Selecteer een pagina

Levend Geloof – 419

2002.07-08 Levend geloof nr. 419

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Zoals wij in ons vorige nummer al hadden aangekondigd staat er in dit num­mer onder andere een artikel over de noodzaak van geestelijke groei. Wij willen er onze lezers speciaal op attenderen, niet omdat we dit zelf geschreven heb­ben, want er vindt in ons blad geen competitie plaats tussen de verschillende schrijvers; iedereen die in ons blad schrijft is even belangrijk. Bovendien zijn de artikelen verschillend van aard, dat wil zeggen, naast de specifieke bijbelstudies, zijn er artikelen die primair gericht zijn op de praktische geloofsbeleving, terwijl andere, zoals in de rubriek ‘Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven’, inhaken op de actuele gebeurtenissen van deze tijd.

Maar wat wij in ons eigen leven in de loop der jaren hebben ontdekt is dat voor de verdere ontwikkeling van ons persoonlijk geloofsleven ‘geestelijke groei’ van levensbelang is, willen we stand kunnen houden temidden van alles wat er van­uit de geestelijke wereld op ons afkomt. Deze aanvallen vanuit het rijk der duisternis, die zich in de eerste plaats richten op onze denkwereld, kunnen alleen weerstaan worden als we sterke en standvastige christenen zijn die niet met het minste of geringste zuchtje tegenwind voor de vlakte gaan. En om een stabiel geloofsleven te hebben is geestelijke groei een absolute must. Het volwassen- christenzijn komt niet als een soort automatisme uit de lucht vallen.

We willen geloof hebben dat velen door dit artikel gezegend zullen worden, dat wil zeggen ook meer en meer deze ‘weg van geestelijke groei’ gaan ontdekken en beleven. Heeft u eigen ervaringen op dit terrein die u graag met anderen wilt delen, geef ze aan ons door. Wel verzoeken wij u dit bij voorkeur schriftelijk (brief, e-mail, fax) te doen. We willen graag van elkaar leren, zodat we uiteinde­lijk gezamenlijk als oprechte christenen, het grote einddoel ‘de volkomenheid in Christus’ zullen bereiken. En we mogen er zeker van zijn dat, zoals Paulus des­tijds al schreef aan de gemeente te Filippi, “Hij die in ons een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus”.

 

Bij de voorplaat Gustav Doree

“En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal. Toen Hij de scharen zag, werd hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben. Toen zei Hij tot zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig.

Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst” Matteüs 9 vers 35 tot en met (Matt. 9:35-38).

 

Zomeraktie door redactie

Het is elk jaar weer verrassend te bemerken hoe gelukkig de mensen zijn met het bestaan van Levend Geloof. En hoe zij dit bijvoorbeeld tot uiting brengen met het over­maken van een extra bijdrage tij­dens onze zogenaamde zomerac- tie. Ook nu willen wij iedereen bedanken voor deze hulp. En tot hen die nog van plan zijn een bij­drage over te maken (de zomerac- tie loopt nog tot en met septem­ber) zeggen wij: “alvast bij voor­baat hartelijk dank”! Omdat wij onze tijd zo effectief mogelijk pro­beren in te vullen, sturen wij niet altijd een bedankbrief, maar wees er van overtuigd dat onze dank er niet minder om is. Velen zijn blij met Levend Geloof vanwege de veelzijdige en duidelijk uitleg van het zogenaamde volle evangelie. Soms is het ook de enige mogelijkheid die men heeft om met het evangelie in contact te komen, zoals een zuster uit het westen van het land telefonisch te kennen gaf. Terwijl een broeder uit Zeeland schreef: “Deze week Levend Geloof weer ontvangen. Zoals de meeste keren werd door mij geen letter ongelezen gelaten. Wat hebben we toch een geweldig rijk evangelie en nog is het einde niet in zicht. Van harte hoop en bid ik dat Levend Geloof nog lang door mag gaan met de weg te wijzen naar de volle waarheid”. Kortom velen ontvangen zegen en geloofsopbouw door het lezen van het blad. Het vervult ons met dankbaarheid en inspireert ons bij de samenstelling van ieder num­mer zo goed mogelijk voor de dag te komen.

 

Wat Gods Geest in ons wil verwekken door Gert Jan Doornink

Eén van de grootste ontdekkingen die wij als kind van God kunnen doen is de belangrijkheid van geestelijke groei. Zonder geestelijke groei zullen we nooit het einddoel -de volkomen­heid in Christus- bereiken. Zonder geestelijke groei zal ons leven meer gekenmerkt zijn door nederlaag dan door overwinning. Zonder geestelijke groei zullen we niet optimaal kunnen functioneren in dienst van Gods Koninkrijk.

In dit artikel willen we ons daarom bezig houden met enkele facetten van deze geestelijke groei met de bedoeling dat we gaan ontdekken en beleven dat we er in geen enkel opzicht zon­der kunnen en bovendien hoe de rijk­dom en blijdschap van ons geloofsle­ven er door bevorderd wordt.

Wat is geestelijke groei?

In gesprekken met medechristenen merken we soms dat men weinig of geen weet heeft van wat geestelijke groei nu eigenlijk is. Nog afgezien van het feit dat men de noodzaak ervan niet in ziet, is er bij veel chris­tenen in dit opzicht een blinde vlek, een groot braakliggend terrein, waar­van Satan, onze grote tegenstander, een handig gebruik maakt. Velen gaan wel naar allerlei bijbelstudies en -cursussen, of bezoeken seminars en conferenties, maar dat is nog geen garantie dat men daardoor geestelijk groeit. Men kan zelfs heel veel theoretische bijbelkennis heb­ben en toch geblokkeerd zijn ten aanzien van deze groei. Dikwijls blijkt bij veel kennis van de Bijbel dat men zich vastgegraven heeft in allerlei standpunten, die men ten koste van alles wil vasthou­den ook als blijkt dat ze niet juist zijn. Maar dat laatste wil men dan niet toegeven.

’t Gevolg is dat men zich afsluit voor de ander die bepaalde dingen anders ziet, waarbij we dan ook nog menen dat de ander de dingen fout ziet. Elke verdere discussie wordt dan onmogelijk. En degene, die men zo graag van eigen gelijk wil overtui­gen, keert zich van ons af en gaat een eigen weg.

Maar is kennis van de Bijbel dan niet belangrijk? Natuurlijk wel, als het maar op de juiste wijze en onder de leiding van Gods Geest tot stand komt en gebruikt wordt. (Lees ook het artikel: ‘Op zoek naar de juiste bijbelvertaling’ in de rubriek ‘Geestelijk licht’).

Tweeërlei groei

In het natuurlijke leven is groei iets dat volkomen vanzelfsprekend is. De ontwikkeling vanaf de geboorte als baby is al begonnen in de moe­derschoot, vanaf het moment van bevruchting, maar vanaf de geboorte krijgt het gestalte. Iedereen spreekt nog altijd van een wonder als een kind geboren wordt en dan de fase van ontwikkeling en groei begint. Als vader en moeder ontdek je bij het opgroeien van je kind steeds weer nieuwe dingen, waarover je je verwondert. Je gaat je pas zorgen maken als er iets niet goed is, als een kind bijvoorbeeld achterblijft in zijn of haar groei. Je doet er dan alles aan dat het wordt opgelost en de groei op normale wijze kan door gaan.

Maar hoe is het met de geestelijke groei? Zijn we daar ook zo op gefixeerd dat het ongestoord en in overeenstemming met Gods wil en verlangen verloopt? Want laat daar­over geen enkel misverstand bestaan: Gods grote verlangen is dat we geestelijk groeien en het volwas­sen stadium bereiken, zodat we vol­waardige getuigen van Hem en Zijn Koninkrijk zullen zijn. De eerste christenen waren er ten volle van overtuigd dat deze grote doelstelling gerealiseerd behoorde te worden. En de toonaangevende leiders van de eerste gemeenten spraken en schreven daar ook over. Denk bijvoorbeeld aan wat de apostel Paulus in zijn brief aan de gemeente te Efeze daarover schrijft. In Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13) geeft hij aan hoe wij de “eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon van God” dienen te bereiken. Hij noemt dat “de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus” .

En dan schrijft hij in Efeze 4 vers 14 en 15 (Ef. 04:14-15) wat daarvan de positieve gevolgen zijn: “Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neer, heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar hem toe, die het hoofd is, Christus”. Hoe belangrijk dat is schrijft hij in het daarop volgende vers. Hij wil als het ware zeggen: daar gaat het uit­eindelijk om, dat is het resultaat, want “aan Christus ontleend het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde”.

Onze betrokkenheid

‘Elk lid van de gemeente, iedereen die een nieuwe schepping in Christus is, is dus bij dit groeiproces en de vrucht daarvan betrokken. Maar zijn we ons dat bewust? Wie de huidige situatie van de gemeente bekijkt met zijn verdeeldheid, liefde­loosheid en krachteloosheid, kan alleen maar constateren hoe ver dit van ons afstaat.

Vele kinderen Gods worden meer in beslag genomen door allerlei theo- riën, bijvoorbeeld hoe de volgorde van de gebeurtenissen in de eindtijd allemaal precies zal verlopen. Op zich niet erg, zolang men er maar geen leer van maakt die men ande­ren wil opleggen. De redaktie van dit blad bijvoorbeeld wordt bijkans bedolven onder allerlei geschriften, bladen, e-mails, enz., over wat er allemaal gaat gebeuren, soms zijn het ‘profetisch ontvangen bood­schappen’, waarbij het één het ander vaak tegenspreekt. De “eenvoudige en loutere toewij­ding aan Christus”, waar het werke­lijk om gaat, is dan geheel uit het zicht verdwenen. Het is immers veel interessanter ons bezig te houden met allerlei speculaties waar je zo heerlijk over praten en discussiëren kunt met anderen. Alsof de gemeen­te ven Christus een politieke partij is!

De grote doelstelling

Toen Jezus op aarde was werd Hij beheerst door één grote doelstelling: hoe krijgt het Koninkrijk van mijn Vader gestalte en hoe worden de mensen, die mijn Vader naar Zijn beeld geschapen heeft, daarbij weer betrokken? Hoe komen ze los van de verkeerde invloedsfeer van het Rijk der duisternis? Daar had Hij alles, uiteindelijk zelfs Zijn leven, voor over.

En wij die geroepen zijn in Zijn voetstappen te treden, behoren dat­zelfde verlangen en doelstelling in ons te hebben. Wanneer wij geen geestelijke groei kennen, blijft dit achterwege. Gods Geest wil dit ver­langen in ons verwekken, maar als we de Geest bedroeven door in een beginstadium van ons geloofsleven te blijven steken, zijn we niet alleen ongehoorzaam aan het verlangen van de Vader maar bovendien bena­delen onszelf met alle negatieve gevolgen van dien. In het natuurlijke leven komt aan de groei op een gegeven moment een einde om uiteindelijk over te gaan in het proces van het ouder worden dat gepaard gaat met lichamelijke afta­keling. Maar dat geldt niet in geeste­lijk opzicht, althans als we dat wil­len. Iedere mens heeft een vrije wil en ook bij de wedergeboren mens blijft deze wil van het ‘ja of nee-zeg­gen’ volledig intakt. Wie echter eenmaal ‘ja’ tegen Christus heeft gezegd is toch wel erg dom en dwaas als hij geen ‘ja’ blijft zeggen tegen de verdere geestelijke groei waardoor hij meer en meer wordt omgevormd naar het beeld van Christus.

De verdeeldheid, liefdeloosheid en krachteloosheid van velen in de gemeente van Christus mag ons niet afleiden om ons van dit hoge doel af te houden. Eén ding is zeker, de echte, werkelijke gemeente van Christus komt toch tot stand. Met Paulus, en andere waarachtige gelo­vigen, weten we dat met grote zeker­heid in ons hart.

“Want óns heeft God het geopenbaard door de Geest” 1 Korinthe 2 vers 10

(1 Kor. 02:10). Terwijl Paulus even ver­derop in vers 15 duidelijk stelt dat “de geestelijke mens alle dingen beoordeeld, maar zelf door niemand beoordeeld wordt”.

Kenmerken en gevolgen

Wat zijn nu de voornaamste ken­merken en gevolgen van en voor christenen die geestelijk groeien en uiteindelijk het volwassen stadium bereiken? In de eerste plaats hoe meer we groeien en uiteindelijk ‘volgroeid zijn’ hoe meer we werke­lijke beelddragers van Christus zijn geworden. Anderen zien ‘Christus’ in ons. Let wel: we zijn Christus niet, Hij was eenmalig in deze wereld, maar we lijken nu op Hem. Een vrucht die volgroeid is, is prach­tig van kleur, is rijp dus eetbaar. Maar een vrucht die nog in de groei is, kun je nog niet eten, smaakt zelfs bitter, terwijl ook de uiteindelijke fraaie kleur nog ontbreekt. Bij christenen die geestelijk groeien raken alle negatieve eigenschappen, die Paulus in Galaten 5 de ‘werken van het vlees’ noemt, hoe langer hoe meer op de achtergrond, terwijl de ‘vrucht van de Geest’ meer en meer tevoorschijn komt.

Geestelijk groeiende christenen zijn zich ook bewust van de geestelijke plaats die zij hebben ontvangen met Christus is in de hemelse gewesten. Zij zijn tot de ontdekking gekomen dat zij alleen van daaruit kunnen strijden en overwinnen. Zij weten dat zij te maken hebben met een vijand, die weliswaar door Jezus overwonnen is aan het kruis van Golgotha, maar wiens eindaf- gang en totale ondergang nog moet plaatsvinden.

Deze vijand manifesteert zich op allerlei wijze, soms rechtstreeks via infiltratie van ons gedachtenleven, maar veelal ook via andere mensen. Zij zijn zich meestal niet bewust dat zij door de geesten van deze vijand geïnspireerd worden. Het meest geraffineerd is echter zijn optreden als hij zich manifesteert via geeste­lijk niet gegroeide christenen. De geestelijk volgroeide christen heeft dan de takt en de wijsheid in zulke gevallen toch in liefde om te gaan met hen. We gaan niet direct zeg­gen: “Ik ga je bevrijden in de naam van Jezus”, tenzij de andere persoon dat te kennen zou geven en wij daar­bij door Gods Geest geleid worden. Ook gaan we onszelf niet op de borst slaan door bijvoorbeeld te zeg­gen: ik ben een geestelijk volgroeid christen en jij bent dat niet… Dat zou een averechts effect hebben en een teken zijn dat we zelf nog niet geestelijk volwassen zijn. Ook hier zal Gods Geest ons openbaren wat we in bepaalde gevallen moeten doen: het kontakt met bepaalde personen moeten verbreken, of juist door een intensief kontakt op te bouwen de ander uiteindelijk ‘win­nen’ om ook een echte christen te worden.

Let er wel op dat Jezus -ons grote voorbeeld- zich altijd tussen gewone mensen bewoog; Hij had omgang met mensen van diverse pluimage. Alleen de vrome leidslieden hield hij op een afstand en ontmaskerde hen als mensen die niet werkelijk ston­den in dienst van de levende God.

Geen super-christenen

Maakt een geestelijk volgroeid chris­ten dan nooit geen fouten meer? Natuurlijk wel! Geestelijk volgroeid zijn maakt ons niet tot een soort super-christenen die zich ver verhe­ven voelen boven andere christenen. Dan zou er van een verkeerde- of scheefgroei sprake zijn. Maar naar­mate we geestelijk groeien heeft dit tot het geweldige positieve gevolg dat we ons meer en meer als werke­lijke christenen gaan openbaren op een wijze zoals God dat bedoelt. We zijn bijvoorbeeld vergevingsge­zind als ons onrecht is aangedaan, hebben een positieve instelling, en echte blijdschap en vrede kenmerkt ons leven. Kortom, we bewegen ons op flexibele, ontspannen wijze door het leven. Zonder onszelf of anderen wetten op te leggen, maar met de zekerheid in ons hart dat het geluk dat we ooit gevonden hebben, uitgroeit tot een steeds groter geluk dS eeuwig standhoudt! Dat wil de Geest van de levende God in ons verwek­ken!

Laten we daarom in geen enkel opzicht die Geest beletten dat in ons tot stand te brengen, want Gods heerlijkheid komt pas ten volle tot openbaring in een gemeente die “stralend, zonder vlek of rimpels of iets dergelijks is”. Een gemeente die, zoals Paulus zo prachtig omschrijft in Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27), “heilig is en onbesmet”. Geen utopie maar de eindvoltooiing van de geestelijk vol­groeide nieuwe schepping in Christus.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Daar stond-ie, met z’n voeten in het zijn wortels diep en stevig in de aarde en met zijn volle takken juichend ten hemel geheven. En overal vertoon­den zich mooie rijpe vruchten. Een feest voor het oog. Klein, heel klein was hij begonnen, onder de grond. Niemand had het aller­eerste begin gezien, maar na een poosje piepte het steeltje met blaadjes boven de aarde uit. Nu kon het licht ontvangen en het boompje begon te groeien. De jaren gingen voorbij. De regens en de zon deden het vanzelf groeien en bloeien, ’t Was niet altijd even gemak­kelijk want soms waren er slagregens die hem wel eens wat bladeren kostten. Ook zorgden felle windstoten ervoor dat er wel eens een tak afknapte, maar onverstoorbaar groeide hij door. En wanneer er soms iemand was die tegen zijn stam stond te plassen, verblikte of verbloosde hij niet. Iemand klom wel eens, om meer uitzicht te krijgen, in hem naar boven, maar hij was sterk genoeg om hem te dragen. Soms bouw­den jongens in hem een hut en richtten een club op. Eens sneed een oude man een tak af en maakte er een stok van om op te steunen. Vogels nestelden in zijn takken en voelden er zich veilig. De boom vond het heerlijk dat hij zoveel mensen van dienst kon zijn, vooral wanneer de tijd kwam dat de smakelijke vruchten rijpten waarmee de mensen zich konden voeden. Maar toen, op een kwade dag in de herfst, er een man aankwam, met een zaag. Hij bekeek de boom van boven tot onder, mompelde goedkeurend en begon onderaan de stam te zagen. De appel­boom schreeuwde het uit. Wat ging er nu gebeuren?!

Veel tijd had hij niet om na te denken, want even later stortte hij met een verschrikkelijke klap krakend ter aarde en het werd donker om hem heen. De takken werden eraf gehaald en in stukken gezaagd, bestemd om mensen warmte te geven. De bladeren werden eraf geritst en naar een composthoop gebracht om later bloembedden vrucht­baar te maken. De stam werd tot planken gezaagd zodat ze konden dienen tot bouwmateriaal. Ja, de boom was vele mensen nog tot nut toen hij dood was. Zelfs de stronk werd gerooid en weggesmeten.

Er kwam een man aangelopen. Hij bekeek de plaats waar eens de boom had gestaan en schudde zijn hoofd. Plotseling bukte hij zich en raapte een gekneusde appel op die in het hoge onkruid was blijven liggen. Hij bekeek hem, pakte zijn zakmes, sneed hem voorzichtig open en zag dat er in het klokhuis een paar pitten zaten. Toen ging hij naar huis, naar zijn klei­ne serre en plantte de pitten voorzichtig in een potje met goede, warme aarde. Het duurde niet lang of er kwam weer wat tevoorschijn! Eenzelfde soort boom. Jaren later stond er weer een appel­boom te pronken, maar deze keer in een bewaakte tuin, zodat hij onbelemmerd kon bloeien en groeien en vruch­ten dragen. Er kon geen stroper meer bijkomen. En de eigenaar? Vaak liep hij op een zomerse dag naar buiten en ging onder de boom zitten, met z’n rug tegen de stam, om heerlijk uit te rusten en te genieten van de vrije natuur. En, als je heel, heel goed kijkt, zie je dat, als hij omhoog kijkt, de man en de boom elkaar een knipoogje geven.

 

Gestorven om voor God te leven door Wim te Dorsthorst.

 

Voor het nu volgende is het raadzaam om Romeinen 6 vers 1 tot en met 23 (Rom. 06:01-23) eens aan­dachtig door te lezen.

Als je Romeinen zes leest dan zou je je kunnen verbazen over de stellig­heid waarmee de apostel Paulus schrijft over de waterdoop en de con­crete, heerlijke gevolgen daarvan. Duidelijk spreekt uit zijn schrijfwij­ze dat het voor hem vaststaat: een waarachtig christen is iemand die in de waterdoop met Christus gestor­ven is en dat het daarom onmogelijk is om verder als een onveranderde voort te leven. Liefst 9 maal spreekt hij in de eerste 14 verzen over dit principe van gestorven te zijn. Hij maakt duidelijk dat het oude en het nieuwe leven gescheiden zijn door een onoverbrugbare kloof, namelijk door het sterven en in de dood van Jezus Christus. Het betekent een absoluut einde van het ene, het oude leven, en een overgang naar een ander, een nieuw leven in Christus, waarvan geen terugkeer mogelijk is. Er is uiteindelijk geen vermenging mogelijk van die twee levens, oud- nieuw, vlees-geest.

Leven voor God

De apostel verwoordt dat in Galaten 2 vers 19 en 20 (Gal. 02:19-20) als volgt: “Want ik ben door de wet voor de wet gestor­ven om voor God te leven. Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven”. (Dit is één van de uitgangsteksten van deze serie – zie afl. 01).

Heel veel christenen komen helaas niet verder dan de belijdenis: ‘Ik geloof dat mijn zonden vergeven zijn door het bloed van Jezus Christus’.

Natuurlijk gelooft de apostel dat ook, maar hij gaat veel verder als hij zegt: ‘Ik ben door de wet voor de wet gestorven, ik ben met Christus gekruisigd, dus niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij; om voor God te leven’! Dat was voor de apostel geen theorie, maar een dagelijkse realiteit, daar leefde en werkte hij dagelijks uit. Dat schrijft de apostel van zichzelf, maar dat behoort de belijdenis en de werkelijkheid van alle waarachtige christenen te zijn: “Ik ben met ” Christus gekruisigd dus niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij…”

Een christen leeft niet meer voor zichzelf, is niet meer van zichzelf en doet niet meer wat hij/zij maar wenst, maar is van Hem die hem/haar gekocht en betaald heeft 2 Korinthe 15 vers 5b (2 Kor. 15:05b). De apostel zegt in Romeinen 7 vers 4a (Rom. 07:04a): “…om het eigendom te worden van een ander, van Hem, Die uit de doden opge­wekt is, opdat wij Gode vrucht zou­den dragen”.

Deze grondgedachten kleuren al de brieven van deze grote Godsman.

De werkelijkheid van Christus wij weten dat de Heer Jezus zelf aan Paulus dit evangelie, wat hij zo lief had en wat hij verkondigde, geopen­baard heeft, Galaten 1 vers 11 en 12  (Gal. 01:11-12). De Heer zal hem ook hebben laten zien dat alle schriften van Hém spraken en hoe Hij de vervulling of voltooiing was van het Oude Verbond, wat een schaduw was van de werkelijkheid in Christus. Als Farizeeër en Schriftgeleerde was hij doorkneed in de Schriften en toen de Heer hemzelf het evangelie van het Koninkrijk Gods geopenbaard had, vloeiden de verbindingen van het Oude met het Nieuwe Verbond als vanzelf uit zijn pen. Heel duidelijk hebben we dat gezien in Romeinen 7 vers 1 tot en met 4 (Rom. 07:01-04) van hoofdstuk acht, wat we besproken hebben en waardoor ons onderwerp veel duidelijker is geworden naar ik hoop.

Geen nieuwe leer

Wat bij het lezen van Romeinen 6 ook opvalt is dat Paulus niet iets nieuws schrijft aan de gemeente te Rome, maar al deze zaken waren bekend, dat hoorde bij het funda­mentele onderwijs. Wat hij doet is alles nog weer eens duidelijk in her­innering brengen, zie ook 2 Petrus 3 vers 12 tot en met 15

(2 Petr. 03:12-15), omdat sommigen er vreemde gedachten op nahielden. Dat proeven we uit heel zijn schrijfwijze.

In Romeinen 6 vers 17 en 18 (Rom. 06:17-18) schrijft hij dan ook: “Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u over­geleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid”. De apostel dankt God dat ze niet langer slaven der zonde zijn. Ze zijn vrijgemaakt van de zonde en nu in dienst van de gerechtigheid geko­men. Ze zijn immers van harte gehoorzaam geworden aan het evan­gelie van het Koninkrijk Gods! De Willibrord-vertaling heeft: “Van harte hebt gij u ‘onderworpen’ aan ‘de beginselen’ van de leer die u is overgeleverd”. Als er gesproken wordt van ‘onder­werping’ aan ‘de beginselen’ van de leer, dan geloof ik dat we hier moe­ten denken aan de opdracht van de Heer Jezus in Matteüs 28 vers 19; Markus 16 vers 16 (Matt. 28:19 en Mark. 16:16) en de eerste woorden van de apostel Petrus in Handelingen 2 vers 38 (Hand. 02:38): “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ont­vangen”.

Dit zijn de eerste beginselen, de eer­ste fundamentlagen die in ieders leven gelegd moeten worden. Daardoor zijn de gemeenteleden van Rome vrijgemaakt van de zonde. De apostel zegt niet: jullie zonden zijn vergeven (natuurlijk is dat ook zo!), maar je bent vrijgemaakt van de zonde, verlost van de slavernij van de zonde!

‘De zonde’ heeft de betekenis van de hele erbarmelijke toestand waarin de mens is terecht gekomen sinds de zondeval; die verschrikkelijke overheersende vleselijke gezindheid, waarin zij slaaf waren van de zonde en waarin het onmogelijk was voor God te leven (zie afl. 07 en Romeinen 7).

Ze zijn dus verlost uit het lichaam dezes doods Romeinen 7 vers 24 (Rom. 07:24), vrijge­maakt van de wet van zonde en dood en gekomen onder de wet van de Geest des levens in Jezus Christus Romeinen 8 vers 2 (Rom. 08:02).

Tot het uiterste strijden

De gelovigen van de begintijd wer­den in deze zaken duidelijk onder­wezen. De duivel heeft kans gezien deze kostbare waarheden te roven en te versluieren. Als Judas zijn briefje schrijft dan zegt hij in vers 3: “Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heili­gen overgeleverd is”. Toen al, nog zó in het begin, moest er al tot het uiterste voor gestreden worden. Ik ben er van overtuigd dat de gemeente van de eindtijd ook tot het uiterste zal moeten strijden om niet opnieuw te verliezen wat in de laatste honderd jaar weer verworven is. Zeker in de ‘eindtijd’ kan de gemeente niet zonder het onderricht zoals dat in de ‘begintijd’ de wereld is overgegaan. Dat wat aller­eerst door de Heer Zelf verkondigd is en door zijn apostelen en evange­lie-schrijvers ons op betrouwbare wijze is overgeleverd Hebreeën 2 vers 3 (Heb. 02:03). Alles wat daar van afwijkt is niet het ware evangelie, maar surrogaat.

Niet blijven zondigen

De apostel Paulus wist dat de Romeinen hierin onderwezen waren en daarom verbaast het hem des te meer dat hem ter ore is gekomen dat sommigen er van uitgingen dat de genade in Jezus Christus zou toe­nemen als ze bleven zondigen! In de eerste verzen van hoofdstuk 6 klinkt dan ook zijn verontwaardiging door als hij begint met: “Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?” Van hieruit gaat de apostel dan deze absurde gedachte ontzenuwen, waar­aan wij deze kostbare onderwijzing te danken hebben. Het antwoord van de apostel op de door hem zelf gestelde vraag is dan ook: ‘volstrekt niet’! Hij gaat dan verder met opnieuw een retorische vraag te stellen als hij in vers 2 zegt: “Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?” Hoe zou het mogelijk zijn dat gemeenteleden die, wat het oude leven betreft gestorven zijn, toch nog in dat oude leven zouden blij­ven leven? Zijn conclusie is: ‘dat is absoluut onmogelijk!’ En dan gaat hij de geweldige geestelijke realiteit van dat gestorven zijn in de waterdoop uiteenzetten.

Delen in Zijn dood

Hij begint in vers 3 opnieuw in vra­gende vorm: ‘of weet gij niet?’ Hij bedoelt natuurlijk: jullie weten dat heel goed! Het hoort immers bij de beginselen van de leer van het Koninkrijk Gods, waarin jullie onderricht zijn en waaraan jullie toch van harte gehoorzaam zijn geworden, zoals we zagen in vers 17. “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn?” De Willibrordvertaling heeft: “Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in Zijn dood?”

Wij hebben reeds stilgestaan bij het grote liefdewonder van God, dat Hij Zijn eigen Zoon gezonden heeft in ‘een lichaam der zonde, zoals de in zonde gevallen mens­heid, om voor die mensheid een weg te openen, een weg te banen, om verlost te kunnen worden van dat lichaam des doods Romeinen 8 vers 3 (Rom. 08:03). (Wij hebben dat o.a. ook gezien in de offers van de dieren, waarvan het lichaam buiten de legerplaats werd vernietigd – afl. 08 en 09). En dan opnieuw de onbegrijpelijke wijsheid en liefde van onze hemelse Vader. Hoe krijgt een mens dan deel aan dit alles? Ja, door geloof, maar dat niet alleen, óók door alle gerech­tigheid Gods in gehoorzaamheid te vervullen, zoals de Heer Jezus daar­in het voorbeeld gegeven heeft. Door de weg te gaan die God voor de mens in Zijn Woord gewezen heeft door de Heer Jezus, de apostelen en de profeten.

Zoals de Heer Jezus in gehoorzaam­heid alle gerechtigheid Gods vervuld heeft voor de mensheid, door de kruisdood te sterven, zo vraagt God van de mens ook alle gerechtigheid te vervullen om deel te krijgen aan alles wat de Heer daarin volbracht heeft.

Om volledig deel te krijgen aan Christus; om als een nieuwgeborene of als een van boven geborene deel te krijgen aan het Koninkrijk Gods.

God vraagt van de mens om zich na bekering ook in geloof te laten dopen om daardoor volledig deelge­noot te worden van Jezus Christus. Dat is dus in de eerste plaats om vol­ledig te delen in Zijn dood, zoals de Willibrord-vertaling zegt: “Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in Zijn dood?”

De Goddelijke ruil

Als de apostel aan de Korinthiërs schrijft over het wonder van de ver­lossing, dan zegt hij: “Wij zijn tot het inzicht gekomen, dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven” 2 Korinthe 5 vers 15a (2 Kor. 05:15a). Dit is geen bedenksel van Paulus, zoals tegenwoordig nog al eens door theologen beweerd wordt, maar dit alles is uit 2 Korinthe 5 vers 18a (2 Kor. 05:18a).

Alle mensen hebben gezondigd Romeinen 5 vers 12 (Rom. 05:12) en het Woord zegt: “De ziel die zondigt, die zal sterven Ezechiël 18 vers 4 en 20 (Ez. 18:04 en Ez. 18:20). Dat houdt in dat niemand nog recht had op leven na de zondeval. Ieder mens sterft ten gevolge van zijn eigen zonden en Ongerechtigheid (‘het loon van de zonde is de dood’ – Romeinen 6 vers 23a (Rom. 06:23a), waarna het afgelopen zou zijn. Maar dan komt God in de volheid des tijds met Zijn Eigen Zoon, die de plaats gaat innemen van de hele verloren mensheid, en sterft als één voor allen!

 

Dit is de grote ‘Goddelijke ruil die plaats gevonden heeft in de heilsgeschiedenis. Een wonderlijke ‘ruil’ of’ omwisseling’ tussen God en mensen op het kruis van Golgotha. Éen voor allen! Dit was als een geheimenis verborgen gebleven in Gods hart; zelfs de duivel heeft dat niet begrepen

1 Korinthe 2 vers 7 en 8 (1 Kor. 02:07-08)- in de profeet Jesaja lezen we van deze gebeurtenis: “Maar om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrij­zeld; de straf die ons de vrede aan­brengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neer­komen. Hij werd mishandeld, maar Hij liet zich verdrukken en deed Zijn mond niet open; als een Lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn ..scheerders, zo deed Hij zijn mond niet open” Jesaja 53 vers 5 tot en met 7 (Jes. 53:5-7).

Om onze ongerechtigheden

De profeet zegt: “Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg”. Dit principe geldt dus alle mensen. Niemand ging, of gaat ook nu, de weg van God, maar iedereen gaat zijn eigen weg; een weg van God af in zonde en ongerechtigheid. Dit vormde een onoverbrugbare kloof tussen God en mensen, want het zijn de zonden en de ongerechtighe­den die scheiding maken zegt Jesaja 59 vers 1 tot en met 3 (Jes. 59:01-03). Geen mens is in staat om deze kloof te overbruggen Psalm 49 vers 2 en 3; Psalm 49 vers 8 tot en met 10 (Ps. 049:002-003 en Ps. 049:008-010).

Het einde van iedereen zou zijn: sterven om z’n eigen zonden en ongerechtigheid en dan de eeuwige dood, eeuwige uitzichtloze duister­nis. Maar dan komt die wonderlijke liefde en genade van onze hemelse Vader. Hij doet ons niet naar onze zonden, maar het is alles aan de Heer Jezus gedaan in onze plaats. Hij is in onze plaats de misdadigers- dood gestorven aan het kruis. Hij droeg de totale verzieking en kapot­heid door de zonde van de mens­heid, de vloek, in Zijn kapot gesla­gen en verbrijzelde lichaam. “Om onze overtredingen is Hij door­boord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede geeft, was op Hem, door Zijn ziek gemaakte en verbrijzelde lichaam, is ons genezing geworden. De Vader zelfheeft alle ongerech­tigheid van de hele mensheid op Hem laten neerkomen. Éen is voor allen gestorven, dus zijn zij allen gestorven.

 

Levend Geloof in België

Levend Geloof neemt ook in de harten van velen in België een belangrijke plaats in. Dat mag wel eens gezegd worden omdat niet iedereen daarvan op de hoogte is en ons blad ook bij heel wat broeders en zusters uit ons zuidelij­ke buurland gezien wordt als toonaangevend wat betreft de verkondiging en uitleg van het evangelie van het Koninkrijk Gods, het oorspronkelijke en enig echte evangelie.

Naast talrijke individuele lezers en lezeressen, zijn er ook enkele gemeenten die het Levend Geloof-werk promoten en ook financieel ondersteunen. Zonder iemand tekort te doen denken wij bijvoorbeeld aan de volle evange­lie gemeente te Hasselt (voorganger Jacq Schoenaers). Ook het kontakadres voor België wordt verzorgd door een lid van deze gemeente, namelijk Mia Tuch, die dit werk, ook na het overlijden van haar man, met trouw en toewij­ding blijft verzorgen.

Maar er zijn nog andere gemeenten waar Levend Geloof op de boekentafel te vinden is en/of heel wat gemeenteleden het blad via een abonnement al vele jaren lezen. Wij denken aan de volle evangelie gemeente van Antwerpen-Mortsel (voorganger Hubert Berings) en aan de volle evangelie gemeenschap te Aalst. Hier is broeder André Vanhaelen al tientallen jaren de promotor van het Levend Geloof-werk.

Wie nu het gepredikte evangelie gelooft en zich laat dopen, wordt deelgenoot van Zijn dood en wordt gerechtigheid Gods in Hem.

We zouden nog meer namen kunnen noemen maar willen ons tot deze voor­beelden beperken. Belangrijk is dat ook in België temidden van alle afval, verwarring, liefdeloosheid en krachteloosheid die er, net ais in Nederland, is op het geestelijk erf, de heldere, compromisloze uitleg van het evangelie, zoals wij dat via Levend Geloof brengen, vrucht draagt voor Gods Koninkrijk. En ook voor onze Belgische lezers en lezeressen geldt: wanneer u adressen hebt, waarvan u denkt: ‘Die zou het blad ook moeten lezen’, wees vrijmoe­dig ze door te geven, zodat wij hen enkele gratis proefummers toe kunnen sturen. Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

De gebeurtenissen in deze wereld vol­gen elkaar in snel tempo op. Wat vandaag nog ‘hot news’ is, is morgen alweer door ander nieuws verdron­gen. Bij veel van wat er in de wereld gebeurt is duidelijk dat de vorst der duisternis de grote inspirator is. Hij wordt niet voor niets door Jezus de ‘overste van deze wereld’ genoemd. Maar Jezus rekende radicaal met hem af door Hem aan het kruis van Golgotha volledig te overwinnen. En Hij gaf tegelijkertijd daarbij aan dat het de bedoeling is dat de waarachti­ge Gemeente van Hem hem ook gaat overwinnen! Daarom kent een echte gelovige ook geen angst voor heden en toekomst! Hij weet dat, wat er ook nog gaat gebeuren, hij aan de over­winnende kant staat en temidden van alle duisternis het licht vele malen sterker is!

De impact van de moord op Pim Fortuyn

Hoewel het al weer meer dan drie maanden geleden is, herinnert zich vrijwel iedereen nog dinsdag 6 mei. Het is tien over zes ’s avonds als er nog een laatste nieuwsbericht door­komt: de politicus Pim Fortuyn is neergeschoten. Al direct laat het zich aanzien dat hij het waarschijnlijk niet zal overleven, wat dan ook in de loop van de avond blijkt. Heel Nederland staat op zijn kop en plot­seling is ons land wereldnieuws. Wie had dit voor mogelijk gehouden dat zoiets in ons land zou kunnen gebeuren? En vooral ook dat juist hij vermoord zou worden? Want Pim Fortuyn was er, in tegenstelling met andere politici, in geslaagd thema’s waarover grote ontevredenheid bestond, bespreekbaar te maken. De originele en openhartige wijze waarop hij dat deed sprak velen aan op een wijze zoals bijvoorbeeld Ton Vromans in Vrij Nederland ver­woordde: “De moord op Pim Fortuyn trof mij dieper dan bijvoor­beeld de aanslagen op 11 september of de ramp in Srebrenica. Waarom? Hij was niet degene die kon rekenen op mijn stem, integendeel! Was het omdat hij inmiddels tot mijn dagelijks leven behoorde? Hij kwam immers elke dag bij mij thuis, al was dat via de televisie. Ik merkte dat ik steeds meer van de man ging houden, niet vanwege zijn ideeën, maar meer om zijn directheid en openheid, vooral ook in het uiten van zijn emoties. Hij spotte met de gevestigde orde en daagde de poli­tiek uit tot leven”. Ongetwijfeld was hij een uniek en talentvol persoon. Hij durfde op allerlei terreinen de knuppel in het hoenderhok te gooien en ook al was men het totaal oneens met de denk­beelden die hij lanceerde, iedereen werd als het ware wakker geschud. Dat bleek ook wel uit het feit dat de leiders van andere politieke partijen hun taalgebruik gingen veranderen en last but not least uit de verkie­zingsuitslag van 15 mei, waarbij van een ‘aardverschuiving’ gesproken werd.

Uiteraard begeven wij ons als onaf­hankelijk blad niet op politiek ter- ^ rein. Wij hebben dan ook, in tegen­stelling met wat sommige christelij­ke bladen meenden wel te moeten doen, geen advies gegeven hoe te stemmen. Wij achten onze lezers mondig genoeg om zelf een keuze te kunnen maken.

Wat is er aan de hand?

Toch mogen we ons wel afvragen wat er aan de hand is. Kwam een en ander als een donderslag bij heldere hemel? Natuurlijk wel de moordaan­slag, maar niet de al geruime tijd bezig zijnde veranderingen op vele terreinen van het leven waarvan de voornaamste ongetwijfeld is het ver- Jkl van normen en waarden. Chris van der Heijden merkte in een artikel, in hetzelfde Vrij Nederland dat wij al eerder citeerden, op: “De moord op Fortuyn maakt Nederland niet anders; Nederland was toch al aan het veranderen…” Duidelijker kan het feitelijk niet geformuleerd worden. Nu is veran­deren op zich een goede zaak… als het maar veranderen ten goede is. Maar de veranderingen die velen voor ogen hadden, op allerlei terrei­nen van het leven, werden vaak geïnspireerd vanuit de verkeerde bron. Daar hoeven we geen voor­beelden van aan te halen. é-Yel werd er de laatste tijd door lei- aingevende personen meer en meer gesproken over herstel van normen en waarden, maar er werd voorbijge­gaan aan de bron waaruit dit herstel voort behoort te komen: Christus. Dit kan men natuurlijk ook niet ver­wachten als men niet persoonlijk in Hem gelooft. De verandering in iemands leven begint immers bij het aanvaarden van Christus als Heer en Heiland. Dan is de zekerheid in ons hart ontstaan, zoals ook de apostel Paulus dat formuleerde, dat we ‘geheel anders’ zijn geworden omdat we Christus hebben leren kennen. Het oude leven is dan voorbijgegaan pn het nieuwe leven, dat er voor in fee plaats is gekomen, begint zich te ontwikkelen en behoort uit te groei­en tot een leven waarin het ‘beeld van Christus’ meer en meer zicht­baar gaat worden.

Als christenen die in deze tijd leven hebben we daarom een geweldige taak. Niet om spectaculaire dingen te doen die even de aandacht trek­ken maar verder van geen betekenis zijn, maar om in het gewone dage­lijkse leven te tonen dat ons leven totaal vernieuwd is. Dit ’tonen’ ligt niet als een soort last of wet op ons waaraan wij moeten voldoen want anders zwaait er wat, maar komt als het ware automatisch tevoorschijn in allen die weten een nieuwe schep­ping in Christus te zijn. In de wereld zal alles, ondanks allerlei goedbedoelende politici, steeds don­kerder worden. Satan die weet dat zijn tijd steeds meer wordt ingekort, zal alles op alles zetten de mens steeds meer aan zich te binden. Maar wie Christus heeft leren ken­nen weet dat hij niet het laatste woord heeft. Integendeel, iedere waarachtige christen is met Christus meer dan overwinnaar en weet dat.

Op zoek naar de juiste bijbel­vertaling

Als we in de Bijbel gaan lezen nemen we meestal de vertaling die het meest voor de hand ligt, name­lijk die van het Nederlands Bijbel Gemootschap, de zogenaamde NBG-vertaling, door sommigen ook nog wel de Nieuwe Vertaling genoemd. Deze in 1952 uitgegeven bijbelvertaling wordt door ongeveer 75% van hen die regelmatig in de Bijbel lezen gebruikt en is vooral bij mensen van middelbare en oudere leeftijd in zwang. Jongere mensen zullen meestal voor een wat moder­nere vertaling kiezen, zoals ‘Goed Nieuws’ of de ‘Groot Nieuws Bijbel’. Daarnaast zijn er nog verschillende andere vertalingen van de Bijbel in het Nederlands. Wij denken aan de Willibrordvertaling, de Leidse vert­aling, die van Obbink en Brouwer en de Luthervertaling. Ook denken wij aan de verschillende Bijbels die speciaal voor kinderen zijn geschre­ven.

In zwaar-orthodoxe kringen houdt men overigens vast aan de Statenvertaling die beschouwd wordt als de vertaling die het dichtst bij de grondtekst staat. Overigens weten we van één volle evangelie gemeente (misschien zijn er meer) die de Statenvertaling ook gebruikt. Het is de volle evangelie gemeente ‘De Wijngaard’ in Zwolle (voorg. br. Jan Holthuis). Om de Bijbel intensief te bestuderen kan men natuurlijk een studie maken van de grondtekst, maar een goede methode is ook ver­schillende vertalingen met elkaar te vergelijken. Dan krijgt men meestal al meer inzicht om bepaalde moeilij­ke passages te kunnen begrijpen.

Weer een nieuwe vertaling

Er is overigens weer een nieuwe vertaling in de maak, waarover de laatste maanden nogal wat commo­tie is ontstaan. We lazen daarover: “Over twee jaar moet de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) klaar zijn – het prentieuze vertaalproject van het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbel Stichting. Aan alles is gedacht, zo lijkt het. Op één ding na. Zal die prachtige aan ons taalveld aangepaste nieuwe vertaling niet ook het fundamentalisme ver­sterken?” Zo begint het artikel van Coen Boerma in Trouw, die verder schrijft: “Stel dat het niet lukt straks in 2004 een vertaling aan te bieden die moderne mensen van nu pakt en meesleept als iets van vandaag, iets wat past in onze wereld. Hebben we dan wat gewonnen of verliezen we daarmee ook iets?” Het artikel gaat op allerlei punten in, waarbij men één ding totaal over het hoofd ziet, namelijk dat men de inhoud van de Bijbel alleen maar kan verstaan als men deze leest onder de leiding van de heilige Geest. Alleen door Gods Geest ont­staat inzicht waarom het in de Bijbel werkelijk gaat. De Bijbel is niet bedoeld als theoretisch of theolo­gisch boek, maar een boek waarin men echte leven kan ontdekken en gaan beleven. Het leven zoals Jezus, de Zoon van God, dat tot openbaring bracht.

Passie en betrok­kenheid bij de prediking

“Kerkdiensten zouden heel wat min­der saai worden, als niet het lees- rooster zondag-in-zondag-uit op de voet wordt gevolgd, maar wanneer voorgangers aansluiten bij de leef­wereld van de mensen die in de kerk zitten. De Harense ds. Jan Ridderbos vond dat al, maar na zijn succesvolle Harry Potter-kerkdienst begin dit jaar, is hij daarvan hele­maal overtuigd. ‘Vervang het lees- rooster door een leefrooster’, luidt dan ook zijn hartstochtelijk plei­dooi”, zo begint een artikel in Trouw, die verder collega’s citeert die dezelf­de mening zijn toegedaan. “Volgens de Harense predikant spre­ken kerkgangers terecht over een infantilisering van de kerkdienst. Zij voelen zich onderschat als volwassen toehoorders. Dat komt, denkt hij, doordat de voorganger zichzelf niet meer in het spel durft te brengen. De pathos moet terug in de kerk­dienst, zou hij daarom willen uitroe­pen”.

Een bericht van ongeveer gelijke strekking troffen we ook aan in De Telegraaf. De krant vermeldt: “Een nieuwe beweging, met mensen uit verschillende kerken, pleit voor meer passie voor preken. Daartoe is een platform opgericht voor predi­kers die geloven in de kracht van de verkondiging. De preekbeweging wil jaarlijks een studiedag houden, boe­ken uitgeven en een preekcursus geven.

Volgens de de hervormde predikant R. van der Spoel uit Harderwijk, woordvoerder van de beweging Passie voor Preken, worden er de laatste tijd nogal wat vraagtekens bij de prediking gezet. Zowel de predi­kers als de hoorders voelen zich vaak verlegen met de preek, maar er

worden geen wegen gegeven om uit de impasse te komen, aldus Van der Spoel”.

Waarin schuilt het geheim?

Uit deze beide berichten blijkt dat men wel de klok heeft horen luiden, maar niet weet waar de klepel hangt en daarmee bedoelen wij dat het geheim van een goede prediking die vrucht draagt, schuilt in het gedoopt en vervuld zijn met de heilige Geest. Maar is hiervoor plaats in de kerk? Toen wij ons destijds lieten dopen door onderdompeling om ons oude leven af te leggen en met Christus een nieuw leven te beginnen, kregen we prompt de dominee met enkele ouderlingen op bezoek. Zij hadden een brief van het classicaal bestuur bij zich waarin ons voortaan de toe­gang tot het heilig avondmaal werd ontzegd. Zodoende kwam wij buiten de kerk (in dit geval de Hervormde kerk) terecht.

Nu weten wij dat niet alle kerken zo rigoreus te werk gaan, maar dat neemt niet weg dat er in vele kerken geen plaats is voor verdere geestelij­ke ontwikkeling. Gelukkig gaat deze ontwikkeling bij oprechte kinderen Gods wel door en komt de werkelij­ke Gemeente van Christus tot stand. Deze loopt nu nog dwars door alle kerken en gemeenschappen heen en bestaat uit individuele gelovigen die bereid zijn de ‘volle weg’ met Jezus te gaan. Dan is het kerkelijk of gemeentelijk etiket wat met draagt van minder belang. Het gaat er om dat men weet dat men behoort tot de werkelijke Gemeente van Jezus Christus.

Gelukkig zijn er ook pastoors, domi­nees en andere geestelijke leiders die dit gaan ontdekken en uiteinde­lijk tot de conclusie komen dat het gaat om de mensen waarvoor ze ver­antwoordelijk zijn, in hun hart aan te spreken.

Er behoort daarom ook geen afstand te bestaan tussen voorganger en gemeenteleden. De één is niet belangrijker dan de ander. Preekroosters en systemen brengen geen oplossing, wel -zoals we al eer­der opmerkten- het vervuld zijn met Gods Geest.

Daarvoor is echter eerst bekering en wedergeboorte noodzakelijk. En het leggen van het fundament, zoals dat in Hebreeën 6 beschreven wordt, is onontbeerlijk. Dan ontstaat geleide­lijk echte betrokkenheid die vrucht draagt. Of men dan al of niet buiten de ‘officiële’ kerk tercht komt is min­der belangrijk. Het gaat tenslotte om de groei en de ontwikkeling van de werkelijke Gemeente van Christus. Een gemeente waarvoor iedereen plaats is en waarin men het werkelij­ke geluk deelachtig wordt.

 

Volkomen één zijn in liefdebetoon door Cees Maliepaard

Flitsen uit de brief aan de tilippenzen deel 6

“Als ik in naam van Christus een beroep op jullie mag doen, als de liefde ons moed geeft en éénzelfde Geest ons allen bezielt, als warme genegenheid en medeleven werkelijk iets betekenen, dan kun je me volkomen gelukkig maken door eensgezind te zijn, vervuld met dezelfde liefde. Wees saamhorig, streef naar eenheid. Handel niet uit rivaliteit of ijdelheid, maar wees nederig en sla de anderen hoger aan dan jezelf. Bekijk de dingen ook eens van het standpunt van een ander en heb niet alleen maar oog voor je eigen opvatting” Filippenzen 2 vers 1 tot en met 4 in de vertalinge van Anne de Vries (Filip. 02:01-04).

Het over één ding eens zijn

Als we als leden van eenzelfde gemeente het érgens over eens die­nen te zijn, is het wel over het bezig zijn in de gezindheid van Christus. Als ik daar mogelijk wel een bood­schap over breng, maar er per definitie geen boodschap aan heb, ondermijn ik de geestelijke gezond­heid van het plaatselijke lichaam van Christus. De eenheid die we in Christus hebben, is van een veel hogere orde dan de eenheid tussen mensen met een zelfde overtuiging, achtergrond of streven. Mensen die het over bepaalde zaken met elkaar eens zijn, kunnen vanuit de verbin­tenis die dat geeft met elkaar op weg gaan. Dat zal gevoelens van kame­raadschap kunnen geven en een samen met vrucht bezig zijn op het terrein waar men elkaar gevonden heeft. Uit eigen ervaring weet ik dat dit op meerdere terreinen in de maatschappij heel goed mogelijk is.

Op zo’n basis kun je ook samen een gemeente gaan vormen. En dat kan vaak jaren lang goed gaan, zolang men het maar over eenmaal ingeno­men geloofsstandpunten eens kan blijven. Maar dat is niet de lichaams­vorm die Christus Jezus voor ogen staat. Hij geeft een hechtere grond­slag aan het geestelijke huis waarvan Hij het fundament en de hoeksteen is. Hij is zélf de basis en de afwer­king van Gods tempel. Daarom is het meest wezenlijke aan het ‘in de Christus zijn’ niet het onder alles eenstemmig bezig zijn in de leer, maar het in elke situatie leven bin­nen het kader van de liefde van de Zoon van God. De leer die Jezus bracht, is uiteraard helemaal goed. Maar je samen zijn boodschap eigen maken is één ding. Aan de gang gaan overeenkomstig de gezindheid van Christus is nog wel even iets anders. Dat gaat veel dieper.

Wanneer we te maken hebben met een eenheid die bereikt is, puur op basis van de door ons voorgestane boodschap van het volle evangelie, is dat een saamhorigheid die op een beperkte basis gefundeerd is. De gezamenlijke gedrevenheid op grond van woorden die de Heer zo’n 2000 jaar geleden gesproken heeft, zal een behoorlijke deuk op kunnen lopen bij het volgen van de actuele aanwijzingen van diezelfde Heer. Hij wil zijn liefdevolle gedachten

ook vandaag nog wel aan ons kwijt. En daar Jezus gedurende zijn aan­wezigheid op aarde er blijk van gaf, niet op de platgetrapte paadjes van religieuze systemen te willen lopen, denk ik dat wij er niet verstandig aan zullen doen in deze tijd ons wél tot het oude vertrouwde te beperken.

Waarmee zijn wij vervuld?

God heeft ons van zijn Geest gege­ven. Dat is de heerlijke realiteit van elke dag. Er is niets denkbaar dat ons gelukkiger zou kunnen maken. De vraag is alleen wat een mens dóet met die Geest. Want onze God is een in alle opzichten goede God. Hij dringt zijn goede Geest niet met geweld aan ons op, maar Hij schenkt die met milde hand aan een ieder die zich ervoor opent. En de Geest van God gedraagt zich als een gentleman, die negeert de gesteld­heid van onze eigen menselijke geest niet. Vandaar dat God door zijn Geest kan en wil samenwerken met mensen die Hem oprecht die­nen willen, zonder dat Hij hun per­soonlijkheid iets in de weg zal leg­gen. Die kunst verstond Jezus per­fect, en ons wil de Heer dit ook maar al te graag leren.

Dan zijn we niet langer bezig met spijkers op laag water zoeken. De boodschap van heil is niet gebed in woorden op zich, maar in iets wat daar verre bovenuit gaat: in warme genegenheid en oprecht medeleven. Woorden alleen wekken namelijk geen goddelijke liefde op, maar Gods liefde brengt wél het goede van God in ons naar boven en dan zul­len ook onze woorden doortrokken zijn van Gods gedachten van heil voor de mens. Want de Here God denkt niet rationeel over het heil wat Hij voor ieder mens bedoeld heeft, maar Hij is daar mee bezig vanuit de betrokkenheid van zijn liefdevolle hart. Je kunt er dus nooit bereke­nend mee omgaan, maar enkel uit de bewogenheid van ware liefde. En echte liefde berekent niet, maar gééft zich aan de ander. We leven werkelijk mee, ook door strijd en moeilijkheden heen.

Het is ieder aan te bevelen, je zo af en toe eens af te vragen of je nog steeds goed bezig bent. Waarmee ben je vervuld? Als het goed is met de Geest van boven. Maar kan Vader door zijn aan mij gegeven Geest samen met mij het goede uitwerken of zit ik toch weer vast aan in de loop van de tijd ontstane regelge­ving? Hoe doorspekt met bijbeltek­sten die wellicht ook zou kunnen zijn! De duivel is er altijd op uit de vrijheid die een mens in Christus heeft te roven. Ook Jezus probeerde hij met bijbelteksten van de wijs te brengen, maar onze Meester was te nauw met Vader verbonden, dat lukte de boze echt voor geen meter. Het lijkt paradoxaal, maar het is dat allerminst: we mogen in vrijheid met de Heer leven, liefdevol samen­gebracht in het ene lichaam waar Christus Jezus het hoofd van is.

Eenheid in verscheidenheid

‘Wees saamhorig, streef naar een­heid’, schrijft Paulus. Betekent dit, dat we er voor dienen te zorgen, het

onder alle omstandigheden eens te zijn met elkaar? Zal er in een gemeente altijd eender gedacht moe­ten worden over de uitwerking van het evangelie van onze Heer in de levens van ieder persoonlijk? Bestaat een goede geestelijke maaltijd steeds uit iets wat te vergelijken zou zijn met voorgebakken friet en eenheids­worst, of is er in onze geestelijke foerage ook enige variatie mogelijk? Paulus blijkt afstand te hebben genomen van ongezonde farizeese bekrompenheid en nu eerder uit te blinken in een gezonde ruimheid van denken. ‘Wees nederig en sla de anderen hoger aan dan jezelf’, is zijn raadgeving. En daarbij dient niet vergeten te worden dat hij zelf graag een voorbeeld voor anderen wilde wezen. Wat hij de Filippenzen voor raadgevingen meegeeft, zal hij dus zeker ook zelf praktiseren. De autoritaire houding vanuit zijn fari­zeese verleden heeft hij klaarblijke­lijk voorgoed achter zich gelaten.

Een mens is vaak geneigd de eigen mening als de beste, of zelfs als de enig juiste te propageren. Maar Paulus schaart zo’n levensinstelling onder de noemer rivaliteit. En hij kwalificeert het als ronduit ijdel. We zullen in de gemeente van Christus elkanders rivalen niet kunnen wezen, want we zijn immers broe­ders en zusters onder elkaar! Rivaliteit kun je in de politiek ver­wachten, want ook in ons democrati­sche stelsel past dat in de onderlinge betrekkingen. Maar in de gemeente zullen we (ook bij verschillen van inzicht) eikaars geestelijke verwan­ten blijven. Nimmer zal de één zich boven de ander verheffen mogen, maar altijd zal er wederzijdse liefde en waardering wezen. Dat is geen onmogelijke opgave… allerminst: dat is de consequentie van een leven in relatie met Christus Jezus. En in de ontwikkeling hiervan zitten we met elkaar in Gods leerschool, onder de zalving van de heilige Geest.

In de opleiding die we van onze Jrote leraar ontvangen, leren we ten opzichte van elkaar nederig te zijn en de ander hoger aan te slaan dan onszelf. Dat betekent niet dat je dus geacht wordt het standpunt van een ander over te nemen, want dat zou immers tot onmogelijke situaties lei­den. Jij zou dan gaan denken als een ander en op hetzelfde moment zou die ander zich de mening van jou eigen maken.

De verschillen van inzicht zouden dan blijven bestaan, want de voor­standers van de te onderscheiden zienswijzen zouden slechts stuiver­tje gewisseld hebben en nu elk bezig zijn met dat wat niet in hun bele­vingswereld met de dingen van de Heer in te passen is. Een leereen­heid of een dwangmatig gelijktrek­ken van de invulling van ieders per­soonlijke leven, is niet datgene wat de apostel voor ogen staat. Hij heeft het heel duidelijk over eensgezind­heid.

Ik zal zijn als Jezus!

‘Laat die gezindheid bij u zijn die ook in Christus Jezus was’, schrijft hij in Filippenzen 2 vers 5 (Filip. 02:05). Leven in de gezind­heid van Christus Jezus is een must voor een discipel van de Heer. Zonder deze gezindheid kan een mens de groei naar het volle zoon­schap wel vergeten. Jezus heeft er Ontegenzeggelijk blijk van gegeven niet vast te houden aan datgene waar Hij recht op had. Hij heeft vrij­willig afstand gedaan van het leven dat Hij in relatie met de Vader had, zonder zijn geestelijke instelling geweld aan te doen. Jezus, de vol­maakte Zoon van God, had oog voor de situatie van anderen. Goddank! Want daardoor ontstond er voor ons nieuwe hoop. We heb­ben nieuw leven ontvangen, maar niet op grond van onze onweerleg­baar geachte opvattingen, maar op basis van het volbrachte werk van Jezus Christus. Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. In dat opzicht

achtte Hij ons hoger dan zichzelf! Maar daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle namen gegeven Filippenzen 2 vers 9 (Filip. 02:09).

Als wij belijden dat we ‘als Jezus’ zullen zijn, bedoelen we uiteraard niet dat we een soort geestelijke klo­nen van Hem zullen worden. Jezus is uniek in het Rijk van de Vader. En ieder ander mens zal te allen tijde ook zelf uniek mogen zijn. Als we opmerken dat iemand op z’n vader of moeder lijkt, doelen we op de uiterlijke gelijkenis of op een sterke overeenkomst qua karakter. Maar dat neemt niet weg dat elk mens een eigen persoonlijkheid heeft. Of iemand naar het lichaam op Jezus lijkt, kunnen we niet beoordelen, want niemand van ons heeft Hem naar het vlees gekend. Bovendien zou een gelijkenis aan de buitenkant een volkomen onbelangrijke toevals­treffer zijn. Wie de mening is toege­daan dat we naar het innerlijk een soort kopie van onze Meester zullen worden, zal daarin stellig teleurge­steld worden. We blijven echt alle­maal aparte schepselen. Alleen onze gezindheid zal als die van Jezus zijn. En voor de realisering daarvan hoe­ven we echt niet te wachten op een leven na het huidige. De ontwikke­ling daarin mag in dit leven volledig z’n beslag krijgen.

Vroeger werd er wel eens tegen me gezegd: ‘Jij bent Jezus niet!’ Ik wil dat nu eigenlijk wel beamen. Natuurlijk ben ik Jezus niet. Maar ik zal wel zijn als Jezus. Ik mag me zijn gezindheid toe-eigenen. En dat is geen toekomstmuziek! Paulus plaatst zijn oproep terecht in het heden. Ik mag leren net zo goed, net zo zuiver, net zo onbevooroordeeld en net zo uniek als Jezus te zijn. Dat doet Hem deugd en dat verheugt onze goede God. Laten we er dan zorg voor dragen dat we daar alle­maal blij van worden kunnen.

 

Ontboezeming door Cees de Graaf

“Blij leven met de Heer”,

daar komt het vaak op neer.

Dat hoor je dan zovaak als troost

als je ergens mee zit.

Hoe kom ik tot U nader?

“Een goede relatie met de Vader”

Ja, dat heb je of dat heb je niet.

 

Soms denk ik dan in stil verdriet,

En gaan mijn gedachten heel ver weg.

Naar de tijd dat ik U pas kende

en alles rozegeur om mij scheen.

Maar hoe verder ik met U ga,

lijkt het wel of ik alleen sta…

 

’t Leven is niet gemakkelijk, Heer,

ik leg mij daar zo moeilijk bij neer.

Heel anders had ik mij dat voorgesteld.

De boze komt met grof geweld

Dan kan ik er haast niet meer tegenop.

Mijn gedachten gaan dan soms naar Job,

die bleef overeind, wat er ook kwam,

ook toen de satan alles nam.

Zelfs zijn vrouw viel hem nog af.

Zijn vrienden zagen het zelfs als straf.

 

Toch kijk ik naar U op, O Heer:

Ik weet: U slaat geen mensen neer.

Geboog’nen richt u op, steeds weer.

 

Dan kan ik dankend verder gaan,

want op u Heer, kan ik aan.

Wat maak ik mij nog zorgen,

bij U ben ik veilig en geborgen.

 

In Uw hand sta ik geschreven,

wat geweldig Heer, wat een zegen,

‘k Wil niet meer achterom gaan zien!

Ik weet nu: “Ik ben er niet zomaar,

U hebt een plan, ook met mij,

En daar dank ik U voor!”

Cees de Graaf

 

Vrij van de geest van achterdocht door Jildert de Boer

Jildert de Boer gaat in dit artikel op uitvoerige wijze in op de negatieve eigenschap van achterdocht of wan­trouwen, die hij sommige christenen een rol speelt of de kop probeert op te streken. De schrijver geeft op duidelij­ke wijze aan hoe wij er overwinnig over kunnen ontvangen, want ach­terdocht behoort uiteraard niet aan­wezig te zijn in het leven van een kind van God (-red.).

In 1 Timoteüs 6 vers 4 (1 Tim. 06:04) kunnen we lezen over “kwade vermoedens”. In de Willibrord-vertaling is dit weerge­geven met “achterdocht”. Andere vertalingen geven beschrijvingen als: “kwade nadenkingen”, “boze argwaan” en “wantrouwen”. We willen een paar gedachten aan­reiken over de geestelijke werking van achterdocht.

Het is duidelijk dat we soms de wer­king van de geest van achterdocht kunnen opmerken in levens van anderen. Veel moeilijker is het ech­ter de geest van achterdocht in ‘eigen hemel’-ons persoonlijke strijd­gebied- in het vizier te krijgen. Toch kan deze macht met z’n infiltratie in ons denken zich ook daar gemakke­lijk aandienen. Het is belangrijk op onze qui-vive te zijn, waar er aan onze vermoedens gesleuteld wordt door de vijand, teneinde deze om te buigen in de verkeerde, de kwade richting. Dit is een macht, die pro­beert binnen te sluipen met soms schijnbaar redelijke argumenten over anderen. Vandaar dat we hier eens de aandacht op willen vestigen.

Gezonde leer of achterdocht?

Vrij van de geest van achterdocht

Het gaat in het aangehaalde tekstge­deelte om het hebben van “een zwak voor geschillen en haarkloverijen, een bron van nijd, twist, lasteringen, kwade vermoedens en geharrewar bij mensen die niet meer helder zijn van denken en het spoor van de waarheid bijster geraakt zijn…” Dit is het gevolg van een zich niet voe­gen naar de gezonde leer van Jezus Christus en de leer der godsvrucht 1 Timoteüs 6 vers 3 tot en met 5 (1 Tim. 06:03-05).

Achterdocht komt neer op negatief oordelen over de ander in het gedachtenleven. Deze boze argwaan geest werkt als een voorloper op de geest van verwerping en afwijzing van de ander en bereidt de weg voor een leugenmacht, waardoor men het spoor der waarheid kwijt raakt. In plaats van helder te denken volgens de gezonde leer van de Heer, die godsvrucht als resultaat heeft, komt men terecht in benauwd en bekrom­pen denken over de ander. “Zou die het op mij gemunt hebben”? “Ze zeggen wel wat goeds, maar ze bedoelen waarschijnlijk iets heel anders”. U kunt de insinuaties, de verdachtmakingen, horen in zulke uitspraken. Zelf merkte ik onlangs op dat men ook door het aanvanke­lijk goedbedoelde stellen van vrager spoedig in troebel water kan gaan vissen, waardoor de ander naar wie men zo belangstellend informeert er niet beter op wordt als broeder of zuster. Met doorvragen komt men gauw op het terrein van de nieuws­gierigheid, of zelfs de bemoeizucht. Het heldere denken over die ander, die door God gegeven naaste van je, kan dan vertroebeld worden door vermoedens, die naar het negatieve neigen. Dit is de subtiele werking van de geest van achterdocht. Hoe mooi wordt het echter als je je samen met die anderen kunt voegen naar de gezonde leer van Jezus Christus, die leidt tot een godvruchtige levenswandel!

Leugenachtige vermoedens

Deze geest van achterdocht tracht ook zijn ondermijnende werk in de gemeenten te verrichten. Achterdocht kan men immers heb­ben, voeden, koesteren, opvatten en krijgen. Meestal gaat het om gehar­rewar over onbenulligheden en een spitsvondig geredeneer dat men wel denkt te weten wat de anderen wel zullen denken. Door iets kwaads van een broeder te vermoeden vallen ze zichzelf en anderen in hun nabij­heid lastig met iets, waarvan men niet weet of het wel zo is (of dat het niet zo is). Het is veeleer een bevroe­den dat iets waar zou kunnen zijn zonder enig bewijs daarvoor. De geest van achterdocht voert ons over het kronkelige pad richting leugen­machten. Ze houdt zich bezig met speculaties over de gemeente, over de leiding van de gemeente en over de andere broeders en zusters. Mensen, bij wie de geest van ach­terdocht postgevat heeft, zien en rekenen andere broeders en zusters altijd allerlei vijven en zessen toe. Door kwade vermoedens over de motieven van wat andersdenkende broeders en zusters vast te houden, ontstaan er wrijvingen en spannin­gen, waarop cynische opmerkingen kunnen volgen.

Eindeloze discussies en geharrewar kunnen daaruit voortkomen. We zien dat hun gedachten worden ver­duisterd door de geest van achter­docht. Zij denken scherpzinnig te zijn, maar het is juist hun gebrek aan wijsheid dat zij lichtvaardig naar het aanzien oordelen. Ook als men zich beroept op vrouwelijke intuïtie, of op mannelijke argumentatie­kracht begeeft men zich op glad ijs. In hun zogenaamde schrandere inbeelding en opgeblazenheid komen zij met hun verdenkingen, waarmee zij er juist grotendeels naast zitten. Dat wil zeggen: naast de waarheid! Achterdocht is daarom een geraffineerde leugengeest, die je leven uit het spoor van de waarheid trekt en waardoor je dit spoor bijster raakt. Je begint eng over anderen te denken, in plaats van een ruim hart te hebben waar allen in passen 2 Korinthe 6 vers 11 tot en met 13 (2 Kor. 06:11-13). Ook de Korinthiers waren helaas wantrouwend tegen­over Paulus geworden. Door zich te vernederen waar hij kon, probeerde Paulus hartstochtelijk hun vertrou­wen terug te winnen.

Wantrouwen of vertrouwen

Kernprobleem bij deze geest is dat de goede gezindheid van de anderen op grond van kwade vermoedens wordt betwijfeld. Aan de houding en de instelling van sommigen wordt dan gewantrouwd. Zelfs zijn zij die bevangen zijn door achterdocht veel­al niet bereid te wachten op God en Hem te bidden bij onderlinge geschillen. Men meent al bij voor­baat de zaak op grond van (kwade) vermoedens ten aanzien van ande­ren te kunnen overzien. Anderen wordt dan zelfs het voordeel van de twijfel niet gegeven en dat is toch wel het minimale dat men mag ver­wachten in de christelijke gemeente. Achterdocht is typisch iets van tribu- ne-christendom, dat van daaruit alles wat op het gemeenteveld gebeurt, met verkeerde vermoedens beoor­deelt. Het zijn de argwanende stuur­lui, die zelf door opgeblazen denken nemen dat ze de beste zijn, die aan wal staan.

De geest van achterdocht is erop uit een zuur en bitter spoor te trekken in gemeenten samen met zijn com­pagnons nijd (jaloezie of afgunst), twist (onenigheid of ruzie), lasterin­gen (roddel, achterklap) en geharre­war (verwarde discussies). Hier zul­len we alert zijn, om de kiem van deze geest -als deze zich meldt- in ons gedachtenleven aan te pakken, zodat hij bij ons de kans niet krijgt zijn fnuikende, sinistere duistere werk te verrichten. Laten wij wacht­posten uitzetten in ons denken, zodat vermoedens die kunnen ont­staan niet met ons op de (boze) loop kunnen gaan, maar aan de Heer overgegeven kunnen worden, aan Hem die rechtvaardig oordeelt 1 Petrus 2 vers 23 (1 Petr. 02:23). Hij heeft als Opperherder alle overzicht en we mogen erop ver­trouwen dat het goede werk dat Hij (ook!) in de anderen begonnen is, zal afmaken! Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06).

Achterdocht-kritiek-verwerping

De geest van achterdocht, aanvanke­lijk verholen en verstopt in kwade vermoedens in het gedachtenleven (en dat is de listige omleiding van de boze) gaat gepaard met de geest van kritiek, die zich op een gegeven moment ook in het openbaar uit. Gedachten kunnen opstaan als: “deugt die oudste wel”? “waarom doen ze het zo, ze willen zeker…” Daarna wordt er iets uitgesproken dat helemaal niet zo zeker(!) is, maar slechts een negatief vermoe­den. Zekerheid is namelijk waarheid en niet uitgaan van ondeugdelijke motieven bij de ander. Of: “Waarom word ik gepasseerd, ze willen vast mij er buiten laten…” Let op het woordje “vast”, terwijl dit helemaal niet zeker is en merk op dat de gees­ten van achterdocht en verwerping hier samen te werk gaan. Bevrijding van de achterdochtgeest leidt zeker niet tot ongezonde naieviteit, maar zij verlost ons van een ongefundeerd en oneerlijk oordeel over anderen. Je ogen open houden betekent immers niet dat je al bij voorbaat vermoedt dat het fout zit op enig punt bij die ander, maar je verlangt juist, dat het positieve bij die ander tevoorschijn zal (gaan) komen, dat het mooie van God bij de ander uit de verf gaat komen!

Veeg je hemel schoon!

Het is nodig dat wij de werking van deze geest gaan onderkennen en herkennen. Hoe goed is het als wij van het gedrocht achterdocht bevrijd (willen) worden. Wat een ruimte komt er dan voor anderen! Wat een positieve gedachten tot opbouw en zegen van de anderen komen er dan naar voren! Wat een helderheid van denken en een gezonde uitwerking van de leer in Gods-vrucht, dat is vrucht uit God, kan zich dan ontwik­kelen. Dit bewerkt een omschepping in ons binnenste, waardoor wij onbelemmerd, frank en vrij de ande­ren tegemoet beginnen te treden, vol van hoop en liefde. Het is heerlijk om elkaar zo recht in de ogen te kij­ken. Compleet iets anders dan de geest van argwaan, die de dingen en de anderen voortdurend met argus­ogen bekijkt en altijd kritisch vanaf de zijlijn opereert. Prachtig als de benauwde lucht van kwade vermoedens gezuiverd wordt in de gemeenten en allereerst in onze eigen levens. Wat een geestelij­ke opklaring geeft dat! Laten wij onze ‘eigen hemel’ schoonvegen en zuiveren van de geest van achter­docht en van alles wat riekt naar kwade vermoedens!

Incidenteel of chronisch

Het maakt een groot verschil of deze macht zo nu en dan in eigen leven eens de kop op probeert te steken en wederstaan kan worden in Jezus’ Naam, of dat de geest van achter­docht in de loop der jaren zo diep heeft doorgevreten dat hij iemands denkpatronen verwrongen heeft. Zo iemands karakter is kromgegroeid door de werking van deze en ver­wante machten. Het is goed om met zich te laten bidden om bevrijding van deze geest en tevens de beslis­sing tot verantwoordelijkheid te nemen kwade vermoedens in eigen leven af te leggen en weg te doen. Vaak is er echter een tijd van gene­zing en herstel nodig. Als iemand traumatische ervaringen in vroeger tijd heeft meegemaakt, zoals bijv. incest, mishandeling, gepest en getreiter, grondige teleurstelling in mensen, enz. dan hecht men zich niet meer zo gemakkelijk en kost het tijd het geschonden vertrouwen in mensen te herwinnen, zodat men op termijn weer vrij en onbevangen kan gaan geven. Laten wij niet los­jesweg omgaan met dit soort bescha­digingen, die een enorme impact hebben op iemands persoonlijkheid. Het is begrijpelijk dat iemand dan voorzichtig wordt zich opnieuw niet alleen aan de Heer, maar ook aan Zijn kinderen te binden. Het is schitterend als de Heer bezig is de sfeer van wantrouwen en achter­dochtige vermoedens om te zetten in iemands leven, zodat de vertroe­belde houding en opstelling gaat ver­dwijnen en de blik naar Hem en de ander weer rechtuit wordt!

Voorspraak en navolging

Onze Heer is onze voorspraak bij de Vader 1 Johannes 2 vers 1 (1 Joh. 02:01). Hij is het Die voor ons bidt en pleit ten goede Hebreeën 7 vers 25; Hebreeën 9 vers 24 (Heb. 07:25 en Heb. 09:24). Als Hij nu onze advocaat, onze pleitbezorger en onze verdediger is, dan mogen wij Hem daarin navolgen door positief op te bres te gaan staan voor onze broeders en zusters. Dan gaan we uit van de beste bedoelingen van hen en we bekijken de dingen op de meest barmhartige manier ten gun­ste van onze broederschap. De geest van achterdocht is echter een geest van tegenspraak en tegensputteren­de vermoedens. De Geest van Christus is een geest van voor­spraak, die voor heiligen pleit Romeinen 8 vers 26 en 27 (Rom. 08:26-27). Daarom spreken wij voor onze broeders! Zo verdedi­gen wij onze vrienden tegen eventu­ele kwade vermoedens! Stel je voor dat je broeder soms niet op de bijbelstudie/bidstond ver­schijnt, dan hebben wij de goede(!) vermoedens dat hij of zij een heel goed alibi of motief heeft, om zo nodig thuis te blijven, of ander werk te verrichten. Daarmee moedigen wij een lauw bezoek van deze belangrijke door de weekse bijeen­komsten niet aan, maar wij nemen het op voor onze broeder of zuster in wiens goede gezindheid tot God v. wij vertrouwen, dat hij/zij beslist een goede reden moet hebben gehad om deze keer niet te komen. Zulke positieve pleidooien mogen wij nu houden voor onze broeders en zus­ters en op deze wijze krijgt satan geen poot aan de grond. Totaal anders dan de geest van achterdocht, die denkt: “zie je nu wel, waarom is hij er nu weer niet, hij zal wel…” (volgt iets negatiefs). U voelt wel dat in zulke gedachtenspinsels of uitin­gen geen opbouw en geen verlok­king zit. Het is veel beter eens te zeggen -als iemand wellicht werke­lijk teveel verzuimt-: “joh, de gemeente heeft jou nodig”!

Misschien krijgt hij/zij dan ook wederkerige gedachte: “ik heb de gemeente nodig”! Laten wij op die wijze medewerkers van God zijn die het allerbeste voor allen hopen en die allen trachtten te winnen!

Het goede in anderen zien

Om te ontkomen aan de werking van achterdocht en kwade vermoe­dens tegenover de ander zijn enkele Schriftplaatsten een enorme hulp. We denken aan 2 Korinthe 5 vers 16 tot en met 19 (2 Kor. 05:16-19). Daar lezen we dat we de ander niet meer naar het vlees zullen kennen, maar als een nieuwe schepping zullen zien. Kortom: met heel nieuwe ogen vanuit Gods perspectief! Net als Christus leren we (eventuele) over­tredingen van anderen niet meer toe te rekenen en ook niet als negatieve vermoedens voor de volgende keer in ons achterhoofd te houden. Weg met alle “zwartboeken” in het gedachtenleven!

Tenslotte willen we Filemon 1 vers 4 tot en met 6 (Filemon 01:04-06) vermelden als een krachtige hulp op dit gebied: “(biddende) dat uw gemeen­schap in het geloof zich werkzaam tone in een grondig kennen van al het goede dat in ons naar Christus uitgaat”.

Me dunkt dat dit vers een scherpe zwieper is met het zwaard van het Woord naar de geest van achterdocht en het koesteren van kwade vermoe­dens!

Laten wij vertrouwen op al het goede dat in de anderen naar Christus uit­gaat en dit grondig (leren) kennen! Wat een mooie geestelijke oefening! We beseffen dat dit tijd en ontwikke­ling vergt, maar er zijn geweldige mogelijkheden om elkaar volop ruimte en krediet te (leren) geven in Jezus’ Naam tot opbouw en zegen voor Zijn lichaam!

 

 

 

Intimidatie – intimiteit door Tea Keuper


Deze twee begrippen staan vlak onder elkaar in Van Dale’s woordenboek en ze hebben gelijke­nis met elkaar. Toch is de betekenis van het eerste woord een negatieve, terwijl het tweede woord positief overkomt.

Intimidatie betekent vreesaanja- ging, ontmoediging. Dit gebeurt door veel dingen, die je hoort, ziet of leest. Vrees, angst, nestelt zich in gedachten van mensen, nadat het zich eerst heeft geopenbaard aan onze zintuigen: het gehoor, het gezicht en ook onze tast- en testzin. Het is iets wat zich opdringt, en als we niet oppassen, binnendringt in mensen. En het is negatief, ^ls we hierover nadenken weten we, fat elk mens met intimidatie wordt geconfronteerd, dageliiks en ook vaak in de nacht Angst, vreesaanjaging, intimidatie is een grootvorst in het rijk van Satan, waarmee hij als het ware de mensheid probeert te vergiftigen en levens tracht te ver­lammen. ’t Is een soort injectie die verlamming veroorzaakt en wel in je gedachten en daarna in je doen en laten en spreken! Vrees ontmoedigt de mens, ontrooft hem of haar van blijdschap en dankbaarheid, maakt ook onzeker. Ja, het is een handlan­ger van Satan.

Gelukkig de mens die dit ontdekt, want er is namelijk een tegengif zou je kunnen zeggen, er is een Goddelijke kracht, waarmee we deze macht van de duisternis kunnen weerstaan en dat is intimiteit, wat betekent ‘vetrouwelijkheid, innigheid’.

Als wij in vertrouwelijkheid met God, onze Vader, leven, als we innig met Hem verbonden zijn, dan kan de intimidatie niet binnendringen in ons bestaan. Hij komt wel en dwaalt om ons levenshuis, zoekt een ingang, maar, als wij in diepe gemeenschap met onze Vader leven, Zijn woorden, die bestaan uit bemoediging, beloften en liefdevolle vermaningen, geloven en toepassen, dan kan de tegenstander ons niet intimideren!

Ik spreek uit ervaring als ik zeg: Als we alles, wat ook maar op ongeloof lijkt, wegdoen, ook alle verwerping die zich aan ons gedachtenleven wil opdringen, weerstaan en uitbannen en ook geen weerspannigheid toela­ten, dan kunnen we ons volkomen overgeven aan onze Vader. Wij nes­telen ons dan in Zijn armen en weten: dit zijn eeuwige armen, die mij altijd zullen dragen! God is Geest en dit zijn geestelijke waarheden. Het is heerlijk ze te ont­dekken en te belijden: Mijn God heerst, Hij is Heer, ook van mijn diepste wezen! Met Hem, in Hem, ben ik veilig voor tijd en eeuwigheid!

Veel mensen hebben dit ervaren en ervaren dit elke dag. Ook u, die dit leest, misschien wel. En vanuit Gods eeuwenoude boek horen we ook de uitspraken van mensen die het erva­ren hebben. Intimidatie wordt teniet gedaan door intimiteit met God. Zijn vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen (liefhebben). Verblijdend en overwinnend voor elke dag!

Heer, wil mijn hart bewaren voor

zorg en boos geweld;

als overdag of in de nacht de vijand

kwetst en kwelt.

 

Ik weet: U bent mijn schuilplaats,

mijn schild dat mij behoedt;

U bent een licht op heel mijn pad,

een lamp ook voor mijn voet.

 

U heft mijn hoofd omhoog, Heer, U

kent ’t hart van Uw kind,

U geeft kracht en genade, zodat ‘k

Uw wegen vind.

 

Mijn ogen blikken voorwaarts:

mijn oogopslag gericht

op Goddelijke paden, zie ik Uw aan­

gezicht.

 

Heer, wil mijn geest bewaren,

bewa­ken voor het kwaad.

Dan vrees ik geen gevaren omdat U

met mij gaat!

 

Geen reden om bang te zijn door Cees Maliepaard

Als we vrij van angst en benauwd­heid zijn, zullen we instaat zijn de waarheden van onze goede God naar zijn bedoeling in ons leven in te voe­ren. Dan kunnen we leven uit datge­ne wat Hij al van het begin voor ons bedoeld heeft. Bevrijding van satani­sche banden van verontrusting is dan ook een must voor ieder die ongedwongen met de Heer leven wil.

Door de liefde

In 1 Johannes 4 vers 18 (1 Joh. 04:18) staat: “Er is in de liefde geen vrees, maar de vol­maakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest is niet volmaakt in de liefde”. Je hoeft niet bang te zijn voor mensen waarmee je een liefdevolle verstandhouding hebt. Want als dat van weerszijden echt gemeend is, kun je op elkaar bou­wen, dwars door problemen en nare toestanden heen. De liefde werkt dan door jou en de anderen heen en dat heeft tot gevolg dat je onbevan­gen met elkaar om kunt blijven gaan.

Ik heb gemerkt dat dit principe in de wereld werkt. Wanneer mensen van elkaar houden, is er veel mogelijk. Mensen die destijds in de leugen van het geestelijk huwelijk getrapt zijn, kwamen al vrij vlug tot de ont­dekking dat zoiets gebaseerd is op valse vroomheid. Je kunt het nóg zo hartgrondig eens zijn over de bood­schap van het Koninkrijk der heme­len, maar als de natuurlijke liefde ontbreekt, is het aangaan van een relatie welhaast gedoemd te misluk­ken. Wanneer daarentegen twee mensen elkaar ten diepste liefheb­ben, zal hun relatie veel kunnen hebben… ongeacht de verschillen in levensvisie die er zouden kunnen zijn. Wat daarbij echter noodzakelijk is, is wederzijds respect voor elkan­ders opvattingen, en daar ontbreekt het helaas wel eens aan. Menselijke liefde alléén is in zulke gevallen niet voldoende, want die schiet op ter­mijn schromelijk tekort. En liefde die bij gelovigen voor goddelijk wordt aangezien, blijkt het meer dan eens niet te wezen, aangezien God in zijn mateloze liefde voor de mens, deze altijd met respect bena­dert.

God is liefde

Als Johannes opmerkt dat de vol­maakte liefde angstgevoelens uit- bant, heeft dat altijd betrekking op de enig juiste vorm van liefde, om precies te zijn: op DIE liefdesuitin­gen die corresponderen op van Godswege ingeschapen gevoelens. Zo’n liefdesverhouding geeft de bedoeling van de Here God met zijn schepselen gestalte, ook al zijn de partners zich dat lang niet altijd bewust. Geloof zal de liefdesband kunnen versterken, dat is zeker. Maar het hebben van een oprecht geloof, garandeert nog niet dat daar liefde uit voort zal komen zoals die in een huwelijksrelatie aanwezig dient te zijn. Goddelijke liefde is trouwens veel Omvattend en valt zeker niet te beperken tot het huwelijk. God heeft immers de wereld liefgehad, zozeer dat Hij zijn enige Zoon voor deze wereld gegeven heeft. Als Gods liefde in ons werkt, zullen we de mensen dus liefhebben. En dat is wat anders dan ‘wereldse’ mensen alleen te zien als evangelisatieobjec­ten. Natuurlijk is het goed de bood­schap van herstel en eeuwige gebor­genheid uit te dragen. Maar wan­neer onze liefde tot de mensen beperkt blijft tot diegenen die op de boodschap in willen gaan. heeft het niets van doen met Gods belangelo­ze bemoeienis met de mens.

Waar ben je bang voor?

Wie bang is, is niet volmaakt in de liefde. We zullen er voor moeten waken wereldgelijkvormig te wor­den. Maar als we beducht raken voor contacten met “de wereld’, is onze liefde nog niet toerijkend. Dat is op zich geen schande, maar we dienen onze innerlijke mens dan wel nodig bij te stellen. In de Schrift staat wel dat we niet van de wereld zijn, maar daar wordt in één adem bij genoemd da: we wel in de wereld zijn! We zijn gewoon een stukje van de wereld, het zou onjuist zijn dat te ontkennen. Alleen heeft de wereld en ‘de vorst van deze wereld’ geen eigendomsrechten op ons, want we behoren Christus Jezus toe. Waar zullen we dan nog langer bang voor zijn en voor wie? Voor mensen die ons wellicht niet voor vol aan zien of die juist vinden dat we te vol in geloofszaken zijn? Het oordeel van mensen kan wel pijnlijk zijn en hard overkomen, maar uiteindelijk is er maar één die ons oordeelt. En dat is onze Heer. Een Meester die enkel goed en vol liefde is. Daarom is er bij Hem ook geen enkele vorm van verontrusting over ons. Hij gelooft in ons. Daarom kunnen we ons ook in vol vertrouwen aan Hem overgeven.

Volmaakte liefde

De liefde is een onderdeel van de gestalte die we in Christus hebben. Zij is het belangrijkste gegeven ervan. Zonder liefde is het onmoge­lijk in Christus te zijn. Maar even­goed is de liefde in en onder ons nog steeds in ontwikkeling. Christus Jezus heeft een volkomen uitgeba­lanceerde liefde voor God en de mensen. Er ontbreekt niets aan bij Hem. Bij ons kan de liefde echt nog wel groeien. Dat is overigens geen ramp, want we zitten immers nog in het groeistadium. Daarom is het des te vreemder dat het nog steeds voor­komt dat kinderen Gods elkaar de meetlat aanleggen. Wees maar niet bang voor zulke bedenkelijke attri­buten, want God heeft ze echt niet uitgevonden! Wie aardig op weg is naar het ‘vol­maakt’ in de liefde zijn, heeft zich de manier van denken van Jezus aangewend. De liefde denkt immers van de naaste geen kwaad? Nou, onze Heer heeft geen enkele bin­ding met kwalijke gedachten, die uit het rijk der duisternis geïnspireerd worden. Wij mogen vrijmoedig belij­den ‘in Hem’ te zijn. En derhalve is er ook geen aanleiding bang te zijn voor welk dreigen dan ook uit de wereld van de boze. We zijn op weg naar het volle zoon­schap. Maar daarbij dienen we ervan doordrongen te zijn, dat we in het zoonschap Gods slechts tot volwas­senheid kunnen komen als er een toename in Goddelijke liefde is. Tenslotte zal die uitmonden in een volkomen belevenis daarvan. Dan zal er ook geen sprake meer zijn van bang zijn voor wat dan ook.

 

Het pad van de rechtvaardigen door Truus van Kaam

Dit pad is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt,

tot de volle dag Spreuken 4 vers 18 (Spr. 04:18).

Al wandelend op die weg des vredes ontvangen wij de regen als het waterbad met het woord.

Dat goede woord verfrist, reinigt, zuivert, heelt, wekt leven en doet groeien… tot het volle koren in de aar in ons tevoorschijn komt, zodat het heil gaat uitspruiten en het Gods gerechtigheid voortbrengt.

Jesaja 45 vers 8 (Jes. 45:08) (vert. Brouwer):

Gij hemelen, druppelt van boven.

Dat wolken gerechtigheid doen stromen.

Dat de aarde het opneme, heil doet groeien

en gerechtigheid doet uitspruiten.

Ik, de Here, heb het bemerkt.

Spr. 16:15 (vert. Brouwer):

In de vriendelijke blik des konings is het leven

en zijn gunst is als een wolk van lenteregen.

 

Gemotiveerd strijden door Roel Schipper

“Hij zei tot hen: Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u, zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen” Lucas 13 vers 24 (Luc. 13:24). Hoe komt men in het Koninkrijk van God? Het antwoord op deze vraag luidt: door bekering en wedergeboorte, na het horen van het woord van God, dat als een zaad in het hart valt. Zo iemand herleeft dan; geestelijk gezien gaat hij over uit de dood in het leven, joel profeteert: “En het zal geschieden dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn” Joël 2 vers 3 (Joël 02:03).

Een ruime toegang

Petrus citeert deze profeet in zijn pinkstertoespraak. Eenvoudiger kan het niet, zou je zeggen. Als iemand in zijn verloren toestand met zijn hele hart de Here Jezus aanroept, wordt deze door Hem gered. Daar kan men zeker van zijn. Dan is er een ruime ingang in Gods Koninkrijk. Als schaduwbeeld hier­van had de tabernakel in de woestijn een heel wijde deuropening, bestaande uit vijf met goud overtrok­ken pilaren waaraan een veelkleurig weefwerk was bevestigd Exodus 26 vers 36 en 37 (Ex. 26:36-37). God ontvangt iedere zon­daar met open armen en men hoeft zich niet door een nauwe deurope­ning heen te wringen. In dit licht gezien doet Jezus hier een merkwaardige uitspraak. Hij zegt: velen zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen. Is er dan toch sprake van een uitverkie­zing? Zo van: aan de één is het gege­ven, maar aan de ander niet. Is er een predestinatie of een goddelijke voorbeschikking van mensen? Nee, goddank niet! In de Bijbel is er inderdaad sprake van een uitverkie­zing. Maar dat is een uitverkiezing die beoogt dat alle mensen behou­den worden. Zo wordt Abraham uit­verkoren opdat de hele wereld in hem gezegend zal worden. Israël wordt uitverkoren opdat alle andere volken op aarde in hen gezegend zullen worden. Zo wordt Christus de uitverkorene genoemd, opdat de hele wereld in en door Hem behou­den zal worden. Hem heeft de Vader gesteld tot Redder, Verlosser en Leidsman ten leven voor de hele wereld. Uitverkiezing is een brug­genhoofd om de ganse schepping te redden.

Een hoge roeping

Wij zijn in Christus uitverkoren en geroepen om koningen en priesters te zijn voor God, onze Vader,  Openbaring 1 vers 6 en Openbaring 5 vers 10 en Openbaring 20 vers 6b (Openb. 1:6 en Openb. 5:10 en Openb. 20:6b). Hij maakt ons daar bekwaam voor. Om die reden wil de Heer Jezus met ons een ontwikkelingstraject doorlopen, en daarom wordt Hij de weg genoemd. Vandaar dat discipelschap voor de gelovige van enorme betekenis is. Daar staat en valt zijn eeuwige bestemming mee. Heeft hij zich wil­len laten onderrichten en vormen? Heeft hij zijn opleiding met succes voltooid? Hierin is Jezus ons ook ten voorbeeld. Jesaja 50 vers 4 (Jes. 50:04) Begint de V selectie voor een maatschappelijke functie al in de wieg? Nee, personen treden naar voren die door hun opleiding en bekwaamheid blijk geven leiding te kunnen geven. Het is dus een kwestie van opgroeien, zich de goddelijke waarheden eigen maken, die in het leven gaan uitwer­ken en toepassen.

De Zoon is van eeuwigheid uitverko­ren als eersteling en als hoofd van een nieuwe schepping die heilig en onberispelijk is voor God. Het doel van zijn uitverkiezing is: onze heilig­heid en onberispelijkheid, een volko­men loskomen van de machten der duisternis. Om dit te bewerkstelligen heeft de Vader ons de heilige Geest geschonken. Die zal ons tot volledige verlossing en bevrijding brengen.

In onze leidtekst roept de Heer zijn toehoorders op om te strijden, ten­einde te kunnen ingaan in Gods Koninkrijk. Een aantal vragen dringt zich op: tegen wie moet er dan gestreden worden en hoe komt het dat zo velen, ondanks serieuze pogingen, er toch niet in slagen? Laat de Joëlsprofetie dan aan duide­lijkheid te wensen over? De grond­tekst kan hier meer helderheid ver­schaffen. In het Grieks is de eerste betekenis van het woord strijden: deelnemen aan een sportwedstrijd’; ‘met uiterste inspanning het doel bereiken’.

De TDNT (Kittel) zegt van dit woord in deze tekst: ‘Het nastreven van het doel is hier de eerste gedachte’. Jezus bedoelt dus niet dat er in de eerste plaats voortdurend een hevige strijd geleverd moet worden met de boze, hoewel het dit óók kan beteke­nen. Wat Jezus hier bedoelt, is dat men zich tot het uiterste zal moeten inzetten om het doel te bereiken. Hierbij ligt de nadruk evenwel niet op eigen prestatie, maar op gericht­heid en motivatie.

Zoek eerst Gods Koninkrijk

Onlangs was de wereld in de ban van de Olympische winterspelen. Om hun doel te bereiken moesten de sporters tot het uiterste geconcen­treerd en gemotiveerd zijn. Wat heb­ben ze zich veel ontzegd! Velen bedankten zelfs voor de eer de natio­nale vlag te dragen tijdens de ope­ningsceremonie, om maar niet lang in de kou te hoeven staan. Dit zou hun conditie immers alleen maar schaden. Ze deden slechts wat in het belang was van het door hen gestel­de doel. Dit nu bedoelt de Heer te zeggen tegen zijn toehoorders. Wie het Koninkrijk Gods wil binnen­gaan, en daarin steeds dieper wil doordringen, zal inzet en motivatie moeten tonen en geestelijk gezond en sterk dienen te zijn. Er is een verband tussen het woord ‘strijden’ en het ‘niet kunnen’ (ingaan). Ook hier vinden we weer de nodige informatie in de grond­tekst. Voor kunnen kent het Grieks meerdere woorden. Het woord dat hier gebruikt wordt, betekent in de eerste plaats: sterk, gezond, krachtig zijn; de overhand hebben of krijgen. En daar ligt nu juist de crux waarom velen niet verder komen in het Koninkrijk van God, ondanks hun pogingen daartoe. Ze missen de nodige geestkracht en energieke vastbeslotenheid. Ze hebben hun keuze niet voor honderd procent gemaakt, en verstaan niet wat de Heer bedoelt met: “Zo zal dus nie­mand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn” Lucas 14 vers 33 (Luc. 14:33). Wie de onvergankelijke dingen van het Koninkrijk Gods zoekt, kan niet daarnaast uitgebreide aandacht besteden aan vergankelijke, aardse zaken. Jezus zegt dat men geen twee heren kan dienen. De menselijke geest kan zich niet hechten aan Gods Geest en tegelijk aan een boze geest. Deze laatste blijkt dan helaas vaak de overhand te krijgen.

Enkele voorbeelden uit de Septuagint, waar hetzelfde woord wordt gebruikt:

“En wanneer Mozes zijn hand ophief, had Israël de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken, had Amalek de overhand” Exodus 17 vers 11 (Ex. 17:11).

“Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, één der voornaamste vor­sten, kwam mij te hulp, zodat ik daar bij de koningen der Perzen, de overhand behield” Daniël 10 vers 13 (Dan. 10:13). Enkele voorbeelden uit het Nieuwe Testament:

“Hij is gelijk aan iemand die bij het bouwen van een huis diep gegra­ven en het fundament op de rots gelegd heeft. Toen een watervloed kwam, en de stroom tegen dat huis aansloeg, kon (= de overhand krij­gen) hij het niet aan het wankelen brengen, omdat het goed gebouwd was” Lucas 6 vers 48 (Luc. 06:48).

– “Ik vermag (= krijg de overhand in) alle dingen in Hem, die mij kracht geeft” Filippenzen 4 vers 13 (Filip. 04:13).

Jezus waarschuwt dat velen(!) niet zullen kunnen ingaan. Nogmaals: Hij bedoelt hier niet dat ze niet tot bekering kunnen komen en daarom niet Gods Koninkrijk kunnen bin­nengaan. Het is de keus van elke gelovige om geestelijk tot ontplooi­ing te komen. Zoekt men daarom eerst Gods Koninkrijk en zijn gerechtigheid? Alle schatten van wijsheid en kennis zijn in Christus verborgen. Die schatten moeten door Jezus’ volgelingen geëxploi­teerd worden. De heilige Geest ver­licht hierbij de ogen van het hart, zodat zicht ontstaat op Gods woord. Zo ontstaat honger en dorst naar de dingen van boven en wie deze hon­ger en dorst heeft, zal verzadigd en verkwikt worden. De heilige Geest wil graag meer bekend maken van de gedachten van Jezus. Zijn denk­beelden moeten we daarom naar ons toehalen, en hiervoor is een duidelij­ke stellingname nodig.

Jezus zelf wijst erop dat dit niet zon­der strijd kan. Wie wil die strijd aan­gaan? Wie is bereid de consequen­ties te trekken? Wie wil zich inzetten zoals de sportman/vrouw om de prijs van de Goddelijke roeping in de wacht te slepen en zich er mees­ter van te maken?

Jezus zegt dat het alleen haalbaar is met volledige inzet, motivatie en standvastigheid. Zulke strijders zul­len naar Gods belofte uiteindelijk de overhand krijgen over élke tegen­werkende macht, die ontplooiing en ontwikkeling wil verhinderen.

 

Gedachten over ’t woord ‘volmaakt door Duurt Sikkens

 

“Volmaakt”? Bewust heb ik dit woord, dat al zoveel misverstanden en krampachtigheid heeft veroor­zaakt, tussen aanhalingstekens geplaatst. En nog een vraagteken erachter, ‘k Wil namelijk eens probe­ren om daar wat over na te denken. Eerst maar eens kijken naar het woord zelf. Het betekent eigenlijk niets anders dan volgroeid, volwassen. Wanneer een kind het ouderlijk huis verlaat, betekent dat nog niet dat het volwassen is, ook de leeftijd biedt geen garantie. Het kan zijn dat het kind meent ‘vrij’ te zijn, onaf­hankelijk, zelfstandig, in staat de eigen boontjes te doppen. Dat is natuurlijk maar de vraag. Allereerst het begrip ‘onafhankelijk’. Volgens mij bestaat zoiets niet. Je bent van zoveel dingen, voorzienin­gen, omstandigheden afhankelijk, dat je raar zou opkijken als je in je eentje in de woestein zou rondlopen. Afgezien van het materiële, hoe zou een mens alleen en op zichzelf kun­nen functioneren? Zonder mede­mens wordt je nooit mens. Zonder God en naaste word je nooit zijn gelijkenis. Ik denk dat, als je je alleen tot jezelf zou beperken in het kader van ik-red-me-wel, je anderen uit het oog hebt verloren en je hebt je tevens aan hen onttrokken. Uiteindelijk verlies je toch jezelf? Weer anderen denken dat het eigen ‘ik’ kapot moet. Ja, da’s dan jammer van al de liefde en zorg die er door de ouders aan besteed is. Je bent maar een wegwerpartikel… En je moet van lieverlee een ander worden dan wie je eigenlijk bent. Gedien­stige geesten zoeken hierbij passen­de bijbelteksten, want het zou de wil van God zijn, en daar ga je dan. Dat noem ik nou echt zonde. Wat kom^ er uit een tulpenbol, een graankor­rel, een mosterdzaadje? Zonder kiem geen ontkieming. Wanneer die kiem wordt geplant komt het werke­lijke leven eruit naar zijn eigen aard. ’t Is dus nodig om je leven te verlie­zen, opdat jouw echte leven zich ontwikkelen kan en tevoorschijn komt. In het natuurlijke is dit zo, dus in het geestelijke helemaal. Een tuinder zou raar opkijken wanneer, nadat hij allerlei gewassen in grote variëteit heeft geplant en gezaaid, er een eensoortig, ondefinieerbaar pro­duct boven de grond zou komen. Onze hemelse Vader laat jouw eigen identiteit helemaal intact. Elke chris­ten heeft dan, zo doende, zijn eigen kenmerk, “vruchten dragend, welke zaad bevatten naar hun aard op de aarde”. Het eigen ‘ik’, je kostbare zelf. komt tot werkelijk leven na de opstanding. De echte mens kan opstaan.

Er zijn er ook die zich eindeloos aanpassen aan groepscodes, gemeentenormen, etc., zodat je tot ieders tevredenheid de uniforme kleur van de groep aanneemt. Ook gezag van anderen bepaalt je leven of hun verwachtingspatronen wor­den jouw levensvulling. Op den duur leidt dit tot een kleurloos bestaan. Hiermee bedoel ik dat  afhankelijk gedrag, bij het slaafse af, je van je identiteit heeft beroofd. Uiteindelijk weet je niet eens meer wie je zelf bent. Je aanpassing heeft jou on-her-kenbaar gemaakt. En da’ s verschrikkelijk, wat een ‘schade aan je ziel’.

Als je beseft dat God zó graag je individualiteit tot zijn recht zou wil­len zien komen; als je ziet hoe hoog Jezus elke ziel heeft geacht, en nóg acht, en ieder mens een eigen, onvervreemdbare naam geeft, wil dat heel wat zeggen. Maar wanneer jij als individu oplost in de groep, zogenaamd terwille van de groep, het systeem, de structuur, is jouw vrijheid als persoon zoek, verdwenen. De uitdrukking ‘op zoek naar het verlorene’ komt dan in een ander licht te staan: Door het koste­lijke woord van God word je wie je echt bent, je bent ’teruggevonden’. Wanneer de Zoon je vrijmaakt van al die afschuwelijke gedachten is dat een losmakingsproces. een voort­schrijdende leer-gang om te leren met vrijheid om te gaan en zelfstan­dig te durven kiezen in overleg met Hem.

Toen de Israëlieten als religieus sla­ven volk Egypte verliet, moest het volk dat ook leren. En hoevelen heb­ben dit geleerd? Denk alleen al eens aan de vreemde godsbeelden die ze van God hadden, meegevoerd in hun geest: Zoveel ‘andere goden voor Zijn aangezicht’ dat ze niet meer wisten hoe Hij er uitzag. Dat bleek zo hardnekkig dat toen Jezus Gods ware gedaante openbaarde, velen dat niet accepteerden. God enkel liefde? Dat kon niet! Geen wonder dat Jezus gekruisigd werd “op de straat die geestelijk ‘Egypte’ wordt genoemd”.

En hoe is Zijn beeld bij de huidige christenheid? Ik vraag maar… Ik denk namelijk dat je pas vrij bent in relatie met de Ander. Een verbonds- sluiting met Christus Jezus, zijn samenlevingsverband, is de weg naar de vrijheid.

Dat betekent óók samen met de hei­ligen, je medemensen die naast je staan, niet gebonden maar verbon­den. Zo vorm je een onderlinge, evenwichtige samenhang, die het beginsel is van het lichaam. En een lichaam zonder hoofd is dood. Dan kun je samen de genade en de gedachten uitwisselen en delen aan­gaande de wondermooie gedachten van God die ons, door Jezus en via hun Geest zijn geworden. En jouw uitingen komen dan helemaal voor je eigen rekening. Dat is een heerlij­ke verantwoordelijkheid. Een stuk zelfstandigheid in vrijheid. Je zult misschien heel wat teleurstel­lingen en verdriet hebben ervaren op deze gebieden. Dan ben je niet de enige, andere zijn ook wel eens verraden. Dan kun je, als je niet uit­kijkt, door verbittering op een dood spoor komen en vastlopen in de woestijn. Je kan anderen de schuld geven van je eigen tekortkomingen of gebukt gaan onder de voortduren­de dreiging dat anderen je laten val­len door je niet ‘aardig’ te vinden. In zo’n ‘verloren’ toestand kun je je laten vinden door om hulp te ropen. Volwassen worden heeft te maken met een innerlijk evenwicht. Dat is soms een heel gezoek maar je merkt dat de Zoon van de Eeuwige daarbij altijd het vaste steunpunt is. Een vraag is bijvoorbeeld of je vrede hebt met jezelf. Durf je in een spiegel te kijken? Dat is op zich al een uiting van volwassenheid. En kijk je goed, dan kom je tot de ontdekking wat je kunt en wat je niet kunt. Dan kun je vrede leren hebben met je mogelijk­heden en onmogelijkheden, maar vooral vrede hebben met God. Dat Hij je liefheeft zoals je bent geeft je een diepe, innerlijke rust. Stel dat, in het ergste geval, vrijwel alles je onmogelijk wordt gemaakt, door wat voor oorzaak ook, wat houdt jou dan in balans? Wat bepaalt dan je stabiliteit zodat je niet je evenwicht verliest? Dat zijn toch de armen van je Vader?

Wat is dan die spiegel? Zelfreflectie? Ik denk het niet. Een goede spiegel geeft weer wie je eigenlijk bent en welke is beter dan iemand die jou liefheeft? Ik zou het niet weten. Jezelf zien in het aangezicht van Vader en in degenen die Zijn liefde weerspiegelen onthult je diepste wezen, je motieven, je afkomst, je verdriet, je twijfels, maar vooral je diepe, zuivere verlangens. Dat wordt bedoeld met ‘jezelf vernederen’, jezelf onder ogen komen; onder de vriendelijke ogen van je Vader, die niet verwijt, maar je verhoogt tot en met in Zijn nabijheid. Hij verhoogt niet je status op aarde want eer van mensen voegt niets toe aan deze hemelse geborgenheid. Zijn wei-daden doen je genezen en maken Zijn thuis tot een veilige schuilplaats. Dat is eigenlijk zo mooi, zo kostbaar: je leert Hem ken­nen die van de beginne is en krijgt zo kijk op je eigen begin, je levens­beginsel.

Hij kent jou zo goed, en als Hij Zijn aangezicht over jou doet lichten dan weet je wie je bent. Dat staat zo vast als een huis, Zijn huis. En al stel je dan op aarde, bij de mensen, weinig voor en is jouw uiterlijke verschij­ning zwak en zonder aanzien, inner­lijk heb je de vaste grond gevonden waarin jouw kostbare ziel is inge­bed: Zijn onvergankelijke liefde die in jou langzaam en zeker gestalte begint te krijgen. Dat is volwassen worden, worden wie je bent in afhankelijkheid van de Geest van God, die in Zijn kinderen jou barmhartigheid bewijst. Wat een geluk. Je laten opvoeden door Hem is opgroeien naar Zijn beeld. Zodoende begint Hij zich in jou te kennen en te herkennen. Wie jou dan ziet, ziet… Dat mag je zelf invullen en als onverkwanselbare, kostelijke nardusolie bewaren in de albasten fles van je ziel. Je mag er, ontroerd, zeker van zijn dat onze Vader deze lieflijke kruik vol maakt. “God is getrouw, die niet zal gedogen dat u boven vermogen verzocht wordt” 1 Korinthe 10 vers 13 (1 Kor. 10:13).

 

Navolgers van Gods trouw door Cees Maliepaard

Trouw als de Christus

Enige maanden geleden heeft Aldert Drent een brief aan de gemeente geschreven. Deze is destijds uiter­aard in de samenkomst voorgelezen. Aan het eind van dit schrijven kwam de volgende zinsnede voor: “Tenslotte, trekt samen verder op, ondersteunt elkaar en moedigt elkaar aan. Hij is getrouw; laten wij het ook zijn”.

Dit zijn wijze woorden. Er spreekt een levenswijsheid uit die in relatie met Christus Jezus opgebouwd is. Er kan o zo gauw een situatie ont­staan, waarin men wederzijds ont­moedigend bezig is, waarin men elkaar niet ondersteunt, maar zich tegenover elkaar gaat opstellen. Aan samen verder optrekken hoeft dan helemaal niet meer gedacht te wor­den, zelfs niet al blijven mensen deel uitmaken van dezelfde gemeen­te.

Aldert schreef dat Christus Jezus, en Paulus gaf te kennen dat God getrouw is. Beiden hebben uiteraard in dezelfde mate gelijk, want Jezus draagt (als beelddrager van zijn Vader) ook een getrouwe weergave van Gods getrouwheid in zich. Zij gedogen bepaalde zaken niet. Op welke elementen van het leven van een christen heeft dat gedogen dan wel betrekking? Moet een disci­pel van Jezus altijd bedacht zijn op het nakomen van regels en voor­schriften? Zitten we daarmee dan weer onder een (nu christelijk) stel­sel van wetten en wetmatigheden?

Ik denk het niet, want Jezus heeft niet voor niets de uit inzettingen bestaande wet van het Oude Verbond buiten werking gesteld Efeze 2 vers 15 (Ef. 02:15). Zo’n wet hoeft nooit meer terug te keren, want dat zou zin aan Jezus’ levenswerk ontne­men. In het Nieuwe Verbond ken­nen we derhalve geen veelvoud van voorschriften en verordeningen. Als Jezus dus de opdracht geeft iedereen te onderwijzen overeenkomstig “alles wat Hij de discipelen bevolen heeft” Matteüs 28 vers 10 (Matt. 28:19), is dat ingebed in het gebod “elkaar lief te hebben zoals Jezus dat ons doet” Johannes 15 vers 12 (Joh. 15:12).

Trouw zijn in liefdebetoon

Paulus vat het begrip “alles onder­houden wat God en Christus Jezus geboden hebben” samen in Romeinen 13 vers 8 tot en met 10 (Rom. 13:08-10). Daarin staat onder andere: “Wees niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld”. Soms doet de mening opgeld dat we toch wel de nodige door Jezus gege­ven voorschriften in acht dienen te nemen. Dat is echter een verzwak­king van de boodschap die Hij bracht. Want door Gods liefde te ont­vangen en die in eendracht met onze Heer en Meester in praktijk te brengen, vervullen we daarmee in elk opzicht de volle boodschap. Het mag duidelijk zijn dat zoiets alleen maar kan lukken wanneer dat voort­komt uit de zalving van Gods aan de mens geschonken Geest. God is getrouw – Hij is liefde en Hij is in zijn denken en handelin­gen altijd vanuit dit Goddelijk levensprincipe bezig. De Here God kan niet anders dan getrouw zijn ^an zichzelf. En Jezus is als het ware uit hetzelfde hout gesneden. Hij is ook te allen tijde dezelfde: onveran­derlijk goed en één en al liefde. Wij mogen het beeld van God dra­gen; daartoe heeft Hij ons zelf geroe­pen. Kunt u zich voorstellen dat de Almachtige allerlei wetmatigheden en na te streven goede doelen in zijn leven zou dienen te hebben? Hij is gewoon onder alles degene die Hij altijd al was en die Hij ook in alle eeuwigheden blijven zal: onveran­derlijk in zijn liefde. Wel, dat beeld mogen we dragen. Gaandeweg zullen we ons uit kun­nen strekken naar de volkomen ver­vulling ervan. We hebben niet langer

maken met voorschriften uit de wet. Niet met die uit de tijd van het Oude Testament en niet met wat in de periode van het Nieuwe Verbond als eis zou gelden.

Leven als zonen

Zijn we werkelijk begonnen als zonen Gods te leven? Als we zonen zijn, staan we niet onder een wet die uit inzettingen en gebo­den bestaat. Dan geldt voor ons de volmaakte wet van de vrijheid Jakobus 1 vers 25 (Jak. 01:25). Wat een genot is het, die door mensen uitgedachte regels en veror­deningen aan je laars te lappen en alleen verder te gaan met de alles- omvattende liefdeswet van onze hemelse Vader en van de door Hem aangestelde Vredevorst. Dan trap je een ander ook niet op het hart, maar streef je ernaar in het kader van de wet van de vrijheid, volmaakt in de liefde te zijn.

 

Korte gedachten door Yvonne Sulman

Hemels leven

De vraag of we hemels of aards gericht zijn komen we altijd tegen. Het is een keuze die we in elke situatie opnieuw moeten maken. Het is van belang om gericht te blijven op God, op het hemelse. Want als we dat niet elke keer weer doen, drijft de duivel een wig die steeds groter wordt tussen God en ons. De weg terug probeert de duivel onzichtbaar te maken door ons een schuldgevoel te geven.

Hoe meer wij voor de Heer kiezen en Hij openbaar komt in ons leven, zoveel te meer komt de duivel om ons daarvan af te houden. Echter door onze ogen gericht te houden op God, kunnen wij de duivel verslaan zodat wij onze plaats in de hemel in kunnen nemen.

Jildert de Boer zegt in zijn boekje ‘Zicht op het Koninkrijk der hemelen’: Laten wij het nauwgezet en serieus nemen om getrouw aan de voorwaarden die God stelt, te leven, zodat het Koninkrijk aan ons geschonken kan wor­den.

Volharden in wat goed is

Verdrukking, moord, haat, verleiding door valse profeten, verachting van de wet en verkilling van de liefde van velen. Dit zijn zomaar wat schetsen van de eindtijd zoals we kunnen lezen in Matteüs 24 vers 8 tot en met 12 (Matt. 24:08-12). Alleen door volharding zullen we behouden wor­den (vers 13). Volharden door alert te zijn op verleidingen van de wereld, door onszelf te zuiveren en te vernieuwen. Op deze manier komen we ook tot volle kennis naar het beeld van onze Schepper Kolossenzen 3 vers 10 (Kol. 03:10).

Bloeien als een bloem

“Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenstan­der, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal vers­linden” 1 Petrus 5 vers 8 (1 Petr. 05:08). Bij deze tekst had iemand van onze jeugdgroep een heel mooie spreuk: Geestelijke onwikkeling kan vergeleken worden met een bloem. God wil datje open gaat, de duivel wil datje naar de knoppen gaat. Als individu maak je je eigen keuzes. Eén van de belangrijkste is de keuze voor God. Om als een bloem open te gaan, te bloeien. Dit is niet wat de dui­vel wil. Hij wil datje naar de knoppen gaat. Maar God, onze Heer en bescher­mer, zal dat niet laten gebeuren. Hij brengt ons tot volheid.

 

De bouw van de nieuwe tempel door Jan H. Weerd

De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige” Haggaï 2 vers 10 (Hagg. 02:10).

Van de oorspronkelijke tempel te Jeruzalem is niet veel meer over. Alleen één stuk muur is overgeble­ven. De naam ervan kennen we vast allemaal: de klaagmuur. Joden, maar ook andere mensen uit heel de wereld, komen hier naar toe om te bidden. Het is indrukwekkend om te zien hoe mensen hun noden bij God brengen. De één leest voor uit de Thora, de ander stopt een briefje met daarop z’n nood in de muur en weer een ander staat te bidden… Gelukkig is God niet aan één plaats gebonden. We hoeven niet allemaal eerst naar Jeruzalem om te kunnen bidden. Voor ons geldt dat we dat in onze binnenkamer kunnen doen, of samen met andere christenen tij­dens een dienst of bidstond of zo maar ergens in de natuur.

Eén ding is echter wel zeker: het is nodig om te bidden! Bidden is pra­ten met God, met hem communice­ren. Door te bidden leren we God kennen en kunnen we wat in ons hart leeft met Hem delen. Er zijn vaak nog zoveel dingen, waarin we te kort schieten, waardoor we ons nog zo onvolkomen voelen, soms zelfs mislukt of minderwaardig. De Here God wil ons gelukkig tege­moet komen en helpen. We mogen naar Hem toe gaan en onze verlan­gens, die diep in ons hart leven, ken­baar maken. Het verlangen bijvoor­beeld om in onze levenswandel steeds meer op ons grote voorbeeld, Jezus Christus, te gaan lijken. Soms lijkt het echter of juist dat wordt tegengehouden. Natuurlijk is daar een reden voor. In het boek Haggaï lezen we, dat Gods volk meer met z’n eigen zaken bezig is dan met de herbouw van het huis van God. Iedereen bouwt aan zijn eigen aardse bestaan. Hierdoor mist het volk de zegen en openbaring van God.

Toch laat God het er niet bij zitten en roept zijn volk op, aan het werk te gaan en te gaan bouwen aan de nieuwe tempel. Een tempel waarvan de heerlijkheid groter zal zijn dan die van de oude en die Hij wil vullen met zijn heerlijkheid, zijn wezen. God wil ons hiervan deelgenoten maken, want God wil bij zijn volk zijn en hen zegenen.

Is wat wij lezen in Haggaï in onze tijd niet ook nog vaak zo? Ik denk van wel. Te vaak gebruiken we onze tijd, ons geld en onze energie alleen voor het opbouwen van ons eigen aardse bestaan. We zijn er trots op en vertellen anderen graag wat we bereikt hebben.

We praten trouwens met z’n allen graag over van alles en nog wat. Maar is het eigenlijk niet zo dat we te weinig met God praten en over de dingen die Hij in ons leven doet? Zouden we dat wel doen dan zou de Heer ons duidelijk maken dat Hij ons wil helpen en zegenen. Dat Hij ons niet alleen laat.

Ook zou Hij ons duidelijk maken dat we inderdaad eerst aan ons eigen bestaan moeten werken…, maar dan wel aan ons gééstelijke bestaan! De heilige Geest zou in ons leven aanwijzen waarin we kunnen en zelfs moeten veranderen.

En als God dan steeds meer de ruimte in ons leven zou krijgen, dan zou Hij ons leven kunnen gaan ver­anderen. Zo zelfs dat de heerlijkheid van God zichtbaar zou worden op een manier, die we niet voor moge­lijk hielden. De vrucht van de heilige Geest, zoals liefde, vrede, blijdschap, goedheid, zachtmoedigheid, enz., zou dan in ons leven meer openbaar worden. En de éénheid met God zou verder gestalte in ons krijgen Johannes 17 vers 20 tot en met 23 (Joh. 17:20-23).

Ons leven zou een levende steen worden. Een steen die gebruikt zou kunnen worden om, samen met de andere levende stenen, te worden gebruikt voor de bouw van een geestelijk huis, de nieuwe tempel. Gelukkig zoekt de Heer nog elke dag opnieuw ons hart en roept Hij ons op aan het werk te gaan. Hij zegt: ‘Laat je niet verontrusten of aankla­gen door alles wat je in je eigen leven en dat van anderen ziet mis­lukken. Ik ben bezig, ondanks alle problemen, nood en verdriet, mijn Koninkrijk, mijn tempel te bouwen. Daarbij wil ik jullie gebruiken. Van Mij is het zilver en het goud! Ik zal aanvullen wat bij jou ontbreekt! En weet: de heerlijkheid van mijn (en dus ons huis) zal groter zijn dan de vorige!’

 

Ontbijt door Froukje Huis

Daar komt ie ! Met grote sprongen, zijn fraaie staart sierlijk zwaaiend komt het eekhoorntje aangehuppeld. Een sprong op de stoel en wip daar zit hij op de tafel. Even blijft hij roer­loos op zijn achterpootjes zitten, dan grijpen z’n voorpootjes de pinda en in twee sprongen is hij tussen de bomen verdwenen.

merel heeft ook wel zin in een Hapje. Driftig pikt zijn scherpe sna­vel naar de pinda’s, maar dan komt een lijster…’

‘Ja dat had je gedacht’, denkt de merel en jaagt achter de lijster aan die haastig op de vleugels gaat. Een prachtige vlaamse gaai maakt een korte landing en verdwijnt met een nootje in zijn snavel. Inmiddels is de eekhoorn weer terug. Hij stoort zich niet aan de merel, knaagt vlot een huls door en peuzelt op zijn gemak het vruchtje op. Een mus neemt vanaf een stoelleu­ning de zaak in ogenschouw maar vindt blijkbaar niets van zijn gading „Vanuit de kamer van ons vacantiehuisje zit ik dit tafereeltje te bekijken. Om het goed te kunnen zien heb ik het ‘ontbijt’ op de tuintafel gestrooid. Pinda’s in de huls voor de eekhoorns en losse nootjes voor de vogels. De meesjes laten het van­morgen afweten en het roodborstje komt te laat. De eekhoorn heeft alles opgegeten of… opgeborgen? Wie weet, het zijn net als de hamsters spaarzame beestjes.

Ja dat is de natuur zoals God die geschapen heeft. Prachtige vogels en een elegant knaagdiertje, enkele van de vele mooie schepsels Gods. Zoals ik op zo’n rustige vacantie- ochtend dit toneeltje bekijk, zo over­ziet God de hele aarde met al zijn bewoners, want Zijn ogen gaan over de ganse aarde om krachtig bij te staan wier hart volkomen naar Hem uitgaat.

Hij richt voor ons een tafel aan en bekijkt onze reacties. Klaagliederen 3 vers 22 en 23 (Klaagl. 03:22-23) zegt het zo: ‘Het zijn de gunstbewijzen des Heren dat wij niet omgekomen zijn, want zijn barmhartigheden houden niet op, elke morgen zijn zij nieuw, groot is Uw trouw’.

De heer en mevrouw Mus hebben er geen belangstelling voor. De familie Gaai neemt wat ze op ’t moment nodig heeft. De eerwaarde heer en mevrouw Merel vinden dat alleen zij recht hebben op de goede gaven Gods, maar broeder en zuster Eekhoorn nemen zoveel als ze te pakken kunnen krijgen. Wat ze niet nodig hebben bewaren ze om op alles voorbereid te zijn. Jezus heeft immers Zelf gezegd: ‘Indien iemand Mij liefheeft zal hij mijn Woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen en bij hem wonen’. Johannes 14 vers 23 (Joh. 14:23).

En deze belofte is een van de vele die God ons elke morgen toever­trouwt

Doe als de Eekhoorns: eet en bewaar!

‘Zalig die het Woord Gods horen en het bewaren!’