Ontsluiering van Gods geheim (Duurt 30-09-2012)

Ontsluiering van Gods geheim

 

Ik begin met de woordjes: ‘en toch’.

Toch gaan we maar rustig en onverstoorbaar verder met de ontwikkeling van de boodschap, onze boodschap, van het Koninkrijk der hemelen. Daarvoor zijn we geroepen.

Dat wil ik doen aan de hand van een boekje dat een beetje verwaarloosd is in onze gemeente, nl. het boekje Openbaring.

Er wordt eigenlijk nooit uit gesproken en ik wil er maar eens een inleiding over houden.

Openbaring, in het Grieks staat er: apocalyps. Dat betekent eigenlijk: ontsluiering. Er hangen dus sluiers voor, en het gaat er om dat die sluier weg genomen wordt.

Maar waar hangt die sluier voor? Die hangt voor geheimen.

Het boek is door Johannes opge-schreven en het is gestuurd aan de gemeenten. Er worden zeven gemeenten genoemd, maar dat is natuurlijk de gemeente van alle tijden.

Hij heeft het gehoord van de engel Gabriël, die het hem heeft verteld.

En die engel heeft het van Jezus, want die engel weet ook niets uit zichzelf.

En Jezus wist ook niets uit zichzelf. Jezus heeft het van God ontvangen.

Dus zó zit de trap in elkaar. God, Jezus, Gabriël, Johannes; en nu wij.

En het is geen geschiedenis met allemaal jaartallen. Dat boek kun je niet in de tijd plaatsen. Beslist niet!

Want de komst van het Koninkrijk is niet te berekenen. Dat zegt Jezus zelf.

Het heeft wèl een begin, en het heeft een eind; dat is héél duidelijk.

Het begin is: God is alles in Eén, en het einde is: God is alles in àllen.

Paulus schrijft: Want in Hem woont de ganse volheid van God lichamelijk, dat is nogal wat. Maar er staat nog wat achter: Jullie hebben de volheid verkregen in Hem!

Nou, voordat dat zóver is…, maar we zijn bezig.

Het begin is er dus geweest, en nu zijn wij op weg naar het einde.

Want Openbaring, hoe je er ook over denkt, maar het is wel een troostboek hoor.

Een troostboek. Als je al die visioenen leest dan slaat de schrik je om het hart; maar lees er tussendoor. Lees wat er omheen staat.

Een troostboek, want, en dat is een zilveren spoor in al die ellende daar, wij worden door de liefde van God er doorheen gedragen.

Zie je de handen van God die ons dragen? Want het zijn allemaal beelden van een onzichtbare werkelijkheid die zich afspeelt in de hemel.

Sommige van die beelden worden weer eens wat uitvergroot, of wat duidelijker uitgelegd. Dan komen er allerlei details boven. Maar je kan het ook alleen maar begrijpen als je een hemelburger bent.

Je kan het alleen maar begrijpen als je gewend bent om geestelijk te denken; bezig zijn met de dingen van de Geest.

Want wat voor verklaring je ook opslaat over dat boek Openbaring…; er zijn zoveel mensen die zich daaraan gewaagd hebben, maar ze geven allemaal natuurlijke uitleggingen.

Ik wil wel een voorbeeld geven.

Er is bijv. een ster, die met een enorme vaart uit de hemel valt en verwoes-tingen aanricht op aarde. Nou, zeggen ze, dat is een atoombom….

En er is sprake van sprinkhanen, nou, dat zag Johannes natuurlijk niet goed, maar dat zijn dan helikopters…..

Of het gaat over Jeruzalem, nou, dan kijken ze allemaal naar die stad in het Midden-Oosten, een aards Jeruzalem.

Waar slaat dat nou op? En een aards Babel. Er is sprake van een tempel, nou, dan is dat een aardse tempel die weer herbouwd wordt.

Het is allemaal zo aards.

Neem Sion, nou, ze kijken dan weer naar het Midden-Oosten. Mensen laten zich daar ook begraven; want dan staan ze ook als eerste op als Jezus daar terugkomt.

Het is een zooitje. Allemaal aardse verklaringen. Dat gaat dus nergens meer over.

Het gaat over een hémels Jeruzalem, en dat zijn wij o.a.

Het gaat over een geestelijke tempel, dat is een tempel in de geest met levende stenen.

Het gaat ook over een geestelijk Babylon. En dat is een geheim.

Eigenlijk gaat het in dit boek over twee geheimen die ontsluierd worden:

– de ontwikkeling van de ware kerk en

– de ontwikkeling van de valse kerk.

Die twee ontwikkelingen, dat is geheim.

De ware kerk is maar een kleintje en de valse kerk…., nou, dat wordt een joekel van een kerk.

Wéreldwijde opwekking…; en de eerste stenen, en de eerste beginselen daarvoor, zijn al gelegd, en die worden al gelegd.

Een wereldwijde ontwikkeling.

Het is dus de ontwikkeling van de Christus, en de ontwikkeling van de antichristus. Die twee!

Het is de ontwikkeling van de boom des levens, dat wordt een bos; of de ontwikkeling van de boom des doods. Dat wordt een bos des doods.

Geestelijke dood of geestelijk leven.

Die twee staan tegenover elkaar.

Dat zijn de geheimen die in dit boek worden ontsluierd.

Het is zó goed om daar gewoon inzicht in te krijgen zodat je niet voor verras-singen komt te staan.

Paulus spreekt heel veel over het geheim van de Christus dat zich in de gemeente ontwikkelt.

Al zijn brieven zijn ermee doorspekt.

Het geheim van de Christus in ons!

Dàt is het! Dat is het hele geheim waar God al voor de grondlegging der wereld aan bezig was, en waar Hij z’n hele leven al mee bezig is.

De ontwikkeling van Hemzelf in ons, zodat Hij alles in allen kan wórden.

Het geheim van God. Dat staat in Openbaring 10:7.

Op het moment dat de zevende engel zijn bazuin zal laten klinken, zal Gods geheim werkelijkheid worden, zoals hij zijn dienaren, de profeten, heeft beloofd.

Zo’n simpel zinnetje: Gods geheim.

En wat is Zijn geheim? De ontwikkeling en de wording van de Christus in ons!

In één zinnetje is het gezegd.

En in Openbaring 10:3 wordt gesproken over donderslagen en stemmen; en Johannes hoort dat.

Hij hoort die donderslagen, en hij hoort die stemmen wat zeggen.

Hij heeft die stemmen beluisterd en wil het opschrijven. Maar dan hoort hij een andere stem die zegt: Schrijf het maar niet op; houdt het maar geheim.

Dat kreeg Daniël ook te horen aan het eind van z’n leven. Hij hóórde dingen en zàg dingen en stond te trillen op z’n benen, en dacht toen: wat moet ik hier allemaal mee? Dan klinkt er een stem die zegt: verzegel het maar, het slaat op het eind.

En die stemmen hebben wij ook nog niet gehoord.

Johannes weet het, die engel weet het, God weet het, Jezus weet het, maar wij weten het geheim nog niet. Dus daar is het zoeken naar. Wat is er gezegd? Hoe komt God met Zijn geheim tot volheid?

Het staat er achter. Een klein stukje van die sluier dat Gods geheim werkelijkheid wordt: zoals Hij zijn profeten heeft beloofd.

God heeft over dat geheim gesproken aan de profeten.

Er staat ergens in de Bijbel dat God geen ding doet, of Hij maakt het Zijn profeten bekend. Dus het is zaak om goed te profeteren.

Het wordt geopenbaard in degenen die Hem lief zijn. Dus door de profetie.

Het woord dat verkondigd wordt, gewoon hier; de hemelse boodschap, èn de profetiëen in de gemeente zullen eens het geheim openbaren.

Woord en Geest, die twee zijn onver-brekelijk met elkaar verbonden.

De ontwikkeling van die 2 geheimen gaat gelijk op. En, ik moet wel zeggen, ze lijken bedrieglijk veel op elkaar.

Maar daar heb ik het de vorige keer over gehad over de gelijkenis van het onkruid en de tarwe.

Ze lijken ongelooflijk veel op elkaar! Dat is niet te geloven!

Alleen komt het onkruid als eerste op.

De antichrist openbaart zich het eerst. Maar hij noemt zich de christus hoor! Hij noemt zichzelf echt geen antichrist. Jezus zegt: dat zijn valse christussen.

Het zijn wel allebei parousia’s, dat woord wordt gebruikt.

Wij hebben het over de parousia van Christus; maar dàt is de parousia van de zoon des verderfs.

Die staan lijnrecht tegenover elkaar, maar hun taal lijkt erg veel op elkaar. Dat is eigenlijk niet te onderscheiden.

Het verderf openbaart zich het eerst, want de parousia ontwikkelt zich in de mens; zowel van de Christus als de antichristus. In de mens!

En het verderf openbaart zich eerst in de mens in wie de grote leugen gestalte krijgt. Want wat zegt hij: als God willen zijn. Nou, wat lijkt dat veel op ons evangelie. Als God willen zijn. De vraag is dan: welke God? Wat voor een Godsbeeld heb je?

En Openbaring spreekt erover, maar de hele aarde, en dat zijn veel mensen hoor, gaat er achteraan.

De héle aarde! T.v.’s staan er bol van.

Een wereldwijde opwekkingsbeweging. En dansen en zingen…, het is geweldig…

En dat doen ze dan in de naam van Jezus.

Dan mag je de vraag stellen: welke Jezus?  Want Paulus zegt tegen de Corinthiërs: Als er hier een andere Jezus verteld wordt dan ik vertel, dan geloven jullie dat direct…..

Als er een andere geest gepredikt wordt dan wat ik gedaan heb, dan nemen jullie dat onmiddellijk aan…

Dus je hebt andere Jezussen, en andere geesten! Maar hij noemt zich: heilige geest. Dat is het verderfelijke. Je kan dat onderscheid alleen maar hebben als je geestelijk denkt. Als je onderscheid hebt in de geestelijke wereld.

Een valse en een echte; een valse is namelijk nèt echt. Pseudo is nèt echt. Is eigenlijk niet te onderscheiden.

Openbaring 13:11. Ik pak er zomaar een tekst uit, jullie hebben het allemaal wel eens gelezen dat er een enorm beest uit de zee komt, die wordt opgeroepen door de duivel. Hij roept een beest op, een monsterachtig reptiel, met allemaal koppen en kronen en namen van Godslastering; die roept hij op uit de zee.

Dat beest komt dus uit de zee en hij begeeft zich aan land.

En in Openbaring 13 staat: Toen zag ik een tweede beest dat opkwam uit de aarde. Dat is een mens! Of mensen. Maar dat is een mens.

En wat gebeurt er nou? Dat beest uit de aarde, die mens, laat zich totaal inspireren door dat beest uit de zee, en hij noemt die geest: heilige geest.

Daar wordt hij mee gedoopt.

Alle krachten van die geest, dat monster, beginnen zich te manifesteren in die mens uit de aarde. Dus wat doet hij?  Enorme wonderen en tekenen.

Misschien gaat hij ook wel zweven of zo….; de gekste dingen, iedereen kijkt.

Want hij laat, zegt Paulus, aan zich zien dat hij God is. Hij showt, en dat is het grote verschil met de mensen van de ware kerk.

Hij showt! Kijk eens wat wij kunnen!

Kijk eens wat hier gebeurt. Geweldig. Kom jongens, er heen, er naar toe…!

Dit is nog nooit vertoond….

Dus het beest uit de aarde wordt één met het beest uit de zee.

Dat is nou de tegenhanger van de heilige Geest.

Er staat dat hij twee horens had. En er staat achter: als het lam. En het lam is onze Heer!

Dus wat lijkt hij er veel op! Hij lijkt zó veel op onze Heer zo te zien; en twee horens. Ik vertaal het maar met woord en geest. Daar zit kracht achter.

En wij hebben het ook altijd over Woord en Geest.

Het is zijn woord tegenover ons Woord, en zijn geest tegenover onze Geest.

Het woord is de boodschap en het is de geest die daar kracht aan verleent.

Dus precies hetzelfde.

Maar nou staat er nóg wat achter: Hij sprak als de draak. En hoe spreekt de draak, de oude slang?

Hoe spreekt hij? Nou, móóóiiii…., prachtige woorden…., niet te geloven.

Ja, want de slang is het listigste dier van het veld. De mensen worden allemaal betoverd door die draak.

Ze worden betoverd door die slang.

En wat zegt hij? Het is de oudste leugen die er op aarde bestaat. De eerste woorden van de slang bestaan uit drie delen: Als je daar van eet, zul je niet sterven, je ogen zullen geopend worden, en je zult als God zijn.

Nou, dat wil iedereen wel. Je kijkt naar die vruchten en je begeert ze om daardoor verstandig te worden, zegt Eva.

Niet sterven is toch prachtig? Dat vertellen wij nl. ook, als je van de boom des Levens eet.

Je ogen zullen geopend worden. Ja, onze ogen zijn ook geopend.

En je zult als God zijn. Nou! Staat er niet in de Schrift: jullie zijn goden? Ja, nou dan.

Er staat nog één stukje achter: kennende goed en kwaad. En daar zit het venijn. Want goed en kwaad gaat niet samen. Het is kwaad.

Maar ja, een aards mens heeft dat onderscheid niet, die ziet dat niet.

Ze tuinen er allemaal in. En het gevolg is dat de mensen die gruwelijke geest gaan aanbidden. Allemaal staan, handen omhoog, vanwege de grote wonderen en tekenen die dat beest doet.

De grootste atheïst valt in aanbidding neer; dit is nog nooit vertoond…

Zulke machtige dingen, halleluja!  Groot is de heer…, de kreten zijn niet van de lucht.

In Daniël 8:12 staat: Al wat hij onderneemt gelukt. Hij is bedreven in raadselen. Een monster.

Uiteindelijk wordt de ware kerk, dat kleine groepje ware christenen die dit zien en zich afwenden, vervolgd.

Ja, die worden vervolgd!

Hun namen staan nl. opgetekend in het boek van het Lam. En dat zijn er op dat moment niet zoveel. Maar ze worden vervolgd hoor. Wij!

We hebben dus, zo wordt de heilige Geest ook genoemd, de Geest van openbaring gekregen.

We hebben dus de Geest gekregen zodat je de ontsluiering kan snappen.

De Geest van openbaring.

Ik wil maar zeggen: laten we ons maar uitstrekken naar de ontwikkeling van de Christus in ons. En onze oren en ogen goed openhouden, om te onder-scheiden wat van de Vader afkomstig is, òf van de vader der leugen.

Die beiden ontwikkelen zich.

Goed luisteren naar wat de Geest zegt in de gemeente; niet eindeloos met jezelf bezig zijn. Dat is ook nog een punt. Met de dingen van de aarde: jouw huisje, jouw boompje…..

Het gaat om het geestelijke huis, en jouw geestelijke boom, want dàt ben jij.

Het gaat niet om het cultiveren van de kastanje, maar het gaat om de boom die er uit voortkomt.

Waar ben je mee bezig?

Met die kastanje, of met die geweldige, prachtige boom, die daaruit voortkomt.

Welk leven heb je afgelegd en welk leven heb je omarmd?

Wees alsjeblieft in de hemel bezig, want de Vader zal je echt onder-steunen hoor! Door de verdrukking heen. Door de nacht die over de aarde valt, blijft Hij ons Licht, zal Hij ons dragen.

En uitkijken naar de voleinding van de verborgenheid van God. Dat maakt Hij bekend aan z’n profeten.

Er staat geschreven: Want we hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam. Dat is een juridische term.

We hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis.

Er staat nog wat achter: en zij hebben hun leven niet liefgehad.

Hùn leven, de kastanje, niet liefgehad tot in de dood.

Nog één tekst, Hand. 20:24.

Paulus is op doorreis en zegt dan: ik heb geen tijd om naar Efeze te gaan, roep de oudsten hier maar even heen.

Die oudsten komen dus allemaal, en Paulus begint een heel verhaal tegen hen. Hij zegt: ik heb drie jaar hartstikke veel gewerkt bij jullie in de gemeente, maar ik heb nou geen tijd om te komen, maar ik ga nu afscheid nemen; ik word door de heilige Geest gestuurd waarheen ik me laat sturen.

En dan zegt hij: er wachten mij verdrukking en boeien. De toekomst ziet er voor mij niet zo geweldig uit.

Verdrukking en boeien.

Misschien is er wel eentje die (heel vroom) gezegd heeft: nou.., daar houdt de Heer z’n hand wel op…..

Nee hoor. Verdrukking en boeien staan mij te wachten.

Maar, zegt hij, ik heb een andere waar-schuwing voor jullie: uit jullie midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen leren. Het zijn grimmige wolven. Dat zag Paulus van tevoren aankomen.

Uit je eigen midden komen lui die verkeerde leringen vertellen. Dat is wat! Dat is verschrikkelijk.

Dan staat er ineens:  Ik hecht echter niet de minste waarde aan het behoud van mijn leven.

Daar moet je eens over nadenken.

In de NBG staat dat nog helderder, daar zegt Paulus: Ik tel mijn leven niet en ik acht het niet kostbaar voor mijzelf. 

Zóó, moet je nagaan. Dat moet je eens hardop zeggen, voor jezelf.

Paulus heeft het dus niet over de kastanje, maar hij heeft het over de boom die daaruit voort gekomen is. Hij heeft het over het leven als Christen. De Christus in hem! Waar hij altijd op hamerde, maar hij zegt: als ik m’n loopbaan maar teneinde mag brengen, en de bediening die ik van de Here Jezus ontvangen heb, om het evangelie, de genade Gods, te betuigen.

Daar gaat het mij om, zegt hij, ik tel mijn leven niet.

Wat een uitspraak hè? Ik acht het niet kostbaar.

Dan heeft hij zijn kostbaarheid elders vandaan.

Laten we dus bezig zijn met dié dingen in de hemel, en God zal je er doorheen dragen; wat Corrie ook zei: geef Me je hand, en je geeft Hem je hand en je komt er samen dóór!

Hou die Hand goed vast; Hij houdt jou goed vast.

 

Na zingen van een lied over de hemelse gewesten gaat Duurt nog even verder:

 

Dus in de hemelse gewesten, in die gebieden, in die regionen van veel duisternis en veel licht en vermenging daarvan. Dàt is onze plaats. Dáár zijn we bezig.

En als je nou zingt: ik wil Hem loven, ik wil Hem loven….., ik moet er niet aan denken dat ik m’n keel schor moet schreeuwen met dat eindeloze geloof… Maar de Heer loven is gewoon de dingen doen die Hij zegt. Dàt is nou loven! Dan leef je tot eer van God.

De dingen doen, de dingen zeggen. Daar hoef je niet bij te springen of eindeloos je armen omhoog te heffen.

Echt niet hoor!

 

Zullen we bidden?

 

Vader, het gaat over de ontsluiering van Uw prachtige geheim. Zó mooi, zó liefdevol, ook zo krachtig dat we de schoonheid van Uw wezen gaan zien; en ook dat de schoonheid van Uw wezen in ons, gewone mensen, met hun handicaps, met hun onvolmaakt-heden; maar dat Uw schoonheid bekend wordt, gestalte krijgt.

Vader, ik bid U ons deze dingen bekend maakt.

We zegenen elkaar met die hemelse gedachten, dat prachtige gedachten-goed van U, wat eeuwigheidswaarde heeft.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-09-2012

 

 

Onkruid / Gods verlangen en vervulling (Centrale Bijbelstudie Duurt 23-04-2014)

Onkruid / Gods verlangen en vervulling

 

We zullen eerst bidden.

Vader, leidt ons door Uw Geest op de smalle weg door de hemel, de weg die ten leven leidt. En bedankt dat U dat doet.

Amen.

 

We zongen net: de vrijheid van geest en ziel. Dat is wat! Wanneer ben ik nou helemaal vrij hè?

Het is een geschenk van God, en dat is wèl mooi.

Deze Bijbelstudie bestaat uit twee stukken, die onderling niks met elkaar te maken hebben.

 

Zoek maar eens even op 1 Samuël 8:5.

Daar komen de oudsten van Israël bij elkaar, en ze gaan naar Samuël en zeggen: joh, je bent oud geworden, je zonen wandelen niet in je wegen, stel nou toch eens een koning over ons aan om ons te richten, net als bij andere volkeren.

Toen ze zeiden: geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat Samuël, en hij bad tot de Heer.

De Heer zei tot Samuël: luister maar naar dat volk, in alles wat ze tegen je zeggen, want niet jóu hebben ze verworpen, maar Mij hebben ze verworpen, dat ik geen koning over hen zou zijn. Juist zoals zij gedaan hebben vanaf de dag dat Ik hen uit Egypte leidde, tot vandaag aan toe, dat ze Mij hebben verlaten en andere goden gediend hebben. Nou, zo doen ze nou ook tegen jou.

Dat is helder hè? Ze hebben jou niet verworpen, Samuël, zegt God, maar ze hebben Mij verworpen.

Ik heb een boekje dat gaat over de Apostolische Vaders. Ignatius, Polycarpus, een heleboel.

En de Apostolische Vaders zijn de lui die direct les hebben gehad en ingevoerd zijn in de leer van het Koninkrijk der hemelen, door de apostelen. Dus de 12 apostelen hadden ook leerlingen, en dat zijn de zo genoemde Apostolische Vaders.

De meesten zijn ook omgebracht om de leer die ze verkondigden in die dagen; het zijn ook echt schitterende brieven.

Het gaat over levensheiliging, gedoe in de gemeentes, probeer elkaar te aanvaarden, enz. enz.

Maar toen ontdekte ik, in die overigens prachtige brieven hoor, niks ten nadele van Polycarpus en Ignatius, maar ik ontdekte een stukje onkruid.

En in de loop der eeuwen is dat stukje onkruid zó welig gaan tieren, dat het de hele boel bedekt heeft.

Denk maar eens aan klimop.

Mariet en ik zijn een keer toevallig naar een kerkhofje geweest, we keken daar rond en we zagen alleen maar klimop, een zee van klimop. Wel mooi om te zien, de grafstenen waren onherkenbaar.

Alles wat daaronder lag, was natuurlijk dood en begraven.

Maar ik las hier een stukje onkruid, ik hoop dat je het hoort als ik het voorlees.

Hij zegt: ze stelden in die gemeentes bisschoppen aan, maar dan moet je het woord bisschop helemaal losmaken van de bisschoppen in de rooms katholieke kerk.

Episcopos, dat wordt ook vaker vertaald met toezieners of opzieners.

Dat waren in die eerste gemeenten helemaal geen leidinggevenden, beslist niet. Ze verzorgden de administratie, ze verzorgden de penningen, en keken een beetje toe op de gang van zaken.

Net zoals dat hier in de gemeente ook het geval is, geen titels.

Maar wat zegt hij nou, want het ging niet om de titel, maar het ging om de functie, de naam was niet belangrijk; een beetje hulp, een beetje bestuur…

Hij zegt het volgende: 

* Verheerlijk Christus, opdat je samen, verenigd in onderworpenheid aan de bisschop, èn het college van oudsten, in alles geheiligd mag zijn.

* Uw college van oudsten, die hun naam waardig dragen, en ook als geheel Gode waardig zijn, is zo harmonieus met de bisschop verbonden als de snaren met een citer.

* Laten we ons inspannen de bisschoppen niet te weerstaan..

Dan voel je al dat ze al een beetje naam hebben gemaakt in die club.

Dan nog een héle sterke zin:

*Het is duidelijk dat men de bisschop als de Heer moet beschouwen.

Je voelt het onkruid komen hè?

*Het is nodig niets te doen buiten de bisschop.

Dus niets doen buiten die opziener.

*Onderwerpt u aan het college van oudsten. Dit geldt allemaal voor de bisschop, het beeld van de Vader, en de oudsten als het beeld van de raad van God.

Daar komen verschillen omhoog hè?

Het laatste stukje wat ik nog aantrof:

*Doet niets zonder de bisschop.

Dus langzamerhand wordt de functie een titel. En je moet hem zelfs als de Heer beschouwen!! Dus wat hij zegt, is als van de Heer….

En de gemeenteleden dan? Och ja, onderwerp je maar, dat is goed voor je. Want zíj weten het…

In het oude testament hadden ze ook oudsten hoor. En het gekke was, dat dat toezichthouders waren.

Dat woord ‘toezichthouder’ heeft vandaag aan de dag wel een nare betekenis gekregen. Want de banken hebben toezichthouders, hebben we gehoord, maar ze hebben allemaal zitten slapen, de banken kelderden om. Hoezó toezicht houden? Daar klopte helemaal niks van.

Maar het gekke was dat die oudsten in het oude Israël ook nog door erfopvolging werd gedaan. Dus vader was oudste, nou, dan werd die zoon dat ook. Of hij nou geschikt was of niet…., dus erfopvolging, notabene, een natuurlijke lijn moest een geestelijke lijn worden.

Als Jezus discussies had, had Hij dat altijd met priesters en oudsten, dat waren tegenstanders van Hem, de toenmalige oudsten.

Die oudsten hebben ook de eerste christengemeente vervolgd. Ze hebben Petrus op het matje geroepen, dat staat allemaal in Handelingen. Hij moest z’n mond houden. Geen sprake van, zegt Petrus, ik ga gewoon door met waar ik mee bezig ben.

Nou ja, ze durfden eigenlijk niks te zeggen, want het volk was vóór Petrus en z’n handelingen, toen hij wat genezen gehad.

Dus ze dreigden nog wat, maar ze stonden wel achter de vervolging van de eerste christenen hoor. Ja, het knalde er op los.

Er ontwikkelde zich dus al, vanaf het allereerste begin, een hiërarchie.

Dat is een duur woord wat letterlijk betekent:  heilige heerserij. Hiërarchie. Argos is ‘heersen’. En dàt ontwikkelde zich.

Het woord ‘bisschop’ valt natuurlijk ook. Letterlijk betekent dat ook wel ‘hogepriester’, hiërarchus.

Nou, als er één hogepriester is geweest, die zichzelf vernederd heeft, dan is het Jezus wel geweest.

Hij is in ons midden gekomen, niet om te heersen, niet om de lakens uit te delen, maar om ons te dienen, om ons terwille te zijn.

God zegt zelfs in dat stukje van Samuël: doe maar wat het volk wil.

Hoe vind je dat? Doe dat maar, ze hebben jou niet verworpen, ze hebben Mij verworpen.

Dus daar zit een stuk onkruid in die brieven dat langzamerhand om zich heen grijpt.

Denk vooral aan de Rooms katholieke kerk. Daar is de hiërarchie meer dan verschrikkelijk. Helemaal bovenaan een paus, gemeenteleden tellen niet; en daar tussen zitten allemaal rangen. Het is een enorme serie; een piramide van heers-zucht.

De Rooms katholieken mochten ook niet de bijbel lezen, ze moesten maar luisteren en vragen aan meneer pastoor…

Enfin, de eeuwen door is de boel zo hartstikke dood geworden.

Het kwam ook voor in protestantse kringen; daar zit ook een hiërarchie hoor. Hoog en laag, in mindere mate, maar ook in de Grieks Orthodoxe kerk, en noem alle kerken maar op. Er is er ééntje die het voor het zeggen heeft, want dáár komt het steeds op neer.

En wat denk je van onze kringen?

Ja ja…, meneer de voorganger…., the Reverent…. Het staat zelfs in sommige telefoonboeken: J. Jansen, en dan staat er Rev. achter. Reverent, waar haal je die titel vandaan man? Wil je iemand zijn! Wil je iemand wezen!

En oudstenteams. Voorgangers schermen maar met roepingen: ‘ik heb een roeping’, ineens hebben ze allemaal een roeping.

Er zit ook haast geen vrouw tussen, dat is ook zo raar.

Ik ken maar één gemeente van vroeger waar een vrouw voorganger was, dat was ergens in het Gooi, geloof ik.

Maar voor de rest waren het allemaal kerels.

Een roeping, een profetie er tegenaan, misschien nog een visioen…, en ja hoor, je zit geramd en gebeiteld.

Hoe kóm je aan die roeping?

En oudstenraden, wat we net lazen in dat boekje van Polycarpus, die beslisten over allerlei zaken. Zij hebben het voor het vertellen, de gemeente moet luisteren.

In plaats van te luisteren naar de gemeente.

Hoe is het met de profeten, en de leraren?

Dat je dat allemaal goed bekijkt, en niet met titels rondstrooit.

Ik ben in zoveel gemeentes geweest, en in zoveel gemeentes had die voorganger het voor het zeggen, dié besliste. Je moest als gemeentelid ook daar naar toe gaan, als je zondag even iets wilde zeggen in de gemeente. Oh, en wat? Dat is toch raar?

Toen Blaine La Brash hier was, toen zei ik: jonge, je praat maar een eind weg, ik vind het prachtig om je te horen.

Hij keek me stomverbaasd aan, want in een andere gemeente heeft hij eerst schriftelijk moeten opschrijven wat hij ging zeggen, daarna werd het vertaald, dát werd gekeurd door de oudsten en de voorganger, daarna mocht hij het verhaal vertellen met de vertaler ernaast.

Ja, dat is wat? Dat is toch gek? Hij zal wel mooie dingen gezegd hebben, maar allemaal via de controle.

In zulke gemeentes wordt ook ontzettend veel op elkaar gelet. Dat heb ik zo vaak gemerkt. Het heeft mij ook spreekbeurten gekost.

Tijdens een aanbiddingsdienst stond ik een keer met m’n handen in de zakken; nou, dat hadden verscheidenen gezien, dus die hadden de ogen niet dicht, en dat werd mij zwaar verweten.

Ik zei: nou, dan kom ik toch niet weer man… Nee, simpel als wat, terwijl ik daar hele mooie dingen verteld had. Ze hebben het niet gehoord en niet geluisterd.

Ja, kerkje spelen…, dat is wat hoor!

Stel dat we vervolgd worden en de boel barst uit elkaar…, wat heb je dan nog aan elkaar?

Kerkje spelen, naar het gezag van ánderen moeten luisteren…

Dat heb ik zelf ook gehad hoor.

Eerst, tot m’n 23e moest ik luisteren naar het gezag van de leer van de kerk. Nou, daar heb ik erg onder geleden moet ik zeggen, maar ik heb het overleefd.

En daarna, na mijn bekering, kwam ik eigenlijk van de ene kooi in een andere kooi terecht. Ze hádden het wel over vrijheid, maar het wás niet zo.

Wat moest ik allemaal wel niet weg doen? Ik weet niet of jullie je dat nog herinneren, ik zoek door m’n platenverzameling…., ja, zat er een luchtje aan…, ja, wèg er mee.

Toen m’n boekenkast, ik ben twee keer met een pen langs m’n boekenkast gegaan en heb aangekruisd welke boeken ik weg deed. Voorwerpen die ik thuis had, waar eigenlijk niks mee was, wèg gedaan.

Het spreekt natuurlijk wel voor mijn radicaliteit, ik wilde kappen met het verleden…, maar ik moest nu weer allerlei dingen doen en niet doen.

Ik kwam van de ene kooi in de andere terecht.

Wat mocht ik allemaal niet: ik mocht niet roken, ik mocht niet drinken, ik mocht geen streekromans lezen, ik mocht geen tv kijken.

Ik vroeg ook wel eens aan iemand: wat is nou het verschil met een zwaar gereformeerde club? Ik mag hier niks en ik moet alles.

Maar je moet wel de Heer blijven loven en zo…., en blij lopen doen, terwijl je van binnen zo’n verdriet hebt, en ook verwarring.

En wat ik ook moest dat was: eindeloos mezelf onderzoeken of er ook ergens iets scheef zat.

Als ik nou denk aan die preken die ik hoorde: eindeloos in jezelf wroeten of er nog iets zit wat niet deugt, dan moet je schuld bekennen en om vergeving vragen. En je draaide maar in een ellendig kringetje rond. Ja, je moést zoveel, dat is erg hoor.

En hoeveel gemeentes zijn er in de loop der jaren wel niet gewoon ontploft.

Gewoon ontploft! Uit elkaar! helemaal.

De voorganger was z’n roeping kwijt want er was niemand meer die luisterde.

Of opgeheven clubs. Gewoon opgeheven. Gescheurd.

Over dat woord scheuring wil ik wel even iets apart zeggen, Judas zegt: je hebt scheurmakers; die vallen over het één, dan vallen ze een ander weer aan, en die zegt nietes en jij zegt welles, en dan krijg je scheuringen.

Verdraag elkaar toch eens. Je hebt dus scheurmakers. Mensen zijn teleurgesteld weg gelopen.

Ik correspondeer met zulke mensen. Daar zit zoveel verdriet achter. Ze zijn met geweldig veel enthousiasme begonnen, en ze rolden van het één in het ander; wat ze moesten en niet mochten.

En als ze daar wat van zeiden, dan hoepel je maar op.

Mensen die uit de kast kwamen, eindelijk durfden ze het te zeggen, en ze kregen op hun donder zeg!

Er worden heel veel fouten gemaakt hoor.

Zoveel verdriet over de gang van zaken.

Ik ken ook lui die finaal zijn dichtgeklapt.

Ze hebben een functie gehad in de gemeente; ze hebben zich ingespannen van hier tot gunter…, nou, toen waren ze niet meer nodig; er waren leerverschillen.

Een goeie vriend van me is totaal dicht-geklapt. Ik ken ze wel in het land.

Maar er zijn wel scheuringen die er toe doen. Dat kun je wel opzoeken.

1 Cor. 11. Want Paulus gaat ook tekeer tegen scheurmakers. Hij zegt: je hebt niks aan die gasten. Maar hij zegt in diezelfde brief aan de Corinthiërs, hoofdstuk 11:19:

Scheuringen moeten er wel onder jullie zijn, zal het blijken wie onder jullie de toets kunnen doorstaan.

Dus er scheurt wel wat af. Een andere vertaling luidt: Opdat de beproefden kenbaar worden. De beproefden, die het doorstaan hebben. Die zich niet hebben laten leiden door allerlei discussies, die het verdragen hebben; maar ze zijn zelf overeind gebleven.

Ze zijn gewoon overeind gebleven. En dát is de kunst.

Er is een gemeente in Openbaringen waar van wordt gezegd in Openb. 3:2 en 4: Wees wakker, en versterk het overige dat dreigde te sterven, Ik heb geen van uw werken vol bevonden.

Dus die gemeente ging maar door en maar door…, geen één van je werken is voor Mij voldoende. Geen één.

Nou, dan zit je raar te kijken.

Gelukkig, zegt hij, zijn er een paar personen die hun kleren niet bezoedeld hebben, die zullen met Mij in witte kleren wandelen.

Dus er zaten een paar, tussen die lui waarvan de werken niet deugden,  waarvan Jezus zegt: een handjevol zijn hartstikke goed gebleven.

Van die gemeente wordt gezegd in vers 1: Jullie hebben de naam dat je leeft, maar je bent dood.

Die club is dood! Die moet gewoon weer

opnieuw beginnen, helemaal opnieuw. En wat zullen ze het druk gehad hebben in Sardes.

Ik weet uw werken, zegt hij, nou, ze

deugen allemaal niet.

Ontwikkel je nou de gaven van Gods

Geest, of sta je je eigen hobby uit te leven? Daar heb je het verschil.

Doe je dat nou of doe je dat niet?

Maar mooi hoor, een paar, enkele personen hebben hun kleren niet bezoedeld. Dat is wat?

Maar ondertussen, bij die groei van al die gemeentes, als je dat ook leest, staat het werk van God stil, dat is muurvast gelopen. Tot groot verdriet van God natuurlijk. Want ze hebben Hèm verworpen.

Als een voorganger, al of niet met een oudstenteam, of hoe het hier in dit boekje stond, als oudstenraad, als die op een of andere manier macht gaan krijgen, gaat het gegarandeerd mis. Je bekommert je niet meer over het wel en wee van de schapen van God, of ze streven naar grote gemeentes.

En dan de hiërarchie…., het is de dood in de pot. Net als die gemeente in Sardes.

Je hebt de naam dat je leeft, zingen, dansen, springen…, en je bent dood!

Nou, daar kun je een voorbeeld aan nemen.

Ik wilde dit verhaaltje toch nog even kwijt omdat ik dat boekje las van die Apostolische Vaders, en dat zette me wel aan het denken.

Nou hebben die kerels zulke schitterende brieven geschreven, maar dat leiding geven…., dat zit zó diep!

 

Gods verlangen en vervulling

 

Nou het tweede gedeelte waar ik het over hebben wil. En dat is iets heel anders. 

Eerst even iets vertellen.

Dromen. Ik heb het even opgezocht waar het woord vandaan komt; de geleerden zijn het er niet helemaal over eens, maar de meest waarschijnlijke betekenis van droom heeft te maken met jubelen en met gezang. Dat was voor mij een oogopener.

Dus met jubelen en met gezang.

Er is ook nòg een verklaring, maar dat gaat vooral over nachtmerries.

Nee, de droom!

Dan denk ik: hé, een droom, waardoor je in gejubel uitbreekt.

Want in het oude testament is er nogal veel sprake van dromen.

Jozua had dromen, Faraö had dromen, en Daniël, als hij ze zelf niet had, dan had een ander ze wel, en hij verklaarde ze.

Jozef, de man van Maria, en Bileam.

Het stikt van de dromen in het oude testament. Allemaal dromen.

En profeten, die hebben ook dromen gedroomd; die hebben ook gezichten gezien.

Dat gaat niet altijd ’s nachts hoor. Zeker met gezichten niet.

Als je een gezicht krijgt, een visioen zal ik maar zeggen, die heb ik nog nooit

’s nachts gehad, altijd overdag.

Eén keer liep ik aan het strand in Zeeland; en dwars door de golven, waar ik naar keek, kwam ineens een boom opzetten, en ik kreeg een schitterende profetie over de genezing van de ziel. Beschadigingen die een boom kan hebben.

Enfin, ik ben terug gehold naar de caravan, heb alles opgeschreven en het heeft toen in de Prisma gestaan.

Dat was een visioen wat ik gewoon kreeg; en tegelijkertijd moet je visioenen altijd toetsen. Niet zomaar wat zeggen.

Je laat het wat bezinken, een poosje laten rusten; je gaat het nog eens overdenken, want je wil natuurlijk niet liegen.

In Joël staat ook: uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.

Nou, het heeft niks met leeftijd te maken, je kan hartstikke jong zijn en een droom van God hebben, ja hoor.

Gezichten zien en dromen dromen.

God kwam ook heel vaak in visioenen bij de mensen. Niet altijd Zelf, ik denk dat hoofdzakelijk engelen dat deden.

En de engelen spreken ook wel in dromen ook wel in visioenen; ze zeggen wel eens wat.

Ik heb wel eens een stem gehoord, ik draaide me om, maar er was natuurlijk niks. Ja, je hoort ze, je ziet ze.

Maar God verschijnt dan aan iemand, en dan laat Hij wat zien. Hij laat was moois zien, en spreekt daar vaak bij.

En anders vraagt degene die dat beeld krijgt: wat bedoelt U dáár nou mee? Dat begrijp ik niet. En dan krijg je uitleg.

Oh, is dat de bedoeling.., ja. Dan krijg je weer zicht, en dat is iets heel moois. Je krijgt weer kijk op de toekomst.

Wij zijn met dit evangelie niet veel bezig met de toekomst hoor, eigenlijk vrij weinig.

Maar het komt wèl ter sprake.

En de toekomst, dat zijn de toekomende dingen. En de toekomende dingen zijn de dingen die op je toé komen, waar je niét om gevraagd hebt èn de dingen waar je wél om gevraagd hebt. Want de duvel is er ook nog.

Dus de toekomende dingen. Jezus heeft het over de toekomst. Hij is onze toekomst, dat zingen we ook, en wat stel je je daarbij voor?

Maar de duvel laat ook van alles op ons toekomen, om Gods toekomst maar weer te verduisteren, en je weer bang te maken. Maar als je die beelden van God krijgt, dan krijg je weer visie, de toekomende dingen.

Dat is geen nachtmerrie hoor.

Een nachtmerrie is iets heel engs, ik heb ze wel eens gehad. Je wordt met een bonkend hart wakker, je slaat om je heen, gelukkig is het je eigen bed, maar het is wel verschrikkelijk.

In m’n beginjaren heb ik één keer een gestalte naast mijn bed gehad.

Ik werd wakker en ik wist dat daar een gruwelijke gestalte stond. Het enige wat ik kon dat was de naam van Jezus noemen en in tongen bidden. En of het 5 minuten geduurd heeft of anderhalf uur, ik weet het niet, maar ik herinner het me als de dag van gisteren.

Er stond een monster naast me. Hij is weg gegaan; dat is een nachtmerrie, dat is duivels.

Nachtmerrie betekent gewoon een spook.

Maar ‘merrie’ komt van ‘mare’, en mare is ‘boodschap’.

Dus een nachtmerrie is een gruwelijke boodschap uit het rijk der duisternis. Ze beangstigen je.

In Jeremia 23:25, spreekt God tegen Jeremia, die ook maar alleen stond, wist je dat? Het barstte in die tijd van de profeten, hele horden, scholen.

Een paar jaar geleden las ik, en hoorde ik zelfs zeggen: ik richt ook weer een profetenschool op.

Wat is nou een profetenschool? Wat leer je dan?

‘k Ben eens naar een samenkomst geweest, landelijk; nou, de zaal moest zich allemaal weer gaan verdelen in groepen, en in dié groep gingen ze genezing beoefenen, en in dié groep gingen ze profetiën beoefenen, en dáár gingen ze spreken in tongen, en dáár gingen ze aan handoplegging doen..

Je moest groepsgewijs wat doen…nou nou. Ik keek Mariet eens aan en zei: ik ga hier weg, wat is dit? Nou moet je ineens gaan profeteren….. Ja, open je mond maar…, zeg maar wat…, zo spreekt de Heer… Wat een wildgroei is het toch in onze kringen. Dat is onvoorstelbaar hoor. Zo langzamerhand hebben we wel wat ervaring gekregen hoe het niét moet.

Jer. 23:25: Ik heb gehoord, zegt God, wat die profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren. Die zeggen: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd!

Je ziet ze hijgerig naar je toe komen.

Hoe lang moet dat nog duren? Staat er.

Is er iets in het hart van die profeten die leugen profeteren en de profeten zijn van de bedriegerij van hun hart.

Ze verzinnen maar wat!

Die er op bedacht zijn mijn volk mijn naam te doen vergeten door hun dromen.

God staat niet meer centraal, nee, de dromen.

Heeft iemand nog een getuigenis…., ja, ik heb een droom gehad. Ja, wat voor droom?

En die dromen vertellen ze ook nog aan elkaar. Wat heb jij gedroomd..? Oh, ik heb dat en dat gedroomd.. , en ik heb een andere droom gedroomd…, en dat vertellen ze elkaar.

En ze stelen mekaars woorden (vers 30c), ze stelen mijn woorden van elkaar.

Ze hebben wat gevonden, ze hebben wat bedacht, ze hebben het gewoon van een ander gehoord.

Laatst hoorde ik een preek op de televisie en ik dacht: verdraaid, wat klinkt die me bekend in de oren; wat bleek, hij had gewoon een preek van Internet geplukt, en die hield hij in de kerk. Nou, wat een onzin, je zit toch niet op tweedehands preken te wachten?

De inspiratie is dan wel helemaal zoek hè?

Waar Internet al niet goed voor is…

Ja, dromen die ze mekaar vertellen.

Trouwens, net als hun vaderen hebben ze mijn naam weer vergeten, zegt God. Hij staat niet meer centraal.

Vers 28: De profeet die een droom heeft, vertelle een droom, en die Mijn woord heeft, spreke Mijn woord naar waarheid. Trouwens, wat heeft het stro met het koren gemeen?

Met stro kun je niets, dat brandt, maar koren voedt.

Vers 30: Ik zàl die profeten, die Mijn woorden van elkaar stelen. Ik zàl die profeten, met hun leugenachtige dromen.

Ze vertellen dat aan Mijn volk, door hun leugens en woordenkramerij.

Mooie preken, prachtige preken…

Nou…., die heeft de gave van het woord…

Dat is woordenkramerij! Daar sta jij in centraal.

Ik heb ze niet gestuurd, ik heb ze geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut.

Nou Jeremia, en dat mag jij weer vertellen.

Geen wonder dat Jeremia het zweet wel eens op z’n voorhoofd had staan.

Moet ik dit allemaal weer vertellen? Krijg ik dan weer stenen naar m’n kop? Moet ik weer wegrennen?

En trouwens, in het vers daarop staat:

Wanneer nu dit volk of een profeet of een priester jou vraagt, Jeremia, wat is des Heren last? Hebben wij ook een opdracht? Hebben wij ook een taak? Weet je wat je ze dan moet zeggen, Jeremia? Nou, zegt Jeremia? Dat jullie Mij tot last zijn, zegt God. Jullie zijn lastig! Ja, dát is de last.

Maar hij zegt dan nog eventjes in vers 36:

Wat is dan jouw last? Nou, dat is je eigen woord.

Dat geldt voor elk mens, je eigen woord, wat zeg je? Wát zeg ik zèlf!

Daar gaat het gewoon om.

Maar ja, zowel de valse profeten als de ware profeten claimden allebei dat ze met God communiceerden. Maar de valse profeten gaan altijd schreeuwen hoor. Die willen gelijk hebben.

In het briefje van Judas haalt hij ook naar ze uit; hij noemt ze dromenzieners.

Je hebt van die dromenzieners.

De Naardense bijbel vertaalt het met: slaapwandelaars. Je hebt slaap-wandelaars in de club. Ze bewegen wel, maar ze zijn bewusteloos; dat is het kenmerk van een slaapwandelaar.

Dus het kan best zijn dat er in onze gemeente mensen wel bewegen, o ja, ze komen trouw, maar ze zijn bewusteloos. Denken nauwelijks na.

Ze weten niet waar ze mee bezig zijn, ze zijn niet wakker. En wat zegt Jezus dát vaak!

Wees alsjeblieft wakker, waakt! Hou je ogen open, want er gebeurt wat.

Die profeten verzinnen maar wat.

In Deut. 13:1-3 staat een heel merkwaardig stukje: Als er onder jullie een profeet optreedt of iemand die dromen heeft, en hij jullie een teken of wonder aankondigt, en het teken komt (dus het komt ook nog), waarover hij u gesproken heeft met de woorden…., en wat heeft hij er bij gezegd: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen – dan zul je naar de woorden van die profeet of die dromer nièt luisteren.

Dus het kan zijn dat iemand profeteert, en die doet ook nog een wonder en teken er bij….; dan zou je zeggen: nou, wonderen en tekenen…., yès! Hier gebeurt het.

Ik hoor het nóg iemand zeggen, die naar een speciale man was gegaan in Nederland, die zou iedereen effe genezen.

Ja, zegt die man, dáár gebeurt het!

Ik zou er helemaal niet heen gaan.

Zoek je wonderen en tekenen? Ja, zegt Jezus, dat gebeurt zoveel, jullie willen tekens en wonderen; jullie snappen er nog helemaal niks van.

Dus niét luisteren! 

Er staat in vers 4: De Heer, je God, moet je volgen, luister maar naar Zijn stem.

Luisteren naar de stem van God; doe je dat ook? Hoor je Zijn stem? Vaak door bemiddeling van engelen hoor. Maar hoor je de stem van de Geest.

En hoe reageer je, hoe doe je?

Hoor je echt Zijn stem?

Ik hoor soms zo verschrikkelijk veel stemmen. Nee, geen stemmen in mijn hoofd hoor, maar mijn hele leven heb ik al last van ontzettend veel gedachten. Het stormt soms om me heen, een keet jongen, nou nou, ik ben er wel eens heel wanhopig van geweest.

Al die gedachten; en dan die gedachten van God er weer tussenuit te halen. Een heel gedoe hoor.

Maar dat gaf ook wel weer geweldig veel vreugde.

Toen dacht ik: ik moet eens een beeld hebben; nou heb ik een heel simpel beeld.

Wat valt er tegenwoordig allemaal door je brievenbus? Kilo’s papier toch?

Allemaal reclamefolders. Nou, ik weet niet wat jullie er mee doen maar ik berg ze direct op; sommigen zijn gelukkig geseald, dan kun je het hele pak in één keer weg leggen.

Soms fludder ik er even doorheen…, maar is er niks voor me bij…, weg ermee!

Zo werkt het ook met gedachten.

Een keet aan gedachten komt er in je huis vallen. Alleen de gedachten van God komen van binnenuit, die komen niét van buitenaf, die komen van binnenuit, dat is één ding.

En vergelijk het maar met je brievenbus; als ik een folder pak, en ik ga er op in, dan kan ik gepakt worden.

Dus krijg je een gedachte, een misdadige gedachten, een gewelddadige gedachte, een dromerige gedachte, onreine gedachten, misselijk makende gedachten, grappige gedachten, er zijn zoveel soorten gedachten, van alles…, als je er op in gaat…, dan zit je vast.

Dus je hoeft niet voor al die troep die in je huis komt, verontschuldigingen aan te bieden of vergeving te vragen; nee, je kijkt het door en je gooit het weg.

Maar ga je er op in….., dat is het grote verschil. En dán begint je fantasie natuurlijk op hol te slaan.

In Deut. 13 zegt God: al die dromen-zieners…, wat moet Ik ermee.

Maar ja, in Psalm 139 staat iets merk-waardigs, dat wil ik toch even noemen.

In de psychiatrie, ik weet er een klein beetje van, daar staan ze welwillend tegenover godsdienst, ja, welwillend.

Ze hebben het eerst weggesmeten. Zo van: geloof je nog in God? Ja! Nou, wat zoek je hier dan, ik kan je niet helpen.

Nee, het tij is wat gekenterd. Ze zijn wat welwillender geworden.

Maar hoe beschouwen ze het nou? Nou, ik heb het gemerkt.

Als jij zegt: ja, ik geloof in God en ik geloof in Jezus Christus, dan knikken ze.

Vind je daar troost in? Ja, daar vind ik troost in. Nou, prachtig toch? Alsjeblieft. Je moet met een verzinsel proberen te leven. En als je dat moed geeft, als je dat troost geeft, rust geeft, hou dat vast!

En nou staat er in Psalm 139:20: wijk van mij, gij mannen des bloeds, die arglistig tegen u spreken.

Maar de Naardense bijbel vertaalt met: die van u zeggen: een verzinsel.

En hoeveel mensen denken wel niet dat God een verzinsel is.

De psychiatrie is er van overtuigd. Een heleboel tenminste daarvan. Je hebt natuurlijk ook christelijke psychiaters.

Maar een verzinsel, en daar kun je mee leren leven. En als je je daar goed bij voelt, nou, prima.

Als je het troost geeft, dan is dat mooi.

Wat is een verzinsel?

Mariet heeft het wel eens gezegd: ik ben zo bang dat het allemaal verzonnen is…. Nou, gewoon zeggen, ja, dat we ons hele leven toch wel op een prettige manier hebben bezig gehouden. Want als je dood gaat…, ja, dood is dood. En als dood dood is, dan weet je dat ook niet meer.

Dus het makkelijkste is voor de mensen die leven, die gewoon zeggen: nou, dood is dood…,. die leven ook makkelijker. Dat is echt waar hoor. Het houdt een keer op, punt.

Ik heb een ex-collega, waar ik heel goed kontakt mee heb, maar hij gelooft hélemaal niks, maar het is een pracht-kerel, een geweldige onderwijzer, maar hij zegt: nee, daar is niks van waar.

Hij begint ook geen discussie, nee. Hij is niet vijandig, dus ik weet wel dat het met hem goed komt als z’n ogen een keer open gaan. Ja, prachtig.

Maar een verzinsel is een betovering, las ik; een zinsbegoocheling. Je wordt een rad voor de ogen gedraaid.

O ja, dit vertel ik ook nog even.

Geeske, ik mis dat mensje nog steeds hoor, en Jense. Maar een week voordat Geeske stierf, keek ze ons aan en ze zegt: het zal toch allemaal wel waar wezen? Wat een schat hè? Ja, toen vloog de twijfel haar naar de strot.

Wij begonnen er samen om te lachen, ja, maar goed, je moet er zelf maar weer achter zien te komen. Maar ja, een half uur later was het voorbij hoor.

Maar je kunt nagaan dat haar niet eens een normale dood werd gegund.

Ja, wij zijn echt met onzichtbare dingen bezig.

In Jeremia 29:11 staat een schitterende tekst, want God droomt ook hoor. En als Hij aan z’n droom denkt, dan jubelt Hij, en dan zingt Hij. En de vervulling van z’n droom zit hiér hoor!

Er staat: Ik weet wat voor gedachten Ik over jullie koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven.

Voor je het weet, lees je er overheen.

De Statenvertaling vertaalt het beter: om jullie het einde te geven dat je verwacht.

En ‘einde’ is ‘einddoel’. Dus de vraag is: welk einde verwacht jij nou?

Ben je nog in verwachting? Leeft het nog, brandt het nog in je? De verwachting van God hè? Wat God verwacht, wat God gelooft. Ja, een hoopvolle toekomst. Het einde dat je verwacht. Dan ben je nog vol hoop. En het Nederlandse woord ‘hoop’ heeft te maken met huppen. Ik weet niet of je het wist, maar dat maakt niet uit, maar je springt op van verwachting, en dat kan.

Mensen die hun droom verwezenlijkt zien, die springen omhoog; de hoop wordt verwezenlijkt. Dat is mooi hoor, huppen.

Jezus zegt trouwens in Marcus: Alles waarom je vraagt, vertrouw er maar op dat je het krijgt, het zal je deel worden.

Dus alles wat je vraagt…, vertrouw er maar op dat je het krijgt.

Nou, er liggen een hoop teleurstellingen hier om deze tekst heen, want er is zoveel gebeden om allerlei dingen wat je niet kreeg.

Misschien moet je het gebed verplaatsen, dat je het op de onzichtbare dingen richt, wat je hoopt en wat je verwacht.

Wij zijn echt bezig met de genezing van onze geest, die vernieuwt gewoon, prachtig. En nu zitten we echt in het stadium dat je ziel gaat genezen.

Dat is zo verschrikkelijk mooi! Dat die hand je aanraakt en je ziel geneest. Dan word je gewoon een ander mens.

Ik wil maar zeggen: hou die verwachting levend, want je bent in verwachting.

Blaas die hoop in je aan. Dat als je in tongen bidt, je dan aan die hoop denkt. Anders weet je haast nooit wat je zegt als je in tongen spreekt.

Maar je gedachten worden wel geleid hoor.

Je bent in verwachting, en als je dát levend houdt, als je het voelt trappelen in je buik, dan zeg je: hé, het leeft!

Ik heb vóór in mijn bijbel een keer wat opgeschreven, daar staat met dikke letters: het Oude Testament, maar ik heb er een keer onder gekalkt: het boek van Gods verlangen. Nou, toen kon ik het niet laten om natuurlijk bij het Nieuwe Testament op te schrijven: het boek van Gods vervulling.

Dus het verlangen en de vervulling.

Het verlangen om een mens te maken naar Zijn beeld, dat werd vervuld in Jezus Christus.

Dus verlangen en vervulling horen bij elkaar.

Maar achter het woord: ‘willen’, zit altijd, tenminste in ons taalgebruik, een vorm van dwang achter. God wil het…., nou, dan mot het.

Ik heb één keer tegen m’n zoon gezegd, lang geleden: ‘je moet nu naar bed’. Nou, zegt hij, daar heb ik geen zin in, waarom?

‘Omdat ik het wil!’ zei ik.

Hij was zó verbaasd dat hij toch naar bed ging, maar hij is het nooit vergeten. Hij heeft zich later wel een kriek gelachen.

Daar zit dus een vorm van dwang achter.

Maar de diepere, nieuw testamentische betekenis is verlangen hoor!

En wat zijn jouw verlangens? Wat verlang je nou? Waar gaan je verlangens naar uit?

Er staat in Philippenzen 2:13: God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.

Nou, toen ik dat voor het eerst las, dacht ik: wat staat daar nou toch?

Hij bewerkt het willen èn het werken; dus ik moet maar gewoon afwachten totdat Hij wat wil. En dan moet ik dat ook willen, en dan moet ik er mee aan het werk gaan…

Heel hufterig natuurlijk; maar ja, als je dat voor het eerst leest…, dan denk je dat dat zo is; want je hebt ook nog een beetje vreemd beeld van God; die eindeloos herhaalt dat Zijn wil geschiede!

Maar het ligt toch echt een beetje anders.

God is het, die het verlangen in je werkt.

En verlangen wordt altijd door iets of iemand anders opgeroepen. Ik verlang er naar om ‘daar en daar’ te zijn. Want ‘daar en daar’ is door mij opgeroepen; dat roept in mij een verlangen wakker, een mooi landschap bijvoorbeeld. Dáár ga ik naar toe. Dat landschap heeft dat verlangen in mij gewekt. Of naar mijn meisje; het verlangen naar haar heeft zij opgewekt.

En dat verlangen is mooi, want dan gá je ook aan het werk.

Er is een dichter, Andreas Burnier, die heeft gezegd: wie kent de droom die in jou sliep. Dat is een doordenker. Mooie vraag hè?

Wie kent de droom die in jou sliep.

Dan denk ik: verdraaid, dat kent God.

God kent de droom die in mij sliep, en nou weer wakker wordt. Mooie regel hè?

God kent de droom, jouw verlangen wordt opgewekt. Zoals je verlangt naar je kinderen. Dan begin je van binnen te gloeien. Je springt op van binnen.

Dát verlangen, wat God in jou wakker roept, dat is nou de blijdschap des Heren.

Want je zingt wel: laat de blijdschap des Heren uw sterkte zijn…, nou, hoe werkt dat dan? Wat is Zijn blijdschap, en word ik daar sterk van?

Gewoon doordenken hoor, niet zomaar wat zingen. Er zijn hele stukken die ik gewoon niet meezing zondags, die ik alleen lees. Ik denk dan: wat lees ik eigenlijk en wat zing ik? Oh, daar ga ik me toch eens wat meer in verdiepen.

En sommige dingen zing ik niet, en andere dingen zing ik wel.

Maar dat is mooi, dat is de blijdschap van de Heer, dat hij beantwoordt aan het verlangen van God, en de blijdschap van God daarover deelt zich aan Hem mee.

Dus de blijdschap des Heren is de blijheid van God. En daardoor bleef Hij staan.

En wij kunnen, op een of andere manier, meewerken aan die hunkering van God.

Ja, die hunkering van God vanaf de schepping, vanaf het oerbegin, een mens naast Me, die op Me lijkt, wat zou dát mooi zijn.

Een gelijkenis waarmee Hij eeuwig wil leven. En dan legt Hij dát verlangen in jou. Dat is een kostbare schat. Gods verlangen in jouw hart, zodat je begint te gloeien.

Dan is het Koninkrijk Gods binnen in je.

Want het Koninkrijk Gods heeft alles te maken met het verlangen van God.

Want het is immers de Geest van God die dat verlangen oproept en stimuleert.

Dáárvoor hebben wij de Geest ontvangen. Niet om allerlei wonderen en tekenen te doen. Ja, zo is het ons in het begin verteld; en nou gebeuren er máchtige dingen… Ik kan dat woord machtig niet meer uitstaan! Dat is dus helemaal niet waar.

Die Geest is als een principe, als een heel klein levensbeginsel, in jou gelegd. Het levensbeginsel van God. En dan moet je het levensbeginsel van God leren kennen.

Dat is mooi hoor.

En dat vond Hij in sommige mensen hè?

God heeft ook aansluiting gevonden bij Abraham. Hij heeft niet zo veel gepraat met Abraham.

Alle gesprekken met Abraham kunnen denk ik op een paar bladzijden, meer niet. Het was vaak ook nog een herhaling van de belofte. En zoveel heeft Hij Abraham niet gesproken, maar het was wel een man naar Zijn hart. Hij kon Zijn gedachten aan hem kwijt, en hoe!

Nou, zegt God, omdat je dit allemaal geloofd hebt, krijg je een nageslacht als de sterren en als het zand. Dat is véél hoor.

Ik hoorde vorige week een geleerde op de televisie zeggen, het was één of ander kosmisch programma, maar hij zei: er zijn meer sterren dan er zandkorrels zijn. Zó verschrikkelijk veel sterren zijn er.

Ons zonnestelsel is een hapje van dat immense heelal. Toen moest ik onmiddellijk aan de belofte aan Abraham denken. Zo, God had gelijk, sterren en zand. En er is een hoop zand!

Dat zijn nou de dingen van God hè.

Zo worden we sterren, dat zijn de dingen van boven, waar je alsmaar aan denkt.

Daar ben je mee bezig.

Kijk, de mohammedanen zeggen: Ja, Allah, God is groot, zijn wil geschiede.

En hoeveel protestanten hebben dat niet gezegd? Ja, Zijn wil geschiede…

De Heer heeft gegeven en heeft genomen…Hoe zei mijn vader dat toch: Zijn eigen machtig welbehagen of zo…

Ga maar weer terug, zei Elia tegen Elisa. Nee, ik blijf u volgen. Hij bleef hem gewoon als een hond volgen. Ik moet die man niet in de steek laten in z’n eentje. Prachtig is dat.

Nou, wat wil je? Nou, zegt Elisa, wat ik wens is eigenlijke het dubbele van wat jij deed. Zó, zegt Elia, daar vraag je me nogal wat. Ja, maar ik vraag het dan toch maar. Dat is mijn wens.

Maar het is wel gebeurd. Elisa heeft twee keer zoveel wonderen en tekens verricht als Elia. Hij heeft het ook verschrikkelijk moeilijk gehad. Ja, allebei hoor. Want wie bezig is met de verlangens van God, om dáár gestalte aan te geven, die staat wel onder druk. De ene keer wat meer dan de andere.

En nou dat kleine zinnetje, waar ik dan mee stop: Uw wil geschiede.

Dat rafel ik even uit elkaar.

Geschieden betekent gewoon gebeuren.

En gebeuren komt van ‘baren’.

Nou hoor je al waar ik naar toe wil.

Geboorte en gebeurtenis, allebei die woorden hebben heel veel met elkaar te maken.

En in het oude testament staat steeds weer: dit is de geschiedenis van…., en dan komt er weer een verhaal.

En dit is de geschiedenis van…. hemel en aarde; maar voor geschiedenis staat daar het woordje ‘toledot’, dat betekent óf verwekking óf geboorte.

Dus voor ‘geschiedenis’ kun je veel beter lezen ‘geboorte’; of verwekking. Eerst wordt iets verwekt, en dàn wordt het geboren. Dus het zinnetje: Uw wil geschiede, kun je eigenlijk het beste vertalen met: Uw verlangen worde geboren. Dan wordt het zó levend; dan komt het zó dicht bij je.

Uw verlangen worde geboren.

Waar? In jullie! Geef er maar geboorte aan.

Geven jullie, en dat is de wens van de Vader, geven jullie geboorte aan Mijn verlangen? Wat een vraag hè?

Het onzichtbare in je wordt zichtbaar, maar het zit er wel in. Johannes zegt: het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.

Nee, nog niet geopenbaard, maar het zit er wel in! Tenminste, als je het warm houdt. Het is een wordingsgeschiedenis.

Het is er, en het groeit, als een baby in de baarmoeder. Het is in wording. Alle dingen zijn geworden door dat woord.

Dat woord heb ik opgevangen, en nou wordt er iets in mij gedaan.

Het vreemde woord voor ‘wording’ is: Genesis. De geschiedenis herhaalt zich.

Genesis, dat is ‘wording’. De wordings-geschiedenis. Eerst de hele aarde, de hele entourage, en daarin de mens.

En nou wordt het wat!

Het woord genesis komt van ‘gen’.

Jij hebt je genen, maar God heeft ook Zijn genen, als je snapt wat ik bedoel.

En die genen maken wel iets héél moois van je. Gods gen en jouw gen, dat wordt de nieuwe Genesis.

We moeten dus terug naar Genesis. Terug naar het begin. De oergeschiedenis.

De oorsprong, want God begint ook altijd weer overnieuw, altijd weer!

Wij geven geboorte aan het verlangen van God, en zo krijgt de Christus in ons gestalte. Niet uiterlijk, nee, ik verander uiterlijk geen spat, nou ja, wat meer rimpels, maar uiterlijk verander ik niet. Maar van binnen zit ik in een schitterend veranderingsproces, het wordt kenbaar. En zó wordt God kenbaar.

Dàt is nou de hoop der heerlijkheid waar Colossenzen over spreekt.

In Colossenzen staat eigenlijk het hele evangelie in de notendop.

Ja, de hoop der héérlijkheid!

Weeën, waar je soms in zit, en dan heb je weer tijden van verademing, dan haal je weer adem, maar die weeën zijn de tegenaanvallen van de boze.

Weeën bestonden niet toen Eva haar eerste kinderen kreeg. Ik dacht dat ze al een heel stoot kinderen had hoor.

Want God zegt op een gegeven moment: ja, dat is nu voorbij, als je nu kinderen krijgt, dan krijg je weeën.

En God wist waar Hij het over had, en Eva natuurlijk ook.

Het is een fantasietje van mij, maar hoe moet ze het anders weten? Wist ze dan niks van geboorten en zo?

Ze hebben veel meer kinderen gehad.

Adam is over de 900 geworden, hoeveel kinderen kun je dan wel niet krijgen? Hij had nog geen rimpel toen hij 300 was.

Maar goed, die weeën…,de duvel heeft wat tegen leven, vandaar dat die vloek is uitgesproken. De duivel heeft de weeën bedacht om het kind niet geboren te laten worden. Hij is geen spat veranderd; hij wil niet dat de Christus in ons geboren wordt. De verwachting van Gods wezen in de mens.

Hij maakt een gelijkenis van Zichzelf in de mens. En die geestelijke mens, Paulus noemde dat ‘de mens Gods’, dié komt tevoorschijn; waar God altijd al naar verlangd heeft.

Laatste tekst is Zefanja 3:18, een tekst die wij bij het oprichten van Vox gehanteerd hebben. Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering, zal Ik samenbrengen.

Dat was een light-motief van Vox.

Ik breng ze samen hoor! Dan staat daar achter: Ze behoren toch bij u.

Maar letterlijk staat er iets anders: Ik zal ze samenbrengen, ze zijn geworden uit U, dan krijg je U met een hoofdletter.

Ze zijn geworden, en je herkent mekaar als mensen die geworden zijn.

Nog een allerlaatste tekst, in vers 15 staat: De Heer is in uw midden, en in vers 17 staat ook: Hij is in uw midden.

Wat stel je je daarbij voor?

Letterlijk staat er iets moois: Hij is in uw binnenste, dáár woont Hij.

Als iemand zegt: ik zoek God, dan zeg ik: kom maar. Hij is in jouw binnenste en Hij heeft het goed naar z’n zin.

Hij vindt het fijn in jou.

Amen.

Duurt Sikkens Centrale Bijbelstudie 23-04-2014

 

 

Nicodemus 2020.01.12

Nicodemus

 

Jullie kennen het verhaal van Nicodemus wel uit Johannes 3.

In mijn pubertijd las ik dit hoofdstuk nogal eens, maar ik begreep er helemaal niéts van, hoe vaak ik het ook las.

Het ging over Jezus’ gesprek met Nicodemus.

Zo langzamerhand gaat het tóch dagen.

Nicodemus, een wijze man, heeft Jezus ook eens verdedigd tegenover de farizeeërs, waar Hij dan weer de wind van voren krijgt.

En bij het overlijden van Jezus schonk Nicodemus 100 pond mirre en Aloë om het lichaam te verzorgen.

Ja, Jezus had toch wat wakker geroepen in Nicodemus en zal wel over een en ander gedacht hebben.

Dan zoekt Hij Jezus op in de nacht, waar Hij op dat moment was. Ik denk in de hof van Gethsemané, samen met z’n discipelen. Want in vers 11 begint Hij met het woordje ‘wij’, dus Hij was niet alleen. Daar zoekt Nicodemus Hem dan op en stelt Hem een vraag.

Hij wil wel heel graag wegwijs worden.

Als Jezus gezegd heeft: ‘Ik ben de Weg’, dan kun je wijs worden op die Weg.

Weg is in het Engels ‘way’, wat ook kan betekenen ‘manier’. Op welke manier word je nou wijs?

Nou staat er in vers 3, en daar gaat het mij ook om, dat Jezus zegt dat je opnieuw geboren moet worden, eigenlijk staat er ‘boven’ geboren.

Maar er staat in vers 13 iets merkwaardigs: Niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel neergedaald is, de Zoon des mensen.

In de originele tekst staat er ook nog achter: ‘die in de hemel is’.

Dit zijn raadselachtige woorden.

Niemand is opgevaren, omhoog gegaan, dan wie neergedaald is.

Wanneer is Jezus, de Zoon de mensen, opgevaren?

Er zijn zoveel uitleggingen voor deze tekst, hele kromme uitleggingen.

‘Die in de hemel is’, is helemaal weg gelaten, maar het staat wel in de Staten-vertaling! Gewoon weg gelaten!

Omhoog gegaan, wanneer is Jezus dan omhoog gegaan? Bij zijn geboorte in de hemel!

Hij was een natuurlijk jochie, een gewoon ventje, zo groeide Hij op. Maar op een gegeven moment is Hij omhoog gegaan, geestelijk, en is Hij ook ‘boven’ geboren.

Jezus is van een natuurlijk mens een geestelijk mens geworden.

Hij was geen geestelijk mens toen Maria Hem ontving, het was een gewoon aards jochie. Want anders zou het voor een mens toch ook onmogelijk zijn om van een aards mens een geestelijk mens te worden! Hij heeft de weg van de mens gevolgd, en nadat Hij God zag als Zijn Vader, dat zal Maria Hem ook wel verteld hebben, dan bemerkt Hij dat Hij ‘boven’ geboren is. Toén is Hij omhoog gegaan, en ontving Hij Zijn opvoeding boven, bij z’n Vader, door de Geest.

Hij werd dus van een natuurlijk mens een geestelijk mens.

Dat geldt ook voor ons.

Hij zegt in vers 5: Ik zeg je, Nicodemus, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, dan kun je het Koninkrijk Gods helemaal niet binnengaan.

Water, dat is het Woord, levend water.

En door dat Woord ben je eeuwig geworden. Want in dat Woord zit Leven, zegt Johannes.

Dus je hebt het eeuwige Leven binnen in je gekregen.

Als God Zijn eerste Woord spreekt, zit er leven in, welk woord Hij ook zegt.

Uit de Geest geboren, dan ben je uit God geboren.

Uit God geboren, dat is een hele mooie opmerking. Hij heeft jou het leven gegeven. En je bent weer terug bij de Eeuwige, je bent weer terug bij de oorsprong van je menselijke bestaan.

Dáár ligt je oorsprong.

Veel mensen zijn op zoek naar hun ‘roots’.

Nou, dan kom ik niet zo ver.

 

Nou, bij roots, kun je hoogstens zeggen dat die een heel eind terug liggen bij Noach, en nog verder terug bij Adam, en Adam wordt in het geslachtsregister in het evangelie de ‘zoon van God’ genoemd.

Dus jouw roots liggen in God, en God roept je weer terug naar Zichzelf.

In Spreuken 30:4 zegt een zeker Agur iets heel leuks. Wie klom op ten hemel en daalde weer neer?

Dat is voor mensen die de Geest niet hebben natuurlijk abacadabra. Maar nu snap je het, dat was de Zoon die opklom ten hemel en weer neerdaalde.

Hij is opgeklommen en ook weer neergedaald.

Even iets anders, want in Joh. 3:14-16 zegt Jezus: Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder die in Hem gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

Gelijk Mozes de slang verhoogd heeft.

Dat verhaal staat in Numeri 21:8, waar God tegen Mozes zegt: ‘Maak eens een vurige slang en zet hem op een staak’.

Een andere vertaling zegt: ‘Maak die tot een teken’.

Dat heeft Mozes dus gedaan. Het zal wel geen kunstwerk geweest zijn, want hij moest zich haasten, omdat er veel mensen door slangen gebeten waren, zij konden dan daar naar kijken en bleven zo

in leven.

Het is wel een oud verhaal, maar wat hebben ze met die koperen slang, die Mozes had gefabriceerd, gedaan?

Ze hebben die op hun tocht naar het beloofde land meegenomen. En wat doen ze dan? Ze zetten hem in de tempel!!

En ze gingen er voor bidden en voor offeren, ze verbonden magische krachten aan dat koperen ding, en dat gingen ze dus vereren.

Het is niet te geloven dat ze hem in de tempel hebben geplaatst!

Weet je wie het heeft weg gehaald?

Dat heeft Hizkia gedaan, die heeft dat kreng uit de tempel verwijderd. En raadt eens wanneer? 800 jaar later!!

Al die jaren hebben de mensen die koperen slang aangebeden.

Dat is toch eigenlijk niet voor te stellen!

Maar er zijn nog meer tekens.

Wat denken jullie van de crucifix, dat is een kruis waar Christus nog steeds aan gespijkerd hangt.

Stel dat jij een gruwelijke ervaring hebt gehad in het verleden. Je bent gemarteld, geslagen, bijna doodgeslagen, en op dat moment is er een foto van je gemaakt.

Zou jij die foto verspreiden? Nee toch!!

Dat doe je toch niet?

Waarom worden er dan eindeloos veel crucifixen gemaakt? De nadruk ligt hier op het verschrikkelijke lijden, en niet op wat daar achter ligt.

Jezus heeft geleden, maar Hij heeft vastgehouden voor wat er vóór Hem lag, de vreugde die vóór Hem lag.

Mensen aanbidden eindeloos die crucifixen, ze knielen er ook voor.

Het is verschrikkelijk dat die kerk bij het lijden is blijven hangen! Ze zijn nooit een stap verder gekomen.

Jezus móest aan dat kruis hangen, Hij is die slang die Mozes verhoogd had.

Hij vergelijkt Zich met dat beest.

Hij móest aan dat kruis hangen om de vloek te dragen die over de hele zichtbare schepping ligt. Dat is de vloek uit Gen.3:17. Daar zegt God: ‘Adam, omwille van jou is de aarde vervloekt’.

De hele aardbodem ligt onder een vloek.

Het zichtbare, het aardse, ligt allemaal onder een vloek. En Jezus móest aan het hout hangen om de vloek te dragen.

In Galaten 3:13 staat: ‘Vervloekt is een ieder die aan het hout hangt’.

Dus Jezus is vervloekt geweest. Hij heeft die vloek op z’n schouders genomen.

Het zichtbare is allemaal tijdelijk, dus jullie zijn allemaal tijdelijk. Maar de aardse dood is ook tijdelijk. Het aardse leven is tijdelijk, maar de aardse dood is ook tijdelijk.

Veel mensen denken: ‘dood is dood’.

Niet dus, na de dood bestaan ze nog voort.

In het dodenrijk dan, over het algemeen.

De mens is toch stof, materie?

Dat staat in Gen. 3:19: ‘Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren’.

Dat is toch niet zo’n hoopgevende boodschap. Het is ook geen voorspelling, ach, we zijn stof…, maar het is een constatering! De mens is niet meer dan stof, materie.

In stof zit ook geen leven. En de slang heeft dus zeggenschap daarover.

En wat voor vloek kreeg hij mee? ‘Stof zul je eten’. Dus hij vreet zich zat aan de mensen!

Altijd is hij met menselijke dingen bezig.

Als Petrus een keer een verkeerde opmerking maakt, spreekt Jezus de slang aan. Matth.16:23: Daar spreekt hij de satan zèlf aan: ‘je bent altijd bezig met de dingen van mensen, je bent niet bedacht op de dingen Gods’.

Daar heb je de stof-eter ten voeten uit.

Hij sprak toen de satan zelf gewoon aan!

En wij dan? Wij staan bóven de stof.

Dat zeiden ze vroeger van een hele goeie leraar: ‘hij staat boven zijn stof’.

Maar wij hebben een leraar ter gerechtig-heid, die voert ons naar de volle gerechtigheid. En dat is de heilige Geest, en die staat bóven de stof. Die staat bóven het aardse, boven het tijdelijke. Hij is daar ver boven verheven. En hij heeft jou ook daarheen opgetild.

Jezus heeft die vloek gedragen, zodat Hij ons onder die vloek kon weghalen.

Hij zegt ook in Joh. 12:32: Als Ik verhoogd ben, dan zal Ik allen tot Mij trekken.

Dat is Zijn aantrekkingskracht. Vanwege het feit dat Hij die vloek heeft gedragen, gaat daar een geweldige aantrekkings-kracht vanuit. Daardoor ben jij vrij van elke vloek.

We zongen vanochtend: ‘Zijn liefde verlokt om hogerop te komen’.

Dat zei Jezus ook al: ‘Mijn liefde lokt jou om hogerop te komen’.

Dan voert Jezus jou, door Zijn Geest, naar het huis van de Vader. Dan ben je bij je oorsprong terug. Je bent dan daar waar je thuis hoort. Van origine hoort elk mens bij God. Elk mens hoort bij God!

Ondanks alles wat er gebeurd is in je leven, zegt God: ‘En toch hoor je bij Me’.

Het is toch prachtig dat wij geen straffende God hebben!

Het woord ‘straf’ komt trouwens in het oude testament niet voor. Het betekent  ‘rechtzetten’ dát staat er.

Als je scheef zit, nou, zegt God, laat Mij de boel dan maar rechtzetten, en kijk maar naar Mijn Zoon.

Nu ligt de weg open naar de Vader. Hij heeft er voor gezorgd dat de mens naar z’n oorsprong terug kan keren. En die oorsprong is eeuwig. Je bent een eeuwig mens.

God gaf Zijn kostbaarste schat.

Er staat ‘eniggeboren Zoon’, maar er staat eigenlijk ‘unieke Zoon’.

Dus Zijn unieke Zoon heeft Hij aan de mens gegeven.

Wat een geweldige gift van God.

Hij kijkt naar die aarde, en ziet dat het slecht gaat met de mens, en geeft dan het kostbaarste wat Hij heeft. Meer heeft Hij niet! Een Zoon die op Hem lijkt, de mens.

In Joh. 3:16 staat: ‘Hij heeft Zijn Zoon gegeven’.

Wat ging er in God om toen Hij naar die wetteloze wereld keek. En ook als voorbeeld het volk Israël, dat ook steeds weer de verkeerde kant uitging.

Vele malen probeerde God weer kontakt te maken, in hun midden te komen, hun harten te benaderen.

En toen heeft Hij Zijn Zoon gegeven, dat is een gave, een gift.

In het oude testament wordt het woord ‘offer’ gebruikt, maar het Hebreeuwse woord voor ‘offer’ is een ‘gift’.

Een gave, wat je meeneemt als je bij iemand op bezoek komt.

En als je iets met je verjaardag krijgt, dan zit je toch niet te piekeren, wat  zal ik hem terug geven. Zo werkt dat niet. Het is een gift omdat je zo aardig bent en ik je zo mooi vind. Dat is de betekenis van ‘offer’.

Het woord ‘offer’ is helemaal verwrongen.

Je moet iets van jezelf afstaan, je moet alles er voor over hebben om dat offer maar te brengen.

En dan jezelf in de nesten werken, want je moet proberen om van God iets af te dwingen. Dat is zó heidens!

Een ander goed stemmen, zodat hij gunstig over jou praat en jou gunsten verleent.

Het woord ‘offer’ heeft een gruwelijke betekenis-wijziging ondergaan en dat is niet normaal meer.

God heeft gegeven! Eigenlijk is een offer, een gift, een toenaderingspoging.

God zoekt toenadering.

Hij kijkt je aan, jij kijkt Hem aan, en dan geeft Hij je wat. Wát een moment!

Het mooiste geschenk dat er is.

In Jac.1:17,18: staat: Iedere gave, elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neer, van de Vader der lichten. En Hij heeft ons geboren doen worden om in zekeren zin, (dat is niet twijfelachtig), eerstelingen te zijn.

Eersteling? Jezus was toch de eersteling?

Ja, zegt Jacobus, maar met Hem ben je ook eersteling! De eerste oogst.

Eerstelingen te zijn. Die gift is van boven neergedaald.

Die is eerst naar boven gegaan, opgevaren naar de hemel, dat zijn wij allemaal. En wanneer dalen we neer?

Nu! Ja toch? Jezus was opgevaren, en toen dacht Hij: ‘nou moet Ik neerdalen’. Toen is Hij door een hele dikke wolken-laag, het domein van de slang, naar de aarde gegaan. Daar heeft Hij veertig dagen over gedaan.

Hij heeft alle verzoekingen doorstaan. Want dát is het punt, er komt toch heel wat op je af aan rare verzoekingen, kromme verzoekingen etc., allemaal om te proberen jou van dat neerdalen af te halen.

Het is een smalle weg hoor! En toch bewandel jij die weg. Daal maar neer!

Op een gegeven moment ben je neerge-daald, en dán kun je openbaren wat er in je is.

Nu snap je dus wat er staat: ‘de Zoon des mensen, die in de hemel is!

Neergedaald, en Hij is in de hemel. Hoe kan dat nou?

Dat kan dus. Je kan én op aarde wonen én in de hemel wonen.

Trouwens, de hemel is ook in jóu!

Het Koninkrijk Gods is binnen in u, zegt Jezus.

Je kan niet zeggen: ‘Ga dáár of dáár eens heen, of ga naar Amerika, want daar gebeuren de wonderen en de tekenen…

Halleluja, iedereen springt en danst op die brede weg.

Geloof nou maar dat het Koninkrijk Gods binnen in je is. Je hoeft niet meer te zoeken. Ga het maar openbaren.

Wij zitten dus nu in het neerdalingsproces.

Eigenlijk ben jij, door al die verzoekingen heen, een geschenk van God aan mensen.

Dan kun je zeggen: ‘Ik ben een Gods-geschenk’. Dan bén je! Word je dat maar eens bewust!  Dat je uit handen van de Vader een gift bent aan mensen.

Je bent een gave van God, want je getuigt van het bloed van het Lam.

Wie denk je wel dat je bent?

Die vraag kreeg Jezus ook wel eens:

‘Wie denk je wel dat je bent?’ En dan zweeg Hij. Want Hij wist!

En in dat verband zou ik zeggen: leer maar te zwijgen, want je wéét!

Dat hele diepe geheim binnen in je, wat de Vader met jou gedeeld heeft. En ook wat Hij van plan is gewoon te doen: jou te openbaren, de Christus te openbaren in je menselijk bestaan.

Ik denk dat Joh.3 nu wel duidelijk is, de wereld wordt door Hém behouden.

Nicodemus had héél wat om te overdenken!

Boven geboren, opgevaren ten hemel, en nu weer neerdalende, en in dat proces zitten we nu!

Amen.

 

 

 

 

 

Duurt Sikkens d.d. 12-01-2020

 

 

 

 

Mensen naar Gods beeld en gelijkenis (Duurt 05-02-2012)

Mensen naar Gods beeld en gelijkenis

 

Gen.1:26: En God zei: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de hele aarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruipt.

Het gaat om het eerste stukje: Laat Ons mensen maken naar ons beeld en onze gelijkenis. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hen. Man en vrouw schiep Hij hen.

Welk woord mis je in het laatste regeltje, wat wèl in het eerste staat?

Gelijkenis

Dus Adam was nog niet de gelijkenis van God; wèl het beeld.

God schiep een natuurlijk mens, uit stof, dat is de materie van de aarde. Want het natuurlijke komt altijd eerst; daarna het geestelijke.

Dus Adam en Eva waren hartstikke zuiver, zondeloos, prachtige mensen. Maar dat is het natuurlijke.

Nadat ze lang genoeg rond gelopen hadden, begon hun aandacht toch naar hemelse dingen uit te gaan; want alleen het zichtbare voldoet niet.

Dan moeten ze eigenlijk opnieuw geboren worden, want zonder opnieuw geboren te worden, of ‘boven’ geboren te worden, zie je dat hele Koninkrijk van God niet; om deel te krijgen aan de hemel, aan het Koninkrijk van God.

Op dát moment dat hun gedachtenwereld dáár naar uitging…., toen sloeg de duivel toe. Want hij spiegelde ze voor: je zult als God zijn.

Nou, als God zijn, dat leek ze wel wat; kennende goed en kwaad.

Jezus, de betere Adam, leidde ook eerst een natuurlijk leven tot z’n dertigste.

Maar er staat: Hij groeide op in wijsheid bij God en mensen.

Dus Hij was een beminnelijk mens, een prachtkerel, een vriendelijke man, een echt medemens.

Marcus 8:34-35: Hij riep de schare, met zijn discipelen, tot Zich en zei tot hen: als iemand achter Mij wil komen, (nou, wie wil dat niet?) die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volgt Mij.

Want een ieder die z’n leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie z’n leven verliezen zal om Mijnentwil, en om des evangelies wil, die zal het behouden.

Over dit stuk heb ik nog nooit een toespraak gehoord; het gaat wèl over het volgen van Jezus.

Dus ik wil er maar eens wat gedachten op loslaten, want daar stáát natuurlijk nogal wat!

Jezus is ook opnieuw geboren. Hij was eerst een natuurlijk mens. Toen is Hij geestelijk geworden, geboren uit water en Geest.

Hij liet zich dopen, als bad van die wedergeboorte, en onmiddellijk kreeg Hij ook de Geestesdoop.

Waterdoop en Geestesdoop horen bij elkaar. Daar moet je nooit te vroeg mee beginnen.

Maar Hij wèrd dus, op dát moment dat die duif in Hem neerdaalde, een geestelijk mens. Dat is een geheim. Dè Christus!

Christus betekent Gezalfde.

Onmiddellijk daarna is Hij veertig dagen verzocht. Hij heeft het enorm benauwd gehad.

Veertig is een symbolisch getal in de bijbel. Er gebeurt zó vaak iets na veertig dagen, veertig weken, veertig jaar….,

altijd veertig.

Waarom dan veertig? Omdat veertig weken ook een draagperiode is voor een baby.

Er vindt een verandering plaats, een bevruchting en een openbaring.

Dat veertig heeft ook een diepere betekenis.

Hij komt dus als herboren uit al die verzoekingen. Hij stapt uit die woestijn tevoorschijn, uit die eenzaamheid, uit al die verzoekingen; ga er maar aanstaan.

Want wat heeft Hij gedaan? Op dat moment heeft Hij Zichzelf verloochend.

En verloochenen betekent ‘ontkennen’.

Als Petrus Jezus verloochent, zegt hij: ik ken die vent niet. Ontkennen dus.

Jezelf ontkennen; dat vergt heel wat denk-kracht om dat te bedenken, en aan de andere kant is het voor een kind te snappen.

Maar op dat moment begon Jezus Zijn wandel in de hemel. Vóór die tijd deed Hij dat niet.

Dat deed Hij pas ná die wedergeboorte en ná de Geestesdoop.

Want deze beminnelijk en vriendelijke man deed z’n mond open en zei ineens allerlei dingen over het Koninkrijk Gods.

Hij zei tegen de mensen: Het Koninkrijk Gods is dichtbij gekomen.

Waar is dat dan? Nou, dat was in Hem!

Hij kwam de mensen nabij.

Het Koninkrijk Gods was in Hem!

En op dat moment, toen Hij Zijn mond open deed over dit evangelie, toen kreeg Hij vijanden. Die had Hij vóór die tijd niet.

Maar tóen kreeg Hij ze.

Ik kan wel een paar voorbeelden noemen van dat vijandige gedrag.

Hij had nog maar nauwelijks iets gezegd over het Koninkrijk Gods in de synagoge, of ze wilden Hem van een rots afgooien.

Hoe komt dan nou ineens?

Hij zette de onzichtbare wereld in beweging!

Zolang Hij z’n mond hield en een vriendelijke man was, was er niks aan de knikker. Maar Hij begint over het Koninkrijk Gods….., en de vijanden in de hemel worden wakker.

Mensen vertelden dat Hij een verbond had gesloten met de duivel. Hij werd vreetzak genoemd, een wijnzuiper, Samaritaan,

dus allochtoon, je bent niet één van ons, je hoort er niet bij.

Hij werd bespot, uitgelachen, er is heel wat om Hem afgegniffeld….

En onverstoorbaar ging Hij door!

Of ze liepen met stenen in hun handen, want Hij moest gestenigd worden.

En hoeveel doodsbedreigingen Hij wel niet gehad heeft….

Tegenwoordig zou er nog haatmail bij komen.

Heel veel mensen hebben zich wezenloos aan Hem geërgerd. Vooral de religieuze geesten, die ergeren zich het snelst.

Dat kwam omdat Hij Zichzelf ver-loochende. Hij zei dat Hij de Christus was; dat wist Hij. Dat hield Hij ook geheim.

Dan heb je jezelf ontkend. En al die dingen die ik net noemde, dat is lijden. Dat is echt lijden om de Naam èn om het evangelie.

Dat kruis lag op de grond, en op het moment dat Hij Zichzelf verloochende, nam Hij dat kruis op.

Dat is de consequentie, de voorwaarde.

Marc. 8:34b: Hij verloochene zichzelf, neemt zijn kruis op, en volgt Mij.

Dus als je Jezus wilt volgen, dan heb je voorwaarden: zelfontkenning, en dat kruis, dat daar ligt, en dat is een bewuste daad, dat neem je òp je.

Dat kruis pak je op en je gaat er mee aan de sjouw. Want dat is lijden, dat is vervloeking; want je krijgt dan met de tegenstander in de onzichtbare wereld te maken, en die werkt via de mensen.

Dát is wat!

Ondertussen kreeg Hij wel Gods identiteit, dank zij de Geest die in Hem woonde.

Hij werd een gelijkenis! Hij zegt dan ook: wie Mij ziet, die ziet God!

Nou, dan moet je echt niet zo op het zichtbare letten. Als je Mij ziet, dan zie je God.

Petrus speekt daarover: je hebt deel aan de Goddelijke natuur.

In het Grieks staat daar een woord wat betekent: oorsprong, karakter, aard.

Dus als je jezelf verloochent, en je hebt de Geest ontvangen, dan begin je Gods aard te krijgen. De Goddelijke oorsprong.

Nu zei Hij: Ik kan uit Mijzelf niks doen. Maar je kan toch lezen en schrijven en een tekening maken, je kan timmeren, drempeltjes leggen, het dak repareren, vissen…, dat kun je toch allemaal?

Maar in verband met het Koninkrijk Gods kon Hij niks doen, helemaal niks. Hij was helemaal afhankelijk van de Geest.

Hij zegt ook ergens: Mijn leer is niet van Mij, maar van degene die Mij gezonden heeft. Ik heb echt alles ontvangen wat niet uit Mijzelf is. Dat is dus het gevolg van zelfverloochening.

Toen ik hier meer en meer over nadacht, werd ik steeds blijer. Hoe meer ik mezelf verloochen, hoe meer de Geest de ruimte krijgt.

Er staat in Marc.8:35: .. wie z’n leven zal verliezen…, daar staat in het Grieks een woord wat betekent ‘doden’ hoor! En als het goed is, heb je dat allemaal al gedaan. Want toen jij je in water liet dopen, is dat het bad van de wedergeboorte, maar we weten ook heel goed dat dat een graf is.

Ons leven is mèt Christus begraven en ook weer opgestaan. Je bent dus begraven in de dood. En toch ben je weer opgestaan.

Daarom is die waterdoop niet iets wat je zomaar effe doet om bij een club te horen. Of dan te zeggen: ja, dan ben je tenminste gered of zo….Wat een onzin!

Het gaat erom dat je je bewust wordt dat je gestorven bent en dat je weer opstaat.

Natuurlijk heb je je menselijke bezigheden; je relaties, je werk… Maar dat speelt geen rol in verband met het Koninkrijk Gods.

Bijvoorbeeld als je als kind verschrikkelijk ontkend bent: ‘wat ben jij er voor één, wat doe je hier?’ Die ontkenning van het kind-zijn is een ramp voor een kind.

Je zou de eerste niet zijn die suïcide pleegt.

Maar als je opnieuw geboren wordt, hemels geboren, ben je door een nieuwe vader en een nieuwe moeder met open armen ontvangen. Je bent gewenst! En dát doet je herstellen. Je wordt bevestigd. En je zult jouw leven behouden.

Je wordt in de hemel opgevoed, met al je geestelijke gaven die hier functioneren.

In Hebr. 6 staan de fundamenten van het geloof, maar dat is een wat ongelukkige vertaling: het eerste onderwijs aangaande Christus…. Dat is zo’n hufterige vertaling. Er staat letterlijk: het woord van het begin van de Christus in je. Daarna worden die zes dingen genoemd.

Dus de Christus is bezig Zich te vormen. Je hebt de beginnetjes te pakken, en dat gaat verder.

Het begin van de Christus! Dié vormen de fundering van je geloof.

Het woord van de oorsprong van de Christus in je. Dat is wat!

Draait het nou om jezelf of draait het om de Christus ìn je?

Als het draait om de Christus in je, komt het met jezelf vanzelf goed, want je zal het behouden.

Er zijn wat misverstanden hoe ik over psychologie en psychiatrie denk. Laat ik het nòg een keer vertellen.

Ik vind het geweldige wetenschappen, psychologie en psychiatrie. Het is geweldig wat die lui presteren om een mens weer op z’n voeten te krijgen. Gigantisch mooi! Hoe kun je daar nou tegen zijn? Maar dat zeg ik niet.

Zij zetten de dingen voor jou op een rij.

Ze kunnen de scherven van je ziel benoemen. Ze kunnen je stoornissen duiden en aanwijzen.

Zodat je zegt: ach, zit dat zó? Oh, nou begrijp ik waarom ik toen zo handelde, want toen is dat en dat gebeurd.

Enfin, ik vat het allemaal maar even in een paar zinnen samen. Dus het is geweldig wat die lui doen.

Máár….! De genezing, om het weer tot één geheel te maken, om de scherven weer bij elkaar te brengen, stoornissen op te heffen…, de genézing, zo zie ik het, is uit God!! Zo is het ook bij mij gebeurd!

De genezing, het héél maken van de verdeeldheid, is uit God!

Tjonge, wat ben ik innerlijk verdeeld geweest, zó verschrikkelijk, dat ik ook twijfelde aan mijn eigen leven in mijn puberteit. En die verdeling is opgeheven!

Daarom vind ik die zinnetjes van David zo mooi: Neig mijn hart en voeg het samen.

Het was zó verdeeld; voeg het samen! Opdat ik één word; en geen twee of drie of tachtig.

Paulus zegt ook: ‘ik leef niet meer’. Hè?

Ja natuurlijk, maar ‘ik leef niet meer maar Christus leeft in mij’. En dáár gaat het om, want dát is eeuwig! Dát blijft! Je hele lange leven lang; en dat is lang!

Dus hoe meer de Christus ruimte in je krijgt, hoe méér je wordt wie je bènt.

Want waar ga je dan op lijken? Je gaat op je Vader lijken.

Dus je bent niet alleen een beeld, maar je wordt ook een gelijkenis.

Gelijkenis is een prachtig woord hoor.

Het zijn allemaal verhalen, verhaaltjes van Jezus, en Hij hoopte dat de mensen door de gelijkenissen heen naar de werke-lijkheid zouden kijken.

Hijzelf was natuurlijk de mooiste gelijkenis. En wie door Hem heen keek, zag de Vader. Want daar draaide het bij Jezus altijd om.

Hij zei: het gaat om de Vader.

Wat is nou de overeenkomst tussen een rups en een vlinder, als je ze allebei zo eens naast elkaar zet, de rups en de vlinder.

In welk opzicht lijken ze op elkaar? Nou, helemaal niet! Maar het is toch hetzelfde wezen! Daar gaat het om, het is hetzelfde wezen.

Dat is iets heel wonderlijks, maar het kan! Dat uit je rupsenbestaan een totaal nieuw leven zich ontspint. Dat verschil is zó groot en het is onherkenbaar

En toch is het hetzelfde wezen! En het gaat om dat wezen van je.

In Hebreeën staat: de verwezenlijking

van de hoop die in ons is.

En welke hoop is in je? Dat is die verwachting; hoop is verwachting.

En God zit te wachten op wat Hij er in geplant heeft, totdat dat er uitkomt: de verwezenlijking van de Christus in ons!

En tegelijkertijd hou je het verborgen. Daar hebben de mensen niks mee te maken.

Als de mensen beginnen te schreeuwen: ‘wij zijn de zonen Gods waarop de schepping wacht’, dan loop ik hard weg! Daar geloof ik helemaal niet in. Nee, het is een verborgen zaak, en dát is de kunst om het verborgen te houden.

De Christus begint Zich, door de Geest, in je te ontwikkelen; het krijgt handen en voeten; woorden; het krijgt de ruimte.

En wat krijgt dan de ruimte? Daarna kun je het nl. openbaren; dat is de wijsheid van God.

Jezus wordt de wijsheid Gods genoemd. Daar hebben we het op de laatste bijbel-studieavond over gehad.

Die wijsheid Gods was er al vóórdat de aarde geschapen werd, want dat was Gods eigen wijsheid. Dat is in de hemel ontstaan.

En die hemelse wijsheid, die een kind kan snappen, werd door Jezus belichaamd.

Dat zag je uiterlijk niet aan Hem af. Nee, het is de verborgen wijsheid Gods. Dat kunnen we nog eens openbaren.

Kerst betekent Christus. Dát vind ik nog eens een kerstfeest: dat de Christus langzamerhand openbaar wordt in je leven. Want we worden bóven opgevoed. We verzamelen daar ook allerlei schatten, schitterende dingen, en die schatten blijven altijd bij je.

En als je daar vol van bent, en je hebt aardig wat verzoekingen doorstaan, en je bent  daar opgegroeid, in de hemel, in het Koninkrijk Gods; dan gaat zich dat lang-zamerhand openbaren. En dát is neer-dalen.

Tijdens het natuurlijke leven van Jezus wandelde Hij op aarde. Na z’n weder-geboorte wandelde Hij in de hemel.

En daarna zegt Hij: Dit is het brood dat is néérgedaald (dat zegt Hij zes keer achter elkaar) voor jullie.

Dus wij dalen op een goeie dag néér!

Dat betekent: we brengen het hoge naar de lage aardse gewesten. Daar brengen we het naartoe.

Schitterend!

Dan heb je ook woorden van eeuwig leven; en niet van tijdelijk geroddel.

Als je woorden hebt van eeuwig leven, dan krijg je vijanden. Maar dat kruis heb

je erin verdisconteerd. Dat hou je vast. Tegenwerking krijg je tóch! Op alle mogelijke gebied.

Jezus kreeg het zelfs via z’n eigen discipelen.

Petrus zei: dat overkomt U niet hoor!

Toen zei Jezus: Satan, wegwezen, achter me, want je staat me in de weg!

Christus moest lijden; dat hóórt bij het christen-zijn.

En als wij neerdalen, wordt het openbaar, dát is nou parousia. Simpeler kan niet. En ongelooflijker kan ook niet. Want iedereen verwacht Jezus Christus ergens op een wolk of zo…., met t.v. er bij…, wederkomst…. Onzin!

Daar hebben we het vaak genoeg over gehad. Hij wordt openbaar in zulke dood-gewone mensen zoals wij!

En wie gelooft dát nou….? Hij heeft het tijdens z’n veroordeling al geprofeteerd.

Hij zegt: van nu aan zul je de Zoon des mensen zien, komende in hemelse wolken.

Hij zegt niet: ‘in wolken’; Hij zegt: ‘in hémelse wolken’. En een hemelse wolk zit hier! En dát is nou Zijn komst!! Zijn aan-wezig zijn.

Het is een verschuiving in je denken, maar als je Jezus wil volgen, en wie wil het Lam nou niét volgen, die verloochene zichzelf.

En je neemt een kruis op, want je krijgt wat te horen…., en dàn blijkt dat jij volgt.

Dát is Jezus volgen! Want ik weet niet hoe lang het Lam heeft stil gestaan voor onze gemeente.

Als er geen vaart in zit en het niet opschiet, als er geen move in zit, dan blijft Hij wachten, totdat we weer in beweging komen.

En ik denk dat dit een flinke stap is.

Aanvaardt dus het lijden om Jezus’ wil, om mijnentwil, en om het evangelie, staat er.

Aanvaardt het; er overkomt je niks vreemds.

Het is een vuurgloed, zegt Petrus.

Aanvaardt het lijden om Christus’ wil, en als je het aanvaardt, dan zegt Hij in de Bergrede: dan zul je zalig zijn.

Zalig ben je als ze liegende allerlei kwaad van je spreken. Er zit toch geen kwaad meer in ons? Als ze dan toch kwaad spreken, dan ben jij een gelukkig mens.

Verheug je in dié dingen.

Afgelopen zondag zongen we een lied: U zij de glorie. Daar staat een zinnetje in waarvan ik dacht: wat zit ik hier nou te zingen zeg?

‘In Zijn Goddelijk wezen is mijn glorie groot…’. hèè? Wat een raar zinnetje!

Ik wil het maar omdraaien, en dat is een geheim, maar het moet zijn:

‘in mijn Goddelijk wezen is Zijn glorie groot!’ Want ik heb mijn afkomst te danken aan de Vader. Want we stammen van God af. Dus: in mijn Goddelijk wezen is Zijn glorie groot.

En zo zal ik het voortaan zingen ook.

Ons leven is met Christus in God verborgen; de verborgen God.

 

In de hele zangbundel van ons wordt  maar in één liedje over het kruis gesproken. En het is een dikke bundel.

Maar het gaat me om dat ene laatste zinnetje uit dit lied:

 

 Maar ik zeg: zoek eerst het koninkrijk

en zijn gerechtigheid, en al het and’re komt vanzelf.

“Wees niet bang om je kruis te dragen,

want Hij kent al je vragen,

zelfs al je haren zijn geteld.”

 

Je moet eens nagaan wat je hier zingt.

Het staat verder nergens in de bundel. Terwijl het een enorme ommekeer in je denken is.

Zoek eerst het Koninkrijk, en als je dat zoekt, verloochen je jezelf.

Al het andere komt echt vanzelf.

Al het andere, en dat is véél hoor!

En wees dan niet bang om je kruis te dragen. Wil je dat?

Voor het woordje volgen staat letterlijk:

een weg samen afleggen’.

Jezus volgen is een weg samen afleggen,

‘Ik ben met je’ zegt Hij, ‘tot aan de voleinding’.

Dus als je vlak achter Me bent, dan gaan we samen. Dat is mooi!

 

Vader, ik ben blij dat Uw eerste gedachte ook Uw laatste gedachte wordt.

Dat U Uw eerste gedachte nooit en nooit hebt losgelaten, en Uw geloof in de mensen hebt geopenbaard.

Dank U wel dat Uw eerste gedachte ook Uw laatste gedachte wordt.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 05-02-2012

 

 

Mantel (Duurt 18-02-2007)

Mantel

 

Er was een mevrouw, die had zelf van een prachtig patroon een mantel gemaakt.

Op lange winteravonden had ze daar ijverig aan genaaid; prachtig afgezet met leer, en in hele mooie warme kleuren.

Ze had een naamlabel in de kraag genaaid, en ze droeg hem met gratie en zwier.

Maar na een hartstikke leuk feest wilde ze ’s avonds terug…, mantel weg! Helemaal weg, ze heeft zich suf gezocht; nergens te vinden. Maar haar naam stond er toch in? Waarom brengt iemand hem dan niet terug?

Enfin, een paar jaar later scharrelt ze door een stadje in de buurt; bij een Second Hand Shop blijft ze staan, ze kijkt eens in de etalage, en denkt: héé…, en nog eens kijken…., dat is toch niet waar? Ze kijkt nog eens, en gaat naar binnen.

Ze vraagt of ze die mantel uit de etalage eens mocht zien. ‘Natuurlijk mevrouw’.

Ze legt hem op de toonbank, bekijkt het en zegt: ‘ach, wat ziet ‘ie er uit, hij ziet er niét meer uit’. Zoveel slijtplekken, hier en daar wat uitgescheurd; vuil, verfletste kleuren. Het was nou niet bepaald met zorg en liefde behandeld. En het labeltje met haar naam was er uitgetornd.

Ze zegt: ‘dat is mijn mantel’. Ja, dat kan best wezen, zegt die man, ja, maar u moet hem wel kopen.

Hij noemt een prijs en zij betaalt, want het is háár mantel, en ze loopt er mee de winkel uit. En ze zègt tegen die mantel:

‘Je bent gekocht en betaald, je bent weer van mij!’

Ze laat hem weer helemaal restaureren tot het de originele mantel is. Háár eigen mantel, die helemaal bij haar karakter past. En het droeg haar naam weer!

 

Ik ga het dus over ‘mantel’ hebben.

Als kleine jongens, broertjes, moesten we altijd van dat hele grove ribfluweel, arbeidersfluweel, broeken dragen.

Je kon de Sikkens op mijlen afstand herkennen aan de broek en aan de bretels en vaak ook aan de klompen.

Als het koud was, hadden we een alpino-petje op, ken je die dingen? Nou, wij droegen ze zo idioot joh, op één oor als het koud was; het was echt geen gezicht, maar het interesseerde ons ook niet hoe we het droegen. Vaak droegen we ook afdankertjes van een ander, die werden vernaaid, of uit de broek van vader zat nog genoeg stof om er nog een broek uit te halen, en dat droeg je dan. De truien werden door tantes gebreid, die kreeg je dan, en daar was je dan wel blij mee. Zo gauw het nieuw was, was je blij. Wat was ik ook blij als ik ècht iets nieuws kreeg wat in de winkel was gekocht. Ik zie het me nog op de stoel leggen naast m’n bed, dan kon ik em zondagsmorgens voor het eerst aan, want dán mocht het.

M’n moeder had een keer nogal dikke witte stof, en toen heeft ze er voor m’n broer Jan en voor mij een regencapeje van gemaakt. Ik was 8 en hij was 7 jaar geloof ik, iets in die buurt.

‘Motten wij dat aan?’ ‘Ja, dat is goed tegen de regen’. ‘ja maar, het is zo wit’.

‘Trek aan, niet zeuren!’

En wij ermee naar school. Het regende. En aan dat capuchonnetje stak er zo’n

wit puntje omhoog. Wij stonden daar met ons tweeën op dat schoolplein als 2 envelopjes, en er werd gelachen jonge…, ze hebben geschreeuwd van het lachen om die 2 witte kaboutertjes.

Toen wij dus thuis kwamen, zeiden wij: ‘dit willen we niet meer aan’. Huilen…., ja maar, je moeder heeft er zo haar best op gedaan. ‘Ja, maar het hoort niet bij ons’.

Het was verschrikkelijk!

Het zegt ook wel iets over wat de ouders doorgaven aan de kinderen waar ze zich gééstelijk mee moesten kleden.

Je kreeg vaak de afdankertjes van een ander, of een stukje daarvan. Wat zij geloofden, dat nam je maar aan, want zij zeiden dat het wáár was. En dáár zit het hem natuurlijk in.

En zèlf denken…., dat kom je in ontzaglijk veel kerken en kringen tegen, zèlf denken, hó maar! Altijd maar aannemen wat een ander zegt. ‘Als die zegt dat het waar is, dan is dat zo’. Dus het gezag zit ‘em niet in wát hij zegt, maar het zit ‘em in wié het zegt. En dat is jammer.

Jezus zegt: het is beter voor jullie dat ik weg ga, maar Mijn schapen horen het wel, of het van Mijn Vader is of niet.

Dus het zit niet aan de persoon gebonden, maar het zit ‘em aan de waarheid zèlf, en dan blijkt de waarheid ook iemand te zijn.

Zélf denken is zó belangrijk! Het zèlf over-wegen, de dingen toetsen.

Adam en Eva waren ongekleed; ze hadden niet eens kleren aan.

Deed het hen dan wat? Natuurlijk niet!

Het was pure onschuld; ze waren naakt. In het Hebreeuws staat het ook in de aktieve vorm, dat naakt zijn.

Ja, en dan gebeurt de ellende, en ineens zeggen ze: ‘we zijn naakt’. Dat wáren ze toch al? En nou verbergen ze zich tegen hun naaktheid! Hoe kan dat nou?

God zegt ook tegen Adam: wie heeft je bewust gemaakt dat je naakt bent?

Daar zit dus iemand achter, die op een ongezonde, onfrisse manier je ergens op heeft gewezen wat goed was, en dat heeft hij tot slecht verklaard, tot zondig.

Ook in het Hebreeuws staat daar het woordje ‘naakt’, maar wat blijkt? Daar staat het in de passieve vorm. Dat betekent dat je naakt gemaakt bènt!

Hun onschuld, waarin ze gekleed waren, dat was hun mantel, die was hen afgeroofd. Dát is verschrikkelijk!

Wie heeft je bewust gemaakt, beroofd van je onschuld.

En dan schaam je je, en je verbergt je.

Adam, waarom heb je je verborgen? Nou, zegt hij, ik ben bang. Dus het Godsbeeld was ook al verstoord.

Hoe kun je nou bang zijn voor een God die alleen liefde is? Dat bestaat niet, dat kán niet, daar ren je naar toe! Als je zonde hebt of iets dergelijks, dan ga je er juist naar toe! Ja, Hij is een goeie dokter.

Dus het Godsbeeld was ook al verstoord.

Maar ja, het denken van Adam werd onmiddellijk aangetast.

‘Wat is er gebeurd’, vraagt God.

Hij wist het wel, maar Hij wil het horen.

Dat is vaak heel belangrijk, dat je iets wel weet, maar het tóch wil horen.

Mariet weet best dat ik van haar hou, maar dacht je dat ze het nooit wilde horen?

En als je zonden graag vergeven wilt hebben, dan moet je het zeggen. Het is dan niet een onderonsje tussen God en jou, maar gewoon tegen iemand zeggen die door en door betrouwbaar is, maar dan heb je het gezègd. Uiten is zo belangrijk!

Maar ja, wat zegt Adam? Z’n denken is echt aangetast hoor. ‘Die vrouw’, daar gaat z’n vinger, die ik van U kreeg…

Alsjeblieft, wát een cadeau hè?

Ik heb een vrouw gekregen die mij verleid heeft tot zonden. Jaaa…., goedkoop hoor.

Maar ja, zo werkt dat nou eenmaal.

Schuld geven aan….., hoe is het met je? Nou, wie z’n schuld is dat? Ja, en daar gaan we…, het is de schuld van eh…m’n echtgenoot…., het is de schuld van m’n ouders…, ja, die waren niet zo best.

Of omstandigheden, ja, het is de schuld van de omstandigheden.

Of iemand in de gemeente, anders was ik allang geweldig gegroeid, maar ja, die houdt me altijd tegen…

En zo gaat dat maar door. Dat komt omdat je konstant met het begrip ‘schuld’ zit te werken.

Van Mariet heb ik geleerd dat als we onenigheid hebben, of er is iets, wat dan ook, maar laten we het woord ‘schuld’ niet noemen. We buigen ons samen over het probleem waar we mee zitten, en dat gaan we dan samen oplossen. Anders keert het zich steeds weer tegen elkaar.

Dus het woord ‘schuld’…..kapot schieten!!

Wij zijn ónschuldig! En waardoor? Heel simpel, dat is een juridische term, door het bloed van het Lam. Als Hij zegt dat je onschuldig bent, dan bèn je dat!

Maar heel veel mensen, ook christenen, zijn gekleed in kledingstukken, in mantels die helemaal niet bij hen passen.

Denk alleen maar eens aan mensen die zich uniform kleden, zodat je kunt zien van welke kerk ze lid zijn. Of van die klooster-orde, dat kun je zien. Het uniforme.

Als er iets uniform is dan gaat je identiteit naar de knoppen. Anders kijk je maar naar de dictatuur in Noord-Korea bijvoorbeeld, of China, allemaal gelijk gekleed.

Ja, dan moet je ook gelijk denken, denk maar eens aan de kloosterorde.

Dat is wat hoor! Er zijn veel christenen die nóg in een habijt lopen, maar dan geestelijk. Habijt is kloosterkleding.

Die lopen bijvoorbeeld in het habijt van de dienstverlening; de dienstbaarheid; ‘ik moet mijn leven in dienst stellen van die ander, ik trek dus dat habijt aan, en de godganse dag sta je er ook om bekend.

Altijd die dienstbaarheid. Dat kan zó erg worden dat het zelfs gewilde nederigheid wordt, zegt Paulus. En gewilde nederig-heid is geforceerd. Extra nederig.

In Hattem stond eens een dame in een bakkerswinkel.

En zij was aan de beurt om geholpen te worden, en toen kwam er net een ander de winkel binnen. Nou, zegt ze, laat die maar even voor gaan. Toen ze weer aan de beurt was, kwam er weer iemand binnen, en weer iemand, en ze liet alsmaar iedereen voor gaan…, want….

ze was een christin……ja. Het is toch verschrikkelijk!! Dat is nou gewilde nederigheid.

En wat denk je dan nonnen die in het klooster intreden? Ze willen het!

Dan denk ik wel eens: ‘weet je wel wat je wil? Waar is je individualiteit? Je trekt iets aan, allemaal dezelfde kleur. En zijn non-nen waar je het gezicht nauwelijks van kan zien, zo’n soort koker voor het gezicht.

Hun eigen gezicht wordt haast onzichtbaar.

Ik doe helemaal niet mee met de discussies over hoofddoekjes, sluiers en boerka’s, dat kan me allemaal niks schelen; maar het zegt iets over die mens.

Maar hoeveel mensen lopen inderdaad nog geestelijk in een habijt, in sluiers.

Het kan best zijn dat hier iemand zit die nog gewoon geestelijk een boerka om zich heen heeft. Je kan de ogen haast niet eens meer zien.

Wáár ben je? Wié ben je? Ik kan het niet zien. Ik zie een vormeloze piramide die voorbij komt; is dat een mens?

Ze lopen zelfs soms gebogen. Alleen het gezicht is hier en daar wat zichtbaar.

Wat denk je van de volgende kleding?

Het camouflagepak van de dappere Dodo.

Heel dapper lopen doen.

‘Met de Heer kan ik alles….’, dát gedrag.

‘Ik sla iedere vijand neer….’ Nou, laat dat eens zien dan. Dat dapper lopen doen. Maar wie bèn je? Kom eens uit dat uniform, trek dat eens uit. Dat past je niet en dat hoort ook niet bij je.

Je kan ook gehuld zijn in de gehavende mantel van je ellendige ervaringen. Denk maar eens aan de mantel van die vrouw.

Je hebt zoveel ellendige ervaringen gehad, dat kan hoor, voorbeelden genoeg.

En je mantel ziet er niet meer uit!

De rottigheid die je allemaal is overkomen.

Ja, wat moet je er dan mee doen? Durf je hem uit te doen? Want dát is de kunst.

Durf je hem uit te doen.

Ik ken zelfs iemand die zich verbergt achter z’n ziekte. Die heeft zo’n interessante ziekte, het gesprek gaat binnen een minuut over dié ziekte.

‘Ja maar ik ben hier niet gekomen om over een ziekte te praten’. Achter die ziekte zit een mens.

Verberg je toch niet, Adam, Eva. Je kan je achter zoveel dingen verbergen.

Wat denk je bijvoorbeeld over de ambts-kleding, dat je aan de buitenkant kan zien wat iemand schijnt te zijn.

Er kwam eens iemand naar me toe, en hij stelde zich niet voor, maar zei: ‘ik ben arts’.  Tja, ‘ik ben Duurt’.

Ja, het is toch merkwaardig dat iemand dat zegt? Zo van: ‘weet je wel wie ik bèn?’

Soms kun je het aan de kleren zien.

Moet je die hele religieuze folklore  maar eens bekijken, wat daar rondloopt, die kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, ze zien er niét uit! De tranen springen me wel eens in de ogen hoor. Vroeger lachte ik er om. Wat is dit toch?!

En al die rangorden, net als een leger-opbouw.

Maar durf je hem uit te doen? Dát is het punt! Durf je dat, want anders val je steeds weer terug. Het kan zelfs zo erg worden dat je je verschanst in je ellendige ervaringen. ‘Ik heb tèveel meegemaakt, komt niet bij me met die praatjes, ik heb tèveel meegemaakt!

Dan ben je dus onbereikbaar geworden.

Je staat er ook om bekend, maar waar ben je zélf? Ik zoek jóu! Mens, het kan me niet schelen wat je allemaal hebt mee-gemaakt of doorgemaakt, maar mag Ik je nog bereiken? Durf je je te laten vinden?

Stel dat je bekend staat als een keurige christen; elke zondag ben je trouw aanwezig….., ach, achter al die keurigheid ben je toch eigenlijk een origineel mens. Wat moet ik met die keurigheid en die netheid? Dat is èrg hoor!

En wat denk je van mensen die zich overal aan irriteren. Binnen een minuut gaat het gesprek daarover, over hun irritatieladder.

Dan denk ik: je hebt een jas aan die vol zit met vlooien; je hebt altijd wel wát te krabben. Waarom doe je die bunker niet uit joh? Jij staat bekend als iemand die zich overal aan irriteert. Chagrijn, zegt een puber dan, en hij heeft nog gelijk ook.

Of oude mensen die van die mopper-konten worden: ‘Het is helemaal niks meer tegenwoordig…’.

Ach joh, hoe is het met jezelf? Wil je weer terug naar die ‘goeie’ ouwe tijd? Leverde dat zulke mensen op zoals jij? Ja, dat is wel hard, maar ik confronteer maar eens een keer.

Kijk eens in de spiegel man, het gaat niet goed met je. Waar is dat jochie gebleven, dat jochie binnen in je, dat is helemaal versteend.

Mariet en ik zeiden laatst tegen elkaar: ‘als ik niet meer het meisje zie waar ik indertijd verliefd op ben geworden, als ik dat niet meer in haar zie, dan is mijn huwelijk versteend. En andersom geldt dat natuurlijk ook.

Waar is het kind gebleven?

Toen ik een jaar of 20 was dacht ik: ‘dat kind in mij is dood’.

Wat denk je van het kleed van zorgen?

Dát is een loden mantel! Zorgen!

Och, wat heb ik vaak gehoord, gewoon in de geest: ‘Duurt, je hoeft je geen zorgen te maken’. ‘O nee, dat is waar ook’.

Dat heb ik heel vaak gehoord. Dus ik weet wel hoe zo’n mantel voelt. En die is zwaar hoor!

Aan zorgen wordt ook vaak schuld gekoppeld. ‘Wat had je niet allemaal kunnen doen, dan was het niet zo vervelend gegaan; je had je kind anders moeten opvoeden, sukkel dat je bent!’

En zo gaat dat maar door.

Schuld, schuld…., het jankt door de schepping heen.

Ze zijn er in het westerse denken ook altijd op uit: ‘hoe is dat gekomen, wie z’n schuld is dat?’

Jesaja profeteert over Jezus: ‘Als Hij zichzelf ten schuldoffer heeft gesteld, dán zal Hij nakomelingen zien’.

En wat zijn dat dan voor nakomelingen, als Hij Zichzelf ten schuldoffer gesteld heeft? De onschuldigen! Dát zijn de nakomelingen.

Je kan er depressief van worden hoor.

Dat is een vaal pak, haast een zwart pak.

En je incasseringsvermogen is ook nul geworden. Maar depressiviteit vind ik wel één van de ergste dingen van tegen-woordig. Het woord ‘depressief’ zegt dat er druk achter zit van bovenaf; je wordt neer-gedrukt door één of andere oorzaak.

Het kan van binnenuit zijn, want je vader was het ook altijd…., het kan ook van buiten door een traumatische gebeurtenis.

Maar hoe dan ook, je zit diep in de put, en hoe kom er daar uit?

Ik ben blij met ontzaglijk veel medicijnen hoor, die het leed verzachten; maar ik heb er geestelijk nog te weinig kijk op hoe dat zit, alsof iemand onder een spanlaken wordt gezet en dat hele spanlaken wordt nog tegen de grond genageld ook.

Zo gauw je overeind komt, wordt de weerstand nog groter. Ik heb hierover één keer een beeld gehad.

Kruip ook niet weg in dit kledingstuk van: ‘niemand begrijpt me’. Wat blokkeer je dan? Je blokkeert de hulp.

Niemand begrijpt me; ik heb het er wel eens over gehad met een psychiater.

Ik zei: ‘als ze dat nou zeggen, en ze vallen in herhaling….’. Nou, hoe oud is ze? Een jaar of 35. Nou, zei hij, dan helpt niets meer. Dan willen ze niet meer. Dat heet uitbehandeld.

Het is moeilijk om zulke mensen echt te bereiken. En kom ook niet met teksten aan hoor, dan kun je een bord naar je hoofd krijgen.  En het is ook niet eerlijk om uitspraken van een ander te gebruiken.

Ben jij begaan met iemand, en soms kun je helemaal niks, dan kun je er nog altijd bij blijven.

Het valt mij ook op dat heel veel jongere mensen, die iets op hun geweten hebben, vaak een kledingstuk aanhebben waar een capuchon aan vast zit. Die trekken ze over hun hoofd.

Ja, er zijn overal video-camera’s.

Ik denk dan: ‘ach jongens, jullie hebben waarschijnlijk wat op je geweten, want anders deed je dat niet; maar je wilt niet herkend worden, want dan word je betrapt.

Het kan ook nog dieper zitten, je wilt niet eens gèkend worden.

Hoeveel mensen hier hebben de capuchon over hun hoofd en over hun ogen getrokken omdat ze niet gekènd willen worden. Dat kan!

Verschans je niet in je godsdienstige principes; in je opvattingen over kerk en wereld en zo….

Een atheïst zei eens: ‘God bestaat niet en de wereld is een zooitje’. Dan kijk ik hem eens aan en zeg: ‘ja, maar wij zijn er ook nog’. Dat is niet grappig bedoeld hoor.

Ik denk dan: ‘tjonge jonge, jij bent de vleesgeworden teleurstelling; wij zijn er ook nog!’ Niet iedereen is slecht!

En ik hoef niet te schreeuwen: ‘God bestaat wèl!’ Daar mag hij via mij achter komen.

Of je verstopt je achter een carnavalspak. Dat kan ook nog, dan ben je onherken-baar. Vind je dát niet erg? Onherkenbaar.

Ik heb het wel eens met school gevierd; in de polonaise en een lol dat we hadden, echt wel. Ach, je kan maskers voordoen, je kan leuk lopen doen en lachen met z’n allen, en een feestje is nooit weg….

Maar als je daarover doordenkt, en dat gaat al eeuwenlang door….., je kan je zelfs verschuilen achter je lol.

Of achter je ambt.

Mariet en ik moesten eens naar een begrafenis in het noorden van Friesland. Het regende en het woei, we stonden scheef op dat kerkhof onder de paraplu’s, het was verschrikkelijk. Het was mijn laatste oom.

En in de dienst daarvoor werd ongeveer een half uur verteld wat hij allemaal voor de gemeenschap had betekend.

Ik hoorde niets over hèm, maar wel over al z’n daden. Voorzitter van dit, en secretaris van dat, en hij kon mooi timmeren…..

Daarna kwam er een gebed van 10 minuten waarin alles ook nog eens werd opgesomd. Je weet niet wat je hoort.

Als of er een CV-tje werd samengesteld voor God om hem maar naar binnen te halen….. Het was echt treurig.

We stonden daar naast elkaar in de wind en in de regen; en Mariet zei: ‘ik ga hier weg’. ‘Nou, blijf voor het fatsoen maar even staan’, zei ik.

Ach, ach ach, waarom worden mensen dan ineens zo aangekleed?

Durf jij je te laten zien zoals je bènt.

Kom eens uit je godsdienstige principes.

Wat is jouw kleding?

Ken je die beroemde Deense dominee Kirkegârd? Hij heeft eens een verhaal geschreven over een man, die z’n héle leven sliep, en hij werd wakker op de dag dat hij zou sterven. Typisch Kirkegârd, maar wat bedoelde hij daarmee?

Nou, zei hij, ‘hij werd zich pas bewust van zichzelf toen hij met dat inzicht niks meer kon doen.

Als je achterom kijkt in je leven zeg je dan: ‘ben ik bewust bezig geweest, of bewusteloos’. ‘Heb ik me láten leven, of heb ik zèlf geleefd?’

Dat zijn zulke wezenlijke dingen!

Dat is wat, op je sterfdag bewust worden wie je bent! En met dat inzicht niets is kunnen gebeuren, altijd bewusteloos bezig geweest.  En vergeten om zichzelf en anderen te laten merken wat er in hem leefde. Ook niet aan God laten merken, aan niemand laten merken.

Nooit iemand deelgenoot gemaakt van jouw leven.

Dus de oervraag blijft klinken, zelfs al woon je in het paradijs, wat wij theoretisch dus geloven, heb je je verborgen in het gebladerte, tussen de struiken, in je bezigheden, of: hoe je bekend staat om al je aktiviteiten….

Schuif al dat struikgewas eens weg; mens, wie bèn je? Wáár ben je, waar zit je?

Waar zit je toch met je gedachten?

Nou, sommigen zeggen: ‘ik had echt een oude religieuze mantel, hij zat wat krap, maar ik heb dit evangelie gehoord, nou, er waren wel een paar stukken die me wel wat aanspraken…, ja, ik kan er wel wat van gebruiken….

Nou, wat schiet je dan te binnen? Dan zet je een nieuwe lap op een oude jas. En wat gebeurt er dan? Ja, we weten het allemaal wel, de boel gaat scheuren.

Maar er staat iets aardigs, die ouwe lap past niet bij het nieuwe, of het nieuwe past niet bij het oude, er is echter nooit een totale ommekeer gekomen in je denken.

En wat gebeurt er? Er staat, zegt Jezus:

Het nieuwe zal niet passen bij het oude.

Niet passen. In het Grieks staat er een woord: ‘het komt niet overeen’, het vloekt; er staat symfonio, en dat betekent: het harmonieert niet, het klinkt niet samen, er is geen overeenstemming. Er klopt iets niet.

We hebben eens iemand gehad die fel lid was van een Pinksterclub, joepie en overal zending….; en ineens zei die vrouw: ‘maar ja, we zijn toch allemaal zondaren’.

Zij had dus nog niets van het evangelie begrepen. Dus dat ouwe hield ze vast.

Dat is ook een leuke voor een gesprek, dan kan nooit iemand iets van je zeggen, want je bent tóch een zondaar….., dát is makkelijk!

Spurgeon, een beroemde prediker in Londen, komt bij een oud dametje en tijdens een gesprek zegt ze: nou, we zijn toch allemaal grote zondaren.

Spurgeon keek die vrouw eens aan en zei, ‘dat hoef je mij niet te vertellen, dat had ik in de buurt al gehoord’. Wat werd ze toen boos! Zie je wat een vroom masker dat is?

Het harmonieert dus niet. Dat ouwe denken en een stukje van het nieuwe denken; dat past niet bij elkaar, dat wordt een zooitje.

Durf je jezelf te laten ontmantelen. Hoe vind je dát woord? Toen ik het vond, was ik daar blij mee. Want het kan een vesting worden waarin je je verschanst. Durf je je zwakheid aan het licht te laten komen? Want je denkt: ‘ik ben nou wel héél kwetsbaar’. Maar je kan toch aan het licht komen? Aan een God die enkel liefde is!

Als je je bedenksels nou eens helemaal laat varen en je overgeeft aan Iemand die alleen maar liefde is.

Dan kun je zeggen: ‘ja, Hij ziet me aan-komen….’. Precies, Hij ziet je aankomen en staat met z’n armen wijd op je te wachten. ‘Ben je weer terug?’ ‘Maar ik zie er niet uit!’ ‘Nee, dat is logisch, dat vind Ik ook helemaal niet erg’, accepteer het maar, al je gebreken en lekken en zo….

Dan kun je je ook nog verstoppen achter de gedachte: ‘ja, maar wij zijn op weg naar de volmaaktheid…’.

Ach, stumper, moet je dáármee leven? Met dié idiote gedachte? Er staat in het Grieks alleen maar dat je volwassen wordt. Hoe wil jij volwassen worden als je zo zwaar gehandicapt bent?

Zullen we eerst eens wat aan die handicap doen? Hoe wil je ooit volwassen worden als je nooit kind bent geweest?

Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, handelde ik als een kind en … dan komt er weer een tekst, en nu ik een man geworden ben….

Je bent nog helemaal niet volwassen geworden, want je bent nooit kind geweest.

Durf je tevoorschijn te komen met je zwak-heden; durf te capituleren.

Dan moet je niet aan een oorlog denken. Maar het Latijnse woord voor capituleren is ‘hoofd’, dus dan leg je dat hoofd in de schoot van je Vader. En wat voel je dan? Zijn handen op jouw hoofd. Dáár heb je je Vader. Je bent zo zwak als wat, en er is je ook van alles overkomen.

En wie z’n schuld is dat? Het zal allemaal wel, het interesseert een huisarts ook niet zoveel; en een arts zonder grenzen al helemaal niet. Ik weet geen betere plek waar jij je zwakheid kan neerleggen.

Jouw beschadigde persoonlijkheid. En ik wil geen andere kleding aanhebben dan die bij mij past! Die bij mij harmonieert.

Dát is nou een gezonde vernedering.

Ik hou niet van dat woord ‘vernedering’, het is een verootmoediging, maar dat is zo ouderwets. Maar gewoon erkennen dat je hartstikke zwak bent. Durf je dat?

Nou, zegt God, nou kan Ik je verhogen. Want wie zichzelf vernedert, kan verhoogd worden door Mij.

Maar ja, als je jezelf sterk, moedig en groot houdt, dan verhoog jij jezèlf.

Op een goeie dag zit de duvel wel klaar om je te vernederen.

En wat zegt de geliefde in Hooglied?

Daar vraagt de ene aan de ander: laat mij uw gedaante zien. Hoe vind je die vraag? Die mag alleen een geliefde stellen en die mag ook alleen een geliefde beant-woorden. Dát is de verborgenheid van het samenzijn.

Maar ‘laat mij uw gedaante zien’ gaat natuurlijk veel verder dan je verschijnings-vorm; het gaat om: ‘mag ik je wézen zien, Ik ben zo nieuwsgierig naar jouw karakter’.

Dáár heb je God! Hou op met al je aange-past gedrag, en dat je denkt dat Ik jou zo wil hebben…

Ik zal jouw krachtsinspanningen nooit bevestigen. Hou op met die rare kleding, je ziet er niet uit! Ik  hou van je om wie jij bènt! Jij interesseert me, jouw karakter. Je zult eens zien wat ik voor moois daarvan kan maken. Je Geliefde. En onze geliefde is Jezus; Hij is getrouwd met Zijn geliefde. En dáárvoor is er de gemeenschap met de heilige Geest.

Paulus zegt ergens: De vrouw is de heerlijkheid van de man. Dat moet je niet op aarde uitleggen…, begin maar eens in de hemel.

Heer, wat is Uw heerlijkheid? Dan lacht Hij eens wat, dan kijkt Hij je eens aan, en wat zegt Hij? Dat ben jij, en jij, en jij!

Als jullie links en rechts van je kijkt, dan zie je elkaar, we delen die heerlijkheid van Christus. Dat is mooi dat je dat geheim in elkaar ziet en weet.

Maar durf je je met al je wonden, je kwets-baarheden, je schaafwonden, de breuken

in je bestaan; geestelijk invalide geslagen;

je verdriet; durf je dat te tonen? Of zeg je, net als Rachel, ‘ik wil geen troost meer, het leed is tè groot’. Ze weigert zich te laten troosten. Dat betekent: ‘weigert zich te laten helpen’.

Wat denk je van de mantelzorg van God?

Er staat in de Psalmen dat Hij is gehuld in een mantel van Licht! Hij heeft mantels zat, dus de ene na de andere slaat Hij om diegene heen die er om vragen; die zeggen: ‘ik ben naakt, ik ben weerloos’.

Een mantel van liefde om je heen, hij is warm, hij past je goed. Verzin de kleuren zelf maar; want wie goed kijkt, ziet in de mantel van licht alle kleuren van de regenboog, en daarvan is de liefde, die jij dan uitstraalt, zo rijk geschakeerd, zóveel vormen.

Je moet er toch niet aan denken, zoals dat in de Openbaring staat, dat je dan in een witte jurk op een paard….., ik kan niet eens paard rijden..; maar het zijn beelden, en het gaat erom dat je die béélden door- krijgt, wat daarachter zit, wat de diepere bedoeling is.

Je moet er toch niet aan denken, in een witte jurk met een palmtakje, plukkend aan een gitaar….., is dát nou mijn toekomst?

Nou, dan blijf ik liever hier.

Dus wie die beelden niet doorheeft, heeft ook geen voorstelling van de Vader, noch van de Zoon en noch van de heiligen.

Maar durf je je te laten troosten?

Of verschans je je met de overtuiging: ‘mijn verdriet is tè groot’.

Durf je uit te huilen.

‘Ik zal alle tranen van je ogen afwissen’, hoe doet God dat? Daar gebruikt Hij mensen voor.

Als er iemand verdriet heeft, kun jij er naar toe; als jij verdriet hebt, komt er iemand naar je toe.

Er staat niet: ‘alle tranen’, er staat in het Grieks: ‘traan voor traan’. Vind je dát niet lief?

Voor elk verdriet een traan; voor elk verdriet is er iets.

En dan de mantel van liefde om je heen.

En weet je waar die mantel tegen bestand is? Want de rest gaat eraan, wáár je je ook mee kleedt, het gaat kapot, het houdt op, het slijt.

Jullie kennen de verhalen van Sadrach, Mesach en Abednego? Ze werden in de vurige oven gegooid, en er staat iets heel typisch: Toen werden de mannen gebonden – want ze deden niet mee met die religieuze opwekking – met hun mantels, broeken, mutsen en overige kleding.

Is je dat wel eens opgevallen? Ja, ze zagen er heel gewoon uit. En ze werden in de vuuroven geworpen.

De oven wordt flink in de fik gezet; ze vielen in die brandende oven, en wat staat er? Dat iemand zegt: ‘ik zie die kerels daar wandelen, ze hebben geen letsel’.

En aan het eind staat: Hun mantels zijn ongeschonden gebleven. Zelfs geen brandlucht.

Hoe vind je dat? Wat voor kleding is dát?

Dat is de mantel van het Licht!

Ik durf het volgende wel te zeggen: ‘wie liefheeft zoals de Vader liefheeft, wie liefheeft met de liefde waarmee de Vader jou liefheeft, wat Hij voor je voelt, is on-kwetsbaar’. Dát wordt bedoeld met: ‘de liefde verdraagt alles’.

Zo lang je liefhebt, vlieg jij niet in de brand; loop je ook geen brandwonden op.

En er komen allemaal teleurstellingen naar je toe; zolang je liefhebt, blijf je daarvan gevrijwaard.

Ik durf wel wat te zeggen, maar volgens mij is dát het! Want er staat: de liefde vergaat niet. Wat denk je van het werk-woord ‘vergaan’?

Het vergaat niet, het vliegt niet in de fik, het gaat nooit dood.

Vul het zelf allemaal maar in, ik doe het ook voor mezelf.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 18-02-2007