Spiegel en raadselen (Duurt 28-04-2009)

Spiegel en raadselen

 

Ik wil beginnen met 1 Cor. 13:12.

Want nu kijken we nog door een spiegel in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend bèn.

Een heel bekende tekst. Neem het goed in je op, want dit is eigenlijk het light-motief van vanmorgen.

Wat is het kenmerk van een spiegel? Dat het een beeld geeft van de werkelijkheid. Het is niet de werkelijkheid zelf.

Niemand heeft ooit God gezien. Iedereen kent die uitspraak. Maar wèl Zijn beeld! De eerste was Jezus. En ná Hem kwamen en komen er meer; zodat ze ook een keer kunnen zeggen: Ja, als je mij ziet, zie je eigenlijk de Vader. Ik ben een spiegel.

Maar dan staat er dat merkwaardige woord: ‘in raadselen’.

Kennen jullie het woord ‘enigma?’ Dat is raadsel, maar in het Grieks staat er ‘ainigmatie’, dat betekent dat je er naar moet raden. Raadselen dus.

Maar dat woord betekent ook: ‘spreuken’, ook sprookje, maar daar bemoeien we ons vandaag niet mee; het komt allebei van het werkwoord ‘spreken’.

Spreuken komt van een werkwoord, dat betekent: ‘praten in bedekte termen’.

Even goed doordenken!

Dus je vertelt iets in bedekte termen, in de hoop, dat, wat er gezegd wòrdt, dat dàt duidelijk wordt.

Ik ken er maar één die dat ontzettend veel deed, en dat was Jezus. Hij praatte altijd in bedekte termen en die noemde Hij gelijkenissen. Dus je vertelt een gelijkenis, het beeld, en je bedoelt er de werkelijkheid mee. En dáár gaat het om, dat je die vindt.

Als je daar eens een heel mooi voorbeeld van wilt zien, dan moet je eens Matth. 12:3,4 lezen. De discipelen lopen door het korenveld. Ik vraag me altijd af waar die farizeeërs zaten toen die discipelen door het koren liepen? Zaten ze soms op hun hurken er tussen en komen dan ineens overeind….: ‘Jullie doen werk op zondag, jullie eten…..

Waar komen ze zo gauw vandaan? En toen zei Jezus tot die religieuze betweters: ‘Hebben jullie nooit gelezen wat David gedaan heeft, toen hij, en die met hem waren, honger kregen; en toen het huis van God binnen gegaan zijn, en ze de toonbroden hebben gegeten, waarvan hij en die met hem waren niet mochten eten, alleen de priesters’. Heb je dat nooit gelezen? Ja natuurlijk hadden ze dat gelezen.

Nou, wat deed David dus, hij ging gewoon die tabernakel in en graaide het brood daar vandaan en deelde dat uit.

Is dàt geen mooi beeld?

Hier wordt een gelijkenis geboren!

Kijk er eens doorheen! Wat is nou de waarheid die Jezus wil vertellen met dit voorbeeld van David.

David ging de tempel in en at dat brood en deelde uit. Nou, farizeeën, doen jullie dat nou ook eens. Ga die geestelijke tempel eens binnen, want daar is brood.  En de tempel stond voor hun neus! Jezus Zelf, met dat brood!

Jezus zei: ‘Als je bij Mij komt, zul je nooit meer honger hebben en kun je nog uitdelen ook’.

Schitterend beeld hè van de werkelijkheid; dit is een spiegel. Hij is het levende brood. Hij kon altijd zeggen: ‘Neem Mij en eet Mij’. Dat had Hij kunnen zeggen; Hij hééft het ook wel eens gezegd’: ‘Wie Mijn vlees eet…’. Ja toch?

Toonbroden!

Het is eigenlijk zo’n ongelukkige vertaling, want waar denken jullie aan bij toon-broden? Een soort show? Een soort etalage? De tafel met toonbroden?

Raad nou eens wat er in het Hebreeuws staat voor toonbroden. ‘De broden van het aangezicht van God’. Je kan ook zeggen: ‘vóór het aangezicht van God’. Maar God heeft geen brood nodig.

Dus de broden vàn het aangezicht van God. En aangezicht betekent altijd dat de hele persoon aanwezig is. Ja toch?

Als ik zeg: ‘ik ga hier even de neuzen tellen’, dan bedoel ik alle mensen, maar ik noem alleen een zeer opvallend kenmerk. Dus de broden van het aangezicht van God. En nu vertel ik de spiegel.

Die broden lagen altijd in de tabernakel. Dat is één ding. Je snapt nou wel wat ik bedoel hè? Altijd aanwezig in de tempel. Elke dag vers! Geef ons heden ons dagelijks brood..… is elke dag vers. En ze waren gemaakt van manna; dat is van boven.

En ze waren gebakken.  Door het vuur heen gegaan.

Je snapt nu zeker wel de werkelijkheid.

Dàt is het ware brood van God. En over dat woord ‘aangezicht’ moet je eens doordenken. Er staat niet aangehoor of aangereuk, maar aangezicht; het heeft met zien te maken. Dus je gezicht wordt ook nog genoemd naar datgene wat het meest opvallend is en dat zijn de ogen.

Het Hebreeuwse woord voor aangezicht komt van een werkwoord dat betekent dat er een beweging in zit. Dat is mooi.

Je vraagt om de aandacht van iemand, je tikt iemand aan of je roept eens, en dan wendt hij zich tot degene die om aandacht vraagt. Wat een mooie beweging dat hij z’n gezicht naar je toewendt. En als je de aandacht van God zoekt, dat Hij zich naar jou toewendt.

Als iemand jou om aandacht vraagt, om jouw aandacht, en dat, terwijl je praat met iemand, je ogen nog weer alle kanten uitschieten, om de boel maar weer onder controle te houden, zal ik maar zeggen, dan geef je geen aandacht.

Het gaat om dat persoonlijke gesprek.

En zó heeft God Zich gewend tot Zijn volk. Ken je die uitdrukking: ‘zich wenden tot…’. Van Jezus wordt ook gezegd: ‘Hij kwam tot het Zijne’. Die zocht Hij op.

Dus God ziet om naar de wereld in de gedaante van een mens. En die mensen zijn wij. Kijk je nog om naar de wereld, of niet meer?

Heb je de wereld nog zó lief zoals Jezus hem liefhad?

In het Grieks staat er voor ‘gezicht’: ‘prosopon’, dat mag je weer vergeten, maar het bestaat uit twee stukken. Het ene is ‘in de richting van’… en het andere woord betekent gewoon ‘oog’. Dus precies hetzelfde als het Hebreeuws.

De ogen gaan in de richting van…, zeer bewust.

Het grappige is dat het Hebreeuwse werkwoord waar ‘gezicht’ van gemaakt is, nóg een zelfstandig naamwoord heeft, en dat betekent letterlijk: ‘het binnenste’.

Dus ‘gezicht’ hoort ook bij ‘binnenste’.

Dat woord werd altijd vooral gebruikt voor de tempel; de binnenkant van de tempel. Kijk, dan gaat er een wereld voor je open. Je hebt dus een uiterlijk gezicht én een innerlijk gezicht.

Mensen zijn gewend elkaar op het uiterlijk te beoordelen. Ja toch? Hoe ziet hij er uit, of, wat is z’n beroep, en wat is je status? Of: heb je ook een ‘functie’ in de gemeente…? Heb je ook een ‘speciale bediening’….?

Of de kleur, de godsdienst.., en wat door Hilde vanochtend al gebeden is: God ziet het hart aan! De vraag is dus: doe ik dat ook? Zie ik het hart aan van de mensen of let ik weer op hoe ze zich vertonen?

Denk maar aan Samuël; want de grootste profeet kan zich vergissen hoor. Samuël moest een koning benoemen, nou, hij ging naar al die zonen van Jesse. En daar stond Eliab, een grote, rijzige figuur, een soort kroonprins. Een dappere kerel.

Nou, denkt Samuël, dàt is hem. Die heeft tenminste een voorkomen. Ja. Kan goed preken; ik noem maar wat. Ik heb het wel eens gehoord hoor van mensen, dat ze zeiden: ‘Dàt is een fijne predikant’. Waarom dan? Nou, hij heeft een stem als een bazuin…en weet ik wat voor lintjes hij allemaal kreeg.

Ik denk dan: man, het gaat toch om de ‘inhoud?’

Jezus had geen gestalte, Hij was geen rijzige figuur. Hij viel niet op.

‘Nee’, zei de Geest tegen Samuël, want luisteren naar de Geest kon Samuël wel hoor, ‘dat is hem niet’. ‘Die jij zoekt, staat er niet eens bij, die zit bij de schapen’.

Wij leren dat nou ook. Kijk, wat zag Jezus zonet, in dat stukje wat we lazen? Allemaal fraai geklede mensen, want ze lieten zich hun werkelijke ambt wel aanleunen, en ze hadden status, religieuze kopstukken, eerbiedwaardig, gesteld op belangrijke plaatsen en begroetingen.

Dáár staat Hij tegen te praten. En toen zag Hij hun hart aan en zegt dan: ‘Jullie kennen de Schrift niet’. Wat een brutaliteit!

En Hij zegt ook nog: ’Jullie zijn blinde wegwijzers. Nou, nou…. ! En waar wijst een blinde wegwijzer heen? Naar de put! Nooit gelezen? De put in!

Blinden die blinden leiden. En wat is de put? Even doordenken. Het gaat erom dat je doordenkt en niet zomaar over teksten heen leest.

Op een gegeven moment zegt Hij zelfs: ‘jullie willen me doden’. Nou, nou….de verontwaardiging….

Maar ze hébben het gedaan! En eigenlijk hadden ze God willen doden.

Maar ja, Jezus wist wat in hen was; Hij zag het hart aan.

Het is zo dood als een pier bij jullie van binnen, zegt Hij. Maar aan de buitenkant ziet het er prachtig uit hoor.

En waar vergelijkt Hij het dan mee? Met een wit gekalkt graf! Nou, je zal zo uitge-maakt worden voor een wit gekalkt graf!

Maar Hij hoopte dat ze dat zouden oppikken en dan zeggen: ‘wat kan ik er aan doen, help me alsjeblieft!’

Hadden ze maar ‘hosanna’ gebruld, want hosanna betekent: ‘Heer, help!’ En verkijk je niet op het gedans en gespring.

Maar Hij vertrouwde Zich hun niet toe.

Het Hebreeuwse woord voor gezicht: ‘panim’, staat altijd in het meervoud, het is een meervoudig woord.

Denk b.v. eens aan het woord ‘zaad’. Dan denk je nooit aan een zaadje; dat heet een collectivum, daar wordt een heleboel mee bedoeld. Dát staat er nou. ‘Gezichten’. En het is zo mooi, want God heeft heel veel menselijke gezichten. En er zijn er hier heel wat, van die lieve, vertrouwde gezichten, waarin je een aspect van je Vader ziet.

Ik had er net met Gerard nog over: eigenlijk is God undercover in de wereld. Wij zijn Zijn bedekking. Wij zijn Zijn bedekte termen. Ja, in menselijke gedaanten. Mooi hè, dat God undercover in deze wereld is. En die cover zijn jullie; zijn wij.

De liefde van God heeft alles te maken met zien en kennen. Dan moet je maar veel naar elkaar kijken, denk ik. Ik heb de koningin wel eens gezien, maar ik ken haar niet. En de paus heb ik ook wel eens gezien, maar die ken ik ook niet.

Maar als je veel met elkaar omgaat….

Er zijn een heleboel uitdrukkingen in onze taal met zien en oog, en ik heb er een paar opgezocht.

Kijk, je hebt mensen met een eerlijk gezicht, met een zuur gezicht, met een nors gezicht, een bewolkt gezicht, of een eeuwige glimlach, (daar word ik altijd ontzettend moe van, ja, ik denk dan: hoe hou je het vol). Maar als die mensen zulke gezichten hebben, zegt dat nou iets over hun innerlijk of niet? Misschien een beetje. Het zegt lang niet alles.

Het gaat er om dat je het hart aanziet.

Hoe komt het dat hij zo’n bewolkt gezicht heeft? 

Soms kun je aan gezichten van mensen zien dat je daar beter niet mee kunt praten. Of je staat ’s ochtends op, en je man heeft een gezicht, dat je denkt: nou, dat wordt vandaag weer aanpassen geblazen…..

Ach, je kent dat wel: ‘hoe staat z’n pet, hoe staat z’n muts’…..Nou, er zijn echt zulke huwelijken hoor. Dat de één zich alleen maar aanpast aan de ander.

Het vertelt soms wel iets over iemand, maar er zit soms veel meer achter. En om dat nou te vinden.

Ken je die uitdrukking: ‘iemand verdwijnt uit het zicht?’ Er wordt zelfs gezegd: ‘uit het gezicht’, als ik denk aan de verloren zoon. Hij was wel uit het oog verloren van die vader, maar niet uit z’n hart. Natuurlijk niet.

Want aan het eind van het verhaal staat: ‘toen de zoon nog veraf was, toen zàg de vader hem’. Dan zie je geestelijk iemand veraf, maar hij komt! Als ik die oudere broer geweest was, had ik dus gezegd:  ‘daar hèb je hem weer’. Ja toch?

Hoe reageer je op iemand die ver weg geweest  is.

En er staat dan: ‘z’n vader liep hem tegemoet’; maar dat staat er niet hoor. In het Grieks staat er: ‘z’n vader rende hem tegemoet’. Kun je zo God voorstellen? Met een wapperende mantel? Daar komt ’ie!

Ja, zó stel ik mij mijn Vader voor. Wàt een God.

Er zijn ook mensen met twee gezichten, en dat is link. Jacobus praat daarover.

Die zijn innerlijk verdeeld. Twee gezichten: een zondags gezicht en een dagelijks gezicht. Of: hier een vroom gezicht met mooie liedjes zingen en ondertussen niemand iets vergeven….

Dan heb je twee gezichten.

Je kan ook met oogkleppen oplopen. Die zien alleen maar de gemeente…., de gemeente…, de gemeente…..

Ach, lieve mensen, dan weet je niet eens het doel meer van de gemeente.

God had de wereld zo lief; verbreidt je visie nou eens. Verruim je blik eens. Je bent, als je niet uitkijkt, ziende blind!

ziende blind!

Johannes zegt: ‘wie niet liefheeft, is blind’.

Dus liefhebben heeft alles te maken met zien, kennen. Wie niet liefheeft, is blind.

Nou, zegt Hij tegen een ingedutte club via een engel, dat staat in Openbaringen, dat is zo’n saaie club, daar gaat niets meer van uit; daar wordt God een beetje misselijk van; dat staat er ook. Hij zegt: Ik spuug jullie naar buiten. Er staat letterlijk: ‘braken’.

Hij zegt dan: ‘Ik raad jullie aan om ogen-zalf te kopen, en daarmee je oogleden te bestrijken, opdat je zult zien’.

Dus ogenzalf, opdat je kunt zien. Dus ze waren blind. Ze hielden niet meer van elkaar. De liefde was op sterven na dood. En ik raad sommigen in deze club aan om ook ogenzalf te kopen. Dat raad ik gewoon aan, opdat je weer gaat zien.

Het is nog gratis ook.

Als je blik vertroebelt, je kijk op mensen en op elkaar, dan heb je zalf nodig. Ik heb het ook regelmatig gebruikt, en dat bevalt me best.

En denk nou niet aan anderen, nee, denk aan jezelf: ‘heb ik ogenzalf nodig, ja of nee’.

Liefde heeft dus alles te maken met zien. Dus hoe kijk je?

Ach, ik kwam uit school als jochie, toen zei m’n moeder:  je vader wil even dat je bij hem komt. Nou, ik met hangende pootjes naar die kamer, naar het bureau, naar de stoel waar m’n vader zat. Ik wist natuurlijk wel wat er aan de knikker was.

Hij wendde zich tot mij en zei: ‘wat heb ik gehoord?’ En wat gebeurde er dan? Ze vroegen dan altijd: ‘kijk mij eens aan!’

Nou, dat durfde ik niet, dus ik stond zó, met de ogen naar beneden, te kijken. Dan deed hij z’n vinger onder m’n kin, zodat m’n hoofd weer omhoog ging. Ik wist dan niet waar ik kijken moest

Als je wat op je geweten hebt, dan sla je de ogen néér. Dat is altijd zo. Je durft dan niet echt vrij en open iemand aan te zien.

Nou zijn er ook mensen die knalhard terugkijken. Ze zijn wel schuldig, maar ze kijken je staalhard aan. Dan denk ik: jouw geweten functioneert niet. Je weet niet wat berouw is en spijt.

Maar als je iemand open en frank en vrij aan kan zien, dan is je geweten schoon. En wat is er heerlijker dan iets als een schoon geweten te hebben.

Dus mensen die elkaar liefhebben, kijken elkaar aan. Ze willen a.h.w. iemands gezicht lezen.

Ken je de uitdrukking: een sprekend gezicht? Dan wil je het gezicht ook horen. Je wil het lezen; je wilt elkaars ziel lezen, aftasten.

Denk in dit verband nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. En dat is een groot en een diep geheim. Daar vertel ik dus niets over. Hoogstens in een spiegelbeeld.

Jezus en Zijn vrouw.

Ken je de uitdrukking: ‘wij gaan Gods aangezicht zoeken?’ Dit is een oud testamentische uitdrukking. Maar wat denk je van andersom? Hij zoekt toch ook jouw gezicht? Het zijn toch geliefden?

Je hebt mensen die eindeloos vragen: ‘wat is Uw wil?’ Daar moet je eens mee ophouden; dan kan Jezus eindelijk eens wat terugzeggen, zal ik maar zeggen.

‘Wat wil je zelf, hoe denk je er zelf over?

‘Ik wil met jou omgaan op voet van gelijkheid’. Want waren Adam en Eva gelijk of ongelijk? Ze waren gelijk! Als je je dat eens bewust wordt, dan haal je al dat afgodische gebrul en geroep van ‘Jezus is Koning’ en weet ik veel wat allemaal, dan haal je dat allemaal weg en dan wordt het iets tussen een man en een vrouw.

Jouw aangezicht zoekt Hij. Hij wil zo graag weten wat jij denkt.

Ik ben nogal een gesloten type geweest wat dat betreft, maar Mariet heeft zo vaak aan mij gevraagd: ‘wat denk je? Zeg eens wat je denkt’. Ik zei dan: nou, niks.

Welles, zeg eens wat je denkt. Altijd zoeken, en dat was ik niet gewend van vroeger. Inmiddels wel hoor.

Dus de vraag is: ‘hoe kijk je naar elkaar? Hoe kijk je naar mensen; hoe kijk je naar medemensen, hoe kijk je daar naar?’

Dat is een kunst hoor.

Neem nou het verhaal van die Emmaüs-gangers, uitgekauwd tot en met, maar goed, neem dat verhaal nog eens even in  je hoofd. Want ineens voegt zich iemand bij hen. Met z’n tweetjes waren ze aan het praten over die ellende wat in Jeruzalem gebeurd is. Ze hadden zó gehoopt dat Jezus Koning werd. Ze waren diep teleur-gesteld: ‘moet je nou eens kijken hoe het is afgelopen’….

Dus teleurstelling en verdriet.

En wat staat er heel opvallend: ‘Hun ogen waren bevangen, dus ze zagen niet wie er naast hen liep’.

Nou was Jezus ook, na Zijn opstanding, verschenen in een andere menselijke gedaante. Dat is een ander stemgeluid en een ander gezicht, en ook andere kleren. Want Jezus verscheen in verschillende gedaanten na z’n opstanding. Maar ze herkenden Hem dus niet.

En toen ging Hij hen de Schrift uitleggen.

Ja, daar loop je met z’n tweeën op het Pieterpad in het donker, en dan komt er iemand bij je, en die begint de Schrift uit te leggen. Hoe zou je reageren?

Hun ogen waren bevangen. Ze zagen niet dat het de Christus was in mensen-gedaante. En hier zitten er zoveel in mensengedaante. Ja toch?

Herken je in elkaar de Christus? En daarom loop je met elkaar òp. Daarom is een wandeling ook zo iets leuks. Met elkaar oplopen, zodat je in elkaar Gods gezicht gaat zien.

Of zijn je ogen bevangen? Ben je in van alles teleurgesteld? Zie je nog degene die naast je loopt? Kijk naar elkaars innerlijk gezicht. Zie het hart aan, want dàt is de werkelijkheid. En daar kom je bij de kern van de boodschap van Paulus: Christus in ons! Dat is nou alles! En wie gelooft dat?

Er staat nog een leuk stukje in

2  Cor. 3:18, misschien wel vaak gelezen; ‘Wij allen, die met een aangezicht waarop geen bedekking meer is (dat is je innerlijke gezicht) de heerlijkheid des Heren weer-spiegelen’. Wat weerspiegel je? Gods karaktereigenschappen! Doordenken!

Hoe geduldig ben je? Hoe barmhartig ben je? Hoe vergevingsgezind ben je? Dàt zijn karaktereigenschappen.

En dan word je mooi! Heel mooi!

Dat is nou je innerlijke schoonheid.

Ja, wij veranderen naar datzelfde beeld. Zie je? Daar heb je dat woord ‘beeld’.

Via het beeld kan iemand de werkelijkheid zien.

Dus denk hier goed over na: je wordt niet een ander dan je eigenlijk bènt, er staat wel verànderen, maar je wordt wie je eigenlijk bent, een kind van God dat Zijn Vaderschap weerspiegelt. Dus wie je ècht bent, door de Geest. En als je dàn aan het veranderen bent, is dàt de weg naar de vrijheid. En dáár is het wachten op.

Lees maar na in Romeinen 8; de hele schepping die zó kreunt; of het nou de zichtbare schepping is of de onzichtbare schepping, het dodenrijk. Alles kreunt en zucht, en ze wachten op de vrijheid van de kinderen Gods; op ónze vrijheid.

Dan ben je een levende gelijkenis, en niet een gesneden beeld. Wat heb je nou aan een gesneden beeld van God?

Maar je bent dan een levende gelijkenis die zich wendt tot ….. Wat mooi!

Dus ‘zien’ heeft alles te maken met je ogen; jouw kijk op de wereld.

Je kan wel achter de beeldbuis gaan zitten mopperen, maar heb je nog lief?

Jouw kijk op de wereld heeft te maken met  Gods kijk op de wereld, en dàt is nou je ware gezicht.

Mooi hè, dat jouw ware gezicht zichtbaar is voor degene die jou liefhebben.

Als ik ergens mee zit, zoek ik iemand op met het ware gezicht. Dat laat ik ook alleen zien aan mensen die het waard zijn hoor. Want wie het niet waard is, daar vertrouw ik mij niet aan toe. Dat deed Jezus ook niet.

Nou zeg je bijvoorbeeld: ‘Jaaa, ik zie de dingen allemaal ontzaglijk scherp en goed, ik ben eigenlijk een ziener, dat is mijn speciale bediening……Ja, ik weet hoe ’t allemaal zit, ik zie het scherp….’.

Je hebt van die mensen. Maar dan ben je een solist. Wat moet God met een los oog? Wat moet je zelf met een los oog? Dan functioneer je toch niet, als solist?

Je functioneert alleen in het lichaam.

We kunnen niet zonder elkaar. En God ook niet. Dat is zó’n samenwerkings-verband.

Er staat toch duidelijk geschreven: ‘samen met alle heiligen?’. Dan pas kun je de diepte Gods doorgronden. Mèt elkaar.

Je kan in theorie hele mooie dingen vertellen hoor, of hele mooie dingen zien…, en mooi preken…en weet ik veel wat… Ja, dat kan in theorie allemaal.

De grootste boef kan prachtig theoretisch preken hoor.

Judas heeft zieken genezen, doden opgewekt; heeft altijd geluisterd naar de Heer, en noem alles maar op. Niemand had het dóór.

Maar wat doe je in de praktijk, dàt is het punt! Wat doe je nou? Geef je God voldoende bewegingsvrijheid?

‘Wat noemen jullie me toch Here Here’, zegt Jezus een keer.

Nou, waar ik het vaakst Here Here gehoord heb dat was in zware kerken en in springerige pinksterkerken.

Eindeloos dat geheer….het wordt een beetje onbeheerst.

Maar Jezus zegt: ‘Waarom noem je mij alsmaar Here, en je doet niet wat zeg!’ Daar gaat het om!

Als mijn visie vertroebeld is, dan ga ik ogenzalf halen; maar je moet eerst tot de ontdekking komen dat je visie niet deugt; of dat je misschien wel blind bent!

‘Wie Mijn woord hoort en het doet’, zegt Jezus, ‘dàn word je gelukkig!’

Dus als ik terug ga naar de allereerste tekst waar we het over hadden, dan komt de vraag: ‘durf ik mij te laten kennen’.

Ik ken wel de uitdrukking: ‘Laat je niet kennen!’ Maar durf ik mij te laten kennen, dat heet in de bijbel: vernederen. Durf ik mijn zwakheden te vertonen?

Niet om daarmee te koop te lopen, maar dat gebeurt in persoonlijke gesprekken.

Als je naar een huisarts gaat en hij zegt: ‘Zeg het eens..’ en jij zegt: ‘dat zeg ik lekker niet’, dan zegt hij: ‘dan zijn we gauw uitgepraat, dan moet u naar een psychiater, want u heeft een ander probleem’. Ja toch?

Maar sommigen durven hun kwaal niet te vertellen. Dan heb ik het vooral over iets geestelijks. Misschien ben je wel half blind en je durft het niet te zeggen. Je doet net alsof je ziet.

Maak het eens kenbaar, dat is de eerste stap van de genezing. Zeg het tegen een vertrouweling.  En elke vertrouweling heeft een ambtsgeheim. Dan ben je het waard.

En dan zal God Zich aan jou laten kennen, dan zal Hij je troosten of je helen, of je ergens los van maken. Dat gebeurt onder-ling. Juist in die persoonlijke gesprekken, en daarom is pastorale zorg zo belangrijk en zo teer.

Jacob met die geweldige gevechten bij Pniël, noem het maar even een tweestrijd, maar hij zegt dan aan het eind: ‘Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered’.

En wat zei het Joodse volk na die tijd? ‘Als je God ziet van aangezicht tot aangezicht dan ga je dood’.

En wie jou ziet van aangezicht tot aange-zicht, gaat’ ie dood of wordt hij gered?

Hij wordt toch gered, door jou?

Dan staat er een heel merkwaardige zin achter, ik weet niet of je die wel eens gelezen hebt in dat gevecht. Want Jacob loopt dan verder z’n hele leven mank, maar dat kon hem niets schelen want hij had God van aangezicht tot aangezicht gezien, en hij leefde. En met een beperking kun je ook leven.

Maar die geestelijke beperking was weg. En dan staat er zo’n leuk zinnetje, achter die zin van: ‘mijn ziel is gered’: ‘en de zon ging over hem op’.

Waarom staat dié zin daar nou? Want de zon was elke dag over Jacob opgegaan… Maar juist op dàt cruciale moment, als hij mank uit de strijd komt, waar hij zegt: ‘ik ben verlost, en de zon ging over hem op’. De schrijver die dàt genoteerd heeft, ik dacht, wat moet jij een lieve man geweest zijn, jij hebt het dóór, want God doet Zijn aangezicht over u lichten, en Hij is je genadig.

Als je nou eens een spiegelbeeld van God bent, dat je je aangezicht doet lichten over mensen. Geef ze maar genade.

Jezus komt met hele mooie voorbeelden, ik heb er maar één vertaald voor mezelf. Als iemand een paar narcissen uit je tuin jat, dan klop je tegen het raam en je zegt: ‘je bent de crocussen vergeten’, en dan niet met een keiharde smoel, nee, je brengt ze hem nog na. Neemt iemand iets van je, geef hem ook …..

Nou, heb je het ooit gedaan? Zo van: die mag je ook wel meenemen….. Dàt!

Maar Mariet zegt: ‘een beetje dimmen hè?’ Iemand vindt een schilderijtje van mij mooi, dan zegt ik: ‘nou, neem maar mee’.

Dan kijkt Mariet al een beetje …..

‘Ja, en die vind ik ook mooi’. Nou, neem maar mee. Ja, dat kan niet hè….?

Het staat toch in de bijbel: ‘Neemt iemand het uwe….’. Hoe staat het in onze termen?

Dat is ook stelen hoor. Hoe reageer je?

Geweldig hè? Je hebt nog een hoop om over na te denken. Anders verschil je niet van de gewone mens.

God doet Zijn aangezicht over jou lichten en Hij zag dat het goed was. Daar moet je eens over doordenken. Als Hij Zijn aange-zicht over jou laat lichten….

En Hij zag dat het goed was. Goed is. En van lieverlee kunnen wij Zijn gezicht óók weerspiegelen.

De laatste tekst is: Openb. 22:3,4.

Daar staat waar het op uitloopt. ‘Er zal niets vervloekts meer zijn’ – dat is wat! Mariet heeft wel eens een vloek naar d’r hoofd geslingerd gekregen, en het is een heel karwei geweest om daar weer los van te komen. Iets kan als een vloek op je rusten: ‘het wordt met mij toch helemaal niets’…Dat kan als een vloek op je rusten. Ja toch? Iets wat vroeger gezegd is. Of wat een voorganger misschien zei: ‘Je moet de ‘onderste’ weg gaan…’. Ken je die uitdrukking? Dat kregen sommige mensen nageschreeuwd als ze zeiden: ‘ik ben het niet meer met je eens’.

Dus niets vervloekts!  – En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn, in die stad.

En dan staat er: Zijn dienstknechten zullen Hem vereren. Ik denk: ‘dienstknechten’… daar gáán we weer…. Ik moet weer dienstbaar zijn…Ik moet weer een knecht zijn… Waarom nou weer ‘knecht’?

Mariet noemt mij toch ook geen ‘knecht?’ Ze zegt het wel eens voor de grap als ik de afwas doe, of de kinderen, als ik daar in m’n eentje stond af te wassen.

Ik dacht echter dat wij uit het diensthuis uitgeleid waren!  Zo ga je als man en vrouw niet met elkaar om. Als baas en knecht. Ja, sommigen doen dat wel, maar dat is geen goed huwelijk.

Kennen jullie de uitdrukking van Jesaja: ‘Zie, mijn knecht, die ik verkoren heb’, en raad eens wat dáár achter staat, mijn geliefde. Dat is mooi!

Zie mijn knecht, die ik…, dat betekent: iemand die de wil van God doet. Dan staat er ‘mijn geliefde’, en dan staat daar weer achter: ‘in wien Mijn ziel een welbehagen heeft’. Nou, dan ben je knecht-af.

Nou heb ik dat woord eens opgezocht in het Grieks, en je gelooft het niet, maar je hebt het maar te geloven, daar staat een woord dat kan zelfs vertaald worden met goden.

Dan wordt de tekst dus: ‘en zijn goden zullen Hem vereren’. Dus goden!

Mag je mensen goden noemen? Ja, de wereld kent ze, al die idolen, maar dat zijn àfgoden, die voeren je van God àf.

 

Jezus zegt tegen de farizeeërs: hebben jullie je eigen schrift niet gelezen? Heb je wel eens gelezen dat daar staat: ‘gij zijt goden?’

God staat in de vergadering der goden! Ken je die uitdrukking in één van de Psalmen? Die goden doen het niet zo goed, maar wat zijn die goden? Dat zijn mensen die zeggen dat ze godsdienstig zijn of zo.

De Engelsen hebben daar een prachtig woord voor, en de Fransen ook assembler en in het Engels assemble. Daarmee wordt dat Hebreeuwse woord ook vertaald, voor die vergadering.

Assembler betekent ‘bij’ en semble betekent ‘lijken op’. Ze lijken op Hem, ze lijken op God. Dat staat er eigenlijk. Dus hoe vereer je God? Toch niet eeuwig die palmtak, witte soepjurk en een harp…. Daar moet je toch niet aan denken? Het is verschrikkelijk! Dan blijf ik liever hier.

God vereren is gewoon: vertellen aan de mensen wie Hij eigenlijk is, en dat Hij gemakkelijk vergeeft, en dat Hij inderdaad geen boekhouding bijhoudt van alle overtredingen. Dat Hij gewoon hartstikke blij is om  je te zien.

Dat is God vereren. Dus niet eindeloos juichen en prijzen, maar draai je nou eens om, ga met je rug naar God staan, dan staat Hij ‘achter’ je, als je snapt wat ik bedoel, maar je blijft voor Gods aangezicht staan en je wendt Zijn gezicht naar de wereld, en je laat zien hoe mooi God is. Hoe goed Hij is! Dat kunnen zij, die goed naar jou kijken, lezen!

Dus ze zullen Zijn wezen weerspiegelen.

Jij bent leesbaar in de Geest; leesbaar in je denken. En zo verklaar je, verhelder je God Zelf! Je gaat Hem uitleggen; je gaat gewoon zeggen wie Hij is.

Dat is mijn diepste, allerdiepste wens. Daar heb ik ook het meeste plezier in. En ik weet dat velen van ons Gods karakter weerspiegelen. Want ze zullen Zijn aangezicht zien, en Hij ziet jouw aangezicht en Zijn naam op jouw voorhoofd. Niet letterlijk natuurlijk, maar

in hun denken. En wat is Zijn naam?

Ach, noem één van de mooiste karakter-eigenschappen van God; Hij heeft er miljoenen. En al die mensen dragen een naam, een karaktereigenschap van God, op je voorhoofd, in je denken.

En die draag je als een diadeem op je voorhoofd. Daar heeft Joske al eens over geprofeteerd.

Denk nou eens aan Jezus en aan Zijn vrouw. Beiden getooid met een diadeem. Hoe bewust ben jij je van het feit wat jij voor Jezus betekent als vrouw.

Hoe bewust ben ik mij daarvan. Allebei getooid met dat onvergankelijke diadeem.

En dan dat zonlicht wat er op valt. Een prachtig beeld van Gods genade.

Jezus en Zijn vrouw horen bij elkaar.

Je mag het ook vergelijken met de maan, want Jezus zegt: ‘dat licht wat ik geef, heb ik eigenlijk van God hoor; en daarmee schijn Ik in de donkere wereld. In de donkere gedachtenwereld van de mensen.

Schijn in die donkere wereld. Wat is het een voorrecht om een heldere spiegel te zijn.

 

Duurt Sikkens d.d. 28-4-2009

 

Samen op weg naar Gods voltooiing (Duurt 12-05-2013)

Samen op weg naar Gods voltooiing

Ettelijke weken liep ik al na te denken over Psalm 56 totdat Henk Moorman 14 dagen geleden al het gras voor mijn voeten wegmaaide.

Dus vanochtend heb ik een buffet en u pakt er maar uit wat van je gading is.

Er is één opmerking in die psalm die ik nog wel even nader wil bekijken.

David zegt: Mijn omzwervingen hebt U te boek gesteld.

Dat moet je je even voorstellen: God met een boek waarin Hij begint te schrijven.

En wat schrijft Hij? Jouw omzwervingen. Dat slaat er niet op of jij van gemeente naar gemeente gaat; maar het gaat er over dat je zo rond kan zwerven in jezelf.

In je hoofd. Eindeloze zwerftochten.

Vooral in de pubertijd hoor. Als ik me dat herinner hoe ik rond gezworven heb. Plekken zoeken, veiligheid zoeken, zeker-heden zoeken; die je dan niet vindt.

Die enorme besluiteloosheid op die leeftijd. Ik vond het verschrikkelijk.

Ook over de toekomst.

En op een gegeven moment leek het me allemaal verschrikkelijk zinloos. Zó zinloos, dat ik de afschuwelijkste gedachten kreeg.

Totdat de liefde van Mariet mij redde.

Maar je hebt twijfels over het nut van je leven. Waar ben ik nou voor geboren? Het kan net zo goed zonder mij.

Je raakt dan in jezelf gekeerd. Je hebt er verdriet over, maar dat mag je niet laten merken. Want er wordt heel wat verdriet weg gelachen. Weglachen van de dingen die niet in orde zijn.

Of je krijgt zo’n slecht zelfbeeld, een raar en krom beeld van jezelf. Je moet dan oppassen dat je niet verslaafd raakt aan waardering door andere mensen. Want dat is wat hoor, dat je er altijd op uit bent om gewaardeerd te worden door andere mensen. Dat is raar.

Jezus zegt ergens: eer van mensen heb Ik niet nodig. Nee, daar kun je makkelijk zonder.

Er lopen mensen, ook in de gemeente, rond, met werkelijk afschuwelijke gedachten over zichzelf.

En dan ook nog dat vervloekte schuld-gevoel, waar een hoop mensen mee zitten. Altijd maar weer dingen doen uit een soort schuldgevoel.

Dat zit heel diep hoor!

Je voelt je schuldig om iets te doen, en je overal mee te bemoeien.

Het zijn gaten in je bestaan.

Terwijl Jezus niet alleen je zonden heeft vergeven, die zijn echt helemaal weg, maar je schuld heeft hij ook vergeven.

Hoe vaag het ook in je kop zit.

Je moet altijd maar wat dóen…., je mag gewoon niet niksen.

Nou heeft ieder mens een verhaal.

Elk mens. Ieder mens heeft een boek; of nog stugger: ieder mens is een boek. Sommige dik, andere dun.

God verzamelt al die boeken. Er moet in de hemel een giga bibliotheek zijn….., niet normaal meer. Maar er wordt druk gebruik gemaakt van die bibliotheek, want al die mensen die daar zijn, kunnen die boeken gewoon openen; dat werk daaraan gaat gewoon door.

In de Openbaringen staat ook: de boeken worden geopend.

Dan kun je wel zeggen dat dat de boeken van de duivel zijn, maar hij is een boekhouder van het kwaad, hij noteert alles. Maar het staat er heel neutraal: de boeken worden geopend.

En wie doen dat? Dat zijn wij hoor!

Wij mogen boeken openen; verhalen, mensen leren kennen.

Je mag je verhaal vertellen; en dan komen de tranen los. En die bewaart God ook.

Hij bewaart tranen in Zijn kruik.

Dus in de hemel zijn ook ontzaglijk veel planken met kruiken met tranen.

Er staat zo mooi in Openbaringen: alle tranen zal Hij afwissen; maar er staat letterlijk: traan voor traan wis Ik van je gelaat. Van elk verdriet een traan, wis Ik weg.

Dat is toch prachtig!!

Maar daarom is nu mijn vraag: hoe gaat het met jou zelf? Je bent met zoveel andere mensen bezig, je hebt je kop vol met andere mensen, maar hoe is het met jou?!

Wordt nou eens stil. Stille tijd in jezelf. Nu! En dan merk je dat God kontakt met je zoekt. Hij is een echte Zoeker.

Hij zoekt kontakt met je en Hij zoekt het gesprek, en waarbij je elkaar aankijkt.

Bij een gesprek kijk je elkaar aan.

Je wordt stil, je zit tegenover elkaar.

En dan legt Hij Zijn prachtige gedachten in de gaten van je bestaan, en je onzeker-heden, en je twijfels. Ook in je wanhoop, je verdriet.

Hij legt daar Zijn gedachten in en in hele tedere liefde raken Zijn handen jou aan.

Dan legt Hij wat ín je. In jouw ontredderde leven legt Hij Zijn levensbeginsel. Dat is zo’n prachtig woord.

Die beginnetjes heeft Hij allemaal in Zich, en Hij geeft er één aan jou. Hij legt Zijn Woord in je. Want in dat Woord zit Leven. En dat gesprek, dat wederzijdse tussen vraag en antwoord; Gods vragen aan jou, die jij beantwoordt, en jouw vragen aan Hem, die Hij beantwoordt.

Dat wederzijdse, dat gaat toch over wezenlijke dingen? Niet over andere mensen. Als dat je gespreksonderwerp is, altijd andere mensen waar je het over hebt, je doet maar…., maar je blijft zelf buiten schot. Je verschuilt je erachter.

Maar hoe gaat het nú met jou?!

Kijk eens naar je leven. Hou je je groot, of hou je je klein, of ergens tussenin; God houdt van jou.

Die hand, die vingers van God proberen jouw gevoelige snaar te raken.

Als je je elk mens voorstelt als een harp, waarvan sommige snaren geknapt zijn, gesprongen, en andere snaren missen; soms is het een hele kale bende; maar  die hand zoekt naar die ene gevoelige snaar van jouw leven. Zodat, als Hij wat zegt, die mee vibreert.

Dan gebeurt er wat heel diep in je. Er wordt iets aangeraakt.

Als jij zou zeggen: Vader, ik hou zo verschrikkelijk veel van U, dan kijkt Hij je aan en zegt: dat is wederzijds! En die liefde van Mij zal jou genezen.

Want God is Geest. En wat zoekt Hij?

Hij zoekt een gelijksoortige geest. Want geesten zoeken elkaar altijd op. Dezelfde soorten altijd bij elkaar. En God zoekt de menselijke geest. Dáár gaat Zijn verlangen naar uit.

Zoals een duif nestelt in de gaten van de ruïne van een tempel, zo brengt Hij het leven in je terug. Leven, écht leven.

Het begin van het leven in de gaten van je bestaan. Heel voorzichtig, heel teder, zodat jij ook begint te leven. Dat rustige leven. Niet dat onrustige leven. Dát is geen leven.

Jezus was altijd rustig.

Soms mag ik wel eens een hoofdstuk lezen in een boek. Anderen klappen hun boek dicht, houden hem stijf gesloten; daar mag niemand in kijken.

Nou ja, dan komt dat later wel, maar het zou zo fijn zijn als je iemands vertrouwen kon winnen, en dat je dan een hoofdstuk mag lezen in dat boek.

En ik heb heel wat hoofdstukken gelezen van iemand, van mensen die mij vertrouwen.

Ik weet dat ik behoorlijk goed kan luisteren. Ik kan ook behoorlijk goed lezen. Maar ik vind het moeilijker om de woorden te vinden die die ander troosten. Dat vind ik veel moeilijker.

Dan moet je je echt laten leiden door de Geest, want uit jezelf weet je dat niet.

Jezus zegt ook: vanuit Mijzelf weet ik niks.

Hoe wist Hij dat nou van die Samaritaanse vrouw met haar gedrag? Dat kun je toch niet weten? Dat moet je geopenbaard worden.

Maar om woorden te vinden die iemand raken, waardoor die snaar mee gaat trillen.

Dus iemand ècht troosten. Niet kakelen over God en Jezus.

Woorden vinden om te troosten zodat die ander opgericht wordt; zodat hij weer leven krijgt in z’n ogen.

Om een voorbeeld te geven:

Jezus liep door de straten van een stadje, met allemaal mensen aan de kant die roepen en schreeuwen.

En in dat stadje was ook een kleine, rijke tollenaar, Zacheüs. Die klimt in een boom om Jezus te zien.

Maar Jezus wordt door de Geest geleid; Hij staat ineens stil en ziet Zacheüs staan, en zegt: Ik wil graag bij je komen eten.

Hoe stond Zacheüs bekend in het dorp? Als vieze vuile tollenaar, stinkend rijk.

En Zacheüs wordt geraakt. Want iemand uitnodigen om te eten, dat betekent heel wat in het Oosten; dan heb je een gesprek.

Als Jezus zegt: Ik sta aan de deur en Ik klop, Ik wil graag maaltijd met jou houden; dat betekent veel meer dan effe een hamburger wegwerken hoor.

Dat betekent een opening tot een gesprek.

Elkaar aankijken, hoe gaat het met jou?

Vertel mij eens over jezelf; of durf je dat niet meer? Ben je te bang geworden?

Heb je zo vaak op je donder gehad?

Is iets wat je een keer vertelde helemaal verkeerd opgepakt?

Dat is ons een keer overkomen. We vertrouwden iemand totaal, en dat is ook totaal verkeerd opgepakt en uitgelegd.

Nou, dan moet je oppassen dat je niet dichtklapt.

Toch maar weer zoeken en vinden.

En Jezus kijkt eens naar die Zacheüs, want Hij zág iets in Zacheüs, wat Zacheüs zèlf wist, die ene snaar die mee vibreerde, want Jezus noemt hem: ‘zoon van Abraham’.

Zó! Dat had nog nooit iemand tegen Zacheüs gezegd. Terwijl zijn naam eigenlijk betekende: ‘de zuivere’.

Dus die zuivere snaar trilde mee.

Je bent een zoon van Abraham, dè gevoelige snaar.

En Zacheüs veranderde helemaal op slag.

Hij gaat geld uitdelen…., hij verandert, hij is geraakt.

En om nou dié woorden te vinden die een ander werkelijk raken, vind ik niet altijd even makkelijk. Maar ik blijf zoeken.

Jezus brengt dus het levensbeginsel in Zacheüs.

Jes. 44:6.

Zo zegt de Heer, de Koning en Verlosser van Israël, de Heer der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God.

Hier zegt God dat van Zichzelf.

Ik vind een veel mooiere vertaling: Ik ben het begin, en het einde.

Eigenlijk is het veel beter te praten over:

Ik ben het beginsel, dat is een beginnetje, en Ik ben de voltooiing.

Want het woord ‘begin’ en ‘eind’ zit zo aan tijd vast.

Maak het woord ‘begin’ nou eens helemaal los van de tijd. Want God kent geen begin. Dus los van de tijd maken.

In de Italiaanse vertaling staat het ook veel beter voor ‘in den beginne’, Genesis 1; daar staat ‘in principio’.

In principe, en dat is een beginsel. En een beginsel is een beginnetje.

God zegt: Ik ben de eerste. Wat was er dan vóór die tijd? Toen was Hij er ook.

Het is heel raar, maar verbindt eerste en laatste niet meer aan tijd; begin en einde ook niet.

Het leuke is dat Jezus die woorden van God overneemt, want Hij zegt ook: Ik ben het begin en het einde.

Hoe kan dat nou? Dat is toch voor God alleen? Maar Jezus zei: dat is ook voor Mij. Daar moet je eens over nadenken.

En wat schrijft Johannes: Het Woord was God, het Woord was bij God, ja, het Woord wás God.

Dus God en Woord zijn één, die zijn niet te scheiden.

Woord en Geest kun je nooit uit elkaar trekken. Dat is één!

Het Woord was God, die twee zijn één.

In Openbaringen staat een hele mooie tekst over Jezus: Het begin der schepping Gods. Nou ja, dat weet je dan.

Maar de Engelse vertaling is veel mooier,

dat zegt: Gods scheppende origineel.

Dus Hij is het origineel van wat God voor ogen had, en het schept ook nog.

En Jezus schiep. Ja, Hij herschiep.

Z’n rondwandelingen waren altijd herscheppend; opnieuw maken, weer herstellen zoals het geweest is.

Wat een leven heeft die man geleid.

Eindeloos herscheppen.

Gods creatieve origineel. En daar ga jij op lijken!

Dat is een gedachte die gewoon moet inslaan. Je gaat lijken op Hem!

Hij zoekt jouw geest, en als Hij daarmee verbonden is, en jij begint ook bij dat beginsel te horen; het allereerste begin, gedachten van God, dan begin jij ook tot de voltooiing te behoren.

God is Geest; Hij zoekt jouw geest; en als je gevonden bent en in Hem bent opgenomen, dan kijk je elkaar eens aan; en je leest in elkaars ogen dat prachtige geheim wat je samen deelt, God en jij; dan begin jij, namens God, ook te zoeken.

Jij gaat dan ook op zoek naar de menselijke geest; naar de kapotte snaren.

Jij gaat zoeken, en dat is dan je naaste.

Gewoon de mensen die vlak bij je leven.

Kijk, Iemand die sjouwt door het leven, daar zit geen kraak of smaak aan. Plichtmatig verzet hij z’n benen en z’n handen. Die man is gewoon geestelijke verlamd. Die leeft helemaal niet.

Probeer nou eens eerst die geestelijke lamme tot leven te wekken, op te richten.

Met een paar woorden iets te beroeren, iets aan te raken. En ineens gaat hij lopen.

Die lamme gaat lopen.

Probeer eerst eens iemand geestelijk de oren te openen; je vertelt hem wat dingen.

Hij kan z’n oren sluiten, maar je kan ook proberen die oren open te krijgen. En ineens kan hij horen. Hij begint de dingen te horen. De wèrkelijke dingen waar het om gaat.

Dat geldt ook voor de ogen.

Je kan iemand geestelijk de ogen openen, zodat hij zegt: verdraaid, ik kan zien! Ik zie m’n Vader; ik zie een heleboel dingen.

Dat is toch prachtig!

Of je treft iemand aan die in een ontzettend klein wereldje leeft, en alles wat daarbuiten valt, daar kan hij zich aan ergeren. Die in een heel klein aangeharkt bestaan leeft; nou ja, dat is het dan, tot de dood er op volgt.

Breng hem de ruimte in! Dat is zo iets wonderbaarlijks.

Mensen geestelijk overeind helpen. Gewoon vertellen wat God van ze vindt. Hoe God over ze denkt, hoe jij dus over hen denkt.

De lichamelijke genezingen volgen uiteindelijk echt vanzelf; daar hoef je je niet meer als een malloot op te richten.

Laat ik het nog maar eens zeggen: in het volle evangelie zijn ze gewoon aan de verkeerde kant begonnen: eindeloos bidden voor lichamelijke genezingen; en hoeveel zijn er genezen?

Dan moet je eerlijk tot de conclusie komen…., nou ja, je mot er toch voor bidden? Of God niet wéét dat iemand in de gemeente ziek is.

Het gaat er om dat je ze geestelijk aanraakt.

Het zichtbare, lichamelijke genezingen, volgen uit het onzichtbare, zegt de Hebreeënschrijver.

Dus wees eerst met de ónzichtbare dingen bezig, de rest komt wel.

In jou is het beginsel van de Christus geplant (Psalm 139). Die werkt dat helemaal uit.

Mijn gebeente was voor U niet verholen toen ik in het verborgene gemaakt werd.

Uw ogen zagen mijn vormeloos begin.

In Uw boek waren ze allemaal opgeschreven.

Moet  je nagaan wat God een schrijver is.

Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten, o God.

Het gaat dus over de vorming van de Christus in ons. Gods grootste en diepste en mooiste geheim.

Mariet had het er zojuist over: je bent die deur doorgegaan, en waar ben je dan terecht gekomen? In het Koninkrijk van het licht. Je bent in die geestelijke wereld terecht gekomen.

De geestelijke wereld is de wereld der geesten. Dáár wandel je nou.

Dat is het land der belofte. En het land der belofte is het land van de heilige Geest.

Dáár ben je terecht gekomen.

Eigenlijk leidt je een wonderlijk mooi leven.

De dood is er ook niet meer, die speelt geen rol meer.

In het evangelie van Thomas vraagt Thomas een keer aan Jezus: vertel ons eens van het einde, van de voltooiing.

En Jezus kijkt hem aan, misschien lachte Hij wel een beetje, maar Hij zegt: wat vraag je Mij naar het einde als je nog geen weet hebt van het begin.

Je hebt het hele begin nog niet door, Thomas. Dan kan Ik je ook niks over het eind vertellen.

Verdiep je in het beginsel, het principe van de Christus.

Begin en einde moet je je echt voorstellen als een cirkel. Want je hebt een beginsel, dan komt er een weg, en die weg bereikt de voleinding. Want beginsel en voleinding vallen samen.

De oorsprong en het uiteindelijke resultaat.

De oergedachten van God worden eens tot stand gebracht. En als ze samen vallen, dan is de cirkel rond. Dan kan God weer verder.

Prachtig is dat!

Ik vroeg vorige week eens aan God: mag ik U eens vragen, wat doet U nou de hele dag?

Ik flapte deze vraag er zomaar uit.

En bij het woordje ‘dag’ moet je aan God Zelf denken, want Hij is de dag.

Duisternis noemt hij nacht. Maar dat licht noemde God ‘dag’. Hij is dè dag, de eeuwige dag, altijd licht.

Prompt kwam er een antwoord op mijn vraag aan God: Hij zei: Ik openbaar en Ik verheerlijk Mijzelf in mensenkinderen, en dat is Mij een grote vreugde.

Dat is wat hè? Hij heeft zo’n plezier in jou, daar geniet hij van; gewoon al om naar je te kijken.

Nou is er tussen beginsel en voltooiing een weg. Dat is altijd zo, een weg heeft een begin en een weg heeft een eind-resultaat.

Wat is dat voor weg? Dat is de weg van de Christus in ons!

Het gaat om de Christus in je. En Jezus zegt Zelf: de Christus moet lijden.

Dat is het lot voor degenen in wie de Christus woont.

Die komen echt onder druk te staan.

Dus als jij je afvraagt: waarom sta ik zo onder druk? Dat komt omdat de Christus in je woont.

Waarom heb je het soms zo hartstikke benauwd? Omdat de Christus in je woont. Waarom zie je soms haast geen uitweg?

Dààrom!  Er is tegenwerking en gedoe.

Ik moet altijd heel erg oppassen voor geraas en gedonder in mijn hoofd. Wat zich daar niet allemaal afspeelt…., tegen het raarste af, het meest triviale; het spookt dan door je hoofd…, en toch die weg volhouden; die weg vasthouden.

Want Jezus zegt: Ik ben die weg. Dat is Hijzelf!

Hij is die weg gegaan, maar Hij is die weg ook. En nu kunnen we hem samen gaan.

Want Hij heeft gezegd: Ik ben bij je hoor, ik blijf bij je zolang jij die weg gaat, tot aan de voltooiing blijf Ik bij je.

Het is dus een grote troost dat je hem sámen gaat.

Hij weet wat je voelt, Hij kan goed met je meevoelen, zegt de Hebreeënschrijver.

Als het allemaal tegenzit…, dat je zegt: wat nu? Als het hartstikke slecht gaat met je, dat je zó in de benauwdheid zit.

En tóch ben Ik bij je! We komen er doorheen. Niet jij alleen.

Dat is het heerlijke dat je niet in je eentje  staat te tobben en te hannesen, zo van: ‘ik red me wel’ en zo; dat is allemaal zo’n onzin. Nee, We gaan hem samen.

Niets is kostbaarder dan dat eeuwige leven binnen in ons.

Dus wij gaan vanuit de oorsprong, letterlijk betekent dat woord: oerbron, dus vanuit de oerbron, dat is God, gaan wij naar Gods voltooiing.

Er staat ‘einde’, maar dat is een kaal woord; het is de voltooiing van Zijn werk.

Wat een heerlijkheid om dat geheim in je te hebben. Het zit in je, het gaat er ook niet meer uit.

Jesaja 46:10.

Ik, die van den beginne de afloop verkondig……

Hoe vind je dat? Dat doe je niet bij een toneelstuk. Als iemand al de hele afloop vertelt, dan is de lol er wel af.

En toch zegt God: Ik verkondig de afloop vanaf het begin.

Maar die voltooiing is een geheim.

…en vanouds wat nog niet geschied is;

Ik die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen.

Dus dat raadsbesluit heeft God nooit los gelaten. Dat is Hij van plan geweest en dat doet Hij!

En ik blijf het verkondigen, want dat is het kostbare van het evangelie.

En dan zegt Hij ook nog: Ik zal Mijn welbehagen doen.

Dat is net het antwoord wat ik vorige week kreeg: Ik doe Mijn welbehagen; Ik voel me behaaglijk in mensen. En daar kan Ik mij in verheerlijken, en het is Mij tot een grote vreugde.

Amen.

 

Vader, wat is dat raadsbesluit van U, wat U bedacht hebt, wonderlijk mooi. Dat gaat zo diep. Dat gaat ook zo ver, dat is eeuwig. Ik ben blij dat we deel mogen uitmaken van Uw idee, van Uw oorsprong, van Uw voltooiing. En nooit hebt U het los gelaten.

U blijft in mensen geloven.

U blijft ook op mensen hopen, want U hebt ze zo lief.

Wat mooi, Vader, dat dat niet kapot te krijgen is.

Alvast bedankt!

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 12-05-2013

 

 

Prediker 11 (Duurt 09-09-2007)

Prediker 11:1-6

 

Ik wil wat gedachten ventileren a.d.h. van een stukje uit Prediker, een heel boeiend stukje.

Prediker 11:1-6. ‘Werp je brood uit op het water en je zult het vinden na vele dagen’. Dit is een veel mishandelde tekst. ‘Verdeel het in zevenen, ja in achten, want je weet niet welk kwaad er op aarde zijn zal. Als de wolken met regen gevuld zijn, gieten zij die uit over de aarde; en als een boom valt, zuidwaarts of noordwaarts, ter plaatse waar die boom valt, daar blijft hij liggen. Wie steeds op de wind let, zal niet zaaien; en wie steeds op de wolken ziet, zal niet maaien’.

En dan de kerntekst: ‘Zoals je de weg van de wind evenmin kent als het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, zomin kent gij het werk van God, die alles maakt’.

Zaai uw zaad in de morgen en laat uw hand niet rusten, want gij weet niet of het ene gelukken zal of het andere, dan wel of beide tezamen goed zullen zijn’. 

 

Daar staat nogal wat, maar ik wandel er maar even doorheen.

‘Gooi je brood uit op het water’. Dat doe ik nog wel eens voor de eendjes, maar ik heb hier eens over na zitten denken. Je ziet die beweging van het brood gooien op het water, maar reken maar dat het voor de vissen is. En vissen is altijd het beeld van mensen die God niet kennen. (Vissers van mensen). Dus je geeft dan van je overvloed,  want het is jouw brood en je hebt over, en strooi dat maar uit naar de mensen.  Jezus zou zeggen: ‘Armen heb je altijd, wees goed voor mensen die helemaal niets hebben. Denk eens aan de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Herinner je je dat nog? De zaken van die man gaan niet zo goed, en wat doet hij? Hij gaat dan van al de  schuldenaars van zijn heer hun schuld kwijtschelden. Vroeger kon ik nooit uit de voeten met dit verhaal.

Lucas 16. Ik ga niet het hele verhaal voorlezen, maar die man had geen zin in werken en spitten, dat was hem veel te zwaar. En wat doet hij dan? Hij scheldt van een heleboel mensen hun schuld bij die heer van hem kwijt. En dan staat er: ‘die heer prijst die man’. Hoe vind je dat? Hij vindt het geweldig wat hij had gedaan. Ik heb ook de titel, die in de bijbel staat, veranderd. Daar staat ‘de onrechtvaardige rentmeester’, maar ik heb het veranderd in de ‘slimme’ rentmeester. Want de kinderen van deze wereld gaan t.a.v. hun geslacht veel meer met overleg te werk dan wij, want wij noemen ons kinderen des lichts.

Maak je maar vrienden, zegt Jezus, met behulp van dat brood, die onrechtvaardige Mammon. En dan komt het: ‘Opdat, als die poen, of de aardse zekerheid je ontvalt, men u opneemt in eeuwige tenten’.

Wie is ‘men’? Dat zijn die mensen die iets gekrégen hebben.

Heel plat gezegd, dan staat hij voor God bij het laatste oordeel, wel een rare term, maar goed. Maar dan wordt er gevraagd: ‘wat heb je gedaan?’  En dan zijn er een heleboel mensen die zeggen: ‘Nou, hij heeft mij uit de problemen getrokken, en toen ik arm was, heeft hij me brood  gegeven’.

Wat is dan de beloning? Eeuwige tenten. Want dàt is het. Mooi hè? Ja! We weten niet half hoe goed God is! Voor het minste of geringste zegt Hij: ‘Je hebt een goede instelling’. Jezus heeft gezegd: ‘Zalig de barmhartigen’. Dit is een uiting van barm-hartigheid.

Die rentmeester is heel slim. Hij denkt: ‘barmhartigheid werkt’. Het gaat hier over mensen van de aarde hoor! Er achter staat: ‘hen zal barmhartigheid geschieden’. En dat is dat opnemen in die eeuwige tenten, want wij zijn van nature al barmhartig. Ja toch? Wij hoeven toch niet meer beloond te worden? Als je nog zó denkt, ben je helemaal verkeerd bezig.

 

We gaan nu weer even terug naar Prediker 11:2. Daar zegt hij: ‘Verdeel het in zevenen, ja in achten’. Dat slaat op jezelf. Je moet ook wel hier en daar, (behalve dat je het kan verdelen onder anderen, delen mèt, je rijkdom, of wat je hebt, je mogelijkheden), maar je moet ook een voorraad aanleggen voor jezelf. Ja, een voorraad voor kwade tijden, welk kwaad er op aarde zijn zal. De mieren doen dat, de eksters doen dat, de vlaamse gaai doet het, de eekhoorns doen het. Zouden wij het dan ook niet doen?

En wat is nou ‘een voorraad aanleggen? De gelijkenis van de wijze en dwaze maagden is daar een goed voorbeeld van. Wat is het verschil tussen wijs en dwaas. Ze waren allemaal gedoopt met de Geest. Ze hadden allemaal een brandend lampje. Maar het duurde nogal lang, wat de komst betreft, (dat is nog een heel verhaal apart). Voor wijs staat er in het Grieks: ‘inzicht hebbend’. Voor dwaas staat er: ‘afgestompt’.

Dus je kan 40, 50 of 60 jaar meehobbelen, en je weet het allemaal wel. En je zingt eens wat en je roept eens wat en je juicht eens wat en je springt eens wat….

Maar wat is ‘inzicht hebben?’ Dat is inzicht hebben in de bedoeling van God, hoe Hij die herschepping begint en uiteindelijk voltooit. Dat je ziet hoe dat zit.

Dat betekent niet dat je het boek Openbaring uit je kop leert, maar dat je de Vader leert kennen.

Iedereen brult wel eens: ‘Geef mij olie in mijn lamp’. Nou, dat hadden die dwaze maagden niet. Wat is dan olie? Ja, zegt men, dat is de Geest… Ja, maar wat wil de Geest? Ons alleen maar de Vader doen kennen. Dat is uiteindelijk de bedoeling van de Geest. En zó kunnen wij de mensen de Vader doen kennen. Zo eenvoudig is het. Jij overtuigt de mensen van zonden, gerechtigheid en oordeel. Dàt is nou je priesterfunctie. De Vader doen kennen. Dit is ook hèt item geweest van Jezus. Ik vind het elke weer zo’n ontroerende scene, de tranen springen me steeds weer in de ogen als ik dit lees, dat Hij bij een groepje mensen is, die ook de Vader willen doen kennen, en dan tegen Zijn Vader zegt: “Ze gelóven Me, ze geloven dat Ik van U ben uitgegaan. Ze geloven Me dat U goed bent.”

Het heeft Hem zo diep geraakt dat Zijn woord ingang vond. Blijer kun je Hem  ook niet maken.

Maar ja, wel Geest gedoopt, maar toen hield het op, verder geen inzicht, geen kennis gekregen.

En wat gebeurt er dan? Dat lees je bij die maagden, dan dooft het licht, en dat is erg. Als de wolken met regen gevuld zijn, wolken, prachtig beeld van de gemeente. Weten jullie wat al die druppeltjes van een wolk bij elkaar houdt? Die wolk blijft een prachtige compacte massa, maar wat houdt die wolk bij elkaar? Dat is de onderlinge aantrekkingskracht. Hoe vind je dat nou ten aanzien van ons? De onder-linge aantrekkingskracht. Dus het is de liefde die verbindt.

Een wolk met regen vervuld. Dan zie je hem komen boven de aarde, want wij zijn van boven, en werp je een schaduw over de aarde. Dat is toch prachtig! Die mensen kunnen dan in die schaduw op adem komen. Die geeft schaduw aan de volken, en ze zijn gevuld met regen. Dus ze kennen God. Die kreten die er zoveel bestaan: ‘Ben je vervuld met de heilige Geest?’ Wat is dat dan? Het zijn kreten mensen! Het gaat er om of je God kent of niet, en dat de Vader jou ook kent. Dat is toch een troostvolle gedachte? Het is zo mooi om gekend te zijn; en niet ontkend zijn.

Ja, gevuld zijn met regen; en dàt is nou de leer van het koninkrijk der hemelen. Dàt wil God ons nou leren. Daar was Jezus altijd mee bezig, dagelijks in de tempel legde Hij dat uit.

Dan gebeurt er iets moois, uitgieten! Dat is voor de aarde hoor! Wij zijn vol en wij kunnen uitgieten. Dat gaat van boven naar beneden. De vroege en de late regen, waar ze in het oosten altijd op zaten te wachten. En die vroege regen dient om die allereerste beginnetjes te doen ontkiemen, de beginselen, de worteltjes. Dat gebeurt haast onzichtbaar. Dat is een mooi gebeuren. Het gebeurt wanneer er de regen op valt. Dat heet de vroege regen. En later komt de late regen, en dat is de vruchtzetting. Daarna komt er nog een poos zonneschijn, dat heet dan verdrukking, want dan rijp je.

‘Maar’, staat er achter, hier staat ‘en’, want wat heeft dat er nu mee te maken? Nou, als een boom valt, dan plettert hij neer. Tja, dat is een waarschuwing.

Mocht je een prachtige boom zijn, maar waarin sla je je wortels uit? Wat zegt Paulus daarvan? Waar sla je je wortels steeds verder in uit? Geworteld en gegrond in de liefde. Dat is niet zomaar een kreet. Maar dat je steeds verder je wortels uitslaat in wat God voor jou voelt. Dàt is de liefde! Wat God voor je voelt. Hij is zó gek op je, wortel daar nou maar eens in en wordt er dan maar steeds meer bewust van. Hoe meer je je dàt bewust wordt,  is dàt je groei.

Maar Paulus zegt tegen de gemeente Corinthe, want daar wisten ze het zo goed: ‘Wie meent te staan, kijk uit dat je niet valt’.

Je hebt van die mensen die denken dat ze staan, de helden….. Maar ‘wie meent te staan’, kijk uit, zegt Paulus, dat je niet valt. En dat zegt hij i.v.m. afgodendienst. Die Corinthiers lieten zich door de ene prediker, een geweldig rondreizende apostel, naar de andere schijnapostel op sleeptouw nemen.

‘Dáár heb je een aparte dienst en dáár is een genezingsdienst. Dáár wordt iets heel speciaals verricht, dus er heen jongens’. En het gaat maar door, ze lieten zich zo gemakkelijk op sleeptouw nemen.

Daar heb je het dus, en dat zegt hij i.v.m. de afgodendienst. Nou, die stáán dus niet, maar die worden steeds verpland. Dat moet je eens 3x per jaar doen met een boom, dan gaat ie dood.

Samengevat heb ik wel eens gezegd: ‘Die maken van het Lam van God een gouden stierkalf.

 

Vers 4: ‘Als je altijd maar op de wind let..’.

Je overlegt bij jezelf: Zal ik iets over het evangelie vertellen? Ja of nee? Die let altijd op de wind: ‘nee, het  is nu niet gunstig’. Altijd naar de wolken kijken, nou, dan maai je ook niet’.

Dat zijn mensen die niet durven. Die hebben hun vrijmoedigheid prijs gegeven.

Als ik naar het eind van dit gedeelte kijk dan staat er: ‘Zaai maar in de morgen hoor, en ook ’s avonds, je weet het toch niet’. Zó is Jezus bezig geweest. Prachtig hè? Je hebt toch genoeg? Strooi het maar uit, of het nou op stenen valt, plat gezegd kun je opdonderen met je evangelie, want dat heb ik wel eens gehoord. Of ik strooide het naar iemand die mij aankeek en heel raar begon te doen over Jezus. Hij stond toen als een flippende haan tegenover me. Ik bleef onverstoorbaar en dacht, nou ja, als ze kwaad zijn is dat hun verantwoor-delijkheid. Of je nou op platgetreden paden strooit, mensen die alles al weten, of tussen dorens of distels, er valt allicht wel iets op goede aarde.

En daar gaat Jezus, uit Zijn hand komt het woord. Ik vind dat mooi, gewoon doen! Waar het valt, die is verantwoordelijk. Mijn verantwoordelijkheid is dat het goed zaad is. Dat je niet zomaar wat loopt rond te strooien en te roepen. Maar dat het goed zaad is. Dàt is mijn verantwoordelijkheid.  Je hebt toch genoeg?

Ik heb naast het huis een berk staan waar in één seizoen heel veel zaadjes afkomen. Zo verschrikkelijk veel, dat wil je niet weten. Honderdduizenden. Maar hoeveel nakomelingen ik van die berk  heb gezien? Slechts één in al die jaren. Die kwam net boven de grond uit. We hebben het er wel uitgehaald hoor, ik wilde niet nog een berk hebben.

Maar goed, het gaat mij er om dat de natuur al zo overweldigend rondstrooit. Hoeveel eikels komen er op van één eikenboom?

Het gaat er dus om of wij goed zaad zaaien. Dáár zit het geheim.

En nu de kern. Merkwaardig dat hier de wind in één adem wordt gecombineerd met een zwangerschap (vers 5). Dat is leuk? Wie heeft daar in het nieuwe testament aan gedacht? (Joh. 3:8). Ik wed dat Jezus hieraan gedacht heeft toen Hij dit aan Nicodemus vertelde.

Ik vond dit in mijn puberteit, maar ook na mijn bekering het meest boeiende gedeelte van Johannes.

Wind en geboren worden. Zie je de combinatie? Ik denk dat Jezus aan Prediker heeft gedacht. Want dáár ligt die combinatie. De wind blaast. Ik ben zo blij dat er blaast staat en niet waait. Want bij blazen zit er iemand achter die blaast. De wind is Gods adem; dat is Zijn Geest, uit Hem.

De wind blaast waarheen hij wil en je hoort zijn geluid. Wie maakt dat geluid? Dat zijn wij, wij maken dat geluid. In Joh. 3:8c staat van die wind: ‘zó is een ieder die uit de Geest geboren is’. Dus die ergens vandaan komen, je wortels, je roots, en weet waar je heen gaat, het einddoel van je leven.  En wie horen het? Dat is de aarde; de mensen die het geluid horen; want jij maakt nl. dat geluid.

De wind blaast waarheen hij wil, je hoort zijn geluid, en Nicodemus, jij weet niet vanwaar hij komt of waar hij heen gaat. Nou, zegt Jezus, zo is een ieder die uit de Geest geboren is.

Natuurlijk moest Nicodemus wel even slikken. Hij denkt: ‘waar gaat dit nou over’. Hij zegt dan: Moet je dan opnieuw de baarmoeder in?

En mij is dit vroeger verteld als ‘die dòmme Nicodemus’, met dat van der Hulst-toontje: ‘die dòmme Nicodemus. Ja, zo is het mij als kind verteld.

Het was helemáál niet zo dom van Nicodemus. Hij dacht goed na en zegt: ‘opnieuw de baarmoeder in?’ Ja joh, je hebt gelijk! Je ziet het goed! Later staat er dat hij een discipel van Jezus is geworden. Het landde bij hem. Opnieuw geboren worden. Opnieuw in de baarmoeder tot ontwikkeling komen. Dat kan toch nooit, zou je als klein kind zeggen. Ja, maar wat niet mogelijk is bij mensen is wel mogelijk bij God. Dat zijn nou Gods mogelijkheden.

 

Blazen, daar zit iemand achter. Eigenlijk staat er: ‘jij bent als die wind’. Uit Gods mond ben je voortgekomen. Het begint in Hem. Je bent uit Hem, dat is je oorsprong. Toen Hij sprak, was het er. Toen Hij je naam riep, je noemde, wàs je er. Dit ontroert mij altijd zo. Hij heeft je tevoor-schijn geroepen. Vind je dat niet mooi?

Hij noemt je bij je naam en daar stond je ineens, als een kleutertje. Je bent als die wind.

Ik las in de encyclopedie over winden dat zij het klimaat en de seizoenen bepalen in die bijbelse landen. Dat leidt tot een hele leuke vraag. Wat voor wind waait er in je leven? In je gezin en in de gemeente? Ons gezin?

De vier winden. Hier wordt altijd de vier hemelstreken mee bedoeld hoor. Ja, men heeft het maar ingedeeld met noord, oost, zuid en west.

Die noorder en oostenwind waren voor Palestina en de landen daar omheen,

v r e s e l i j k, onaangenaam. Vaak schroeiend heet.

Als er nou in je leven, in jezelf of uit jezelf, een schroeiend hete wind waait, dan verdort de boel. Dat is toch duidelijk?

Er zijn soms bij die 2 winden vaak ook zandstormen, dan zie je niets meer. Je ziet niet meer wie je broeder of je zuster is. En je hebt dan zelf ook nauwelijks adem meer.  Hoe overleef je een zandstorm?

En heb je wel eens gehoord dat in bepaalde streken van die wervelwind-samenkomsten zijn? Een wervelwind is een tornado. Die vernielt alles. Ik ga dus maar niet naar zo’n wervelwind-samenkomst. Kijk anders maar eens naar de TV-beelden. Ze laten nl. niets héél van je. Dat is een doordenker hoor!

De westenwind werd gezien als weldoener, echt waar, want hij bracht dauw en regen. Dat is toch heerlijk om gewassen te worden. Het is toch mooi als jouw leven zó is. Jij brengt dauw en regen, dan waait er een mooie wind in je leven. Je verkwikt de boel.

En de zuidenwind? Ach, dat is zo iets teers. In Hooglied zegt dat verliefde meisje, die jonge vrouw: ‘Zuidenwind, doorwaai mijn hof, opdat de balsem-geuren stromen’. Zij vergelijkt zichzelf met een hof, dat doen wij ook. Het paradijs Gods, daar zitten we nú in; in de Geest. En die zuidenwind gaat helemaal niet hard. Dat is een hele vertederende, verkoelende wind, en die pikt de geuren op. En wat voor geuren zijn dat in je leven? Dat zijn balsemgeuren. En wat doet balsem, waar staat balsem altijd voor? Genezing, het heelt, het doet je zo goed. Dus als jouw woorden balsemend zijn, hoe vind je dat?

En bovendien ga je met balsemgeuren  lekker ruiken. Dat noemt Paulus een geur van Christus. Dat is een heel mooi beeld. Het is een tedere, verkoelende bries. Daarvan is sprake in Genesis 3, het geluid van God in de hof. Daarvan is ook sprake in het boek van 1 Koningen 19 geloof ik. Dat Elia niets van die geweldadige God moest hebben, met vuur en gedonder en stormwinden.

Maar een gewoon koel briesje is zo goed voor je ziel.

Weet je dat dat woord “geluid” ook in het Hebreeuws kan vertaald worden met ‘een zachte stille stem?’ Dàt is de stem van de Geest. Als jij dus dingen uit de Geest verteld, dan doe je dat met een zachte, stille stem, zal ik maar zeggen. Je hoort z’n geluid, het geluid van God, die het gesprek zoekt, met iemand ergens over kunnen praten. Je brood kunnen delen, samen die wijn drinken van het leven van Jezus.  

Je hoort Z’n geluid, Zijn stem. En hier gaat het om: “Jij geeft stem aan de gedachten Gods”. Want God zoekt stemmen.

Die wordt niet gekozen! Maar God zoekt stemmen! En dat is nou het geluid van de wind. En die wind loeit niet, hij huilt niet, hij raast niet. Maar dat is zo’n koel briesje wat zo heerlijk is na de hitte. En wie reageert daarop? Dat zijn mensen die fijngevoelig zijn hiervoor. Een steen reageert niet op zo’n windje. Als jij een keihard figuur bent, dan mis jij enige vorm van fijngevoelig-heid.

Als jij een geloof hebt als een blok beton, merk je niets van dat windje.

De fijngevoelige gewassen reageren hier wel op. Het gras, wat een beetje wuift in de wind. Het graan ook. En van die grote stoere bomen bewegen al die bladeren, daarom klinkt het geluid van de wind in die bladeren zo mooi.

Ergens staat er: ‘De moerbei-toppen ruisden’. God ging voorbij, nee, Hij ging niet voorbij, Hij toefde en dan bleef Hij, want er zit een mens onder.

Dat is het geruis van de adem van de Geest. Jij geeft stem aan Gods gedachten. Jij wordt bewogen door de wind, dit is eigenlijk een zin met een dubbele betekenis. Je bent bewogen met de mensen. Meeleven is ‘bewogen zijn met’.

Maar ik las een paar weken geleden dat ze mensen, die die last, gewoon uit medelijden, op hun schouders nemen,  tegenwoordig “atlaspriesters” noemen.

Je kent het wel, zo’n drager met de atlas op z’n schouder, dat drukt uit dat ze het leed van de wereld op hun schouders dragen. Dat noemen ze “atlaspriesters”. En die mensen gaan er aan kapot. Het drukt hen naar beneden. Dat hoeft dus niet meer.

Je wordt bewogen met de wind, je bent bewogen met elkaar.

En die wind waait waarheen hij wil. Dus ik moet weten waarheen ik wil. Want ik ben gelijk die wind. Het gaat hier om de wind-richting, dat het doet waartoe God het zendt. Jezus noemt zichzelf ‘Woord’, en zegt: “Ik doe altijd wat mijn Vader behaagt”.

 ‘Doen wat God behaagt’, want woord en Geest horen bij elkaar.

Ik heb de uitdrukking ‘door zijn Woord en Geest’ nog nooit ergens in de bijbel gevonden alsof het twee aparte dingen zijn. Nee hoor. Waar Zijn woord wordt verkondigd, is Zijn Geest en waar Zijn Geest is, hoor je Zijn woorden. Dat staat niet los van elkaar. Je kunt toch niet het leven uit een zaadkorrel halen? Probeer je het toch, dan gaat het woord dood.

Woord en Geest vormen één geheel, net zoals de Vader en de Zoon. Die kun je toch ook in één adem noemen? En in diezelfde adem worden wij ook genoemd.

Genesis zegt: ‘En de zon, en de maan en de sterren. Zon is een beeld van God, de maan is een beeld van de Zoon en de sterren zijn wij.

Geen Superstars hoor!

En wat deed Jezus nou? Hij zegt: ‘Ik wil dat Zijn wil gebeurt’.

Daar heb ik veel over nagedacht. Wat wil jij? Wat is volgens jou ‘vrijheid’? Nou, dat ik kan doen wat ik wil….

Dan is de volgende vraag: ‘wàt wil ik?’ Het woord vrijheid is afgeleid van het werkwoord ‘bewegingsvrijheid’ of ‘lopen’. Toen heb ik dat ingevuld met: ‘ik wil wat God wil’.

Dus nu de vraag: ‘wat wilt U?’ Ja toch? ‘Wat wilt U nou?’

Je kunt heel veel nadenken en filosoferen over vrijheid, dan praat ik alleen voor mezelf. “Ik ben vrij sinds ik mij aan Jezus heb verbonden, want Hij zei:’Ik ben vrij’, en ik zei toen: ‘dan verbind ik me aan U, dan ben ik het ook’. Want werkelijke vrijheid bestaat uit een verbinding. Dat is wonderlijk hè?

Punt twee: ‘Wat wilt U? Nou, zegt Jezus, ‘Ik ben bezig de schrift te vervullen. Ik had het ook niet kunnen doen. Maar Ik heb het wel gedaan. Want Ik zat er toch echt niet om te springen om dood te gaan. Er moet iets zijn wat Hem overtuigd heeft. Hij zegt toch duidelijk: ‘Niet Mijn wil geschiedt’. Dus die was toch een beetje anders. Liever niet. Maar God heeft Hem toen overtuigd, en toen zei Jezus: “Ja, Uw wil geschiedt, Ik doe het”. En er zijn nog heel wat profetieën die nog op vervulling wachten. Ja, daarom zijn we daar ook zo mee bezig. Er moet nog heel wat vervuld worden. Wil jij dat? Of zeg je gewoon: ‘Nou, ikke…poe, ja, God is met me en ik zing het wel uit tot het graf….

Ja zeg, heb je niet een taak of zo? Nou, dan brullen er altijd wel een paar vrome mensen: ‘God heeft een plan met jou!’  Ken je dat? En het liefst zo ver mogelijk. Het is zo’n geschreeuw om niets.

Dan word je toch weer door een verkeerde  wind naar een verkeerde richting gestuurd. Neem nou eens als voorbeeld dit: je bent zo langzamerhand verlost uit je slaafse denken, uit het diensthuis uitgeleid. Niet eindeloos vragen: ‘God, wat wilt U, wat wilt U, wat wilt U?’ Ga zelf maar eens denken, ga zelf maar eens leren lopen. En dan bèn je daaruit verlost, en waar zet Hij je dan vóór?  Een woestijn! Nou, zeiden de Israëlieten, leuk is anders. We dachten dat we direct in het beloofde land zaten. Joepie, halleluja! Maar ik sta voor een woestijn….!

Jezus, gedoopt met de Geest, het eerste wat de Geest tegen Hem zei dat was: “Ga de woestijn in”. Dat is geen boze geest geweest hoor, dat is de heilige Geest geweest, Hij moest daar stage leren lopen, en alle verzoekingen doorstaan. Ga er maar aan staan.

Trouwens, weet je wat de grootste verzoeking is? (even een zijsprong). Dat je God verzoekt. Dat is de grootste verzoeking. God verzoeken. Dat Hij moet doen wat jij wilt, om indruk te maken op mensen.

Ja, wonderen verrichten, tekenen, van stenen brood maken. ‘Kom op, naar de derde wereld, bidden met stenen’.

Er staat zelfs in de Psalmen dat God zegt: “Wat een volk, Ik heb me er 40 jaar aan ‘geërgerd’. Nou heb ik dat opgezocht in de grondtekst en er staat: ‘Ik heb er 40 jaar verdriet van gehad. Ze hebben me meer dan 10 keer verzocht”.

En dan komt Paulus met de opwekkende mededeling: ‘Het is ons allemaal tot voorbeeld geschied’. Zo, nou, dan mogen wij ook wel uitkijken dat we niet scheef gaan. Precies, zegt Jezus, ‘zie toe dat je niet in verzoeking valt’. En: ‘wacht u voor de mensen’, en: ‘kijk uit’, en: ‘bewaar je geloof in Mij, en ik bewaar Mijn geloof in jou’.

“Dus ik moet ook eerst de woestijn door?” Ja, anders red je het niet. Je wordt in die zin opgeleid. En overigens, denk jij dat je dat niet nodig hebt? Denk jij dat een slaaf boven zijn heer staat? Je gaat jezelf toch niet een held noemen? Wie zichzelf verhoogt ……Je bent zo afhankelijk van de Geest, dat was Jezus ook in àl die verzoekingen. Want toen Hij die allemaal doorstaan had, kon hij alle verzoekingen, van later in Zijn leven, afweren. Want er is heel wat op Hem afgekomen.

Ik vond een heel mooi woord: we worden inherent aan elkaar. Ken je die uitdrukking? Letterlijk betekent het: van nature innig verbonden. Mooi hè?

God is van nature innig verbonden aan de Zoon en andersom. En als we inherent raken aan elkaar, en dan wordt niet de menselijke natuur bedoeld, maar de Goddelijke natuur, waar Petrus het over heeft. Het Goddelijke karakter.

 

Nog even terug naar Prediker. Winden. Ken je de uitdrukking: ‘God maakt de winden tot Zijn boden?” Dat staat in de Psalmen. Er wordt altijd gezegd dat dit de engelen zijn, maar zouden wij het ook kunnen zijn? Boden! Wij zijn postboden, en brengen het evangelie rond.

Pred. 11: 5. ‘….het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw’. In het Hebreeuws staat helemaal niet ‘een zwangere vrouw’, daar staat ‘een volle’. Natuurlijk zal dat wel een vrouw zijn, maar er staat dus ‘het gebeente in de schoot van een volle’.

Vraag: ‘Waar ben jij vol van?’ Want waar je vol van bent, daar loopt je mond van over.  Vul zelf maar in waar jij vol van bent.
Familie? De rampen van deze tijd? Hoe slecht het gaat in de wereld? En de politiek? Eindeloze verhalen over je caravan?  Over relaties?

Waar ben jij vol van? En dan niet vroom lopen doen: ‘ik ben vol van de Geest’…. Nee, waar ben jij nou vol van?

Voor gebeente staat er in het Hebreeuws: ‘lichamen’. Body’s. Dat is dus meer dan een tweeling, denk ik. Mooi is dat hè? Lichamen; al die christenen, zoals wij, in de baarmoeder, want we vormen met elkaar ook een moeder, een baarmoeder, maar we worden ook in de baarmoeder opgevoed, totdat we volwassen worden. Dat gebeurt allemaal in de baarmoeder, want die vrouw uit de Openbaring baart een volwassene. Dat staat er in het Grieks.

Dus of je nou man of vrouw bent, we zijn allemaal in verwachting. Als je het niet gelooft, lees Psalm 110 er maar eens op na: ‘uit de schoot van de dageraad stijgt de dauw van uw jonge mannen op’, ook vrouwen natuurlijk.

Je zal toch uit de schoot van de dageraad komen….de baarmoeder van het licht. Dan is die vrouw ook licht, als haar baar-moeder ook zo is. Het mooie woord voor baarmoeder is ‘lieflijkheid’ in het Hebreeuws. Je bent uit lieflijkheid geboren. Er wordt zóveel van je gehouden, dat je dáárin volwassen wordt. Wat een proces! Wat mooi! Kinderen van het licht, Zijn licht! Kinderen van de dag, die zijn de dag! Dat is nou de dag des Heren!  Het morgenlicht. De schepping is natuurlijk ook op een morgen begonnen. Zo gauw God zegt: ‘Er zij licht’, is het morgen uit Zijn mond. Wij zijn kinderen van de morgen. De herschepping ook.

In Psalm 139 staat: ‘in de baarmoeder word je gevormd’. Maar de vraag is: ‘Laat jij je vormen?’ Kun je merken dat je verandert?

Langzamerhand krijgt dat wezen Gods binnen in je handen, voeten, ogen, oren. Het begint vorm te krijgen. De Duitsers zeggen: ‘bildung’, het wordt een beeld ergens van, hij lijkt op z’n vader of z’n moeder. De Christus krijgt gestalte in je. En dat is nou het koninkrijk Gods binnen in je. Dat is nou het grootste wonder waar al de profeten van het oude testament naar hebben uitgekeken. Waar God mee begonnen is met Zijn belofte. Het zaad van de vrouw komt e i n d e l i j k  tot zijn recht. En zo worden Gods woorden weer vlees. In jouw menselijk bestaan krijgen de barmhartigheid en de nederigheid gestalte. De kracht van God om mensen weer gelukkig te maken. Dat is Zijn grootste kracht en dat krijgt in jou gestalte. Vertel het ze maar, in al je eenvoud. Je bent in verwachting. De vrouw is in verwachting. Het is er en het moet ook nog komen, maar God had het al lang van tevoren bedacht.

Nu snap je zeker wel het zinnetje: ‘Die was, en die is en die komen zal’. Dat is het nou, een kind kan het snappen! Dàn heb je het evangelie te pakken.

Het vreemde woord voor dit proces heet: ‘Parousia’. Merk je het bij jezelf? Dus niet alleen de eerste zoon, want bij een bevalling komt altijd eerst het hoofd, maar ook wie ‘inherent’ zijn aan hem. Innig met elkaar verbonden.

Ik kreeg een hele mooie gedachte, het is haast een geheim, en wie het vatte kan die vatte het. Maar de Geest maakte me duidelijk, helemaal geen sensatie, maar het kwam er eigenlijk op neer dat er werd gezegd: ‘Mijn ‘ik’ wordt ‘wij’. Jezus zegt: ‘wie Mij hoort, hoort de Vader. En wij gaan langzamerhand naar het moment dat wie ons hoort, hoort de Zoon, en wie de Zoon hoort, hoort de Vader. Deze drie zijn daarin één. Snap je het? Dit is zo’n mooie gedachte, die wil ik nog eens uitwerken.

Mijn ik wordt wij.

Als Jezus bidt: ‘Onze Vader’, dan heeft Hij het over Zijn Vader en over onze Vader.

Ons. Hij is zo innig verweven met ons. Dat is onvoorstelbaar.

Ik eindig met nog 2 vragen.

Naar welke ‘gave’, karaktereigenschap, van God streef jij? Dat mag je zelf invullen want het is iets wat bij je past. Dan kost het ook geen moeite meer.

De andere vraag is ontleend aan Ps. 110, over die geboorte uit de dageraad, daar staat bij: ‘Uw volk is een en al gewilligheid’. Wil ik het? Ben ik bereid-willig? Wil ik waartoe God het zendt? Want Jezus zegt een keer: ‘Ik stuur jullie nog eens een keer als schapen tussen de  wolven’. Dus, wil je dat wel?

Je kunt wel mooie kreten roepen die je hebt geleerd, zoals: ‘met mijn God spring ik over een muur’. Hoepel toch op met dat gedoe! W i l  j i j ?

Jezus werd een prooi! Nou? Pfff.

Uw volk is een en al bereidwilligheid. Dat zijn dingen om eens goed over na te denken. Wil ik dit? Wil ik met de heerlijkheid ook het lijden aanvaarden?

Maar goed, als je dit leest word je wel gelukkig hè?

God is bezig jongens!

Amen.

 

 

Duurt Sikkens, 9 september 2007

 

Over dood en dodenrijk (Duurt 15-04-2009)

Over dood en dodenrijk

 

Vanavond gaan we het hebben over een paar dingen waar vraag naar was.

Ik wil beginnen met Psalm 88. Een depressievere psalm ken ik niet. Het is de meest donkere psalm van de 150 die in de Bijbel staan. Ik probeer wat helderheid te krijgen over dood, over dodenrijk en wat er mee samenhangt. En ik ben Mozes heel dankbaar, omdat hij er wat over heeft gezegd; en Ezechiël en Van de Brink, en Mattheus, en Klaas en Petrus en Johannes en Job, en Jezus uiteraard.

Vanavond gaat het over de geestelijke dood. Dáár gaat het over. Want die is door Jezus overwonnen. En de natuurlijke dood, wat elk mens beschoren is, is daar een afbeelding van. Het zichtbare is altijd een beeld van het onzichtbare, en elk mens gaat dood; dat is nog steeds de vloek die over de aarde heerst, het was niet de bedoeling.

Met andere woorden: als je geestelijk dood bent, dan leef je niet ècht.

Eerst maar eens iets over het dodenrijk. Daar heerst een boze engel en die heet in het Hebreeuws ‘Abaddon’ en in het Grieks ‘Apollyon’. Beide woorden worden in de Bijbel gebruikt en ze betekenen allebei ‘verderf’, en als je een moderner woord wil hebben: ‘verrotting’, ‘bederf’. Je hebt een bedorven leven; bedorven in je denken. En die engel staat onder gezag van de boze.

Dat dodenrijk heet in het Hebreeuws: ‘sje’ool’, en de meeste vertalers vermoedden dat het zoveel betekent als ‘het grote hol’. Dan moet het wel erg groot zijn voor die miljarden mensen natuurlijk. Het grote hol, een holte.

Ik zocht naar een vergelijkend begrip en kwam uit op ‘het zwarte gat’. Het gebied van de doodse stilte. Een gebied waar alle leven verdwijnt. Dat is erg? Waar ook alle energie in verdwijnt.

Dat dodenrijk heeft een centrum, dat heet de afgrond. Het koninkrijk Gods heeft ook een centrum, dat is de tempel, waar God woont; dus het gaat dan over ons.

En daar, in dat dodenrijk, heb je ook een centrum, de afgrond. Het Griekse woord is ‘hades’. Het zijn allemaal Bijbelse begrippen, maar ze komen ook voor in het spraakgebruik van die dagen.

Als je kijkt naar Psalm 88 dan zie je een stel synoniemen staan. In vers 4 staat doodgewoon: ‘Mijn leven is het dodenrijk nabij’. Die man is hartstikke depressief, heel erg; en ik ken nog iemand die zoiets gezegd heeft: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe, tot aan de dood’. Dat heeft Jezus gezegd. Dat kàn dus.

‘O, mijn ziel, wat buigt g’u neder’, eigenlijk staat er: o, mijn ziel, wat word je neergebogen’. Een zware hand in je nek en daar ga je….. Het is sterker dan jezelf.

In vers 5 staat: ‘De groeve’, en als uitwerking staat daarbij: ‘een man zonder kracht’.

Vers 6: ‘onder de doden is mijn verblijf’. Maar die man leeft als hij dit gedicht maakt. Kan dat dan?

Er staat nog wat achter: ‘die aan uw hand ontrukt zijn’, daar zit geweld achter.

Het woord ‘verslagenen’ is hier van toepassing, je hebt de slag verloren. Iedereen verliest de slag met de dood, elk mens. Ik heb het over de stervelingen; daarom heten ze ook stervelingen, en dat zijn wij niet meer.

Vers 7: ‘diepste kuil, duistere plaatsen, diepte’.

Vers 8: ‘baren’, dat zijn golven, dat wijst in de richting van de zee.

Vers 9 en 10: ‘Geen kontakt meer, er staat: ‘ik ben ingesloten’.

We hebben net gezongen: ‘Geen graf hield Davids zoon omkneld’. Je kan geen kant meer uit, je bent ingesloten. Ik kan niet ontkomen, staat er dan ook achter.

Vers 12: ‘de plaats der vertering’, en daar staat nu het woord ‘Abaddon’. Dat is erg voor mensen, verschrikkelijk. En één van de allerergste vind ik wat staat in vers 13:

‘het land der vergetelheid’. Je kan een grafsteen oprichten, maar je wordt vergeten.

Natuurlijk zetten de mensen in een rouw-advertentie: ‘we zullen altijd aan je denken’, maar wat als die ook overleden zijn? Tja, het land der vergetelheid. Ze zijn ook verdwenen.

De dichter schrijft dat op tijdens z’n aardse leven. Hij ervaart dus de macht van de dood op aarde. Nou, dat noemen wij tegenwoordig: een zware depressie, een hele zware depressie.

Kijk eens wat er staat in vers 11: ‘Zult gij aan de doden een wonder doen?’

Dat is voor hem een vraag, voor ons een weet. Ja, voor ons een weet.

Tóen was het een vraag: ‘Schimmen, zullen die opstaan en dan ook nog God loven?’ Dan moet God ze zelf opwekken!

Schimmen betekent hetzelfde als ‘schaduw’. Geestverschijning. Mijn moeder zei wel eens: ‘je ziet er uit als een geest’, als ik erg mager was. Maar een schim; ken je de uitdrukking: Hij is een schim van wat hij vroeger was? Dus hij is helemaal de oude, zichzelf, niet meer. En schaduw komt van een woord dat ‘duisternis’ betekent. En duisternis is altijd de afwezigheid van licht. Dus als je een schim bent, ervaar je geen licht, en licht is altijd het beeld van liefde. Dus het is gruwelijk dat die man helemaal geen lichtpuntje ziet, helemaal niets!

Nu staat er een woord: ‘rephaiem’, dat wordt haast altijd vertaald met ‘reuzen’. Reuzen in het dodenrijk, geweldenaars. Maar er is nog een vertaling, waar iemand naar gezocht heeft, en gepeuterd, en die vond het volgende: het betekent ook: ‘slappen’, en dan moet je het vergelijken met een leren zak, een lege leren zak, zonder inhoud. Slappen, alsof ze geen geraamte meer hebben dat hen overeind houdt. En nu komen we heel dichtbij hetgeen wat ik eens verteld heb met Ezechiël: als je je botten mist, dan is dat  in het joodse denken een gebrek aan identiteit, je eigenste zelf. Dat zijn de botten. Daarom vind ik het altijd heel gek dat de dood altijd in allerlei illustraties wordt voorgesteld als een geraamte… met een zeis of met een zandloper….

Daar kan ik helemaal niets mee.

Rephaiem: ‘slappe zak’. Dat is erg! Je identiteit.

Jezus gebruikt weer een ander woord, Hij gebruikt het woord: ‘skolex’, en dat is vertaald met ‘worm’. Wiens worm niet sterft, ken je die uitdrukking?

Het betekent ook: ‘made’ of ‘larve’, ondergronds. En de bedoeling van made of larve en rupsen is: dat ze opnieuw geboren worden. Dàt is de bedoeling! Dus wij bevinden ons allemaal op aarde tussen allemaal rupsen, mag ik het zo zeggen? Ik was ook een rups, door de wedergeboorte heb je je werkelijke identiteit gekregen.

Die overgang heeft Jezus wel gepredikt, maar Hij zegt: ‘Als ze Mij niet geloven, blijven ze een worm, dan blijven ze een larve’. Dat is dus onder de grond.

Het opnieuw geboren worden is eigenlijk, zoals het er ook staat, van boven geboren worden. Je ziet dus het hemelsbrede verschil tussen het van onderen zijn, op de aarde, en van boven geboren zijn. En ‘boven’ betekent in ‘kwaliteit’. Want als ze in Australië naar boven wijzen is dat bij ons naar beneden. Dus je moet het niet letterlijk nemen. Boven betekent altijd een hogere kwaliteit van denken.

De sje’ool: de macht van het dodenrijk, daar hoort benauwdheid bij; dat je in het nauw gedreven wordt, de angst, en angst komt van het woord ‘eng’. Je wordt in de engte gedauwd, je kan nergens meer heen. De dood is onontkoombaar.

In Psalm 18:5, en dat heeft Jezus ook ervaren, staat: Banden des doods hadden mij omvangen.

Banden, daar heb je die knelling weer; je bent geboeid, je zit vast. Een andere vertaling zegt: ‘snoeren’. Dan staat er nog achter: stromen van verderf hadden mij overvallen. En laat daar nou in een andere vertaling staan: stromen van ongoddelijke mensen. Belialskinderen. Mensen die in dienst staan van de dood. En dáár is Jezus mee geconfronteerd geweest.

Hij zegt een keer tegen de mensen die zeiden dat ze in God geloofden: ‘Jullie reizen stad en land af om één bekeerling te maken; en heb je er één gevonden, dan maak je hem nog erger dan jezelf, een kind van de hel. Heb je dat wel eens gelezen? Daar heb je die Belialskinderen. Die gunnen je het leven niet, want waarom is Jezus vermoord? Waarom is Paulus vermoord, en Petrus gekruisigd, en Jacobus van een tempelmuur gegooid? Waarom? Omdat wij met een tegen-stander  te maken hebben in de onzien-lijke wereld en die gebruikt het liefst godsdienstige middelen.

Banden des doods wurgen je. En dan staat er zo mooi als tegenhanger in de Handeling 2:24, over de opstanding: ‘God heeft Jezus doen opstaan’, denk er goed om dat God dat heeft gedaan, ‘Want Hij verbrak de weeën van de dood’, en dat zijn afschuwelijke pijnen, ‘omdat het onmogelijk was dat Hij door hen werd vastgehouden’.

Hij hàd Hem wel vast, maar hij kon Hem niet vasthouden; de dood moest Hem loslaten. En trouwens, ik las net in Psalm 18:17 nog iets, ik heb zonet het woord ‘zee’ genoemd, en hier staat in vers 17: ‘Hij reikte van omhoog, (daar heb je God), greep mij en trok mij op uit grote wateren’. Je kan ook lezen: ‘opgehesen’. Dus de hand van God komt van boven en grijpt iemand die in de diepte zit, pakt hem beet en Hij trekt je er uit. Dat is een goeie Nederlandse uitdrukking.

Maar hier wordt de dood vergeleken met water, of liever gezegd: wateren, en dat is typerend voor het dodenrijk. Wateren als meervoud. Daarvan is het allereerst sprake in Genesis. Gods Geest, maar dat is God zelf, en niet gescheiden van Zijn Geest,  zweefde boven de wateren.

Een andere psalm zegt: ‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk. Bij zinken denk ik altijd aan water.

Toen die krankzinnige van Gardara bevrijd werd, en dat hele legioen boze geesten in de varkens mochten gaan zitten, waar storten die zich toen in? In de wateren, de zee. Er staat in de wateren, de vloed. Dat staat in Matth. 8:32.

En van Jezus staat er, ik vind het aan één kant jammer dat dit in de bijbel staat, dat Hij over het water liep, want alle cabaretiers maken zich daar meester van, maar Hij liep er wèl op, terwijl het stormde. Maar daar staat niet ‘water’, daar staat ‘wateren’. En nou ga je doordenken: Jezus liep over de wateren, en dat geeft een link met het dodenrijk. Hij beeldde uit, dat Hij daar liep, dat Hij boven de chaos stond en boven de dood en boven het verderf. Dàt beeldde Hij uit voor Zijn discipelen. Dat konden ze natuurlijk nooit verzwijgen. Wàt een gelijkenis! Hij staat bóven de onder-wereld! Daarna heeft Hij besloten dat ook voor òns te willen; dat is een volgende stap. Maar Hij stond er boven!

Dat geldt ook voor onze toekomst.

In Openbaring 15:2 staat: ‘Ik zag iets als een zee van glas met vuur vermengd’. Ken je die uitdrukking? Wat voor kleur had glas in die dagen van Johannes? Iedereen denkt dan aan wit, maar het was groen hoor. Het was groen glas. Dus moet je je even voorstellen: groen, en dan ook nog met vuur vermengd.

Daar slaan de vlammen doorheen. Nou, dat is gruwelijk. Dat is chaos en dood en verderf.

En er staat: ‘die overwinnaars staan aan de glazen zee’. Maar in het Grieks staat er: op de glazen zee.

Dan hebben wij ook die status bereikt die Jezus had. Dat is wat? Er staan ons dus nog een hele weg te wachten. Maar Jezus stond boven de woestheid en de leegte; dan ben ik weer bij Genesis: ‘de aarde nu was woest en leeg’, ja, de onderwereld.

En nu zweeft de Geest van God, die in ons is, weer boven de wateren. Het zijn allemaal beelden. Wij proberen de mensen uit de dood te krijgen. Ja toch? Met ons evangelie. De mensen boven water te zien krijgen, want ze zitten onder water.

Iedereen die dit evangelie nooit gehoord heeft, is geestelijk dood. Dat is gewoon zo.

Doodsangst heeft iedereen misschien wel eens ervaren. Dat kan midden in de nacht, dat kan tijdens je leven zomaar op straat zijn. Ik heb het tenminste wel eens gehad, en dat is niet best.

Maar denk eens aan de oorlogsgebieden op dit ogenblik. Die miljoenen vluchte-lingen …., die leven niet. Denk eens aan de gevangenissen, nog niet eens de Nederlandse, maar die andere, wat staan die mensen daar uit?

Denk eens aan de holocaust, de moorden in Afrika, al die joden die omgebracht zijn. Zovelen zijn vermoord, dood gemaakt. En er zijn ook zoveel mensen die dat vandaag aan de dag meemaken. Doe de tv maar aan, dan doe je hem het liefst weer uit. Het dodenrijk is veel groter dan je denkt. De dood heeft  z’n invloedsfeer uitgebreid over de aarde, en hele stukken van de hemel. Dat is de onzienlijke wereld, dat zijn de zielen van de mensen; of ze nou in het dodenrijk zijn nadat ze gestorven zijn, of dat ze nu zogenaamd leven, maar ze liggen allemaal onder het beslag van de dood, want de wereld leeft in het duister. Dus je moet de grenzen van het dodenrijk wijder gaan zien. Hij heerst over de aarde.

En wij zingen uit volle borst: ‘Al vallen duizenden rondom mij neder…’. Nou, het letterlijke, dat je de mensen om je heen ziet vallen, maar dan vraag ik mij af òf je staat te zingen….., maar het kan geestelijk wèl.

Je ziet een heleboel mensen met hele vreemde ideeën, gewoon geestelijk als

het ware vallen.

Kun je volgen wat ik bedoel? Alleen al gewoon de verkeerde leringen; ze vallen!

Ik las in de krant van een Palestijnse theologe, die zei: ‘Ons land is één gigantische gevangenis en één reus-achtige begraafplaats. En ze heeft gelijk. Al die arme mensen daar, en wij die joden maar vereren……, nou ja, wij, ik hoor daar niet bij.

De dood is de kern die de duivel er in gestopt heeft. Jezus noemt het: ‘het hart van de aarde’. Heb je dat wel eens gelezen? Dan moet je eens opzoeken Matth. 12 vanaf vers 38: ‘Wij willen wel eens een teken zien’. Nou, zegt Jezus: ‘Jullie ontaard en verbasterd geslacht’, geestelijk dan hè, altijd maar die tekens, ‘Nou, Ik geef je een teken van Jona, gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zó zal de zoon des mensen in het hart der aarde zijn’.

Dus van dááruit wordt de aarde geregeerd. Het centrum, het hart. En dáár ging Jezus binnen, want Hij moest de oorzaak in het hart treffen.

En omdat Hij het beeld gebruikt van dat zeemonster, wat geen walvis is hoor, er staat zeemonster, en de dood wòrdt ook voorgesteld als een monster, in verschil-lende teksten; het is een alles verslindend monster, hij vreet alle mensen op.

In Spreuken 27:20 staat: Dodenrijk en verderf zijn onverzadelijk. Ze hebben nooit genoeg. Dàt staat er van dat dodenrijk. Dat is dus een monster.

Kijk, de mens had z’n onsterfelijkheid verspeeld in het Paradijs. De bedoeling was onsterfelijk te zijn; dat het lichaam van Adam  b.v. ook langzamerhand anders zou worden. Maar hij was van God af-gesneden, en als je van God afgesneden bent, een typisch Hebreeuwse term van dood zijn, dan ben je van het leven afgesneden. Dan ben je afgesneden van het leven dóór de duivel. Hij gebruikte de zonde als mes. En toen gingen ze in bal-lingschap. En de uitdrukking ‘in balling-schap gaan’ betekent dat je niet in het land der levenden bent. Dat is dus de geestelijke dood ervaren. Want ze vielen niet om na het eten van die vrucht; het was een geestelijke dood.

Ik las een hele mooi vertaling van het woord ‘satan’. Meestal wordt het vertaald met tegenstander, dat was ook in het spraakgebruik: ‘je bent mij een satan’, dan moet je niet direct aan de duivel denken, maar je bent gewoon een tegenstander. Maar een andere vertaling vond ik heel mooi: ‘hinderaar’. Daar moet je eens over doordenken: ‘hinderaar’. Hij verhindert van alles; hij werpt allemaal hindernissen op. Hij verhindert de omgang tussen God en mens. En wat  God samengevoegd heeft mag de mens niet scheiden, maar de duvel ook niet.

In het Duits noemen ze een invalide een ‘behinterde’, dan heb je dus geen kwaliteit van leven.

Even een zijstraatje in: ‘Heeft God ons samengevoegd?’ Wat denk je? Zó, daar ben je toch gelukkig mee dat Hij ons bij elkaar gebracht heeft? Ja toch?

Nou, als ik nou een scheiding ga maken, een scheuring veroorzaak, waar ben ik dàn mee bezig…. Partijschappen in een gemeente….ach, wat hebben we dàt de laatste halve eeuw vaak gehoord.

Dat is dus de ballingschap ervaren.

Vandaar die profetie over de ballingen van Ezechiël 37, dat dal vol dorre doods-beenderen. Dat is dat geestelijke volk in ballingschap. Dood.

En God zegt: Ik geloof dat we dat tot leven gaan wekken. Nou, zegt Ezechiël, Jij zegt het, ik wil het wel doen, maar Jij zegt het. Ik doe het wel.

En dan ‘voegen ze zich aaneen’.

Dus de dood is een breuk met God. Andere beelden van het dodenrijk zijn’

‘Stof’, onder het stof (Num.16:30). Het is waar als ze zeggen: stof ben je en tot stof zul je terug keren. Het klopt, want iemand die God niet kent, is stof.

Petrus gebruikt het woord ‘gevangenis’,

(1 Petr. 3:9). Daar kun je je ook van alles bij voorstellen. Je zit gevangen.

Ik las ergens in de Psalmen: ‘de dood weidt hen’. Dat is me een herder?

In Spreuken 7:27 wordt het voorgesteld als een huis met kamers. Toen moest ik onmiddellijk denken: ‘in het huis van de dood zijn vele woningen’.

Vraag van Mariet:  wat is er dan over als iemand niet geestelijk is, en hij sterft?

Antwoord.: Dan is het alleen zijn larve, dat is zijn geest, zijn ziel wat er over is;

maar het is nooit tot ontwikkeling gekomen.

Het is daar niet leuk in het dodenrijk.

Ik ga nog even verder, dan wordt het wat duidelijker.

Een huis met kamers. Dat is dus een groot huis, een monster. En wat zit er in die kamers?

Jezus gebruikt het beeld van een stad met poorten. Duur woord voor een dode stad ‘Necropolis’. Jezus zegt in Matth. 16:18:

‘ De poorten van het dodenrijk zullen de gemeente niet overweldigen’. Letterlijk staat er in het Grieks: Neerkrachten, nou, dat woord kennen wij niet, maar daar zit dus een macht achter die iemand naar beneden duwt. Misschien is over-meesteren een goed synoniem. Er zit dus wel iemand achter.

Tja, de poorten van het dodenrijk; dat gaat over de geestelijke dood hoor. Jij gaat geestelijk niet meer dood, je leeft.

Ik dacht vroeger: poorten? Zou dat wel goed vertaald zijn? Maar de poort was vroeger, in die dagen, altijd de plaats van de rechtspraak. Daar werd altijd recht gesproken. Daar kwamen ook de wijze mannen bij elkaar. En daar word jij, als het ware, aangeklaagd door de boze, dat is de aanklager. En in of bij die poort heb jij nl. iets tegen die aanklacht, nl. het bloed van het Lam. Dat is de kern van het evangelie; want al onze overwinningen hebben dàt als centrum, als kern; het bloed van het Lam. Maar dan moet je wel weten wat dat betekent. Dat Jezus Zijn leven gaf voor ons enz….

En dàt toon je, dàt zeg je, dàt is jouw getuigenis; en de heilige Geest getuigt met jou dat je een kind van God bent. En dan komt er wel een hoop lawaai op je af, maar jij staat daar doodgewoon te vertellen: ‘ik ben een kind van God, ik ben zonder zonde en nu jij weer’. En dan wordt het stil. Dat vind ik zo mooi.

Overwinnen is in de Openbaringen, in die gedeelten, altijd een juridische term, en daarom verleent de heilige Geest jou rechtsbijstand. Hij getuigt met jou en geeft rechtsbijstand. Je staat in je recht.

Je zult de dood dus niet zien. Misschien heb je hem wel eens in het gezicht gezien, maar hij krijgt je niet!

Ik zat even te denken: ‘poort’; zou dat nou die poort zijn die naar het verderf voert?

Dan denk ik aan het merkwaardige verhaal van die brede en die smalle weg. Want je moet strijden om in te gaan door die smalle poort; dat is een geestelijke strijd, dus geen strijd met allerlei schilden en zwaarden e.d.; maar het kost je strijd om binnen te gaan. Ik denk ook wel eens: het kost je ook strijd om binnen te blijven; die weg te blijven gaan; maar over het ingaan door die brede poort lees ik niets over strijd. Die poort is zó wijd; dàt is een poort die wijd open staat. Iedereen kan zonder strijd op die achtbaansweg mee gaan. ‘Halleluja, kom op’… En die voert ook naar het verderf. Zo kwam ik er op dat die poorten van het dodenrijk de poorten zijn van het verderf.

Daar staat geen ‘hel’ hoor. Er staat verderf. Je bederft weer.

Heeft de dood macht? Nou, me dunkt! Het is hem nog steeds gelukt om mensen dood te krijgen. Hij heeft ontzaglijk veel macht, maar dat uit zich op verschillende manieren.

In Openb. 6:8 en Hosea 13:14 worden vier  aspecten genoemd van de dood.

Kijk, een leger heeft verschillende mogelijkheden om oorlog te voeren.

Kennen jullie de term: abc-oorlog? Atomaire, biologische en chemische oorlogsvoering. Enfin, ze hebben dus verschillende mogelijkheden. Zo heeft

de dood dat ook; en die worden hier genoemd.

Het zwaard, de honger, de wilde dieren en de zwarte dood. Deze vier aspecten worden genoemd voor het doodmaken van mensen. Ook het dood-zijn.

Het zwaard is altijd een beeld van woorden, van een lering. Het zwaard des Geestes is heel simpel: de leer van het evangelie van Jezus Christus. Dat is nou een zwaard. Want dat maakt scheiding tussen licht en donker, en tussen zonde en gerechtigheid. Dat is een prachtig zwaard. Dat hanteer je.

Maar er is ook een valse leer; en hoeveel duizenden zijn er wel niet om jou heen gevallen door de valse leer van de uit-verkiezing. Er kwamen mensen in inrichtingen terecht omdat ze niet wisten of ze er wel bij hoorden of niet. Een rotleer!

Calvijn heeft heel veel geschreven, ook mooie dingen; maar dat ene artikeltje heeft de meest verwoestende uitwerking gehad.

Ik ben ook doodsbenauwd geweest voor deze horrorleer. Want God wist alles van te voren. We hadden thuis hele discussies hierover. Als ik nou op die tafel sla dan weet Hij dat al van tevoren, en als ik doe net alsof, dan weet Hij dat ook. Als kind zat je zó te redeneren met je ouders.

Als je nou stiekem iets doet? Ja, God ziet alles….  Dit heeft een hoop slachtoffers geëist. Een rotleer!

Hoeveel kinderen zijn er niet bang gemaakt met de hel. Anders moet je ‘Het verdriet van België’ maar eens lezen. Zoveel kindertjes bang gemaakt, en dan een afschuwelijke Jezus met een doornen-kroon aan een kruis in een kleuterschool… Nou, dan ram je het er wel in hoor. Ze werden zo bang gemaakt.

Je bent door angst voor de dood en angst voor de hel tot slavernij gedoemd. Je gaat ineens slaafs gedrag vertonen. Je moet het goed maken en dat vertaal je dan in allerlei goeie werken en erg je best doen. Het is meer dan verschrikkelijk. Want God was ook zo verschrikkelijk boos op jou…

Nou, dan heeft God inmiddels wel een hartaanval als Hij overal boos over moest zijn.

Ook in evangelische kringen kunnen ze er wat van hoor. We hebben brieven van slachtoffers gekregen. Ik heb ze verscheurd, dat doe ik uit piëteit voor die mensen, maar daar lees je verhalen in, daar is de predestinatieleer niets bij.

“Als je niet kiest ben je voor eeuwig verloren”. Daar heb je er al één. O ja? Dan ken je de barmhartigheid Gods niet.

Ach, ach, en al die mensen die niet hebben kunnen kiezen. Alleen al om ze gewoon idioot of imbeciel zijn. Ja, ik noem maar wat.

Afgelopen zondag sprak ik nog een meisje in de gemeente die zei opgevoed te zijn met het eeuwig zondaarschap.

Eeuwig notabene! Je komt er nooit af…, dat is wat! Wat een ellendeleer.

We hebben brieven gekregen van mensen die zo gruwelijk zijn behandeld, waarbij hun identiteit naar de filistijnen is geholpen. Dáár kan ik kwaad om worden.

Hadden ze zich maar nooit bekeerd, dan waren ze tenminste nog een normaal mens geweest.

Enfin; het zwaard.

Dus je moet uitkijken met wat je zegt tegen iemand, om het heel dicht bij huis te houden.

Wat zèg je? Richt het iets aan bij een ander, of richt het iets uit?

Jezus zegt: ‘Als je de geringste van mij iets aandoet, dat doe je dan ook aan Mij’.

Een prachtige uitdrukking: de geringste volgeling van Jezus. Maar wat je de geringste aandoet, dat doe je Jezus ook aan. Dus kijk uit, let op je woorden.

En wat denk je van de honger? Het is de geestelijke honger die talloze slachtoffers maakt. Ik heb er maar één bij gedaan: de dorst. Waar Jezus het vaak over heeft.

Honger en dorst. Geen geestelijk voedsel. Of een héél klein beetje, een kruimeltje, een getuigenisje van 40 jaar terug, daar moeten ze hun hele leven mee doen. Dat is toch geen eten meer hè? Dat is geen dagelijks brood meer.

En de dorst; een beetje water.

En dan worden nog genoemd: de wilde dieren. Dat zijn gewoon de boze geesten die jou naar het leven staan, heel ordinair. Eén van de ergste vind ik, dat in verband met depressiviteit: zelfmoord. Ik heb dit een paar keer van erg dichtbij mee-gemaakt. En ik heb ontdekt dat zelfmoord niet bestaat, maar dat het ‘moord’ is, door een boze geest.

Ik las in dit boekje dat een psychiater zegt: ‘Het kan niet genoeg worden benadrukt dat de depressie een ziektebeeld is, dat voor sommigen dodelijk afloopt’. Verdrietig hè? Ze zijn zó depressief dat ze de hand aan zichzelf slaan, zoals ze dat noemen. Door valse leringen is daar van gemaakt: dat wie dat doet, naar de hel gaat… Ik ben hiermee opgevoed.

Hoe haal je het in je hersens om zo de zwaksten uit de samenleving naar de hel te verwijzen. Kinderen uit onechte huwelijken, of verkeerd geboren of weet ik veel, in ongewijde grond begraven…..

Er zijn hierover vele verhalen, en dat is niet alleen het verdriet van België maar dat is het verdriet van de hele wereld.

Er worden maar oordelen uitgesproken. Zelfmoord, ja het is gruwelijk, maar het is moord.

En de zwarte dood, dat is op dit ogenblik in; die maakt z’n duizenden slachtoffers. Dat is magie, toverij, spiritisme, occultisme, noem het allemaal maar op.

Er zijn zelfs tv-programma’s waar ze doden oproepen……

Ze zijn op zoek. Dat is de drang van de mens. Het op zoek zijn naar het leven is goed. De drang van een mens om òm te blijven gaan met mensen die je lief zijn, en die door de dood zijn weggesleept, die drang dus, is goed. Maar de duivel buigt die drang òm, zodat jij aan spiritisme gaat doen. Op zoek naar de dood….’Ja, ik heb kontakt met m’n neef die de vorige eeuw is doodgegaan’…. en nog meer van dat spul. Het zijn dan vaak boze geesten die zich uitgeven voor die neef, en die houden je wel aan de praat.

Maar het is de zwarte dood! Je gaat daar aan wèl geestelijk dood. Het is een rotzooi, dat occultisme.

O, dat tv-programma heet geloof ik ‘het zevende zintuig’. Het is één van de mooiste zintuigen die een mens heeft, maar als je die in dienst stelt van de duisternis, is dat erg jammer.

Iets aanvoelen is een mooi zintuig hoor.

Het is een beetje ondergesneeuwd, maar je merkt gewoon dat dat zintuig bij jou gewoon weer nieuw leven krijgt.

Dat zijn nou de grijparmen van de dood. Als hij je maar pakken kan bij je leven op aarde.

In Psalm 49:15 en 16 staat iets aardigs.

‘Als schapen zinken zij in het dodenrijk, de dood weidt hen’, dat betekent: hij vreet ervan, en in vers 16 staat: ‘dat Hij mij losgekocht heeft uit de hand van het dodenrijk’, er staat ‘macht’ , maar er staat letterlijk: uit de hand van de sje’ool, dus de dood heeft een hand! Ik heb het net al over z’n grijparmen gehad; maar de dood is iemand, ook dat nog.

En wat hij verspreidt is ook de dood.

Maar dat geldt ook voor Jezus, Die zegt van Zichzelf: ‘Ik ben het Leven’. Durf dàt maar eens te zeggen. En wat Hij verspreidt is ook het Leven.

Over alle mensen, of ze nou geboren zijn, geleefd hebben, of gestorven zijn, en die dit prachtige woord van God niet kennen, hangt de sluier van de dood. Arme, arme mensheid. Als je je dat realiseert wordt je ontferming alleen maar groter.

Denk eens aan iemand die volkomen getraumatiseerd, op een gruwelijke manier om het leven gebracht wordt, en hij is dood. Waar is ’t ie dan? In het dodenrijk.

Denk je dat hij dan van het trauma af is? De dood lost niets op hoor. Daar is geen troost. Daarom is het allereerste wat wij ooit gaan doen, het afwissen van de tranen van de ogen van al die mensen. Er staat dat God dat Zelf zal doen, maar daar heeft Hij z’n mensen voor; dat gaan wij doen. Maar dat is een apart verhaal.

Maar wij zijn losgekocht uit de hand van het dodenrijk; want we waren gegijzeld.

En wij zitten nu in dat ontsluieringsproces.

Wij worden ontsluierd; eerst de geest, zodat je zegt: ‘ik kom tot leven’, en nou zitten we nog in het ontsluieringsproces van de ziel, wat daar nog overheen hangt aan sluiers. Mensen die ontoegankelijk zijn in onze gemeente, dat je zegt: wanneer wordt iemand toegankelijk. Dat zijn mensen die vrij veel liegen, die willen wel eens van de leugen af. Mensen die hartstikke bang of schuw zijn. Daar moet de sluier af. Mensen die niemand vertrouwen, ook een sluier.

Zo gaan we bezig met dat ontsluierings-proces naar geest, ziel, en uiteindelijk het lichaam. Want die sluier is een beeld van de sterfelijkheid, van de dood.

En het is zó mooi dat jij in dat proces zit. Durven wij ontsluierd te worden? Dat is de durf. Na alles wat je hebt meegemaakt. Durf je het alsnog?

Wij zitten in dat ontsluieringsproces; in die volgorde. Ja, natuurlijk is dat niet streng gescheiden, maar je komt langzamerhand helemaal overeind.

Ken je de uitdrukking uit het oude testament: ‘ze worden tot hun vaderen verzameld’,  als iemand stierf? Dat is ook zo.

Jacob zei, toen hij hoorde van de dood van Jozef: ‘Als ik dood ga, zoek ik Jozef op’. Gen. 37:35: ‘Ik ga naar mijn zoon Jozef als ik dood ga’.

Het waren gelovige mensen…, en toch in het dodenrijk?

Nou, kijk, ze hadden een verbond met God, toch? Noem ze maar op, ik denk dat dat bij Adam begint; en al die mensen die daar apart genoemd worden. Abraham, Izaäk en Jacob is een soort samenvatting van al die gelovigen.

Maar ze hadden toch een verbond met God gesloten. Denk je dat God ze dan in de steek laat?

Nee toch? Ze hadden in dat dodenrijk, tijdens hun leven ook wel op aarde natuurlijk, een plaats van wat licht. Er was ook water. En als je dat niet gelooft, zelfs de bomen van Eden zitten in het dodenrijk (dat is wel een apart hoofdstuk). Bomen zijn altijd beelden van rechtvaardige mensen die toch onder het beslag van de dood zijn gekomen; niet onder de directe invloedsfeer.

Als je de zee voorstelt als de dood, dan heb je de diepzee en denk ook eens aan de rode zee met al die kleurige vissen, dat is vlak onder de oppervlakte. Daar is licht. Dus er zitten gradaties in het ‘dood zijn’.

Denk maar aan het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus. Dat is geen gelijkenis, maar een verhaal over de realiteit. Het is een beschrijving van de onzichtbare werkelijkheid. (Luc. 16)

En waar zit Lazarus? In Abrahams’ schoot. En hij werd daar getroost.

En wat zegt die rijke? ‘Laat hij z’n vinger in water dopen om hem te troosten’. Maar Abraham zegt: ‘Geen sprake van, je hebt het op aarde goed gehad en Lazarus niet, en nu is het andersom’.

‘Ja maar, ik lijd pijn in deze vlam’ zegt de rijke man.

Ik dacht vroeger dat dat de hel is, maar dàt is die vlam niet; die vlam dat is de spijt die die rijke man verteerde, door wroeging. Die rijke man had tijdens z’n leven barmhartigheid moeten tonen, dan had hij naast Lazarus gezeten. Maar hij vertikte het om werkelijk mens te worden tijdens zijn leven. Want als je barmhartig bent, word je ècht mens hoor.

Abrahams schoot wordt ook wel ‘de bundel der levenden’ genoemd, ik meen dat het een vrouw was die dat tegen David zei. Dat is een mooi woord: ‘de bundel der levenden’. (1 Sam. 25:29) En bundel betekent: ‘verbonden’ met elkaar. Die zaten dus in het dodenrijk; nog aan de mooie kant daarvan. Ja, wat je mooi noemt, dat was het nog niet, maar ze gaven nl. de hoop nog niet op. Daar waren ook engelen Gods, en die engelen hebben Lazarus naar Abraham gebracht.

Ze hielden de hoop vast want: ‘Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien’, zegt Jezus.

 

 

En hij heeft hem gezien, hij dacht toen: ‘wat gebeurt er nou?’, want er was enorm veel beroering in het dodenrijk, en de boze geesten waren zenuwachtig enz. enz.. En Lazarus, de vriend van Jezus, is weer teruggeroepen door Jezus. Ik weet niet of je je dat wel eens voorgesteld had. Waar was hij toen hij dood was?

In een andere vertaling staat het heel mooi: ‘Abraham is van vreugde òpgesprongen’. Opgesprongen! En dat is het grondwoord voor de vertaling van Pasen. Pesach! Niks ouwe Abraham met een baard daar; daar zat een geestelijke Abraham hoor. Hij sprong overeind! Want Gods dag brak aan.

Jezus zegt: ‘Ik ben de opstanding’. Dat is, wat Maria noemde: ‘de jongste dag’. En de jongste dag is de eerste dag. En de eerste dag, dat is de dag dat God zei: ‘Er zij licht’. Zo zie je de verbanden weer. Jezus is dat Licht.

(Vraag van Rudi: Zijn ze daar dan herkenbaar? Antw: niet aan hun uiterlijk, maar aan hun geest, aan hun ziel zijn ze herkenbaar.

Vorig jaar zijn er verscheidenen overleden, als je die dan weer tegenkomt, herken je ze natuurlijk niet aan hun uiterlijk, met bril of zo, maar aan hun geestesgesteldheid, aan hun wezen.

Dat is dus het eerste licht van de nieuwe schepping. En al die bondgenoten van God, zo noem ik ze dan maar, zijn met Jezus’ opstanding ook opgestaan en overgeplaatst in het koninkrijk van God.

Je kunt ook zeggen: de bomen van het Paradijs hebben hun originele plek weer gevonden. Jezus praat zelfs aan het kruis over het Paradijs van God. ‘Ga maar mee’ zegt Hij tegen die ene knakker.

Die rijke man zag Lazarus van verre. Daar moet je eens over doordenken. Van verre! Zo ver weg is de ònbarmhartigheid verwijderd van barmhartigheid. Daar zit een kloof tussen.

En waar zit je dan als mens? Je zit in die sfeer waar je op aarde ook zo’n beetje zat. Want je hebt hele aardige, vriendelijke, goeie mensen, die bestaan gewoon. En je hebt boeven.

Dan denk ik dat mensen, die op hun manier goed geleefd hebben, daardoor nog wat licht hebben, ze hebben nog wat aanspraak.

Ja, waar hebben ze het over, ze kunnen het eigenlijk alleen maar over aardse dingen hebben, herinneringen ophalen, daar word je ook niet zo vrolijk van als je het over de aarde hebt.

Maar het wordt steeds donkerder in dat dodenrijk. En helemaal onderin is de buitenste duisternis, daar zitten natuurlijk de grootste tirannen; die treffen elkaar daar. Dat treft!

Daar zit dus een gradatie in. Ik heb wel eens gehoord dat iemand zei: bij de sleutels van het dodenrijk zit ook een verdeelsleutel. Snap je wat ik bedoel?

Je zit dus daar, in dat dodenrijk, waar je je al op aarde bewoog; en dat geldt ook voor ons. Dat is zo mooi man. En dat is eeuwig. We zitten dus eeuwig met elkaar opge-scheept. Ja, we zitten nou eenmaal in het schip.

Dood wil dus eigenlijk zeggen: ‘je leeft niet echt’. Dàt is dood. Want je kent God niet en Zijn Zoon niet. Dat is triest hoor.

Van de verloren zoon zegt de vader, bij z’n thuiskomst: ‘hij is dood geweest’. Is je dat wel eens opgevallen? En toen hij weer thuis kwam, ging hij weer leven, bij God.

Ik ga nu nog even de ‘hel’ noemen. Die heet in de bijbel ook wel de tweede dood, de ‘gehenna’. Dat is genoemd naar een dal, dat lag zo’n beetje half om Jeruzalem heen, ten zuiden en westen, dat is het dal van Hinnom. Het kenmerk hiervan is dat er geen water doorheen stroomt.

Maar in de tijd van de koningen, die in het oude testament beschreven zijn, werden daar kinderen geofferd aan een god, en die heette Moloch. Op die god werden de kinderen geslacht, er op gelegd en verbrand, op een plek die Tofeth heette, dat betekent: ‘brandstapel’.

Je eigen kind……

Koning Achab deed het met z’n eigen kinderen. Kinderen verbranden!….

Hoe zijn die kinderen in het dodenrijk terecht gekomen, denk ik dan. Dat is toch verschrikkelijk? En ze zitten er nòg!

Ik moet er maar niet teveel aan denken.

Het was dus een offerplaats voor kinderen.

In Psalm 106:37,38 wordt dat helemaal uitgewerkt.

 Daar staat: zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze geesten, ook vergoten zij onschuldig bloed, het bloed van hun zonen en dochters, die zij offerden aan de afgoden van Kanaän’. Allemaal kinderoffers.

Dat is toch zó duivels. Ongelofelijk.

Ik las in een boekje dat iemand die zwaar depressief is niet het vermogen heeft om van wàt dan ook te genieten.

Ik ken dat zelf ook wel, en verschillenden van jullie ook wel. Je kunt niet meer genieten. Dan sta je dus zwaar onder druk.

Maar goed, wat denk je wat er met die kinderen gebeurd is? Denk eens aan bepaalde psychiatrische patiënten; hoe die leven, waarvan jij zegt: ‘Ach, dat is toch helemaal geen leven’.

Een psychiater heeft eens gezegd: ‘ik heb één patiënt, die denkt dat hij al dood is’. Dan denk ik: ‘die heeft meer inzicht dan een levende, en hij heeft nog gelijk ook’. Maar hij dacht dat hij al dood was.

Afschuwelijk hè? Wat een bestaan.

Een uitspraak van de Dalai Lama: Tibet? Dat is de hel! En hij heeft gelijk. Wat een angst; wat een dood en verderf wordt daar rondom gezaaid.

Denk eens aan al die angstige kinderen, die zoveel hebben meegemaakt, en vermoord zijn, al die mensen. Het zijn er teveel om op te noemen. Eeuw na eeuw is dat gedaan. Paulus vat dat samen door te zeggen: ‘de hele schepping zucht en kreunt in al haar delen’. De héle schep-ping, dus niet alleen de aarde, maar ook het dodenrijk. Ze zitten daar te zuchten en te kreunen, want daar is geen troost.

Dat prikkelt mij om steeds harder te zoeken naar het koninkrijk Gods. Dàt prikkelt me. Je bent toch ook over die mensen bewogen?

Als ik soms hoor, het spijt me om te zeggen, maar waar sommige kwesties bij ons in de gemeente over gaan, dan denk ik: ‘waar gáát dit over? Waarom ben je niet bezig met de dingen van je Vader? Dàt is interessant!  Dàt zet zoden aan de dijk!

Wees toch onverstoorbaar en laat je niet hinderen door de hinderaar op die weg, want hij is constant de boel aan het verhinderen dat jij maar je gedachten-wereld besteedt aan allerlei aardse rotzooi, in plaats van de smalle weg te gaan die Jezus bedoelt. Zó, dat is er uit!

Maar wat mensen elkaar niet kunnen áándoen….

Er is geen diersoort die zó wreed is voor hun soortgenoten als de mens. Heb je die uitspraak wel eens gelezen? De meest verfijnde martel-methoden hebben ze.

Toen heeft ene meneer Sartre, een Franse fylosoof, een boek geschreven met als titel: ‘De hel? Dat zijn de anderen’. En ik snap hem nou. Wat mensen elkaar áán kunnen doen. Zó bang gemaakt.

De hel, de poel des vuurs.

Weet je voor wie die is? Voor de duivel en zijn engelen, Matth. 25:41. En als je het niet gelooft, dan heb ik nog een oude wijze man, meneer Henoch, die met God wandelde, die een boek heeft geschreven, en dat is een apocrief boek, maar er staat heel veel in. Want hij heeft allemaal visioenen, met sommigen kan ik niets mee, maar bij anderen denk ik: hé…!

En hij zegt: ‘Wat is dat een verschrikkelijke plek waar ik naar kijk. Een groot vuur dat brandend oplaait, kloven en zuilen van vuur en een bende. En één van de heilige engelen zegt tegen mij: ‘Henoch, waarom kijk je zo benauwd jongen?’ En Henoch zegt dan: ‘Nou, ik wil graag weten wat dit is’. Dan zegt de engel: ‘Deze plaats is de gevangenis van de engelen en daar zullen ze voor eeuwig vastgehouden worden’.

En dat zijn de boze engelen. Dáár is dus de hel voor. En wat is dan de hel? Een concentratie van boze geesten. Daarom kan iemand helse pijnen hebben, terwijl hij op aarde is.

En ga eens naar Centraal Afrika, daar leven ze dag en nacht in een hel.

Dan mopperen wij een keer over honden-poep….ja, het is wat?

Maar die gaan uiteindelijk naar de hel; die is bereid voor de duivel en zijn engelen. En weet je wie er ook in verdwijnt? De dood! Goed onthouden. De dood zelf gaat een keer naar de hel. Dat staat aan het eind van Openbaringen. En het hele dodenrijk gaat ook een keer naar de hel, en een bepaalde categorie mensen, die wordt samengevat onder het kopje: ‘de valse profeet’. Maar dat is een ander verhaal. Het gaat hier dus om een uiterste concentratie van alle boze geesten en alle ellendelingen bij elkaar.

Ik ben met Jezus opgestaan. Jezus heeft een strijd geleverd op leven en dood. Maar wat is nou opstaan uit de doden? Dat betekent gewoon: ‘tussen de doden uit’.

Laat ik maar eens een beeld gebruiken: alle doden liggen, en jij gaat staan. Dat heb je al gedaan toen je dit evangelie aannam. Jij stond op tussen de doden uit. Waar is Jezus nou opgestaan? Op de bodem van het dodenrijk. Hij is niet naar de hel geweest, hij is dus niet neder-gedaald ter helle…., maar Hij is in het dodenrijk opgestaan. Zo diep heeft Hij gezeten. En als je dus opstaat tussen de doden uit, dan is dàt de exodus! Een ander woord is uittocht, maar een nog mooier woord is ‘uitweg’. Aha, dàt is een uitweg.

Eerst sta je geestelijk op, je ziel volgt en je lichaam komt. En Paulus praat altijd over die cyclus, daar moet je maar eens op letten. Haast in al zijn brieven jaagt hij naar zijn doel. En wat is dat nou? Hij zegt: ‘de onsterfelijkheid van m’n lijf’.

Als dàt onsterfelijk is geworden, dus ik sterf niet zoals een gewoon mens sterft, maar ik verander, dan heb ik het einddoel bereikt. In haast al z’n brieven tipt hij dit aan. Dan wordt alles nl. eeuwig. Eeuwig levend.

Want wie opnieuw is geboren, heeft al een geestelijk lichaam, dat hebben wij hier allemaal, want na je wedergeboorte begint er ook een geestelijk lichaam te groeien. Dus twee lichamen, één dat ik zie en één dat ik niet zie. En dat groeit. Dat staat allemaal uitvoerig beschreven in

1 Cor.15:20-49

En aan het eind van het 1000-jarig rijk staan alle doden op. Wie roept ze er uit?

Dat doen wij! Wij zijn echt niet meer bang.

Dus je roept ze allemaal op, de groten en de kleinen. Met de groten worden de kleinen bedoeld, en met de kleinen worden de groten bedoeld. Kun je me volgen?

Wat op aarde onaanzienlijk is, die noem ik groot; en wat op aarde geweldig is…..

Wat hoog is bij mensen….dàt zijn de kleinen.

En dan komen de goede en de slechte mensen. De goede mensen, de mis-maakten, de getraumatiseerden en de kapot geslagenen, en die amper meer leven kunnen;

die zóveel hebben meegemaakt, die staan op ten leven; dat staat er duidelijk hoor; en de anderen staan op ter oordeel: ‘Vertel maar eens’…..

En wij mogen uitmaken, maar dan ben je wel bevoegd. Dan worden wij richters.

Er staat nog een heel mooi stuk in Mattheüs over de opstanding, maar daar kan ik een preek van maken. Ik sla dat nu over.

Wie was de eerste die in de opstanding geloofde? Dat was God Zelf. Ja ja, Hij was de eerste die in de opstanding geloofde. Want het ging dood, en daar moest iets tegenover staan.

De tweede was Henoch; want wat zegt de schrijver van de Hebreeënbrief in hoofdstsuk 11:5: ‘Door het geloof is Henoch weggenomen’.

Hij zei dus: ‘ik word wel weggenomen; ‘zodat hij de dood niet zag’. Zó! Had die man een geloof of had hij een geloof in de opstanding! En het leven was bij hem sterker.

De derde die er in geloofde was Abraham. Hij had ook geen boekjes en geen predikers, want van zijn geloof wordt gezegd in Hebr. 11:18,19: ‘hij heeft overwogen dat God bij machte was Izaäk uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken terug gekregen’.

Abraham heeft dat dus overwogen; je zal toch zo iemand hebben die zegt: ‘Ja, als mijn zoon dood moet, dan moet daar iets tegenover staan’. Want op die zoon rust een belofte. En daarom is Izaäk een schitterend voorbeeld van Jezus.

En Mozes geloofde er in, er is van hem nooit een graf gevonden; dat scheelt je een pelgrimstocht…..

Ook Elia is nooit gevonden, nooit begraven; en uitgerekend die twee verschijnen bij Jezus op de berg der verheerlijking.

Nou nog één stukje uit Matth. 27, want daar staat iets héél merkwaardigs.

Vers 59: ‘Toen beval Pilatus het lichaam aan Jozef te geven (rijke kerel hoor, die Jozef), en Jozef nam het lichaam, wikkelde het in zuiver linnen en legde het in een nieuw graf’.

De volgende tekst is Marcus 15:46.

‘Hij schonk het lichaam aan Jozef, deze kocht gloednieuw linnen, nam Hem af van het kruis, en wikkelde Hem in linnen’.

Dit staat er dus twee keer.

Nu pak je Joh. 11:44, dat gaat over de opwekking van Lazarus, en daar staat dat Jezus zegt: ‘Lazarus, kom er uit!’ Waaruit? Uit het dodenrijk hè? Want daar zat hij. Dus Jezus riep verder dan het graf.

‘Kom naar buiten, en de gestorvene kwam naar buiten’, en wat staat er dan? ‘de voeten en handen gebonden met graf-doeken’. Hoe komt die vent er uit, zou je zeggen, en nog een zweetdoek om het hoofd,  hij moet dan wel zo’n beetje waggelend er uit gekomen zijn, want hij was vastgebonden….

Maar nu verder, ook bij Jezus. Joh. 20:3-7.

Daar staat iets merkwaardigs.

‘Petrus ging op weg, en ook de andere discipel, dat was Johannes, ze begaven zich naar het graf; en die twee liepen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, en zich voorover buigend, zag hij de linnen windsels liggen, hij ging niet naar binnen. Simon Petrus kwam ook bij hem en ging het graf binnen en zag de windsels liggen en de zweetdoek opgerold’.

Toen geloofden ze al dat hij opgestaan was. Hoe kan dat? Heeft Jezus Zichzelf los gewikkeld op zo? Z’n handen en voeten waren gebonden; hoe stel je je dat voor? Dat Hij wakker werd in al dat linnen?

Ze zagen de windsels en toen zeiden ze: ‘Hij is opgestaan!’ Hoe kan dat nou; als je de windsels ziet liggen. Het had een ander kunnen doen, het lijk kunnen jatten of zo.

Het lag daar als een soort cocon waar niemand in zat. Misschien was die cocon ook een beetje ingezakt, want het was ook bewerkt met zalven, met mirre en olie e.d.

Sommigen zeggen zelfs dat het zo sterk bewerkt is met een bepaald soort mastiek, dat het hard wordt.

Maar daarin is Hij niet wakker geworden. Want Zijn verheerlijkte lichaam kon elke gedaante aannemen wat Hij ook maar wou. Later staat er ook dat Hij verscheen in een andere gedaante. Soms in z’n oude gedaante, met die wonden; dat deed Hij voor Thomas.

En dan weer bij de Emmaüsgangers die Hem ook niet herkenden. Hij had een ander stemgeluid en ik vind dit een schitterend beeld van: ‘waar is Jezus, hoe stel je je Jezus voor?’

Dan denk ik: ‘kijk naar je broers en je zusters en in al die gedaanten openbaart zich de Christus. Dàt is de opstanding.

Er zijn mensen die zeggen: Jezus is niet lichamelijk opgestaan. Oh, maar wel met Zijn verheerlijkte lichaam, en Hij kon sterfelijke lichamen aannemen als Hij dat wou. Zichtbaar of onzichtbaar.

Want bij de hemelvaart stond Hij daar gewoon in een sterfelijk lichaam, denk ik, dat moet haast wel. Er staan een paar mannen bij Hem, en die twee mannen spelen ook een rol bij het graf. Ik denk dat dat Mozes en Elia geweest zijn. Het is best de moeite waard om daar eens over door te denken. Het oude en het nieuwe horen bij elkaar.

En toen Jezus dus opsteeg hebben alle rechtvaardigen Hem feestelijk ingehaald, dat heet dan ‘wolk’.

Ik wil maar zeggen: als jouw ziel opstaat, tot leven komt, dan is dat jouw eigenste, mooie zelf. Al is het nòg zo toegetakeld en heb je soms nog diepe wonden; maar ze komen allemaal tot leven, echt waar.

Jouw mooie karakter, en je wil, worden ook weer helemaal nieuw. Dat je niet zegt: ’wat wil ik nou eigenlijk?’ Het is zo mooi om te zeggen: ‘wat wil ik nou eigenlijk?’ Dat je verstand zo verlicht wordt, je hoeft niet intelligent te worden. Er zijn sommige mensen die verschrikkelijk dom zijn, dat is erg hoor. Dan hangt er een deken over iemands verstand.

Ik heb het één keer meegemaakt van een jongen die op een LTS zat, hij had altijd slechte cijfers. Hij is toen bevrijd, er zat a.h.w. een deken over z’n verstand, en daarna haalde hij altijd voldoendes. Je zou kunnen spreken over een geest van domheid, maar die geest kon allang weg zijn, maar die had z’n werk over die jongen gelegd en z’n hele leven was die jongen dom. En dat gebeurt bij zoveel mensen.

Je verstand wordt verlicht, en wat denk je van je geweten? Hoe zuiver dat wordt? Dat luistert steeds nauwer, leuk is dat hè?’

En je gevoelsleven? Wat heeft dat veel schoppen gehad, en is een rare kant uitgebogen.

Weet jij veel wat er met je is gebeurd? Maar je zit wel met de brokken. Die brokken worden weer bijeen gevoegd.

En je beoordelingsvermogen? Waarop grond jij je beoordelingsvermogen? Als het zuiver is, dan kun jij aan het eind van het duizendjarig rijk dat zuivere beoordelings-vermogen toepassen.

Dan kun je de uitspraak van Jezus beamen die gezegd heeft:  ‘waarom oordeel je niet uit jezelf wat goed is?’

Mooi is dat hè? Dát kan dan!

Ik maak al jouw dingen nieuw! Jouw dingen!

 

Centrale Bijbelstudie d.d. 15-4-2009/Duurt Sikkens

 

 

Oordeel niet (Duurt 06-05-2012)

Oordeel niet!

 

Een bekend verhaal uit Joh. 8:2-11.

’s Morgens vroeg was Hij weer aanwezig in de tempel, en al het volk kwam tot Hem en Hij zette Zich neer en leerde hen.

En de schriftgeleerden en de farizeeën brachten een vrouw op overspel betrapt, en ze stelden haar in het midden en zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel, en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulke te stenigen. Gij dan, wat zegt Gij? En dit zeiden ze om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zei tegen hen: Wie van jullie zonder zonde is, werpe het eerste een steen naar haar. En weer bukte Hij neer en schreef op de grond. Maar toen ze dit hoorden, gingen ze één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden. En Jezus richtte Zich op en zei tegen haar: vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand je veroordeeld? En ze zei: niemand, Heer. En Jezus zei: Ik veroor-deel je ook niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!

 

Ja, in de tempel was Hij haast altijd te vinden. En daar komen een hoop mensen die graag uitleg willen hebben van deze leraar.

Wij hebben nu de heilige Geest als Leraar in deze tempel. Zo eenvoudig is het. Want dat is onze Leraar. En die legt ons van alles uit. Vooral de bedoeling van de Schrift.

Jezus zit daar rustig les te geven, maar ze braken gewoon in, en Zijn les wordt botweg onderbroken.

En dan staat er in vers 3: Ja, we hebben een vrouw betrapt op overspel.

Dan denk ik: wie heeft dat dan gedaan? Heeft er iemand staan loeren en gluren, en is toen direct naar de farizeeërs gehold: ‘ik heb een vrouw op overspel betrapt…’.

Nou, lekkere jongen…., direct verder vertellen als je de zonden van een ander ziet… Dat is gevaarlijk hoor. Dat moet je nooit doen.

Die vrouw is betrapt, dus heeft iemand zitten kijken, zitten gluren, zitten loeren. Misschien was het zelfs wel een farizeeër.

1 Joh. 5:16:

Als iemand z’n broer ziet zondigen, een zonde niet tot de dood…

Dus jij ziet iemand zondigen, je hebt het niet van horen zeggen. Al die verhalen over anderen, wat ze uitgevreten hebben.

Nee, jij moet het zèlf zien, zien zondigen. En wat doe jij er mee? Je stapt op diegene af die gezondigd heeft, en je zegt: ‘dat gaat niet helemaal goed hè?’

Dan moet hij bidden (met die ander), en God zal hem (die gezondigd heeft) het leven geven.

Dat is dus een hele andere benaderings-wijze. Stap er maar op af en praat er over. En zullen we samen bidden? Dan krijg je het leven weer terug.

…die zondigen niet tot de dood.

Een zonde tot de dood is een zonde tegen de heilige Geest, maar dat is een heel ander verhaal. Daar moet je niet voor vragen, want dat werkt toch niet.

Een zonde tegen de heilige Geest is: dat je bewust de dingen Gods toeschrijft aan de duivel en andersom.

We gaan weer terug naar Johannes 8.

Dan sleuren ze die vrouw naar het midden toe. Hoe zal die vrouw zich gevoeld hebben zeg….Natuurlijk, ze zondigde, maar al die harde koppen om haar heen… Want ze had gezondigd èn ze was betrapt. Maar waarom nou alleen die vrouw?  Waarom nooit die vent? Waarom wordt dié niet naar het midden gesleept?

Wat is overspel?

Matth. 5:28: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.

Dat geldt ook voor mannen, hoor.

Dus je kijkt naar iemand, en je begeert die persoon, dan heb je al overspel gepleegd. Met je ogen? Nee, met je ziel! Want een mens zondigt met z’n ziel. Dáár speelt zich de zonde af, èn de gerechtigheid. Dus het is maar hóe je kijkt.

Hoe kijk je? En zondig niet!

Joh. 8: 4b: En zij zeiden: deze vrouw is betrapt op overspel en Mozes heeft gezegd: stenigen dat mens! Dan zoek je dat op in Deuteronomium, en daar staat:

Man èn vrouw moeten gestenigd worden.

Allebei! En niet alleen die vrouw.

Wat is dat toch, dat de vrouw altijd de schuld krijgt van overspel, en niet die man!

Tja, mannetjes hè? Haantjes.

Vrouwen zijn altijd de klos wat dat betreft, dus stenigen!

En dan bukt Jezus weer, vers 6, en dan schrijft Hij in de aarde, op de grond.

Dus Jezus bukt zich…, de mensen die les van Hem kregen, gaan maar in een kring staan, de farizeeërs hier en de schrift-geleerden daar…; en dan gaat Jezus Zich bukken en begint op de grond te schrijven. Wat zou Hij nou geschreven hebben?

Dan vind je in Jer. 17:13: Allen die U verlaten, zullen beschaamd worden; wie afwijken, zullen in de aarde geschreven worden, omdat ze de bron van levend water, de Heer, verlieten.

Dus de afwijkenden, de zondigen, worden in de aarde geschreven, en dát deed Jezus.

Wat schreef Hij daar? De mensen die afweken. Wie weken er nou af? Dat waren de farizeeërs, die weken af. Die hebben het levend water verlaten. Er kwam echt geen levend water vanuit hun mond hoor.

Beslist niet!

Er gingen veroordelingen van uit.

Wees blij, zegt Jezus, dat jullie namen staan opgeschreven in de hemel.

Wij staan in het Boek des Levens, het Boek van het Lam. Daar staat je naam. En dat is jouw innerlijke naam. Je wezen!

Vers 7: Nou, zegt Jezus, als je zonder zonde bent, gooi dan maar!

Ga maar gooien als je zonder zonde bent. Daar raakte Hij de gevoelige plek.

De enige die zonder zonde was, dat was Jezus Zelf, en Die schreef, Hij gooide niet.

Er zit een grondwet in deze houding dat barmhartigheid het wint van elk oordeel!

Al zie je iemand zondigen…, laat dan de barmhartigheid spreken. Dat is prachtig!

Dan hou je het ook binnen de perken.

Trouwens, in Nederland gooien ze niet met stenen, dat is hier zo’n beetje afgeschaft, maar wij gooien wel met woorden, en die kunnen raak zijn en doel treffen tegen je kop aan, dat geeft dan een diepe wond.

Wat vroeger eens tegen je is gezegd, misschien door de schoolmeester, of een ouder…, en dat is zó hard aangekomen, dat je daar nu nog het litteken van hebt. Misschien doet het geen pijn meer, maar het heeft je wel heel erg geraakt.

Dat herinner ik me wel: ‘het wordt met jou helemaal niks joh’. En: ‘wat stel jij nou voor?’ Zulke dingetjes.

Oordelen in die richting, die jou kleineren en die je verwonden.

Waarom zijn zoveel jongeren moeilijk opvoedbaar? Ik heb er tot m’n strot in gezeten. Als je de dossiers las, dan zag je altijd dat er in het begin iets fout is gegaan tussen de ouders, waar zij het slachtoffer van werden. Voor 99% was er sprake van echtscheiding.

Als ouders gaan scheiden, dan scheurt er ook wat in een kind. En anderen maar weer partij kiezen, een heel gedoe.

Woorden kunnen heel veel uitrichten, negatief, maar ook positief natuurlijk.

Jezus bukte Zich weer en schreef op de grond. Hij schrijft weer die namen op.

En dan staat er iets merkwaardigs in vers 9, dat staat nl. niet in de Bijbel, maar wel in de grondtekst, en ook in de Naardense Bijbel en de Statenvertaling.

Daar staat: Toen zij dit hoorden, van hun geweten overtuigd zijnde, gingen ze één voor één weg.

Een andere vertaling zegt: toen hun geweten hen berispt had…

Dus zij hoorden Jezus dat zeggen: Als je zonder zonde bent…, gooi maar!

En toen ging hun geweten spreken. Dat is toch geweldig! Want geweten betekent: weten; en dat heeft een dier niet. Maar een mens weet iets héél diep. Dat zit er al in vanaf de geboorte. Gewetensopvoeding is nl. ook heel belangrijk.

Weten is de dialoog tussen ziel en geest.

Afwegen, en dan ‘weten’. Dit is goed…, en dat is niet goed.

De oorspronkelijke betekenis van het woord ‘geweten’ in het Grieks en in het Latijn is: samen weten.

En je kan het ook nog toetsen aan het geweten van een ander.

In hun geweten overtuigd zijnde…

Dus die gasten kijken elkaar eens aan: ‘tja, zonder zonden…, daar zeg je wat…

Nou nee, ik ben niet helemaal zonder zonde…

Tot die conclusie komen ze, want als ze zonder zonde waren geweest, dan waren ze blijven staan.

Zelfs Jezus veroordeelde de farizeeërs niet. Ook dat niet! Hij schreef hun naam in het zand. Maar Hij liet hun geweten spreken, dat riep Hij op door die opmerking.

Op de Griekse tempels stond altijd geschreven: ‘Ken uzelf’. Nou, daar kom je een héél eind mee.

Ken je jezelf? Ben je hartstikke eerlijk naar jezelf toe? Of oordeel je nogal makkelijk over anderen.

Op onze tempel staat geschreven: ‘Ken je Vader!’ Dat gaat veel hoger.

Maar ken je jezelf? Ja, daar begint het wel mee.

Want het oordelen over mensen zit heel erg diep ingevreten in de menselijke ziel, zo van: ‘wat vind jij er van?’

Je kan de t.v. niet aanzetten of er wappert weer een microfoon: ‘wat vindt u ervan?’

Of: Wat is uw opinie? En al die opinies en al dat gevind…, de één vindt dit en de ander vindt dat…

Duurt, wat vind je van Jan, en van Piet en van Mina? Moet ik daar wat van vinden?

Er wordt ineens een oordeel gevraagd, wat moet ik daarmee? Geef het niet!

En als je dan kijkt naar een ander…, het verleden kan natuurlijk ook een rol spelen bij die ander.

Ja, wie is dat? Ja, dat is die en die, die heeft vroeger eens gezeten….

Nou, daar gaan we al….

Of: die z’n vader was NSB-er…

Kinderen op school ook. Er zat een jochie in het lokaal te huilen. Ik er heen en vroeg: ‘wat is er joh?’ ‘Nou, omdat m’n broer zo’n rotzak is, krijg ik ook op m’n donder’.

Ja, dat was er één uit een slechte familie.

Getekend en wel; direct oordelen

Etiketten er op plakken, dat zit helemaal niet goed.

Mozes was een moordenaar, hij heeft eens iemand vermoord.

David zette aan tot moord en pleegde overspel.

Gideon heeft het volk verleid tot afgoderij, gigantisch veel.

Simson ging naar de hoeren.

Saul pleegde zelfmoord.

Salomo met ál die vrouwen en ook nog een enorme afgoderij. Tjonge jonge, met die afgoderij had hij het maar druk.

Petrus heeft de Heer verloochend, staat hij nog zo bekend?

Paulus, dreiging en moord blazende tegen de leerlingen der Heren.

Mattheüs was een collaborateur met de vijand.

Speelt het verleden nog een rol als je iemand ziet of niet?

Speelt het nog een rol wat je ervan vindt?

Of wat je van mij weet of zo?

Praat zó over anderen alsof hij er zelf bij staat. Je kan natuurlijk beter mèt hem praten.

Hoe mild praat je over anderen?

Hoe barmhartig ben je? Het oordelen zit zit zó diep!

Het kan over je broers en zusters gaan, over mensen, alles en iedereen, dat is wel verschrikkelijk hoor.

Denk even aan die gelijkenis van het onkruid en de tarwe. Daar is prachtig zaad gezaaid, maar de duvel zaait er iets verkeerds tussen.

Dat zijn kinderen van de boze. Ze noemen zich wel kinderen Gods, maar het zijn kinderen van de boze. En die groeien samen op.

De dienaren hebben dat het eerste door.

Ze zeggen: ‘hé, dat klopt niet’. En ze gaan naar hun Heer toe en zeggen: ‘moet je eens kijken, je hebt toch wel goed zaad gezaaid? Kijk nou eens wat er tussen staat!’ Nou, zegt de Heer, ‘dat heeft een slecht mens gedaan’.

‘Zullen we het er dan tussenuit halen?’

‘Nee, doe maar niet, want anders trek je ook andere dingen mee, laat maar geworden, laat maar opgroeien’.

Al zie je dat het foute boel is, niks zeggen, want dat is belangrijk.

Jezus wist vanaf het begin wie hem verraden zou, maar Hij heeft niks gezegd!

En hij heeft er toch altijd tussen gestaan als Hij les gaf. Heeft Hij Judas nog op een speciale manier aangekeken, of een opmerking gemaakt? Nee, Hij liet hem meegroeien.

Later zei Hij: één van u is een duivel.

Dat is nogal wat, want dat was dus Judas.

Laat maar geworden, blijf barmhartig.

Hoe kijk je naar mensen, dat is de vraag vanochtend.

Hoe kijk je? Ja, zeggen sommigen: ‘met de ogen van God’, nou, hoe kijkt Hij dan?

Of let je op uiterlijk, en dan nog niet eens op uiterlijke verschijning, maar op uiterlijk gedrag.

Iemands gedrag hoort ook bij het uiterlijk.

Ik kan je wel vertellen dat het gedrag niks zegt. Als je een leerling hebt die een vreselijk moeilijk gedrag vertoont, ga er dan eens mee praten, want dat heeft een oorzaak.

Of iemand die totaal niet opvalt, altijd wegduikt achter een ander, dan denk je dat dat een rustige leerling is, maar dat is niet zo; nee, daar is iets mee aan de hand.

Pik die er maar eens een keer uit.

Gedrag zegt zo weinig!

Mooi zingen hier, nou, dat is gedrag, maar meen je het met je hart?

Mooi bidden…, wat moet God met mooie gebeden? Dat zegt toch helemaal niks!

Jezus zegt: Jullie denken dat je verhoord wordt door de veelheid van woorden.

In het Grieks staat er: door het herhalen.

E i n d e l o o s  herhalen…, tot je er bij neervalt. Sommigen vallen er ook echt bij neer. Die vallen in de ‘geest’ van al het geloof en geprijs…

Wat moet je met ‘mooie’ toestanden?

Wat moet je met fraaie woordkeuzes?

Het gaat om het hart! God ziet het hart aan. En wat geeft het dan hóe je het zegt?

Al komt het nog zo ongelukkig uit je strot, God ziet het hart toch aan?

Zo kijk je ook naar elkaar.

In Matth. 7:1,2 staat een uitspraak van Jezus: Oordeel niet, trouwens het oordeel waarmee jij oordeelt, wordt op jezelf toegepast.

En niet in de toekomst, maar dat is nu.

…en met de maat waarmee jij meet, word je zelf ook gemeten.

Nou, als je zo’n maatje hebt waar niemand in past, dan pas je er zelf ook niet in.

Het gemak waarmee jij je kunt verheffen boven een ander, en een oordeel kunt uitspreken. Dat is levensgevaarlijk!

Je ziet de misstanden wel, en de leugen onderscheid je wel, en het verkeerde zie je wel, maar je hoeft het niet te zèggen!

Dan zegt Johannes: toen gingen ze één voor één weg, te beginnen bij de oudsten.

Dus bij hen sprak het geweten het sterkst. Ze zijn tot de slotsom gekomen dat ze niet zonder zonden waren.

En Jezus heeft de hele tijd z’n hoofd naar beneden gehouden hoor. Als je het goed leest, dan lees je dat in het verhaal. Hij kijkt alleen maar op de grond en Hij schrijft maar. Hij wacht gewoon.

En op een bepaald moment heft hij Zijn hoofd op en ziet alleen die vrouw nog liggen, of staan. Ik denk dat ze gelegen heeft, in het midden.

En dan zegt Hij tegen die vrouw: waar zijn ze toch gebleven? Heeft niemand je veroordeeld?

En ze zegt: nee, niemand.

Wat woorden niet kunnen uitrichten als je ze terugkaatst op mensen zèlf! Je zegt dit nou wel, maar wat denk je nou zèlf?

Hoe is het met jou?

Het gemak waarmee je oordeelt, kaats dat eens terug naar jezelf. Tot welke slotsom kom je dan? Heb ik het wel bij het goeie eind? Oordeel niet! Laat alles maar groeien.

En niet weer doen, zegt Jezus.

Eenvoudig hè?

Het zal haar nog wel een poos achtervolgt hebben; en de buren zullen het misschien ook wel levend gehouden hebben; en de farizeeërs misschien ook wel; ‘ja, die hebben we een keer op overspel betrapt’…, dat is niet zo’n beste…..

Als je nou op Jezus wil lijken, en dat wil iedereen, dan moet je niet meer oordelen.

Het is wat om dat helemaal af te leren.

Blijf maar helder en blijf zelf zonder zonden.

En waar je ook niet over moet oordelen, maar dat is een verhaal apart, dat doe ik nu niet, maar dat is het oordeel wat je hebt over jezèlf! Hoe oordeel je over jezelf? Zeg het eens in gedachten.

Wat vind je van jezelf? Ja, goeie vraag.

Moet je anderen vragen wat die van je vinden? Dat is ook een beetje link hè?

En bovendien: heeft hij gelijk of niet? Is het waar? Of zegt hij dat maar om aardig gevonden te worden?

Wat is nou je oordeel over jezelf?

Misschien moet je dan een goeie spiegel hebben om naar jezelf te kijken.

Misschien heb je dat wel eens gedaan, spiegelen.

Ik heb het regelmatig gedaan met iemand die ik volkomen vertrouw. Spiegel mij eens, want mijn spiegel is bewasemd of bevlekt. En vertel het mij: ‘Ik heb dit gedacht en gedaan, wat vind jij daarvan?’

En zo spiegel je, zodat je een helder beeld van jezelf krijgt, dat is heel belangrijk.

Jezus deed dat ook: Wat zeggen de mensen dat Ik ben? Ja, Elia of Johannes..’

En wat zeggen jullie?  Hij spiegelde dus ook.

Dat is een mooie bezigheid, maar dan moet je elkaar wel tot op het bot en in het merg vertrouwen, anders durf ik dat ook niet.

Dus is het belangrijk dat je elkaars vertrouwen wint. Het waait je niet aan, dat win je.

Of stel dat je tot de ontdekking komt dat je een mi-wa-co hebt, een minderwaardig-heidscomplex van hier tot Tokyo.

En dat je alles doet om dat complex te verbergen of weg te drukken, of te compenseren met: ‘ik ben heus wel iemand…, en ik zal m’n best doen…, en ik zal zus en ik zal zo…

Dat zit heel ingewikkeld in elkaar. Maar je hebt een gevoel alsof je minder waard bent. Dan wat? Dan een ander?

Dan heb je jezelf dus steeds vergeleken met een ander. Dat is ook niet zo best. Vergelijken? Nee, je vindt jezelf meer of minder.

Maar een minderwaardigheidsgevoel kan heel diep zitten. En op zo’n lege plek, zo’n gat in je bestaan, nestelt zich graag een boze geest. Die houdt dat levend.

Je wordt daar depressief van als je niet uitkijkt.

Op de tempel van ons staat dus: Ken je Vader! En Jezus zegt ergens in Johannes: Ook de Vader oordeelt niemand.

Dan heb je dus een prachtige God!

Want met de God waarmee ik vroeger ben opgevoed…., nou, Die oordeelde er op los zeg! Maar dat kom je in onze kringen ook nog tegen.

Misschien niet hier, maar in kringen waar ze zeggen: ‘wat zou de Here Jezus er van vinden, van wat jij nu hebt uitgevreten?’

Of: ‘wat zou God daarvan vinden?’ Dat vindt God niet goed hoor!….

Je hebt helemaal geen autoriteit, je sleept God er bij en die moet dan jouw autoriteit bevestigen. Dat is toch vreselijk!

Mijn Vader oordeelt niemand!

Stel dat zo’n knulletje dat kon zeggen tegen z’n ouders, die hem veroordelen…

 

 

 

 

 

 

Ik sluit af met Joh. 12:47.

Als er iemand is die naar Mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, dan oordeel ik hem nóg niet.

Jij bent verantwoordelijk voor wat je hoort en voor het bewaren van het woord.

Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, Ik ben gekomen om te behouden.

Dus als je woorden zó vol van barmhartigheid zijn, dat je er altijd op gericht bent om iemand te behouden, te bewaren, in takt te laten,  dan ben je hartstikke goed bezig. Dan denk je goed na voordat je wat zegt. Dat leer ik ook.

Het is heel eenvoudig wat ik vanochtend heb verteld, maar denk eens na over het oordelen, wat jij ervan vindt, waarop dat is gebaseerd. Waarop stoelt jouw oordeel. Hoe barmhartigheid ben je? Laat maar geworden.

Dan denk ik aan het lied:

Hoe daalt Zijn milde regen op vriend en vijand neer.

Hoe daalt Zijn milde lichtglans op vriend en vijand neer.

Wat is een vijand?

Als iemand mij wijst op een fout, en ik pik dat niet, is die dan mijn vijand?

Nee, dat was een vriend.

Je kan gemakkelijk iemand tot vijand verklaren omdat hij iets bij jou heeft aangetoond wat niet deugt.

Wat is nou een vijand? Vul dat zelf maar in, want je kunt zelf allemaal denken.

 

Duurt Sikkens d.d. 06-05-2012