Engelen (Centrale Bijbelstudie Assen Duurt 13-11-2013)
Engelen
Zullen we eerst bidden?
Vader, leidt ons in Uw gedachtewereld. Die is zó mooi, zo onvoorstelbaar mooi.
Ik bid U dat we voetje voor voetje onze weg, Uw weg, kunnen vinden.
Amen.
Ik wil het vanavond eens over de engelen-wereld hebben, want daar zijn er nogal wat van. Maar je ziet ze niet, want ze behoren tot de geestenwereld.
God heeft ze geschapen, geesten.
In den beginne schiep God de hemel, dus in die hemel heeft hij die wezens bedacht, maar ze moesten wel wat te doen hebben natuurlijk.
In Colossenzen 1:16 staat er over Jezus: en in Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemel en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare.
Dan noemt hij eerst de onzichtbare dingen: tronen, heerschappijen, overheden en machten. Daar worden geen boze geesten mee bedoeld, daar worden engelen mee bedoeld.
Tronen, heerschappijen, overheden…., er staat in het Grieks het woordje arche, dat betekent ons woord aards; oer, begin.
En machten zijn autoriteiten.
Dat zijn dus allemaal engelen die Hij geschapen heeft, met diverse functies.
Engelen hebben allemaal een verschillende functie. Er is ook een enorme rangorde in de engelenwereld.
Zoals je die ook hebt in de wereld van de boze geesten. Daar is ook een rangorde.
Het woord ‘engel’ is gewoon gemaakt van het Griekse woord ‘angelo’; het Hebreeuwse woord is ‘malak’. Dat vind je nog een beetje terug in de naam van Maleachi. Malak betekent in beide gevallen gewoon ‘boodschapper’.
Nu even goed nadenken: een bood-schapper spreekt nièt uit zichzelf, hij wordt gezonden mèt een boodschap, mèt een gedachte, mèt een woord. En hij wórdt gezonden, dus is er ook iemand die die engel zendt, die die engel stuurt.
Nou maakt God altijd gebruik van engelen, altijd! Zijn stem is vaak de stem van een engel.
Als Abraham bezoek krijgt van een paar kerels, dan blijken dat engelen te zijn (Gen.18), verkleed als gewone burgers.
Ja, dat is een verschijningsvorm.
Engelen worden wel eens afgebeeld met vleugels, maar lang niet altijd zo, vleugel betekent alleen maar dat ze dus in die onzichtbare wereld rondgaan.
Maar ze kunnen zich ook verkleden als gewonen mensen. En sommigen van ons hebben wel eens een engel in burger ontmoet.
Als Mozes door de woestijn zwerft met z’n schapen, dan staat er ineens een braam-struik in lichterlaaie, maar dat was een engel, en hij spreekt namens God.
Een engel is hem verschenen, zegt Stefanus, en Mozes zou ook voortaan er op uitgaan met de macht van dié engel.
Dus de macht van die engel zorgde voor Mozes en voor dat volk, mèt z’n onder-geschikten. Want het stikt van de engelen hoor!
En ook op de Sinaï, waar iedereen denkt dat God met zijn vinger in de rots zit te peuteren, wat helemaal niet waar is; de woorden die gesproken werden, zijn door een engel uitgesproken. Dat staat in de Handelingen 7:38.
Want Stefanus wist wel wat hoor.
In vers 38 staat: Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinaï.
Dus een engel heeft de woorden Gods aan Mozes verteld.
In vers 53 staat: Jullie hebben de wet ontvangen, zegt Stefanus, op beschikking van engelen.
Engelen hebben een zeer aktieve rol hoor. Ook bij de verkondiging van het Woord.
Maar ze spreken niet uit zichzelf; dat kunnen ze ook niet, want ze kennen het geheim wat wij hebben met God, niet. Daar begeren ze een blik in te slaan, zegt Petrus.
Engelen zijn dienende geesten. Wie dienen ze dan?
Je kunt zeggen: ze dienen God, maar ze staan ook ons ten dienste; want de engelen die God dienen, staan óns ten dienste. Het zijn onze assistenten.
En er is een rangorde.
Even iets over die rangorde.
Daar wordt ook weer het woordje ‘arche’ gebruikt. Dat betekent altijd: ‘oer-oud’. vanaf het begin.
Denk aan archief, archivaris, archeologie.
We kennen maar een paar aartsengelen. Bij name kennen we Michaël en Gabriël. En de apokriefe boeken gooien er nog een paar tegenaan; de bekendste daarvan is Rafaël.
Laten we het maar even op drie houden:
Gabriël, Michaël en Rafaël.
Maar die namen zijn niet zo belangrijk, want anders gaan de mensenkinderen hún kind naar een engel noemen.
Hoeveel kinderen heten wel niet Michel, naar Michaël, ja, dat is een puur Hebreeuwse naam voor een engel. En hij heeft die naam.
Maar dat zijn aartsengelen.
Daniël 12:1. Daar staat een stukje dat ook weer herhaald wordt in Openbaringen.
Even goed lezen!
Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; er komt een tijd van grote benauwd-heid, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op dien tijd toe. En in die tijd ontkomen we.
Dat staat ook helemaal in Openbaringen.
En Jezus waarschuwt ook voor die enorme verdrukking die over de aarde komt. Maar Michaël staat op, de grote vorst.
Vorst betekent: ‘voorste’; hij voert zijn troepen dus aan, want dit zijn strijdende engelen. Er komt oorlog in de hemel; en laat het werkelijke oorlog voeren maar aan de engelen over, dat hoeven wij niet, want het zijn engelen die ons ten dienste staan.
Vorst is voorste, en boven een vorst staat een koning. Ja, en wat zingen wij? Wij zijn koningskinderen. Wij worden ook koningen.
Dus als je je dat eens bewust wordt: verdraaid, het koningschap heeft God weggelegd voor degenen die Hem dienen! Dan wordt het tijd dat die zonen, want hij staat de zonen terzijde, dat die zonen óók opstaan.
Eerst staan de zonen op, zij zien die engelen, die tot hun beschikking staan, en die porren hen aan tot de strijd.
Daar is veel over te denken, maar ze staan óns terzijde, want God heeft de mens bóven de engelen geplaatst.
Dat is een grondwet.
Want God heeft geen gemeenschap met engelen, maar wel met mensenkinderen.
of liever gezegd: Gods kinderen, die door Hem verwekt zijn.
Engelen zijn hier te vinden, bij ons, bij de gemeente, en ze staan ons terzijde, het zijn onze assistenten, en ze wachten eigenlijk totdat wij het initiatief nemen.
Dus dat verruimt je blik in de hemel.
Je bent bezig met hemelse dingen, dus ook met engelen; gedachten Gods.
Want: Uw wil geschiede…, wie voert die wil uit? Dat is een goeie vraag hè?
Wie voert die wil van God uit? Dat doen niet de engelen, tenzij ze een bevel krijgen, een opdracht. Dán gaan ze strijden.
Kijk eens naar 1 Tim. 3:16, daar staat het volgende, dat is een lied over de gods-vrucht; dat gaat dan vooral over Jezus, maar ook over ons.
Dat is waarschijnlijk een lied geweest dat de gemeente, waar Timotheüs was, zong.
Want Paulus haalt dat lied aan.
Dan staat er: Die heeft Zich geopenbaard in het vlees…. Dan denk je natuurlijk in de eerste plaats aan Jezus. Het Woord is vlees geworden. Maar wat gebeurt er nu?
Vandaag? Dat woord is weer bezig in ons geopenbaard te worden. Het wordt wéér vlees in ons menselijk bestaan.
God wil zo graag dat Zijn hemelse waarheid geopenbaard wordt op aarde door mensenkinderen.
…. is gerechtvaardigd door de Geest, en nou komt het zinnetje: is verschenen aan de engelen. Dus door je wedergeboorte, en je bent opgegroeid, begin je lang-zamerhand om je heen te kijken, en je denkt: hé, wij verschijnen aan engelen.
Terwijl miljoenen mensen het leuk zouden vinden als een engel aan hèn verscheen;
en ze dan kunnen zeggen: joh, ik heb een engel gezien…., nou èn!
Het is een assistent. Wij verschijnen aan de engelen.
Want die staan te wachten op werk.
Dus niet andersom. De engelen gaan vanuit de gemeente aan het werk, en niet ergens anders vandaan.
Want waar woont God? In Zijn huis, en dat zijn wij. En dus vanuit dat huis beginnen de dingen zich te ontwikkelen en te verspreiden.
Dat geeft een hele nieuwe dimensie aan je bestaan nu.
Jullie kennen allemaal het verhaal van Jacob (Gen. 28).
Hij gaat hier overnachten, legt een steen neer, en hij droomt dan over een ladder waarvan de top tot aan, staat er in de bijbel, maar je kunt net zo goed lezen: tot in de hemel reikte, en engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder.
Voor dat woordje ‘daarlangs’ staat in het Hebreeuws ‘op hem’; en ‘op hem’ kan die ladder zijn, maar dat kan ook Jacob zijn.
Dus neerdalen en opstijgen van engelen.
En de Heer stond bovenaan.
Nou, zegt Jacob in vers 17, dit is het huis van God, dit is de poort van de hemel! Ik noem deze plek Bethel, huis van God.
En in zekere zin zijn wij ook Bethel. Dat is wel heel zeker, huis van God. Daar woont Hij. Dát is wonderlijk!
En wie haakt in op dat stuk over die belevenis van Jacob? Daar haakt Jezus op in.
Hij zegt in Johannes 1:52 tegen Nathanaël: Voorwaar, Ik zeg jullie, jullie zullen de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen.
Wat voor nut heeft dat nou? Engelen die op je neerdalen, en engelen die weer van je opstijgen. Want Jezus heeft ook over óns geprofeteerd. Niet alleen over die ene Zoon, maar ook over de zonen.
Opstijgen en neerdalen.
Ik heb Klaas Goverts een keer horen zeggen of geschreven: het lijkt wel een soort helikoptervliegveld.
Die helikopters dalen, en ze stijgen weer.
Die krijgen dus opdrachten, want ze dalen neer, ze ontvangen een opdracht, en ze stijgen weer op om hun werk te doen in de hemelse gewesten.
Ze krijgen dus opdrachten. Opstijgen en neerdalen. Ze ontvangen de instructies uit de gedachtenwereld van God. En de gedachtenwereld van God is datgene wat wij ons nu eigen maken.
Gods gedachten overwegen, overdenken. Niet eindeloos met jezelf bezig zijn, laat ik het nog maar eens zeggen, maar met de gedachten van God; dan komt het met jou vanzelf goed.
Zo breng je engelen tot hun bestemming.
Ze wachten op onze opdrachten. En wat zeg je dan?
Kijk eens naar Psalm 103:20. Daar staat het helemaal verdekt opgesteld.
Looft de Heer, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert,
Dus het woord komt van God, en dat volbrengen zij. En dan staat er weer achter: luisterend naar de klank van zijn woord.
In de Naardense bijbel staat: luisterend naar de stem…. Gods stem.
Ja, dan zoekt God monden om te spreken. En die monden zijn wij! Dat zijn de gelovigen. En dié spreken. En die engelen luisteren naar de klank van Gods stem.
Ze horen het en zeggen: hé, dat is Gods stem die wat zegt. Dan ga ik dat doen!
Dus God plaatste de mens boven de engelen hoor! Die engelen begeren een blik te slaan in het geheimenis wat wij delen met de Vader, en dat is een groot en een diep geheim. En die engelen willen dat graag zien en die willen daarvan horen, want de heilige Geest komt nooit in een engel.
De heilige Geest is alleen bedoeld voor wedergeboren mensen; dus ze dienen ons.
En wat te denken van al die profeten uit het oude verbond? Die hebben over óns geprofeteerd. En dan staat er: zelfs de profeten hebben ons gediend.
Dus dat hele oude testament staat vol met dienaars, dienaars van de gemeente van Jezus Christus, waar Jezus zijn geheim in ontwikkelt.
Ja, dat is wonderlijk mooi.
Nu even wat praktisch: je kan dus engelen opdrachten geven, een taak. Ja, hoe doe je dat?
Het handigste lijkt mij om de taal van de engelen te spreken.
In 1 Cor. 13:1 zegt Paulus: al ware het dat ik met de talen van mensen èn engelen sprak…
Dus je hebt mensentalen èn je hebt engelentalen. Dat noemen wij vaak het spraken in tongen.
Het punt is, of je weet wat je zegt, of ratel je zomaar eens een eind weg…., zonder te begrijpen waar het over gaat. Zo deed ik het in het begin. Ik rommelde maar wat aan. Ik begreep totaal niet waar het over ging.
Langzamerhand beginnen de gedachten duidelijker te worden als je zeer bewust…, ja, er staat tongen, maar er staat gewoon ‘talen’ hoor, het spreken in talen, als je zeer bewust in die talen spreekt, dan komen er gedachten in je; dan vormen er zich gedachten Gods in je.
En langzamerhand krijgen die gestalte.
Je kan het ook omkeren; dat je zegt: ik wil eigenlijk dat of dat zeggen, maar ik heb er de woorden niet voor, ik zeg het gewoon in die engelentaal. Daar zeg ik de gedachten die ik nú heb. En die kun je zeggen, die kun je noemen. En engelen verstaan het.
Misschien geef je wel een opdracht tot bescherming van deze en gene. Nou, dat horen die engelen en ze gaan beschermen. In het natuurlijke, maar het kan ook in het geestelijke.
Ze kunnen dus beschermen.
Jezus sprak ook in tongen, want Hij was gedoopt met de Geest. En toen Hij na Zijn eerste preek in Nazareth ging zitten, en toen ze Hem tien minuten later van de rotsen af wilden gooien, zal Hij best in die engelentaal gesproken hebben, terwijl ze Hem beet hadden. Hij zal gevraagd hebben om engelen die Hem beschermen en voor Hem strijden. En dat deden ze!
Bij die rots gekomen, draait Hij zich om en loopt gewoon weg. Ze beschermen Hem, en dat wist Hij ook.
Want na de verzoeking in de woestijn, wat Hij echt in z’n dooie eentje heeft moeten doen, kwamen er engelen, en die dienden Hem. Ze wisten Wie ze konden dienen.
Of als je zegent. Ja…., benedictus, zeggen de Latinisten, de mensen die Latijn kennen, dat betekent letterlijk: ‘iets goeds zeggen’. En vervloeken is maladictus, dat is iets slechts zeggen.
Dus als ik over iemand praat…, zeg dan iets goeds, of zeg iets goeds tégen iemand; zeg iets moois.
Zegen, zegt Jezus, nooit vervloeken.
Maar ik kan er ook een engel naar toe sturen als die een beetje ver weg is.
Dan stuur je er een engel heen, en maak hem dat en dat maar duidelijk, nou, hij aan het werk!
Als je zou vervloeken, dan stuur je er een boze geest heen, dat deed Paulus wel eens, en iemand sloeg ter plekke blind.
Ja, het gebeurde; wat Paulus zei, dat gebeurde.
Je kunt zegenen en vervloeken.
Je kan ook bidden, spreken dat de engelen deuren openen in je omgeving. Dat je mogelijkheden ziet om zoekers te vinden. Want er zijn een hoop zoekers in de wereld hoor! Erg veel. En hoe zullen ze het vinden?
Dan kunnen engelen wegen maken, wegen openen.
Gerard du Breuil heeft een poos geleden een droom gehad, en in die droom zaten we in een gebouw als dit, en op een gegeven moment klapten de wanden naar beneden en stond hij helemaal in de vrije natuur.
Daarover nagedacht; die mensen in die club stonden niet op, die duwden die wanden niet weg, die bleven gewoon zitten waar ze zaten. Ze gingen er niet op uit; ze bleven waar ze zaten.
Dus de engelen hebben die wanden weg geduwd. En we bleven zitten. We gingen er niet op uit.
En wat gebeurt er? Van heinde en ver kwamen er mensen aangelopen die hun versleten spulletjes inleverden voor betere en nieuwere.
Een prachtige droom.
Mensen met versleten, achterhaalde gedachten over God, over de mens, over zichzelf.
Ze kwamen hier en ze kregen er splinter-nieuwe gedachten voor terug.
Dus wat moest die club, die daar zat, doen? Gewoon bij elkaar blijven! Tja, dat is het hele eiereneten, ze komen wel.
Bidt maar dat die wanden weggaan.
Zeg het maar dat ze wegen openen, zodat we mensen kunnen bereiken. Dat zou prachtig zijn. Zet de engelen maar aan het werk!
In het begin gaat dat natuurlijk stuntelig en stumperig, dat geeft allemaal niks, ze snappen wel wat jij bedoelt.
Een aparte categorie engelen wordt ook genoemd in de bijbel, die zijn nogal hoog geplaatst. Dat zijn de cherubs.
Daar heb je misschien wel eens van gehoord. Dat is een Hebreeuws woord, de cherubiem.
Cherub betekent: ‘glansverschijning’.
Wanneer er voor het eerst sprake is van cherubs is dat in Genesis 3:24.
Nadat Adam gezondigd heeft stelde Hij ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken.
Ja, wat had God nou tegen Adam gezegd? In Gen. 2:15 staat:
De Here God nam de mens en plaatste hem – letterlijk staat er: liet hem rust vinden – in de hof van Eden.
Dat ‘plaatste hem’ klinkt nogal zakelijk. Maar Hij liet hem rúst vinden, om haar
– dat is die hof – te bewerken en te bewaren.
Voor ‘bewerken’ staat er ‘awoda’, dat is gewoon verzorgen, beheren.
En bewaren, de hof bewaren, betekent, volgens een heel oud commentaar: ‘wilde dieren op afstand houden’.
Wilde dieren zijn dus boze geesten.
Dát had Adam moeten doen: ‘Jongen, hier is je tuin, verzorg hem en bewaar hem. Maar Adam liet verstek gaan. Hij heeft de hof niet bewaakt. En de boom des Levens stond daar nog.
Nou, denkt God, als de duivel die ook nog weet in te palmen…., dat mag niet gebeuren, dus Hij zet daar cherubs neer om die weg naar die boom, die weg naar de Christus, te bewaren, te bewaken. Want die weg moest bewaard blijven voor de mens, uiteindelijk. Zodat zij die weg naar de boom des Levens zou kunnen vinden, en van die vrucht gaan eten. En dat doen wij.
Maar die andere boom staat er nog vlak bij. Nog steeds; hij is nog steeds niet gerooid. Dat kreng staat er nog.
De boom des Levens is een beeld van de Christus, en de boom des doods, er staat ‘van goed en kwaad’, maar dat is natuurlijk een leugen, want er zit niets goeds aan die boom. Hij schijnt goed, maar hij is zó kwaad en zó slecht. Hij lijkt nl. op de boom des Levens.
Maar dat kreng staat er nog steeds, dus de mogelijkheid bestaat dat, als je eerst op de goeie weg bent geweest, dat je daar toch weer van afdwaalt. Die kans heeft elk mens, want de verleidingen zijn groot.
Adam moest de hof bewaken, dat deed hij niet. Nou, dan maar wat cherubs.
Cherubs zijn heel vaak afgebeeld als wandversieringen in de tempel en op de gordijnen.
In de tempel van Salomo waren allemaal cherubs, palmbomen, cherubs, palm-bomen langs die hele wand.
Wat doe je dan met het gebod: gij zult u geen beeld maken, noch enige gelijkenis van hetgeen boven in de hemel is…, en cherubs dan? Die had je toch? Dus dat waren gelijkenissen.
Maar dat is het gebod niet. Je kunt wel een gelijkenis maken, een foto, of een beeld…, maar, zegt God, je moet je er niet voor buigen; je moet je er niet voor knielen.
Je moet nooit engelen aanbidden. Nou, dat gebeurt wereldwijd, zó verschrikkelijk veel.
Engelen aanbidden…., nou nou nou…
Dat is niet normaal meer. Het is zo duister als de pest.
Engelen aanbidden…., dat is erg hoor!
Die cherubs overal symboliseren de aanwezigheid van God; dát beelden ze eigenlijk uit. Op verscheidene plaatsen in het oude testament staat dat God op cherubs rijdt; tussen de cherubs woont.
Die cherubs wonen dicht bij God, één en al glans. Ze dragen Gods verschijning.
Op de Ark des Verbonds stonden twee cherubs met gespreide vleugels, en in de schaduw van die vleugels was het deksel van die ark.
Wat er in die ark zat, zagen ze niet. Ze wisten natuurlijk wel wat, maar het geheim wat God heeft met de Zijnen, dat kennen zij niet. Net als een vrijgezel die niet weet wat gehuwd zijn betekent, die dat niet kent.
Die gemeenschap die je hebt met de Vader door de heilige Geest, kennen ze niet; al zijn ze er wel nieuwsgierig naar.
Maar ze bedekken die Ark des Verbonds met hun vleugels.
En God sprak altijd van tussen de cherubs op die ark. Nou ja, Hij zocht daar geen plekje, maar dat was natuurlijk de stem van een engel, want dié spreken.
Sommige engelen hebben ook heel veel macht.
Als je het boek Openbaringen leest…., tjonge jonge, wat hebben ze dáár een aktieve rol, onvoorstelbaar!
Grote engelen, kleine engelen, stralende engelen, juichende engelen, strijdende engelen. Van alles komt er voor in de Openbaringen.
Wat doen ze dan? Nou, grofweg komt het hier op neer dat ze altijd bezig zijn goed en kwaad te scheiden.
Vandaar dat de strijdende engelen een zwaard hebben. Een zwaard brengt scheiding aan tussen goed en kwaad, en zij doen dat.
Als Jezus de gelijkenis vertelt van het onkruid en de tarwe, wie scheidde het onkruid van de tarwe? De engelen! Dat hoef jij niet te doen, je zou het koren kunnen vertrappen als je er tussendoor banjert.
Zij plukken het onkruid er tussen vandaan, binden het in bossen en het wordt verbrand.
Wat gebruiken ze voor dat binden? Ik weet niet of je mensen vroeger wel eens hebt bezig gezien om het koren te oogsten, toen er nog geen touw was, ze gebruikten toen de korenaren zelf. Dus ze sloegen een paar korenaren er omheen, even draaien en vast.
Dat wil dus zeggen dat er één, twee of drie van die aren zijn, die de leiding nemen en daar bossen van maakt. Valse profeten. En ze scheiden ook goed en kwaad van elkaar.
Matth. 13:47 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een sleepnet, neergelaten in de zee…(Nou, je ziet het vóór je. De zee is een beeld van de volkeren,) …dat allerlei bijeenbrengt. Als het vol is, halen ze het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goeie in vaten, het ondeugdelijke knikkeren ze weg. Zo zal het gaan bij de voleinding, de voltooiing van de wereld, zegt Jezus. De engelen zullen uitgaan om de bozen uit het midden der recht-vaardigen af te zonderen.
Dát doen die engelen. Ze zijn altijd bezig met scheiding aanbrengen tussen goed en kwaad. En daar komen ze achter omdat wij weten wat het verschil is tussen goed en kwaad.
Als jij kwade dingen bedenkt, gaan engelen bij je vandaan, want daar kunnen ze zich niet in vinden.
Als je goede dingen bedenkt, dan komen ze dichter bij je. Er zitten nu een heleboel hier.
Dus dat sleepnet duidt het wel aan. Er komt in dat sleepnet van alles boven-drijven, en de engelen gaan dat rustig scheiden.
Er zijn ook mensen die engelen zijn gaan aanbidden. Hoeveel ansichtkaarten er ook wel niet zijn met engelen erop, van die klokken met engeltjes, van die bolle baby’s met die idiote vleugeltjes, en een toetertje aan de mond. De raarste voorstellingen van engelen zijn er.
Nou geeft dat niks, maar als je er voor gaat knielen en bidden, en je gaat ze aanroepen, dan ben je gruwelijk verkeerd bezig.
Engelen zijn niet om te aanbidden.
Je hébt een engel! Je hebt een eigen persoonlijke engel.
De engel die bij Jezus hoorde, was Gabriël, en die is daar nòg, want Hij zegt in Openbaringen: Zie, Ik zend u Mijn engel.
Je eigen engel blijft altijd bij je. Ook na je dood. Het maakt allemaal niks uit. Die hóórt bij je. Ja, dat is leuk toch. Ik heb wel eens wat tegen hem gezegd.
En elke gemeente heeft een engel. Die heeft zovele engelen, er zitten zovelen om ons heen, je ziet ze niet, maar daarom zijn ze er wel.
Want Johannes krijgt ook opdrachten: schrijf aan de engel der gemeente te…
De gemeente Kampen heeft ook een eigen engel, en die heeft engelen onder zich.
Daar moeten we best wel eens goed rekening mee houden hoor.
Maar ze mogen dus geen gemeenschap met je hebben; je mag er ook geen gemeenschap mee zoeken. Dat is verboden voor een engel. Zij mogen ook onderling geen gemeenschap hebben; ze huwen niet.
Boze geesten storen zich daar niet aan, die dwingen een mens tot gemeenschap. Die breken in, die randen aan.
Dwingen je tot gemeenschap en dan doe je dingen die jij niet wil.
Je wilt het helemaal niet…, maar je doet het toch, zegt Paulus. Dan ben je een ellendig mens hoor; en je wil juist iets goeds en dat lukt je weer niet.
Als je in zo’n dilemma verkeert, en dat is verschrikkelijk, dan kun je bevrijd worden.
Je kunt bevrijd worden van een boze geest. Soms is dat een langdurige strijd, dat weet ik ook allemaal, een hele lang-durige strijd, maar het kán, want het goede wat je wil, dat blijft; en het kwade, wat je doet en wat je niet wil, dat verdwijnt uit-eindelijk.
Ook bij die strijd, het uitdrijven, het er uitgooien van boze geesten, helpen engelen ook. Die hielpen Jezus, en ze helpen ons ook.
Strijden jullie maar, want jullie luisteren naar de klank van Gods stem, nou, hier hoor je die stem, ga je gang!
Want als God ons verlost van de boze, hoe doet Hij dat dan? Hoe moet Hij dat dan doen? Daar moet Hij toch mensen voor hebben? Daar moet Hij koningen voor hebben, heren moet Hij hebben.
Dán kan het gebeuren.
Paulus zegt in Efeze: want wij strijden niet tegen vlees en bloed, maar tegen overheden, machten en wereld-beheersers,(daar heb je ze weer, want er staat achter: van de duisternis.
Héé…, en God heeft ze geschapen….(?), nee, nee, nee, niet om te heersen….., de boze geesten in de hemelse gewesten zijn nooit door God geschapen. God heeft alleen maar engelen geschapen, en daarna zijn ze aangetast door de boze.
En hoe nou het kwaad in de boze kon ontstaan, is voor mij een raadsel, maar het kon, het is gebeurd.
Jezus noemde hem de vader van de leugen. Dus hij is verwekt door satan.
Maar er staat: tegen overheden…, daar strijden we tegen.
En toen kwamen de Gereformeerden in de tweede wereldoorlog tot een gruwelijke keus, en ik heb ook altijd gedacht dat dat zo was.
In Romeinen 13:1 staat: Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. En toen zaten ze in de penarie, want de Duitser werd de overheid, en daar moet je je maar aan onderwerpen.
Dan staat er nog achter: er is geen overheid dan door God, en die er zijn, zijn door God gesteld.
Dan zak je toch in elkaar als je dat leest?
Wil je zonder vrees voor de overheid zijn, doe het goede; nou, dat deed je dus niet altijd.
Het is nodig om je te onderwerpen, en daarom betaal je ook belasting, zegt Paulus.
Onderwerpen aan de overheid die boven je gesteld is. Hoe heeft God dat van den beginne bedacht?
Nou, dat Hij de planeet aarde maakte, de hemel schiep, en de aarde van die hemel een beeld werd. Dat heeft zo lang geduurd, maar het is een prachtige schepping geweest.
Wat voor opdracht hadden de engelen?
Zij hadden de opdracht om die aarde te beheren; om over de volkeren te regeren, ze te helpen, ze te sturen en ze te leiden met de regering.
En dat zijn allemaal vorsten. Dus al die engelen hadden duidelijk een opdracht voor die aarde en voor die mensen die daarop zouden gaan wonen.
Tussen twee haakjes: je zou haast denken dat Adam en Eva maar twee kinderen hadden, maar dat was natuurlijk ook niet het geval, ze hadden veel meer kinderen.
Want waarom bouwt Kaïn een stad, en voor wie? Voor z’n eentje?
Er zitten nog zoveel raadsels, maar we hoeven ze niet op te lossen; maar ik geloof dat ze veel en veel meer kinderen hadden. Want God zei: Ja, je komt nou onder de vloek, dat is verschrikkelijk, je gaat nou ook kinderen baren met smart.
Natuurlijk wist Eva wel wat kinderen baren was, maar het gaat je nu pijn kosten.
Maar dit is een fantasietje van mezelf, je mag het ook best aan de kant schuiven.
Maar de engelen hadden de opdracht om daarover te regeren, de helpende hand te bieden.
En wat is er gebeurd na de zondeval?
Toen zijn die koninklijke vorsten, engelen, verdreven door andere vorsten uit het rijk der duisternis. En nou heeft elk land boven zich een gruwelijke vorst staan; Daniël spreekt daarover.
Als hij bidt, dan duurde het nogal lang, want de vorst van het rijk van Perzië stond voor Michaël.
Die koninklijke engelen waren verdwenen, Gods engelen waren verdwenen, en die boze engelen kwamen daarvoor in de plaats. Nou, dat ging steeds verder en steeds verder, op het laatst ligt de hele wereld in het duister.
Ik heb wel eens een beeld gehad, veertig jaar geleden, ik zie het nog haarscherp, en het was maar een fractie van een seconde; ik heb hem indertijd nog aan br. v.d. Brink verteld. Er was een aarde die helemaal was ingepakt in donkere wolken; je zag die hele aarde niet meer.
Ingepakt door de boze! Totaal!
En er was een héél klein wit wolkje boven die donkere wolken, en die zakte heel langzaam naar beneden. En op het moment dat hij die rand van die donkere wolken raakte, weken daar de wolken uiteen. Jaha, dat hele kleine onnozele wolkje, maar die was wel wit, en de rest was zwart, en die daalde neer. En de bedoeling is dat hij dwars door die ellendige laag gaat, en op aarde daalt, en dan hebben we de zogenoemde wederkomst.
Ik heb dat beeld nooit losgelaten!
Het heeft me toen ontroerd. Ik weet nog de plek waar het was, op de fiets, net toen ik een bocht omging; toen ik zuchtte: Heer, hoe moet het nou toch verder? En toen kreeg ik dat beeld.
Ik ben het nooit ontrouw geworden; en ik blijf er in geloven dat wij neerdalen. Van boven, want daar zijn we geboren, naar de aarde, zodat wij, in het vlees verschenen, de heerlijkheid van Christus kunnen openbaren.
Het is wel een dikke laag wolken, maar we komen er gewoon door, naar beneden. In zo’n onverstoorbaar tempo naar beneden.
Prachtig!!
Maar wat wij nu hier lazen over die overheden, daar zaten de gereformeerden mee, die moet je gehoorzamen; daar mag je niet tegen liegen, of weet ik veel wat…., het beroerde is dat ze niet door hebben gehad dat een vuile overheid een boze overheid is, een wereldbeheerser, een kreng.
Er waren er ook die zeiden, nou, dat Nazi-rijk van de Duitsers is ook echt helemaal op de duisternis gebaseerd geweest. Het was hartstikke occult hoor.
Ik zie er wel eens een filmpje van, maar dat hele rijk is zó occult geweest. Ze hadden er allemaal waarzeggers en sterrenwichelaars bij; zo sterk dat Sir Winston Churchil aan z’n eigen sterren-man vroeg: ‘wat zou de sterrenman van Hitler tegen hem gezegd hebben?’
Ja, zo zit je dan te roeren in de duisternis. Een bende is het.
Ook allemaal occulte toestanden, fakkels en bezweringen en samenkomsten, vooral ’s nachts. Geen wonder dat het ‘nacht en nevel’ heet.
Dus de originele vorsten zijn verdreven door de boze geesten. En wat doe jij?
Nou, jij wil dié weer verdrijven, – want Daniël bad totdat dat kreng weg was – om die mensen te redden, want daartoe zijn we geroepen. Om de mensen onder het bewind van de boze vandaan te halen.
Dus als je in talen bidt, in talen der engelen, denk dan aan zulke dingen, dan ben je hartstikke bewust bezig in de hemel hoor.
We hebben het nou toch over de duivel.
We zoeken dan even Ezechiël 28 op.
De duivel noemen we maar voor het gemak Lucifer. En Lucifer betekent letterlijk lichtdrager.
Hij presenteert zich nl. als een engel des lichts. En de duivel weet ongelooflijk veel.
Daar ben je een zandkorrel bij hoor. Hij weet zóveel, want hij is één van de eerste engelen geweest, die geschapen is door God. Een Archangel, een Aartsengel. Hij was zó belangrijk!
In Ezech. 28:1 gaat het in vers 1 over een mensenkind: omdat je hart hoogmoedig geworden is en jij zegt: ik ben een god…
In de Statenvertaling staat: ik zit in Gods stoel.
Moet je nagaan, een mens die zegt: ik zit in Gods stoel, een godenwoning bewoon ik…
Ja, dat gaat over een mens. Nou, ik ken maar één mens die van zichzelf zegt dat hij god is, en dat is de antichrist. Die zegt dat van zichzelf, hij showt er ook mee.
Er staat zelfs achter, in vers 3: wijzer dan Daniël…., nou, dat is veel. Geen geheim is voor jou verborgen…. Ja, hij weet ontzettend veel.
Hoe komt hij aan die kennis? Dat heeft hij gekregen van de duivel, dat staat in Openbaringen.
Als de duivel op het strand van de zee staat, dan roept hij dat reptiel op, die geest, en hij geeft hem al z’n macht, zodat hijzelf helemaal geen macht meer heeft, die geeft hij aan dat beest, en dat beest klimt in een mens, een groep mensen.
Maar nou gaat het even over de duivel.
Dat is vers 12: Volmaakt ben je van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. Nou, mooier kan niet.
In Eden was je, in Gods hof.
Daar was jij, en je had een taak, vers 14: een beschuttende cherub. Daar heb je hem weer.
Adam en Eva hadden bescherming nodig, want de duivel bestond en de dood bestond ook al. Ten dage dat je van die rotboom eet, ga je dood, ga je geestelijk dood.
Dus die ellende bestond allemaal al. En die cherub moest daarvoor beschermen met z’n vleugels; dat staat er ook: met uitgespreide vleugels.
In de Statenvertaling staat zelfs gezalfde.
Nou kan dat niet; hij kan niet de heilige Geest ontvangen hebben, die ontvangt een engel niet; maar hij was wel gezalfd met een speciale opdracht.
Zalven is ook een opdracht.
Vers 13: In Eden was je, Gods hof, aller-hande edelgesteente overdekte u, en dan komen er allemaal edelstenen…, van goud was het werkstuk, waarin ze waren gevat.
Als je die edelstenen allemaal leest, dan vind je ze weer terug in de bijbel. Want de hogepriester had ze ook, dezelfde stenen, op een plaat op z’n borst, de efod, daar zaten alle 12 stenen in. Elke stam een edelsteen. Op z’n schouders had hij ook nog 2 stenen.
Dezelfde stenen dus als de hogepriester, nou, wat voor taak had de boze dan wel niet, toen hij nog goed was?
Daar valt over te denken.
Vers 14: Ik had je een plek gegeven, je was op de berg der goden…, dat is in de hemel, wandelend temidden van vlammende stenen.
De Statenvertaling zegt: stenen des vuurs.
Het kunnen de Serafim geweest zijn, alle engelen. Het krioelde daar van de engelen. Maar er staat ook in vers 15: je was onberispelijk in je wandel vanaf de dag dat je geschapen werd.
God heeft met zoveel plezier die engel gemaakt, een oer-engel, ja, totdat….
er werd onrecht in je gevonden.
Ik denk, maar goed, ik lever het graag in, dat het puur jaloezie geweest is.
Jaloezie van de boze, want God had een ander wezen in gedachten, hoger dan engelen, zwakker dan engelen, maar hoger. Onuitsprekelijk teer, en dat wezen noemde hij ‘mens’, en Lucifer keek naar de mens, en hij keek eens naar God; en hij kreeg de opdracht van God: bescherm dat wezentje.
Moet ik al mijn macht en kracht en heerlijkheid ten dienste stellen van een mensje?
Ik denk dat toen de jaloezie ontstaan is in hem. Ja, nijd, en dan gaat hij geweld gebruiken.
Ik ga even terug naar dat allereerste stukje: Volmaakt zijt gij van gestalte.
Er zijn een heleboel vertalingen voor wat wij hier nou gelezen hebben.
Ook verschillend.
Volmaakt van gestalte; een andere vertaling zegt: ‘je bent een zegel van gelijkenis’, een print van de oermaat.
Je bent een afdruk van de oermaat.
Een andere zegt: ‘je bent de verzegelaar van het kapitaal. Wat is nou het kapitaal van God?
Zijn grootste kapitaal is toch de mens. Nou, zegt God, verzegel dat! Bewaar het! Gewoon bewaren, dat was z’n opdracht. Bewaar de mens.
Anderen hebben het zelfs over de oermaat; verzegel de oermaat; dus in de mens zit uiteindelijk de oermaat van God. Het is verschrikkelijk wat de duivel dus uitgespookt heeft. Zó sluw, zó listig heeft hij Eva verleid…, ja, je kan niet zeggen dat ze dom was, maar Adam had haar natuurlijk wel moeten waarschuwen voor die boom. Maar ja, zij eet, en dan geeft ze ook Adam. In plaats van dat hij weigert…, maar als hij zou weigeren, zou hij z’n vrouw verliezen, want de zonde maakt scheiding.
Dus voor dat dilemma stond hij, en toen heeft hij ook maar gegeten.
En toen zijn ze samen verdreven uit die paradijselijke staat.
Er is zelfs een vertaling dat zegt: het werk uwer trommelen en fluiten was bij u.
Bij de duivel was het werk van trommels en fluiten. De King James heeft het nog over tamboerijnen.
Muziek! En als er eentje gigantisch muzikaal is, dan is het de duivel.
Ik doe een zender bij ons op de tv aan, Family 7, sommigen weten het al wel, wat je daar ziet aan muziek en gedans van kleine kinderen, in aanbidding…, ze weten niet eens waar het over gaat.
Ze staan te dansen, handen omhoog, en raken in trance, allemaal bij de muziek. Praise heet dat.
En er wordt tegenwoordig wat afgepraisd.
In het kleinste gehucht in Engeland, waar wij eens een keer kampeerden, hing een bordje aan een boom: Praise-dienst. Ik heb het over tien jaar terug.
Ik zei: nu al, hier? Dat is als een olievlek door de geestelijke wereld gegaan.
Danken, loven en prijzen; dat zit er in.
En vooral met meeslepende muziek.
De muziek moet natuurlijk wel goed zijn, die moet je ook opjagen, zodat je in een bepaalde sfeer komt, daar moet je ook voor zorgen, je moet in die sfeer zien te komen.
Daniël 3. Nebukadnezar bouwt een beeld, een knoert van een gouden beeld, in een vlakte, 60 el hoog, een knots hoor.
En wat doet hij? Nou, dat beeld moet ingewijd worden.
Dan staat er in vers 4: een heraut riep met luider stem: Aldus wordt u bevolen…, je moet! Je moet, dat is de ellende.
Volken, natiën en talen… Nou, dat zijn er veel in die tijd!
Al die onderworpen volken: jullie moeten en zullen het beeld aanbidden. En als je het niet doet, dan ga je er aan!
Nou, dat is een voorafbeelding van wat er in Openbaringen plaatsvindt.
Je moet allemaal het teken van het beest hebben, je moet hem aanbidden, en als je het niet doet, dan ga je er aan.
Het teken van het beest is de doop met zijn geest hoor.
En wat staat er achter? Zodra gij hoort het geluid van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei muziekinstrumenten;
dus er ging een golf van muziek door al die volkeren die daar staan, en ze krijgen het bevel om te knielen. Werp je ter aarde en aanbidt.
En zo gauw die geluiden kwamen, komen ze in de stemming, ze beginnen te bewegen en ze vallen ter aarde en ze aanbidden dat beeld.
In Openbaringen staat: de hele aarde liep er met verbazing achteraan.
De hele aarde! Dat zijn er veel hoor.
De afschuw van Babel brengt het hele volk in een roes. Ja, doe mee…!
En wie gebruikt het woord ‘roes’ in het nieuwe testament? Jezus, heb je dat nooit gelezen?
Dat staat in Lucas 21:34: Zie toe op jezelf dat je hart nooit bezwaard wordt door roes en dronkenschap.
Ik heb wel eens gevraagd aan iemand die naar zulke samenkomsten ging, met een hoop gespring, gezwaai en gejubel en gedans, en halleluja, en maar aanbidden… Sommigen hebben een speciale ‘bediening’, dat noemen ze de dan ‘aanbiddingsbediening’, met gitaren en zo…
Waar ben je toch mee bezig met al dat lawaai….
Toen heb ik gevraagd: hoe voel je je een dag later? Hij keek me aan.
Ik zei: had je een kater? Ja, zei hij. Ik zeg: zó! Dan heb jij in een roes gezeten.
Je hebt een kater. En als je een kater hebt, wat doe je dan? Dan ga je wéér! Je wil constant die roes; dat wil je beleven, ja, halleluja…
Het is treurig hoor, dronken van blijdschap, daverende praisediensten.
Ik heb ergens nog een tekst bij geschreven, daar profeteert God dat daar nog eens een eind aan komt.
Hij zegt: Ik maak een eind aan jullie geklank van je liederen, het geluid van je citers zal niet langer worden gehoord.
Anders kijk je maar naar helemaal aan het eind van de bijbel, Openbaringen 18:22.
Een sterke engel nam een steen op als een grote molensteen (en die zinkt) en wierp hem in de zee en zei: zó zal Babylon met geweld geworpen worden, de grote stad, en zij zal nooit meer gevonden worden.
En wat staat er achter?
Geen stem van citerspelers en zangers, van fluitspelers of bazuinblazers zal meer in u gehoord worden.
Einde muziek, althans dié muziek, die de mensen in een roes bracht en ze in Babel hield. Want Babel is de valse stad hoor. De grote tegenhanger van het hemelse Jeruzalem. Een knoert van een stad, en er wordt niks meer gevonden.
Geen lamplicht meer, want je hebt door je toverij alle volkeren verleid.
Vóór je het weet, word je meegesleept.
‘Doe toch mee man’…., vooral als broeders en zusters dat zeggen, ja toch?
Het is toverij!
Ik stop met Romeinen 8:19.
Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping…, dat is veel hoor…. Dat zijn alle levende mensen, dat zijn alle dode mensen; die wachten ook.
Dat zijn ook de engelen, die wachten ook. Waarop? Op het openbaar worden van ons; dat we geopenbaard worden!
Dan kunnen de engelen aan het werk, dan krijgen de gestorvenen weer hoop, en dan krijgen de levenden ook hoop.
Als ze tenminste het evangelie horen.
Ons evangelie durf ik wel te zeggen.
Ze wachten…., en zo gauw wij een beetje openbaar worden, dan gaan wij verder met de herschepping. Zó zie ik het.
Jezus is begonnen, maar het is allemaal in elkaar geslagen.
In de loop der eeuwen zijn er een paar keer oplevingen geweest, hier en daar in de wereld. En het zakte weer in elkaar.
De heilige Geest is weg gebonsjourd, de doop is vervangen door kinderdoop, heiligenverering, engelenverering, een bende is het geworden in de geestelijke wereld, en daarom is het zo’n zoektocht voor ons om precies op die smalle weg te blijven.
Want we worden een keer openbaar. Dat houden we verborgen in ons mens-zijn, dat schreeuw je niet van de daken.
Maar ze wachten wel op de openbaring, ja, en dan begint die herschepping weer wat vorm te krijgen, de kansen.
Het wachten is dus op die zonen. Het is een proces.
Wij zingen wel: wij zijn een nieuwe schepping, maar ik denk dat je beter kunt zingen: wij wórden een nieuwe schepping.
We zitten in een wordingsproces. Dat is prachtig! Het groeit. Het begint te bloeien.
Dan gaat het niet alleen om het beeld…, het gaat om de gelijkenis!
In het Hebreeuws staat voor gelijkenis een ander woord dan voor beeld.
Dus ‘laat ons mensen maken naar Ons beeld…’,ja, een mens lijkt ergens een beetje op God. Maar een gelijkenis…, ja, de eerste was Jezus. Dát was een gelijkenis Gods.
En nu gaan wij, met z’n allen, mensen maken naar Zijn gelijkenis. Dat is mooi, dat doe je bij elkaar. Mensen maken!
Dus niet eindeloos bezig zijn met het mens-zijn, maar dat de mens Gods tevoorschijn komt, die nieuwe mens die God bedoeld heeft. Dat die tevoorschijn komt. Daar is het wachten op!
Maar we leren het wel.
Amen.
Centrale Bijbelstudie
Duurt Sikkens d.d. 13-11-2013