Liefhebben en bemind worden (Duurt 17-04-2011)

Liefhebben en bemind worden

 

Er worden vanochtend geen teksten geprojecteerd, want die paar, die ik gebruik, die ken je wel.

Het gaat trouwens ook meer om de gedachte dan de manier waarop het gezegd is. Anders bestaat je leven uit teksten, en dat lijkt me een verschrikking.

We kregen een paar weken geleden een kaart van een paar vrienden uit Ierland. Daar stond een prachtige spreuk op: Er is slechts één geluk in het leven: liefhebben, en bemind te wórden. En dáár wil ik het eens over hebben.

Dan moeten we eerst eens even terug naar het begin. En aangezien wij van Gods Geest hebben ontvangen, die bij dat begin wàs, herinneren wij ons het begin.

De Geest brengt je alles te binnen wat tóen gebeurd is. Dus wij kunnen ons dat weer te binnen laten brengen.

Ik ga terug naar het begin over man en vrouw. Verwacht van mij geen verhaal of moralistisch geklets over een huwelijk, want veel mensen doen dat graag. Maar het gaat mij om het beeld ‘man en vrouw’ als de werkelijkheid van Jezus Christus en Zijn vrouw, de Gemeente. Dat is het eerste. En later is man en vrouw ook nog beeld van de totale mensheid en God. Want uiteindelijk huwt Hij de totale mensheid.

De eerste Adam, de eerste mens, vond het helemaal niks zo helemaal alleen. Toen heeft God een hulp gemaakt die bij hem past. Dat is een wonder op zich.

De vertaling Reisel zegt: iemand hem gelijkwaardig. Onthoudt goed, ik heb het over Jezus en Zijn vrouw! Hem gelijk-waardig.

In een oude Statenvertaling staat: een hulpe tegenóver hem. Als je je daar nou eens in verdiept, dan is dat best mooi; want geliefde mensen, dus mensen die van elkaar houden, kijken elkaar aan.

Dat is toch ook het mooiste wat er is! Elkaar aankijken, je hoeft niet zoveel meer te zeggen; maar je snapt en je begrijpt zoveel.

En wat lees je in elkaars ogen?

Dát zijn nou de geheimenissen van het Koninkrijk wat Jezus bedoelt.

Dat geheim heeft alles met liefde te maken.

Want dan lees je dat er een rib uit Adams’ lijf wordt getrokken, het kostte hem een rib uit z’n lijf, en daar werd dan Eva van gemaakt. Nou, dat klopt helemaal niet.

Het woord dat daar staat voor rib, dat nog een keer of vijfendertig voorkomt in de bijbel, wordt nooit met rib vertaald.

En dan Adam met een rib minder…., ik kan me dat niet voorstellen.

Reisel zegt, dat is geen goeie vertaling, maar dat is ‘component’.

Het is één van de wezenlijke delen van Adam geweest, waaruit God de vrouw schiep.

En omdat het een component is van hem, kan hij dus niet zónder! Dan ben je pas één als je samen bent. Ze kunnen niet zonder elkaar, want ze horen bij elkaar. Wat zou er door God heen gegaan zijn, toen Hij dat gedaan had, ik stel het maar even kinderlijk voor, en Adam doet z’n ogen open, en ziet daar een wezen dat hij nog nooit had gezien. Zullen de handen van God getrild hebben, en dat Hij er bij heeft staan kijken: hoe zou hij daarop reageren, hoe zou dat worden?

En Adam komt tot een prachtige conclusie, hij zegt: dat is er één van mijn soort, dat soort heb ik nog nooit gezien!

Vlees van mijn vlees, net zo’n lichaam, met botten zoals mijn gebeente.

En gebeente betekent in het Hebreeuws ook identiteit hoor.

Gebeente is een prachtig beeld van iemands identiteit.

Stel dat jij geen geraamte had, dan was je een lege zak. Dan had je dus helemaal niks.

Gebeente komt in verscheidene Psalmen ook voor. Dus ‘mijn identiteit’.

Denkt nou maar  steeds weer door aan de werkelijkheid van Jezus en Zijn vrouw.

Er kwam een diepe slaap over Adam, en daarna was dit gebeurd. Die diepe slaap is een beeld van dood en opstanding van Jezus.

En dan doet Adam z’n ogen open…., (snap je hem) en moet je eens kijken wat er gebeurt!

Er staat in de bijbel: God bouwt een vrouw. Het Nederlandse woord voor bouwen heeft een schitterende betekenis. Dan moet je niet alleen aan huizen of aan landbouw denken.

Maar het Nederlandse woord ‘bouwen’, heeft drie betekenissen: doen groeien, laten ontstaan, en zelfs scheppen. Hoe vind je dat? Wàt een mooi woord is bouwen!

Scheppen, doen groeien is een proces.

Dat groeiproces van die vrouw gaat niet bij toverslag. We zitten allemaal in dat wordingsproces.

En als Adam dan die vrouw ziet, kijken ze elkaar aan, en wat ontstaat er dan? Dan ontstaat er binnen in je zó’n diepe blijdschap dat je iemand gevonden hebt die op je lijkt, iemand met dezelfde gedachtenwereld.

Ik heb het twee keer gehad tijdens een aanbiddingsdienst, dat er ineens een stem in mij opkwam: ‘beseffen jullie wel wat jullie voor Mij betekenen?’

Dat is een vraag van onze Heer.

Beseffen jullie wel wat jullie voor Mij betekenen? Als Ik naar jullie kijk, en we kijken elkaar in de ogen, wat lezen we dan? Die diepe blijdschap, dat geheim dat we samen delen.

Dus je moet nagaan dat Hij dus een vrouw heeft die Hèm gelukkig maakt.

We hebben het zó vaak over dè Heer, dàt is dan je blijdschap…., maar draai het eens om, dat Hij je aankijkt, en dat jij de vervulling bent van Zijn verlangen en Zijn blijdschap. Hoe diep dat zit bij Hem.

Een vrouw die Hèm gelukkig maakt! Beseffen we dat? Dat is zó goed voor je minderwaardigheidsgevoel.

We hoeven niet eindeloos te herhalen dat je van grote waarde bent. Dat bèn je wel!

Als Jezus dat van jou vindt, is dat het einde van jouw minderwaardigheids-complex.

Besef je wat jij voor Mij betekent? Petrus, heb je het door, jongen?

En dan wordt er van Adam gezegd, een hele merkwaardige tekst: Daarom zal een man z’n vader en moeder verlaten, en z’n vrouw aanhangen en ze zullen één zijn.

En die vrouw dan? Maar dit duidt op de Christus, op Jezus!

Want man en vrouw hóren bij elkaar, en als dat uit elkaar getrokken wordt, dan gaat die man weer zoeken. ‘Ik ben mijn vrouw kwijt’. Dat is toch verschrikkelijk?

En wat is er gebeurd, even kort door de bocht, toen Jezus het uitbrulde: waarom hebt Gij mij verlaten?

Hij móest Zijn Vader even verlaten, en ook Z’n moeder. Dat zijn degenen die om Hem heen zijn. Dat heeft Hij wel eens verteld. Als je m’n moeder zoekt, dan zitten ze hier.

Hij heeft de Vader moeten loslaten en Hij heeft ook Z’n vrienden moeten loslaten. En toen is Hij de confrontatie met de dood aangegaan. Waarom? Voor Z’n vrouw! Z’n meisje! Ja, zóveel houdt Hij van mensen!

Hij heeft z’n Vader en moeder verlaten om de mensheid weer tevoorschijn te halen; wakker te kussen. Dat is zo’n teer gebaar.

Iemand wakker kussen die sliep, (en slapen is altijd een beeld van de dood) en weer met Zich en met God te verbinden. Dát is nou het nieuwe verbond.

God zei: zullen we mensen maken die op ons lijken? Die vraag heeft Hij natuurlijk ook aan Jezus gesteld. En Jezus stelt die vraag ook aan Zijn vrouw. Mensen maken.

Maken is zo’n naar woord, je hoort het wel eens: kindjes maken…., wat is dat nou voor een rotwoord.

Zeg maar ‘scheppen’. Wij zijn ook geroepen om in andere mensen iets wakker te roepen wat ze zich vaak niet eens bewust zijn. Dat ze geroepen zijn tot een eeuwig leven. Dat er in hen de mogelijkheid zit om zich met God te verbinden.

Prediker zegt dat het eeuwigheids-verlangen van nature in een mens zit.

Veel mensen vullen dat eeuwigheids-verlangen maar een beetje op, en als we dood gaan, dan zullen we het wel zien….

Maar elk mens verlangt toch naar eeuwig léven? Durf je dat tevoorschijn te roepen? Dat ze een beeld van God kunnen worden.

Een ander woord voor ‘een beeld van God’ is een gelijkenis. Dus de mooiste gelijkenis is de mens die op God lijkt.

Wie is God? Nou, zegt Jezus, kijk maar naar Mij! Zó eenvoudig is het.

Dát is nou die schat in de akker!  De akker is een beeld van de menselijke geest.

En die schat in die akker is dus de mogelijkheid die in die akker zit, om tevoorschijn te brengen wat er in gezaaid wordt.

Het woord Gods wordt er in gezaaid, dat is een zaad. Dan komt de mogelijkheid op uit die akker om mensen Góds te worden; Gods mensen! Hemelse mensen! En daarom zaaien wij ook dat Woord uit.

Zaai maar rustig door. Wie er open voor staat, ontvangt het en daarin krijgt het gestalte, en bij wie het afketst…, nou, jammer dan.

Maar die zaaier heeft er geen stap minder om gezet. Hij ging rustig door. Waar het ook viel, want er is zaad zat!

Dat doet me ineens denken aan Petrus, ze zijn met een paar discipelen bij elkaar, en ineens loopt Jezus weg met Johannes.

Petrus ziet dat, hij wil de boel altijd graag onder controle houden, en hij zegt: hoe moet het nou met Johannes? En Jezus draait zich om en zegt: ‘wat kan jou dat schelen joh, volg jij Mij maar’. Dát is het! Ken je die vraag? Hoe moet het nou met die…., en hoe gaat nou met….., en hoe..?

Verlies de controle maar hoor, dat is een hele ontspanning.

Volg jij Mij maar! Dat is altijd goed!

Ja, kun je me volgen?

Dus dat zaad Gods, dat Woord van Hem, is een levensbeginsel. En dat levens-beginsel zit in jou. En dat had Maria goed begrepen. Als ze dit hoort, hoort ze ineens dat zinnetje: er wordt iets heiligs in je verwekt. Zó! Ja, buitenechtelijk.

En dan zegt ze: laat maar gebeuren wat u zegt, mij geschiede naar Uw woord.

Geschiede is een heel mooi Nederlands woord dat te maken heeft met worden en geboren worden. En dat hebben wij ook gezegd.

Jezus is eerst een ‘vlees-mens’ geweest, gewoon mens, en na Zijn wedergeboorte komt de nieuwe mens naar voren.

Mij geschiede naar Uw woord.

Zo’n gedachte, wat er in jou aan het worden is, dat wordingsproces, daar moet je eens op gaan kauwen, en nog eens kauwen. Tenslotte zijn we allemaal vee.

Als ik zo rondkijk, zie ik dus een heleboel schapen, koeien, geiten, herten…, noem alles maar op. Maar je begrijpt dat ik naar je inwendige mens kijk.

Maar dat zijn wel allemaal herkauwers!

De kudde Gods bestaat uit hèrkauwers!

Ruminaren, zeiden de oude kerkvaders. Dat is zó belangrijk!

Meer zeg ik er niet van, maar Ger en Duwart noemen dat een Ikea-preek.

Je krijgt van alles mee naar huis, en zet het thuis maar in elkaar. Een Ikea-preek. Dat is een leuke hè?

Dus ik ga niet alles uitwerken; er moet wat te herkauwen overblijven.

Ik wil nog wel een voorbeeld geven van herkauwen.

Ken je die merkwaardige tekst, waar ik geen bal van begreep: ‘Wentel uw weg op de Here, en Hij zal het maken?’

Ik dacht: ‘wentel uw weg…’, wat moet ik me daarbij voorstellen? Een steen of zo?

Uw weg….., is dat dan mijn weg? Een steen…, en dan op de Heer…, nou, daar zal Hij toch ook niet om zitten springen….

Als het goed is moet je hiervoor een bende vertalingen naast elkaar lezen. Dan wordt het vanzelf wel duidelijk wat er geprobeerd is te vertellen.

In de Naardense bijbel staat gewoon: ‘Cirkel al je gangen’, in plaats van ‘wentel uw weg’. Nou, dat zet je al een beetje aan het denken.

En in een Engelse vertaling vond ik iets prachtigs: Ontsluit je levensloop.

Hééé, dus ik, die eerst afgesloten was, door wàt voor oorzaak ook, durf ineens de boel te ontsluiten. De grendels er af te trappen.

Want sommige mensen zeggen: Jáááh, dat klinkt wel mooi, maar ik vertrouw mij toe aan de Here….. Nou, dat is prachtig, maar je hebt je broeders en zusters gekregen, de betrouwbaren althans, aan wie jij je durft toe te vertrouwen. Dat woord vond ik ook in een vertaling: to commit.

Durf jij je toe te vertrouwen aan iemand die betrouwbaar is; dán ontvang je genezing, want Hij zegt: Ik zal het maken, herstellen, beteren.

Durf het maar te zeggen.

De discipelen waren geen afgesloten, afgegrendelde figuren. Ze bemerkten de betrouwbaarheid van de Zoon en durfden de dingen te zeggen. Ze zeiden ook van alles tegen Hem.

‘Leer ons bidden’, en: ‘wie van ons is de meeste’. Ik bedoel dus dat zij dat durfden te zèggen! Ze hadden dus vrijheid van spreken. Ze waren niet bang voor Hem dat Hij de boel zou veroordelen.

Ontsluit je levensloop!

Dan gaat het dus niet zozeer over je aardse levensloop hoor.

Het gaat om je wordingsproces, want dat is een loop, een gang, je wordingsproces in de hemel, als vrouw van Jezus.

Geen bruid! We zijn geen bruid van Hem. Er staat zelfs in één van onze liederen zoiets. Maar ja, er staan wel meer dingen in de liederen waar ik het beslist niet mee eens ben, dan hou ik mijn mond gewoon dicht. Wat geeft dat nou, de rest is toch heerlijk?

Vroeger werd al gezegd: de gemeenschap des heiligen Geestes. Ja, maar we hebben dus die geestelijke eenheid met Hem dóór de Geest! Dáárom ben je Zijn vrouw!

In de eerste plaats is er dat wordings-proces van die vrouw en ondertussen ook het wordingsproces van wat er in haar aan het groeien is: die Zoon!

Dat zijn twee wordingsprocessen die parallel lopen.

Dus het wordingsproces van háár en het geboorteproces van die Zoon in haar.

Dat is een volwassen kind hoor, dat is niet een baby. Het staat er ook, het is een man!

Als je dát nou ontsluit; daar heb je het als vrouw natuurlijk over tegen je man.

Dan vraagt hij aan zijn vrouw: ‘Hoe ver is het? Hoe voel je je? Hoe gaat het nou met je?’

En onze Heer is zó bescheiden dat Hij in dat verhaal van Openbaring 12 zelfs helemaal niet genoemd wordt, waarbij die vrouw een kind moet baren onder zware verdrukking. Hij wordt niet eens genoemd, maar reken maar dat Hij haar hand vast- grijpt.

Hij pakt haar hand vast en zegt: ‘meid, hou vol! We kùnnen het samen.

Als ze het uitschreeuwt…., ik ben altijd benieuwd naar wat ze uitschreeuwt.

Nou, je zult het zelf ook wel eens een keer hebben  uitgeschreeuwd, en dan niet alleen van pijn, maar ook gewoon van een geestelijke druk.

En als het per ongeluk een vloek is, dan kijkt de Heer daar wel aan voorbij hoor. Hij ziet de benauwdheid waar je in zit.

Je schreeuwt om gerechtigheid.

Want kijk, die vrouw is bevrucht door haar Man. En tijdens die geboorteweeën, dat proces, houdt Hij haar vast.

Daarom vind ik het woord openbaring zo mooi.

Openbaring betekent: ‘ontsluiering’, apocalips. Er gaat een sluier af.

Het geheim van God om mensen tevoorschijn te brengen, die op Hem lijken, dat geheim ontwikkelt zich in de vrouw van Jezus. Mensen Gods, een volwassen geestelijke mens. Van Goddelijke oorsprong.

Moet je eens nagaan waar wij het over hebben. En het woord ‘openbaren’, is best een aardig woord: je ‘baart’ het. En dàt gaat met moeite. Dat gaat echt met veel moeite. Maar het gaat erom dat de Christus weer openbaar wordt!

De gezalfde mens, dat is een Christus.

Er komen een hoop valse christussen, die hebben een verkeerde geest; maar er zijn ook ware christussen, christenen. Ja, het woord is wat versleten.

De Christus wordt openbaar in gewone mensen.

Dat betekent eigenlijk dat het beeld Góds

openbaar komt! Dat je kunt bekend maken wie Gód eigenlijk is.

Ken je die uitdrukking van Paulus?

De vrouw is de heerlijkheid van de man.

Maak die nou maar geestelijk, dat lijkt me wel zo handig.

De gemeente is de heerlijkheid van Jezus. Heerlijkheid betekent dat je alles kunt doen wat God wil. Hoe dan ook.

De vrouw is de heerlijkheid van de man.

Ken je die tekst dat er een teken verschijnt in de hemel? Matth. 24:30.

Dat teken in de hemel is de Zoon des mensen die komt in Zijn heerlijkheid. Dat is de Gemeente! Dàt is dat teken! Dàt wordt openbaar!

En als wij verschijnen, dat betekent aan mensen openbaar worden, dan verschijnt Hij mèt ons.

De Christus onder u, staat in Col.1:7b, dat is de kern van het evangelie: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid. En dat is de heerlijkheid van de Zóón! Je openbaart Zijn heerlijkheid.

En de Zoon zegt: Ik ben bezig om de heerlijkheid van mijn Vader te openbaren! Het wezen, het karakter. Dáártoe zijn we geroepen. Dàt krijgt alle aandacht. Dat is een voltooide Gemeente.

Dat is het geheimenis van God. Wat is Hij daar al lang mee bezig hè?

Dus als je zegt: Uw wil geschiede, dan zijn daar een hoop domme opvattingen over.

Eigenlijk is een mooiere vertaling: Uw verlangen worde geboren en is in wording.

Uw verlangen! Want achter het huwelijk tussen de Zoon en zijn vrouw, zit nog steeds, altijd, het diepste verlangen van de Vader om ooit met de mensheid te huwen.

Dát duurt nog wel even.

Dat is mooi hoor, Uw wil geschiede. Dat is een aansporing. Waarom?

En wat is Gods diepste verlangen? Een gelijkwaardige vrouw naast Hem. Maar dan heb ik het over de verre toekomst. Eerst gaat het om de Zoon en zijn vrouw gelijkwaardig te laten groeien.

Ik maak nu een grote sprong.

Als alle eerste dingen voorbij zijn gegaan; en we hebben het duizendjarig rijk gehad en de boel is hersteld; en alles is voltooid…

Er staat in het Grieks Sunteleia,  voltooiing, dat betekent: de vereniging van hen die een gemeenschappelijk taak te verrichten hebben.

Dat ‘sun’ betekent samen. Jezus zegt: alle dingen zijn Mij overgegeven van de Vader, en dat geef Ik ook aan jullie, en zo gaan we samen aan het werk.

En als die schepping dan helemaal voltooid is; alle dingen zijn nieuw geworden, (dat is verre toekomst hoor) en stel je het maar even plastisch voor dat Jezus zich met Zijn vrouw omdraait naar de Vader, en wat zou Hij weer zeggen? Vader, het is volbracht! Ja, dat is wat?

En daarná krijgen we de bruiloft van het Lam. Dan is het begrip ‘Vader’ afgelopen, want dan wordt Hij weer Man! Ik bedoel ‘echtgenoot’.

Dat heb ik gevonden in Hosea, en dat vond ik wel grappig. Ik vond daar een heel merkwaardig tekstje in Hosea 2:1: het wordt tijd dat je je moeder aanklaagt, (want ze had de boel verpest). En dan zegt God: want zij is mijn vrouw nièt en Ik ben haar man niet.

Daar heb je het dat de hoop van God de grond in werd geboord. Daar wordt het begrip ‘man’ gebruikt voor God zèlf.

Ik geloof dat ik haast voldoende gezegd heb, want er valt heel veel te herkauwen.

Ik wil nog graag een profetie, een beeld, voorlezen. Dat is hier door Joske Tänzer uitgesproken, en het heeft ook in de Prisma gestaan, van twintig jaar geleden.

Twintig jaar!

Ik zag Jezus, en vóór Hem, met het gezicht naar Hem toe, stond een vrouw. De vrouw ging van Hèm uit.

Hij schiep haar; legde de hand aan haar en een stem klonk, die zei: Mijn vrouw, een component uit Mij genomen; ze gaat van Mij uit. Ik roep haar tot aanzijn.

Tegelijkertijd wàs de vrouw er al, terwijl ze toch onder dit woord aan het worden was.

Wat me hierin opviel, was, dat we vaak zeggen dat we de kleding van de Heer krijgen. Maar hierin wordt duidelijk dat niet alleen de kleding en de versieringen van Jezus uitgingen, maar de totale vrouw in haar geheel.

Toen ging er van de Heer een hoofd-sieraad uit, een diadeem. Dat is een krans, of een kroon. Die heeft Hij op Zijn hoofd. Denk aan de kroon van het eeuwige leven; de diadeem van de schitteringen van het Woord.

Een ronde band die om het voorhoofd wordt gedragen, met in het midden een prachtig, veelkleurig, glanzend medaillon, dat op het midden van het voorhoofd hangt.

En de Heer zette die band om het hoofd van de vrouw.

Van de vrouw ging een identiek sieraad uit, dat ze aan Hem gaf en Hij deed het om Zijn hoofd.

Terwijl dit gebeurde, klonk er een stem, die zei: hierin ligt een groot geheim besloten.

Wat me het meeste trof was, dat de sieraden identiek waren.

En terwijl deze dingen gebeurden, bespeurde ik toch bij de vrouw dat ze zich niet helemaal bewust was van wat er gebeurde. Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. En dit bracht haar in onrust en maakte haar onachtzaam wat betreft het sieraad, maar dat was ze zich niet bewust. Net als een kind dat niet kan wachten op het zich laten aankleden voor een feestje. Het is te ongeduldig en past niet goed op z’n kleren.

En de Heer zei: Vrouw, wees je bewust van wat er in de hemel bezig is te geschieden. En wees je bewust dat de man zijn sieraad draagt voor zijn vrouw, en zijn vrouw voor hem. Het is het geheim tussen hen, en dat wordt gekoesterd in de omgang met elkaar in de binnenkamer, waar het tot volheid komt.

Ik vroeg Hem naar het geheim van het medaillon. En Hij zei: de glans van haar wezen, door Mij tot aanzijn geroepen, van Mij uitgegaan, dàt is Mijn heerlijkheid! En daarom zijn beide sieraden identiek.

 

Dit heb ik ook twintig jaar bewaard in de bijbel. Want het heeft me toen zó diep geraakt. Mooi hè?

Er is slecht één geluk, bemind te worden en te beminnen.

Wij zijn de vrouw die Hem gelukkig maakt!

Amen.

 

Vader, hier worden we stil van.

Als we elkaar aankijken, en U naar ons kijkt, naar Uw Zoon en Zijn vrouw.

Ik kan er geen woorden voor vinden maar het gebeurt.

Dat kostbare geheim, dat U nooit hebt losgelaten. Wat is dat toch onze blijdschap; Uw blijdschap wordt de onze. En dat we gelijkwaardig worden aan elkaar. Mooi hoor.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 17-4-2011

 

 

Leven in twee werelden (Duurt 26-10-2014)

Leven in twee werelden

 

Elk mens leeft in twee werelden. Dat geldt voor alle mensen. Ze leven in een geestelijke wereld en ze leven in een natuurlijke wereld. Alleen miljarden weten dat niet, maar ze zitten er wèl.

De aardse mens weet dat niet, maar die leeft óók in een onzichtbare wereld; als hij sterft, blijft hij bestaan, maar hij woont in de wereld der duisternis.

Wij zijn overgestapt van de duisternis naar het licht; maar zij zitten in duisternis.

Alleen christenen, die opnieuw zijn geboren, die bóven zijn geboren, weten dat ze èn in het Koninkrijk Gods leven, èn op aarde leven. Zó zit dat!

Paulus zegt: wij zijn burgers van een rijk in de hemelen; in de onzichtbare wereld, maar wel aan de lichtkant.

In de Efezebrief staat: medeburgers der heiligen. Dus je woont allemaal samen in dat land. Maar omdat wij ook op aarde leven, hebben we dus te maken met het rijk der duisternis; want de wereld ligt helemaal in het boze, in de donkerheid, in de ellende. En daar hebben we mee te maken.

Jezus zegt ook:  in de wereld lijd je verdrukking. Verdrukking gaat uit van de boze. De wereld is bezet gebied. De hele aarde is bezet door de vijand. Maar er zijn klèine groepjes gelovigen, dat zijn ècht kleine groepjes, die licht verspreiden. Zij zijn lichtpunten in die donkerheid.

Jezus zegt ook: Vrees niet jij kleine kudde, het gaat maar om kleine groepjes mensen.

Soms héle kleine; soms bestaan ze maar uit twee. Maar zij zijn de lichtbronnen in deze wereld. En dat is een mooi woord, lichtbron. Het licht ontstaat in jezelf.

We hebben daar een strijd te voeren tegen boze geesten. Ik zal één voorbeeld geven.

Ik ben er achter gekomen dat een depressie een boze geest is. Je kunt duizend oorzaken aanwijzen waardoor die ontstaat, maar een depressie is een boze geest.

Ik weet van een paar in onze gemeente die daarvan bevrijd zijn. Bij de één kwam het een maand later, dus die geest was gebonden en weggestuurd, en een maand later brak bij haar het licht door, nou, dat is wat hoor, want een depressie is iets verschrikkelijks.

Honderdduizenden mensen lijden aan één of andere vorm van depressie. Dat is die druk van buitenaf, en dat gáát maar door. Het is alsof je onder een deken getimmerd bent, en op het moment dat jij je probeert op te tillen, neemt de druk weer toe. Zó zwaar zijn depressies.

En een ander in de gemeente was na een dag helemaal vrij. Eén dag, dat is wat!

Het was een boze geest en verder niks.

Je kan het een burn-out noemen, je kan het van alles noemen wat je wil….., de psychologie heeft talloze termen voor die hopeloze toestand.

Dus dat winnen we, want Jacobus schrijft: boze geesten sidderen. Boze geesten zijn bang voor ons en niet andersom. Ze zijn gewoon bang voor ons.

In Jes. 57 staat: God woont in den hoge en bij de verslagenen van geest.

Hoe kan dat nou, want ik zie zoveel verslagenen van geest waar God niet bij woont. Hoe zit dat nou?

Hoe bereikt Hij nou die kapotgeslagene? Of die verbrijzelden? Het zal je maar overkomen dat je geest, je ziel, verbrijzeld is; wat is er dan van je over?

Vergeet het niet: jij woont óók in de hoge, waar of niet? Jij woont in de hoge! Naast God! En God naast jou. Maar je bent ook op aarde, dan kun jij die verbrijzelden, die kapot geslagenen, bereiken. Dus God woont daar, en Hij bereikt ze via jou! Dat is mooi! Wij kunnen die hopeloze mensen opzoeken. Ja, zoek ze maar op.

Je hoeft niet de belangrijke mensen op te zoeken hoor, echt niet. Maar de kapot geslagenen, mensen waar geen eer aan te behalen is. Armen van geest noemt Jezus hen. Het stelt in de wereld helemaal niks voor. Terwijl Jezus gezegd heeft:  wat hoog is bij mensen, dat is een gruwel voor God. Het woord gruwel heb ik opgezocht, het betekent dat God daar helemaal misselijk van wordt. Wat hoog is bij mensen zie je alleen maar op tv.

Zoek de armen van geest maar op.

En de treurenden? Zoek ze maar op en ga ze maar troosten, dan worden ze zalig. En ‘zalig’ betekent ‘gelukkig’.

Zoek de niksnutten maar op en troost ze. Beur ze op, geef ze woorden van God te eten, dan heb je goed voedsel.

Geef ze maar wat te eten, en schenk ze het levende water.

Zó is God bij die mensen, bij de verslagenen. The have nots.

Ja, hemelburger. Wat doen jullie in de hemel? Wat doen wij in de hemel?

Wat doe je er nou de hele dag?

Laat ik maar een beeld gebruiken, dan wordt het heel duidelijk. De meesten van jullie doen dat ook wel.

Hij ploegt en hij zaait en hij wiedt en hij plant. Dáár ben je mee bezig.

Je ploegt, wat is dat? Dan woel je de geest van een mens wat om, daar keer je wat in om, maar je maakt hem rijp om straks het zaad te ontvangen. Zo doet een boer dat, en zo doe jij dat ook.

Trouwens, wie wordt er boer genoemd in de bijbel? God Zèlf. Er staat heel mooi: ‘landman’, maar ik kom die term nooit meer tegen in de krant: mijn vader is landman.., gewoon boer! Dus God is een boer, en die boer ploegt voort, om met van Duinkerken te spreken. Je ploegt om de grond ontvankelijk te maken. En dan ga je zaaien. Je zaait daar het woord van God in de geest van die mensen.

En je wiedt, je haalt wat onkruid weg; vreemde leringen, rare opvattingen, gewoon wieden, want dat werkt niet en ze vreten alleen maar vocht. En je plant. En het mooiste is zelfs dat wij zelf regenen.

Jezus heeft het over de vroege en de late regen, Jacobus ook.

De vroege regen dient er altijd voor om dat zaad te laten zetten; dan steken die groene sprietjes net boven de grond uit.

Maar die láte regen is zó verschrikkelijk belangrijk, want dat dient voor het rijpen, het volwassen worden van het graan.

En het regent uit een wolk, en wij vormen die wolk. Echt, wij zijn een wolk van getuigen, een heerlijke wolk, en daar regent het uit, en dat valt neer, op onszelf notabene. Ja, je regent, met name de late regen.

Jacobus noemt de opbrengst van die late regen: een kostelijke vrucht. Wat zou dat nou wezen? Wat levert het evangelie ons op? De Christus!  Dat is het enige waar God vanaf het begin van de schepping naar uit heeft gekeken. Een wezen mèt Hem en náást Hem, met wie Hij op voet van gelijkheid kan omgaan. Dat wezen staat Hem al eeuwenlang voor ogen.

En waar Hij het geduld voor opbrengt, en nooit loslaat!

Want man en vrouw zijn hartstikke gelijk, het staat in de bijbel. Ze zijn zó gelijk dat er eigenlijk geen verschil is.

Zo is Jezus ook, en Zijn vrouw. Dat je elkaar aankijkt en dat je in Hem je man ziet. En Hij ziet in jou zijn vrouw. En hoe gaan die met elkaar om?

Die kostelijke vrucht is zo iets moois, die eens naar boven zal komen, die eens tevoorschijn zal komen.

Al die bezigheden, wát je ook doet, dat heet nou: bidden. Dát is nou bidden. Bidden is niet een gebedje opzeggen. Bidden is gewoon bezig zijn in de hemel. Wát je ook doet…., het heet bidden!

En als je bidt? Nou, dan wordt het je wel gegeven, zegt Jezus. Op het moment dat je bidt, word je gegeven wat je nodig hebt, om in die hemel te blijven functioneren.

En als je gestorven bent, blijf je functioneren. Dat is mooi hoor!

Want wat doe je namelijk? Kort samen-gevat komt het hier op neer dat jij de genade van God verspreidt. Dáár ben je mee bezig. Gods genade verspreiden.

De prachtigste genadegift van God is Zijn Zoon geweest. En gelijk daaraan is dat ook Zijn Geest geweest. Zowel de Zoon als de Geest zijn de kostelijkste gaven die God heeft. Méér heeft Hij niet. Want wij hebben van Zijn Geest gekregen, en Zijn eerste kind, Zijn Zoon. Tjonge, in een wereld die Hem zo vijandige gezind was. Daar  verspreidde Hij de genade van God.

Dus de werkelijke inhoud van genade,

– eigenlijk zo’n versleten woord -, maar de werkelijke inhoud is, dat het gericht is op de komst van de Christus; de openbaring van de Christus. En de Christus is al in je. Het is verborgen. Het is als een geheim. Maar het wachten is op de openbaring, en dát is nou de zogenaamde Wederkomst; dat is nou Parousia. De aanwezigheid van de Christus in ons. Gods aanwezigheid in de mens. En dat gebeurt binnen in je hoor!

Binnen in je, waar God Zich over verheugt.

Er is een oud gezang, wat wij vroeger op de kweekschool zongen, daar komt een regeltje in voor: …en in een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint. Die regel is nu pas voor mij gaan leven.

In een elk die Hem behoort, het nieuwe rijk begint. Dus het komt nergens vandaan, maar vanuit je binnenste.

Dus wat is het binnenste van jezelf belangrijk. Daar ontwikkelt zich het geheim van God. Het nieuwe rijk begint. Ja, het is onvoorstelbaar waar we mee bezig zijn.

Paulus zegt, en het klinkt allemaal verschrikkelijk ouderwets: wij staan in de genade en roemen in Gods heerlijkheid.

Wat is nou de inhoud van dat zinnetje?

Wij staan in de genade, dus je ligt niet meer, je staat, en je wordt helemaal omhuld door Gods liefde, z’n ontferming, dat is je mantel geworden. Je hebt een mantel van ontferming om je heen. Die heeft Hij gewoon om jou heen geslagen, zodat jij je gaat ontfermen over de zwakken. Dát is één ding.

En dan roemen in de verwachting van Gods heerlijkheid. Waar roem ik nou in?

In de verwachting. Dus ik ben in verwachting. En wat is nou Gods heer-lijkheid? We hebben het nèt gezongen: wordt verwezenlijkt in mij Uw beeld vol heerlijkheid.

Dus als je dat gelooft dan blijf je zingen. De hoop, de verwachting binnen in je, krijgt gestalte, die krijgt vorm.

Psalm 139 beschrijft dat hele proces, van het allerkleinste begin tot aan de openbaring van de Christus in je.

Een heerlijkheid. Johannes schrijft daar over in hoofdstuk 1:14b, hij zegt daar: Jezus had een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders.

Die gewone onopvallende Jood, Jezus? Onherkenbaar gewoon? Niet te traceren; verdween tussen de mensen, dát mannetje? Ja, dat mannetje!

Die weerspiegelde de heerlijkheid van God. Het is ongelooflijk dat doodgewone mensen Gods wezen weerspiegelen.

Wie jou ziet, in die spiegel, ziet dus de Vader. Is dat zo? Als ze jou zien, merken ze dan de Vader?

En genade, nou, het is je werkterrein; wandelen in genade. Het is je leefgebied.

Want voor ‘burger’ kun je ook lezen ‘wandelen’. We wandelen daar.

We rennen niet, we scheuren niet van hot naar her. Het hele land afstropen, zegt Jezus, om een bekeerling te maken, jullie farizeeërs; en had je er één gevonden dan wordt het een kind van de hel.

Nou, dat komt hard aan hoor als Hij dát zegt. Je maakt hem nog erger dan je zèlf bent, met je bekeringsijver.

Maar dat leefgebied is eigenlijk het beloofde land.

Wij zijn de Jordaan overgetrokken, en wij zitten in dat beloofde land. Terwijl God dat hele land had beloofd aan een bevrijde volksstam van Israël; ze waren door de woestijn gegaan. En toen ze er vóór stonden, kwamen de verspieders terug, die zeiden: ‘nou, dit is me het landje wèl hoor; knoepers van reuzen heb je daar, tjonge jonge, dat ziet er niet best uit’.

Maar er waren twee kerels die zeiden:

‘dat lukt ons wel’, en die andere tien zeiden: ‘nee, dat lukt ons niet’.

Nou, zegt God, dan stoppen we er maar voorlopig mee. En dat hele volk, niet te geloven, is omgekomen in de woestijn.

Het héle volk op twee na. Dus die hebben de belofte, dat ze daar zouden komen, veertig jaar vast gehouden.

Ze zagen iedereen om zich heen sterven, en die twee bleven leven! Jozua en Kaleb.

Dan hebben ze veertig jaar iets goed vast gehouden.

Trouwens, wisten jullie dat het volk, dat de Jordaan overtrok, helemaal niet besneden was? Nee, die jochies hadden geen besnijdenis gehad; dus dat betekent, dat de besnijdenis op zich ook helemaal niks voorstelt. Dat zegt Paulus. Hij zegt: dat is werk van mensenhanden.

Het ging om de besnijdenis van hun hart, toegewijd aan God. Dat beloofde land is dus het landschap van God.

Dat moet je je eens voorstellen: God in een landschap. Ik noem het ook maar eens: het park van de nederigheid.

Dáár wandelt Hij. Een ruim, kleurrijk, prachtig park, met vijvers en bomen, waar je samen wandelt met de Zoon en met de Vader.

Ja, het park van de nederigheid. En wat geeft God aan de nederigen? Genade!

Wees maar nederig. En hou eens op met je eindeloze best te doen voor de Heer.

Leer van Mij, zegt Jezus,  dat Ik zacht-moedig ben en nederig.

En omdat Hij nederig was, gaf God Hem ongelooflijk veel genade.

Ja, genade op genade, staat er in Johannes. De ene genade na de ander.

Dat gaf Hij, dat kon Hij aan Hem kwijt.

En in dat park hoor je het ruizen van de wind in de dennen. Dat ontroert mij altijd.

Het geluid van God in het Paradijs, daar wordt over gesproken; en dat woord ‘geluid’ kun je ook vertalen met ‘stem’. Je hoort de stem van God in de wind, in de bomen. Die bomen zijn jullie toch? Dat zijn wij toch? Wie goed luistert, hoort de stem van God.

Jezus heeft het zelfs over de leliën van het veld; een uitgekauwde gelijkenis, maar voor het woord ‘Leliën des velds’ kun je ook lezen: Anemonen. En wat betekent Anemoon? Windbloem. Wat een mooi woord, het is uit het Grieks.

Een windbloem, bij het minste of geringste zuchtje wind reageren die hele kleine kopjes. Dáár heb je de christenen, zó afgestemd op de Geest, dat ze er altijd op reageren. Ja, Anemonen.

Hoe kun je nou die genade uitdelen.

In de eerste plaats door te zegenen. En zegenen is iets goeds zeggen.

Benediction betekent ‘iets goeds zeggen’; malediction betekent ‘kwaadspreken, dat is vervloeken’.

Jezus zegt: ga maar zegenen.

En je vijand? Nou, zegen hem maar.

Iets goeds zeggen tegen de arme van geest; die niks heeft, zeg daar eens iets goeds tegen. Tegen de mislukten, zeg eens iets goeds.

Tegen de mensen met een gruwelijk negatief zelfbeeld. Ach, wat zijn dat er veel. ‘Ik doe m’n best maar ik ben niks, en dus doe ik m’n uiterste best om niet niks te zijn. Ja, dan zit je toch wel in een vreselijk dodelijke spiraalbeweging.

Ja, je best maar weer doen om niet niks te zijn. Waar ben je dan mee bezig?

Het beeld dat jij hebt van jezelf is verwrongen. Dat is met zwarte verf over-trokken.

Zeg eens iets goeds tegen dat negatieve zelfbeeld; wie ze wèrkelijk zijn. Vertel dat!

Ja, hoe weet je nou hoe God ze ziet? Nou, zegt Jezus, je hebt ogen gekregen, en ogen zijn de lampen van het lichaam. Dus ik heb een paar mooie schijnwerpers; ik heb lichten. En met die lichten beschijn je de mens.

Je schijnt op de meest verborgen plaatsen in die mens; wat ze weggestopt hebben. De schuldgevoelens, schijn er maar op.

Roep het maar tevoorschijn en vergeef de schuld. Dat is het eerste wat je doet.

Altijd vergeven, dan worden ze schoon, en de verborgen plek, waar die schuld-gevoelens zaten, wordt opgeruimd, en daar kun je de onschuld voor in de plaats leggen.

Adam en Eva, tjonge jonge, die voelden zich ècht niet schuldig, en toen ze één keer in de zonden getreden waren, voelden ze zich schuldig, naakt. Maar ze waren toch al naakt? Waarom voelden ze zich de eerste keer niet schuldig, en bij de tweede keer naakt wèl?

Dat heb ik eens gevraagd aan een Hebraïcus. Er staan in het Hebreeuws twee woorden voor naakt, maar het ene is toch wel wat anders dan het andere, maar ik ken geen Hebreeuws, dus help!

Nou, zei hij, dat eerste naakt is puur, en het tweede naakt betekent dat ze zijn beroofd van hun onschuld. Daar staat inderdaad een ander woord.

Beroofd van je onschuld! Ach, hoe voel je je dan? Dan voel je je waardeloos.

En je doet je best om je niet meer schuldig te voelen.

Man, geloof toch in het offer van Jezus, die je totaal onschuldig maakt.

Je vergeeft ze, dan komt er herstel.

Jij wist de tranen van hun ogen; daartoe zijn we geroepen.

Mensen die huilen over zichzelf, die verdrietig zijn en zeggen: ik ook altijd…., sukkel dat ik ben…., en ga maar door met dat gescheld op jezelf, het is zo gruwelijk.

Als het chronisch is, als het altijd voor-komt, dan is het een boze geest, dié is schuldig! Dié deugt niet! En die probeert zijn denkwereld tot de jouwe te maken.

Dan moet je je laten bevrijden. Gewoon doen! Wat doet dat kreng in je?

Ja, jij wist de tranen van hun ogen; wat mooi hè als ze bij jou gaan huilen, en jij geeft ze leven.

Dus eigenlijk ben jij ook een genadegave van God. Vol van genade, dan ben jij een gave van God aan de mensheid.

Alsjeblieft, mensen, dit is mijn genade, aanwezig in mensen Gods.

En deze zieke, choatische wereld, wat echt een bende is, dat neemt alleen maar toe.

Ontroerend hè dat God zo omkijkt naar mensen via ons.

Numeri 6: de Here zegene u, en Hij behoede u…, de beroemde Mozaïsche zegen.

De Here zegene u. Er zijn mensen die roepen zomaar wat: ‘nou broer, zus, Gods zegen, doei….! Wat móet ik daarmee?

Ik heb wel eens gereageerd en zei: ‘geef er eens inhoud aan’. Oh, wat bedoel je? Nou, wat je zonet zei, je zei: Gods zegen.

Maar geef eens inhoud aan die zegen.

Oh, nou…., en dan moet er hevig over nagedacht worden.

Het is een kreet van niks geworden.

Dat ’s Heren zegen op u daal…. Ja, wat moet je ermee? Het heeft geen inhoud!

En je kan God ook zegenen, wist je dat?

Het is dat het verkeerd vertaald is, maar je kan God ook zegenen. Bless, dus je zegt iets goeds tegen God. Nou, is dát niet mooi? Iets moois te zeggen tegen God.

Wat gebeurt er dan? Dan doet Hij Z’n aangezicht over je lichten. Dat staat in diezelfde zegen.

Hij straalt als Hij je bezig ziet en als Hij je hoort; Hij straalt van vreugde!  Waarom? Nou, Hij is gewoon gelukkig met je. Maar kun je het aan, dat God zelf gelukkig is met jou? Ha, daar heb je die…, ha, daar heb je die….; Z’n aangezicht licht op.

Stel je je dat maar heel goed voor hoor, het is ontroerend. Dan voel je je zo veilig en niet veroordeeld; niet het ellendige, stompzinnige schuldgevoel.

Het is een vloek die nog over een heleboel christenen ligt, dat vage schuldgevoel.

Ja, ik moet toch wat doen…., ik moet toch wat doen voor de Heer….

O ja? Mag Ik eens wat voor jóu doen?

Dat is een hele andere denkwereld.

Jezus is niet gekomen om Zich te laten dienen. Het tweede stuk kennen we, om te dienen. Maar het gaat om dat eerste stuk: Hij is niet gekomen om Zich te láten dienen.

Hoeveel miljoenen mensen willen dat wel niet? Jezus dienen, ja!!

We willen U dienen, nou ja; láát je eerst dienen.

Psalm 23: Hij richt voor mij een dis aan.

Jij hoeft voor Hem geen dis te bereiden, geen maaltijd aan te richten. Nee, Hij doet dat voor jou!

Stel je dat eens voor, je zit daar aan een tafel, en Hij is bezig een maaltijd te bereiden, vorken, lepels en messen…,   Hij richt dat helemaal voor je aan. En Hij geniet ervan en komt ook bij je zitten, en mee eten. Dat is iets héél anders hoor, dan dat jij iets moet doen voor de Heer…..

Je moét bidden, je moét getuigen, je moét elke kreet die in je opkomt, vertellen…

Maar Hij richt voor mij een dis aan.

Dat deed Hij trouwens ook bij de laatste maaltijd die Hij had met z’n discipelen.

Ik weet niet of je het verhaal wel eens goed gelezen hebt. Daar zeggen de discipelen: gaan we Pasen vieren?

Ja, zegt Jezus, en Hij wijst 2 discipelen aan en zegt: ‘volg maar een man met een kruik’. Nou, dat was een bijzonderheid, want altijd droegen vrouwen kruiken, maar nou een man met een kruik.

‘Volg die maar en dan kom je wel op de plek waar je wezen moet’.

En dat klopte. Hij richtte voor Zijn discipelen een maaltijd aan.

En dan staat er nog wat achter: voor de ogen van wie je benauwen.

Reken maar dat Jezus het benauwd had bij die laatste maaltijd.

Hij zag er tegenop hoor. Hij zag er zo verschrikkelijk tegenop. Het zweet brak Hem uit in Gethsemané.

Sjonge jonge jonge…, waar ben ik aan begonnen, wat moet er gebeuren…,

voor de ogen van wie je benauwen.

Als kind was ik altijd bang voor de ogen van mijn moeder en mijn vader. Als ze maar keken naar me dan dacht ik: oh, wat heb ik fout gedaan… Ik vond dat erg hoor.

Het komt ook nogal vaak voor in schilderijen die ik heb gemaakt, ook al weer verscheurd hoor…, maar die ogen…, dat kijken naar je… Ogen van wie jou benauwen.

En jij zit daar rustig te eten, dat is toch ongelooflijk.

Kun je het aan dat God gek is met je?

Kun je ervan genieten? Hij is gewoon dol op je.

En geve u vrede staat er. In het Hebreeuws staat er in plaats van het woordje geve: zette. Even denken….

Zette u vrede, hoe zit dat? Wat is zetten? Nou, denk aan een been zetten, het is gebroken en het wordt opnieuw gezet. En dát is het! Er was iets gebroken, en het wordt opnieuw gezet.

Het verbond tussen God en mens was gebroken, en met vrede zèt Hij dat weer. Het wordt weer terug gebracht in de originele toestand. De breuk verdwijnt.

Je hebt geen breuk meer met God. De breuk wordt geheeld.

Het krijgt ook weer vaste vorm, het wordt weer stevig; de verhouding met God wordt hersteld. Oh, wat is dat mooi!

Ja, dat gaat van God uit. Verbindt de mensen, verbindt ze met God.

Wat is dat een mooi verband, en Jezus noemt dat verbond.

Eenvoudig hè? Verbinden, verbond, het nieuwe verbond is Zijn maaltijd.

Trouwens, een vrucht kan zich ook zetten in de baarmoeder. Dat vind ik op zich ook al een schitterend beeld.

Het zet zich, het krijgt een plekje, en nou kan het in de baarmoeder gaan groeien.

En de vrouw die in verwachting is, dat zijn wij; wij zijn allemaal in verwachting van datgene wat in ons aan het groeien is.

Daar verheug ik me zó over hè. De groei van de Christus in ons. Dat je dát in elkaar ontdekt en vindt en bemoedigt, en mooi vindt. Waar je je over verheugt.

Hij zette u vrede. Daar staat het bekende woord sjalom, nou, ik vertaal het maar gewoon met: ongestoord samenleven in een vertrouwde sfeer.

Als jij dát kan verspreiden, ongestoord leven, en een vertrouwde sfeer.

Ben jij betrouwbaar? Dat is de grote vraag, zegt Paulus tegen de Corinthiërs.

Ben jij betrouwbaar of ben je een klep?

Dat samenleven in een vertrouwde sfeer is ook het kenmerk van de boom des Levens. Dat verspreidt de boom des Levens. Maar het is niet alleen dè boom des Levens. Jij bent ook een boompje van Leven! Want die boom des Levens heeft zich uitgezaaid. Daar komen zaailingen naar boven. En al dat jonge goed…, dat ben jij!

De mensen kunnen jou door en door vertrouwen. Ze zijn veilig bij je.

Dat zegenen en dat bidden moet je hartstikke bewust doen. Echt!

Niet met bidden alleen namen afraffelen. Wat heeft dat nou voor zin; wat is het effect, er gebeurt helemaal niks. Die moet je dan allemaal noemen en zo…, wat een  onzin. Alsof God de dingen niet weet. Maar we hebben vooral daarvoor (een raar woord) tongentaal gekregen.

Eigenlijk zeg je twee keer hetzelfde: tong betekent taal. We spreken in nieuwe talen, dat is een veel betere vertaling.

We spreken in nieuwe talen, dat is een hemels communicatiemiddel; de taal van de engelen. En de vele talen van de Geest. En die kun je heel goed hanteren door je bewust te richten op iets of op iemand.

Je denkt aan iets, of je denkt aan iemand, en de Nederlandse woorden ontbreken je, spreek dan rustig in die hemelse talen over die dingen. En réken maar dat er gereageerd wordt in de hemel.

Dus die geestelijke taal echt niet verwaarlozen hoor; een beetje aanrommelen met je tongentaal, of alleen in panieksituaties. Dat werkt niet.

Dus bewust hanteren! Héél bewust. Zó bewust dat je in je binnenkamer je gesprekken hebt met de Zoon en de Vader. En dat is kostbaar.

Het gesprek met de Zoon, je man, en de Vader van ons. En dan de dingen horen die nog nooit gehoord zijn.

Het belangrijkste is, wat het dienen betreft, dat je elkaar dient. Dát is dienen!

Heb elkaar maar lief.

Ten dienste staan van degene in wie de Christus zich ontwikkelt.

Elkaar bijstaan in de druk, de ogen van wie je benauwen.

Eigenlijk, wat ik eens van een dominee geleerd heb: die mens Gods tevoorschijn beminnen.

Dat is ontroerend hè? Je ziet iemand, en je denkt: ik ga het wezen Gods tevoor-schijn beminnen. Ik ga liefhebben in wie Gods hoop Zich verwezenlijkt.

Dan krijgt Zijn verlangen eindelijk gestalte.

Als je dit gelooft en doet, dan hou je van God, en hou je van mensen.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 26-10-2014

 

 

Job (Duurt 30-10-2016)

Job

Ik wil vandaag wat gedachten kwijt over het boek Job.

Dit boek heeft ontzaglijk veel aanleiding gegeven over allerlei discussies.

Er zitten ook heel vreemde vertalingen tussen. We gaan proberen het in een recht spoor te trekken.

Het is waarschijnlijk het oudste boek van het Oude Testament; geschreven vèr voor Genesis.

Genesis is geschreven door Mozes, en Job leefde vóór die tijd. Waarschijnlijk in de tijd van de aartsvaders, o.a. Abraham.

In die tijd moet je Job ook zoeken.

In dit boek komen heel vreemde Gods-beelden naar boven, hele rare, dat klopt niet allemaal. Vreemde dingen.

We weten niet wie de schrijver van dit boek is; want wie heeft nou al die redevoeringen van die vrienden opgeschreven? Ik zou het niet weten.

Misschien één van die vrienden? Geen idee, maar ik denk het niet.

Dus waar het vandaan komt, daar heb ik geen idee van, maar het is wèl genoteerd.

En deze schrijver had toch wel ietsje meer inzicht in de dingen, want hij noemt hier duidelijk de satan als een engel.

De zonen Gods komen bij elkaar en de satan staat er tussen; en dan het rare verhaal dat God een deal sluit met de boze…..; alsof God dat wou….; en dat de duvel dan opdraait voor de beroerde plannetjes van God. Dat is toch raar?

En zó werd het dan uitgelegd, dat duivel en God samenwerkten om Job er onder te krijgen.

Dat is dus een Godsbeeld dat van geen kant klopt! Zo ken ik mijn vader helemáál niet.

Maar hij noemt dus de satan, als één van de weinige boeken waar de satan genoemd wordt, en dat hij een rol speelt bij zijn bezigheden.

Hij komt terug van een inspectietocht op de aarde, en heeft het allemaal precies onder zijn duim, behalve die rare Job.

‘Nou’, zegt de duvel, ‘die man heeft het zó goed, geen wonder dat hij van U houdt’.

Nou, u kent het verhaal, dat hoeft ik niet te herhalen.

Het woord ‘Job’ betekent ‘vijand’.

Nou, je zal je kind maar zo noemen, dan ben je toch gestoord?

Tenzij die vader een zéér vooruitziende blik heeft gehad, wat later waarheid wordt.

Job betekent: ‘gehate’, ‘vijand’.

Het gebeurt wel vaker in de bijbel dat iemand een naam krijgt die pas véél later tot ontwikkeling komt.

Neem nou Lamech, een eersteklas boef.

Wat hij niet als wráák nam, een gewel-denaar; en hij noemt zijn zoontje ‘Noach’, en dat betekent ‘vertrooster’.

Hoe kan nou uit zo’n gewelddadige man  zo’n naam komen?

Maar uiteindelijk bleek dat Noach het volk probeerde te vertroosten.

Tijdens het bouwen van de ark heeft hij natuurlijk over God verteld. Hij probeerde de mensen weer terug te krijgen bij Hem.

Tijdens het hele leven van Noach heeft hij niet één bekeerd. Dat is toch verdrietig?

Niet één!

En trouwens, de naam van Jezus wees ook op de toekomst. Jezus betekent: God helpt. Later bleek dat de naam Jezus, ‘God helpt’ waar is.

Dus hij kan op een verre toekomst gekeken hebben.

Ik denk dat Job niet een vijand wás, maar dat hij een vijand hád! En dát was de satan. Gehate, hij hééft een vijand.

In Job 2:3 staat dat God vroeg: heb je ook

acht geslagen op Mijn knecht Job?

Een mooie uitdrukking: ‘op Mijn knecht Job’,  dat is een mooie uitspraak van God.

Hij is van Mij! En hij wordt ‘vroom’ genoemd. Dat woordje ‘vroom’ betekent in het Hebreeuws ‘eenvoudig’. Dat is een  mooie kwalificatie als je eenvoudig bent.

Dan ben je nl. niet gecompliceerd. Dan zit je niet helemaal in de war, en komen er geen vreemde gezichten naar voren waar jij je misschien achter verschuilt, maar eenvoudig is ‘enkel’, zoals God ook enkel is, en niet meervoudig.

Ja, ‘Mijn knecht Job, vroom, integer betekent het ook. Een integer mens.

En die man had helemaal geen wet, de tien geboden of zo, maar hij had een ingeschapen wet. Net zoals Abraham.

De wet is ook niet voor goeie mensen, maar de wet is voor slechte mensen; die moet je vertellen hoe het moét!

Goeie mensen hoef je dat niet.

Er zijn heidenen die van nature gewoon de wet doen. Dat zijn prima mensen.

Dus Abraham had geen wet nodig, en Job ook niet. Hij handelde zó zuiver en zó goed.

Aan het boek Job zie je dat het een worsteling is om verkeerde Godsbeelden weg te gooien.

Wat zijn er ontzaglijk veel beelden van God gemaakt, idioot gewoon. En dat jij ontdekt dat Hij ènkel goed is.

En het merkwaardige is, en het gaat haast over de hele wereld, dat als je God en mens noemt, dat daar op één of andere manier een afstand tussen is. God is groot en hoog-verheven, en jij bent een nederig wurm op aarde, een nederige aardworm.

Het is zo iets geks. Er staat ergens in Jeremia, – als het volk hartstikke opstandig is en hardnekkig, ze luisteren niet en ze zijn ontrouw – dat God dan ineens zegt, alsof Hij het tegen zichzelf zegt: Ik had zó gehoopt dat jullie Mij Vader zouden noemen. Wat een verdriet spreekt daaruit.

Ik had het zo gehoopt; dit is één van de hele weinige teksten in het hele Oude Testament; ik geloof maar in twee teksten waarbij God als Vader genoemd wordt.

Dat had Hij zó gehoopt, ja, want dan kreeg Hij nl. kinderen.

Het is wat dat je met Hem omgaat als Vader; en dan ben je zó dicht bij elkaar gekomen. Dan is het niet meer ‘God en mens’, maar ‘Vader en zoon’, ‘Vader en kind’.

Wij worden ook geen mensen, het gaat er niet om dat je helemaal gaaf als mens wordt…

De natuurlijke mens is gezaaid, en wat blijft daarvan over? Niks! Helemaal niks!

De mens is geschapen om origineel bij God te zijn in de hemel, een hemels wezen. En dát zijn we! Dat kan ik aan jullie neuzen niet zien, maar we zijn allemaal hemelse wezens die licht uitstralen, met een opstandingslichaam.

Het gaat er niet om dat je ‘aards’ wordt, het gaat er om dat je in het wordingsproces in de hemel zit.

Maar wat is er bij heel veel mensen een soort schuldgevoel aanwezig, misschien ook wel bij jou, en dat kan héél diep zitten, een soort schuldgevoel ten opzichte van God.

Je vraagt Hem ook steeds: ‘Hoe kan ik U dienen?’ Want je mot toch wat dóen!?

En Jezus zegt tegen z’n discipelen: Ik ben in jullie midden om jullie te dienen.

Maar toch: ‘wat kan ik voor U doen….?

Dat vreemde schuldgevoel. Ja, je zingt: ‘al je zonden zijn vergeven’, maar op één of andere manier heb je toch dat vage…

En het is voor een hoop mensen een motor om allerlei dingen te gaan dóen.

Want vanuit schuldgevoelens word je aktief, je moet wat doen, en zéker voor de Heer….

Nou, nou, voor de Heer iets dóen….., waar gaat het over? Er klopt iets niet.

Ik hoorde eens iemand tijdens een zangdienst zeggen, lang geleden: ‘Ja, het beste is nog niet goed genoeg voor God’. Nou, daar gaan we weer…

Als God Zijn schepping overziet, dan constateert Hij dat het goed is.

Er staat niet ‘best’, er staat ‘goed!’ En goed is goed, en wat daar bovenuit gaat, dat is uit de boze. Het hoeft niet beter te zijn dan goed.

 

In Job 2: 9 zei z’n vrouw tegen hem: Volhard je nog in je vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf.

In de septuagint, die bijbel, staat, dat,

 toen er een hele poos voorbij was, dus Job had een hele tijd op die mesthoop gezeten; en na die hele tijd zegt z’n vrouw: ‘zeg maar ‘dag’ tegen God, en het beste lijkt me dat je dood gaat hoor’.

Dát is wat als je eigen vrouw dat zegt?

Maar Job zondigde niet.

Dat staat in Job 1:22: In dit alles zondigde Job niet en schreef Gode niets ongerijmds toe. In het Hebreeuws staat er: ‘Hij gaf God geen zouteloze kost te eten’. Dát staat er in het Hebreeuws.

Dus geen laffe toespraken tot God.

Geen laffe woorden, maar pittig.

Het is vertaald met ‘niets ongerijmds’, dat is ook prima natuurlijk, want een hoop mensen schrijven God ongerijmde dingen toe, ja ja, ‘Hij geeft en Hij neemt….; en Hij bepaalt je geboortedatum en Hij bepaalt ook je sterf-datum; want Hij houdt dat allemaal bij in z’n dikke agenda….

Het is zo’n flauwe onzin! Alsof God niks beters te doen heeft.

Waar zou God trouwens de hele dag mee bezig zijn? Zijn hele dag, Hij is de Dag.

Ik heb het eens aan Hem gevraagd hoor.

En wat zei Hij? Ik probeer Mijzelf te openbaren in mensen, in Mijn kinderen.

Dat is het enige wat Hij doet, proberen te openbaren.

In Job 2:10 staat iets wat door ontzaglijk veel mensen verkeerd wordt uitgelegd.

Zouden we het goede van God aannemen en het kwade niet?

Nou, daar hebben we het! Het staat er dan toch maar. Ja, maar er is een woordje weg gelaten: ‘Verdragen’; dat hoort achter het woordje ‘niet’.

Dus dan staat er: Zouden we het goede van God aannemen….ja…, en het kwade niet verdragen? Ai, dat werpt een heel ander licht op de zaak. Want als je het goede van God aanneemt, en je dóet goed, dan krijg je te maken met de tegenstander: het kwaad. En dáárvan wordt gezegd: ‘ga dát nou maar eens verdragen, ga dát eens dulden’.

Als je onrecht moet verdragen, ‘nou’, zegt Petrus, ‘dat is genade bij God’.

Niet onrecht, maar het kunnen verdragen van onrecht; dat je er tégen kan! Dát is genade!

Dus als je het moeilijk hebt, en wie heeft dat niet, je kunt het soms hartstikke moeilijk hebben, niet normaal meer, en op één of andere manier blijf je toch overeind.

Dát is nou genade!

Maar het geldt dus ook voor ons. We nemen het goede aan, en het kwade moet je dan maar verdragen. Dat hóórt er bij.

 

Job 2:11-13.

Wat hier wel merkwaardig is, dat die vrienden eerst een week zitten voor die mesthoop, en ze kijken eens naar Job, ze zuchten eens en ze schudden eens met hun kop, want daar zit me toch een zielig hoopje mens. En een week zeggen ze niks! Dat is een fijn bezoek hoor!

Jij hebt het hartstikke moeilijk en er komt bezoek, en ze zeggen een week niks!

En Job zegt ook niks. Hij doet er het zwijgen toe, hij denkt: ‘ik wacht wel af totdat zij eens een keer beginnen’.

En dan begint die rare Elifaz met een raar verhaal, Job 4:13, tijdens overpeinzingen, in nachtgezichten, toen diepe slaap op de mensen gevallen was. Schrik en beving overvielen mij en deden al mijn beenderen verschrikken..

Hij schrikt zich kapot! Want hij ziet wat.

Een nachtgezicht. Dat zijn geen visioenen uit de hemel. Daar gleed een geest mij voorbij….

Zo, wat een stinkerd! Dat is geen engel, maar een boze geest.

Hij deed het haar van mijn lichaam te bergen rijzen.

Hij schrikt zich helemaal te pletter.

Hij bleef staan, en dan nog iets: ik kon z’n gestalte niet onderscheiden.

Nou, daar heb je er één hoor! Een vage gedaante.

Een gedaante stond voor mijn ogen en ik vernam een fluisterende stem: zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God?

Dat vertelt Elifaz tegen Job. Ja jongen, een sterveling kan niét rechtvaardig zijn tegenover God. Ik heb het vannacht zelf gehoord. Ik heb een beeld gehad, een visioen…!

Ja, ja…, en nog sterker: ….of een man rein tegenover zijn Maker? In zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen en bij zijn engelen vindt Hij dwaling.

Nou, die engel die voor z’n neus stond, dát was een dwaalgeest.

Een afschuwelijk, griezelig voorbeeld is dit van die Elifaz. Je zal zo’n trooster bij je nest vinden als je hartstikke ziek bent, en hij begint met dit verhaal tegen je.

Die schop je toch de kamer uit, bij wijze van spreken. Maar dat doet Job niet, nee, het is griezelig.

De Almachtige wordt ook steeds in het boek Job genoemd. In het Hebreeuws is de Almachtige een vertaling van El Shaddaj, de naam van God; die komt in het boek 31 keer voor. Dat is veel hoor!

Wat stel jij je nou voor bij almachtig?

Ja, dat Hij alles kan en zo…., een enorm groot wezen, en jij wordt steeds kleiner.

Nou, ik heb het eens uitgevogeld en nageplozen.

In het woord El Shaddaj zitten verschillende betekenissen. Dat heb je vaker met het Hebreeuws.

De Hebreeërs kunnen de klinkers altijd wijzigen, maar medeklinkers niet, maar met de klinkers kunnen ze rommelen. En dat geeft dan soms hele mooie verklaringen.

Dat woord El Shaddaj heeft iets te maken met ‘berg’, het heeft iets te maken met: ‘Hij (God) is zichzelf genoeg’, en ook met ‘moederborst’.

Er zitten dus 3 betekenissen in.

Die ‘berg’, dat snap ik; dat is de berg Sion in de hemel.

In Openb. 14 staat: het Lam stond op de berg, de berg Sion; dat is de hemel.

Ik weet niet of u de berg Sion kent, maar dat is een heuvel hoor. Dat is geen knoert van een berg; geen Mount Everest. Het is daar ook te koud om te wonen.

Maar iedereen kan tegen die heuvel op, het is een heuveltje.

Maar: ‘Hij is zichzelf genoeg’. Het is de moeite waard om daar eens over door te denken. Wat zou dát nou betekenen?

Zichzelf genoeg zijn…., Hij hoeft niet méér te zijn. En hoeveel mensen maken God méér dan Hij is! En daar komt dan het woord Almachtig vandaan!

God bepaalt alles, Hij doét alles, Hij beslist alles; en de mensen hebben zich maar te schikken in hun lot…..

Die derde betekenis vind ik wel heel ont-roerend; het heeft te maken met moederborst. Daar wordt God voorgesteld als een moeder.

Dat is mooi, dat deed Jezus ook. Hij zei tegen dat ontrouwe Jeruzalem, met de tranen in z’n ogen: Ik heb jullie willen vergaderen als een kip haar kuikens.

Hij vergelijkt Zich dus met een kip, en niet met een haan! Hé, en ook niet met een arend, want dat willen de mensen zo graag. Dat máchtige moet toch altijd naar buiten komen…

Erasmus heeft daar al over geschreven in zijn boek: ‘De lof der zotheid’.

Hij schreef daarin: ‘De heilige Geest wordt voorgesteld als een duif, een duivin, en niét als een arend’. Alsjeblieft Erasmus, goed beschreven.

Ja, moederborst, en God vergelijkt Zichzelf ook met een moeder, een vrouw kan haar kind niet vergeten, zegt Hij, dus Ik jullie ook niet.

Wonderlijk mooi, dat er dus hele grote moeder-lijke kant aan God zit.

Er zat toch ook een moederlijke kant in Adam toen hij geschapen werd? Later is dat van hem los gemaakt en ontstond er een moeder, maar het zat eerst in hem.

Het is leuk om daar over door te denken,

hoe dat zit; dat moederlijke.

Als Jezus aan het kruis hangt, wat zegt Hij dan tegen Johannes? ‘Zie je moeder’, en wie was dat dan, die moeder?

Dat was Hij zelf. Hij doorstond aan het kruis de weeën op een verschrikkelijke manier.

Al die weeën heeft Jezus doorstaan zodat een mens als een Zoon tevoorschijn kon komen. Dat is doordenken hoor.

Want wat zegt Hij tegen Maria: Vrouwe, zie uw zoon’. Wie is die zoon? Dat was niet Johannes, dat was Jezus Zelf.

Toen Jezus in de tempel getoond werd, is er een profetie over Hem uitgesproken aan Maria: ‘er gaat een zwaard door je ziel’. En een zwaard maakt scheiding tussen goed en kwaad, maar een zwaard maakt ook scheiding tussen natuurlijk en geestelijk, en dáár moest Maria aan wennen. “Ach, het is mijn zoon niet meer, hij is geen natuurlijk kind meer van mij.

Zij moest een hele switch maken in haar denken zodat ze in Hem haar Verlosser zou gaan zien; en dat kost even tijd natuurlijk.

Ik denk dat dát met die woorden aan het kruis bedoeld is. Johannes reageert daarop door die moeder in huis te nemen, maar dat was het punt niet zozeer, dat had Jezus van tevoren ook kunnen regelen. Zo van: ‘zeg Johannes, neem jij mijn moeder in huis?’

Enfin, dat zijn zo wat van die gedachten; het zwaard is inderdaad door Maria gegaan. Toen kon ze scheiding maken.

“Ach, mijn zoon is nu mijn Verlosser geworden, mijn Redder”. Naar het vlees was Hij uit haar geboren, maar naar de Geest was Hij uit God geboren.

Jezus is ook van een natuurlijk mens een geestelijk mens geworden! Het was een puur natuurlijke geboorte uit Maria.

Jaha…, maar Hij was door God verwekt..

Ja, dat was Izaäk ook. Toen God aan Sara had gedaan wat Hij beloofd had, heeft God Sara bevrucht.

Paulus haakte daar ook nog op in: ‘dát is nou een kind van de belofte, een geestelijk kind’.

Jezus is toch ook opnieuw geboren.

Wat Hem is overkomen en wat er met Hem gebeurd is, dat gebeurt ook in ons; Hij is óók opnieuw geboren! En dáárvan heeft Hij getuigenis afgelegd in de doop.

Want wat is de doop? Het bad der weder-geboorte. En zó voldeed Hij aan de gerechtigheid. Dit sluit mooi aanéén hoor, als je dit allemaal zo kunt overdenken.

Dit was even een zijstraatje.

Job 5:18.

Hij verwondt en Hij verbindt…

Daar heb je dat dubbele weer. Je zal zo’n huisarts hebben, dat hij zegt: ik heb zo weinig klanten, ik ga de buurt maar eens even door en sla dan sommigen in elkaar, die verwond ik, dan komen ze vanzelf bij me, dan kan ik ze verbinden. Wel een rare huisarts hoor, een vreemde kerel.

Dat dubbele zit in die foute vertaling, jammer hoor.

En dan Job 6:8. Dat bidt Job: Ach, dat mijn gebed in vervulling ging, en dat God mijn hoop verwezenlijkte.

Ja, dat hij weer gezond en blij werd!

Als je dat nou eens verplaatst naar de hoop die God heeft; want 1 Cor. 13 gaat over hoop, geloof en liefde, dat gaat wèl over het geloof van God! En de hoop van God! En de liefde van God!!

Niet over het jouwe, maar Zijn hoop! Zijn geloof. Wat gelooft God dan?

Nou, dan kijkt Hij naar dit groepje, onder andere, en zegt dan: ‘Ik geloof in jullie’.

Dan moet Hij wel een groot geloof hebben.

“Ja, dat hèb Ik!” Hij gelooft in een groepje mensen; een rest wordt er in de bijbel genoemd. Daar heeft Hij Zijn geloof op gericht, daar vertrouwt Hij op!

“Er komt uit jullie tevoorschijn wat Ik bedoeld heb”.

Wij zitten in een wordingsproces, goed onthouden, je bent aan het wórden. En dat is rustgevend. Ja, dat wordt nog eens wat!

Maar Hij heeft Zijn hoop ook op jou gevestigd. En als je die hoop brandend houdt, komt dat altijd goed.

Een ander woord voor ‘hoop’ vind ik veel mooier, dat is ‘verwachting’.

De verwachting hoog houden.

We hebben eens een beeld in de gemeente gehad van een vuurtje op een oever dat bijna uit was. Nog hele kleine blauwe vlammetjes. Toen kwam er iemand aan die bij dat vuurtje bukte, hij gooide er wat kooltjes op en wat hout, en hij begon te blazen.

Toen begonnen die vlammetjes er weer doorheen te spelen, prachtig!

Geen hoog oplaaiend vuur hoor, zoals je dat in veel samenkomsten hoort, nee, een rustig vuur waarbij een ander zich kan verwarmen. En niet hoog oplaaiend,  zodat ze verbranden.

Dit beeld werd eens getoond, en toen was er het woord bij dat je de hoop moest aanblazen, dat je de verwachting levend moest houden.

Dát is nou de verwachting die God heeft, zodat Zijn hoop verwezenlijkt wordt!

En dat wordt in de Openbaring beschreven,

als die vrouw bevalt van een volwassen zoon. Mooi hè?

Job 16:1: Daar zegt Job: waar zijn jullie toch mee bezig? Jullie zijn troosters van niks, helemaal niks. En dan zegt hij in vers 2:

Jullie zijn jammerlijke vertroosters.

Ik heb er helemaal niks aan. In het Hebreeuws staat er ‘kwaadvertroosters’.

Dus je probeert iemand te troosten door rare opmerkingen te maken.

Je komt bijv. bij een zieke en je zegt: ‘daar zal God wel een bedoeling mee hebben’.

Dan ben je dus een kwaadvertrooster.

Dat gebeurt niet zomaar….? Het is je toch overkomen? Nou, daar zit Gods bedoeling weer achter….

En die zieke maar piekeren, tjonge jonge, wat heb ik nou weer fout gedaan waardoor ik hier in mijn ziekbed lig.

Je bent dan een ‘kwaadvertrooster’.

Dan stelt Job in vers 3 een goeie vraag: Wat prikkelt jullie toch, dat jullie weer het woord neemt? Er is iets in mijn gedrag waaraan een ander zich ergert. Wat prikkelt jullie? Wat is dat dan? Waarom ergeren jullie je er aan? Hoe kan dat nou waarvoor sommigen mij haten?

Jezus waarschuwt later ook hoor, Hij zegt: Je zult nog een keer door iedereen gehaat worden. Waarom? Omdat Hij God z’n Vader noemde! En dat mag niet, want dan stel je je met Hem gelijk.

Job werd gehaat omdat hij z’n onschuld vasthield. Hij hield z’n onschuld met twee handen en voeten vast: ‘Ik ben onschuldig’. Wat prikkelt jullie toch?

Weet je dat Jezus ook altijd opgezocht werd door de schriftgeleerden en farizeeën?

Alsmaar gingen ze naar Hem toe en dan stelden ze Hem weer een rare vraag om Hem te vangen.

Wat prikkelden hen toch om Hem steeds op te zoeken? Jezus was de wandelende onschuld, vandaar.

En dan komt er iets geks. Job 16:9c: Mijn tegenstander scherpt zijn ogen tegen mij.

Zie je hem staan tegenover Job? Daar staat de duivel, en hij kijkt naar Job, en hij scherpt z’n ogen. Waarom?

Om eens te kijken waar de zwakke plek van Job zit; eens even aftasten.

Ken je dat, dat je afgetast wordt? Om te kijken of je ook ergens fout zit of zo?

Ja, èn maar kijken naar je! Hij scherpt z’n ogen; wát een boef hè?

De satan zoekt dus het onheil.

In Job 19:26 zegt Job: Al is mijn huid zó geschonden, ik zal God aanschouwen, die ik zelf mij ten goede aanschouwen zal.

Het staat er wat cryptisch, maar ‘al ben ik nóg zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lijf. Ik zal Hem zien! Mij ten goede en niet ten kwade.

Het is hierbij wel steeds goed doordenken, wat stáát daar nou….?

Eigenlijk zegt Job: ‘ik geloof in de opstanding’. Eén van de weinige Aartsvaders, maar daarom zijn het ook Aartsvaders. Je mag Job rustig zo noemen hoor!

Abraham geloofde ook in de opstanding.

De Hebreeënschrijver zegt: Door het geloof….Welk geloof had Abraham? Wat had hij dan? Hij geloofde in het opstaan, want hij zegt tegen z’n zoon Izaäk, een mooie meegaande jongen, en tegen z’n knechten: als wij terugkomen…. Dat wist Abraham.

Al neem ik een moeilijke beslissing, op die jongen rust een belofte. Dus wij komen terug!

‘Hij zal wel opstaan!’ Dát was nieuw!

Want opstaan uit de doden was nog nooit gebeurd.

Job geloofde in de opstanding; en dat is de kern van het evangelie!

Job 27:5 : Het zij verre van mij, dat ik jullie gelijk zal geven; totdat ik de geest geef, zal ik mijn onschuld niet prijsgeven.

‘Ik hou mijn onschuld vast!’ zegt hij.

‘Ik ben niét schuldig! Nergens aan!’

En dat zeg je dan in zo’n toestand, zittend op een mestvaalt, en je krabt je met een scherf tegen de ondraaglijke jeuk.

Dus laat je nooit een schuld aanpraten als je iets overkomt. Dat is een goeie hoor!

Laat je niets aanpraten als jou iets overkomt op de één of andere manier, en dat je de oor-zaak gaat zoeken, en ook nog bij God Zelf.

De oorzaak ligt altijd bij de duivel.

Dát was de oorzaak dat Job daar zat.

Hij zegt zelfs in deze hoofdstukken: ‘Als God mij nou toetsen zou, – en toetsen is gewoon kijken: ‘hoe is het van binnen met je?’ – Nou, zegt Job, ‘dan kom ik als goud tevoorschijn’.

Die vrienden van hem ergerden zich kapot aan zulke uitspraken; ze maakten zich nog kwaad ook! Die snappen er dus helemaal niets van.

In Job 28 wordt gesproken over de wijsheid, en Job spreekt dat. Hij zegt in een prachtige redevoering dat mensen overal naar op zoek zijn, en alles afgraven; maar hij zegt: ‘waar is de wijsheid? Het gaat toch om de wijsheid Gods?’

In vers 11 staat: Hij brengt het verborgene aan het licht. Dat is ook zo’n kostelijke eigenschap van God, dat Hij het verborgene aan het licht brengt.

Je zit bijv. met een bepaald geheim, wat jij al je hele leven een beetje hebt weggedrukt, weggestopt.

God zegt eigenlijk: ‘breng het eens tevoor-schijn, Ik veroordeel je nèrgens over; Ik veroordeel je niet, maar het is je overkomen’.

Wat een verdriet en een inspanning om dat altijd verborgen te houden.

Als je in een hele veilige omgeving bent, dan durf je het aan het licht te brengen.

En dan valt het licht er op, en dan kun je zien wat goed en wat niet goed is. En dan kun je je maatregelen nemen.

Aan het licht brengen is belangrijk hoor, maar doe dat wel bij een vertrouweling.

Daar moet je heel goed voor uitkijken.

Vers 12: De wijsheid, waar wordt zij gevonden? Wat is wijsheid?

Ook een goeie vraag. Het antwoord hierop is wat Paulus tegen de Corinthiërs zegt:

Een andere naam voor Jezus is de Wijsheid Gods.

Dus de Christus is Gods Wijsheid. En dat is ook het punt van jouw hoop.

In de Colossenzenbrief wordt gesproken over de hoop die in ons is. Christus in ons!

Dat is de kern van ons evangelie.

Je wordt geen beeld van God, je wordt een gelijkenis. Dat is een hoge verdieping.

Je gaat op Hem lijken. Dát is wonderlijk mooi?

In Job 31:35 staat een merkwaardig stuk, daar staat zóveel in.

Ach, zegt Job, dat toch iemand naar mij luisterde! Ziehier mijn ondertekening – de Almachtige antwoordde mij – ook het stuk (boek) dat mijn tegenpartij heeft geschreven.

Dus ik heb wat getekend, zegt Job, en de tegenpartij heeft ook geschreven, en nog wel een boek! Een heleboel!

Ja, laat die tegenstander maar schrijven!

In de Amerikaanse bijbel staat: hij zette z’n vage beschuldiging neer in een verwarde vorm. Dát is de inhoud van dat boek.

Die v á g e beschuldiging. Je zal wel

é r g e n s  een foutje gemaakt hebben Job…, er moet toch iéts zijn waardoor dit jou is overkomen? En dan ook nog in ingewikkelde formuleringen.

Daarom zeggen de Engelsen: ‘verward’.

Zoals klimop dwars door elkaar heengroeit.

En juist in die vage beschuldigingen, met ingewikkelde woorden, wat jij aanhoort, tja, daar moet toch wel iéts van waar zijn….

Dat stuk van de tegenpartij is verschrikkelijk! Er is een stuk wat Job heeft geschreven, en een stuk wat de boze heeft geschreven.

Jezus heeft trouwens de wet met al z’n vormen enz. aan het kruis genageld hoor! Wij staan gelukkig bóven de wet.

Je hebt toch geen wet meer nodig?

Dan zegt Job (36): Ik zal het op mijn schouder nemen, het mij als een diadeem ombinden. Wat neemt hij op z’n schouder? Zijn onschuld! Zijn stuk, al is het nog z’n klein papiertje met ‘ik ben onschuldig’, dat plakt hij op z’n voorhoofd, en dat begint te blinken als een diadeem, als een voorhoofdsiersel.

Dan staat er iets geks in vers 37: Van al mijn schreden zal ik Hem rekenschap geven. Dat Hem met een hoofdletter is niet goed, dat moet met een kleine ‘h’ zijn, want Job stapt op de duivel af met zijn kroon van onschuld; stapt recht op hem af, en ik zal ‘hem’ rekenschap geven van ‘mijn’ onschuld!

Nou, dan houdt hij z’n bek wel.

Als een vorst zal ik hem naderen!

Zie je Job? Op aarde een stuk vuilnis, bij wijze van spreken, en in de hemel (want de duvel zit in de hemel) stapt hij op hem af, en laat zien hoe blinkend zijn onschuld is.

Letterlijk schitterend!

Het schittert, en dat verblindt de boze!

Mooi dat Job hier zo prachtig overeind blijft!

Waarom zit het voorhoofdsiersel op je voorhoofd? Dat is je bewustzijn; wees je bewust wie je in Christus bènt; of nog mooier: ‘wees je bewust wat de Christus in jóu is’. Eén en al onschuld!

Ja, dan ben je een gelukkig mens.

Nog een heel klein stukje over die vage onschuld, dat vage is zo doortrapt; dat vreet aan je, dat knaagt aan je, en je weet de oorzaak niet. Dáár heb je nou de boze die dit alsmaar doet. Het is een motor voor een hoop mensen om dingen te dóen! Je moet jezelf toch nuttig maken…?

Stel dat mijn vrouw nou aan mij vraagt: ‘ben ik wel nuttig voor je?’ Dan zeg ik: zullen we maar even teruggaan naar onze verkeringsperiode? Het kan me helemaal niet schelen, al ben je onnut, maar ik hou van je!

Het is toch verschrikkelijk: ‘je moet toch nuttig zijn voor de Heer….?’

Ja, dáár moet ik nog heen, en dié moet ik nog mailen, en dáár moet ik achteraan…

Waarom? Denk maar eens aan jezelf.

Petrus loopt na de opstanding met Jezus mee, en dan ziet hij Johannes; dan zegt hij tegen Jezus: ‘wat moet er met die Johannes gebeuren?’

En Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘wat kan jou dat schelen man, volg jij Mij!’

Dát is het geheim; ‘wat gaat het u aan’.

Daar loopt Job met dat prachtige voorhoofd-siersel de satan tegemoet.

Doe dat maar eens hoor, als hij je beschuldigt. Bekleedt je bewustzijn maar.

Job 42:5: Mijn oog heeft U aanschouwd.

Dat is mooi, ik heb God gezien! Job heeft God gezien; en wie zagen God ook? Mozes, en Jezus.

Paulus zegt in 1 Cor. 13:12: ‘we zien nu nog in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht.

Nou Paulus, dan kun je beter bij Mozes in de leer gaan, of bij Job; want die hebben God Zelf gezién! Face to face!

Want geliefden kijken elkaar aan, soms tien minuten. Die lezen stilzwijgend het geheim in elkaars ogen, en dáár heb je nou je Vader, vol van tedere liefde voor jou. Hij vraagt ook aan je: ‘kijk Me eens aan’. en dan kun je van alles verzinnen om een andere kant uit te kijken, maar kijk Mij eens aan!’ Je sterft niet, je leeft!

Prachtig!

Mijn oog heeft U aanschouwd, dus ik verwerp al die andere Godsbeelden, die knikker ik weg.

Waar die vrienden hun mond vol van hebben…., en ze zeggen soms hele mooie dingen hoor…, maar er zit altijd dat schuld aanpraten doorheen gevlochten.

Maar Job zegt: ‘Ik heb U gezien’.

En dan staat er iets geks, wat niet goed vertaald is.

Vers 6: Ik herroep en doe boete in stof en as. Maar Job herroept niks! Wat zou hij dan moeten herroepen? Hij heeft juist geróepen dat hij onschuldig is! Dat hoeft hij niet te herroepen.

Dit is heel raar vertaald. Er staat letterlijk:

Daarom verwerp ik…., in plaats van te herroepen, en wat verwierp Job? De verkeerde Godsbeelden. Job kotst ervan.

Ik verwerp en doe boete…., een betere vertaling is: ik verwerp en word getroost!

Trouwens, wat betekent het werkwoord ‘boeten?’ Herstellen, netten boeten, netten repareren.

Dus geen boete doen, ik word hersteld, ik word getroost, is een veel betere vertaling.

Met andere woorden: Daarom verwerp ik…, en ik word getroost. Dan staat er ook nog achter: ‘in stof en as’. Dat is niet goed, dat in moet zijn ‘boven’, boven stof en as,  dáár zat hij op. Hij zat op die stof, hij is zelf ook stof, dus boven hemzelf uit; en die as, waar ik op zit, daar stijg ik helemaal bovenuit, ik word getroost door mijn Vader, omdat ik de verkeerde Gods-beelden weg geknikkerd heb.

Dit geeft een heel andere visie op het boek Job.

Als je die Job nou ziet zitten, dan denk je: tjonge jonge…. Jacobus spreekt er in zijn briefje over.

Wat had Job een uithoudingsvermogen, wat een geduld had die kerel.

En wat gebeurt er dan nog op het eind?

Nou, zegt de Heer tegen die Elifaz in vers 7: Mijn toorn is ontbrand tegen jou en je vrienden, en dan komt het: je hebt niet recht van Mij gesproken, en Job wel.

Wat zou Job dan hebben moeten herroepen als hij recht heeft gesproken van God? Dan hoeft hij toch niets te herroepen?

Dat is ook een hele vreemde vertaling.

Nou Job, bid jij maar eens voor ze, ze hoeven zelf niet te bidden, bid jij maar.

En hij bidt voor z’n vrienden.

 

Na al die redevoeringen had hij ze toch van zijn erf kunnen schoppen? Maar dat deed hij niet.

Geduldig weerlegde hij hun toespraken.

In vers 8 staat: Mijn knecht Job mag voor ze bidden, want hem slechts ben ik ter wille.

Ik wil doen wat Job deed, dat ga ik doen.

Dus Job bad voor z’n tegenstanders; hij bad voor z’n vijanden, en dan denk je onmiddellijk aan onze Heer die bad voor Z’n vijanden.

Als je dus vijanden hebt, dan moet je voor ze bidden. Niet dag aan dag, zegen ze maar; als ze in je hoofd opkomen, ga ze maar zegenen; dan komen ze steeds minder in je hoofd, want de duvel wil niet dat jij ze zegent.

Bidt voor ze, dat ze helder van geest worden, dat ze de dingen óók gaan zien.

En zo is Job een prototype van Jezus.

Die bad ook voor z’n vijanden en zei ook: ze hebben helemaal niet dóór waar ze mee bezig zijn; ze weten niet wat ze doen!

Dus: heb je vijanden lief; dat is nogal een stap; ga maar van ze houden, in die zin: wees goed voor ze, wees vriendelijk voor ze.

Dit is het verhaal van Job wat ik een beetje kwijt wilde.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-10-2016 (Hoogeveen)

 

 

Jezus komt openbaar in de Zijnen (Duurt 11-12-2016)

Jezus  komt openbaar in de Zijnen

 

Laten we maar eens teruggaan naar het begin, dat is altijd heel verstandig; denken aan je oorsprong, waar kom ik vandaan.

Man en vrouw. De eerste mens, Adam, kreeg een wezen dat bij hem paste; een hulp die bij hem past, staat er.

Hij heeft hulp nodig, maar Reisel vertaalt het veel beter, hij zegt: ‘het is een wezen hem gelijkwaardig’. Gelijkwaardig aan Adam was Eva. Dat is een prachtige omschrijving.

En als je dan denkt aan Jezus, dat is de laatste Adam, de uiteindelijke Adam, Die heeft ook een vrouw, de uiteindelijke Eva, moeder van alle levenden. En die uiteindelijke Eva wordt ook Hem gelijkwaardig. Dat is wel iets heel moois. En ze staat tegenover Hem.

Adam keek z’n ogen natuurlijk uit toen hij dat wezen zag, stomverbaasd, eindelijk een wezen dat op hem leek. Hij zal wel op haar afgelopen zijn, en toen hebben ze elkaar voor het eerst gezien.

En wat lees je dan in elkaars ogen? Wat lees je daar? Had Eva al een taal? Geen idee!

Adam zal het haar wel geleerd hebben.

Maar het is natuurlijk wel heel mooi wat je in elkaars ogen leest.

En God heeft die vrouw geschapen uit een deel van Adam. Dus in Adam zat iets vrouwelijks. Dat haalde God er uit, en Hij bouwde dat tot een vrouw.

Het is vertaald met ‘rib’, maar dat is hartstikke fout; het is ‘component’. Adam was niet kompleet; hij had Eva zó nodig, dat comple-teerde hem, dat maakte hem héél.

Zo geldt het ook voor Jezus en Zijn vrouw; je bent pas kompleet mèt Hem, en Hij is pas kompleet met jouw! Dat moet je niet vergeten.

We kunnen niet zonder elkaar, we hóren bij elkaar! Een lichaam zonder hoofd is niks, dat is niet af. Dat functioneert ook niet.

Dan bouwt Hij die vrouw, dat is scheppen, dat is doen groeien, laten ontstaan.

En in dát proces zitten wij ook. We worden geschapen. We zingen wel: ‘we zijn een nieuwe schepping’, maar dat is niet zo, we wórden het!

We zitten in een groeiproces, een wordings-proces.

Als Hij Eva dan bij Adam brengt, trouwens een lief gebaar van God: ‘kijk nou eens wat Ik hier voor je heb’, dan gaan ze elkaar zien en Adam zegt dan: ‘dat is eindelijk één van mijn soort, gebeente van mijn gebeente’.

Gebeente is in de Joodse beeldspraak altijd een beeld van identiteit.

Gebeente houdt ook jou overeind; want als je geen botten had, dan ben je een slappe zak, dus dan ben je niks.

Dus botten is een prachtig beeld van je identiteit. Wie je werkelijk bent! Eén van dezelfde soort.

En als je dan naar Hem kijkt, en Hij kijkt jou aan, wat lees je dan in Zijn ogen? En wat leest Hij dan in jouw ogen?

Dat geheim in het elkaar aankijken, dat is een blijdschap hoor bij Hem.

Want als Hij jou ziet, wordt Hij blij. Dat moet je niet vergeten. Je weet niet half wat je voor Hem betekent hoor! Dat heb je vaak niet door.

Altijd maar tegen Hem opzien….., en in aanbidding…., maar eigenlijk zijn we gelijk-waardig.

Dat is iets heel moois hoor, en ontroerend.

Weet je, het is de vrouw die Hem gelukkig maakt. Dus: ‘ik maak Hem gelukkig’. Ja!

‘Je weet niet half wat je voor Me betekent. Je hebt het nog lang niet door, want het zit diep’.

Jezus heeft ook z’n vader en moeder verlaten om de mensheid weer tevoorschijn te roepen.

Eigenlijk wakker te kussen, want het is een geliefde; Hij kust een mens wakker, zodat hij de ogen opslaat en Zijn gezicht ziet, om hem weer met God te verbinden.

Dat is het nieuwe verbond wat Hij sloot.

Wij zijn dus geroepen om in die andere mensen iets wakker te roepen wat ze zichzelf niét bewust zijn; om een beeld van God te worden. Dat zijn ze zich helemaal niet bewust. En dát ga je wakker roepen, heel voorzichtig, heel teer.

Dan word je langzamerhand een gelijkenis Gods; Reisel vertaalt dit met: ‘een wezen in overeenstemming met God’.

Eén stem, dat is een mooi woord.

Dát is nou de schat in de akker waar je in kan graven. De mogelijkheid om mensen Gods te worden. Heel veel mensen hebben geen besef daarvan.

Nu even wat anders; Adam en Eva leefden onbevangen en prinsheerlijk in dat paradijs; hartstikke gelukkig met elkaar, en met God.

En dan staan daar die twee bomen, allebei in het centrum, vlak bij elkaar.

De boom van het Leven én de boom van de dood. Hij heeft wel een naam ‘goed en kwaad’, maar dat is een leugen, er is niks goeds aan die boom. Het is de boom van de geestelijke dood, én de boom van het Leven.

Eva loopt daarlangs en ze kijkt naar die verschrikkelijke boom, maar wat zie hij er mooi uit zeg! Zó aanlokkelijk; en ze keek eens naar de vruchten van die boom, wat levert het op? En dan staat er: ‘zeer begeerlijk’. Nou, dat kan!

Maar er staat nog wat achter: Om daardoor verstandig te worden. Was ze dan niet verstandig?

Wel vreemd dat die boom, die anti-God, oproept om verstandig te worden.

En wat houdt dat verstand dan in? Nou, dan ken je goed en kwaad. Dat is dus niet verstandig, dat is onwijs. En ze wilde best wijs worden. Dus wat doet ze? Ze heeft kontakt met die geest, en dan valt er een schaduw over haar bestaan, een donkere schaduw, want ze komt in kontakt met de geestelijke dood.

Toen dacht ik: ‘Eva, waarom ben je toen niet met een noodgang naar Adam gerend, en heb je gezegd: ‘ik heb gezondigd; ik heb van de verkeerde boom gegeten’…..

Dat is maar een beeld hoor. ‘Ik heb kontakt gehad met die geest, wat moet ik nou?’

Maar dat doet ze niet. Had ze het maar wel gedaan! Dan had Adam nog goed kunnen reageren. Maar ze gaat naar Adam toe en zegt: ‘weet je wat ik nou heb, je wordt hartstikke verstandig, als je van die boom eet, dus eet jij ook maar. Want ze voelde zich natuurlijk wel sterk verbonden met Adam.

En Adam eet dan ook; en dan valt er ook over zijn bestaan een schaduw.

God moet wel geschrokken zijn, en daar verdriet over hebben gehad.

Verdraaid, dat mooie mensenpaar valt Hem uit de handen.

Dus om verstandig te worden…., nou, het was helemaal niet zo verstandig wat Eva deed, om het Adam ook te geven. Je wordt helemaal niet verstandig als je van die boom eet!

Je wordt sluw, je wordt listig; net als de aard van de slang.

Dus listig; ook als Adam ervan gegeten heeft, en God vraagt: ‘wat hebben jullie nou gedaan?’

Dan wordt hij listig. Hij zegt: ‘die vrouw die ik van jou gekregen heb’. En z’n vinger gaat naar God toe. Dát is de schuldige.

Dus Adam veranderde van z’n originele wijsheid, en hij wás wijs, tjonge jonge, hij moest al die beesten een naam geven, een taal leren uit zichzelf, dat is geweldig wijs.

Dat viel toen allemaal weg, en hij werd sluw, en gaf God de schuld.

Wat een ommekeer! Was dat maar niet gebeurd, maar ja, ik denk dat Adam’s band met Eva sterker was dan de band met God.

Voor heel veel mensen is het natuurlijke sterker dan het geestelijke.

Jezus zegt daar ook wat van, Hij zegt: ‘als je die lui liever hebt dan Mij, dan ben je Mij niet waard’.

Het natuurlijke is zó verschrikkelijk sterk!

Maar goed, wij zaaien dat Woord! Dat is mooi werk hoor!

En een zaaier kijkt nooit om, dat moet je goed onthouden hoor. Hij kijkt niet of het opkomt; hij weet dat er leven in zit, en als het in goede aarde valt, komt het vanzelf op.

Van zelf; uit zichzelf!

Het zaad van God is het levensbeginsel; mensen maken.

Wat Maria ook zegt: ‘ik maak een mens, mij geschiede naar uw woord, ik ga een mens Gods maken’.

Eigenlijk zit daar het verlangen van God in.

Als jij bidt: ‘Uw wil geschiede’, ik weet niet hoe je dat bidt, ik hoop niet automatisch, maar voor ‘wil’ staat er eigenlijk ‘verlangen’, Uw verlangen; en dan ‘geschiede’, dat heeft ook een lange geschiedenis, maar dat betekent: ‘origineel geboren worden’.

Het Hebreeuwse woord voor geschiedenis kan ook vertaald worden met ‘geboorte’. Het is de geschiedenis van ‘geboorte’. Ook kan het vertaald worden met ‘verwekking’; dus geschiedenis is niet aan tijd gebonden, maar aan het leven. Mij geschiede naar Uw woord.

Laat het maar geboren worden wat er in mij is.

De oude kerkvaders zeiden: als je zo’n gedachte krijgt, dan moet je gaan kauwen, en dan nóg eens kauwen, dan noemden ze: ruminaren, herkauwen. Wat dat betreft zitten we goed, want wij zijn schapen, vee, koeien; als ik zo kijk dan zeg ik: ‘ja, dat klopt’.

Schapen en koeien, ja, Jezus gebruikte het beeld van schapen, als Hij in Nederland was geboren dan had Hij het vast over koeien gehad.

Net als overdenken. Ik weet niet of je wel eens wat bij Ikea gekocht hebt, dan krijgt je altijd een doos met allemaal spullen er in, en een instructievel, dan moet je dat ding in elkaar zetten.

Als je dus gedachten hoort, krijg je eigenlijk een pakket mee, dat neem je mee naar huis en dan ga je het in elkaar zetten; en dat vel is een instructievel. Instructie komt van instrueren.

Er zijn ook psalmen die ter instructie zijn geschreven, dat staat er ook boven: ter instructie, een leerpsalm.

En instrueren betekent: ‘samenhang geven’.

Dát is mooi! En als het samenhangt, krijg je inderdaad een Ikea kast; dan wordt het één geheel.

Maar het gaat er om dat je die gedachten steeds weer samenvoegt, en het uitbouwt; totdat je zegt: ‘ik geloof dat ik het nou doorheb, ik geloof dat het nou klaar is’

Vanochtend zei iemand: ‘Wentel uw weg op de Heer’. Ik dacht altijd: ‘die weg is toch geen molensteen? En ‘op Hem wentelen…, dan wordt ie er op gepletterd…, en hoe werkt dat?

Er staat inderdaad in de Naardense bijbel: Cirkel je gedachten en je gangen om Hem heen.

Waar draait het om? Als je om Hem heen draait, dan zie je God van alle kanten; dan kun je Hem als het ware bekijken.

Dan kun je Hem zien, cirkel er maar omheen.

Een andere vertaling, de septuagint, zegt:

Ontsluit je levensloop bij Hem.

Heb je dat wel eens gedaan? Je levensloop, hoe dat er uitziet, en dan openbaren; tóch maar zeggen. Soms al die nare dingen, ook mooie dingen.

Durf je jezelf toe te vertrouwen; al moet dat dan wel een hele veilige omgeving zijn.

Heb je een vertrouweling waar je alles tegen kunt zeggen; die jou niet veroordeelt; je alleen maar liefdevol aankijkt en naar je luistert, zodat jij met die troep naar buiten kan komen. En ook met de mooie dingen.

Vertrouw dus op Hem, en Hij zal het maken.

Maken is herstellen. Als je naar de Maker gaat, dan ga je naar de Hersteller.

Net als de heilige Geest, die wordt in de Franse vertaling ‘reparateur’ genoemd. Kijk, dát moet je hebben.

Wij zijn de vrouw van Jezus; je bent geen bruid hoor. We zijn Zijn vrouw en hebben door de Geest gemeenschap met elkaar.

We zijn eigenlijk één wezen, want die twee zullen één zijn. Dus één wezen!

In Openbaring 12 staat dat Johannes een teken zag, ‘een’ vrouw, maar dat staat er niet, er staat ‘één vrouw, een telwoord is dat.

Eén vrouw, en dan volg je het geboorteproces van een mannelijke zoon. En dat is een héél karwei. Dat is zwaar, dan trekken de weeën door je heen, al die pijnen; want die vrouw is bevrucht door haar man; en reken maar dat hij tijdens die geboorteweeën haar hand vasthoudt; Hij staat naast haar: ‘Ik ben bij je, je staat er niet alleen voor, ook als je het uitschreeuwt, staat er.

Wat zou ze geschreeuwd hebben?

Wat schreeuw je wel eens, want het gaat over jou! Als je wanhopig bent, als je verteerd wordt door pijn en zegt: ‘ik trek dit niet meer’, wat schreeuw je dan?

En Hij hoort het en houdt je vast en bemoedigd je. En zó openbaart zij een volwassen geestelijk mens, van Goddelijke oorsprong.

En wat gebeurt er met dat wezen, die strijdt natuurlijk ook, maar het is alweer een gift van God aan de mensen. Hij heeft Zijn enig-geboren Zoon al gegeven, en zo gééft Hij ook de Zonen Gods aan de mensheid.

Je bent dus een gift van God; of, zoals Jacobus zegt: alle giften die van boven komen.

Hij geeft ook de andere zonen aan de mensen; en zó wordt langzamerhand de Christus openbaar.

Je bent toch een gave die goed is? Een prachtig geschenk van God aan de mensen.

Paulus schrijft ook ergens: de vrouw is de heerlijkheid van de man.

Nou, daar moet je ook eens over herkauwen!

Dus jij bent Zijn heerlijkheid.

Even over doordenken. De heerlijkheid Gods, de heerlijkheid van Jezus. Dat zijn mensen, dat zijn groepen mensen! Zijn vrouw, Zijn heerlijk-heid!  Want we zeggen: ‘de Zoon komt in Zijn  heerlijkheid’. Wat is dat dan? Hoe werkt dat dan? Hoe zit dat dan als Hij zich bekleedt met jou? De heerlijkheid Gods is de voltooide gemeente! Dat is zó prachtig!

Jezus zegt in Zijn slottoespraak: Er wordt een groot teken in de hemel gezien, het teken van de Zoon des mensen.

Wat is dat dan voor teken? Dat is niet het kruisteken of zo, kom nou!

De Romeinse keizer Constantijn stond voor een hele grote veldslag; toen bad hij en zag in de lucht een kruis verschijnen, en hij hoorde een stem: ‘in dit teken zult gij overwinnen’. En hij won die slag, nou…., of Jezus zich met veldslagen bemoeit. Dat is gewoon flauwekul.

Als het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnt, wat is dat dan voor teken?

Dat is hetzelfde teken als in Openbaring 12!

Een groot teken in de hemel, dat is die vrouw!

Als die vrouw verschijnt, dán komt Hij.

Dat gebeurt niet met bliksemflitsen en donderslagen hoor! Geen sprake van!

Hij komt in Zijn heerlijkheid, dat is de voltooide gemeente.

Matth. 24:30: Dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen ‘aan’, moet zijnin’ de hemel….,dan zullen ze Hem zien komen ‘in’

wolken des hemels…, er staat hier ‘op’ de wolken, dat is onzin; Hij komt ‘in’ wolken.

Als je het nóg niet geloofd, dan heeft Daniël hier over geprofeteerd. Daniël begreep er niks van wat hij allemaal zag; hij dacht: ‘wat moet ik daarmee?’ Hij was na die tijd ook behoorlijk overstuur, dagen ziek. Ja, maar hij zag het allemaal wèl!

Maar God zei toen: ‘verzegel alles maar, hou de boel maar gesloten, het komt wel een keer openbaar’.

De zegels zijn nu verbroken door het Lam. Johannes zag er van alles in, en wij beginnen ook langzamerhand die eindtijdvisie te ont-wikkelen.

Het enige wat Daniël werd duidelijk gemaakt door de Geest was, dat het niet op hem slaat, maar het slaat op een volk dat nog tevoor-schijn moet komen.

Petrus zegt hierover heel duidelijk: ‘ze hebben over ons geprofeteerd

In Daniël 7:13 staat waar het allemaal op uitloopt. En Daniël kijkt en kijkt maar, en dan is er een eindstrijd, en het volk wordt in elkaar geschopt en getrapt. Hij bleef toekijken. En dan staat er in vers 13: met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon.

Daar heb je Jezus!

Hoe kwam Hij? Mèt de wolken, en dan staat er ook achter: des hemels.

De hemelse wolken is heel wat anders dan die aardse dingen. Net zoals ‘vogelen des hemels’,  als Jezus het daarover heeft.

Dan heeft Hij het over onzichtbare wezens, wolken des hemels!

Hij komt openbaar in de Zijnen! Dát is die wolk.

Net als die wolk waar God zich altijd in hulde, en waar Jezus zich ook in hult. Want Hij komt op dezelfde manier terug, als dat je Hem hebt zien gaan, zeggen die twee mannen die bij de hemelvaart staan, Die twee mannen waren Mozes en Elia; die waren ook bij het graf, en ze stonden ook te kijken tussen de discipelen bij de hemelvaart.

Die twee zeiden dus: ‘Hij komt net zo terug’.

In een wolk! Een wolk van getuigen. Want het is niet een wolk die Hem opgenomen heeft zodat Hij aan het oog werd onttrokken, het waren opgestane mensen die Jezus volgden; die waren wakker geroepen in het dodenrijk.

Een prachtig beeld dat Hij in die wolk opstijgt, met al die rechtvaardigen.

Dit is een schitterend beeld! Zó komt Hij terug.

Dus Hij komt bescheiden terug in ons. Heel bescheiden.

Ik denk dat er een dag komt dat de mensen tegen je zullen zeggen: ‘wanneer komt Hij nou eens terug?’ Dat je dan zegt: ‘nou, als je het geloven wil: ‘Hij is al terug’. En dan worden ze heel stil. En dan vragen ze aan je: ‘doe dan eens een wonder’. Dat moest Jezus ook altijd als ze vroegen: ‘doe eens een wonder man’.

Afijn, dat is een heel ander verhaal, maar zó komt Hij terug; in bescheidenheid en stilte.

Maar in de hemel ontploft dan natuurlijk een en ander. Uiteindelijk is het God Zelf die een gelijkwaardig wezen naast Zich wil hebben.

En het hoofd van dát wezen is Jezus, want wij zijn Zijn lichaam.

En als het allemaal achter de rug is, allemaal, dan stappen wij op de Vader af, met de Zoon; en dan zegt Jezus opnieuw: ‘Het is volbracht!’

Alles is weer overeind; en dan krijgen we de bruiloft van het Lam. Dus de voltooide mens-heid treedt dan in het huwelijk met God Zelf. Hosea heeft daar al over gesproken, en van alles er over gezegd.

Het is nu 25 jaar geleden dat er in Kampen een prachtig beeld is geopenbaard, met mooie woorden erbij, 25 jaar geleden.

Dat wil ik eens voorlezen, want daar draait het om.

Ik zag Jezus, en vóór Hem, met het gezicht naar Hem toe, stond een vrouw. Die vrouw ging van Hem uit. Hij schiep haar en legde de hand aan haar; en een stem klonk die zei: Mijn vrouw, een component uit Mij genomen. Zij gaat van Mij uit, Ik roep haar tot aanzijn.

Tegelijkertijd wás de vrouw er al, terwijl ze toch onder dit woord aan het worden was.

Wat me opviel was, dat wij vaak zeggen, dat we de kleding van de Heer krijgen; maar hier wordt duidelijk dat niet alleen de kleding en de versieringen van Jezus uitgingen, maar de totale vrouw in haar geheel.

Toen ging er van de Heer een hoofdsieraad uit, een diadeem; een ronde band die om het voorhoofd wordt gedragen, met in het midden een prachtig veelkleurig glanzend medaillon, dat op het midden van het voorhoofd hangt.

En de Heer zette de band om het hoofd van de vrouw. Van de vrouw ging een identiek sieraad uit, dat ze aan Hem gaf, en Hij deed het om Zijn hoofd. Terwijl dit gebeurde, klonk er een stem die zei: ‘Hierin ligt een groot geheim besloten.

Wat mij het meeste trof was dat de sieraden identiek waren. Terwijl deze dingen gebeurden, bespeurde ik toch bij de vrouw dat ze zich niet helemaal bewust was van wat er gebeurde; aan de ene kant wel, aan de andere kant weer niet; en dat bracht haar wat in onrust en maakte haar onachtzaam wat betreft het sieraad, maar dat was ze zich niet bewust; net als een kind dat niet kan wachten op het zich laten aankleden voor een feest, het is te ongeduldig, en past niet goed op z’n kleren.

Toen zei de Heer, en daar gaat het mij vandaag om: vrouw, wees je bewust van wat in de hemel bezig is te geschieden; wees je bewust dat de man Zijn sieraad draagt voor Zijn vrouw, en Zijn vrouw voor Hem!

Het is het geheim tussen Hem, dat wordt gekoesterd in de omgang met elkaar, in de binnenkamer, waar het tot volheid komt.

Ik vroeg Hem naar het geheim van dat medaillon, en Hij zei: de glans van haar wezen, door Mij tot aanzijn geroepen, van Mij uit-gegaan, Mijn heerlijkheid. Daarom zijn deze beide sieraden identiek.

Wat een mooi beeld hè? Als je dáárover doordenkt, word je stil van ontroering, je wordt rustig. Je kijkt je Man eens aan, Hij kijkt jou aan, en dan lees je in elkaars ogen dat wonderlijk diepe geheim dat je bij elkaar hoort.

Ja, dat is onze bestemming!

Snap je nou het gebed van Jezus? Blijf alsjeblieft in Mij, gelijk Ik in jullie.

Daar zit de stem van een geliefde achter hè?

Mooie woorden hè? 25 jaar geleden, het is alsof het gisteren is uitgesproken.

Amen.

 

Duurt Sikkens dd 11-12-2016

 

 

Jezus Christus, onze Hogepriester Duurt Sikkens dd. 07-12-2017 (Assen)

Jezus Christus, onze Hogepriester

Ik wil eens wat gedachten uiten over Hebreeën 9.

De auteur van de Hebreeënbrief is onbekend; het kan zijn dat Paulus het heeft geschreven, maar het kan ook Apollos zijn geweest, hij was ook doorkneed in de geschriften.

Maar deze brief stoelt helemaal op een merkwaardige uitspraak uit Genesis. Daar is sprake van een zekere Melchizedek.

Hij was koning/priester, en hij resideerde in Salem, het huidige Jeruzalem. Waar die man vandaan gekomen is en waar hij naar toe gegaan is…., dat weet niemand.

De enige die hem heeft ontmoet, is Abraham geweest. Die heeft na een vechtpartij z’n neef Lot bevrijd, gaat dan naar Salem en maakt daar kennis met Melchizedek.

Hij geeft hem nog de tienden van z’n bezit, dat moet heel veel geweest zijn, want Abraham was hartstikke rijk.

En Melchizedek gaf hem brood en wijn, en dát is een doordenker. Dat is een voorloper  van wat de Hogepriester, Jezus, aan Zijn discipelen gaf, brood en wijn. Dat is een heel mooi fijn beeld.

En de schrijver van de Hebreeënbrief baseert het priesterschap van Jezus op de ordening van Melchizedek.

Van de ordening van Melchizedek wordt gesproken in Psalm 110:4 waar staat:

Gij zijt priester voor eeuwig naar de wijze van Melchizedek.

Wie is nou die ‘gij’ zijt priester voor eeuwig? Daar wordt van gesproken aan het begin van Psalm 110: Daar luidt het woord des Heren tot mijn Heer.

Het woord des Heren is Jahweh, en die Heer, tot wie Jahweh het woord richt, dat moet onze Heer zijn.

Dus in die Psalm is sprake van onze Heer Jezus Christus. En tegen Hem wordt gezegd: Je bent Priester voor eeuwig.

Maar Jezus heeft nooit priesterdienst verricht in de zichtbare wereld.

Hij behoorde natuurlijk ook niet tot de goeie stand, dan moest je een Leviet zijn.

Maar Hij was Hogepriester, net als Aäron, en dan ben je een Gezalfde. Dat was een heel rituëel, met olie op iemands hoofd.

En ‘gezalfd’ was in het Grieks Christos, een gezalfde.

In Leviticus 4 wordt dat allemaal besproken.

Nou staat er in Numeri 35 iets merk-waardigs, trouwens wel iets leuks.

Je kent het begrip ‘vrijstad’ in die tijd wel, als je vroeger iemand gedood had, dan smeerde je’m naar een ‘vrijstad’.

Maar wanneer mocht je daar dan weer uit? In Numeri 35:25 en 28 staat: Hij zal daar wonen tót de dood van de hoge-priester.En na de dood van de hoge-priester zal de doodslager naar het land van zijn bezitting mogen terugkeren.

Als de hogepriester in dat land dood ging, dan was hij vrij.

Dat is ook wel een doordenker hè?

Als je nou per ongeluk iemand gedood had een jaar voordat de hogepriester stierf, dan hoefde je maar een jaar in die vrijstad te blijven.

Maar als er nèt één was benoemd, dan zat je dus haast je hele leven lang in die vrijstad. Maar ja, je had nou eenmaal per ongeluk iemand gedood.

Dus de dood van de hogepriester bewerkt zelfs kwijtschelding van zonden, van straf.

Het was ook een heel uniek ambt.

Jezus was als Hogepriester ook nooit in de tempel geweest als zodanig; of in het heilige der heiligen.

Hoofdstuk 7 en 8 van de Hebreeënbrief gaan uitgebreid in op de functie van de hogepriester.

Denk eens door over de uitdrukking het ‘heilige der heiligen’. Wat is dat dan?

Dus je hebt een hoop heiligen, en daarin is iets heiligs.

Ik ben zo vrij om te zeggen dat jullie allemaal heiligen zijn. Wat is jullie heilige dan? Dat is jullie binnenkamer! Dat is het intiemste plekje van de ontmoeting tussen God en mens. Jezus noemt dat heel simpel ‘je binnenkamer’. Heel mooi!

Het gaat hier over gelovigen die omgang hebben met de Vader.

Wij zijn bezig de leer te ontwikkelen van het Koninkrijk der hemelen, daar zijn je gedachten altijd op geconcentreerd.

Er staat ergens in een Psalm: wentel uw weg op de Here.

Ik weet niet wat ik me daarbij moet voorstellen, maar de Naardense bijbel zegt het veel beter: Cirkel je gedachten rond God. Dan stel je dus God centraal.

Je komt in allerlei godsdiensten tegen, ook de christelijke, waar ze de ‘mens’ centraal stellen, het gaat daar om het waarachtig ‘mens’ worden, daar wordt op gehamerd.

De ‘mens’ is het beeld van God, zeggen ze. Je gaat cursussen volgen zodat je meer kijk krijgt op jezelf.

Daar klopt niks van! Waarom?

De enige die weet wie ik ben, dat is mijn Vader in de hemel! Hij is mijn Maker, en als ik kapot ben, dan moet ik even terug naar de Maker, ja toch? Je Vader heeft je gemaakt, je bent uit Hem geboren. Dus waar draait het om in het evangelie?

Niet om het mens-zijn; het mag hoor! Je mag best proberen om een hartstikke goed mens te zijn. Maar het gaat in het evangelie om de mens Gods! Dat is een uitdrukking van Paulus. De mens Gods, en dat is een ander wezen.

Dus het is mens tegenover mens Gods!

In Hebreeën 9:11 staat: Jezus Christus, dus de Gezalfde, opgetreden als hoge-priester der goederen, die gekomen zijn…., wat is dat nou?

Wat zijn nou die goederen die gekomen zijn? In de grondtekst betekent het alleen maar: ‘goede dingen’.

Hij is dus hogepriester geweest van de goede dingen die gekomen zijn.

En wat zijn dat dan voor goede dingen die gekomen zijn? Een andere vertaling zegt: ‘de toekomende dingen’. En wat is toekomend? Nou, die komen jou toé!

Dát is de toekomst! Dus de toekomst komt jou toe! Er kan veel op je afkomen, er kan veel op je toekomen, maar God heeft ook een toekomst, en die toekomstige dingen vergezellen Jezus. Daar heeft Hij het altijd over, het heden en de toekomst.

Er is zelfs een vertaling die zegt: de goederen die gewórden zijn.

In Johannes 1:16 staat: Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen (dus Jezus was vol met goede dingen) zelfs genade op genade.

Dat betekent: de ene genade na de andere. Er komt dus genade uit Hem, en je wacht even, en dan komt er nog wat. Steeds weer komt er genade uit Hem.

Vers 17: De wet is door Mozes gegeven, maar de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.

In het Grieks betekent genade: wel-gevallen, bevalligheid, of schoonheid.

Genade heeft met schoonheid te maken.

Mensen die uit genade leven, zijn mooie mensen! Die zijn hartstikke schoon van binnen.

In een toespraak van Stefanus werd Mozes ook ‘schoon’ genoemd, schoon voor God. (Hand. 7:20)

En zo kijkt God ook naar jou, en dan verheugt Hij zich in je omdat je hartstikke schoon bent.

Even terug naar Hebr. 9:11:

Jezus Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is niet van deze schepping….…

Het woord tabernakel vind je nog een beetje terug in onze taal, nl. taveerne.

Dat betekent letterlijk dat dat de plek is van Gods woning. De tabernakel is de plaats waar God woont.

Dus de volmaaktere, hier staat in de vergrotende trap: meer volmaakte.

De meer volmaakte, of de volmaaktere, wil zeggen dat die eerste tabernakel voorbij is, en daarna komt de betere.

En dat is een woord wat in de Hebreeën-brief steeds voorkomt. Beter dit, beter dat.

Altijd een vergrotende vorm van wat er wás! Volmaakter, niet van deze schepping, en niet van deze wereld.

Waarom niet? Omdat God in die tabernakel woont, en Hij is méér dan de tabernakel. (12) Hij is voor altijd binnen-gegaan in het heiligdom, voor eeuwig.

Het heiligdom wordt ook wel de ‘tent der samenkomst’ genoemd. Dan kom je samen. God en mens!

De mensen in die tijd waren zo bang voor God, dat Mozes altijd optrad als middelaar, als tussenpersoon tussen God en de mensen.

Er is ook een vertaling die heeft het over de tent der getuigenis. Dat kan ook nog.

Waarvan getuigt het dan?

In Openbaring staat geschreven: de tent van God is bij de mensen.

Ja, maar waar woont God dan in?

God woont in een tent, en die tent ben jij!  Jij bent Gods tent!

Het heet ook wel: de tent der ontmoeting.

Sommigen hebben het zelfs over een openbaringstent. God openbaart Zich.

De sluiers worden weggehaald, en je kunt Hem zien van aangezicht tot aangezicht.

Niet meer in een donkere spiegel, waar Paulus het over had, maar net zoals Mozes, van aangezicht tot aangezicht.

Omgang met je Vader, wat wil je nog meer?

We worden ook wel het huisgezin van God genoemd.

Als een vader nou aan het hoofd van de tafel zit, en hij kijkt zo naar z’n kinderen, dan vraagt hij toch ook wel: ‘zeg eens wat je denkt, je bent zo stil!’

En jij maar hunkeren naar de gedachten van God, maar Hij vraagt ook naar jou.

Mozes uitte z’n gedachten ook tegenover God. God wijzigde z’n plannen ook wel eens op aanraden van Mozes.

En Abraham heeft ook een enorme discussie met God gehad over de verwoesting van Sodom.

God zoekt het gesprek! Hij wil samen-komen! Niet als gemeente, maar in de binnenkamer. Daarmee zijn wij nu bezig in deze tijd, ik noem het maar de tijd van de late regen, waar we nu midden in zitten.

En de Landman, dat is God Zelf, wacht op de late regen. Waar komt die late regen dan vandaan? Uit een wolk, en die wolk is ook een beeld van de tegenwoordigheid Gods, en Hij is tegenwoordig in jou! Hij is aanwezig in jou! Jij vormt die wolk, en in die wolk wordt de leer over de laatste dingen ontwikkeld.

Dus: ‘denk er maar op los’, als je snapt wat ik bedoel. Ga maar denken over de laatste dingen: hoe bereikt God Zijn doel in ons! En dan regent het uit die wolk, en waar valt dat op? Op het gewas der gerechtigheid, dat zijn wij ook.

En dat gaat groeien en bloeien tot aan de zo genoemde ‘voltooiing’.

Dat is nog een hele weg, maar het gaat mij er om, dat je doordenkt over de gedachte, het onderwijs over het Koninkrijk der hemelen; het onderwijs over de laatste dingen. Dat ontwikkelt zich in jou! Niet in een voorganger, of een handvol voorgangers, maar in jou!

Want over het woord ‘voorganger’ heb ik ook wel een mening, dat heb ik wel eens gezegd: ‘je bent elkaars voorganger’.

Als jij me een keer vertelt hoe je door een moeilijke periode bent heen gekomen, dan denk ik, tjonge, het is je gelukt om er doorheen te komen. Dan ben jij m’n voorganger.

Je bent dus elkaars voorganger!

Dat is zó mooi en sterk!

Jezus is ons voorgegaan, en Hij liet z’n discipelen toch rustig in de steek, Hij zei: ‘het is beter voor jullie dat ik ga hoor’. Ga nou zelf maar! Leuk is dat hè?

Wat een geloof! De tent der ontmoeting is de openbaring van God. Hij krijgt dus gestalte in een lichaam.

In Philippenzen 2:5 wordt gesproken over de gestalte Gods ten aanzien van Jezus, de vorm Gods staat er eigenlijk.

Jezus was dus in de gestalte Gods; dat zag je er aan de buitenkant niet af, wel aan de binnenkant.

Wie dáár oog voor had zei: ‘Ach, U bent de Christus’. Dat zag Petrus ineens.

Jezus zei toen: ‘dat kun je nooit uit jezelf weten, vlees en bloed hebben het je niet verteld, maar hou het geheim!’

Niet verder vertellen, de Christus in je is een geheim!

Het is net zoals bij de tabernakel, het heilige der heiligen; de buitenkant bestond uit stevige planken van goferhout, gewoon van een boom die heel veel voorkomt in de woestijn.

Maar de binnenkant was van goud.

Dus aan de buitenkant zie je er gewoon uit als een mens, maar van binnen ben jij van goud. En dáár woont de Vader. Hij woont dus in je opstandingslichaam, en dat is eeuwig.

In de gestalte van God zijn is een mooie uitdrukking. Het woord is echt vlees geworden; en weet je dat dat woord opnieuw in jou vlees wordt? In jouw menselijk bestaan krijgt Gods gedachten-wereld gestalte! Gewoon in mensen als jij.

En in dat heilige der heiligen is Jezus eens en voor altijd binnengegaan. Het is een eenmalige daad met een eeuwige geldigheid. Hij is binnengegaan in het heilige der heiligen, en weer helemaal één geworden met z’n Vader.

In Hebr. 8:2 staat: de dienst verrichtende in het heiligdom.

Jezus verricht de dienst in het heiligdom, daar is Hij nu bezig. Als het goed is, is Hij nu bezig in jou! Door Zijn woord, Zijn gedachtenwereld.

En je hoeft Hem niks te vragen, dat hoef je Mij niet meer te doen, zegt Jezus, vraag maar aan je Vader, Hij houdt van je. En dan krijg je antwoorden.

Maar Hij verricht de dienst in het heiligdom van God, in de ware tabernakel. Prachtig is dat!

Die tabernakel staat in de hemel, en wij wonen in de hemel, en God woont in ons.

En nog eens gezegd: die z.g. wederkomst van Jezus is zo’n rare uitdrukking. Er staat parousia, en dat betekent ‘aanwezigheid’.

Dus Hij is in jou aanwezig! Dát is Zijn parousia! Hij woont in je!

Hij heeft het naar z’n zin, God heeft je leven er op ingericht; want van God wordt gezegd: ‘woning makende’,  nou, dan kijkt Hij eens om zich heen in je, bij wijze van spreken, en zegt: ‘hoe zal ik dat leven eens inrichten’, wat denk je er zelf van?’

Door die tweespraak kom je tot een evenwichtige balans in je leven. Dan word je stabiel. God woont heel graag in je hoor! Dan voelt Hij zich toch thuis? Het is Zijn huis!

We gaan nu verder met Hebr. 9:12 en 13.

Hij is met Zijn eigen bloed eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf, 13) Want als reeds het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, Naar het vlees gereinigd, dat zijn de zichtbare zonden in de wereld.

David was al heel eerlijk om te zeggen: ‘ik heb gezondigd’. In Psalm 51:9 zegt hij:

Ontzondig mij met hysop, dan ben ik weer schoon.

In Psalm 19:13 zegt hij: ‘spreek ook van de verborgen zonden mij vrij’.

Er zijn zonden die je helemaal niet weet.

Dat kan toch? Dat je dingen doet waarvan je niet weet dat dat zonde is.

Of de dingen die je zelf verborgen houdt.

In Hebr. 9:14 staat: hoeveel te meer zal het bloed van Christus………, ons bewustzijn reinigen van dode werken.

Hij heeft dus ons bewustzijn gereinigd.

Dat is een mooie opmerking!

Je bewustzijn, letterlijk mag je ook zeggen, je geweten.

Er staat in vers 21 dat er ook een heleboel gereedschap in die tabernakel is, potten, pannen, bekkens, schalen etc.

Dat is allemaal heel kunstzinnig uitgedacht. Dat is het gereedschap van de tabernakel.

In het heilige stond de kandelaar, helemaal van goud, met zeven van die hele stille vlammetjes, zó stil.

Die verlichten je inwendige mens. Daar kwam ook geen vreemd daglicht van buiten in, dat hoorde daar niet in, het wordt van binnenuit verlicht.

Je bent het Licht der wereld wat van binnen uit komt!

En dan was daar ook nog de tafel met toonbroden. Op die tafel stond altijd vers brood. Als jij bidt: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’, wat wordt er dan bedoeld? Dat bid je toch niet voor het eten? Waar gaat dit over?

Het dagelijkse brood is het Woord van God wat jij kunt uitdelen!

Brood is om te delen! Denk aan Jezus die het brood brak. Dus ‘geef mij het dagelijks brood’, dat is: ‘geef mij de dagelijkse gedachte die ik voor een ander kan openbaren’. Dát zijn de toonbroden!

Dan toon je nog eens wat van de Goddelijke heerlijkheid.

In Hebr.9:4 staat: daar stond ook nog de ark des verbonds, waarin zich bevonden een gouden kruik met manna, de staf van Aäron, die gebloeid had, maar ook een boekrol. Dat staat in vers 19b,20:

Mozes besprengde het boek zelf. Dat is natuurlijk een boekrol. Maar wat voor een boek was dat nou? Dat was de wet. De wet is goed hoor, daar mankeert niks aan.

En wat er in geschreven stond, heeft Mozes allemaal aan het volk voorgelezen,

ze hebben het echter schouderophalend aangehoord. En Mozes heeft het nog helemaal voor ze uitgewerkt.

Want het volk was zó vergiftigd door die slavernij in Egypte. Dat was zo’n occult volk, dat hing van godsdienstige riten en symbolen aan elkaar. Nou, voordat het volk Israël dáár vrij van was…., dat zou jáááren vergen! Maar Mozes heeft z’n uiterste best gedaan, het is hem echter niet gelukt.

Er zat dus een boekrol in die ark.

In jou bevindt zich de wet des Heren. Die is in je hart geschreven. Ja toch?

Als jouw gerechtigheid niet méér is dan de wet, waar ben je dan mee bezig?

Stel dat ik er om bekend sta dat ik niet dood sla, ik echtbreek niet, ik steel niet, ik doe geen vals getuigenis, bepaalde dingen doe ik helemaal niet. Nou èn!

Ben ik dan een christen? Nee toch.

Er zijn heel veel natuurlijke mensen die doen wat in de wet staat; ze zijn heel goed voor hun naaste, vriendelijk, aardig.

Het zijn geen christenen, dat kan.

Dus je gerechtigheid moet veel méér zijn dan de wet! Wie liefheeft, vervult de wet!

Als je vervuld wordt met Gods liefde, dan ga je op Hem lijken, en als je op God begint te lijken, dan krijgt Gods diepste wens eindelijk gestalte: Ik wil zo graag mensen maken die op Me lijken, zegt Hij. Ja, hoe doe ik dat?

Dus je bewustzijn is gereinigd, en dat is fijn hoor! Wees je bewust van je onschuld.

En als je gezondigd hebt, dan belijd je dat en je gaat vrolijk verder. Blijf niet dagen in dat schuldgevoel hangen.

Of : ‘ik moet nog een heleboel voor de Heer doen, om iets goed te maken of zo’….Je hebt van die ADHD-christenen, eindeloos bezig, en druk druk druk….

Het gaat nergens meer over.

Ik zal je eens een grappige tekst geven.

Marcus 4:26: Als de landman gezaaid had, wat gaat hij dan doen? Hij ging slapen!

Ja, ik heb toch gezaaid? Dan ga ik nu uitrusten en lekker slapen! Nou, dat druist tegen zoveel christelijke aktiviteiten in.

Slapen gaan, ongelooflijk, nacht en dag staat er ook nog.

Jezus zorgde ervoor dat de mogelijkheid werd geopend voor de mens om bij God in Zijn heiligdom te komen.

Het voorhangsel is gescheurd, en dat was een heel dik en loodzwaar kleed hoor.

Op dat voorhangsel stonden engelen, maar dat onderschrijven de orthodoxe joden niet, want je mag geen afbeelding maken van iets wat van boven in de hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is. Maar er staat nog wat achter: je mag er niet voor buigen!

In de tempel van Salomo was ook een voorhangsel, met prachtige engelen afgebeeld; dus wél afbeeldingen van hemelse wezens. Ook nog vaak met vleugels. Dat betekent niet dat engelen vleugels hebben, maar dat ze zich bewegen in de hemelse gewesten, dat ze daar rondvliegen, zal ik maar zeggen.

Dus Jezus maakte de weg open, en Hij zegt ook: Ik bèn de Weg.

Dit is zo’n mishandelde tekst: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.           Wat bedoel je daar nou mee? Welke Weg? Het is de weg tót God.

En de Waarheid? De waarheid over God.

Heel veel mensen hebben een idiote voorstelling van God.

En het Leven? Dat is het leven mét God.

Dus je kunt wel dansen en springen en lofkrijs aanheffen, maar het heeft niets meer met het intieme geloof te maken wat jij samen met de Vader deelt.

Hij gelooft in mij. Ik realiseer me dat ook. Ik geloof in Hem en Hij gelooft in mij!

Dat geeft mij ook weer moed! Hij ziet het met mij zitten, en dat ontroert me hoor!

Hebr. 9:23,24: Jezus’ offer was een beter offer voor de hemelse dingen zélf, voor de werkelijkheid, dát is de hemel.

Een ander woord voor ‘waarheid’ is ‘werkelijkheid’. Dus niet de afbeeldingen, die een kopie zijn van de werkelijkheid.

In vers 14 wordt gesproken over ‘een offer aan God’…. In Psalm 40:8 staat: Zie, hier ben Ik, in de boekrol is over mij geschreven. Wat een uitdrukking! Hoe komt David nou aan zo’n zin, denk ik dan. Dat is gewoon een profetie!

Die boekrol bevond zich in de ark, en daar is over Mij geschreven! Jezus heeft dit naar Zich toe getrokken. Hij zegt: dit slaat op Mij! Jezus is de vervulling van de wet. Z’n hele leven deed Hij niet anders dan liefhebben. Hij had zelfs z’n vijanden lief, die zegende Hij. Als je je vijand zegent, dan heb je zelf een heleboel ruimte.

Stel dat je mensen kent die de pest aan je hebben, en ze schieten me te binnen, dan is het eerste wat ik doe: ze zegenen. Daarna schieten ze me haast niet meer te binnen. Dat vind ik heel mooi!

En ik hou ruimte over voor de ander.

We zijn geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, dat is een beter offer. Hebr.10:7-10: Jezus heeft Zich geofferd, dat is een aanbieding hoor, een aanbod, een cadeau. En Hij heeft Zichzelf aangeboden aan de Vader.

En God heeft gedacht: ‘ach, nou offer Ik Hem op aan de duvel’, want die maakte zich meester van Jezus. Alle machten zijn op Hem aangekomen.

Jezus zei eerst: ‘laat het alsjeblieft niet doorgaan’. Maar later heeft Hij gezegd: ‘het is beter om Uw wil te doen’.

Want als Ik aan al die miljoenen mensen denk, die hierdoor vrij kunnen komen….,

dan wil Ik het offer brengen, dat is ook Uw wil. Hij heeft Zich dus laten doden tot verlossing van de gehele mensheid.

Die opofferingsgezindheid uit liefde komt daarin het mooiste naar voren in wat Jezus gaf. Het was ook een offer van God! Hij gaf Zijn enige Zoon! Hij had er maar één, en die heeft Hij gegeven.

Zou de hemel z’n adem ingehouden hebben? Wat denk je?

Je kan de dooddoener gebruiken: ‘ja, God weet alles van tevoren’, maar vergis je niet hoor! Hij moest Zijn Zoon helemaal loslaten.

Jezus bad: ‘Vader, U heeft me verlaten’.

‘Ja, dat moet! Je moet het als mens op zien te brengen!’

Wat een ongelooflijk gevecht is dat geweest in de hof van Gethsemané.

En Jezus heeft, hangend aan dat kruis, die hele weg afgelegd. Want aan het kruis zei Jezus: ‘Het is volbracht’. Dus niet daarna, nee, aan het kruis zei Hij dat al, ‘het is gebeurd’. Dat moet een juichkreet van Hem geweest zijn. Zijn geest had dus zijn lichaam al verlaten en stond ineens in het dodenrijk. Toen voegde de heilige Geest zich weer bij Hem; en Hij stond daar als een lichtende gestalte in het centrum van het dodenrijk!

De boze geesten schrokken zich te pletter! Want wat gebeurde er? De rotsen scheur-den, de aarde beefde! Zó schrok die duivelse bende dat ze achteruit weken, en Jezus stond daar als overwinnaar!

Ja, dat is een moment geweest waar alle rechtvaardigen uit het oude verbond naar hebben uitgekeken, en Jezus heeft ze allemaal Zijn evangelie verteld.

Maar wat schrokken die boze geesten van

Jezus, de Overwinnaar!

In Hebr. 9:15 staat: En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.

De belofte van die eeuwige erfenis is van Gods Geest; want als je van Gods Geest hebt, ben je een erfgenaam.

Er staat hier ‘een nieuw verbond’, maar er zijn ook vertalingen die hebben het over ‘een beschikking’. Dat is ook wel een mooi woord.

Een testament is een uiterste wils-beschikking, dus een voorschrift, ‘dat is voor jou’. Jezus is dus de Middelaar van die beschikking geworden. Dat heeft Hij ons nagelaten.

Er staat iets merkwaardigs in vers 16: Want waar een testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden. Waar of niet?

Wie waren nou getuigen van de dood van Jezus? De soldaten die hem nog eens staken, z’n discipelen hebben Hem ook zien sterven, en de vrouwen die er bij waren. Ze hebben Hem allemaal zien doodgaan. Maar aan wie moet je nou melding maken van Zijn dood?

Ook aan ons, Zijn dood is ons toch verkondigd? Hij is echt dood geweest! En weer opgestaan!

Maar Hij maakte natuurlijk ook melding aan God Zelf, en heeft tegen z’n Vader gezegd: Het is volbracht!. Hij is Zelf voor God verschenen en gezegd: Ik ben dood geweest, en Ik leef weer!

Wat hebben die twee elkaar feestelijk aangekeken! God deed Zijn aangezicht over Hem lichten!

Dat is mooi hoor, als iemand z’n aangezicht over jou licht.

Heb je dat wel eens gezien? Als je naar iemand toe gaat, en die ziet je komen, en hij licht helemaal op; die vindt het zó leuk om jou te zien. Dat is je aangezicht over iemand doen oplichten.

En zó was er die ontmoeting tussen de Vader en de Zoon.

Jezus is Zelf als Hogepriester voor God verschenen met het bewijs dat Hij Zijn leven had gegeven.

Trouwens, Zijn lichaam heeft geen ontbinding gezien. Van Lazarus wel, dat rook al na een paar dagen. Maar bij Jezus Zelf was dat niet het geval geweest.

Daarvoor dienden die engelen ook bij het graf, want je vraagt je af wat voor functie die engelen nou hadden bij dat graf.

Maar zij bewaakten zijn sterfelijke lichaam voor de ontbindende geesten.

En Jezus is in het dodenrijk opgestaan. Dáár vond de opstanding plaats.

En drie dagen later trok Hij dat lichaam weer aan en is Hij verschenen.

Ik geloof niet dat Hij dat graf is uitge-wandeld, Hij verscheen gewoon, om de mensen te overtuigen.

De steen is weg gerold, de kleren heeft Hij nog opgevouwen, om duidelijk te maken dat Hij hier geweest is.

Het is zó wonderlijk allemaal!

In vers 26b staat: Hij is éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door Zijn offer de zonde der wereld weg te nemen.

In Joh. 17 staat het gebed van de Hogepriester Jezus, het beroemde gebed. Heb je je wel eens afgevraagd hoe Johannes te weten is gekomen wat Jezus toen bad?  Hij heeft één keer gebeden bij het avondmaal, en honderd jaar later schrijft Johannes het op!

Zat hij dan met een notitieblokje gewoon te noteren wat Jezus zei? Nee toch, dat kun je je toch niet voorstellen?

Op zo’n moment dat Hij bidt tot de Vader, onthield Johannes dat dan allemaal?

Dat lukt toch ook niet?

Nee, zegt Jezus, maak je maar geen zorgen, de Geest neemt het uit het Mijne, en geeft het aan jou!

Dus als het jou te binnen schiet, schrijf het dan maar op. Dan heeft de Geest het in jou gesproken en je schrijft het maar gehoorzaam op.

Daarom is dat gebed, de woorden van Jezus, bewaard gebleven in de handen van de discipelen. Ze konden toch niet alles wéten wat Jezus zei? Ze schreven amper.

Hij heeft in dat gebed gezegd dat Hij de taak heeft voltooid, en Hij vraagt z’n Vader om Hem nogmaals te verheerlijken met wat Hij had vóór het ontstaan van hemel en aarde (:5), z’n geestelijke status, een mens Gods op de troon.

Altijd heeft God dat in z’n gedachten gehad, iemand naast Hem! Daarom heeft Hij z’n naasten ook zo lief.

‘Naast’ is de overtreffende trap van ‘na’.

Het is na, nader, naast.

Je bent me te na gekomen, het hemd is nader dan de rok, je eigen familie, dichterbij kan niet, en dát is nou je naaste.

Vroeger moesten wij bidden voor alle zeelui als het slecht weer was: ‘Vader, bescherm alle zeelieden op zee’.

Nou, dat zijn er zoveel, dat zijn je naasten niet, echt niet. Je naaste is degene met wie je omgaat, met wie je wat hèbt. Dat zijn de mensen van de kring waar je toe behoort. Die zijn je het naast.

Er is een mens Gods op de troon.

In vers 27 en 28 (van Hebr. 9) staat nog iets merkwaardigs. 

En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.

Dat zijn wij! Hij wordt zonder zonde aanschouwd.

Een andere vertaling luidt: ‘buiten verband van zonde’. Heeft dus niets meer met zonde te maken. Hij is voor God verschenen ‘buiten verband van zonde’. Ook wel ‘gescheiden van zonde’, het hoort er niet meer bij. Dus een leven zonder zonde.

Als je gezondigd hebt, ga je dood, de ziel die zondigt, zal sterven. Dat is de eerste dood. De eerste dood is altijd tijdelijk.

Als je nou per ongeluk zondigt, dan word je dat vergeven. Maar als je bewust zondigt, willens en wetens, dan staat in Hebr. 10:26:

Als wij opzettelijk zondigen, nádat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn,

 (je weet hoe het allemaal zit…)

dan blijft er geen offer voor de zonden meer over.

Ja, wat voor evangelie moet ik je dan nog vertellen? Je blijft opzettelijk zondigen, je gaat hardnekkig door met zonde bedrijven,

dan weet ik niet meer wat ik jou nog moet aanbieden ter vergeving, dat kan ik niet vergeven. Er is zonde dat niet te vergeven is. Welke zonde is dat? Daar hebben vroeger heel veel mensen mee geworsteld.

Ken je de uitdrukking: ‘zonde tegen de heilige Geest?’ Ach, sommige mensen hebben daar erg onder geleden. Ze dachten dat ze tegen de heilige Geest hadden gezondigd. Ze wisten niet eens dat er een heilige Geest wás! Ze wisten niet eens wat dat inhield.

Ik zal je het heel eenvoudig vertellen.

Zonde tegen de heilige Geest is: ‘als je de werken van God aan de duivel toeschrijft, en ook als je de werken van de duivel aan God toeschrijft’.

Dát is de zonde tegen de Geest!

Van Jezus werd gezegd: ‘Hij drijft boze geesten uit door Beëlzebul’.

We hebben vroeger moeten geloven dat God allemaal rampen veroorzaakt, en dat Hij straft en erop los timmert als je het fout had gedaan…

Dat is een totaal verkeerd Godsbeeld!

Ik kan me voorstellen dat mensen met die vage gedachten dat ze gezondigd hebben tegen de Geest, een ellendig leven leiden, probeer dan maar eens iemand te over-tuigen dat het anders is.

Dan heb je zoveel wijsheid nodig om iemand weer op het goeie spoor te krijgen.

Het gaat dus om de geldigheid van het eeuwigdurende offer.

In Daniël 12:11 staat: Als het dagelijkse offer gestaakt wordt, dan is het eind van de wereld wel zo’n beetje nabij. .

Wat is nu het dagelijkse offer?

In de Septuagint staat: Een eeuwig durend offer. Dat is een goeie vertaling voor een eeuwig geldend offer (perpetual sacrifice).

Tegenover wie hanteer je dat nou? Dat hanteer je tegenover de duivel! Vertel het hem maar: ‘ik ben verlost door een eeuwig geldig offer!’

Maak het maar bekend in de hemelse gewesten; vertel ze maar over die veel-kleurige wijsheid van God.

Ik ben hartstikke onschuldig. Maar als je nou een keertje zondigt? Dan ben je een seconde later weer onschuldig!

Maar dat kan de duivel nooit zeggen want voor hem is er geen vergeving.

Ik wil nog iets zeggen over de losprijs.

Je weet dat de duivel de losprijs heeft gekregen, door die prijs, die betaald is, ben ik vrij gekomen. Jezus heeft die prijs betaald. Dat was een losprijs voor velen, niet voor allen, maar wel voor velen.

Wij zijn los gekocht en ook nog betaald.

Je bent vrij. Daar heb ik wel eens een gelijkenis van gehad. Dat ging nl. over mijzelf.

Er was een man die zijn hond op een dag kwijt was. Hij reist stad en land af om te zoeken maar vindt hem niet. Op het laatst, op een doodlopende weg bij een donkere boerderij, draait hij het raampje van z’n auto naar beneden en fluit nog maar eens het bekende wijsje. Er ligt een scharminkel van een hond voor de boerderij, die spitst één oor, en die man denkt: ‘dat is ‘em, dat is mijn hond!’ Hij stapt uit, en loopt het erf op. De boer kwam hem al tegemoet en zei: wat wil je? ‘Nou, die hond is van mij!’

Ja, zegt die boer: maar ik hèb em.

‘Nou, wat moet je er voor hebben?’ De boer vraagt een enorm bedrag, maar de man verblikt of verbloost niet, hij betaalt de volle prijs, neemt die hond in z’n armen en legt hem achter in z’n auto.

Hij zegt: ‘Ik heb je gekocht en ik heb je betaald, je ben van mij”.

Dat vind ik zo’n mooi verhaal.

Nog een laatste stukje over het boek in de ark. In Exodus wordt het boek van het verbond niet genoemd.

Maar in dat boek stonden de woorden van Gods verbondsluiting, dat boek ging in de ark. Dus het Woord is in de ark, in jou.

Want als er over de ark gesproken wordt, dan wordt er over jóu gesproken, dat is heel intiem. Dichterbij jou kan God niet komen.

Eerst was het een mondelinge wetgeving, daarna werd het aan het volk meegedeeld. Maar ze luisterden nóg niet. Nou, zegt God, schrijf het dan maar een keer op, en waar werd het toen op gebikt? Op stenen tafelen! Waarom nou op stenen tafelen? Vanwege de hardheid van hun harten! Het moest er helemaal uitgehamerd worden.

Jullie zijn zo hard, zegt God, je hebt niet geluisterd toen Ik het voorlas…., nou, dan er maar inbikken!

Maar dat hielp ook al niet.

Dan komt later Ezechiël met de woorden: er komt een tijd dat Ik het gewoon in je hart zal schrijven en niet meer op stenen platen.

In Exodus 25:16 wordt het boek het  getuigenis genoemd. Het is het getuigenis dat Gods beloften ja en amen zijn geworden in Jezus Christus.

En ‘amen’ betekent: ‘het is waar!’

Dus het getuigenis wijst vooruit naar de werkelijkheid in Hem, want over Hem is in de boekrol geschreven.

Ik stel me zo voor dat als Jezus die Psalm las, dat Hij ineens dacht: ‘dat is over Mij gezegd’.

Heb jij zèlf de bijbel wel eens zo gelezen?

Wat wordt er over jou gezegd?

Petrus heeft gezegd: ‘de profeten hebben zich suf gezocht naar wat ze zelf opschreven, ze snapten er niets van.

En toen werd het Petrus duidelijk dat er geprofeteerd is over óns! Dus als je die profetieën van Jesaja en Jeremia nou weer eens leest, of vooral van Hosea,

dan lees je daar dingen in dat je zegt: ‘waar gaat dit over?’ En dan komt het antwoord van God: ‘het gaat over jullie!

Er is over jou geprofeteerd’.

Even een losse opmerking, ik vind het veel te leuk om dit te vertellen.

In Lucas 6:12 staat: en het geschiedde in die dagen, dat Hij naar het gebergte ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God. Er staat eigenlijk: In het gebed ván God.

Wat heeft God jóu wel eens gebeden?

Daar moet je toch eens over nadenken. Als God nou bidt, tegen wie heeft Hij het dan? Natuurlijk tegen óns!

Want wie kan Hem verhoren als Hij jou wat vraagt, en je doet dat, dan verhoor je Hem toch?

Er staan zulke wonderlijke dingen in Hosea 2:20,21: ‘Ik zal verhoren, luidt het woord des Heren. Ik verhoor de hemel en die verhoort de aarde, en de aarde verhoort het koren, de most en de olie, en die zullen Israël verhoren. Het is een hele cirkelgang van gebedsverhoringen.

Geweldig toch, ook die olie vind ik zo’n mooie uitdrukking.

Dus het getuigenis is een teken.

In Psalm 119, een knoert van een Psalm die nooit wordt gelezen, wordt de wet de Weg van zijn Getuigenissen genoemd.

Dat is een veel mooiere uitdrukking dan het woord ‘wet’. Dat klinkt ook zo geboeid, zo ijzerachtig. Wet! Het is een wet van Meden en Perzen. Het klinkt als een gebod, wat moet je er mee?

‘Dit is mijn gebod dat gij elkander liefhebt…. Hè, een gebod?

Ja, jij moet van Jan, Piet en Klaas houden.

Moeten?

Ik moet niks! Het woord gebod is ook een raar woord hoor. Het is een aanbeveling, een hint. Ga eens van anderen houden, dan moet je eens kijken wat er gebeurt!

En zo getuigt de heilige Geest van de Christus in je, door het Woord te laten volbrengen waartoe Hij het heeft gezonden. Jij bent dus een gezondene, en laat dat woord z’n werk maar doen hoor. Dat zit prachtig in elkaar. Uw wet is in mijn binnenste, zegt Psalm 40:9.

Als je van God houdt, dan hou je dus van mensen, dan ben je altijd bezig met de vervulling van de wet. En na de reiniging van zonden van de innerlijke mens,       heb je nu ook inzage gekregen in de boekrol, samen met het Lam.

Je hebt inzicht gekregen. Je kijkt om je heen en ziet de dingen allemaal gebeuren. En je leest en je overdenkt.

Ik raad iedereen aan om veel te denken, niet over wat er allemaal hóórt, en wat je allemaal nog voor Hem moet doen.

Daar moet je gauw mee stoppen, want dan ben je een slaaf/slavin van je gewoontes.

Dat leidt nergens toe hoor, maar het gaat er om dat je prachtige gedachten van God overneemt, en die overweegt, en doordenkt.

En zó ontwikkelt zich de boodschap van het Koninkrijk der hemelen binnen in jou!

En als iemand vraagt, bij wijze van spreken, in goedheid hoor, heel serieus: ‘waar is nou dat Koninkrijk van God?’

Ja, het is binnen in ons, en nergens anders. Dan zal datgene wat in je is, ook eens een keer naar buiten komen.

En dát is de diepe inhoud van het stukje gebed: ‘Uw Koninkrijk kóme’.

Ga eens geloven dat dat Koninkrijk Gods uit jou tevoorschijn komt.

God ziet het in jou ontstaan en ook tevoorschijn komen.

God blij, en jij ook. Het gaat wel met lijden gepaard; maar de heerlijkheid is altijd meer dan het lijden.

Amen.