Gelijkenissen/beeldspraak
We zingen: Jezus, de Leidsman van ons leven. Is dat zo? Waardoor worden we geleid? Door de Geest!
Hij heeft eerst Zijn mensen begeleid, maar daarna, zei Hij, komt de Geest, die zal jullie leiden. Dus we worden geleid door de heilige Geest, en in die zin is Jezus een voorganger. Hij liet Zich óók leiden, door diezelfde Geest.
Onderscheid dit dus goed en helder.
Voordat ik over het eigenlijke onderwerp begin, dat te maken heeft met beeldspraak, wil ik eerst even wat aandacht besteden aan het begrip: ’Bijbelstudie’. Om dat een beetje te ontdoen van een duf gedoe, alsof je alleen maar met een boek bezig bent.
Dat boek is uiteindelijk verschenen, en daarin staan uitspraken van mensen, die het een keer gezegd hebben.
Het belangrijkste daarvan zijn de profetieën.
Dus wat is nou eigenlijk Bijbelstudie, dat is niet om Bijbelkennis op te doen, want dat had ik vroeger al heel veel, maar ik had er niets aan.
Maar eigenlijk om de Vader te leren kennen, de Zoon te leren kennen, en jezelf ook; en ook andere mensen. Daar gaat het om; het gaat om een leefwereld.
Laat ik het zó zeggen: sommige mensen kennen de bijbel van A tot Z, maar het is de bedoeling dat je de Alfa en de Omega leert kennen, want dat is niet iets, maar dat is iemand.
Wat zeggen woorden over onze Vader en wat zeggen ze over ons. Daarom houd ik zo van het begrip: ‘close reading’. Dat is een Engelse term, wat betekent: van heel dichtbij lezen, wat staat er nu eigenlijk?
Sommigen lezen hele lappen, en wat gaat er dan wel niet allemaal verloren. Maar als je één klein stukje neemt, of één uitspraak, dan kun je daar eindeloos over door-denken.
Laat ik het zó zeggen: eigenlijk kruip je dan onder de huid van de profeet.
Hun uitspraken bestuderen, dat deed Jezus ook.
Anders heb je alleen maar ‘weetjes’.
En ik heb vroeger heel wat rare weetjes geleerd.
Echt stomme dingen b.v. wat is de kortste tekst en de langste, en rijen koningen van Juda en Israël, en alle richteren, ik moest het allemaal opdreunen. Maar je hebt daar helemaal niets aan.
Paulus haalt ook een keer uit: wat een stomme vragen, geslachtsregisters, waar ben je mee bezig.
Jezus had het heel vaak over dè Schrift. Schrift betekent gewoon: het geschrevene.
Zoek Joh. 7:38 eens op. Daar staat de sleuteltekst. Daar staat iets merkwaar-digs: “Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”.
Maar het gaat mij om: ‘gelijk de Schrift zegt’.
De Schrift was eigenlijk de leidraad voor Jezus. Hij zegt notabene tegen schrift-geléérden, die ècht alles wisten, en hele lappen uit de Thora konden opdreunen: “Jullie kennen de Schrift niet”. Zullen ze zich toen beledigd gevoeld hebben? Ik denk van wel.
Jezus zegt zelfs: “Jullie dwalen, jullie kennen Hem niet, want de Schriften getuigen van Mij”. Dat is me toch een uitspraak! “En toch willen jullie niet tot Mij komen”.
De Schrift getuigt niet alleen van de Zoon, en niet alleen van de Vader.
Petrus zegt zelfs: “De Schrift getuigt ook van òns”. Ze hebben over òns geprofeteerd.
Dan moet je dus nagaan, als er over de Christus geprofeteerd is, dan is dat èn Hoofd èn het Lichaam. Dat is een door-denker hoor.
Dus die profetieën wachten op vervulling.
Toen Jezus in het stikke donker stond, in de hof van Gethsemané, kwamen daar honderden soldaten op Jezus af, met fakkels etc.
Het was al duidelijk dat Hij was verraden. Petrus trok al z’n zwaard, maar op dat moment zegt Jezus: “De Schriften moeten in vervulling gaan”. Vind je dat nou een plek om dat te zeggen? En waarom zegt Hij dat? Het wilde er bij de discipelen niet in dat die prachtkerel moest lijden.
Jezus zei verscheidene keren dat de Christus moest lijden, maar dat wilde er bij hen niet in. Nee, dat kan niet. En daarom zei Jezus dat.
Hij wist dat, als het niet vervuld wordt, dan staat het stil, het moet dus in vervulling gaan.
In Matth. 26 zegt Hij het nog een keer.
Twee keer achter elkaar: “het moet gebeuren”.
Na Jezus’ opstanding geloofden de discipelen de Schrift en het woord dat Jezus had gesproken. Dus pas ná Zijn opstanding. Toen werd het langzamer-hand allemaal duidelijk.
“Oh, bedoelde Hij dát…nóu snappen we het”. Dus er kan een heleboel onduidelijk zijn, dat je pas ná je opstanding begint te snappen; dat geldt ook voor ons.
Voordat ik geestelijk was opgestaan begreep ik haast niets; nu ik geestelijk ben opgestaan…., nou, je krijgt dan gewoon een hartstikke nieuw mooi boek.
Als je nou zó de profetieën hoort en leest, dan gaat er een wereld voor je open. Eigenlijk gaat Gods wereld voor je open, en dat is een mooie wereld. Dat is Zijn denk- en Zijn leefwereld!
We gaan immers met Hem om, en als je je daar steeds meer beweegt, in die denk- en leefwereld van God, of je nou gestorven bent of niet, dan wordt dat ook ònze wereld, het ìs ook onze wereld.
Ik stel me zo voor dat Jezus zo’n profetie leest en dan denkt: ‘Dàt moet Ik vervullen, en dàt stukje moet Ik ook vervullen’.
Hij heeft het leeuwendeel van de profetieën vervuld. Hij heet ook niet voor niets de Leeuw van Juda. Hij heeft het leeuwendeel op Zich genomen en dat is héél veel!
Wat is vervullen? Nou, b.v. een taak vervullen, een opdracht vervullen.
Jezus vervulde dus de profetieën, Hij dacht: “Dat ga Ik doen, daar kies ik voor”.
Niet zomaar wat, want de duvel wilde Hem al veel eerder te grazen nemen, maar Hij zei: “Mijn uur is nog niet gekomen, hèt moment is er nog niet, tot zolang word Ik beschermd, anders vraag Ik Mijn Vader wel of de engelen voor Me strijden, dat doen ze wel”. Denk maar aan het moment dat ze Jezus van de rotsen wilden duwen na een toespraak.
Dus tot zolang wist Hij zich beschermd, maar op een gegeven moment valt die bescherming weg. Daar moest Hij wel voor kiezen. Dat vind ik nogal wat.
Dus het voorspelde, wat hier allemaal in staat, dat ga je verwezenlijken. Dàt is vervullen. Doen!
Zelfs als Hij aan het kruis hangt, citeert Hij twee teksten uit de bijbel, Hij citeert dus niet een tekst, maar Hij vervult een profetie, laat ik het zo zeggen, dat is veel duidelijker.
Hij zegt op een gegeven moment: “Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” Dat staat in Psalm 22. Dat heeft Jezus dus gelezen en denkt dan: ‘dat gebeurt dus een keer’.
Hij zegt zelfs: “Ik heb dorst”. Dat is ook een citaat uit Psalm 69. Ze gaven Hem toen smerige azijn. Daar zat Hij ook niet op te wachten.
Kun je nagaan. Altijd was die duvel in de hoop Hem te kunnen prikkelen tot een explosie of tot een ontploffing. Of dat Hij wonderen zou gaan doen.
Er zijn nu nog een heleboel profetieën die nog vervuld moeten worden. En wie gaan dat doen? Wil ik dat? Kies ik daar voor? Daar ben ik op het ogenblik over aan het denken.
Want in Joh. 10:35 staat dat Jezus zegt: “De Schrift kan niet gebroken worden”. Ken je die uitspraak?
B.v. zoals je een wet breekt, nood breekt wetten, zeggen we wel. En breken is opheffen.
De Schrift kan niet gebroken worden betekent eigenlijk: ‘het kan niet opge-heven worden’. Je kan hem niet ongeldig verklaren. Je kan hem ook niet ontbinden.
Jezus zegt: “Ik ben niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om te vervullen”. En dat heeft Hij gedaan.
In één van de eerste christengemeentes in Berea had Paulus drie zondagen achter elkaar gesproken over de Schriften, niets anders dan drie zondagen alles uitleggen wat hem te binnen kwam. Maar in die gemeente Berea zijn ze daardoor zó aangestoken, dat ze dagelijks de Schriften bestudeerden. En dan niet om Bijbel-kennis op te doen, maar om te kijken of het waar was dat het vervuld werd; dat Paulus’ woorden klopten. Want hij bewees vaak uit de Schriften dat Jezus de Christus was.
Jezus zou b.v. aan ons kunnen vragen: ‘Hoe lees jij de bijbel?’ Hoe doe je dat!
Er waren vaak mensen die graag met Hem wilden discussiëren, op een heel vrome manier. Dan komen ze bij Hem en zeggen: “Wij weten dat U zich aan niemand stoort”. Nou, denkt Jezus, daar gaan we weer, Ik stoor me juist aan alle mensen, alle mensen trek Ik Mij aan.
Maar hun vraag was een binnenkomertje: ‘U stoort zich aan niemand’. En dan komt er een vraag.
Jezus zegt zó vaak: “Hebben jullie niet gelezen dat of dat, jullie weten er alles van; hebben jullie dat dan nog nooit gelezen?”. En dan verwonderen ze zich, of zijn verbaasd, of ze gaan weg.
De heilige Geest heeft de profeten geïnspireerd. Als nou de heilige Geest dat heeft gedaan, van David wordt gezegd dat de Geest op hem rustte, niet blijvend, maar hele perioden rustte die Geest op hem; als nou die Geest hen heeft geïnspireerd, wat ze soms zelf niet snapten, dan kan die Geest het ons uitleggen, want dat is dezelfde Geest.
Dus de bedoeling is dat ons nieuwe gedachten worden aangereikt, èn oude; zodat die oude weer nieuw worden.
Kun je me volgen?
Je hebt dus nieuwe gedachten gekregen, en nu ga je b.v. hele oude geschriften lezen, die worden dan ineens helemaal nieuw. Dat wordt uitgelegd, verklaard. En verklaren is ‘helder worden’.
Dàn kun je ze uitwerken en toepassen in je leven. Weet je hoe Johannes dat noemt: “Dat is nou de waarheid doen”.
Weten is één ding, maar doen is uit-voering geven aan de gedachten Gods.
In dat eerste stukje van Johannes 7 zegt hij:
“Gelijk de Schrift zegt. :37 Kom tot Mij en drink”. Wanneer riep Hij dat?
Moet je eens kijken in vers 37. Het was een knoert van een Loofhuttenfeest, en drùk dat het was! En daar staat Hij in z’n dooie eentje en roept: “Als je dorst hebt dan moet je hier wezen!”
Dat moet jij eens doen op Koninginnedag in Kampen, en je brengt een geestelijke boodschap, en jij staat daar te schreeuwen: “Als je me gelooft, dan zullen er ook stromen van levend water uit jou komen”.
Zouden ze dan de GGD bellen of zo, daar heb je weer zo’n gek…..
En Jezus is ook heel vaak voor gek verklaard hoor.
Dus daar moet je straks ook rekening mee gaan houden dat, hoe meer wij ons uiten, hoe meer je te horen krijgt. Want we zitten nog aardig beschermd hier in Nederland.
Maar nou staat er: “Indien iemand dorst heeft, kom tot Mij en drink!”
Waar haalt Hij dat vandaan? Aan welke profetie denk je dan? Dat is Jesaja.
Jesaja 55. Dat is best leuk om te lezen, zó bekend dat je het haast niet meer leest.
Jes. 55:1 : We gaan nu even aan ‘close reading’ doen. “Hebben jullie dorst? Kom tot de wateren, en jullie, die geen geld hebben, kom, koopt en eet. Kom, koop zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Dus brood, wijn en melk kun je krijgen”.
Dat is natuurlijk geestelijk bedoeld, maar in de Naardense Bijbel staat iets heel leuks. Tussen het woord ‘koopt en eet’ staat ‘koren’; dus ‘koopt koren en eet’. Dat is een hele mooie. Dit stukje gaat over brood en wijn, en als iets brood en wijn genoemd wordt, dan weet je over wie het gaat: over het lichaam en het bloed van Christus.
Dan komt nu het eerste beeld waar we het over zullen hebben.
Wat kun je met koren doen? Je kunt het zaaien, of malen.
We hebben een keer een beeld gehad voor VOX, dat was heel leuk en heel simpel. Er werden maiskolven uitgedeeld. Onze boodschap werd vergeleken met maiskolven. Dat is een beeld wat de hele wereld snapt. En wat zagen we in dat beeld? Er waren mensen die dat hele ding opaten, achter elkaar, zó’n honger hadden ze, moet je nagaan. Anderen aten de helft op en zaaiden de rest uit; die hebben doorgedacht. En weer anderen maakten er pap van.
Maar iedereen ging er op z’n eigen manier mee aan de gang. Dit beeld was zo duidelijk.
Als je nou koren krijgt, ga het dan malen. Eén zak kun je uitstrooien over het land, en de rest ga je malen tot meel. En wat doe je bij dat meel om brood te krijgen? Water en gist.
Ik vind het spijsoffer in het oude verbond zo prachtig. Daar wordt de meel flink gekneed met olie en daar wordt dan brood van gebakken.
Dat kun je ook niet meer scheiden. Het is niet meer te scheiden; je kunt het wel op laten drogen, maar dan wordt het waardeloos. Het moet gebakken worden. En dat bakken gebeurt als je onder druk staat.
Een hoop mensen van ons, vind ik, staan onder druk. Of het nou ziekte is of gewoon geestelijke pressie, of zomaar.
Het gebeurt gewoon in de gemeente. Ik heb het niet over de grote verdrukking, maar over onder druk staan. Beschouw dat alsjeblieft als een bakproces, want je gaat tóch een heerlijke geur verspreiden.
Je wordt weliswaar gebakken, maar aan de andere kant heb je ook wat uit te delen, brood. Wat dat betreft zijn wij een voedsel-bank. Dat is ook gratis.
Nou iets leuk, je gaat zelf ook eten, kauwen. En de oude kerkvaders noemden dat ‘ruminare’, mag je weer vergeten, maar dat is letterlijk: ‘herkauwen’, ‘opnieuw kauwen’. En dat is afgeleid van een heel leuk woord: ‘ruma’, wat betekent: ‘de zogende moederborst’.
En die kerkvaders dachten, wat ik nu eet, daar ga ik over denken, en nóg eens over denken, dàt noemen ze dus ‘ruminare’. In het woordenboek stond: ‘opnieuw genieten’.
Kijk, dàt is nou ‘herkauwen’. Dus opnieuw er van genieten.
Dat heb je met uitspraken in de Bijbel, maar trouwens ook met uitspraken in de gemeente.
Dus lappen tekst lezen heeft helemaal geen zin. Ik heb het wel eens gedaan, maar je hebt er niets aan. Dat gaat op den duur het ene oor in en je neus uit.
Eén opmerking waar je zóveel aan kan hebben, wat iemand tegen je zegt, dat kan soms zo’n verandering in je bestaan teweegbrengen. Slechts één zinnetje.
En daar was Jezus goed in. Dus is het heel belangrijk dat je de profetieën in de gemeente, de beelden, de uitspraken, de gebeden, de dromen, wat dan ook, zoals wij opgevoed worden, bestudeerd. Het is aan òns gegeven en wat doe ik er mee? Wat kan ik er mee doen? Of wij.
Het is niet voor niets dat ze gegeven worden. Want sommigen zeggen: ‘o, mooi beeld, volgende bladzij’. Dat schiet niet op natuurlijk. Maar bedoelt het mij iets te zeggen.
Wat zegt een uitspraak in een Psalm mij. Je verandert dan wel.
Dan nu de beeldspraak. Een heel bekend terrein voor mij, want ik heb er mijn hele leven les in gegeven.
Een hele eenvoudige is de vergelijking, en alle talen van de hele wereld zitten vol met vergelijkingen.
Als ik vraag aan jullie: hij heeft een kop als….., nou wat je dáár allemaal niet voor kan invullen…. en: hij is zo lui als…., of zo dom als……
Vaak zijn het dan negatieve eigenschap-pen. Dat is altijd met het woordje ‘als’.
Ik heb er twee uit de bijbel gehaald:
De ene is: ‘een spreuk uit de mond van een domkop is als een man met lamme benen. Wat wil dit nou zeggen, waarom nou dat beeld? Nou, die uitdrukking, die spreuk, ‘staat’ niet, die valt. Heeft geen uitwerking, er gebeurt niets, er zit geen beweging in. Hij weet niet wat hij zegt.
Dus zomaar iets zeggen vanuit de bijbel is dom, het gaat om nadenken.
En nog een uitdrukking: ‘een babbelzieke vrouw is als een lekkende dakgoot’. Hoe vind je die? Als er ’s nachts bij de buren de dakgoot lekt, en dat gaat maar door; en als je er naar luistert, dan slaap je niet meer. Je wordt er gek van.
Vergelijkingen gebruik je dagelijks. Dus iets met ‘als’.
De tweede komt ook heel veel voor, en dat woord mag je wel eens onthouden voor de aardigheid, dat is metafoor, dat betekent overdragen, transporteren, dat is allemaal hetzelfde.
Dit betekent dus: ‘overdrachtelijk’.
De bijbel gebruikt dit overdrachtelijke heel veel, en jij ook.
Je bent zo lui als een varken is een vergelijking. Maar zeg je tegen iemand: ‘Go, dat is me een varken zeg’, dan weet je ook al genoeg eigenlijk.
Hij is niet ‘echt’ een varken, het is dus overdrachtelijk. Je kunt ook zeggen: het is niet letterlijk, maar figuurlijk.
Nou wordt Jezus in Openbaring 5:5 de Leeuw van Juda genoemd.
En iedereen identificeert zich heel graag met een leeuw. Ja toch? Lekker stoer!
Zo vond ik vroeger Simson geweldig. En Ezau vond ik ook een kerel. En Jacob altijd in die tent bij z’n moeder, en z’n vader beduvelen.
Maar een Ezau als jager sprak je als kind wel aan.
Maar Jezus wordt de Leeuw van Juda genoemd, en ook de ‘wortel van David’.
Ik zal dit even uitleggen.
Genesis 49:9. Als Jacob dood gaat en hij voelt dat aankomen, dan geeft hij z’n kinderen een zegen mee.
Er staat: “Een leeuwenwelp is Juda, hij legt zich neer als een leeuw, of als een leeuwin”.
Daar komt die profetie uit Openbaring vandaan. Dus Jezus heeft dit Schriftwoord vervuld. Maar hoe zit dan dan? Nou, het is best leuk als je het in andere vertalingen leest, en zeker in Raisel, daar staat: “hij legt zich neder als een leeuw èn als een leeuwin”.
Daar staat het woordje en tussen. En een leeuw en een leeuwin vormen samen een paar. Dus welke vraag komt er dan omhoog? Wie is de leeuwin? Nou, vul maar in, als je snapt wat ik bedoel. Dat is toch mooi!
Als Jezus brood breekt, en vaak dopen ze dat daarna nog in een schaal, ik weet niet of je het wel eens goed gelezen hebt, dat spul wat wij bij het avondmaal gebruiken slaat eigenlijk nergens op, maar die gebakken broden, die zij hadden, waren echt wel wat dikker, en dat brood doopten ze dan ook altijd in allerlei schaaltjes en kommetjes.
Hij doopte z’n brood in een schaal met een saus tegelijk met Judas. Heb je dat wel eens gelezen? Moet je nagaan, hij werd nooit voor het avondmaal geweigerd. Met hem doopte Hij in.
Ze hadden allemaal sauzen, en vlees aten ze er ook bij. Maar het gaat om het brood en die wijn.
Nou zegt Jezus van het brood: ‘Dit is Mijn lichaam’.
Kijk, dat is nou een metafoor. Dus niet echt. En van die wijn zegt Hij: ‘Dit is Mijn bloed’. Niet ècht dus. Maar wie hebben dan gezegd dat het wèl echt is?
Dat is de Rooms Katholieke kerk. Dat heet de transsubstantiatie-leer. Dat wil zeggen: het veranderen van de ene substantie in de andere. Dus die ouwel wòrdt het vlees? Dat kan toch nooit?
Ja, zeggen ze,…maar dat is een mysterie. Ja, zo lust ik er nog wel meer….Luther heeft het over de consubstantiatie-leer.
Dat beiden aanwezig zijn. Het is echter allemaal zo’n onzin.
Het is een beeld, en daar kauw je op! Snap je? En dat overweeg je, en wij vormen Zijn lichaam.
Dan heb je dus zoveel stof om dóór te denken. Dit is Mijn lichaam, dit is Mijn bloed.
In Lucas 22 staat zo’n leuk verhaal, daar zegt Jezus: ‘Nou, het enige wat je eigenlijk nodig hebt dat is een zwaard’. Dat zegt Hij bij het eten. En wat doen ze? Ineens heeft Hij twee zwaarden naast z’n bord liggen (:38). Ze begrepen het dus niet.
Jezus bedoelde een geestelijk zwaard, en Petrus zal er wel één losgegespt hebben. Tussen 2 haakjes: Jezus heeft er nooit wat van gezegd dat Petrus altijd een zwaard bij zich had.
Stel je eens voor dat Jan Bax, een zeer vredelievend mens, hier altijd met een pistool rondliep; zou je er wat van zeggen of niet? Jezus deed het niet. Jij moet zelf maar van gedachten veranderen. Totdat je weet van het zwaard des Geestes, en daar timmer je niet mee op los, wat wij vroeger moesten leren. En maar om je heen sabelen en weet ik veel wat; het meeste ketste trouwens toch af.
Het zwaard des Geestes is alleen maar om scheiding te maken tussen goed en kwaad. Dáárvoor dient het Woord. Want het Woord is het zwaard des Geestes en Jezus hanteerde het Woord, en zo gauw Hij wat zei, kreeg je een scheiding van geesten; onder mensen en ook in de onzienlijke wereld.
Dàt is de kracht van het Woord: een scheiding maken tussen goed en kwaad.
Dat doet een zwaard.
En Jezus heet ook de wortel van David, het Griekse woord is ‘arisa’.
Wat betekent nou wortel hier? Dat is niet moeilijk meer, dat is het beginsel. En waarom van David? Aan David kon God Z’n gedachten kwijt. David slaat op een geestelijk geslacht. David is een beeld van ons, gelovigen.
Wat dat betreft vind ik Maria, de moeder van Jezus, ook een beeld voor gelovigen. Wat dàt betreft heb ik haar hoog. Ik aanbid haar natuurlijk niet, maar zij is zo’n prachtig beeld van de gemeente als moeder.
Ze zei: “Mij geschiede naar uw wil”.
En ze overweegt die woorden en bewaart ze in haar hart. En dan krijgt ze die profetie: ‘Er gaat een zwaard door je hart, meid, jij moet scheiding maken tussen jouw aardse zoon en jouw hemelse Verlosser”. En dat is niet gemakkelijk.
Daarom zeiden ook veel mensen in die dagen wat smalend: “Jezus, dat is toch die zoon van die timmerman, die zoon van Jozef, uit Nazareth?” Die keken alleen maar naar het uiterlijk.
Daarom zucht Jezus ook een keer en zegt: “Een profeet is niet geëerd in zijn eigen land”.
Hier zit voor mij de les in: bekijk elkaar geestelijk, en niet zo van: o, dat is er eentje van die, of: die heeft ook een strafblad gehad, en: dat is ook niet zo’n beste, en meer van die aardse beoor-delingen. Ze slaan nergens op en je kijkt niet goed.
En wat is de wortel van alle kwaad? Dat is de hebzucht. Het grote verschil tussen God en de duivel, dus God versus duivel, vind ik het werkwoord ‘zijn’ en het werkwoord ‘hebben’ .
Op school stonden ze op het bord geschreven, het werkwoord ‘hebben’ en het werkwoord ‘zijn’.
In God ‘ben ‘ ik iemand, en de duivel wil altijd ‘hebben’ . Dus hebzucht. En zucht, denk maar aan geelzucht, is gewoon een ander woord voor ziekte.
Geelzucht is gele ziekte, drankzucht is drankziekte. Noem alle zuchten maar op. Het is dus ‘ziekte’.
En nu krijgen we de derde, en daar ging het mij eigenlijk om: dat is de ‘parabel’.
Een ander woord voor gelijkenis, of, er naast leggen. Maar ik vond in het woordenboek nog een prachtige uitdrukking voor parabel, dat is samen-vallen. Er valt iets samen.
Als iemand echt lui is, en jij vergelijkt hem met een lui varken, dan valt dat helemaal samen, dan is dat ook helemaal duidelijk.
Als ik hem alleen al een varken noem, dan kun je daaruit al opmaken dat hij zo lui is.
Samenvallen en parabel betekent: er naast leggen; waar naast? Naast de onzichtbare werkelijkheid.
Dat heb je hier toch ook al? B.v. de werkelijkheid is koppig. Iemand is hartstikke koppig.
Nou, ik vergelijk hem met iets anders wat koppig is, een ezel of een bok.
Het zijn eigenlijk altijd beesten.
Nou is de grap, dit (koppig zijn) is de werkelijkheid en dit (ezel of bok) is het beeld.
Er was eens een meneer, Jean de la Fontaine, dat was een hofdichter in Frankrijk. Hij heeft een heleboel van die verhalen uit het Grieks vertaald van ene Esopus uit Griekenland. Deze Griek heeft een heleboel verhalen bedacht waar alleen maar dieren in voorkomen, maar iedereen weet dat dit over mensen gaat.
En dàt zijn nou fabels. Daar worden dieren ten tonele gevoerd, en dan lees je dat, en dan denk je: ‘zo, dan heb je wel inzicht in de menselijke ziel, als je zulke verhalen weet te schrijven’.
Er zitten prachtige slimme verhalen tussen, en hoe ze elkaar dwars zitten….
Ken je b.v. de fabel van de ‘vos en de raaf?’ Zo mooi, hoe je met vleien iemand iets kan ontfutselen.
Of die van die man, die op de kermis stond met een spiegel. Hij zei: “Als je in die spiegel kijkt dan zie je jezelf in je ware gedaante”. O, nou, effe betalen, en dan gaat iemand naar binnen… en dan ziet hij daar een ezel staan…. Dan wordt hij me toch kwaad, hij trapt haast die spiegel kapot.
Dan gaat er nog iemand naar binnen en ziet daar een rund staan, of een vos.
De klandizie viel toen weg, en eigenlijk stond hij voor niets op die kermis.
Dus hij dacht, dit moet ik anders aan-pakken.
Op de volgende kermis gaat hij staan met een tent, ook met een spiegel, en zegt: ‘Als je voor de spiegel staat, dan zie je je buurman’.
Iemand stapt naar binnen en ziet een ezel in de spiegel, en hij reageert: ‘precies mijn buurman, die man is zó dom!’ Hier komen dus heel veel mensen op af. Geweldig!
Maar wat leer je van zo’n fabel? Dat je jezelf niet wilt zien en dat je een ander beschuldigt van datgene, waar je zelf fout aan gaat.
En dáár heeft Jezus wel eens van gezegd: “Waar je een ander van beschuldigt, daar heb je zeker een scherp oog voor….”
Het bekende verhaal van de balk en de splinter.
Zo gauw je iemand beschuldigt, moet je eerst je hand in eigen boezem steken. Het is zo gemakkelijk gezegd van een ander. Of als je iets leest, een profetie bijvoor-beeld, dat je dan denkt: ‘O, dat mag die wel eens in z’n zak steken’.
Doe dat eerst zelf! Ja, dat zit diep hoor.
We hadden het over de fabel.
Die zogende moederborst, waar ik het eerder over had, vind ik zó mooi, we zijn en we blijven kinderen.
Maar mijn vraag was, waar leg je zo’n parabel naast? Het antwoord was: ‘naast de werkelijkheid, de realiteit’.
En de werkelijkheid is van Christus. Dat heet ook wel het koninkrijk Gods.
Er zijn meerdere koninkrijken. Hij vertelt ook wel eens een parabel over het koninkrijk der hemelen, er zijn dus meerdere koninkrijken. Het rijk der duisternis, het dodenrijk, het koninkrijk Gods.
Maar het meest heeft Hij het over het koninkrijk Gods, dat is de werkelijkheid. En dan moet er een beeld zijn, dat er mee samen valt, en dáár zoekt Hij naar.
En ik zie Hem staan tegenover allerlei mensen, die Hem niet snappen, en dan zegt Hij: “Waarmee zal Ik het vergelijken”. Je ziet Hem om zich heen kijken.
“Het is als ….. als een boom” zegt Hij.
Ik zie Hem in gedachten met zijn hand tegen die boom slaan.
Het is als een boom, daar kun je in nestelen, voor de vogelen, en dan zegt Hij er iets achter: voor de vogelen des hemels. Waarom zegt Hij nou ‘des hemels?’
Dat is toch een beetje raar als je b.v. kijkt naar de wolken, dan praat je toch niet over de wolken ‘des hemels’, of van de hemel?
Hij bedoelt er dus wat mee. Het gaat over een onzichtbare werkelijkheid. Dus met een zichtbaar beeld, ga je iets onzicht-baars uitleggen.
Wat zijn dan de vogelen des hemels? In sommige commentaren staat dat het engelen zijn. Nou, zie jij engelen nestelen, een nestje bouwen? Engelen planten zich ook niet voort, dus dat is onzin.
Maar vogelen des hemels, een nestje, dat gaat over ons. Dat zijn allemaal groepjes mensen in die bomen van dat koninkrijk. Je wordt gedragen, je hebt schaduw.
Als je het verhaal over de ark van Noach leest, dan staat er dat dat enorme schip, verdeeld was in vakken.
In de Naardense bijbel en ook in de Statenvertaling wordt niet gesproken over ‘vakken’ maar over ‘nesten’. Dat is ook veel warmer hè? Ik zie daar een hoop stro en hooi liggen; dat is warmer.
Als we nou toch eens een nest konden zijn, en dat zijn we, want ik ervaar hier heel veel nestwarmte. Dat meen ik echt hoor!
Ik ken geen plek waar ik zoveel nest-warmte ervaar als mensen gewoon van je houden.
Vind je dat geen prachtig beeld? Als nou die ark een enorme verzameling is van levende wezens, (en je mag een dier uitzoeken waar je het beste bij past), dat verdeeld is in nesten, dan is dat een beeld van Gods geestelijke reddingsplan, de ark van ons behoud. Of je er nou bij sterft of niet, maar jij bent behouden, en dáár gaat het om. En niet maar een beetje gered.
Ik zie Jezus daar staan, en Hij kijkt gewoon om zich heen, en Hij zegt een paar keer: “Waarmee zal ik dit soort mensen vergelijken”.
In Psalm 51:8 staat: “God wil waarheid in het verborgene”. Dan moet je eens gaan ‘ruminaren’, er op kauwen, herkauwen.
Wat betekent dit: God wil waarheid in het verborgene.
Een hoop mensen zeggen dan: ‘Kom op, de straat op, toeteren, t.v…… Nee, in het verborgene. “Want”, zegt Jezus, “Mijn Vader is ook in het verborgene, en Hij werkt ook in het verborgene, en doe al je dingen in het verborgene”
Opvallen hoeft niet meer. Dan heb je rust.
Wat is nou waarheid in het verborgene?
Jezus verborg de geestelijke werke-lijkheid in die eenvoudige beelden, en daar knapten een hoop mensen op af.
Ze vonden het maar stomme verhalen. Nou zijn er nog gelijkenissen die ik nog niet snap hoor, maar dat vind ik helemaal niet erg, dat komt wel. Maar er zijn gelukkig dingen die ik wèl snap.
Die werkelijkheid stopt Hij in gelijke-nissen, en waarom verstopt Hij dat?
Als iemand ècht honger heeft, gaat zo iemand de werkelijkheid zoeken.
Het gaat aan de oren van mensen voorbij die het eigenlijk niets interesseert,
die alleen maar komen voor wonderen van genezing en toverij, en broodvermenig-vuldigingen, prachtig, geweldig. Maar daar gaat het niet om.
Als de discipelen het niet snapten, dan was Petrus als eerste die dan vroeg: “Leg het alsjeblieft uit”.
Dáár heb je dus discipelen, dat zijn lui die vragen! Dat is een discipel.
Je kunt naar een school gaan voor discipelschap, naar een training voor discipelschap of wat dan ook. Boeken lezen hoe het allemaal mot. Onzin!
Vragen! Dat is nou alles! Want een discipel is een leerling. En de fijnste leerlingen vond ik altijd diegene die naar me toekwamen, tijdens of na de les, om te vragen het nog eens uit te leggen. En mijn antwoord was altijd: ‘graag’. En niet: ‘snap je het nou nog niet, ik heb het al drie keer uitgelegd’.
Ik vond het altijd fijn om het nog eens uit te leggen, want dat kind had de moed om te vragen naar iets wat hij niet snapte.
De parabels speelden een hele grote rol in het leven van Jezus. Hij deed niet anders dan gelijkenissen vertellen. Eindeloos!
Het koninkrijk Gods is als …. en dan stond Hij weer na te denken, en dan pakte Hij weer een beeld, gewoon om zich heen.
Zoek eens Matth. 13:10 op. Daar staat waarom Jezus altijd in gelijkenissen sprak.
En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem:”Waarom spreekt u toch altijd in gelijkenissen?” Hij antwoordde hun en zei: “Omdat het jullie gegeven is het geheimenis van het koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hun is dat niet gegeven. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en overvloedig”.
Vers 13: “Dáárom spreek spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. Want ze willen het niet begrijpen”.
Iemand van de oude stempel kan zeggen: ‘Ja, maar het mot je toch gegeven worden’. Maar God geeft wel, maar het is maar of je het aanneemt!
Dat is nou het geheim. Het moet je gegeven worden. En dan sta je tegenover iemand, en je wil het hem geven, en hij zegt: ‘ik kan het niet aannemen, ik mag het niet accepteren’.
Dat is toch raar? Dat zullen jullie vast onderweg ook wel eens tegen komen.
Iemand uit de zaal kreeg een gedachte over een persoon die in de gevangenis zit, en de deur is open, maar hij kan er niet uit komen. Dat is nou een gelijkenis.
Dit kun je aan iemand vertellen met de vraag er bij: ‘wil je eruit of niet’.
Ze zitten soms zó vast!
Vers 14: “Met het gehoor zul je horen en je zult het niet verstaan, en ziende zul je zien, en je zult het geenszins opmerken”.
Dit wordt gezegd tegen de mensen die naar Jezus luisterden. “Want het hart van dit volk is vet geworden”.
Nou, kom daar maar eens doorheen. Ze zijn vol van zichzelf. “En hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben ze toegesloten”.
Ze willen het niet. Jezus zegt: ‘Mijn woord vindt geen plaats bij jullie, je wil het helemaal niet. Hoe kan dat nou?
Dan versta je het dus niet en snap je er helemaal niets van.
Daarom zegt Hij tegen de schriftgeleer-den: “Jullie snappen er niets van”.
Ik vind het zo leuk dat Koop Wolters, sommigen van jullie hebben hem nog wel gekend, maar hij kwam tot bekering, en toen hij het één keer wist, is hij naar het klooster gegaan waar hij z’n hele opvoeding heeft gehad.
En daar zei hij: ‘Moet je ’s even luustren’, typisch Koop Wolters, hij kon niet lezen of schrijven, maar hij zei: ‘jullie hebben het hélemaal fout’.
Vind je dat niet prachtig? Een analfabeet, die tegen die schriftgeleerden zegt: ‘jullie snappen het niet’.
Ik zal nooit vergeten, dat ik hem voor het eerst zag, na een doopdienst.
Hij stond daar voor me, net jasje met een wit overhemd er onder, hoedje op, hij keek zo naar mij op, want hij was kleiner dan ik. Hij zei: ‘Meneer, dit is wáár’.
Dat heeft me zó ontroerd. Ik dacht: hoe kan iemand, amper onderwijs genoten, analfabeet, hoe kan zó iemand zeggen: ‘meneer, dit is wáár!’ Ik had de tranen in m’n ogen staan.
Voor wijzen en verstandigen verborgen en aan kinderen geopenbaard!
Want dat diepe weten is, dat je merkt dat je je Vader hebt ontmoet. Dat je ineens zegt: ‘Goh, dát is mijn Vader, ik heb zóveel goden gehad, maar dit is ém’.
En niemand mag zich ook Vader noemen hè, nou, hoe heet de heilige vader….? Dus dat zag Koop ook allemaal hartstikke scherp.
Met gelijkenissen hou je de werkelijkheid ook verborgen. Dat moet je expres doen, wie honger heeft, die komt wel. Wie uitleg wil, die komt wel.
Kijk eens naar vers 34, wat daar staat:
“Dit alles zei Jezus in gelijkenissen tegen de mensen, en zonder gelijkenis zei Hij niets tot hen”.
Dat moet jij eens proberen, altijd in gelijkenissen. En wanneer kun je in gelij-kenissen spreken? Als je de werkelijkheid weet. Dáár zit het geheim.
De werkelijkheid is van Christus, maar in het Grieks staat daar: ‘soma’, en dat betekent: ‘lichaam’. En dat is het Lichaam van Christus.
Dus wij bevinden ons in de werkelijkheid, onzichtbaar, maar we zijn ook de werke-lijkheid. Wat ik van ons niet zie, dát is de werkelijkheid. En wat ik wel zie, dat kan ik als beeld opvatten.
In Matth. 13:3 staat: “Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen”.
Wat voor dingen zijn dat? Nou, dat zei Hij als 12-jarig jongetje al: ‘de dingen van mijn Vader, ik ben bezig met mijn ding’.
Nou, dat vind ik nogal wat!
Jezus was een keer uitgenodigd bij een farizeeër, waarschijnlijk omdat ze Hem interessant vonden of dat ze graag wilden dat Hij in discussie zou gaan of iets dergelijks.
Hij lag nauwelijks aan, (ze gingen daar dus altijd aanliggen), en Jezus keek zo rond en zag heel veel mensen een belangrijke plaats uitzoeken, vlak bij de gastheer of zo. Hij komt dan wat overeind en gaat direct een gelijkenis vertellen. Vind je dat keurig als gast zijnde? Maar Hij vertelt bij die maaltijd drie gelijkenissen. En Hij zèt ze toch op hun nummer! Over vele eersten zullen de laatsten zijn enz.
En over een plaats uitzoeken heeft de Spreukendichter in de bijbel al gesproken: ‘Kom hogerop’.
Nou, zegt Jezus, in het Koninkrijk Gods is het net andersom als wat jullie hier uit-vreten. Dat zei Hij gewoon.’
Zou jij, als je daar bij was, niet hebben zitten zweten? Wat denk je? ‘Nou, daar hoor ik even niet bij hoor…’. Ken je dat?
Hij vertelde dus drie gelijkenissen tijdens het diner.
In Marcus 4:2 staat iets grappigs.
En Hij leerde hun vele dingen in gelijkenissen, en Hij zei tot hen in Zijn onderwijs….
Dus Jezus was onderwijzer. Een goeie leraar. Als je als onderwijzer een kind leert dat 3+2 vijf is, en hij leert dat uit z’n hoofd, dan snapt hij er niets van, want als je vraagt: hoeveel is 1+4, dan weet hij het niet. Dus wat doe je dan? Je maakt het aanschouwelijk. Je legt drie dingen neer, en dan nog eens twee, en dan laat je hem tellen.
Zo ga je met een beeld iets duidelijk maken wat een hogere werkelijkheid is. En Jezus deed niet anders. Eindeloos!
Mijn woord wordt hier door een microfoon versterkt, nou, daar kun je over door-denken: wat versterkt jouw woord? Wordt het bereikt door velen? Kunnen ze het horen, dat is vermenigvuldigen.
In Lucas 7 staat zo iets leuks. Onderwijs heb je dus nodig, ik vind het heerlijk om onderwezen te worden. Ik vind het prachtig! Wat ik allemaal al aan de Geest gevraagd heb en wat ik al niet allemaal gekregen heb, dat is ongelooflijk. Als ik iets niet weet, dan vraag ik het direct.
Lucas 7:30 en 31. “De Farizeeën en wet-geleerden verwierpen voor zichzelf de raad Gods”. De raad Gods stond in levende lijve vóór hen, het onderwijs van God stond vóór hen; het aanraden van God: ‘als ik jou was, zou ik dàt doen’. En ze verwierpen het. En als ze de raad verwerpen, verwerpen ze ook de persoon, de Raadsman, de Raadsheer.
En nou komt Jezus, in vers 31: “Waarmee zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken”. Hoor je Hem zuchten? Ze moesten Hem niet en Hij denkt: ‘Waarmee zal ik ze nóu eens vergelijken?’ En dan komt het. Hij zegt:
“Het zijn net kinderen die op de markt zitten, en dan roepen ze naar elkaar: we hebben wel mooi op de fluit gespeeld, maar je hebt niet gedanst. En we hebben klaagliedjes gezongen, en je hebt niet gehuild”.
Daarmee vergelijkt hij die betweters, die het allemaal zo goed weten. ‘Hoe wil je nou hebben? Je bent niet heet en je bent niet koud. Je bent helemaal niks.
Als ik je roep om te dansen, dan doe je het niet, en als er wat te huilen valt dan huilen jullie niet’. Wat zijn jullie ongevoelig. Openbaring spreekt over lauw zijn. Ach ja, ik weet het allemaal wel…..
Het doet ze allemaal niks. Hoe wil je het nou hebben? En omdat je niet heet bent en niet koud, maar lauw, spuw ik je uit; maar in het Grieks staat voor ‘spuwen’ braken, kotsen.
Jezus legt het dan nog een keer uit in het volgende stukje.
‘Johannes de Doper’, ja, die kent iedereen, ‘die dronk niet, het was ook geen eter, en hoe simpel was hij niet gekleed. En dan komt de Zoon des mensen: ‘Ik drink wèl, Ik hou wel van een glas wijn, ik kom op een heleboel feestjes en partijen, en dan is het ook niet goed. Hoe wil je het nou hebben?’
Het is nóóit goed.
: 34: Hoe wordt Hij uitgescholden: “De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en weet je wat jullie zeggen: Hij is een vreetzak, een vraatzuchtig mens, een wijndrinker; een vriend van tollenaars en zondaars”.
Dat laatste vind ik wel mooi, als zondaars je een vriend noemen, maar zij bedoelden dat natuurlijk negatief.
In Matth. 11:19 staat een vergelijkende tekst dat eindigt met: “En de wijsheid is gerechtvaardigd op grond van haar werken”. In Lucas staat: “ door al haar kinderen”. In Mattheus wordt gesproken over werken. Wat zijn de werken der wijsheid? Daar ga je dan over nadenken. Je bent zó één met je werken, daar ben je dus een kind van. En nu kun je door-denken.
Het heeft hier dus met ‘werken’ te maken, de werken der wijsheid, en de kinderen der wijsheid. Die werken en die kinderen zijn gelijk, zegt Hij hier. Dan begint dat proces dus al. Dat vind ik mooi. Gewoon uitzoeken, dan krijg je daar vanzelf licht over.
Marcus 12:13: Dan komen die stiekemerds bij Hem. “Ze sturen een paar van de Farizeeën en de Herodianen om Hem in een strikvraag te vangen”.
Hebben ze wel eens geprobeerd jou te vangen? Nou, mij wel hoor.
“En ze kwamen en zeiden: Meester, wij weten dat Gij waarachtig zijt, en dat Gij U aan niemand stoort, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen, maar Gij leert de weg Gods in waarheid”.
Jezus zal wel gedacht hebben: ‘En nou voorzichtig zijn als een slang, eens even kijken wat ze willen’.
En wat zeggen ze? ‘Moet je de keizer nou belasting betalen of niet?’
De keizer was een bezetter, dus in de oorlog zouden ze gezegd hebben, moet je Hitler belasting betalen of niet?’
En wat doet Jezus? Hij zegt: “Laat me eens een schelling zien”. En wat pakken ze? Ze pakken een z.g. dinarius, en daar stond een beeltenis op van de Romeinse keizer Tiberias, met een lauwerkrans om zijn hoofd, dat betekent dat hij geweldig is, en er stonden nog woorden omheen: ‘hogepriester’. Nou, dan bèn je toch iemand!
En Jezus zegt: “Laat me eens zien wat er op staat, nou, dan geef je toch aan de keizer wat van de keizer is?” En dan komt er iets moois. Je geeft aan God, wat van God is. Dus nu even doordenken.
Wat betekent dat? Wie is de hoge-priester? Dat is Jezus, die is afgebeeld in Zijn leven. Hij was Gods munt, laat ik het zo maar zeggen. Dus als je zegt: ‘hoe zal ik God eens omschrijven?’ Nou, kijk maar naar Jezus. Want God schiep de mens naar Zijn beeld en ‘gelijkenis’. Daar heb je het woord ‘gelijkenis’.
‘Hij lijkt op Mij’, zou God zeggen. ‘Hoor naar Hem’. Dus je bent zelf een afdruk van het wezen van God.
Dat wordt in Hebreeën beschreven: een afdruk van het wezen van God. In het Grieks staat daar het woord: ‘karakter’.
Héé…, dus je krijgt langzamerhand Gods karakter! Ja! En Petrus zou zeggen: je hebt deel gekregen aan Gods natuur.
Hoe Hij over de dingen denkt, hoe Hij op mensen reageert.
Dus, hoe reageer ik op mensen, dat wil ik dan wel even onder de loep nemen, hoe reageer ik daar nou op.
Hijzelf is een prachtige gelijkenis.
De apostel Johannes vertelt nooit gelijke-nissen, ik weet niet of het jullie al eens is opgevallen. Maar wel heel veel beelden.
Hij gebruikt het beeld van de wijnstok, het beeld van de geboorte, wedergeboorte, het beeld van brood, en licht, en water, en een boom.
Enfin, hij gebruikt heel veel beelden, maar geen gelijkenisverhaaltjes.
Maar er is nóg iets. Johannes vertelt ook uitbeeldingen. En ik vind het zo mooi van Johannes, dat hij dat in het evangelie laat doorschemeren.
Jezus begint Zijn werk bij de bruiloft in Kana. Daar verricht Hij een daad. En dàt is nou óók een gelijkenis. Want daar stonden grote potten met water, waar iedereen zich, volgens de reinigingsvoorschriften, eerst moest wassen, alvorens te mogen deelnemen aan het eten.
Allemaal van die voorschriften…..
En wat doet Jezus? Hij verandert dat water in wijn, dat vooruit wijst naar Zijn bloed. Dat reinigt voor eeuwig. Je mag best met vieze handen eten, zegt Hij ook ergens.
Maar die wijn is het nieuwe verbond in Mijn bloed; en aangezien het wijn is, word je er nog vrolijk van ook. Want je wordt toch vrolijk van schuldvergeving?
Dus die daad van Jezus is een gelijkenis.
Zijn tweede daad was de tempelreiniging. Ook weer een doordenker.
Want de tempel van Gods Geest is de mens. Zo is t’ie bedoeld tenminste. Maar ja, daar kan God niet in wonen, want er wordt veel te veel handel in je gedreven.
Je hebt mensen die aan alles denken behalve aan de eeuwige dingen.
In het Grieks staat: je hebt er een handelshuis van gemaakt.
En dan nog iets. Een eigenschap van de duivel vond ik in Ezechiël 28:1-5.
“Daar is een mens, die zichzelf gelijk stelt met God, hij vindt zichzelf wijzer dan David, er is geen geheim voor hem verborgen. En door uw wijsheid en uw inzicht hebt gij u een vermogen verworven”.
Dat slaat ook op de antichrist.
“Gij hebt zilver en goud verzameld in uw schatkamers; door uw wijs beleid, (eigenlijk staat hier: door uw handigheid), en handel…..”
Dáár heb je het. In Openbaring staat ook over die vrouw, dat ze overal in heeft gehandeld, ook gehandeld in mensen.
Handel is het. Ik heb niets tegen handel, maar jij wil alleen maar ‘hebben’ en daar offer je mensen aan op.
Kijk maar eens naar sommige bankiers tegenwoordig.
Dus: reinig jezelf van verkeerde innerlijke bezigheden. Daar slaat het ook op. Betrap je jezelf daar nooit eens op? Waar ben ik toch mee bezig? Met hele domme dingen van bepaalde zorgen, en dat vreet maar door. En een uur later denk je: ‘waar ben ik mee bezig?’ Reinig dat; dat werkt!
Je hoeft niet op de knieën, maar zoek wat beters.
Al die rituëlen uit het oude testament zijn uitbeeldingen van een hogere werke-lijkheid, de hemelse werkelijkheid.
Op de tabernakel kun je eindeloos studeren, maar het is een beeld van de innerlijke werkelijkheid, waar God woont. De tabernakel is een beeld van ons; een gelijkenis.
En God woont in je, zeg je? Ja toch? Door Zijn Geest hè? Door de Geest hebben de Vader en de Zoon woning in ons gemaakt.
Het allerheiligste had de vorm van een kubus. De buitenkant bestond gewoon uit planken, het leek een hut, en God woont graag in een hut, lees maar na in de Psalmen.
Maar de binnenkant was bekleed met goud. En dat is jouw inwendige mens. En daar voelt God Zich thuis. Daar woont Hij ook.
Dus je moet tegen de mensen niet brullen: “G o d w o o n t i n m i j!….”. Dat is verschrikkelijk, dan gooi je het te grabbel. Vertel maar een gelijkenis. En verzin die nou maar eens zèlf. En dáár wou ik naartoe vanavond. Want wij wórden gelijkenissen van de Vader. God maakt Zijn beeld af. Hij zegt: “Als Ik mensen (mv) maak naar Mijn beeld en gelijkenis, dan wil Hij van iedereen een gelijkenis maken van Hem, iemand die op Hem lijkt.
Je hoeft dus niet allerlei oosterse beelden te hanteren, want dan moet je ze nog uitleggen ook.
Stel dat je aan de papoea’s moet uitleggen hoe een oosterse druivenpers werkt. Dan zit je eerst verschrikkelijk veel uit te leggen, en dan moet je nog uitleggen wat er mee bedoeld wordt. Kijk gewoon om je heen! En zoek maar iets wat onder druk staat, en wat er uit komt. En vergelijk het dáár maar mee.
Wordt eens creatief in het vinden van gelijkenissen. Zodat je dezelfde vraag stelt als Jezus: ‘Waarmee zal ik het koninkrijk van God vergelijken”.
Met eeehh…. die lamp daar b.v., als licht.
In diepe rust. Mijn Vader werkt tot nu toe. Dat betekent niet dat Hij zich in het zweet jaagt. Maar Hij werkt. Hij doet het! Hij schijnt! Dat is een mooi beeld.
Of, stel dat je iemand tegenkomt die je om raad vraagt. Je hebt een gesprek en je denkt: tjonge jonge. En je zegt: ‘Weet je wat je eens moet doen, tenminste, als je dat wil, maar…, je moet je ramen eens lappen’. Wat bedoel ik dan?
Om beter zicht te krijgen naar buiten toe; anders zit je opgesloten in je eigen wereldje. Je visie op mensen is helemaal niet helder, het is helemaal vertroebeld.
Vanavond zou ik zeggen: ‘joh, je moet je ruiten krabben, want je ziet anders niks’.
Dan gebruik je een gelijkenis om iets uit te leggen.
Als ze dan vragen: ‘wat bedoel je er nou precies mee?’ Dan wil je dat best uit-leggen, dat is geen probleem.
Maar verberg de dingen in beelden.
Als ik denk aan de beelden die in de gemeente getoond zijn in de loop der lange jaren, dan zijn dat allemaal beelden die iedereen snapt; vaak Hollandse beelden.
Ik herinner me dat Gerard een keer een beeld van een molen kreeg, gewoon een graanmolen, water, dijken, een dorpje. Iemand kreeg een beeld van een electri-citeitskabel. Nou, zo’n beeld had Jezus nooit kunnen gebruiken.
Ontleen de beelden maar aan de moderne tijd. Wat is een zonnepaneel niet een prachtig beeld. Een zonnecollector. Dat je de energie ontvangt en daarmee de mensen verwarmt.
Wat ben je liever, een thermometer of een thermostaat? Een thermometer reageert altijd op de omgeving, en een thermostaat bepaalt de omgeving.
Als je het koud hebt dan doe je toch twee jassen aan? Laat je dubbel liefhebben!
Ik bedoel maar: er zijn zóveel beelden.
Ik heb ook eens een beeld gehad van een slagveld, je moet dan, als je er nooit geweest bent, wel eens een foto van gezien hebben. En ik herinner me dat er een stuk glas boven de grond uitstak, en iemand groef dat uit en spoelde dat af onder de kraan. Toen bleek het een prisma te zijn waar een stuk van af was.
Dat beeldde de inwendige mens uit van iemand die zóveel had meegemaakt. Een slachtoffer van een oorlog in de geest.
En de genezing vond ik zo mooi. Dat kapotte ding was schoon, en dat werd alleen in gesloten handen genomen, verder niets. En een poos later gingen die handen open en het hele ding was heel.
Dan denk ik: ‘ach, je hoeft je alleen maar te laten liefhebben, en dan moet jij eens kijken: dan word je weer die je eigenlijk bent!
Met andere woorden: als ik ons vergelijk met die lamp, dan komen diegenen die het licht zoeken, naar jou toe. Ze komen áán het licht, ze schrikken zich misschien te pletter, want ze komen wel aan het licht, en daar kun je wat aan doen, en op den duur word je ook nog een licht.
Zo worden wij herschapen tot mensen die op God lijken, en waarin Hij Zich herkent. Het meest ontroerende wat ik de laatste tijd gekregen heb, is het volgende:
Ik zag God als het ware voor een hele grote spiegel staan. Het kan niet, maar als beeld is het duidelijk te snappen. En Hij keek in die spiegel en wat zag Hij daar? Duizenden, tienduizenden gezichtjes van mensen in wie Hij Zichzelf herkende.
“Ze lijken op Me”. Vind je dat niet mooi?
Ik heb zelden zo’n mooi beeld gehad.
Moet je nagaan wat er door je Vader heen gaat als Hij jou ziet.
Centrale Bijbelstudie/Duurt Sikkens d.d. 10-12-08