Zoeken (Duurt 8-12-2013)
Zoeken
Ik heb een tekst uit Prediker 3:15b, het gaat dus om het tweede stukje van die tekst.
God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.
Dat moet je je even goed op je laten inwerken.
God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.
In de Statenvertaling staat: God brengt weer tevoorschijn wat weggedreven is.
Dat is een betere vertaling.
Het weggedrevene brengt Hij weer tevoorschijn.
Adam en Eva zijn weggedreven uit het Paradijs. Dat heeft ook met ‘drijven’ te maken. Weggedreven uit Gods tegen-woordigheid.
Weg geduwd uit Zijn aanwezigheid.
Dat ìs wat? En het mooie is dat God dan meteen op zoek gaat, want Hij wil niet alleen zijn, Hij gaat zoeken!
Hij gaat op zoek naar de mens die Hij vanaf het oerbegin heeft uitverkoren om ooit Zijn eeuwige partner te worden.
Dat is een grondgedachte van de verbinding tussen God en mens.
Hij wil dat wij bij Hem zijn, want Hij is zo graag bij ons. Dat is een prachtige verbinding.
Maar ja, je kan weggedreven zijn…., weg gedreven uit je land; tjonge jonge, het overkomt op dit ogenblik miljoenen mensen; weggedreven van huis en haard. Of weg gestoten uit je familie, ze willen niks meer met je te maken hebben, en daar sta je dan….
Wat denk je van premature baby’s; wat denk je van dood geboren baby’s. Die zijn ook weggedreven. Soms afgedreven.
Wat gebeurt daarmee? Met die geestjes van die hele kleine kwetsbare wezentjes.
Gaat dat nou verloren?
Als ik dit lees, dan lees ik: God zoekt op wat weggedreven is. En hóe dat gebeurt, dat weet ik niet, maar ik vermoed, en ik heb het één keer gezien bij een dood-geboren kindje van Jannie van de Berg, dat dat geestje, dat babytje, werd opgevangen door engelen. Dus dat gaat niet verloren.
God wil niet dat iets van Zijn leven verloren gaat.
Dus opgevangen door engelen.
Maar ook door rechtvaardigen die al in de hemel wonen en zich daar over ontfermen.
Hoe? Geen idee! Maar het gaat niet verloren. En dat is een hele troost voor mensen die zulke dingen hebben mee-gemaakt.
Ja, God zoekt! Wát een Zoeker!
Dan ga ik naar Psalm 139.
De eerste tekst van die Psalm zingen we ook: U doorgrondt mij.
Maar dat staat er niet letterlijk. Er staat:
U zoekt mij! Dat zegt David.
Hij komt tot de conclusie: Hij zoekt me!
En wat is zoeken? Dat is een heel sterk verlangen om iets te vinden, anders ga je niet zoeken. Een verlangen om iemand of iets te vinden wat je hebt verloren.
‘Ik ben je kwijt, en ik hecht er zó aan om datgene wat ik verloren heb intensief te gaan zoeken’.
En als je nagaat dat God haast alle mensen is kwijt geraakt, en dat is véél hoor!
God zoekt dus mensen. En David begint wat te fantaseren.
Want ik denk wel eens: David vlucht voor God, en wat is daarvan nou de oorzaak?
Waarom smeer jij je, David?
Ik weet het niet, misschien had hij gezondigd, dat had hij wel vaker gedaan. En hij kreeg ook altijd weer vergeving.
Maar misschien schaamde hij zich deze keer zó diep, dat hij dacht: ‘ik durf God niet meer onder ogen te komen, ik smeer’em, ik vlucht’.
Vers 7: Waarheen zou ik gaan voor Uw Geest? Waar moet ik nou naartoe vluchten?
In vers 8 zegt hij: Steeg ik ten hemel – Jij bent daar, maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde (= rustbed), Gij zijt er.
Wat is dat nou: ‘ten hemel stijgen’. Kon je dat dan David?
Nou, ten hemel stijgen betekent dat je die onzienlijke wereld ingaat, want dát is de hemel. Je gaat dus op zoek in de hemel. Eigenlijk sla je op de vlucht; je gaat die spirituele wereld in, en dat doen op dit ogenblik miljoenen mensen; de mystiek in, de oosterse filosofie. Of nog erger: je zoekt het in spiritisme. Je wil weg!
Er zijn zoveel mensen die praten over een vage God, ze hebben ook een Godsbeeld wat nergens op lijkt. Ze hebben een hele vage, zweverige God.
Ze kénnen Hem niet, en Jezus zegt: Ik ben de Weg naar Hem toe!
Ik zal jou de Vader leren kennen zoals Hij is, en Ik ben de Waarheid; dus Ik vertel de waarheid over de Vader.
Johannes schrijft: Hij heeft Hem ons verklaard, dus Hij heeft God verklaard, helder gemaakt, duidelijk uitgelegd.
Ja…, ten hemel stijgen…, of ontzettend heilig en zweverig lopen doen…; met fraaie gebeden, met mooie preken, wat móet je er mee? Ze bevredigen heel even, en dan zakt het weer weg.
Als ik nou vlucht (vers 8), en ik maak het dodenrijk tot mijn rustbed…
David, jongen, het dodenrijk tot je rustbed maken….? In het dodenrijk is geen rust, daar is helemaal geen vrede. Daar is een afschuwelijke stilte.
Maar ja, wanneer zoek je dat? Dat zijn mensen die dit aardse leven niet willen, en dat zijn er veel. Die zijn zó wanhopig.
Dan worden deze lieve mensen, die het niet meer zien zitten, die gevoelige mensen, die slaan dan de hand aan zichzélf, zeggen ze…., maar dat is niet zo.
Ze worden vermoord door de tegen-stander hoor! Ik heb het zo vaak van dichtbij meegemaakt.
Dan spreekt de wereld van zelfdoding, dat is onzin. Ze zijn zo depressief als de pest, ze zien niéts meer zitten, maar dan ook helemaal niets! En dan wórden ze vermoord.
En tóch zoekt God die mensen op.
Gij zijt er! Dat is wat! God was ze verloren: Ik zoek je op!
Trouwens, Jezus heeft de sleutels van het dodenrijk, ik weet niet of je dat weet, maar Hij heeft ze.
Ik noem ze maar ‘verdeelsleutels’, maar Hij heeft ze. En op een goeie dag zullen wij die sleutels ook hanteren.
Dan kent het dodenrijk geen geheimen meer voor ons. Dan zeggen wij: ‘sta op!’
Je hanteert de sleutels, want Jezus heeft gezegd: al het Mijne is het uwe, dus het Zijne is het onze. En dan mogen wij het hanteren, en weer tevoorschijn roepen; tevoorschijn brengen, die mensen die God allemaal verloren heeft.
Vers 9, ook zo’n merkwaardige tekst:
Nam ik vleugels van de dageraad, en ging ik wonen aan het uiterste der zee.
Nou David, dan ga je wel hard, want het licht van de dageraad gaat wel heel snel.
Ja, zegt David, ik smeer’em zo hard als ik kan op de vleugels van de dageraad.
En dan zegt hij, er staat: tot het uiterste der zee, maar in het Hebreeuws staat er: achter de zee.
Achter de zee wonen is toch wel ver weg.
De zee is een beeld van de volkerenzee.
De zee is in de bijbel altijd een beeld van alle mensen die er bestaan.
Als je dan zegt: daarachter ga ik wonen, is dat dus los van mensen.
Je zegt: ik ga weg; ik ben de hele menselijke maatschappij zó zat; ik smeer’em en ik ga in m’n eentje wonen, ergens, helemaal alleen. Ver van het gedoe van de mensen, en ze bekijken het allemaal maar!
Dan ben je dus alleen. En eenzaamheid is vandaag aan de dag het grootste probleem wat er bestaat onder de mensen.
Je kan tien jaar dood op bed liggen, geen hond die naar je vraagt.
Je kan je wel tussen mensen bevinden…., zoals hier, en op perrons, en overal in de wereld, maar in je eentje kun je hier je hartstikke eenzaam voelen.
En je wuift het weg, en je lacht het weg.
En als men vraagt: ‘hoe is het met je’? Nou, goed hoor…
Maar het gaat helemaal niet goed. Je bent in je dooie eentje, het is zo dood als wat! En dat is erg!
Ja, wie zoekt jou nou? Wie is nou werkelijk in je geïnteresseerd? In een overvolle maatschappij…., wie zoekt jou nog?
Iemand vraagt naar je en je zegt: het gaat wel goed hoor…, en die ander loopt weg, in plaats dat nou die ander dóórvraagt.
‘Ga nou maar eens zitten, en dan wil ik nou wel eens weten hoe het met je gaat, hoe het wèrkelijk met je is, vertel…’.
Eindelijk iemand die goed geïnteresseerd is.
Vers 10: al ben ik in m’n eentje: Jou hand zou me begeleiden, Jouw rechterhand, dat is een beeld van de heilige Geest, strekt zich uit en die houdt mij vast.
Er staat letterlijk ‘vasthouden’ hoor, niet ‘grijpen’, er zit nooit geweld achter God.
Uw rechterhand zou mij vasthouden.
God wil je niet kwijt.
Al zie je het helemaal niet meer zitten, en je smeert’em…, daarom wil Hij je nog niet kwijt?!
Paulus zegt tegen de gemeente in Philippi:
‘Ik grijp naar die volmaaktheid, naar de voltooiing van mijzelf. En dan zegt hij er achter: omdat ik gegrepen ben door Christus Jezus.
Dat is een mooie uitdrukking; het heeft je gegrepen. Een hand heeft zich naar je uitgestrekt, en je hebt je ook laten grijpen!
Maar dit is het! Gegrepen door een ideaal.
Zó gegrepen dat je er helemaal vol van wordt.
Daarom zegt Jezus ook: Weet je waarom Ik gekomen ben? Om het verlorene te zoeken! Dat is nou Mijn héle opdracht. Het verlorene te zoeken en te redden.
Want vinden is één ding, en het dan ook nog redden! Redden van de vervloeking, redden van de dood!
Nota bene, redden van de dood. Redden van de eenzaamheid.
Heidenen zoeken God niet, zij weten helemaal niet van het bestaan van God af; die weten helemaal niks, die zoeken niet.
En ongelovigen zoeken ook niet; nee, die zoeken niet. Nou, zegt God, dan ga ik Zelf zoeken. Dan ga Ik Zelf op zoek naar die mens.
Vers 11 en 12: Zeide ik: Duisternis moge mij overvallen, dan is de nacht een licht om mij heen, zelfs de duisternis verbergt niet voor U, maar de nacht, en nou komt het: licht als de dag, de duisternis is als het licht.
Letterlijk staat er: duisternis gelijk aan licht.
Wat is dat?
Iedereen die op de vlucht slaat, op wat voor manier dan ook, die rent met een noodgang die duisternis in.
Eenzaamheid is uiteindelijk duisternis. Je ziet niemand meer. De dood is duisternis. En de mystieke wereld ingaan is ook duisternis, het weeft allemaal sluiers om je hoofd, en op het laatst zie je niks meer.
Het zoeken heb je gestaakt. En als God jou vindt, dan wordt de nacht waar je in bent, in één klap verlicht door licht. Want God is licht.
En licht is een prachtig beeld van liefde. Want wat doet licht?
Jij zit in de duisternis, en wat doet dat licht? Dat maakt jou zichtbaar.
Dat is de functie van het licht. Licht maakt jou en maakt mensen zichtbaar, je wórdt gezien!
Dat is toch mooi! Dat is toch prachtig, dat je gezien wordt zoals je bent, misschien schaam je je kapot, en je zegt: ik ben niet om aan te zien…. Nou, dan maar niet om aan te zien, maar Ik maak je zichtbaar. Ja, helemaal zoals je bent. Met je sterke kanten en je zwakke kanten.
Ik maak jou levend!
En wat er aan je beschadigd is of wat er aan je kapot is gemaakt…, Ik herstel dat!
Ik maak het allemaal weer goed. Maar ik maak licht, Ik breng je áán het licht!
En wie God zoekt, komt tot het Licht.
Die komt wel: ‘ach, eindelijk is er Iemand die me ziet’.
Dan moet je die ogen van God zien, daar kan toch geen mens tegenop?
Hij maakt je zó zichtbaar, jouw duisternis, waarin je leeft, wordt dag!
Waar je ook heen gaat, door Gods aanwezigheid wordt het licht om je heen. Want God blijft je wel zoeken hoor, Hij zit niet stil. Hij heeft Zijn Zoon de opdracht gegeven om te zoeken, dan geeft Hij ons ook die opdracht. Ga maar zoeken.
Zoek maar op, kijk maar wie het waard is.
Wat Jezus ook deed, altijd op zoek naar het onaanzienlijke, wat niet meetelt in de wereld.
Wat heb je aan titels? Hij is altijd op zoek naar het kleine; of nog sterker: op zoek naar het vergetene, het in de steek gelatene.
En nou heb ik een vraag, want ik weet niet in welke mate jij je nog verstopt. Dat zal wel allerlei oorzaken hebben…., daar is hier al veel over gezegd hoor, jezelf verbergen en zo…., maar de vraag is: laat jij je vinden?
Bèn je gevonden? En wat heeft God toen gevonden? Laat jij je vinden?
Na alle teleurstellingen, dat je misschien ook door mensen gevonden bent en weggegooid in deze wegwerp-maatschappij.
Wil jij je laten vinden tot grote blijdschap van God en de engelen?
Johannes vertelt verscheidene keren dat ze Jezus zochten. Waarom? Om Hem te doden. Ja, want behalve dat God zoekt, zoekt de duivel ook.
Die wil alleen maar wat leeft, dood maken. Hij is een moordenaar vanaf de beginne.
Hij heeft Adam en Eva vermoord hoor!
Ja, hij is een moordenaar.
Zoeken; dat woord wordt ook gebruikt in de Naardense bijbel bij het zoeken van de enge poort en de smalle weg.
Er zijn er velen die er naar zoeken, en dan houdt het op.
Je kan nl. overal over babbelen. Over God babbelen, over Jezus babbelen, over het Koninkrijk babbelen…., en zingen tot je er bij neervalt… Maar het kost strijd om in te gaan, zegt Jezus.
Het kost strijd, voors en tegens; zal ik die smalle poort ingaan of niet….
En dan de volgende stap: het kost ook strijd om er te blijven. Want hoeveel zijn er niet terug gelopen, of zijn van het smalle pad afgeweken. Het hoeft voor jou niet meer. Je hebt het wel gezien.
Ik loop al zoveel jaren mee, ik ben nog niks opgeschoten.
Dat komt omdat de duivel je onder druk zet; het kost nl. strijd om boven te blijven, om in het Koninkrijk te blijven.
En de duivel zet je niet alleen onder druk, soms haalt hij die druk weg, en dan probeert hij je te verleiden met mooie woorden, prachtige uitspraken: weet je niet dat als je daarvan eet, dat je goed en kwaad zal leren kennen? Wat een verleiding zeg!
Helemaal betoverd door een andere god.
De god van de wonderen en de tekenen.
Hij tracht je te verleiden, en wat doet hij dan, door die verleiding, wat hij met zachte stem uitspreekt, want hij spreekt als de draak, zegt Openbaringen, hij lijkt op het Lam en hij spreekt als de draak. Nou, hij kan op een lam lijken, dat je zegt: wie is dat nou? Maar zo gauw hij spreekt als de draak…., let dan op! En ga, om met Mary te spreken, je hof bewaren en bewaken!
Maar de duivel probeert je altijd weer uit je hoge positie te halen en je op aarde te zetten. Daar heb je het dan maar druk mee. Met het evangelie…., met het gedoe in de gemeente…., en dat alles wel op rolletjes loopt….
Allerlei natuurlijke dingen. Druk, druk, druk.
Ach, zegt Jezus, zoek nou toch eerst dat Koninkrijk Gods!
Daar liggen zoveel schatten, ook mensen, dat zijn ook schatten.
Er zijn zoveel schatten, verzamel dié schatten in de hemel, want je bent een hemelburger. Tenminste, dat zing je: ‘ik ben een hemelburger nu’.
Dus je woont in de hemel, en wat doe je daar?
Paulus schrijft ergens: zoek toch de dingen die boven zijn.
Waar ben jij naar op zoek? Wat zoek je?
Waar ben je mee bezig?
Nou, zegt Paulus, met de dingen van boven. Wat voor dingen zijn dat nou?
Nou, het mooiste ding waar Paulus mee bezig was, dat was de hoop. Hij zegt: ‘dat zit onverwoestbaar binnen in me, als een steenrots’.
De verwachting nl. van de openbaring van de Christus in hem. Dát wou hij!
De hoop, de verwachting, je bent in verwachting van de openbaring van de Christus in je.
Dus de Christus woont in je, en nou nog geopenbaard worden.
Johannes schrijft: Thans is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.
Nee, maar het wórdt wel openbaar!
Tenminste, als je de hoop vasthoudt.
Vroeg of laat wordt dat geopenbaard.
Maar ja, als je boven niks te zoeken hebt, je bent echt niet meer met die dingen bezig, waar ben je dan? Waar ben je dan mee bezig?
Als je de strijd om boven te blijven niet kent, zit je dus op aarde, en dan ken je nauwelijks strijd.
De duivel laat je dan wel met rust, want hij heeft je weer verplaatst van boven naar beneden. Die mensen hebben nauwelijks strijd. En ze kijken een beetje medelijdend naar jou, want jij hebt wel zo’n strijd.
Mariet en ik hebben het er de laatste paar weken veel over gehad: ‘wat kost het strijd om bóven te blijven, en je niet naar beneden te laten halen, en ook niet naar beneden te zakken’.
Jezus zegt in Lucas, en daar staat in de Naardense bijbel over ‘zoeken’: wie zijn ziel zoekt te behouden, die verliest het’.
Wat een radicale uitspraak!
Wie zijn ziel (er staat psyche) zoekt te behouden…, èn maar bezig zijn met je eigen ziel…, die verliest het!
En wie het verliest om Mijnentwil, die krijgt het waarachtige leven in z’n vingers.
Dat is een radicale uitspraak hoor.
Want zóveel mensen, vooral in de beschaafde wereld, zijn bezig met hun ziel.
Eindeloos veel cursussen over jouw ziel.
En ik vertel je, als je dat niet meer zoekt, en je verliest het om Zijnentwil en om het evangelie-wil, dan moet jij eens kijken wat er met je gebeurt als je het Koninkrijk Gods gekozen hebt.
Er gaat dan een wereld voor je open en je herstelt vanzelf! Dat komt wel goed met je karakter. De beschadigingen worden geheeld. Maar wees bóven bezig.
Dat is een doordenker hoor!
Als Jezus dat zo zegt tegen de mensen: zoeken jullie je ziel te behouden…, nou, misschien dat de meesten knikken, nou, dan zal je het verliezen. Maar Ik zal je een weg prediken voor behoudenis.
Moet je nagaan. Al eeuwen lang wordt er gebeden: Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede… Al ééuwenlang! En.., èn…, waar blijft dat Koninkrijk?
En ‘verlos ons van de boze’ wordt ook al door miljarden mensen hardop gebeden, het liefst bij een graf.
En wat gebeurt er….? Ja, dat wordt nadenken.
‘Uw wil’…., dat woordje ‘wil’ mag je vervangen door, en dat is ook een betere vertaling: Uw verlangen.
Want bij het woordje ‘wil’ zit altijd wat push achter, dat wil ik.
Ik heb gelezen van een predikant, die zei: dat woord ‘willen’ is eigenlijk niet goed, het is veel meer in het Griekse taalgebruik ‘verlangen en wensen’.
Uw verlangen worde ten uitvoer gebracht. Want ‘geschieden’ is ‘gebeuren’.
Hoe gebeurt dat dan? Hoe wordt nou Gods verlangen ten uitvoer gebracht?
Door wie?
Dat zal toch door ons en de engelen moeten gebeuren.
Verdiep je dus in het verlangen van God, en jij bent bezig om dat tot uitvoer te brengen.
Of je bidt: verlos ons van de boze…, dat is vertaald met ‘het kwaad’ en zo…. Dat is onzin, er staat echt de boze, en dat is de duivel. Verlos ons daarvan, wordt al eeuwenlang gebeden.
Maar dat zal toch wel moeten gebeuren, maar niet zonder ons. Want wij noemen ons medewerkers.
Dus als God Z’n plan vertelt, en je kijkt in die tekeningen, en je leest die geschriften er bij, dan kun je tot de conclusie komen: ‘dat ga ik doen!’
Wij zijn medewerkers, prachtig is dat!
Medewerkers van het plan van God.
Als je de brief aan Colosse leest, dan denk ik dat daar de kern van het hele evangelie in staat; dat briefje in Colosse, daar staat werkelijk de kern van Paulus z’n boodschap in.
Zó schitterend, zó compact staat het er ook.
Want waar gaat dat over? Over de gedachtenwereld van God. En dát zijn nou de schatten van het Koninkrijk der hemelen.
Gods prachtige gedachten, zuivere gedachten, helder als glas, Zijn denk-wereld, Zijn overwegingen.
Het staat ook in Psalm 139:17, mijn lievelingstekst: hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten, o God.
Dat is het mooiste wat er is!
Neem de gedachten van God over, dat moet je eens doen. Op zo’n moment word je gigantisch tegengewerkt, want je mag niet denken zoals God. En verbeeld je maar niks.
Neem al die gedachten maar over, en je geestelijke wereld breidt zich alleen maar uit. Prachtig wordt dat!
Als ik die slottekst neem voor vandaag, Colossenzen 3:1, je bent met Christus opgewekt hè? Zoek de dingen die boven zijn. Dus ik moet bóven bezig zijn. En als ik mijn bovenplaats verlies…, ja, dan ga ik naar de kelder.
Het grappige is, dat in een huis of een flat, daar noemen ze de woonlaag boven de benedenlaag een verdieping, en niet verhoging. Derde verdieping, en je gaat omhoog.
Hoe meer jij je verdiept, hoe hoger jij komt.
Dat is mooi! Verdieping is verhoging.
God heeft je gezocht; en Hij heeft je gevonden, en Hij wil zo graag dat jij ook gaat zoeken naar mensen die Hij verloren heeft; de kostbare schatten in Zijn tempel. Maar vooral Zijn gedachtenwereld.
Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.
Koster vertaalt het niet met gedachten, maar met ‘bedoelingen’. Een leuke vertaling.
Hoe kostelijk zijn mij Uw bedoelingen.
Dus dan kun je achter Gods bedoelingen komen, Zijn doel.
Het woord dat hier staat in het Hebreeuws, rehim, komt maar twee keer in de bijbel voor, en nota bene in deze Psalm. En dat rehim komt van een woordstam, en dat betekent ‘weiland’.
Hè…, vertel…., ja, weiland. De gedachten van God hebben te maken met een weiland.
Nou, dan zoek je het woordje weiland op, land en wei…, en verdraaid, wat betekent ‘wei?’ De oerbetekenis van wei is: sterk verlangen. Dat is mooi! Dus de gedachten van God heeft te maken met Zijn sterkste verlangen.
Nou, dan kun je God bidden: maak mij Uw verlangen bekend. Vertel mij Uw wensen.
Hier ben ik om Uw verlangen uit te voeren; om Uw wil te doen.
Nou, mooier kan het toch niet?
Als je dus het Lam volgt, als je dus Jezus volgt, dan vervul je het diepste verlangen van God.
Gaan we verder zoeken?
Amen.
Duurt Sikkens d.d. 08-12-2013