Selecteer een pagina

Levend geloof 1988.02

De volledige kennis van Gods wil door Gert Jan Doornink

“Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van Zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op de wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 9 en 10 (Kol. 01:09-10).

Wie wil de wil van God doen?

In een oud lied komen de woorden voor:

“In het doen van Gods wil ligt mijn kracht,

Hem te volgen bij tegenspoed en nacht!

Ja, ‘k wil gaan, waar zijn Geest mijn schreên geleidt…”

Nu kun je zo’n lied gemakkelijker zingen dan praktisch beleven. Want we weten dat het te allen tijde doen van de wil van God (zowel in de grote als in de kleine dingen) vaak niet gemakkelijk is en dat we nog wel eens falen…

Toch is het Gods bedoeling dat we zó volledig om gevormd worden naar het beeld van Christus, dat we zó één met Hem worden, dat we echt voor de volle 100% instrumenten in Zijn hand zijn. En laten we dit ook nooit vergeten: God vraagt nooit iets onmogelijks van ons. Als Hij iets van ons vraagt, dan ..geeft Hij ook de mogelijkheden om het waar te kunnen maken.

Laten we eens onder ogen zien welke mogelijkheden God ons geeft om Zijn wil te doen. In de eerste plaats zullen we ons altijd weer moeten realiseren dat we overgeplaatst zijn vanuit het rijk der duisternis in het Koninkrijk van Jezus Christus. Iemand die niet behoort tot dat Koninkrijk, kan ook niet Gods wil doen. Dan kunnen we wel proberen goed te leven, ieder het zijne te geven, enz., maar we staan buiten de werkelijkheid van de beleving van het nieuwe leven in Christus. Toch denk ik dat we ons vaak nog onvoldoende realiseren wat deze over gang (dit over gebracht zijn, Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13), inhoudt. Deze overgang is namelijk zo radicaal en totaal dat alle andere ‘overgangen’, die er in ons leven plaats vinden, daarbij in het niet vallen.

Scheiding in de geestelijke wereld

Wat gebeurt er namelijk als we overgebracht worden in Gods Koninkrijk? Dan maken we scheiding in de geestelijke wereld. We gaan ontdekken wat licht is en wat duisternis is; wat dood is en wat leven is. Vóór die tijd waren we ons dat niet bewust. Leest u maar eens wat Paulus daarover schrijft in zijn brief aan de Efeziërs in het tweede hoofdstuk vers 1 tot 10 (Ef. 02:01-10). Duidelijk laat Paulus ons hier zien hoe ons vroegere leven beheerst werd door ‘de overste van de macht der lucht’, dezelfde geest die thans nog werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, dus in allen die het nieuwe leven in Christus niet kennen.

Iedere zonde, iedere daad van ongehoorzaamheid, iedere verkeerde handeling, heeft dus een geestelijke achtergrond. Een verkeerde geest is de inspirator. De duivel is nog de overste van deze wereld en heeft als het ware een netwerk van alle mogelijke trawanten over deze aardbol gespannen om de mensen op de verkeerde wijze te beïnvloeden. Dat is de tragedie van het leven op aarde jen Het -zou nog veel erger zijn, als God er niet was en als Zijn Zoon niet was gekomen om de duivel te ontmaskeren en te overwinnen. Want dat is het geweldige van de boodschap van het evangelie: Geen mens hoeft onder de invloedssfeer van de duivel te blijven. Het evangelie is er voor alle mensen Titus 2 vers 11 (Titus 02:11). Ieder mens kan verlost, hersteld., vernieuwd en veranderd worden door geloof en aanvaarding van Jezus Christus!

Daarna mag hij het zeker weten: Ik ben verlost; mijn zonden zijn vergeven; het nieuwe leven is gekomen Kolossenzen 1 vers 13 (Kol. 01:13). Wij behoren dan tot het ‘Koninkrijk van Jezus Christus’. Dat is onze thuisbasis, van daaruit gaan wij ‘handelen en wandelen’, gaan we geestelijk strijden en overwinnen. Want nu behoren we verder te functioneren in het plan van God. Niet voor een klein beetje, maar geheel en al. Laat dit ons gebed zijn: ‘Heer, ik wil ten volle in Uw plan functioneren; Heer, ik wil graag een instrument in Uw Hand zijn, Heer, ik wil zo graag door U gebruikt worden om anderen te bevrijden uit satans macht, om ze te brengen vanuit de duisternis in het licht. Heer, ik dank U dat U dat bewerken zult door Uw Woord en Geest’!

Adviezen van de apostel Paulus

Als wij zo op oprechte wijze de Heer willen dienen, vindt er als het ware automatisch een geestelijke groei plaats, die veroorzaakt dat onze wil hoe langer hoe meer een eenheid gaat vormen met de wil van God en daardoor zijn we hoe langer hoe meer bruikbaar in Zijn dienst. Wat dat betreft kunnen we veel leren van wat de apostel Paulus schrijft aan de Kolossenzen. Hij begint met een dankgebed! De apostel had gehoord’ van het geloof en de liefde van de gemeenteleden. Het is duidelijk dat de gemeente te Kolosse een ‘levende gemeente’ was. Dat was echter niet zomaar uit de lucht komen vallen. Wat was er aan voorafgegaan? De prediking der waarheid! Kolossenzen 1 vers 5  (Kol. 01:05). Paulus was daar heel secuur in. Hij schakelde beslist niet alle evangelieprediking over één kam. Lees maar eens wat hij daarover aan ‘de Galaten schrijft in Galaten 1 vers 6 tot en met 9 (Gal. 01:06-09). In onze dagen is er een tendens  ontstaan om toch vooral één te zijn met alle anderen die ook geloven. Laten we in dit opzicht voorzichtig zijn.

Natuurlijk kunnen we allen die wedergeboren zijn erkennen en liefhebben als medebroeders en -zusters in Christus, maar als de Heer ons de ogen geopend heeft voor ‘het meerdere’ zijn wij er verantwoordelijk voor dat wij dit niet onder stoelen of banken steken. Het gaat om hetzelfde evangelie wat Jezus bracht en de apostelen: het volle evangelie, het evangelie van het geestelijk Koninkrijk. Dat is het evangelie zoals God dat bedoeld heeft en de mens werkelijk volkomen bevrijd uit de macht van satan en omvormt naar het beeld van Jezus.

Om dit ‘evangelie der waarheid’ ten volle te kunnen beleven en uit te / dragen is het allereerst noodzakelijk dat wij vervuld worden met de rechte kennis van  Gods wil Kolossenzen 1 vers 9b (Kol. 01:09b). Er zijn drie Nederlandse vertalingen die spreken zelfs van de volledige kennis van Gods wil. Zo lezen wij in de Petrus Canisiusvertaling: “… dat gij, in het bezit van allerlei wijsheid en geestelijk inzicht, tot de volledige kennis van Zijn wil moogt geraken”. Wijsheid en geestelijk inzicht, waar komen die weg, waar halen we die vandaan? U begrijpt het al wel: wie de wil van God wil doen, kan dat onmogelijk zonder de dagelijkse vervulling met de Heilige Geest.

Gods wil doen heeft positieve gevolgen

Wat zijn de mogelijkheden en gevolgen van het vervuld zijn met de volledige kennis van Gods wil? Paulus omschrijft het als volgt: “… om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God” Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10). Ons geloofsleven gaat zich dus op een gezonde en positieve wijze ontwikkelen. Laten we de woorden van Paulus nog eens op een rijtje zetten: Wij wandelen waardig de Here. De Bijbel spreekt heel vaak over een-reine en onberispelijke wandel. De Leidse vertaling formuleert het zo: “… waardoor gij u gedraagt de Here waardig”. De eindtijdgemeente zal uiteindelijk een gemeente worden “zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet” Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27). De duivel krijgt geen kans meer, op welke wijze dan ook, te infiltreren.

Wij behagen Hem in alles. Dit heeft te maken met ons geloof. Is ons geloof een levend, functionerend geloof, want zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig- te zijn Hebreeën 11 vers 6a (Heb. 11:6a).

Wij dragen vrucht in alle goed werk. “Vruchtbaar zijn in alle goede werken”, zegt een andere vertaling. Dit heeft dus te maken met ons getuige zijn in deze wereld. Jezus sprak: “Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht” Johannes 15 vers 5 (Joh. 15:05).

Wij wassen op in de rechte kennis van God. Hoe meer wij de wil van God doen, hoe meer wij geestelijk groeien en gaan beleven dat de wil van God ‘het goede, welgevallige en volkomene’ is Romeinen 12 vers 2 (Rom. 12:02).

Een waarachtig kind van God heeft het verlangen in zich de wil van God te doen, één te worden met Zijn wil. Daarbij is onze eigen wil niet uit geschakeld, zoals wel eens geleerd wordt, maar op de juiste wijze ingeschakeld. Er ontstaat een hechte éénheid tussen Gods wil en onze wil, waar de duivel geen speld tussen meer kan krijgen. En dan die positieve gevolgen die wij zoéven bespraken. Paulus vult dit nog aan met de woorden: “Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht” Kolossenzen 1 vers 11 en 12 (Kol. 01:11-12). ‘Volharding’ en ‘geduld’ hebben we nodig. Het gaat niet altijd van een leien dakje. Alleen wie volhardt tot het’ einde zal het einddoel bereiken Matteüs 24 vers 13 (Matt. 24:13)., Maar de beloften die God eraan verbindt zijn dan ook onvoorstelbaar heerlijk:

  1. Wij worden bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid. Hij is onze sterkte en de kracht van Zijn Geest doet ons overwinnen.
  2. Wij zijn toebereid voor het erfdeel der heiligen in het licht. Een ‘voorschot’ van deze heerlijkheid is nu reeds in ons. Daardoor stralen we, Zijn heerlijkheid uit en kunnen wij de volheid van Christus tot openbaring brengen.

Het vol zijn van de volledige kennis van de wil van God is dus niet zomaar iets, wat er ook bij hoort, maar is een hoofdvoorwaarde om te kunnen functioneren in het plan van God. En de Heer helpt ons dat het tot realisatie gaat komen in ons leven, want ook in dit opzicht zijn de woorden van Paulus in Filippenzen 1 vers 6 (Filip. 01:06) waar, namelijk dat Hij die in ons een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.

 

¿Kennen wij God als Vader? door Evert van de Kamp

“Hij zal tot Mij zeggen: Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots van mijn heil” (Psalm 89 vers 27 (Ps. 089:027).

Jaren geleden meende een predikant een stel serieuze onderwijsmensen ernstig te moeten waarschuwen tegen een lichtvaardig ge­bruik van de Vadernaam van God. Hij was de me­ning toegedaan dat je te­genover de leerlingen in het onderwijs uiterst voor­zichtig met de naam ‘Va­der’ moest omgaan. Immers niemand kon toch zo maar zeggen: ‘mijn Vader, mijn God’. Evenals de Joden in Jezus’ dagen vond hij dat ongepast. Het was bepaald geen stimulans om God als Vader te leren kennen.

Na het optreden en heen­gaan van de apostelen is het accent op ‘God is on­ze Vader’ al spoedig min­der en minder geworden. Ook na de reformatie zijn er maar weinig gelovigen gefeest die God welbe­wust ‘Vader’ hebben ge­noemd. En dat terwijl het nu juist de bediening van Jezus was Zichzelf en ons God te leren kennen als Vader. Jezus spreekt altijd over: ‘onze Vader’.

 

Jezus doet de Vader kennen

Johannes getuigde: “Nie­mand heeft ooit God ge­zien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” Johannes 1 vers 18 (Joh. 01:18).

Iemand vertaalde dat eens met het moderne woord,: “Hij heeft Hem geïntroduceerd”. Christus introdu­ceerde God, de Elohim (de Hoogste), als zijn Vader.

Al heel jong leerde Jezus zijn hemelse Vader als Va­der kennen. Twaalf jaar oud antwoordt Hij Jozef en Maria en een horde ‘schriftkenners’: “Wist gij niet dat Ik bezig moet zijn met de dingen des Va­ders?” Lucas 2 vers 50 (Luc. 02:50). En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak, staat erbij.

Jezus ontdekte dat God zijn Vader was. Dat wilde Hij de mensen voortaan vertellen en laten zien door zijn leven Johannes 6 vers 57 (Joh. 06:57). Hij ontdekte dat de pro­feet Jesaja in hoofdstuk 50 van Hem schreef: “De Here, Here heeft Mij als leerling leren spreken, om met het Woord de moe­de te kunnen ondersteu­nen. Hij wekt elke mor­gen, Hij wekt Mij het oor, opdat Ik hore, zoals leer­lingen doen”.

In Psalm 89 vers 27 (Ps. 089:027) wordt profetisch over de Heer gezegd: “Hij zal tot Mij  zeggen (Avi ata): Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots Van mijn heil”. In het ‘Hebreeuws komt dit ‘mijn Vader’ (Avi) maar één keer voor. Ech­ter vele keren in het Grieks van het Nieuwe Testament.

Toen Jezus het in absolu­te zin wist: Ik ben de Messias en God is mijn Vader, was dat woord ‘Vader’ niet meer uit zijn leven weg te denken. Hij sprak: “Ik en de Vader zijn één” Johannes 10 vers 30 (Joh. 10:30).

Die naam heeft Jezus ver­heerlijkt en geheiligd tot het einddoel, de volledige verlossing van de mens­heid was bereikt. Chris­tus heeft zich volkomen met de Vader geïdentifi­ceerd. Hij openbaarde de Vader volmaakt en dat kostte Hem zijn leven. Dat Jezus zich met God gelijkstelde, accepteerde men niet. Aan het kruis zo één! Johannes 5 vers 17 en 18 (Joh. 05:17-18).

Het is diep ontroerend de levende relatie te zien en mee te beleven die er tussen Jezus en de Vader is. De evangeliën‘ zijn daar vol van. Vooral het lezen van het -evangelie van Johannes is een open­baring. Door algehele toe­wijding en gehoorzaamheid is Jezus voor ons het vol­komen beeld van de Vader geworden. Hij had en heeft een diep verlangen dat wij God net zoals Hij als onze Vader (Avinu) leren kennen. Ook dat wil het volle evangelie ons leren.

Het kennen van onze Vader

Onlangs hoorde ik een echt heel fijne christen zeggen: “Ik heb pas de laatste jaren God helemaal echt als mijn Vader leren kennen’. Deze uitspraak raakte mij wel. Veel Christenen blijken inder­daad God niet werkelijk als Vader te kennen. Zo met Hem te leven. Zonder achterdocht, zonder restricties in een echte Vader-Zoon relatie, zoals Jezus ons dat met zijn Vader toont. Jezus toont ons het volmaakte Vader­beeld met de bedoeling dat wij hetzelfde Vader­beeld zullen hebben en dat de wereld zullen to­nen.

Van Hem komt het onge­schonden Vaderbeeld naar ons toe. Hij heeft het uitgeschilderd met zijn le­ven. Een schitterende il­lustratie daarvan is de prachtige gelijkenis van de ontfermende en barmhartige Vader voor Zijn beide zonen in Lucas 15. Het is geweldig dat wij voluit worden uitgenodigd dat beeld, en geen ander, te dragen. Paulus zegt in 2 Korinthiërs 6 vers 18 (2 Kor. 06:18): “Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn”.

Wie mogen het beeld van de Vader dragen?

Wie mogen nu het beeld van de Vader dragen en wie mogen ‘Vader’ zeggen? Het antwoord is eenvoudig: Een ieder die dat van Je­zus wil leren. Hij is de enige die ons de Vader­naam kan leren uit spreken. Omdat niemand de Vader kent dan de Zoon. Letter­lijk staat er in Matthéüs 11 vers 27 (Matt. 11:27): “Niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil open­baren”. In de grondtekst staat eigenlijk het woord­je ‘precies’ er nog bij. Dat is heel mooi en nog duidelijker. Alle dingen zijn Jezus door de Vader in handen gegeven, zegt de Willibrord vertaling.

Jezus is de enige die ons de Vader werkelijk kan leren kennen. Johannes

14 vers 6 (Joh. 14:06)zegt: “Niemand komt tot de Vader dan. door Mij”-. Hij is de weg en door één Geest hebben wij de toegang tot de Va­der Efeze 2 vers 18 (Ef. 02:18).

Het verminkte Vaderbeeld

Hoewel de weg duidelijk is, hebben velen toch veel moeite om tot het Vaderbeeld van Jezus te komen. In het natuurlijke leven kreeg menigeen een volstrekt negatief vader­beeld mee. Hoe zou je ook een goed vaderbeeld kunnen opbouwen als je bloedeigen natuurlijke va­der incest met je pleegde, je als kind veelvuldig mishandelde, je moeder sloeg, door de alcohol het gezinsleven jarenlang tiranniseerde, etc. De frustraties zijn dan legio. Alleen de gedachte aan, of het horen van het woord ‘vader’ doet je in­een krimpen en je tot op het bot verkillen. Ontelbaren hebben een vader gehad die zich enkel liet gelden als een despoot, een tiran, een wetteloze.

En welk beeld van de he­melse Vader heeft de the­ologie hier en daar niet aangebracht? Velen kennen alleen het beeld van de God der wrakende straffende. Van wié je goed, maar vooral ook kwaad te duchten hebt. Hij is immers het verterende vuur, de ongenaakbare. Je weet met Hem nooit waar je aan toe bent. Wat Hij met de ene hand geeft, pakt Hij met de andere weer terug. God een Vader, laat staan voor jou? Kom nou! Het levert je alleen maar angstcomplexen op. Wat heb je nu aan een God die je ziek maakt, of je een ongeluk bezorgt! Zo’n God alstublieft niet en nooit weer.

Het is afschuwelijk dat het de duivel zo goed ge­lukt is om wereldwijd een dergelijk beeld van de Vader van Jezus, onze Vader dus, te scheppen. Een klein Islamitisch meis­je zei op school eens te­gen haar juf: “Juf, ik vind jouw God veel liever, de onze is altijd boos”.

Welk Vaderbeeld hanteren wij?

Alle volkeren kenden de vaderfiguur. Voor de zen­delingen bijvoorbeeld op Soemba kwamen, hadden de mensen daar ook hun voorstellingen van God als Vader. Zo las ik: “Ze noemden Hem de Vader,  die niet genoemd mag worden. Een figuur met grote oren, zodat Hij goed kon luisteren naar het klagen van de mensen en met scherpe ogen, zodat Hij hun verdriet goed kon zien”.

Ook las ik van vrouwen die allerlei bezwaren aan­voeren tegen het manne­lijk beeld dat de Bijbel van God zou geven. Zij spreken tegenwoordig daarom graag van de ‘Sterke Moeder-God’.

Wat zijn er veel demoni­sche vertekeningen.

Maar wat heerlijk dat wij het Vaderbeeld van Jezus mogen oppakken. Dat is het beeld dat de Heilige Geest puur en zuiver in ons uitwerkt. Het beeld van de Vader der barm­hartigheden en van alle vertroosting 2 Korinthe 1 vers 3 (2 Kor. 01:03). Want zegt de apostel Paulus in Romeinen 8 vers 15 (Rom. 08:15): “Gij hebt ont­vangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen : Abba, Vader”. Roep Hem dan aan als Vader 1 Petrus 1 vers 17 (1 Petr. 01:17)!

‘Wij hebben geleerd en er­varen dat het hemelse Je­ruzalem onze moeder is Efeze 4 vers 27 (Ef. 04:27). De veiligheid en geborgenheid van die Moeder beleven we allereerst met elkaar in de plaatselijke gemeente. En met Jezus, onze oudste broer in het huisgezin van God, zeggen wij: God is onze Vader. Jezus had het altijd over: Uw Vader… “Uw Vader weet, wat gij van node hebt” Matteüs 6 vers 8 (Matt. 06:08). “Uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” Matteüs 6 vers 4 (Matt. 06:04).

Zijn boodschap was altijd en onder alle omstandig­heden: God is je Vader. Omdat Hij mijn Vader is, is Hij jouw Vader. Jezus was zo doortrokken van’ het feit dat God zijn Va­der was, dat Hij als zijn Vader – die volmacht had Hij – rondging, weldoende en genezende allen die door de duivel waren overweldigd. De profeet Jesaja noemde Hem al de Eeuwige Vader Jesaja 9 vers 5 (Jes. 09:05).

Onze kinderen hebben goede vaders nodig, die net als Jezus een voor­treffelijk beeld geven van de hemelse Vader. De we­reld ziet uit naar christe­nen die vaders in de Heer zijn. De wereld is kapot, omdat de mensheid geen Vader en geen Moeder meer heeft. Door het volle evangelie van Jezus Christus hebben wij, dat is het grootste geheim van ons leven – daar wel weet van. Wij mogen het alle mensen vertellen: God is je Vader en Hij is op zoek naar jou.

God is op zoek naar, zo­als iemand het zo duidelijk uitdrukte, thuisloze ‘geestelijke wezens’. Zij hebben geestelijke vaders en moeders nodig. Bent u zo’n geestelijke vader of moeder in de Heer voor anderen? Of misschien wilt u zo’n volwassen vers te worden? De apostel Paulus was in de gemeente als een moeder en een va­der die hun eigen kinderen koesteren, bemoedigen en stimuleren 1 Thessalonicenzen 2 vers 7 en 1 Thessalonicenzen 2 vers 11 en 12 (1 Thess. 02:07; 1 Thess. 02:11-12). In 1 Johannes 2 vers 14 (1 Joh. 02:14) is sprake van vaders in het geloof, men­sen die anderen geestelijk kunnen (voort)helpen.

Met Jezus als voorbeeld, confronteert de Vader ons met één van de mooiste uitdagingen die Hij ons heeft aan te bieden. We moeten er maar eens over nadenken wat een godde­lijke perspectieven dat biedt. Een scala van mogelijkheden opent zich. U zult het zeggen, ja uit- roepen: Gij zijt mijn Va­der, mijn God, de rots van mijn heil!

 

Het boek Genesis door Klaas Goverts (15)

De zonen van Noach

“De zonen van Noach, die uit de ark gegaan waren waren Sem, Cham en Jafeth; Cham was de vader van Kanaän. Deze drie waren de zonen van Noach, en uit dezen is de gehele aarde bevolkt” Genesis 9 vers 18 en 19 (Gen. 09:18-19). Uit gaan is hetzelfde grondwoord wat voor de ‘uittocht” gebruikt wordt. Het is merkwaardig dat er in vers 18 meteen bij vermeld wordt: “Cham was de vader van Kanaän . We moeten dit heel goed begrijpen, als we ook de rest willen verstaan. In wezen gaat het hier niet over Cham, maar is het een verhaal over Kanaän. Het gaat om het zaad dat straks in Kanaän gezaaid zal worden: het zaad van Abraham.

Het land waar alles om draait is Kanaän. Het komt nu al aan de orde. Als in vers 19 staat: “… en uit dezen is de gehele aarde bevolkt”, is de letterlijke vertaling: “.. en uit deze is de hele aardé verstrooid”. Het wijst al vooruit naar de torenbouw van Babel in Genesis 11, waar het motiefwoord ‘verstrooien’ driemaal voorkomt. Het woord ‘verstrooien’ komt ook nog voor in Genesis 10 vers 18b, (Gen. 10:18b) waar wij lezen …daarna verstrooiden zich de geslachten van de Kanaäniet”. Het ‘verstrooien’ wijst speciaal op Kanaän en op de toren van Babel.

“En Noach werd een landman en’ plantte een wijngaard” Genesis 9 vers 20 (Gen. 09:20). Letterlijk staat er: “Èn Noach begon als man van de akker”. Eindelijk is er weer een man op de akker! De wijngaard is een heerlijk beeld van de gemeente. God plant óók een wijngaard.

“Toen hij van de wijn gedronken had, werd hij dronken en hij ontblootte zich in zijn tent. Toen zag Cham, de Vader van Kanaän, zijns vaders naaktheid en hij vertelde het aan zijn beide broeders buiten” Genesis 9 vers 21 en 22 (Gen. 09:21-22). Er staat: “hij meldde het”. ‘Melden’ is in de Schrift iets ‘anders dan ‘vertellen’. Het zijn twee aparte gedachten. In de eerste plaats betekent het dat de daden van God verteld worden. En in de tweede plaats betekent iets melden aan een ander letterlijk: iets hoog doen oprijzen, zodat de ander het goed kan zien.

Cham, de vader van Kanaän, vermeldt het aan zijn broeders. Hij zegt:  “Ik heb de naaktheid van mijn vader gezien”. Dan lezen wij in vers 23 (Gen. 09:23): “Daarop namen Sem en Jafeth een mantel, legden die op hun beider schouders, liepen achterwaarts en bedekten huns vaders naaktheid, terwijl hun aangezicht afgewend was, zodat zij huns vaders naaktheid niet zagen”. Het motiefwoord is hier: ‘de naaktheid van hun vader’.

De betekenis van de naaktheid van Noach

Wat is nu de sleutel van dit verhaal? Bijbelhoofdstukken leggen vaak een link met andere hoofdstukken. Er is één gedeelte in de Schrift waarin ‘de naaktheid van de vader’ telkens terugkomt. Dat is Leviticus 18, waar we er ongeveer 23 keer over lezen. Het woord ‘naaktheid’ is hier vertaald met ‘schaamte’. Vers 3 staat als opschrift boven dit hoofdstuk: “Gij zult niet doen zoals men doet in het land Egypte, waar gij gewoond hebt; gij zult niet doen, zoals men ‘doet in het land Kanaän, waarheen Ik u breng; naar hun inzettingen zult gij niet wandelen”.

Telkens lezen we: “De naaktheid (schaamte) zul je niet zien”. Het heeft te maken met de vruchtbaarheidscultus van de Baal. God waarschuwt de Israëlieten, om er niet aan mee te doen, als ze in Kanaän komen, en niet op die manier het geheimenis onthullen zoals Nóach zich onthulde. ‘Het is niet het openbaar worden zoals Gód het bedoelt. ‘Je zult anders zijn dan Kanaän’, zegt God. Het gaat om het geestelijke principe waar Kanaän uit leefde: de potentie, de vruchtbaarheidscultus, de naaktheid van de vader.

Als Noach ontwaakt, staat er in vers 25 (Gen. 09:25), dat hij zegt: “Vervloekt zij Kanaän, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders. (Er staat niet: ‘Vervloekt zij Cham’). Gezegend (niet: geprezen) zij de Gód van Sem” (niet: van Sém). Sem leeft uit Gód; Gód is de Vader van Sem. De ware onthulling is niet de naaktheid van de vader, maar het wezen van de Vader.

“Hij ontblootte zich”, zegt vers 21. Voor ‘ontbloten’ wordt hetzelfde woord gebruikt als ‘openbaren’ (GALAH). Wat van Cham afstamt heeft niets met de negers te maken. De Kanaänieten waren in elk geval geen negers. Het heeft te maken met het geestelijk principe: het verafgoden van de vruchtbaarheid.

Dan lezen we in vers 27 dat God de tenten van Jafeth uitbreidde. In Jafeth zit het woord JAPHT. Het betekent: ‘Hij breide uit’. Het is een woordspeling. Het is de bedoeling dat Jafeth gaat wonen in de tenten van Sem (vers 27b). Uit Sem komt Israël, het uitverkoren volk, tevoorschijn. Met‘ Jafeth worden de kustlanden bedoeld: de verre volkeren. De volkeren mogen wonen in de tenten van Israël. ‘Sem’ is het volk dat een God heeft. De God van Sem spreidt ook zijn tent uit over de volkeren, want ‘de tent van God is bij de mensen’ Openbaring 21 vers 3 (Openb. 21:03). “En Kanaän zij hem tot knecht” zegt Genesis 9 vers 27 (Gen. 09:27) verder. Hier komt het principe naar voren dat Kanaän onderworpen moet worden.

Wat zit er achter de naaktheid van de vader? 1 Samuël 2 vers 9 (1 Sam. 02:09) zegt dat niet door kracht een man sterk is. Je bent niet een man door je natuurlijke kracht, door je vruchtbaarheid, maar je bent een man door Gód, die zegt: “Niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden”!

 

Intermezzo door Gerry Velema

Alles kwijt?

Met vrienden waren we eens uit eten. De kinderen mee, wat naast heel gezellig ook we! wat drukker en luidruchtiger was. De kinderen vonden het erg leuk om tijdens het wachten op ons eten wat rond te kijken in het restaurant. Er was een bijzonder mooie vijver aanwezig, waar de kinderen hun ogen uitkeken. Maar bij het terug willen vinden van ons, verdwaalde een dochtertje van onze ‘vrienden. Dat wil zeggen, we zagen haar een verkeerd pad ‘inlopen.

Toen het kleine meisje zich bewust werd, en dat was al heel gauw, dat ze pappa en mamma kwijt was, begon ze heel hard te huilen. Maar haar vader was al naar haar onderweg. Het leed duurde maar even; daar waren de sterke armen al, die haar omhoog tilden en haar troostten.

Toen ze weer tussen ons in zat, vroeg ik haar: “Was je pappa en mamma kwijt?” En tussen haar snikken door, gaf ze met een wijds gebaar als antwoord: “Ik was alles kwijt!”

Natuurlijk moest ik wel even in mezelf lachen om dit dramatische gevoel van het kleine meisje, die niet een moment werkelijk ook maar iets kwijt was geweest! Alleen maar in haar beleving was dit zo geweest.

Later was ik ook ‘alles’ kwijt. Zo beleefde ik het althans. Waar was nu m’n blijdschap in de Heer? (Van mezelf ben ik wel blijmoedig, maar blij in God is iets meer). Wat geloofde ik nu eigenlijk? Waar was ik mee bezig? Ik had ook het gevoel een verkeerd pad te zijn ingegaan. Gauw weer terug ‘ en- weer een ander pad in, maar ook daar was ik nog ‘alles’ kwijt.

Tot het moment, dat ik me dit herinnerde. Het was of Vader God liet zien: je bent niet alles kwijt, maar je bent alleen Mij kwijt! Wie de Heer heeft, ontbreekt niets. Ik geloofde ook dat Hij me zag, zoals mijn vriend z’n dochtertje zag. En voor wij om hulp roepen, antwoordt God ons.

Het allerbelangrijkste in het leven, en zeker in ieder leven van een kind van God, van welke kring, groepering of richting dan ook, is je relatie met God. Als je denkt dat je ‘alles’ kwijt bent, als je moe bent van piekeren wat je toch geloven moet, weet dan, dat er een grote kans is, dat je slechts je Vader mist. In Zijn veilige armen, vallen vraagstukken van je af. Hij geeft vrede, boven bidden en denken uit. In die rust kun je verder!

 

Sproeier door redactie

Na een jaar van hard werken is het zover. “Sproeier” is uitgekomen met de langverwachte muziekbundel “Hé, zing je mee?”. Het bundeltje telt maar liefst 48 pagina’s (A-4 formaat) en bij praktisch elk liedje een spelletje, knutseltje, puzzel, dansje, kleurplaat of quiz. Kortom een muziek-doe-boekje.

De bundel is schitterend geïllustreerd door Helma Poort uit Groningen, een eervolle vermelding waard. (Helma is een vaste medewerker van het kinderblad “Sproeier”. Dit blad werd enkele jaren geleden opgericht door een aantal enthousiaste leden van de volle evangelie gemeente te Aalten ).

Bij het muziekbundeltje hoort ook een soundmixcassette. Deze is stond gekomen in spontane samenwerking met het Aaltense kinderkoor “De Muzieksleuteltjes” (70 kinderen). Toen de orkestband klaar was en het koor een aantal maanden flink gerepeteerd had, werd een professionele studioopname gemaakt met als resultaat een heerlijk frisse muziekcassette.

De cassette heeft een speelduur van 96 minuten en is van een goede kwaliteit. Dat zijn dus in feite 2 cassettes in 1. De prijs is laag gehouden. Bundel en cassette kosten slechts 25,- (exclusief verzendkosten).

 

Vader ik wil Uw naam heiligen door Liesbet Seepma

“Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede” (Matt. 06:09b-10) .

Vier regeltjes uit het ‘Onze Vader’, het. gebed waarmee de Here Jezus de discipelen duidelijk wil maken, waar ’t eigenlijk om gaat als je bidt. Jezus maakt ze met dit gebed duidelijk, dat bid­den veel méér is dan al­leen maar praten, ’t Is namelijk een actief bezig zijn in de geestelijke we­reld, met God communiceren. Hem tonen welk ver­langen, welke gezindheid, welke gevoelens er in je leven zijn. Zo kun je uit deze vier regeltjes proe­ven wat er leefde in ’t innerlijk van de eerste volmaakte Zoon van God, namelijk het verlangen – maar ook ’t vaste voorne­men – om Gods Koninkrijk op aarde te vestigen.

De lijfspreuk van Jezus

“Vader, Ik wil Uw Naam heiligen!” Je zou kunnen zeggen dat het Jezus’ lijfspreuk was, die Hij boven Zijn leven geschreven had. Want dat wilde Hij: de naam, het wezen van Zijn machtige, heerlijke, enkel goede Vader volledig en zuiver uit de verf laten komen! Want ’ dat is heiligen: zuiveren van alle blaam. Zoveel eeuwen lang was het wezen van God immers maar gedeeltelijk of helemaal niet uit de verf gekomen. (Zoveel eeuwen lang had (er een sluier gelegen over ’t inzicht van de mens in wie God nu werkelijk was. Dat was ook wat satan, de vijand van de mens, wilde. Want zó kon immers worden voorkomen dat de mens van (God ging houden, iets dat onvermijdelijk zou gebeuren als de mens Gods wezen wérkelijk zou kennen, namelijk: als zijnde énkel goed, vol van licht en leven, ’t Kon niet anders of dat zou leiden tot een hechte liefdesrelatie tussen die twee. De Schepper en Zijn schepping waren immers van ’t zelfde ‘materiaal’! Eeuwenlang had de Vader van de leugen – zoals Jezus de duivel noemt in Johannes 8 vers 44 (Joh. 08:44)- de mens dom  weten te houden met’ de overtuiging dat zowel goed als kwaad van God afkomstig waren.

En nu was daar de Here ‘ Jezus, de volmaakte eerstgeboren Zoon, die de Vader in Zijn échte wezen toonde, die de naam en ’t wezen van Zijn Schepper heiligde, in vol­le heerlijkheid ten toon spreidde. Hoe deed Jezus dat dan? Hoe kon Hij die dat anders doen dan door middel van Zijn eigen leven? Met Zijn manier van leven, Zijn manier van denken, Zijn functioneren, Zijn regeren, zowel in de zichtbare als in de on­zichtbare wereld, maakte Hij Zijn Vader groot, liet Hij zien wie Zijn Vader wérkelijk was.

Jezus, het zuivere beeld van God

Een zuiver beeld van God, de enkel goede God, de God van licht en leven, krijgen we als we kijken naar de handel en wandel van de Here Jezus. Lees daarover bijvoorbeeld eens Johannes 12 vers 49 en 50, (Joh. 12:49-50) waar de Here Jezus spreekt over Zijn zending, Zijn roeping:

“Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft zelf Mij een gebod ge­geven, wat Ik zeggen en spreken moet. En Ik weet, dat Zijn, gebod ‘eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zo als de Vader Mij ge­zegd heeft” .

Nou, God stond daar hé­lemaal achter, en Hij stak Zijn vreugde en instem­ming niet onder stoelen of banken. In Matthéüs 17 vers 2 tot en met 5 (Matt. 17:02-05) bijvoorbeeld wordt de Here Jezus door God ver­heerlijkt met de woorden:

“Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!” (vers 5).

“Vader, Ik wil Uw Naam heiligen!” Jezus had ’t begrépen: dit was de bestemming van Zijn leven: nu eens eindelijk laten zien wie Zijn Vader wer­kelijk was en tot over de dood heen – de dood had geen vat op Hem! – hééft Hij laten zien dat God de God van eeuwig leven is, dat Zijn gebod eeuwig leven is.

Zo heeft Jezus ’t leven mogelijk gemaakt voor ieder mens, jong- en oud. Duivel en dood hadden immers geen recht meer op die mens! Het leven, zoals God dat vanaf ’t begin al had bedoeld, lag voor ’t grijpen! Ieder mens kan en mag nu bid­den: “Vader, ik wil Uw Naam heiligen”. Ieder mens kan nu de daad bij -’t woord voegen.

Ook jij en ik! Ook wij kunnen door middel van ons leven, Gods naam, Zijn wezen, Zijn plan, Zijn woord, tot hun volle recht laten komen! (Lees Kolossenzen 1 vers 25 tot en met 28 (Kol. 01:25-28) hierover eens na). En réken maar dat dat gevolgen gaat hebben. Dan wordt namelijk het’ volgende zinnetje uit Je­zus’ gebed meer en meer werkelijkheid: “Uw Ko­ninkrijk kome!”

Gods koninkrijk breekt baan

“Vader, ik wil Uw Naam heiligen, zodat Uw Ko­ninkrijk zich kan baan- breken!” Wat is dat mach­tig, dat in jou en mij ’t vermogen ligt om Gods Koninkrijk te gaan vesti­gen! Allereerst in ons eigen leven, onze eigen hemel, onze eigen wereld. Vervolgens in het leven van onze broeders en zusters, de leden van jouw jeugdgroep, de kin­deren van de crèche over wie jij de verantwoordelijkheid hebt. Zo gaat Gods Koninkrijk in de gemeente gestalte krij­gen. En vervolgens – maar tevens tegelijkertijd – in de wereld om ons heen. Je school, je klas, je werkkring, je buur­vrouwtje die bij jou wel eens een bakkie -haalt. “Vader, ik wil Uw Naam heiligen, zodat Uw Ko­ninkrijk gestalte krijgt!” Gods wezen zuiver tonen uit ons leven: dat is onze opdracht! Lees maar eens Efeziërs 2 vers 7 (Ef. 02:07): “Om in de komende eeuwen dé overweldigende rijkdom van zijn genade te tonen naar (zijn) goedertieren­heid over ons in Christus Jezus”.

Als Gods Koninkrijk, vol licht, leven en vrede, wordt gevestigd, dan geschiedt Zijn wil”, zoals Jezus bidt. Oftewel: dan heeft God ’t pas reuze naar Zijn zin, dan geniet Hij. Dan heeft Hij een welbehagen in ons, zoals Hij een welbehagen had in Jezus. Dan kan Hij ook van jou en mij gaan zeggen: “Deze zijn Mijn zo­nen, de geliefden, in wie Ik Mijn welbehagen heb. Hoort naar hen!”

God wil Zichzelf aan ons tonen

Weet je, als ik zo over dit gebed van de Here Jezus nadenk, dan krijg ik er zo’n geweldige zin in om dit in mijn leven te gaan realiseren! Tjonge, ik wil, dat dat gebed ook ’t mijne wordt! Helemaal! Jij ook?

Maar vóórdat we enthou­siast aan de slag gaan, willen we eerst nog eens even stil staan bij een heel mooi en belangrijk stukje uit de Bijbel, waardoor we gaan begrij­pen dat God zichzelf hé­lemaal dóór en dóór, aan ons wil tonen:

“Wat wij zeggen is Gods wijsheid, die tot nu toe verborgen is geweest. Vóór het begin van de wereld had Hij Zijn plan al klaar om ons in de heerlijkheid te brengen. Zoiets staat ook in de boeken:

‘Wat geen mens heeft gezien en gehoord en wat bij geen mens is opgekomen, dat heeft God allemaal in petto voor degenen die Hem liefhebben’. God heeft het voor ons ontsluierd door de Geest. Want voor de Geest is niets verborgen, zelfs het diepste wezen van God niet. Zoals al­leen de geest van een mens weet wat er in een mens is, zo weet ook alleen de Geest van God wat er in God is”- 1 Kor. 2 vers 7 en 1 Kor. 2 vers 9 tot en met 11 uit het Levende Woord (1 Kor. 02:07; 1 Kor. 02:09-11) . Hieruit gaan we begrijpen dat we God door en door kunnen leren kennen als we worden gedoopt in (Zijn) Heilige Geest. Dat maakt dat we ‘in God’ zijn’; ons leven is dan verborgen met Christus in God. Nou, we mogen allemaal, ieder op z’n eigen tempo en z’n eigen leeftijd, ontspannen toegroeien naar die doop -in de Heilige Geest. De Geest van God, waarvan de Here Jezus zegt dat die ons de weg zal wijzen tot de volle waarheid. De volledige kennis over God en Zijn plan met jouw en mijn leven Johannes 16 vers 3 (Joh. 16:13). En wat is dat plan? Dat jij en ik, in alle ontspan­ning, mogen opgroeien tot volwassen zonen van God in wie God helemaal heer­lijk uit de verf kan komen. Daarom wordt de Heilige Geest ook in Romeinen 8 vers 15 en 16 (Rom. 08:15-16) de ‘Geest van het zoonschap’ genoemd, waardoor we onze God vrijmoedig kunnen aanspreken met: “Abba, Vader! U bent onze Va­der, die in de hemelen bent; wij willen Uw Naam heiligen en Uw Koninkrijk vestigen, zodat Uw wil wordt gedaan!”

Ik wens jou een heerlijke tijd toe, waarin je dit gebed zult mogen beleven! Waarin alles wat je in dit opzicht, samen met je God, onderneemt, zal gelukken.

 

Het geloof, dat de ziel behoudt door Wim te Dorsthorst

Wie al enige tijd in het volle evangelie meedraait, zal ongetwijfeld al wel enige boodschappen heb­ben gehoord over de, woorden van Paulus in Romeinen 1 vers 17c (Rom. 01:17c): “De rechtvaardige zal uit ge­loof leven”. Hij citeert hiermee de profeet Habakuk die het leven van de afvallige schildert tegen­over de rechtvaardige die uit zijn geloof leeft.

De rechtvaardige gelovige zal alleen maar voorspoed kennen. Hij legt zijn problemen aan de Heer voor en ‘hij gelooft’ dat de Heer in alles naar Zijn rijkdom heerlijk zal voor­zien. Ben je ziek of drukt duisternis nog op je le­ven? ‘Geloof’ en de Heer zal je genezen, bevrijden en leven en overvloed geven.

Zou Paulus dat bedoelen als hij deze woorden neerschrijft? Hoe waar het ook is dat de Heer in alles voor ziet Filippenzen 4 vers 19 (Filip. 04:19) en dat Hij gekomen is om leven en overvloed te schenken Johannes 10 vers 10 (Joh. 10:10), toch blijkt in de praktijk van het geloofsleven dat het leven van een gelovi­ge lang niet altijd aan bovengeschetst patroon voldoet.

Nog een korte, korte tijd…

De schrijver van de brief aan de Hebreeën citeert ook de profeet Habakuk en plaatst dit dan in het juiste verband. Hij schrijft; “Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wach­ten, en mijn rechtvaardi­ge zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan hééft mijn ziel in hem geen welbehagen” Hebreeën 10 vers 37 en 38 en Habakuk 2 vers 3 en 4 (Heb. 10:37-38; Hab. 02:03-04). Het gaat hier dus niet om ge­loven dat alles wat je bidt en begeert je zomaar ontvangt, maar om geloof, geloof dat de ziel behoudt” (vers 39).

De profeet Habakuk pro­feteert over de voor ons bestemde genade (1 Petr. 01:10-12). Hij ziet hoe de Chaldeeën, dat zijn de Babyloniërs, onder Nebukadnezar hun macht uit­breiden en volken ver­slinden en geen enkel respect of eerbied hebben voor gevestigd gezag. Dan opent hij zijn mond en roept tot God: “Hoe­lang Here, roep ik om hulp, en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: ge­weld! en Gij verlost niet” Habakuk 1 vers 2 (Hab. 01:02)?

In hoofdstuk 2 komt dan het antwoord van de Heer: “Jahwe gaf mij ten antwoord: Schrijf het vi­sioen op, zet het duide­lijk op schrift, zodat men het vlot kan lezen. Want het visioen, al wacht het de vastgestelde ’tijd nog af, hijgt niettemin naar zijn vervulling: het ver­telt geen leugen. Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat. Wie in zijn hart niet deugt, kwijnt weg, de rechtvaar­dige blijft leven door zijn trouw” Habakuk 2 vers 2 tot en met 4 uit de Willibrordvertaling (Hab. 02:02-04).

Dat is het antwoord dat Habakuk krijgt van zijn God als hij zijn wacht­post betrekt om te zien wat God op zijn noodkreet zal antwoorden Habakuk 2 vers 1 (Hab. 02:01). Dit antwoord van de Heer dateert van ongeveer 700 jaar voor Christus. Niet spreekt van Zijn weder­komst.

Niet van Zijn ge­boorte maar van Zijn we­derkomst .

Volharden in het geloof

De schrijver aan de He­breeën pakt het op voor zijn tijd en vermaant de gelovigen er mee stand te houden en te blijven vol­harden in het geloof dat de Heer weer terugkomt. Want dat zal gepaard gaan met de geweldige genade van de verlossing van dit lichaam, de verheerlijking van de gemeente.

Dat schrijft Paulus onder andere aan de Filippenzen, in dezelfde context als de Hebreeënschrijver, en waarin Habakuk het ook van de Heer ontvangt namelijk als vermaning en bemoediging om in dit ge­loof te blijven volharden, als het lijkt of God er niet meer is. Als alles diepe duisternis wordt. Als de gemeente ook de neiging zou krijgen te roepen: “Hoelang, Here, roep ik om hulp en Gij hoort niet; schreeuw ik tot U: geweld! en Gij verlost niet”.

Paulus schrijft dan in Filippenzen 2 vers 20 en 21 (Filip. 02:20-21): “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt li­chaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen zich kan onderwerpen” Zie ook Efeze 4 vers 30 en Romeinen 8 vers 23 en Romeinen 13 vers 11 en 1 Petrus 1 vers 7 en 1 Petrus 1 vers 13 (Ef. 04:30; Rom. 08:23; Rom. 13:11; 1 Petr. 01:07; 1 Petr. 01:13).

Schrijf het gezicht op

Habakuk profeteert onge­veer 700 jaar voor Chris­tus en de Hebreeënschrij­ver zegt in Hebreeën 10 vers 37 (Heb. 10:37): “Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wach­ten”.

We zijn inmiddels 2000 jaar verder en nu klinken die woorden tot de ge­meente van Jezus Christus in deze tijd. Ook voor deze tijd geldt: “Schrijf het gezicht op en zet het duidelijk op tafelen, op­dat men het in het voor­bijlopen zal kunnen lezen”. Wij zullen deze woorden van de Heer, deze belofte die zeker en waar is, in? ons hart en in ons ver­stand moeten schrijven om het geloof niet te verliezen, maar stand te houden in de tijd die voor ons ligt.

De Hebreeënbrief richt zich waarschijnlijk tot christenen die om hun ge­loof verstrooid zijn,- ge­vangen genomen, bespot en verdrukt Hebreeën 10 vers 33. (Heb. 10:33) “Want gij hebt met de gevangenen mede geleden en de roof van uw bezit blijmoedig aanvaard, want gij wist, dat gij zelf een beter en blijvend bezit hebt”, lezen wij in vers 34. En daarom de troostrijke woorden: “Want nog een korte, kor­te tijd en Hij die komt, zal er zijn en niet op zich laten wachten”.

Ook de apostel Petrus schrijft zijn brief aan ge­lovigen die moeten lijden om Christus’ wil, die ver­strooid zijn en verdrukt worden. Ook hij maant de gelovigen om stand te houden in de verdrukking en het geloof in het werk en de wederkomst van de Heer niet prijs te geven (1 Petr. 01:07-13). Hij spreekt ook van het ge­loof tot de zaligheid: “Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien en gij verheugt u met een onuit­sprekelijke en verheerlijk­te vreugde, daar gij het einddoel des geloofs be­reikt, dat is de zaligheid der zielen” 1 Petrus 1 vers 5 tot en met 9 (1 Petr. 01:05-09).

De gunstige tijd benutten

Wij leven nu nog in een tijd, waarin de aarde ons te hulp komt. Er is nog een ongekende vrijheid voor de gemeenten om sa­men te komen en het ge­loof te beleven. Hoelang dit nog zal duren, weten wij niet. Wel zien wij hoe het antichristelijke rijk – de Chaldeeën van de eindtijd – zich als een olievlek uitbreidt en vol­ken verslindt en onder­werpt . Hoe het spot met ieder gevestigd gezag en de wetteloosheid zich openbaart. Wij weten uit -Gods Woord dat het zich opmaakt juist om oorlog te voeren tegen het Lam en zijn Gezalfde, dat is tegen Jezus Christus en zijn gemeente. Onder an­dere Openbaring 13 vers 7 en Openbaring 17 vers 14 en Daniël 7 vers 21: (Openb. 13:07; Openb. 17:14; Dan. 07:21).

Het geloof van de gemeen­te zal dan zwaar beproefd worden. Het geloof waar de rechtvaardige dan uit leeft en standhoudt, richt zich op dat einddoel. Zo­als Jezus – toen alles duister voor Hem werd – ook over het lijden heen zag naar de vreugde en de heerlijkheid daarna. Zo zal de gemeente ook stand moeten houden.

Daarom zegt Hebreeën 12 vers 2 (Heb. 12:02): “Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des Geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods”.

Nu hebben we de tijd en de gelegenheid om ons te oefenen in dat geloof. Paulus spoort ons daarom aan met de woorden: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nut­te makende, want de da­gen zijn kwaad. Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan wat de wil des Heren is” Efeze 5 vers 15 tot en met 17 (Ef. 05:15-17).

Nu is het de tijd te bre­ken met alle ongerechtig­heid en zonde die de hei­ligheid blokkeert. 1 Johannes 3 vers 2 tot 4 (1 Joh. 03:02-04)zegt dat zonde wetteloosheid is en wie deel wil hebben aan de heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus, zich dient te reinigen, gelijk Hij rein is.

Petrus spreekt er in dat­zelfde verband over en zegt: “Weest heilig, want Ik ben heilig” 1 Petr. 1 vers 14 (1 Petr. 01:14). Er mag niets meer aan ongerechtigheid en zonde in de mens aanwe­zig zijn, want daardoor heeft de duivel vat op hem en dat zal in het ein­de gevolgen hebben.

Daarom de dringende op­roep van Gods Woord, als er gesproken wordt over de openbaring van Jezus Christus, om te breken met alle ongerechtigheid.

De rechtvaardige zal uit geloof leven

Zo zien wij dat de profe­tische uitspraak van Habakuk: “En mijn recht­vaardige zal uit geloof leven”, meer inhoudt dan het geloof voor ons alle­daagse bestaan. Het is het geloof dat de ziel be­houdt. Het is geloof, zo­als Petrus schrijft, dat door vuur beproefd is en tot eer en heerlijkheid blijkt te zijn bij de open­baring van Jezus Christus 1 Petrus 1 vers 7 (1 Petr. 01:07).

De rechtvaardige die zich van zijn enorme voorrecht en positie bewust is, die niet nalatig wordt en zegt: ‘Het zal mijn tijd wel du­ren; wie dan leeft, wie dan zorgt!’, zal zich ver­blijden in het woord van de Heer door de profeet Habakuk uitgesproken.

“Geeft dan uw vrijmoedig­heid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten. Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. Want nog een korte, korte tijd, en Hij

(Jezus Christus), die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten, en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbeha­gen. Doch wij hebben niets- van doen met nala­tigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt” Hebreeën 10 vers 35 tot en met 39 (Heb. 10:35-39).