vond ik: “Aardig te weten dat één van de krachtigste vormen van meditatie uitstekend harmonieert met ons calvinistische wereldbeschouwing: ‘noeste arbeid'”

Ik zal u allerlei onuitspreekbare namen van bekende psychologen, genoemd in dit artikel, besparen. In gedachten zag ik ‘de oude slang, Gods tegenstander’ bezig, de men­sen op dwaalsporen te leiden door hen in verschillende goden en gees­ten te doen geloven.

Wat zijn we dan toch rijk als we een levende relatie hebben met de énige God, Vader van Jezus Christus, Schepper van al wat leeft! Als we Hem steeds beter leren kennen en ook het geweldige plan dat Hij voor ons als Zijn kinderen heeft. Hij die nieuwe scheppingen van ons heeft gemaakt, vernieuwde mensen, die weten wat ‘geloof, hoop en liefde’ betekenen. De God die ons vrede en blijdschap geven wil en ons uit stress wil halen, als we eenvoudig naar Hem toegaan, stil voor Hem worden en bidden tot Hem! Zijn Geest wil zelfs in ons wonen, omdat Hij onze geest begeert met jaloers­heid! Wat kun je daar blij van wor­den!

Anderzijds denk ik aan alle misleide mensen, die wel zoeken naar de duistere kant, waar Satan misleidt en vernielt. Het doet me bidden: “Heer, help ons en leidt ons door Uw Geest en uw liefde en bewogen­heid, deze mensen, waar we kun­nen, eenvoudig de geweldige waar­heid van Uw evangelie door te geven. Stuur ze maar op ons pad! Want U wilt het behoud ook van die mensen!”

Bidt en werkt u mee vanuit de barm­hartigheid van Christus?