Selecteer een pagina

Levend Geloof – 336

Levend geloof 1992.04 nr. 336

Jezus zien, zoals Hij is door Evert van de Kamp

“Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopen­baard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is” (1 Joh. 03:02).

‘Nee meneer’, zei de buschauffeur tegen mij, ‘ik bid elke avond voor het slapen gaan, maar in de opstanding uit de dood geloof ik niet. Jezus zien, dat is er niet bij’. Dit verhaal van jaren her ben ik nooit vergeten. Meer dan ooit boeit mij daarom het apostel- woord: “Wij zullen Hem zien, gelijk Hij is”. Een fascinerende tekst voor mij.

Wel of geen opstanding?

De Sadduceeën in Jezus’ dagen zeiden dat er geen opstanding uit de doden was. ‘Maar ik sta juist terecht om de hoop en de opstanding der doden’, riep Paulus met stemverheffing uit (Hand. 23:06 en Hand. 23:08). Met verve verkondigde de apostel het evangelie van Jezus en de opstanding der doden (Hand. 17:18).

De Engelse prediker R. J. Jones uit Harrow vraagt zich af of het mogelijk is in de levende Christus te geloven en Hem te ervaren en toch vraagtekens te plaatsen bij de historische opstanding of die zelfs te ontkennen.

Op die opgeworpen vraag heeft hij een resoluut antwoord: ‘Er zijn mensen die beweren van wel. Maar in mijn ogen doet men daarmee het begrip ‘opstanding’ zoveel geweld aan, dat het ‘de dood van duizend voorbehouden sterft’.

Loodrecht daarop staat de uitspraak van de Leidse theoloog H. J. de Jonge: ‘In zorgvuldige ges­chiedschrijving is voor boven­natuurlijke inbreuken op de gang der dingen in deze wereld principieel geen plaats’.

Het prikkelt om tegen zoveel ‘geweld’ met even zwaar geschut te velde te trekken. Niet doen, want er is slechts een geloofsbewijs met nadruk op het woord ‘geloof. Het is de geloofsjubel van Romeinen 1 vers 4 (Rom. 01:04): “Door zijn opstanding uit de doden heeft Jezus Christus, onze Heer, verklaard Gods Zoon te zijn in kracht”.

En dat geloof je of geloof je niet. Troostvol schrijft prof. Runia: ‘Gelukkig laten de meeste (kerk)mensen zich niet meeslepen door deze visie (die van De Jonge vdK). Als God werkelijk niet ‘inbreekt’ in de geschiedenis, dan blijft er immers van het hele geloof niets over’. En het geloof zegt juist: “Wij zullen Hem zien”.

Hem zien

Wij zullen Hem zien, Jezus onze Heer. Wie zijn die ‘wij’? Dat zijn mijn kinderen, zegt de Heer (1 Joh. 02:28). Dat zijn die mensen die heel bewust een besluit hebben genomen, je mag gerust zeggen de beslissing van hun leven, om Jezus als discipel te gaan volgen. In Johannes 1 vers 13 (1 Joh. 01:13) heten zij mensen die in zijn naam geloven; die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. Op grond van hun beslissing ontvangen zij de macht om kinderen Gods te worden (Joh. 01:12).

Voor de één is dat een ontwik­keling van kind af aan, voor de ander een meer plotseling radicale keuze.

Johannes zegt dat zij vervolgens Gods zalving hebben ontvangen. Zij loochenen de Vader en de Zoon niet. Zij zijn in en blijven in de Vader en dc Zoon door vast te houden aan wat zij vanaf het begin hebben gehoord, het volle evangelie van het Koninkrijk (1 Joh. 02:18-27).

Gods zalving leert hen over alle dingen van hel Godsrijk. Binnen het lichaam van de Heer, de gemeente van Jezus, zijn zij daarmee bezig.

Het woordje ‘zullen’ slaat niet alleen en uitsluitend op dc toekomst, maar zeker ook op het ‘hier en nu’. Gods kinderen zijn vrijmoedig met hun ‘openbaring’ bezig (1 Joh. 02:28-3:3). Jezus, die ze nu al met heerlijkheid en eer gekroond zien (Heb. 02:09), moet nu in hen openbaar komen. Dat zet hen geestelijk aan het werk. Zij willen immers bij Christus’ komst niet beschaamd slaan, maar ten volle geopenbaard worden. Met vrijmoedig vertrouwen (vert. Brouwer) de toekomst tegemoet zien.

Wij zijn nu kinderen Gods, zegt Johannes zo mooi, maar wij weten nog niet (precies) wat wij zijn zullen in de toekomst met Christus, hoe dat zal zijn, Jezus Christus volkomen in ons openbaar. Daarom is het zo boeiend te ontdekken wie Jezus is.

Zoals Hij is

De vraag van alle tijden is: Wie is Jezus, hoe is Hij nu precies? In de loop van de (kerk)geschiedenis zijn hierover de meest heftige discussies gevoerd. En tot op vandaag aan de dag gaat dat door. En dat is logisch en belangrijk. Want met de identiteit van Jezus hangt mijn identiteit als discipel van Jezus samen. Immers wij zullen Hem zien, gelijk Hij of zoals Hij is. Maar daarvoor staat, en dat is kenmerkend, dat wij Hem gelijk zullen wezen. Dat gaat samen op. Identiek aan Hem dus. Gelijkvormig aan zijn beeld zegt het Woord (Rom. 08:29).

Hoe actueel dat is laat een discussie in ‘Trouw’ zien. De aanleiding is het boek van dr. Simon Schoon ‘De weg van Jezus’, waarvan de Grieks-Katholieke Jakob Willebrands vindt dat Schoon een veel te eenzijdig beeld van Jezus geeft door het volle accent op zijn mens-zijn te leggen en veel minder op het Bijbelse gegeven ‘Jezus is de Zoon van God’.

Om twee redenen kan zo’n discussie heel ‘heilzaam’ zijn. In de eerste plaats worden we allen ‘gedwongen’ vanuit de Schriften (weer) eens goed na te denken over wie en hoe Jezus is. Wie en hoe Hij werkelijk is. De helft is ons bij wijze van spreken van Hem nog niet aangezegd, laat staan levende kennis geworden. In Kolossenzen 2 vers 9 (Kol. 02:09) staat dat in Christus al de volheid der godheid lichamelijk woont. Wie van ons kent Hem al zo ten volle?

Dat is wel de bedoeling. Want de tekst vervolgt: “En u hebt de volheid verkregen in Hem”. Alleen Woord en Geest kunnen ons dat verder duidelijk maken en leren. Daarin mogen we best meenemen wat vroegere en tegenwoordige onderzoekers hebben gezien of thans zien. Als het goed is zal dat tezamen leiden tot de verrassende conclusie: Hij, Jezus, de Gezondene des Vaders, is toch heel wal groter dan wc ooit hebben gedacht.

Na zijn lelie kritiek op Schoon en een warm pleidooi voor de kerkvaders komt Jakob Willebrands toch tot een bijzonder mooie uitspraak als hij zegt: ‘Geen enkele van de formuleringen die eenmaal geijkt is (over wie Jezus is -vdK), moet opgegeven worden, maar geen enkele (ook geen nieuwe dus -vdK) kan ook aanspraak maken het laatste woord te zijn over goddelijke openbaring’.

Dit schrijft hij na eerst de opmerking gemaakt te hebben: ‘Hun formuleringen (de onze ook, denk ik -vdK) moeten altijd gezien worden tegen de gehele achtergrond van het Bijbelse geloof in Christus. Tezelfdertijd vertegenwoordigen ze een weg voorwaarts die gevolgd wordt door de kerk. Zij bewijzen het verlangen van de gelovigen naar een steeds dieper ‘verstaan van het geloof, wat het mysterie van Christus niet wegneemt’.

De tweede «eden is dat wij opgeroepen worden om Hem, Jezus, gelijk te wezen. En hoe kun je dat worden als je niet weet wie en hoe Jezus werkelijk is of dat niet wil ontdekken.

Gelijk aan Hem

Hem zien, zoals Hij is, is tegelijk de weg van vernieuwing en verandering in ons leven. Die weg hebben wij af te leggen. Hem zien, zoals Hij is, is bezig zijn gelijkvormig te worden aan Jezus. Op weg allereerst door Hem te leren kennen uit het Woord van God en door de Geest van God. Zoals Hij was, zo is Hij nu. Hij verandert niet. Ons hoogste ideaal zou kunnen zijn Hem volledig te kennen. Inderdaad zoals Hij is. Met Hem in zijn voetstappen gaande, ontdek je vervolgens wie Hij is, hoe Hij is. Ervaring is ook hierin de beste leermeester. Mede door ervaring mag ik leren wie Jezus is. Vroeger noemde men dat een ‘bevindelijk’ leven.

Dat gelijkvormig worden aan het beeld van Jezus gebeurt dus niet in een ondeelbaar ogenblik in de tijd, in een flits. Het is een proces van geestelijke ontwikkeling dat uitloopt op de volledige open­baring van Jezus in ons. Wij zijn zonen Gods en moeten gaan­deweg openbaar worden als zonen Gods (Rom. 08:15; Gal. 03:26-29; Gal. 04:06-07).

En als wij Hem dan zien, zoals Hij is, dan zullen wij ook helemaal gelijk aan Jezus zijn geworden. Realiseren wij ons wel hoe fantastisch dat zal zijn? Met verbazing zal Christus in allen, die tot geloof gekomen zijn, aanschouwd worden, zegt Paulus in 2 Thessalonicenzen 1 vers 10. (2 Thess. 01:10) Ja, de Heer heeft hem dat geopenbaard.

Dat betekent nu ieder voor zich en samen in de gemeente van Christus volop en van harte bouwen aan de relatie met Jezus. Allen zijn wij geroepen tot volle gemeenschap met Gods Zoon, Jezus Christus. Wij mogen uitzien naar zijn openbaring in ons leven. Hij wil ons in het gaan van die weg bevestigen tot het doel is bereikt, zodat wij onberispelijk zullen zijn op zijn dag (1 Kor. 01:07-09).

Daaraan zijn twee kostelijke beloften verbonden. Namelijk dat ons vernederd lichaam wordt veranderd, gelijkvormig aan het verheerlijkte lichaam van Christus (Filip. 03:20-21); en dat wij met Christus zullen verschijnen in heerlijkheid (Kol. 03:04). Dat leidt tot de indringende uitnodiging: “Wie deze hoop op Christus heeft, reinigt zich, gelijk Christus rein is” (1 Joh. 03:03).

Jezus getuigde aan het eind van zijn leven: “De overste der wereld komt en heeft aan Mij niets” (Joh. 14:30). Van dat getuigenis kun je alles leren. Het levert een machtige zegen op het na te volgen.

De meester zelf nodigt ons uit dat te doen!

 

‘De volle raad Gods’ door redactie

Op zaterdag 28 maart werd in de aula van het Farel College te Amersfoort een bijeenkomst gehouden van leidinggevende broeders en zusters uit de volle evangelie wereld. Meer dan honderd voorgangers en oudsten waren naar deze contactdag gekomen die was georganiseerd op initiatief van broeder Henk Lijzenga, voorganger van de volle evangelie gemeente te Enschede. Br. Lijzenga hield een tweetal inleidingen over het onderwerp: ‘De volle raad Gods… door middel van de gemeente’. Een samenvatting van beide toespraken kunt u tegemoet zien in het meinummer van ‘Levend Geloof’.

 

Persoonlijk door Gert Jan Doornink

In dit nummer wordt in verschillende artikelen aandacht geschonken aan het Paasgebeuren Niet verwonderlijk als we bedenken dat het lijden, sterven en opstanding van Jezus deze maand weer \ wordt herdacht. Nu zijn wij als waarachtige christenen uiteraard niet gebonden aan de vastgestelde data van het zogenaamde kerkelijke jaar. We mogen ons immers iedere dag bewust zijn dat de dood door Jezus is verzwolgen in de overwinning en leven vanuit Zijn opstandingskracht.

Maar het is natuurlijk niet verkeerd op bepaalde I tijden extra aandacht te besteden aan ons geloof in de opstanding en de beleving daarvan In een van de ‘paasartikelen’ wordt de figuur Melchisedek belicht en komt ook het Heilig Avondmaal aan de orde. Dit artikel werd geschreven door Jan tl. Weerd voor vele lezers een onbekende, vandaar even de toelichting dat broeder Weerd, mede-oudste is van de volle evangelie gemeente te Maassluis, één van de gemeenten waar we regelmatig mogen dienen met het evangelie.

Deze maand komt ook onze nieuwe brochure gereed onder de titel “Het wonder van het leven. Een toelichting over de inhoud treft u aan op de achterpagina. U kunt deze brochure nu al bestellen, zodat u hem naar direct na verschijning ontvangt. Maar u kunt het boekje ook gratis ontvangen als u ons een nieuwe abonnee opgeeft Deze actie. waarover we schreven in ons vorige nummer, duurt nog tot 30 april.

 

Klaas Goverts gaat promoveren door Gert Jan Doornink

Op woensdag 6 mei vindt aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam een bijzondere gebeurtenis plaats, goeder Klaas Goverts hoopt dan zijn proefschrift over ‘Het Lied van de Doortocht (Ex. 15:01-18) in het openbaar te verdedigen en te promoveren tot doctor in de Godgeleerdheid. Ongetwijfeld bestaat er in onze lezerskring belangstelling deze promotieplechtigheid mee te maken. U dient dan op woensdagmiddag 6 mei om 15 uur aanwezig te zijn in de Ronde Lutherse kerk, Singel 411 (hoek Spui) te Amsterdam. Er is geen parkeergelegenheid in de naaste omgeving en u wordt daarom geadviseerd om per Openbaar Vervoer te komen. Vanaf het Centraal station neemt u dan tramlijn 1, 2 of 5 en stapt uit bij halte Spui.

Klaas Goverts is bij de meeste lezers en lezeressen van ons blad erg bekend. Sinds 1979 publiceerden wij vele artikelen van hem. Voor de series over Openbaring en Job trokken, vanwege de duidelijke gees­telijke uitleg, grote aandacht en werden ook in brochurevorm uitgegeven. Ze zijn nog steeds verkrijgbaar. De laatste tijd waren de bijdragen van Klaas Goverts wat minder frequent, maar in de loop van het jaar kunt u nieuwe publicaties van hem verwachten. Uiteraard verblijden wij ons ook als redactie dat broeder Goverts deze drukke jaren van studie en voorbereiding kan a sluiten en wensen hem ook verder veel kracht en wijsheid toe bij alles wat hij mag doen in dienst van Gods Koninkrijk.

Wanneer u het proefschrift van Klaas Goverts in uw bezit wilt hebben, bestaat hiertoe de mogelijkheid. De kosten zijn ongeveer f 75 -. U kunt zich hiervoor rechtstreeks opgeven bij Klaas Goverts.

 

Vruchtdragen (gedicht) door Piet Snaphaan

Van de wijnstok staat geschreven,
dat haar ranken op z’n tijd
worden gesnoeid, om vrucht te geven.
Een prachtig beeld voor ’t geestelijk leven:
laat u ook snoeien, wees bereid.

 

Snoeien om meer vrucht te dragen,
opdat de Landman zich verblijd.

’t Is een proces van alle dagen,
waarin we God om wijsheid vragen,
die ons te allen tijde leidt.

 

Het mooist zijn vruchten als ze rijpen,
zo is ’t ook met de vrucht van Geest.
Door oefening, jezelf verrijken
en door de liefde laten blijken,
dat zij nog steeds is ’t allermeest.

 

Het opstandings-lichaam door Duurt Sikkens

(Lees o.a. 1 Kor. 15:35-49).

Een mens heeft twee lichamen, een natuurlijk, zichtbaar lijf en een onzichtbaar. Over het zichtbare lichaam is genoeg gedacht en geschreven: Het begint miniem klein, groeit, veroudert en vergaat op den duur. Het is stoffelijk, opgebouwd uit materiële elementen en ‘keert weer tot stof na begrafenis of crematie. De geest van een mens is onzichtbaar, maar kan zich, dank zij het lichaam uiten, openbaren. Iemand die timmerwerk verricht zal moeilijk buiten zijn lichaamsfuncties kunnen werken. Dat is allemaal zichtbaar en dus van tijdelijke aard.

De onzichtbare wereld

De hemel is de onzichtbare wereld, hier en nu. Daarin woont God, Zijn Zoon Jezus, de engelen, de demonen, maar óók de reeds gestorven mensen. Velen, die gehoor gaven aan het leven bren­gende evangelie van God wonen bij Hem. Zij worden rechtvaar­digen genoemd. Degenen die nooit van Hem gehoord hebben bevinden zich in het dodenrijk, een concentratiekamp van de duivel, de dodenstad.

Nu bevindt de geest van elk mens, of deze nu op aarde leeft of reeds overleden is, zich in deze onzichtbare wereld, of de mens zich dat bewust is of niet. Alleen dan wel in het duister, want de zichtbare schepping is onderwor­pen aan de tegenstander van God. Hij heeft de mens en diens werk van God gestolen.

De geest van de mens bezit ook een onzichtbare verschij­ningsvorm. Die kun je met je natuurlijke zintuigen niet waarnemen. Dit geestelijk lichaam, is te vergelijken met een larve, een rups, levend in geestelijke duisternis. Wanneer aan de mens het evangelie van Jezus, de Zoon van de levende God, wordt verkondigd, begint er licht en warmte te stralen. Wanneer hij daaraan gehoor schenkt gaat hij van gedachten veranderen. Bekering noemen we dat en wanneer hij gelooft dat de dood, het doodgaan, door Jezus overwonnen is, komt de mens overeind. Hij staat ook op! Naar geest, ziel en lichaam.

Uitgaande van het beeld van een larve ontpopt de mens zich tot een vlinder. Een heel ander lichaam komt tevoorschijn. Dus de mens die opnieuw wordt geboren begint ook te functioneren in de onzichtbare wereld, de hemel. Daar gaat hij zien, horen, zijn handen en voeten gebruiken, liefhebben, kortom: leven, existeren. Zijn geestelijk lichaam is immers ook opgestaan.

Een ander beeld: De zaadkorrel is een beginsel. Wanneer deze is gezaaid dan komt er een nieuw lichaam: De halm, de aar met het gerijpte koren. Elk zaad krijgt zijn eigensoortige lichaam. Het zaad van een paard geeft ook, na de bevruchting, een paard. Uit een kastanje komt een boom.

En uit het Goddelijke zaad? Daaruit komt een Goddelijk wezen.

De weg van Jezus

Jezus was eerst een natuurlijk mens met een aards lichaam. Toen Hij de hemelse Vader ging geloven en opnieuw geboren werd, waarvan Hij getuigenis aflegde bij Zijn doop in de Jordaan en daar ook van Gods heilige Geest ontving, begon Zijn handel en wandel in de hemel. Daar begon Hij te functioneren, in de onzichtbare gebieden, daar bond Hij de strijd aan, met de engelen, tegen de demonen en de wereldbeheersers van de duisternis.

Later vroeg God aan Hem of Hij de enige wilde blijven en toen stond Jezus voor de keuze of Hij dit Goddelijke leven voor zichzelf zou behouden of dat het ook voor andere mensen mogelijk zou kunnen zijn. Daarvoor moest Hij de vergeving van zonden voor de hele wereld bewerkstelligen en de dood, die de straf op de zonde is, overwinnen. Hij heeft daar erg tegenop gezien, immers, Hij moest tot een vloek worden. Uit liefde voor de mens is Hij gegaan en vertrouwend op de sterke belofte van Vader heeft Hij het allemaal ondergaan.

Zijn aardse lichaam was bijgezet in een graf. Engelen hebben dit bewaakt, want toen Jezus terug­keerde uit het dodenrijk en de reiniging van zonden en de ontkrachting van de dood tot stand had gebracht, werd Zijn sterfelijk lichaam in een punt des tijds veranderd in een verheerlijkt lichaam.

Het graf was leeg en Jezus kon verschijnen in elke door hem gewenste gedaante. De Emmaüsgangers wilden Hem naar Zijn aardse lichaam herkennen en Maria van Magdala dacht dat Hij de tuinman was. Jezus ging ook niet ‘door een muur’, maar verscheen vanuit de onzichtbare wereld.

De geestelijke opstanding

De mens die Hem gelooft staat geestelijk helemaal op en heeft in de bovennatuurlijke wereld een lichaam dat ook groeit en zich ontwikkelt totdat het volwassen is. Niet na zijn aardse dood, maar na zijn wedergeboorte.

Zo heeft Jezus volgelingen die Hem in de hemel volgen. De ‘christelijke levenswandel’ is derhalve een geestelijke zaak die niet op uiterlijk gedrag beoordeeld kan worden. En langzamerhand veranderen we, ondergaan we de metamorfose die God voor ons bedacht heeft en Jezus voor ons bewerkt.

Dit proces voltrekt zich door de heilige Geest die gegeven wordt aan een ieder die de Vader van Jezus, onze Vader die in de hemelen is, erom vraagt. Uiterlijk is aan ons niets waar te nemen. Het is een innerlijk proces.

Het aardse lichaam is te vergelijken met een tent, een tijdelijke woonplaats. Het hemelse lichaam met een vast gebouw en daarin woont nou God. Dat is de tempel in Zijn Geest en die is eeuwig.

God woont graag in de mens, daar heeft Hij altijd naar uitgezien. Hij woont niet in een architectonisch verantwoord aards bouwsel, maar Hij is in de mens pas thuis. En zó komt Hij openbaar in de Zijnen, in jou en mij.

Zalig ben je dat je deel hebt aan die eerste opstanding, de tweede dood (de hel) heeft geen zeg­genschap meer. Die angst is weg. Wij geloven niet zo zeer in ‘de opstanding des vlezes’ maar in de verschijning van ons wezen in ons geestelijk lichaam. Of liever, Gods wezen in de door Hem verheer­lijkte mens. God is gelukkig in jou en met jou en ik feliciteer je als je dit gelooft.

‘Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan. Een leven, door Zijn dood bereid, een leven in Zijn heerlijkheid’!

 

‘Advertentiefonds’ door Gert jan Doornink

Broeder Bert Delhaas uit Prinsenbeek is reeds heel wat jaren abonnee op “Levend Geloof”. Dat hij het blad een warm hart toedraagt blijkt onder andere uit het feit dat hij zo nu en dan een nieuwe abonnee opgeeft. Dat doen trouwens meer lezers en lezeressen en daar zijn we uiteraard zeer dankbaar voor. Daarbij gaat het natuurlijk niet primair om het blad, maar wel om de boodschap die wij uitdragen, ‘het Evangelie van het Koninkrijk der hemelen’.

Het blijkt echter telkens weer dat deze boodschap bij vele broeders en zusters nog totaal onbekend is. Een blad als “Levend Geloof is daarom een unieke gelegenheid hen hiermee in contact te brengen. Broeder Delhaas, die zelf enige tijd in de reclamewereld werkzaam is geweest, kwam op het idee een advertentiecampagne te starten in enkele evangelische bladen zoals ‘E.O.-Visie’ en ‘Uitdaging. Adverteren is echter een kostbare zaak. Zo kost één advertentie in ‘Uitdaging’ ƒ 130 en in ‘Visie’ ƒ 175,-. En om een redelijk resultaat te bereiken moet de plaatsing van een advertentie verschillende keren herhaald worden.

Broeder Delhaas schreef enkele hem bekende broeders en zusters aan om hierin financieel bij te dragen. Het positieve gevolg was dat ruim ƒ 700,- binnenkwam voor dit doel. Wil deze actie echter enige kans van slagen hebben dan is minimaal f 3.000,- nodig. Uit de gewone kasmiddelen van “Levend Geloof” kan dit niet betaald worden. Maar misschien zijn er wel meer broeders en zusters die hiervoor hun steentje willen bijdragen. Vandaar deze ‘algemene oproep’ om eenmalig hiervoor een extra bijdrage over te maken. U kunt storten op de bekende rekeningnummers die u vindt in de colofon op bladzijde 2. Wilt u erbij vermelden: ‘Advertentiefonds’? Bij voorbaat hartelijk dank. Wij willen geloof hebben dat wij spoedig de eerste advertenties kunnen plaatsen en dat ze positieve resultaten zullen opleveren.

 

Priesterkoningen naar de wijze van Melchisedek door Jan H. Weerd

“Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Mel­chisedek” (Heb. 07:17b).

Melchisedek, de koning van Salem, is voor velen een geheimzinnige, raadselachtige persoon. Wie is hij, waar komt hij vandaan, wat doet hij en welke betekenis moeten we hem toeken­nen? De Bijbel geeft slechts summier opeen aantal plaatsen informatie over hem. Zo lezen we van hem, dat hij zonder vader en moeder is, zonder geslachtsregister en zonder begin van dagen of einde des levens en aan de Zoon van God gelijk gesteld is (Heb. 07:03).

Als we de geschiedenis van Melchisedek nader bezien, kunnen we vaststellen, dat hij een historische figuur is geweest. Dit blijkt duidelijk uit zijn ontmoeting met Abraham, waarover we lezen in Genesis 14. De boven­genoemde beschrijving omtrent zijn afkomst komt voort uit het feit, dat men zijn geslachtsregister niet kende, iets wat bij de ge­schiedschrijving vaker voorkwam.

Wat betekent zijn naam?

Zijn leven wijst echter reeds op een geestelijke ordening, die ons later door Jezus ten volle werd getoond en waarvan wij nu deel uit mogen maken.

 Alleen al het bestuderen van zijn naam levert belangrijke informatie op. De naam Melchisedek betekent: Koning der gerechtigheid. Koning van Salem wil zeggen: Koning des vredes. Deze eigenschappen , wijzen op het karakter, het wezen van onze Schepper. Melchisedek was echter niet alleen koning, maar ook priester van God, de Allerhoogste. Niet vanwege zijn afkomst zoals later de Levieten, maar als zodanig door God zelf aangesteld.

Bij deze eigenschappen denken we gelijk aan Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser, de Koning der koningen en de Hogepriester. In Psalm 110 vers 4 (Ps. 110:004) lezen we: “Gij zijt priester naar de wijze van Melchisedek”. Jezus openbaart dan ook ten volle wat het betekent Koning en Priester van de Allerhoogste te zijn en wat er wordt bedoeld met de ordening van Melchisedek. Door Zijn verzoenend sterven aan het kruis van Golgotha heeft Hij ons bevrijd van de machten der duisternis en ons onze oorspronkelijke plaats teruggegeven. Hij heeft de weg gebaand, zodat wij weer deel mogen hebben aan de hemelse roeping.

Koningen en priesters

Ook wij mogen door het offer van Jezus in Zijn voetstappen treden en koningen en priesters zijn. We mogen weer deel hebben aan het geestelijke geslacht, dat naar de ordening van Melchisedek is. In 1 Petrus 2 vers 9 (1 Petr. 02:09) lezen we: “Gij echter zijt een uitverkoren geslachten koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonder­baar licht”.

Als we de geestelijke lijn in de genoemde Bijbelgedeelten nader onderzoeken en op ons laten inwerken, dan ontdekken we een prachtige parallel!

In Genesis 14 lezen we, dat Abraham door Melchisedek wordt versterkt met brood en wijn. Hieraan vooraf had een strijd tussen Abraham en de koningen. van het oosten, die Abrahams neef met al zijn have en bezittin­gen had weggevoerd, plaatsgevonden. Abraham had het er niet bij laten zitten en was er op uitgetrokken in de kracht Gods, had overwonnen en Lot terug­gebracht en zijn oorspronkelijke plaats weer teruggegeven, zodat hij en de zijnen weer in vrijheid konden leven.

De geestelijke strijd

Deze strijd is een afspiegeling van de strijd in de hemelse gewesten. De strijd, waarmee Jezus voortdurend te maken had en als Overwinnaar te voorschijn kwam. Jezus toont ons duidelijk welke plaats we mogen, nee moeten innemen en hoe we moeten handelen! Zoals Abraham handelde en zijn neef terugbracht en zoals Jezus mensen hun plaats teruggaf, zo mogen ook wij handelen.

Vandaag de dag ervaren we, dat velen door de machten der duisternis gevangen zijn genomen en in hun wezen zijn aangetast, lichamelijk of geestelijk. Ook wij mogen in de voetsporen van Abraham treden en in Gods kracht de vijand tegemoet treden en onze naaste redden, in vrijheid stellen en terugbrengen naar zijn oorspronkelijke plaats. Ontdaan van alle invloeden van het rijk der duisternis en hersteld naar geest, ziel en lichaam kan hij dan weer toegroeien naar het zoonschap Gods!

Het Heilig Avondmaal

Als deze strijd ons soms afmat of als wij vermoeid terugkomen van de strijd, wil Jezus ons ook versterken met brood en wijn. De tekenen van het nieuwe verbond, Zijn lichaam, dat voor ons gegeven, en Zijn bloed, dat voor ons vergoten werd. Telkens als we het Heilig Avondmaal vieren, dan proclameren we de overwin­ning van Jezus op het rijk der duisternis en worden we versterkt in onze innerlijke mens. Jezus kende en kent deze strijd in de hemelse gewesten zelf ook en kan ons daarom ook tegemoet komen en bekrachtigen. Hij werd zelf ook door Zijn hemelse Vader versterkt zoals bijvoorbeeld na Zijn strijd tegen de duivel bij de verzoeking in de woestijn.

Als Abraham door Melchisedek gezegend wordt, zien we, dat hij daarna Melchisedek tienden geeft. Ook hierin zien we een beeld. We mogen ons leven aan Jezus, onze Koning en Hogepriester, geven en in Zijn dienst stellen. Niet alleen een tiende van ons bezit, maar ons leven! God dienen met geheel onze ziel, onze kracht, met ons verstand, met alles wat in ons is, zoals Jezus zelf zei en deed: Zie hier ben Ik om Uw wil te doen, in de boekrol staat van Mij geschreven (Ps. 040:007-009).

We mogen koningen en priesters zijn naar het grote voorbeeld van Jezus en naar de wijze van Melchisedek. Jezus gaf mensen hun waardigheid terug, gaf ze te eten, vertroostte ze, bemoedigde ze, genas ze, deelde hun Zijn kracht mee, toonde hun Zijn hemelse Vader, wekte mensen tot (nieuw) leven, gaf ze weer geloof, hoop en liefde! We mogen uitdelers zijn van Gods genade. Eerst zelf versterkt worden door de tekenen van brood en wijn, bevrijd en hersteld en vervuld worden met de heilige Geest. Daarna kunnen we uitgaan om anderen te versterken. We zeggen zo vaak, wat we in Romeinen 8 vers 19 (Rom. 08:19) lezen: De wereld wacht op het openbaar worden van de zonen Gods. Laat dit ons verlangen zijn en laten we daar naar toegroeien!

Ik bid, dat we zien en leven vanuit de wetenschap, dat we van een ander geslacht zijn, uit God geboren, een geslacht van koningen en priesters die deelhebben aan de heerlijkheid Gods en leven overeenkomstig deze waardigheid. Als we vanuit deze gedachte het Paasfeest vieren, dan beseffen we echt wat het offer, dat door onze Hogepriester, Jezus Christus, werd gebracht, voor ons betekent.

 

Wat wij van het bidden van Jezus kunnen leren door Wim te Dorsthorst

(Dit is het derde artikel waarbij het onderwerp ‘bidden’ aan de orde komt. De twee vorige artikelen verschenen in “Levend Geloof’ van februari en maart).

Wij hebben gezien dat Jezus bad ondanks het feit dat Hij de Zoon van God was. Het was voor hem de wil van de Vader doen en Hij zal dat met grote vreugde gedaan hebben. Het gebed was voor Jezus het in gesprek zijn met Zijn eigen Vader, zoals we dat ook zo prachtig zien in het Hogepriester­lijk gebed (Joh. 17).

Zelf leert Hij ons om binnen­gelaten te worden om maaltijd te houden met ons en wij met Hem (Openb. 03:20). Zo hield Hij zelf ook maaltijd met Zijn Vader en de Vader met Hem. Daarin lag de kracht van Zijn hele bediening. Wie Hem hoorde, hoorde de Vader en wie Hem zag, zag de Vader.

Het gebedsleven van Jezus

Biddend is Hij de vervulling van Zijn bediening, Hem door de Vader gegeven, begonnen. Lukas beschrijft hoe Hij bij Zijn doop in de Jordaan in gebed was en de hemel zich opende en de heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde (Luc. 03:21-22).

Veertig dagen en nachten was Hij in de woestijn. Biddend en vastend baande Hij de weg om het evangelie van het Koninkrijk Gods te verkondigen in Israël en werd de satan geconfronteerd met de Christus, de Zoon van de levende God (Matt. 04:01-11).   .

Juist ook in Zijn voortdurend en aanhoudend bidden toonde Jezus Zijn enorme afhankelijkheid van Zijn Vader. Zijn woorden: “Ik ben zachtmoedig en nederig van hart”, zijn geen loze woorden. Hij had immers leven in Zichzelf evenals de Vader (Joh. 05:26).

Centraal echter stond bij Hem, wat Hij zelf zegt in Johannes 4 vers 34 (Joh. 04:34): “Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft en Zijn werk te volbrengen”. Jezus werkte de werken van de Vader en Hij deed dit door de kracht Gods, de heilige Geest (Matt. 12:28; Hand. 10:38).

Jezus zal zich niet verzet hebben tegen de vaste regelmaat van drie maal per dag bidden, zoals dat de gewoonte was in Zijn dagen in Israël. Maar voor Hem was er dat voortdurende bidden, waardoor Hij alleen deed, wat Hij de Vader zag doen en alleen dat sprak wat Hij de Vader hoorde spreken (Joh. 05:14; Joh. 12:49-50).

Hij zocht steeds weer de eenzaamheid op om te kunnen bidden tot de Vader. Het was voor Hem zó’n levensnoodzaak dat Hij zelfs de scharen met al hun noden wegzond om alleen te kunnen zijn. Vele malen lezen we in de evangeliën dat Hij ’s nachts de bergen inging om in de stilte te kunnen bidden. Na een zware dagtaak zocht Hij geen ontspan­ning en een lange nachtrust, maar zocht Hij gemeenschap met de Vader in gebed.

Lucas vermeldt dat Hij in de laatste fase van Zijn verblijf op aarde “overdag leerde in de tempel maar de nachten buiten doorbracht op de Olijfberg”. En dan vermeldt vers 38: “En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in de tempel om Hem te horen”.

Ik geloof niet dat iemand nu moet zeggen, dat ga ik ook doen. Dit zou alleen maar leiden tot enorme frustratie en ondermijning van de gezondheid. In deze fase van onze geloofsontwikkeling hoeven we dit niet als een voorbeeld te nemen om na te volgen. Wel nemen we de gezindheid en de totale inzet voor de naaste en de intense verbondenheid met de Vader van onze Heer als voorbeeld.

Bijzondere gebeurtenissen

Dit zich terugtrekken in de eenzaamheid om te bidden, gaat meermalen vooraf aan een betoon van grote kracht of aan bijzondere gebeurtenissen. Voor Hij definitief de twaalf discipelen kiest, gaat daar een nacht van gebed aan vooraf. Lukas schrijft daarover: “En het geschiedde in die dagen, dat Hij naar het gebergte ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God. En toen het dag geworden was, riep Hij zijn discipelen tot Zich en koos er twaalf uit, die Hij ook apostelen noemde” (Luc. 06:12-13).

Matthéüs beschrijft het gaan over het meer en hoe daar vele uren van gebed in de eenzaamheid aan voorafgingen (Matt. 14:22-23). Voor de verheerlijking op de berg en de genezing van de maanzieke knaap is Jezus met Petrus, Johannes en Jakobus op de berg om te bidden (Luc. 09:28; Luc. 09:37-43). In Lucas 5 vers 16 (Luc. 05:16)lezen wij: “Doch Hij trok Zich terug in de eenzame plaatsen om te bidden”. En dan in vers 17b: “En er was kracht des Heren, zodat Hij genezen kon”.

Staande voor het graf van Lazarus, zegt Jezus: “Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort” (Joh. 11:42a). Wat een geloofszekerheid straalt hier vanaf. Wat een verhouding met Zijn Vader openbaart er zich in deze woorden: “Ik weet dat Gij Mij altijd verhoort”. Nooit deed Hij iets zonder de Vader. Hij zegt zelf: “Ik kan van Mij zelf niets doen” (Joh. 05:30).

Er was bij Jezus geen zweem van zoeken naar eigen eer, maar Hij wilde met alles wat Hij deed Zijn Vader verheerlijken. Altijd waren Zijn gebeden naar Gods wil en Hij werd altijd verhoord en altijd werd er kracht verleend aan Zijn gebed. Hij wankelde niet, Hij twijfelde niet en kende geen ongeloof of klein geloof, maar vol geloof verrichtte Hij de werken van Zijn Vader door de kracht Gods.

Dat willen wij leren van Hem. Ieder persoonlijk en dan ook als gemeente als het Lichaam van Christus. Zelf zegt Hij: “Een discipel staat niet boven zijn meester, maar al wie volleerd is, zal zijn als zijn meester” (Luc. 06:40).

Willen wij het bidden leren van Hem?

De discipelen horen en zien de geweldige gevolgen van het gebedsleven van hun Heer en als ze Hem weer eens in gebed zien, is hun vraag: “Here, leer ons bidden”.

Ik ben ervan overtuigd dat de gemeente van de eindtijd een biddende gemeente zal zijn. Er zal meer gebeden worden dan ooit tevoren. Een koninklijk priester- volk zal het zijn. Als er sprake is van de werken doen die de Heer heeft gedaan (Joh. 14:12), zal dit voortkomen uit een verhouding met Hem, zoals Hij die had met Zijn Vader, want zonder Hem kunnen wij niets doen (Joh. 15:05). Er is geen gave van gebed in de zin dat het als kennis kant en klaar ontvangt. De enige weg om het te leren is naar de Heer te luisteren en het vervolgens te gaan doen.

Een gezegde luidt: ‘Nood leert bidden’. Dit zal bij een gelovige echter niet zo zijn. Een gelovige leert bidden omdat de Heer het van Hem vraagt en omdat het een ontmoeting is met de Vader die hem liefheeft. En als er dan nood komt, dan zal hij bidden en onbeweeglijk staan evenals Zijn Heer.

Er moet een werkelijke wil aanwezig zijn om het te leren, er zal tijd voor vrijgemaakt dienen te worden juist als er ogenschijnlijk geen tijd is. Boze geesten zullen juist dit willen verhinderen en alles aandragen om niet tot gebed te komen. Hier is het woord van Jakobus zeker op zijn plaats, als hij zegt: “Onderwerpt u dus aan God (door hierin Zijn wil te doen), maar biedt weerstand aan de duivel en hij zal van u vlieden. Nadert tot God (in gebed) en Hij zal tot u naderen” (Jak. 04:07-08a).

Alles wat in de Bijbel over het bidden geschreven staat (en dat is niet weinig), moet eens rustig gelezen en bestudeerd worden.

De heilige Geest, die ons te hulp komt bij het bidden (Rom. 08:26), zal ongetwijfeld hierin leiden. Hij zal het uit Jezus nemen en aan ons hart verkondigen en verklaren (naar Joh. 16:14). Door de heilige Geest, de ‘Geest der gebeden’ (Zach. 12:10), zal de gelovige pas tot waarachtig bidden kunnen komen.

Wie bid, ontvangt

Gebedsverhoringen behoren een gelovige te vergezellen. De Bijbel is daar heel duidelijk in. De volgende Schriftplaatsen onderschrijven dit:

“Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht (kagen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in Mijn Naam” (Joh. 15:16).

“Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden” (Joh. 15:07).

“Want een ieder, die bidt, ontvangt” (Matt. 07:08a).

“Hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden” (Matt. 07:11b).

“Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal ges­chieden” (Mark. 11:24).

“En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden” (1 Joh. 05:15).

Zo hebben wij vele beloften die ons overduidelijk zeggen dat gebedsverhoring geen uitzon­dering maar regel dient te zijn. En dat het belangrijk is voor het geloofsleven dat gebeden verhoort worden, zegt Jezus met deze woorden:: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt in Mijn Naam, zal Hij het u geven. Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in Mijn Naam? bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij” (Joh. 16:23- 24).

Als er weinig verhoorde gebeden zijn, zowel in het persoonlijke- als in het gemeenteleven, dan stemt dat niet tot blijdschap. “Bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij ‘, zegt Jezus. Dat is dus mogelijk. Volkomen vreugde en blijdschap door het deel hebben aan de stroom van genade uit Gods troon door de verhoorde gebeden.

Maar als gebeden dan niet verhoord worden? Ligt dat dan niet aan God? Neen, dat ligt dan niet aan God. Het is in dit verband goed om nog eens op de zekerheid en de onbeperktheid van de beloften te letten:

“Opdat de Vader w alles geve, wat gij Hem bidt”.

“Vraagt wat gij maar wilt”. “Wie bidt, ontvangt”.

‘”Uw Vader geeft het goede aan hen die Hem daarom bidden”. “Al wat gij bidt en begeert”.

“Wat wij ook bidden” “Bidt en gij zult ontvangen”. “Opdat uw blijdschap vervuld zij”. De verzuchting dient dus te zijn: ‘Heer, leer ons zo bidden!’

De verhoorder der gebeden is de Schepper van hemel en aarde. Hij is de God aller vertroosting (2 Kor. 01:03); de God der hope (Rom. 15:3; de Vader der barmhartigheden (2 Kor. 01:03); de God van alle genade (1 Petr. 05:10). Hij is niet zuinig maar geeft overvloedig aan Zijn kinderen naar Zijn rijkdom. In Filippenzen 4 vers 19 en 20 (Filip. 04:19-20) zegt Paulus: “Mijn God zal naar al uw behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus. Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen”.

 

Positieve kracht (gedicht) door Tea Keuper

Dit is het: Stel een positief belijden
en leg het negatieve daarmee lam,
dat door een valse inspirator tot ons kwam:
De Geest uit God wil ons verblijden en bevrijden!

 

‘Spreuken’

‘Geniet van alles wat God geeft, dan ben je te genieten’. Dit is een citaat uit het pas verschenen boekje ‘Spreuken’ van de hand van de publiciste Addy Raaphorst. (Eerder verscheen van haar: ‘Van boven bekeken’ en “Dat geloof ik graag’). Het boekje ‘Spreuken’ biedt de lezer ruim 100 markante uitspraken over geloven en wat ermee samenhangt, verluchtigd met kartoonachtige tekeningen van Duurt Sikkens, waarvan u er één hiernaast aantreft. De vermelde spreuken zijn een keuze uit een door de samenstelster van het boek, gedurende twintig jaar aan­gelegde verzameling van hetgeen zij mensen hoorde zeggen op dit gebied.

Het boekje is uitgegeven door de volle evangelie gemeente te Alphen aan de Rijn en is voor ƒ 3,95 verkrijgbaar in de christelijke boekhandel.

 

Zomerkamp voor jongens en meisjes door redactie

Voor de 21ste keer organiseert de stichting ‘De Wegwijzer’ uit Ridderkerk weer een zomerkamp voor jongens en meisjes van 7 tot en met 16 jaar. Na het record aantal deelnemers van vorig jaar wordt ook dit jaar weer veel belangstelling verwacht, zodat spoedige aanmelding is gewenst. Er zijn weer twee gezellige boerderijen gehuurd bij Rijssen (O.) met een eigen bos en voetbalveld. Het thema van het kamp, dat van 1 tot en met 8 augustus wordt gehouden, is: ‘Een leven vol kracht’. Behalve veel sport en spel is er ook Bijbelstudie en wordt er veel gezongen. Voor de tieners is er een apart programma. De kosten van deze week bedragen fl. 125,-, all in. Verdere inlichtingen worden u gaarne verstrekt.

 

De gemeente in de eindtijd door Jan Kees Roose

Bijbelstudie, op basis van Openbaring, over plaats en taak van de Gemeente van Jezus Christus in het herstelplan van God. – 4 –

De gemeente en de zonen Gods

(Openb. 08:01-02, Openb. 08:6-9; Openb. 11:01-06; Openb. 12:01-12, Openb. 12:17. Zie ook het algemeen overzicht in “Levend Geloof’ van januari).

Is de fase van het zevende zegel ‘heerlijkheid’?

Als we het hebben over de ontwikkelingsfase van het zevende zegel, dan onderscheiden we daarin twee kenmerkende gebeurtenissen: het oordeel over of de scheiding tussen allen die leven of ooit geleefd hebben, en het herstel aller dingen.

De eerste gebeurtenis krijgt zeer veel aandacht in Openbaring. Het is de periode van zware strijd, moeite en lijden. De periode waarin zich dit afspeelt wordt in de Bijbel ook de ‘dag des Heren’ genoemd, of de grote verdrukking, ’t Klinkt niet zo aantrekkelijk allemaal.

Maar aan de andere kant, deze periode wordt symbolisch vergeleken met de tijd dat de Heer zelf op aarde rondging, het evangelie van het Koninkrijk verkondigende. Dat vinden we in de aanduiding 1260 dagen, een tijd, tijden en een halve tijd of 42 maanden, dus drie en een half jaar.

En als we dat bedenken, dan is het wel heerlijkheid: de geopenbaarde zonen Gods gaan net als hun Heer rond, predikende het evangelie van de waarheid, en goeddoende en genezende allen die door de boze overwel­digd zijn.

Waarom begint het zevende zegel met een half uur rust?

De fase van het zesde zegel hebben we vorige keer afgesloten met het beeld van de toebereide Gemeente, de 144.000 verzegelden uit Israël. Nog zijn de zonen Gods niet geopenbaard, maar de Gemeente is er rijp voor. Ze is als een in verwachting zijnde vrouw die wacht op de eerste weeën. Ze is in de rust, bezig met de laatste toebereidingen. Was er in het zesde zegel sprake van de vroege regen, die nodig is om de vrucht tot ontwikkeling te doen komen, nu is er sprake van de late of spade regen, nodig voor het laatste rijpingsproces van de vrucht in de aar.

Deze betrekkelijk korte periode van rust wordt veroorzaakt door een hergroepering van de demonische legerscharen als reactie op de door satan toch niet verwachte geestelijke ontwikkeling van de Gemeente. Hij beseft dat hij het nu over een andere boeg moet gooien.

Van deze periode maakt de Gemeente gebruik, niet om uit te rusten van haar moeite, maar om de heilige Geest krachtig door te laten werken, zodat elk lid in de gelegenheid is uit te groeien tot de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef. 04:13). Zie in dit verband ook Matthéüs 24 vers 43 tot en met 47 (Matt. 24:43-47).

Voor deze fase gelden de woorden van Zacharia 10 vers 1 (Zach. 10:01): “Vraagt van de Heer regen ten tijde van de late regen; een stortregen zal Hij hun geven, voor iedereen gewas op het veld”. Dit is de tijd van de overlopende maat waar we allen verlangend naar uitzien.

Wanneer worden de zonen Gods geboren?

Van de eerste geboortegolf van zonen Gods kunnen we lezen in Openbaring 12 vers 1 tot en met 6 (Openb. 12:01-06), dit gedeelte is een ‘close up’ van de periode na het openen van het eerste zegel in Openbaring 8, voordat de bazuinen geblazen worden. Door toedoen van de late regen is de vrucht rijp geworden, de zonen Gods komen openbaar.

Niet zonder pijn blijkt wel. Zeker, het baren van dit mannelijk wezen kost heel wat strijd. Maar is het niet een heerlijke gedachte dat de moeiten van de Gemeente geen stervensweeën maar geboorteweeën zijn? De zonen Gods worden echt geboren! Dit is de waarheid van het zevende zegel. De hele schepping heeft naar dit moment uitgekeken. Zie bijvoorbeeld Romeinen 8 vanaf vers 18 (Rom. 08:18 vv) maar eens.

Wie bepaalt het moment dat de bazuinen geblazen worden?

Wij zijn er in Openbaring 8 getuige van dat zeven engelen zich gereed maken om de bazuinen te gaan blazen. Deze zeven engelen zijn de engelen der gemeenten (Openb. 01:20), dus van de Gemeente van Jezus Christus. De Gemeente staat gereed voor een proclamatie in de hemel: de oordeelsdag is aangebroken, maak je op voor de strijd! En het koningschap is aan de Heer!

Wat een kostbare gedachte is dit! De Gemeente van Jezus Christus is aan eerste zet. En, wat we van de boze al kennen, hij reageert daarop, maar hij bepaalt de ontwikkelingen niet!

Waar moeten we dus op letten?

Er is sprake van een groot teken in de hemel. Het teken in de hemel is de Gemeente van Jezus Christus! Alle aandacht in de hemel, zowel van de licht- als de duistere zijde is daarop gericht.

Het is goed om, voor zover nog nodig, nu af te rekenen met elke twijfel of gevoel van minderwaardigheid en verwerping over onszelf omdat we niet of nauwelijks meetellen in de wereld of bonte groepen van geloven, of omdat we maar beperkt van omvang zijn. Het gaat erom dat de Gemeente haar plaats inneemt in de hemel, en werkt aan haar heiligheid. Dat verdient al onze aandacht!

Wat zijn eigenschappen van zonen Gods?

Zonen Gods zijn zij die tot geestelijke volwassenheid zijn uitgegroeid, wat niet wil zeggen dat ze ‘af zijn. Als je volwassen bent kun je op eigen benen staan, maar er volgt dan nog een hele periode van vorming en ontwikkeling.

Geestelijke volwassenheid wil niet zeggen onafhankelijkheid of zelfstan­digheid: het geheim van geestelijke volwassenen is juist dat ze in af­hankelijkheid van hun Heer leven. Ze leven vanuit de realiteit van de geestelijke wereld. Ze kennen het aangezicht van God. Ze zijn een en al gewilligheid; ze hebben de gehoorzaamheid geleerd. Ze worden ten volle geleid door de heilige Geest. De gaven van de Geest zijn in hen tot ontwikkeling gekomen: ze spreken de woorden Gods; ze zijn vol van Zijn kracht; ze bezitten het machtswoord om wonderen te verrichten; ze hebben autoriteit over de boze geesten.

En toch zoeken ze zichzelf niet. Ze zijn niet uit op eigen roem en eer, niet er op uit om zichzelf te bewijzen. Ze zijn vol van liefde en ontferming, ongevoelig voor verwerping. Ze zijn vervuld van het denken van God zo vol heil.

Wat is de aard van hun werk?

De geopenbaarde zonen Gods verkondigen de volle waarheid. Uiterlijk zonder gestalte of luister (Jes. 53:02), maar in de geestelijke wereld bekleed met heerlijkheid en macht. Zij verkondigen het evangelie over heel de aarde, want dat moet geschieden voordat het einde komt (Matt. 24:14). Ze stichten gemeenten waarin de gelovigen toegerust worden tot dienstbetoon en ook uitgroeien tot het zoonschap. Er is immers sprake van de “overigen van het nageslacht van de vrouw” (Openb. 12:17).

De eerstelingen worden vergeleken met ’twee getuigen’ (opdat op het woord van twee of drie getuigen elke zaak vaststa? (Matt. 18:16). Hun prediking veroorzaakt in ieder geval scheiding: hun oproep klinkt helder door naar allen die nog ‘gemengd’ zijn, die zich nog in Babel bevinden: “Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” (Openb. 18:04). Degenen die op deze prediking ingaan worden alsnog ingevoegd in de ware Gemeente.

Met de antichristelijke machten die zich steeds openlijker manifesteren wordt de strijd aangegaan: ze bezitten de macht ‘om de hemel te sluiten’, een verwijzing naar Elia in confrontatie met Baal. Een voorbeeld uit het Nieuwe Testament is bijvoorbeeld de confrontatie tussen Paulus en Elimas de tovenaar (Hand. 13:08). Het is niet verwonder­lijk dat de boze geesten een geweldige haat ontplooien tegen degenen die hen zo pijnigen. Alles zullen ze proberen om deze zonen de mond te snoeren. Maar dat zal niet eerder gebeuren dan dat hun tijd, symbolisch aangeduid met drie en een half jaar, voleindigd is. Dan hebben ze hun taak vervuld wat betreft het verkondigen van de waarheid en is de schare van 144.000 inmiddels uitgegroeid tot een schare die niemand tellen kan (Openb. 07:09).

Wat is de reactie van satan op de zonen Gods?

In Openbaring 12 vers 4 en 7 (Openb. 12:04-07) lezen we dat satan de zonen Gods tracht te verslinden, hij gaat oorlog voeren. Dit gedeelte loopt parallel aan de periode die begint met de eerste bazuin uit hoofdstuk 8 vers 7 (Openb. 08:07). Maar tegen de zonen Gods valt geen oorlog te voeren: ze hebben een ijzeren staf om de heidenen te slaan, dat wil zeggen: ze bezitten autoriteit over de boze geesten zoals Jezus had. Hun spreken is gelijk aan het spreken van God vanaf Zijn troon: Michaël, de aartsengel met zijn legerscharen reageren op dit spreken en werpen satan de hemel (van de zonen Gods) uit. (Zie ook Dan. 12:01). Voortaan zal hij de kinderen Gods niet meer kunnen inspireren; hun gedachteleven is volkomen heilig geworden.

Satan heeft deze slag verloren. Dat is de waarheid van de tweede bazuin uit hoofdstuk 8 vers 9, waarin dit gebeuren met andere beelden is weer­gegeven. Hij zal nu koste wat het kost trachten te voorkomen dat er nog meer zonen Gods openbaar zullen komen tengevolge van de woordverkondiging van de eerste geopenbaarde zonen Gods. Daarom zal hij zijn macht overdragen aan de geest van de antichrist, maar daarover een andere keer meer.

 

Vakantie opbouwweken

In de komende zomer vaart het motorschip ‘Ut Arkien’ weer uit voor enkele vakantie-opbouwweken. ‘Ut Arkien’ is een verbouwd binnen­vaartschip waarop alle noodzakelijke accommodaties aanwezig zijn. Het schip is niet al te groot wat het grote voordeel heeft dat allerlei pittoreske plaatsjes kunnen worden bezocht, die voor grotere schepen niet bereikbaar zijn. In de recreatiezaal wordt ’s avonds een bijbels onderwerp behandeld. De algehele leiding is in handen van Jacob en Marry Roosendaal. Het is een unieke ervaring een week mee te maken, ook vanwege de kontakten met andere kinderen Gods. Het zijn weken van fijne (geestelijke) ontspanning. De kosten zijn ƒ 300,- per week per persoon, all in. Het is belangrijk niet te lang te wachten met u op te geven, want het maximaal aantal deelnemers is beperkt tot 20 per week.

Eerste week – Vertrek maandagmorgen 13 juli vanuit de haven van Enkhuizen. Deze week staan de binnenwateren van Noord-Overijssel op het programma, met onder andere bezoeken aan Hasselt en Giethoorn, ’s Avonds worden de bijbelinleidingen verzorgd door G. J. R. Doornink. De week eindigt zaterdagmorgen 18 juli weer in de haven van Enkhuizen.

Tweede week – Deze wordt gehouden van maandagmorgen 27 juli tot zaterdagmorgen 1 augustus. De haven van Enkhuizen vormt weer punt van vertrek en aankomst, terwijl de bijbelinleidingen worden verzorgd door Klaas Goverts. In deze week wordt gevaren door de binnenwateren van Friesland en wordt onder andere aangelegd in Sneek en Leeuwarden.

Opgave – Voor verdere inlichtingen en opgave kunt u contact opnemen met Jacob en Marry Roosendaal, Enkhuizen.

 

Waarom zonden belijden? Door Tea Keuper Dijk

Beken daarom uw zonden aan elkaar en bid voor elkaar, zodat u genezen wordt” (Jak. 05:16, Het Boek).

Het staat er zo in één zin en die houdt heel wat in! Wat is zonde? Dat is het doel van God missen, namelijk dat je in vrede met Hem en de ander leeft en dat je het Koninkrijk van God bouwt. En daarom is het goed elkaar te belijden, waar dat gebeurde of gebeurt. We tonen daarmee een zwakheid en daar hebben we als mensen het moeilijk mee, omdat we denken daarmee een figuur te slaan. En in de maatschappij is dat iets, wat ons verwerpelijk maakt.

In Gods Koninkrijk bewerkt het belijden van zonde echter heel wat anders! Je stelt namelijk iets, wat in feite niet bij je hoort, in het licht, je stelt het openlijk ten toon. Je toont inderdaad een zwakheid of meerdere aan bij jezelf. Maar juist dan kun je er afstand van doen, erover ‘zegevieren’. Jakobus schrijft dit aan de gemeente! En dit geldt dus ook voor ons als broeders en zusters. Er zit een Goddelijk geheim in dit zonde belijden, namelijk dat de zonde dan wordt overwonnen! Juist door ‘in zwakheid’ deze daad te stellen.

Ons grote voorbeeld is Jezus, het Paaslam, dat al onze zonden op zich nam en als toonbeeld van zwakte aan het kruishout hing. Kon het zwakker? Maar daardoor stelde Hij openlijk de zondemachten tentoon en zó heeft Hij over hen gezegevierd, zo overwonnen!

Wij behalen geen overwinning of rechtvaardiging door ons ‘sterk-in- onszelf’ op te stellen, maar wij overwinnen door zwak te zijn, zodat de Heer in ons Zich sterk kan maken! Wat een Goddelijk geheimenis! Dan staan wij op tot nieuw geheiligd leven, dat in elk opzicht naar hem toegroeit, het Hoofd van Gods Lichaam, Zijn Gemeente, Jezus Christus.