De Wijsheid Gods in ons (Duurt 25-11-2012)

De Wijsheid Gods in ons

 

Ik wil wat om het begrip ‘wijsheid’ heen cirkelen vanmorgen.

Jezus zegt hierover: Het is voor wijzen en verstandigen verborgen wat Ik vertel.

En de eeuwen hebben hele grote denkers opgeleverd; grote denkers.

Nou, zegt Jezus, voor jullie blijft het verborgen. Het wordt alleen geopenbaard aan kinderen. Dat zijn natuurlijk weder-geboren kinderen; het gaat niet zomaar over kinderen.

Wat is nou die wijsheid? In de grond van de zaak komt het hierop neer: ‘dat is het Woord van het kruis’. Dat is de hoogste wijsheid die te bedenken is.

Nou, als een filosoof dát hoort, dan haalt hij z’n schouders op: ‘wat moet ik nou met het woord des kruises…., waar gaat het over….?

En Paulus, in Rome, heeft wel een brief geschreven, maar hij heeft daar niemand tot bekering gebracht. Niemand!

Het woord kruis komt in die hele Romeinenbrief niet voor. En in Athene heeft hij geprobeerd om op ‘niveau’ te discussiëren met de filosofen op de Areopagus.

Maar er is in Athene geen gemeente ontstaan. Dat is niet gelukt.

In Corinthe bracht hij de boodschap van het dwaze van het kruis. Hij noemt dat zelfs Gods dwaasheid. Dat heeft met de wijsheid van de wereld niks te maken.

Ja, wat wil de wijsheid van de wereld? Schitterende toespraken, prachtig opgebouwd, mooie preken, en iedereen zit te knikken: o, wat mooi…., wat móet ik er mee? Daar heb je niks aan.

Maar aan de Corinthiërs, waar wèl een gemeente was ontstaan, uit allerlei volken, daar waren niet veel hoog geplaatsten bij,

er was ook tuig van de richel bij, maar  daar bracht hij de boodschap van het dwaze van het kruis.

Hij zegt ook: het zwakke van God…, daar moet je eens over nadenken wat dat nou is…, is sterker dan de mensen. En dát is het begin van de wijsheid.

Van Jezus wordt ook gezegd in de 2e Corinthebrief: Hij is uit zwakheid gekruisigd. Een zwak mens van vlees en bloed.

En dát was de boodschap van Paulus.

De wijzen en filosofen vonden dat maar een absurde boodschap.

En bovendien ook die gelijkenissen van Jezus…, wat voor verhaaltjes zijn dat?

Daar haal  je toch je schouders over op? Dat is toch niet wijs?

Het gaat over een onschuldige man, een zekere Jezus, die is gekruisigd en gestorven op een heuveltje iets buiten Jeruzalem; tussen allerlei andere misdadigers. Onbekend. Is dát nou Gods wijsheid?

Of een ander voorbeeld: het eten van een vrucht van een boom, uit een paradijs. Dat heeft de hele mensheid in de ellende gedompeld. Ja, wat een stom verhaaltje…, als dát het nou is….

Alleen als je kennis hebt; en kennis komt van kennen, en kennen is in wezen de diepste gemeenschap ervaren met de geliefde.

Adam bekende Eva. Kennen, dié kennis. Alleen als je kennis hebt van die geestelijke dingen ga je pas iets begrijpen. Want op dat kruis heeft Jezus de krachtigste overwinning behaald op zonde en dood. Hij was in de wereld vrijwel onzichtbaar. Maar wat heeft dat in de hemel een omkeer veroorzaakt!  En toen kon de totale schepping weer vernieuwen. Dát is het dwaze van God.

Jezus had gemakkelijk van dat kruis kunnen stappen; of toen Hij geslagen en gegeseld werd, dat Hij het toen te gortig vond worden en er mee kapte….

Hij  had van dat kruis af kunnen komen en de mensen het nakijken gegeven. Dat had Hij kunnen doen. Dan was Hij alléén terug gevaren naar de hemel, in z’n eentje.

Maar Hij stierf voor de zonde van álle mensen. Dat is veel hoor.

Voor ál die mensen is Hij gestorven; de héle wereld.

Tjonge jonge, wat een zelfverloochening!

Hij heeft Zichzelf verloochend tot in de dood. Nou, dan ga je héél ver.

Waarom? Omdat Hij heeft liefgehad tot het einde; en dat was Zijn einde.

Dus uit liefde hing Hij daar, voor mij; ik hoef niks terug te doen.

Ik hoef geen tegenprestatie te leveren. Hij is gewoon voor mij gestorven omdat Hij me liefheeft.

Wat een nederigheid van Hem.

Daarin leek Hij op z’n Vader, want, ik weet niet of je het weet, maar God is ook ootmoedig,  dat had je niet gedacht hè?

Er staat in één van de Psalmen:

Uw nederbuigende goedheid maakte mij groot.

Maar in het Hebreeuws staat er:

Uw óótmoed maakte mij groot.

Het is net of God Zich over je heen buigt, over de gewonde, zieke mens, de verworpene, de eenzame.

Hij buigt Zich, en Hij raapt die op en tilt hem boven Zichzelf uit.

Zijn ootmoed maakt jou groot!

Wat een feest voor Hem; de ogen waarmee Hij naar je kijkt als Hij je optilt, boven de rotzooi en de ellende uit.

Truus mailde mij en zei: ‘hoe meer ik me bewust wordt van de Christus in me, en dát laat ontwikkelen, hoe mee rotzooi er op me af komt’. Toen dacht ik: dat heb je goed begrepen, je bent goed bezig.

Zo buigt God Zich naar de gevangenen.

Waar kan je allemaal niet in gevangen zitten!

Alleen al in rare opvattingen; daarin kun je hartstikke gevangen zitten.

Maar wat doet God? Hij wijst op Zijn Zoon.

Zoals Jezus altijd wees op Zijn Vader, wijst God op Zijn Zoon; en Hij zegt: Hoort naar Hem!

Hoort naar Hem naar wat Hij te vertellen heeft, want dat is Mij uit het hart gegrepen.

Dus het verstand wat je hebt (verstand komt van verstaan, begrip, bevattings-vermogen), als dat verstand nou verlicht wordt door de Geest, dán kun je pas de diepste gedachten van God doorzoeken.

En je raakt niet uitgekeken op de diepste gedachten van God. Het verschaft inzicht.

Het woord inzicht betekent dat je ergens ‘kijk’ in krijgt; zicht op krijgt.

Zicht op de dingen van God, maar nog meer dat je zicht krijgt in de dingen van God. Dat is hele diepe wijsheid. Dat is de wijsheid van God.

Het boek Spreuken staat vol van die wijsheid van God.

Als je zó het boek Spreuken eens leest, dan gaat er een wereld van wijsheid voor je open.

Er staat bijv. in Spreuken: De wijsheid roept op de kruispunten der wegen.

Dus waar wegen elkaar kruisen, daar staat de wijsheid.

En die roept daar: Ik wil Mijn Geest voor u uitstorten en u Mijn woorden bekend maken. En Jezus deed niet anders.

Hij ging op de kruispunten der wegen staan: Hoort naar Mij; en wie van Mij drinkt, wordt een fontein. En die wijnstok die jullie daar zien, een prachtig verguld ding aan de tempel, een knoert van een wijnstok…., daar gaat Hij naast staan en zegt: Dat ben Ik! Ik ben de wijnstok.

De wijsheid roept en heeft het over de uitstorting van de heilige Geest; het meest wezenlijke van God, en Hij wil dat uitstorten over de mensen. Want dat heeft alles met wijsheid te maken.

En dan zegt Hij er nog achteraan: En U Mijn woorden bekend maken.

Ja, Mijn woord, het woord van God.

Dat is niet de bijbel, dat is de Zoon; dát is het Woord van God. Ik ben het Woord; Ik ben de uitgesproken gedachten van God.

En als de Wijsheid roept, dan is de Wijsheid niet ‘iets’, maar het is ‘iemand’.

De Wijsheid is dus ‘Iemand’! Een mens.

In de Corinthebrief zegt Paulus dan: Christus, de Wijsheid Gods!

Dat is gewoon de bijnaam van de Christus.

Maar dat zegt hij dus niet alleen van Jezus, hij zegt dat van de Christus.

En de Christus is onder ons, in ons.

Ik heb laatst wel eens verteld dat het bloed van Jezus heel wat anders is dan het bloed van Christus.

Het bloed van Jezus is er uit geslagen met geselen, ze hebben Hem geslagen en geschopt, en een doornenkroon opgezet, en gehangen aan het kruis.

Dat is het bloed van Jezus geweest; maar het bloed van Christus, dat is Zijn Leven, daaraan hebben we deel als we avondmaal vieren.

Het bloed van Christus, dat is Zijn Leven!

En als Paulus dan zegt: de wijsheid Gods, dat is de Christus, en de Christus woont in je, onder je, dan word jij dus wijs met Gods woorden.

Dat zijn hele wijze woorden.

Inzicht hebben in de dingen is prachtig!

Want de wijsheid is doordrenkt van de liefde, want zonder liefde krijg jij nooit inzicht.

Dat is niet alleen de liefde naar God, maar ook de liefde voor de mens.

Als jij wijs wil doen, en je houdt niet van mensen, dan staat alles stil.

Want je krijgt inzicht, kijk op mensen.

En je kijkt niet naar het uiterlijk van mensen, wat kan je dat nou schelen, dat is toch maar tijdelijk; maar je let ook niet op het gedrag van mensen.

Kijk eens door het gedrag van mensen heen. Kijk eens door hun uiterlijk gedoe heen. Al schelden ze je verrot. Wat zit daar achter?

Daar zit iemand achter die zich waar-schijnlijk hartstikke wanhopig voelt.

Dus met liefde gaat die wijsheid functioneren en kun je iemand in de kern van z’n bestaan bereiken.

Een voorbeeld is Zacheüs. Hij werd door iedereen met de nek aangekeken; het was een klein ventje en hij heulde met de vijand; het was een waardeloze kerel.

En Jezus blijft staan en kijkt naar die kleine Zacheüs in die boom en zegt: ‘Ik zou best bij je willen eten vandaag’.

Hij benaderde Zacheüs bij de kern van z’n bestaan: ‘Ik nodig mezelf uit bij jou. Niemand wil met je eten, Ik wel.

Bij de Samaritaanse vrouw zei Hij maar een paar dingen, maar Hij bereikte haar kern, waar het om draaide.

En zo doet Hij dat bij iedereen.

Als je houdt van mensen, dan gaat de wijsheid van God functioneren.

Wijsheid komt van het werkwoord ‘weten’.

En wat is heel diep ‘weten’?

Licht maakt dingen zichtbaar, maar licht maakt ook de mensen zichtbaar.

Die liefde van God maakt iemand zichtbaar zoals die wèrkelijk is. Want wat kan mij je uiterlijk gedrag schelen. Echt helemaal niks! Het gaat om je innerlijk.

Kijk dus naar elkaars inwendige mens.

Kijk eens met Gods ogen naar geest en ziel van je medemens. Hier leer je dat, en daarna doe je het daarbuiten.

Eerst de liefde voor elkaar, en dan de liefde voor anderen.

Dat is een leerproces. Kijk naar elkaars inwendige mens.

Ik kan je wel vertellen dat sommigen van ons niet weten en niet beseffen hoe mooi ze zijn. Dat hebben ze niet door.

Je weet niet half hoe mooi je bent; hoe God Zich over je verheugt en met plezier naar je kijkt. Hij zegt: ga je gang maar, je doet het goed.

Dat maakt een eind aan elk gevoel van onmacht en gedoe.

Kijk maar naar het verschil tussen Jacob en Ezau.

Jacob was gewoon een huiselijke vent; een praatje met deze en gene. Hij is één van de aartsvaders geworden.

Ezau was altijd aan het jagen, die moest altijd wat. Die móet preken, die móet getuigen; die móet iets doen voor de Heer.

Waar ben je mee bezig man….

Ezau snapte er niks van, hij begreep het ook niet.

Al is Jezus natuurlijk ook voor Ezau gestorven. Die liefde van Hem is oneindig, daar kan niemand ‘nee’ tegen zeggen.

Maar sommigen van ons hebben niet door hoe mooi ze zijn.

Als je dat gaat beseffen, dan krijg je dat God juicht met gejubel over jou, waar Gerard  het een keertje over had.

God kijkt naar je, en Hij begint te juichen.

Van Jezus wordt ook gezegd dat, als Hij die tekst noemt van: ‘het is voor wijzen en verstandigen verborgen en aan kinderen geopenbaard’, daar bij staat: ‘Hij jubelde in de Geest’. Dát staat er in het Grieks.

Dus Hij begon niet rond te springen en halleluja te brullen, maar Hij jubelde in de Geest, in Zijn Geest. Wat een feest voor Hem.

Het Griekse woord voor wijsheid is sofia.

Je zal Sofia heten.

Fi-lo-soof betekent: vriend van wijsheid. Maar dat is een andere wijsheid dan de wijsheid van God. Want de wijsheid van God….., nou, dat is zo dwaas…, maar de Sofia…, in de septuagint wordt in het boek Spreuken gesproken over de Sofia …., daar is die Sofia inzicht in de ware aard der dingen.

Dus je krijgt ook inzicht in de ware aard van mensen om je heen; jij doorziet dat.

En Jezus doorzag dat ook.

Als het slechte dingen waren, dan doorzag Hij dat; dan draaide Hij zich om en ging weg.

Als het goed was, doorzag Hij dat en haakte er op in.

Dus doorzien met heldere ogen.

Sofia betekent ook: kennis van de verborgen dingen.

Hoe kun je nou kennis krijgen van de dingen die verborgen zijn? Dat is toch verstopt?

Ja, maar die wijsheid Gods doorzoekt dat.

Jezus zegt tegen z’n discipelen: ‘het is jullie gegeven om de geheimenissen van het Koninkrijk te verstaan; dat zijn geheimen.

Een buitenstaander haalt z’n schouders op over die rare gelijkenisverhaaltjes. Wat móet ik met die verhaaltjes?

Het Koninkrijk Gods is gelijk aan een visnet…, het zal wel joh….

Dus geen inzicht; en de Geest doorzoekt alle dingen.

Die wijsheid is al zó oud; dat staat in Spreuken 8:22: De Heer heeft mij (die wijsheid, het is dus iemand) tot aanzijn geroepen als het begin van zijn wegen, vóór zijn werken van ouds af.

Dus voordat God maar een stofje schiep of voordat Hij een bacterie schiep, voordat Hij iets schiep van de aarde, was dit er al.

Die wijsheid, van vóór de grondlegging der wereld, schiep Hij.

Dan staat er verder: van eeuwigheid aan ben ik geformeerd, van den beginne, toen er nog geen oceanen waren…, eer de bergen gezonken waren. (26) toen Hij het aardrijk en de velden ( er staat buitengebied, geen velden) nog niet had gemaakt.

Wat zijn de buitengebieden van de aarde? Dat is de kosmos, dat is de ruimte; dat geweldige heelal, voordat Hij dat allemaal schiep…., die zonnestelsels…, dat is wat geweest hoor! Ook de eerste stofdeeltjes van de aarde, moet je nagaan!

Voordat er iets zichtbaar was (27): Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar.

Dat is de onzichtbare wereld. En als dan de wijsheid het begin is, is God uitgegaan van wijsheid om te gaan scheppen.

Hij heeft met wijsheid geschapen. De hemel uitgespannen. Het aardrijk, één van die kleine planneetjes in het gigantische heelal.

Eerst de hemel, eerst het onzichtbare.

En zo begint de herschepping ook, met de inwendige mens; dáár begint de herschepping, in je geest. Als daar het woord terecht komt, dan moet jij eens kijken hoe wijs je wordt.

Want Johannes schrijft: In den beginne was het Woord. En ik heb me vaak afgevraagd welk woord dat was. Ik  heb het gevonden. Dat is het woord Wijsheid.

In den beginne, zelfs vóór de beginne was er de wijsheid. En het Woord wàs God en het was bij God.

Dus het woord Wijsheid is God Zelf, en het is ook bij Hem.

Een deel heeft Hij losgemaakt van Zichzelf, het was bij Hem, en dat gaf Hij.

Hij gaf het en hoopte dat het zou landen in een mens,  dus dat van Zijn Wijsheid in het hart van een mens terecht komt.

Salomo is ontzaggelijk wijs geweest en heeft een heleboel van die wijsheid genoteerd.

Ook David en de profeten, zoveel wijze woorden. Maar de totale wijsheid heeft gestalte gekregen in Jezus, de Christus.

Hij was de Wijsheid van God.

Hij was bedacht vóór de schepping.

De diepste gedachten van God kennen, weten. God kennen; met Hem omgaan.

De Wijsheid is eigenlijk het grondbeginsel van de hele schepping. Dat heeft alles te maken met Zijn Geest. Want Christus betekent Gezalfde, je hebt deel aan de Geest van God.

In vers 30 staat: toen was ik een troetel-kind bij Hem. Die ‘ik’ dat is die wijsheid. Ik was een en al verrukking dag aan dag.

In een andere vertaling staat: ik was Zijn verrukking.

Dan ligt het initiatief bij God. God keek naar me, en Hij was verrukt over mij; te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht.

Dat ‘troetelkind’ is een beetje merk-waardige vertaling, in het Hebreeuws staat daar het woord ‘Amon’; dat betekent: bouwer, werkmeester, ook kunstenaar.

Dus: ik was Zijn kunstenaar bij Hem.

Jezus was dus een kunstenaar. Hij kon met grote kennis, kunde, kunst, kon Hij iets. Wat is dat  kunnen voor Hem?

Nou, zegt Hij, Ik kan een mens weer helemaal overeind krijgen. En er is geen kunstenaar op aarde die dat kan! Maar Ik kan dat wel!

Je kan nog zó diep zitten…, Hij krijgt je overeind hoor. Want Zijn nederbuigende goedheid, Zijn ootmoed, doet zich afdalen op jouw niveau, en Hij tilt je op: kom maar hier, hoe diep je ook zit.

Hoe slecht je ook over jezelf denkt.

Want er zijn ook verscheidene van ons die dat nog steeds hebben, of daartegen moet vechten.

Of beroerd denken over jezelf: ‘…het wordt met mij….iets lelijks.., of iets moois; het wordt niks…, of wordt het alles.

‘En ik vind mezelf soms zo…., vul het zelf maar in.

Niet meer doen! Want God kijkt totaal anders naar je. Hij maakt kunstenaars van  ons. Hij is een en al verrukking over jou.
Dat betekent dat Hij een behagen heeft in jou. Je kunt hoog of laag springen maar Hij heeft een behagen in jou.

Je kan schelden wat je wil, maar Hij houdt van je. Dat slaat alles! Dat is niet kapot te krijgen.

En jij verheugt je…, dan staat er iets merk-waardigs, maar ik zal eerst even een stukje voorlezen uit de Corinthebrief, daar staat: Ons heeft God het geopenbaard, (apokalyps, dat geheim van God ontsluierd), door de Geest, want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepte van God. Niemand weet wat er in God is dan alleen de Geest. Die is de enige die dat weet.

Wij  hebben dus geen geest van de wereld ontvangen maar de Geest uit God, opdat wij zouden wéten, beseffen.
Maar ja, een ongeestelijk mens aanvaardt dat niet. Dat staat er nog achter.

En dan staat er iets merkwaardigs, want dan bèn je een kunstenaar, en God verheugt Zich naast je over jou.

Ik verheug Mij, zegt Hij, en wat staat er dàn ineens, in de wereld van zijn aardrijk…

Dat is merkwaardig, maar het klopt wel.

Stel dat je God aanbidt, en je valt op je knieën voor Hem neer, en je kust z’n voeten, en je ligt daar in stille aanbidding. En je voelt ineens twee handen op je schouders; en je kijkt op en je Vader kijkt je aan. Hij zegt: ‘ga eens staan’. En je gaat staan en je ziet Hem en Hij ziet jou; dan pakt Hij je weer bij je schouders en Hij draait jou om.

Hij zegt: ‘Kijk eens’, en je kijkt nog eens achterom, maar je Vader staat achter je, en je kijkt naar de wereld van het aardrijk; je kijkt naar de mensenkinderen.

Dat is nou de wereld die Ik zo liefheb, zegt God. Dus Ik vraag: wie zal Ik zenden?

En wat zeg jij? Zal Ik jou zenden? Wil je gaan?

Want de eerstgeboren Zoon heb Ik ook gezonden opdat een ieder die Hem gelooft het eeuwige leven te pakken krijgt.

Maar wil jij ze dat ook vertellen?

Je mag in aanbidding voor me neer-knielen, altijd; maar Ik vraag je om je te verheugen in de wereld van de mensen-kinderen, zodat degenen die jou geloven dat eeuwige leven te pakken krijgen.

Wil je dat? Dàn ben je een priester.

En je mag omkijken zo vaak als je wil, je zult dan altijd merken dat Ik achter je sta.

Ik sta achter je, en je komt namens Mij  hoor.

En vertel ze maar de dwaze boodschap van het kruis van Mijn oudste Zoon.

Dàt is hun redding!

 

Duurt Sikkens d.d.25-11-2012

 

 

De wijngaard (Duurt 30-03-2008)

JESAJA 5:1-2 De wijngaard

 

Ik wil het vanmorgen eens hebben over een wijngaard. Die zie je niet zoveel in Nederland. Want in dit land van mest en mist willen niet zoveel druiven groeien.

Wat zegt Jesaja 5:1-2? ‘Ik wil van mijn geliefde zingen, het lied van mijn beminde over zijn wijngaard. Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel; hij spitte hem om, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met edele wijnstokken, bouwde daarin een toren en hieuw (hakte) ook een perskuip daarin uit.

En hij verwachtte dat de wijngaard goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht wilde druiven voort’.

Je kunt hiermee zeggen: ‘Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een wijngaard’. Het is ook een favoriet beeld van Jezus geweest. Hij heeft het heel vaak gebruikt in Zijn gelijkenissen. Hij kende ze ook, heeft er veel tussendoor gewandeld.

Als je in Kanaän rondkeek, dan zag je héél veel wijngaarden. Het mag dan een land, vloeiende van melk en honing zijn, maar er had net zo goed bij kunnen staan: ‘vloeiende van melk, honing en wijn’. Want Kanaän was in die tijd ook toonaangevend wat wijnsoorten betreft. Hij was beroemd om z’n wijnen. Ook de landstreek ten zuiden van de Dode Zee, Sodom en Gomorra, wat een paradijselijk land is geweest, het was geen wonder dat Lot er voor koos, het bevatte enorm veel wijngaarden.

Maar van dat gebied, Sodom en Gomorra,   zegt Mozes, geestelijk gezien, in een lied van God, dat die wijnstokken niet deugen; dat die druiven niet alleen wild zijn, maar ze zijn ook giftig. Maar daar wil ik het vanmorgen niet over hebben.

Ik wil het hebben over deze wijngaard.

Wie is die ‘ik’? Wie is die geliefde van God?

De geliefde, dat is de Zoon, en die ‘Ik’ is, denk ik, God zelf. God zegt dit eigenlijk bij monde van Jesaja. Want daar heb je typisch God. God zoekt monden. Dat heeft Hij z’n hele leven al gezocht. Monden, die vertellen over Hem, wie Hij is. Maar ik denk ook dat de geliefde hier in dit stukje, vooruit wijst naar de Christus, met Jezus als eerste.

Zelfs in één van de brieven van Paulus wordt het koninkrijk Gods genoemd: van de Zoon van Zijn liefde. Die term van ‘het koninkrijk’ moet je helemaal losmaken van aardse ideeën over een koninkrijk. Als je de zachtmoedigste man in hemel en op aarde, Jezus, als koning hebt, wat is dat dan voor een koninkrijk? Dat is zó iets moois!

Het gaat over zijn wijngaard. En die wijngaard (gaard betekent verzameling) dat is zijn volk. Dat zijn mensen. En eerst wordt hier het gewone natuurlijke volk Israël mee bedoeld. Maar de bedoeling was wel, dat dat natuurlijke volk geestelijk ging denken.

Al die profeten hebben geprobeerd,om ze dàt duidelijk te maken: ‘Het gaat niet om je natuurlijke afstamming, maar probeer eens geestelijk te denken; bezig te zijn met de dingen van je Vader, de dingen van God’.

Toen het uiteindelijk helemaal dood liep, nadat God alles had geprobeerd, is Hij weer begonnen met een geestelijk volk, dat heet dan een geestelijk Israël. God heeft zó gehoopt dat ze Zijn gedachten-wereld konden overnemen. Dat is dus bij de meesten niet gelukt.

Mijn geliefde had een wijngaard op een vrucht-bare heuvel.

Dat doe je toch altijd? Je bouwt geen wijngaard ergens in de diepte waar de zon niet bij kan komen. Maar op de helling van een heuvel. Niet alleen om licht te ontvangen, maar ook om warmte te ontvangen.

Je kunt als gemeente nog zo helder en licht zijn in de leer, en precies weten hoe de dingen in elkaar zitten, maar als je geen warmte ontvangt, hoe zul je dan ooit tot bloei komen?

Ergens in Hooglied staat over die geliefde: ‘de winter is voorbij, de kou van de eenzaamheid. Maar kun je trouwens warmte ontvangen? Wat vind je gemakkelijker: warmte geven of warmte ontvangen? Kan God bij je komen met z’n warmte tot in de diepste schuilhoeken van je ziel? Hoe doet Hij dat dan? Dat doet Hij in de gedaante van een medemens. Dus in welke mate durf ik een medemens, die mij liefheeft, toe te laten in de schuilhoeken van mijn ziel. Durf ik dat? Zolang ik dat niet durf, laten we dan maar warmte afstralen, op den duur komt dat wel naar boven, zonder dat je je veroordeeld voelt.

Eigenlijk staat er in het Hebreeuws iets heel merkwaardigs: In plaats van: ‘op een vrucht-bare heuvel’ staat er:  ‘Op een heuvel van een zoon der olie’.

Waar gaat dat over? Olie is altijd een beeld van de heilige Geest, en de eerste zoon der olie was Jezus. Je kunt dus nagaan hoe dat met elkaar verweven is. Hoe dat bij elkaar hoort. Wat je aanplant en de bodem zèlf.

God doet altijd iets in samenwerking. Want wat brengt uiteindelijk die boom tot bloei? En uiteindelijk vruchten? Dat is de samenwerking tussen hemel en aarde. Ja, het gaat altijd over samenwerking. Hij doet niets buiten jou om.  Dat is nou het mooie.

Hij vraagt naar je, Hij kijkt naar je, wat vind je er van? En wat denk je? Dat vind ik één van de liefste vragen van God. Wat denk je? Wat zit je te denken?

Dat betekent dat Hij zo sterk in jou  geïnteresseerd is.

Die heuvel van de zoon der olie.

Ik ken maar één heuvel waar God z’n voorkeur voor heeft uitgesproken en dat is de heuvel van Sion. Er staat altijd ‘berg’, maar het is helemaal geen berg, het is een heuvel. Het is ook een beeld van de Geest.

“Hij spitte de wijngaard om”. Zie je die vlakte daar, tegen een heuvelhelling? In de Staten-vertaling staat dat hij er een heg, of een muur omheen bouwt. Het is natuurlijk logisch dat je er iets omheen bouwt, maar niet met beperkende maatregelen, met allerlei wetten en voorschriften. Maar het gaat er om dat het beschermd is. Want wie vreten graag die hele kleine stekjes op en de allervroegste druifjes? Kleine vosjes. Je moet dus altijd oppassen voor vossen die de wijngaard verpesten. Dus een heg er omheen, of een muur.

Je beschermd elkaar.

Maar wat betekent dat omspitten?

Wat gebeurt er eigenlijk als je geest die akker is? Omspitten is niet overhoop halen hoor, wat sommige amateurpsychologen wel eens met je ziel doen, in de naam van Jezus of zo. Nee. Het is eigenlijk rul maken. Bouwrijp maken.

Het werkwoord bouwen heeft niet alleen met huizen te maken, maar ook met iets voort-brengen. Denk aan bouwland, daar ga je geen huizen op bouwen. Daar komen gewassen op.

Als de grond rul, of bouwrijp gemaakt is, dan kan er gemakkelijk in gezaaid worden, of dan kan er ook gemakkelijk een stekje in gezet worden. Dat lukt je niet in grond die helemaal dicht zit. Die geslagen is door teleurstellingen of door stortregens van de tegenvallers.

Dàn ben je nl. vruchtbaar. Vruchtbaar betekent letterlijk: vrucht dragend. Baren is ‘dragen’. Dus vrucht dragend.

Hij spitte hem om. Dat heeft Jezus bij Zijn discipelen geprobeerd, en dat lukte Hem.

Bouwen kan zelfs ‘verwekken’ betekenen. En dat heeft met leven te maken. Het begin van leven. Kinderen, de vrucht van je schoot. En je schoot is een prachtig beeld van je inwendige mens. Daar vindt het wonder, het geheim, plaats. Verborgen voor de wereld.

Dan staat er: ‘hij zuiverde hem van stenen’.

Wat voor stenen kunnen er nog in je zitten? Die harde dingen. Dat kan. Ja toch?

Ik heb maar wat opgeschreven, dingen die ik bij mezelf heb aangetroffen. Maar het zijn harde dingen in jezelf, waar nooit iets groeien wil, want daar liggen stenen. In je inwendige akker. Bijvoorbeeld dat er ineens een brok geweld uit je komt, waarvan je niet wist dat je dat in je had. Maar ineens knalt dat er uit. Daar heb je zo’n steen.

En wat denk je van bitterheid? Of verdriet? Maar bij verdriet kun je getroost worden. Dan kunnen de tranen van je worden afgewist. Dan kan je daar doorheen genezen. Maar als verdriet blijft, dan kan het naar binnen toeslaan en dan wordt het bitter.

Iemand vertelde mij eens, dat hij als kind altijd was afgewezen. Sommigen van ons kennen dat ook wel. Dus afgewezen worden, opzij geschoven, want je broertje bv. is veel beter of je zusje kan veel beter leren.

Dat afwijzen, dat opzij schuiven, geeft eerst verdriet, en ook ontsteltenis, je vraagt je dan af waarom je dit overkomt. En dat kàn omslaan in bitterheid. Dan wordt het hard, het wordt dan een steen. En dat is afschuwelijk.

En wat denk je van de steen van allerlei frustraties? Had Jezus reden om gefrustreerd te raken, naar de mens gesproken? Nou, redenen genoeg, hoeveel mensen hebben Hem wel niet afgewezen! Ze hebben hun schouders opgehaald, ze hebben gegrinnikt om die gek uit Nazareth.

Joh, je bent toch timmerman? Hij werd geminacht. Hij had redenen genoeg om gefrustreerd te raken.

Wat houd je overeind om niet gefrustreerd te raken? Zoek daar eens naar. Als je zeker weet dat er echt van je gehouden wordt, dan vindt de frustratie geen plek.

Je ego kan ook zo’n harde steen zijn. Dan is je ego gefrustreerd. Maar zoek dat zelf maar uit.

Jaloezie is ook zo’n steen. Ben je jaloers op anderen? Dat is één van de oudste eigenschappen van de duivel. Jaloezie was de oorzaak dat hij ons God niet gunt en dat hij God de mens niet gunt. Hij pikte die mens in, en dat is hem gelukt.

Ik dacht ook aan een kruipplantje, zo’n bodem-bedekker, die heet ‘stiekem gedoe’.

De stiekemerds. Ach, uiteindelijk hou je jezelf voor de gek, ja toch? En jij maar slim lopen doen. Maar op die plekken groeit helemaal niets. Het gaat om ‘zuiveren’ van stenen, zodat die grond zo mooi en goed wordt.

En wat denk je van stokoude zonden, waarvan je nog steeds niet geloven kan dat ze jou vergeven zijn. Dat zeurt en knaagt nog steeds over iets uit je verleden. Je weet dat het al vergeven is, maar het blijft maar doorzeuren. Láát het je vergeven! Je hoeft het niet goed te maken. Jezus heeft alles goed gemaakt. Je bent er echt helemaal vrij van.

Dus als ze je beschuldigen, doet het je niets, want de schuld telt niet meer. Dan zegt de duivel: ‘dat is gemakkelijk!’ En dan zeg ik: ‘ja’, maar het heeft wel moeite gekost om het te geloven. Maar als het die moeite gekost heeft, geniet dan van je onschuld. Het is echt allemaal vergeven, en zelfs vergeten!

God denkt niet meer aan je zonden.

Je bent dus aan het spitten en dan kom je ineens een glasscherf of een potscherf tegen. Daar kun je je lelijk aan bezeren.

Je staat een keertje onder druk en dan komt er ineens een stuk venijn in je naar boven…..en je maakt een venijnige opmerking….. En venijn is een oud woord voor gif. Wie bezeert zich dan …..?

En de dagelijkse zorg, als arbeiders in de wijngaard, dat zag je vroeger, maar dat zie je  ook nu nog in Duitsland of Frankrijk, is schoffelen en wieden. Eindeloos tussen die wijnstokken doorgaan en het onkruid verwijderen. Dat is dus de dagelijkse zorg. Ook voor je eigen akkertje.

In vers 6 staat trouwens: zodat er dorens en distels opschieten. Dus je verwijdert dorens en distels. En waar zijn dorens en distels een beeld van? Waar kwamen ze voor het eerst ter sprake? Toen Adam en Evan het paradijs moesten verlaten. Ze waren toen aangewezen op de aarde en moesten toen gaan wroeten in de aarde. En maar zweten, buffelen, carrière maken, gedoe. Dat zijn dorens en distels, daar zit geen enkele geestelijke waarde aan. Helemaal niets!

Hebben jullie weleens vruchten van een doorn-struik gegeten? Of een lekkere distel? Dat is toch niet te doen?

Dorens en distels: aards gedoe!

Kun je in een gemeente aards bezig zijn? Dan zijn de vruchten dorens en distels.

Jezus gebruikte ook dit beeld. Hij zegt: ‘Het geloof verstikt door zorgen’. Het onderhoud van het aardse. Jouw aardse leven verstikt dan

het geestelijke wat Ik in jou heb geplant.

Je wilt het in het natuurlijke allemaal goed voor elkaar hebben, en dan ga je geestelijk lopen doen. Maar Jezus zegt: ‘Ik wil het graag net andersom’. Tja, je hebt van die mensen…..

Inspanningen en zorgen.

En dan staat er, na het zuiveren van stenen: ‘Hij beplantte hem’. Ik dacht hierover na en vond dit zo’n teer gebaar. Je ziet dan die handen van iemand die van mensen houdt, die zo’n onooglijk stekje pakt en het in die rulle aarde zet. Het woord van God vindt een plekje in je. Dat gebaar van die handen van een wijnboer vind ik zo liefderijk. Zo gaat God met mensen om.  Hij ramt je niet de grond in en stampt je dan aan. Hij is teder.

En, zegt Mozes, als je dat doet, dan moet je er geen andere planten bij doen. Het is een wijngaard of het is geen wijngaard. Dus alleen maar wijnstokken. En geen tweeërlei zaad op een akker. Niet van alles er in zetten. Niet iets wat in een bepaald gebied niet thuis hoort.

In het Gelders landschap moet er wel eens wat bomen omgezaagd worden omdat bepaalde bomen in een bepaald bos niet thuis horen. Zulke bomen heten exoten. Dat betekent: uitheems. Die komen uit een andere denk-wereld, maar die hou je toch in je geest, want dat was, dacht je, toch wel een aardige gedachte….

Dus geen exoten in je wijngaard. Alleen edele wijnstokken. En waarom edel?

Ik denk dat dat is ‘van adel’, en wanneer ben je van adel? Als je ‘van boven’ geboren bent.

Allemaal opnieuw geboren, van boven geboren. Als je uit God geboren bent dan ben je dus van adel.

Het woord ‘edel’ heeft een hele mooie betekenis: ‘hoe ga je met elkaar om?’

Weet je dat een wijnstok toen, onder gunstige omstandigheden, zeven keer per jaar vruchten kon dragen? Dat is veel!

Wat wordt er ook al weer van het geboomte des levens gezegd? Hoe vaak dragen die vrucht? Twaalf keer per jaar! Het is maar een beeld, maar dat is toch overvloedig!

Geweldig! Wat een goed klimaat al niet doet in een gemeente! Daar word je vruchtbaar van, die warmte, die onderlinge liefde.

In een land, vlak bij Kanaän, een stukje van Babylon, Sinear heette dat, daar werd Soemerisch gesproken, dat mag je allemaal vergeten, maar daar heet wijnstok “geschtin’, en dat betekent: ‘boom des levens’. Hoe vind je dat? Daarom blijf ik geloven, maar dat is mijn idee, dat de boom des levens in het paradijs, eigenlijk Jezus is, en dat het mooiste beeld daarvan een wijnstok is.

En die kunnen enorm groot worden. Denk maar eens aan de verspieders, die liepen met z’n tweeën te zeulen aan één tros druiven. Zo’n tros hebben we nog nooit gezien. Dàt zijn nog eens vruchten! Dat kan dus bij een gunstig klimaat, want hoe kouder het is, onderling, hoe kleiner de vruchtjes.

‘Hij bouwde daarin een wachttoren’.

Waarom? Daar zat de wachters in.

Tegen Ezechiël werd gezegd: ‘Ik heb u aangesteld als wachter over het huis Israëls’. Hij zat dus in die toren en sprak dan een profetie uit, maar hij kreeg stenen naar zijn hoofd. Al die profeten zijn zó mishandeld. En de beste wachter was Jezus. Hij zei: ‘Kijk uit, pas hier voor op en wacht u voor de mensen. Wees voorzichtig als een slang, verberg je, je hoeft niet op te vallen’. Dat heeft Hij allemaal gezegd. Maar wie heeft geluisterd?

Het gaat dus om het bewaken van die verzameling, van die gaarde, de gemeente.

In het hogepriesterlijk gebed, in Johannes, zegt Jezus tegen Zijn Vader, en een mooi beeld van die Vader is wijnboer, dat woord is vaak vertaald met landman, maar eigenlijk staat daar ‘wijnboer’; maar daar zegt Hij tegen zijn Vader, de wijnboer, ‘zolang ik bij mijn discipelen was, bewaarde Ik ze in Uw naam’. Wat een wachter hè? En wat een bewaarder! Wat een behoeder. Hij zegt: ‘Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan, alleen die ene, die exoot, die er niet bij hoorde’. Judas was dus een exoot. Hij hoorde er niet bij.

Wat een bewaarder was Hij. Je mag dan oudste wezen, of wat voor titel je ook mag hebben in een club, er zijn zoveel titels in allerlei kerken, maar het punt is: bewaren jullie je mensen? Bewaar je wat jou is toever-trouwd? En bewaar je ook jezelf? Houd je jezelf goed? Dat bewaren is zo iets moois. In het plat-Veluws zeggen ze: ‘Daar mot je zunig op wezen’. Dat betekent niet dat je zuinigjes leeft, maar dat je het als iets heel kostbaars goed bewaart. Bewaar uzelf.

De perskuip. Die werd uitgehakt uit een rots, niet in de grond. Er was altijd wel een rots in de buurt. 

Uiteindelijk worden al die druiven in die perskuip gegooid en dan gaan ze met blote voeten dansen in die perskuip, en dan loopt die jonge wijn via een goot in een tweede bak.

Wat leer ik hier uit? Als je onder druk staat, wat komt er dan bij jou uit? Je wordt gewoon onder druk gezet, door wat voor oorzaak ook; je hebt er niet om gevraagd maar het gebeurt wel. Wat komt er dan uit je? Hoe reageer je?

Ik stel die vraag ook aan mezelf hoor.

Maar als Jezus onder druk wordt gezet, wat komt er dan bij Hem uit? Hij is, vooral in het laatste deel van Zijn leven, zo zwaar onder druk gezet.

‘Hij verwachtte goede druiven, maar de wijngaard bracht wilde druiven voort’.

Het werd dus helemaal niets. Dat is erg. Je kijkt naar de wijngaard van je geliefde en ziet dan dat het helemaal niets wordt. Verwilderd, een zooi. Het is het tegengestelde geworden van wat God er van verwachtte.

Waarom is nou de wijngaard kapot gegaan?

Er staat in Jes. 3:14 en 15: ‘De Heer zal in het gericht gaan met de oudsten en vorsten van zijn volk’.

Hij zegt: ‘Kom eens, Ik wil eens even met je praten, jullie hebben die wijngaard verwoest, jullie hebben huis gehouden in die mensen en in die geesten van mensen. Je hebt de ellendige ontroofd en het zit in jullie hut. Je hebt ze beroofd. En maar lang bidden met de weduwe, en ondertussen vreten ze hun huis op, zegt Jezus. Heb je dat wel eens gelezen? Dan krijgen de weduwen aandacht en ondertussen gaan ze met die andere hand …..

Ik heb wel eens voor mezelf een cartoon getekend: de ene hand zegent en de andere hand gaat naar de portemonnee.                 Daar heb je ze. ‘Wat bezield jullie dat je mijn volk vertrapt, en de ellendige mishandelt’.

Dat zegt Hij tegen de priesters, de oudstenraad, geef het maar een naam.

Wat hebben jullie gedaan? Kunnen jullie het je voorstellen dat God volschiet?

Aan de ene kant zo verdrietig en aan de andere kant eigenlijk zo kwaad. Gemeen is het!  Jullie hebben de profeten gestenigd.

Dan stuurde ik weer iemand voor de oogst en om te vragen hoe het met jullie gaat. Je stenigde hen gewoon.

En je hebt ze geslagen en sommigen heb je doodgeslagen.

Toen dacht de wijnboer om maar zijn zoon te sturen, die zullen ze wel in leven laten. Maar hem hebben ze ook kapotgeslagen.

Jezus haalt deze stukken niet voor niets aan. Tegen wie zegt Jezus: ‘Jullie doden en stenigen de profeten’. In welke stad begint Hij dat te zeggen? Jeruzalem, Jeruzalem. Dat zegt Hij tegen Jeruzalem, tegen het religieuze systeem. Je laat de mensen niet vrij, jullie walsen over de gewone mens heen, de domme mensen. De domme? Hoe werden ze zelfs genoemd door de priesters: ‘De schare, die de wet niet kent, zij vervloekt’.

Leuk om in zo’n gemeente te zitten, dat ze je eigenlijk vervloeken vanaf de kansel.

Zo kun je nagaan hoe hard het religieuze systeem is; als er iets is wat je persoonlijke vrijheid naar de knoppen helpt, dan is dat het religieuze systeem.

Ik heb niks met religie! Helemaal niks!

Enfin, de aarde is een keer verwoest door een zondvloed. En eindelijk wordt het weer wat droger en Noach landt op de nieuwe aarde. Dat zal best een zooitje geweest zijn. Denk alleen maar aan al die lijken.

Wat is het eerste wat Noach doet als hij uit de ark komt met alle dieren etc.? Hij plant een wijngaard. Een ex-schipper begint een wijngaard. Wat een mooi symbolisch gebaar!

Een wijngaard beginnen. In Genesis wordt gesproken over Noach de landman. Maar Ruiser vertaalt het veel mooier, hij zegt dat er letterlijk staat: ‘de beschikker over de aarde’. Je zou anders alleen maar denken aan een boer of zo, maar de beschikker over de aarde.

Wat een prachtige uitdrukking. Die titel slaat op Jezus. En de aarde dat zijn de mensen. En probeer die mensen nou eens te bezaaien. Dan moet jij eens kijken wat er opkomt.

Zo begint God ook met de nieuwe schepping. Dat staat in Psalm 80:9. Hoe komt hij aan die wijnstok? Die heeft God uit Egypte uitgegraven.

Om nou God zo letterlijk met een schop naar Egypte te zien wandelen….

Wat wordt hier met Egypte bedoeld? Natuurlijk het geestelijk Egypte. Midden in dat religieus systeem, zo hard als een steen. Het volk mocht niets en moest van alles. En midden in dat systeem begint God iets uit te graven.

Uit wie groef Hij dat uit? Als je snapt wat ik bedoel? Uit Maria! Ja, het laatste beetje leven wat er nog in zat, de wortel was bijna dood, maar in het laatste beetje wilde Hij toch nog  leven brengen. En zo is Jezus uit Maria geboren.

Dat staat ook in vers 16: ‘De stek die uw rechterhand heeft geplant oftewel de zoon die Gij U hebt grootgebracht’.

Maria heeft de natuurlijke Jezus grootgebracht, en toen is Jezus opnieuw geboren, want het natuurlijke komt eerst en dan het geestelijke. Jezus is ook opnieuw geboren van boven, en is toen grootgebracht door de Vader.

Nu lezen we Joh. 15.

Die tempel van Herodes was een mix van allerlei godsdienstige en culturele bouwstijlen, maar hij wilde indruk maken en slijmen met het volk, en dat vonden ze prachtig. Dus we krijgen een hele grote tempel. Ja, kijk uit voor een vermenging van godsdienst en staat.

Maar goed, Herodes, de moordenaar, was daar een meester in.

En weet je wat hij had laten beeldhouwen boven de ingang van het portaal van de tempel?  Een knoert van een wijnstok. Helemaal van goud, zodat de mensen zich hieraan vergaapten: wat is dit mooi, dit is nog eens een tempel…., daar kun je mee voor de dag komen. Goud! Schitterend! Daar kun je ook hele culturele gesprekken over houden. Meer dan verschrikkelijk, oogverblindend, en dat is altijd de bedoeling van de duvel. Dat je er helemaal van onder de indruk komt.

Jezus heeft dat ding ook gezien en heeft gedacht: ‘Maar Ik ben de ware tempel’.

Want het grote verschil tussen die grote, imposante gouden wijnstok met druiven en ranken is, dat je die niet kunt eten, en Hem wel!

Ken je die uitdrukking van Jezus, wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt? In het Grieks staat daar een veel sterker werkwoord: ‘òpeten’, het kan zelfs vertaald worden met: goed doorkauwen! ‘Eet Me maar goed op!’ Ja, dat betekent dus dat je honger hebt, dat je wil eten.

‘Ik ben de ware wijnstok en Mijn Vader is de wijnboer’. Dàt staat er.

En dan volgt: ‘elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, neemt Hij weg’.

Wie snoeit hier? De Vader! Dus niet een oudste, niet een gemeentelid, niet iemand die aangesteld is of zichzelf aanstelt. De Vader Zèlf; dus laat dat snoeien maar aan Hem over!

Kennen jullie de gelijkenis van Jezus over een eigenaar van een stuk land, waarin een boom staat die helemaal geen vruchten voortbrengt. Dan zegt die eigenaar tegen z’n knecht dat hij die boom moet rooien, omdat hij er helemaal niets aan heeft. In al die jaren heeft hij er geen enkele vrucht van gezien.

Maar die knecht zegt dat hij daarmee nog even wil wachten. (Ik vind het zo leuk dat hij ingaat tegen de eigenaar). Hij zegt: ‘weet je wat, ik graaf er nog wat omheen, kijken of ik de boel wat los kan woelen, dat geeft wat lucht, en dan doe ik er nog wat mest omheen. Dat ga ik eerst doen en dan eens kijken of hij weer vrucht kan dragen. Maar als hij het dàn nog niet doet, dan… mag jij hem omhakken’ zegt hij tegen de eigenaar.

Hoe vind je dat? Dat zegt hij tegen de eigenaar. Dat mag je dan zèlf doen.

Ik vind dit zo geestig aan één kant, maar aan de andere kant ook hoe die twee met elkaar omgaan, de eigenaar en de arbeider.

Dan mag je dat zèlf doen. Dat is een doordenker hè?

Dan zie je die enorme ranken, tjonge jonge, wat een rank, maar dan zoek je met je handen en je vindt geen trosje, helemaal niets!

Wat kosten die enorme ranken? Heel veel energie. Ja, je hebt van die mensen, die heel veel energie vragen en vergen, maar er komt geen vruchtje los. Dat is triest hoor. Die snoeit Hij. Daar loopt God met het snoeimes. Wij zingen haast met overslaande stem: ‘Gods snoeimes laat ik toe’. Ja? Is dat zo? Laat je het ook in jezelf toe? We zingen het zo gemakkelijk, toch?

Gods snoeimes laat ik toe, en nu gaat het hier maar over één wijnstok, Jezus. Eén wijnstok! En die ranken zijn degenen die daaraan verbonden zijn. Hij zegt ook rustig tegen zijn discipelen: ‘jullie zijn de ranken’.

Heb je wel eens de ranken vergeleken met de wijnstok zelf? Hoe ziet zo’n wijnstok er uit? Onooglijk, echt waar. Zo’n bruine knoest. Hij valt niet eens op!

We waren een keer in Duitsland en daar zagen we een wijnstok die ze langs een muur hadden geleid, met enorme takken. Ik heb ze lopen meten en kwam tot 21 meter; dus aan weerskanten 10,5 meter, en dan nog omhoog geleid langs de muur. Gewoon op een binnenplaats. Maar ik ben gek op binnen-plaatsen, als je snapt wat ik bedoel.

Toen vertelde iemand dat het wortelstelsel daar onder net zo groot is. Een enorm ding. Dat is nog eens een wijnstok. Maar voor snoeien staat er in het Grieks een leuk werkwoord: ‘katoros’, en dat heeft te maken met reinigen. Eigenlijk reinigt God de wijnstok. Hij reinigt de denkwereld van Jezus Christus, zal ik maar zeggen, van wildgroei. Zo kun je het ook opvatten. Maar de sappen, die de wijnstok uitzuigt, gaan door alles heen. Door elk blaadje, door elk krulletje, overal in de vruchten komen die zelfde sappen. En dáár gaat het om. Het is eigenlijk één geheel.

En dan zegt Hij: ‘Blijf in Mij’. Wat is dat nou, blijf in Mij.

Ik hoorde ooit eens een uitleg, helemaal in het begin: ‘ja, dat is de oksel van het blad’, ja, nou én? ‘Daar zit die verbinding’. Ja, nou èn? Het werd helemaal niet uitgelegd. Ik kan het me wel voorstellen hoe het er uitziet, maar wat wordt er nou mee bedoeld met: ‘blijf nou in die wijnstok’. Wat is nou ‘in Hem blijven’?

‘Blijf in Mijn gedachtenwereld, Mijn woord en Mijn liefde’. Blijf liefhebben! Dat is het geheim!

Blijf in Mijn liefde betekent: ‘Laat je verwarmen door wat Ik voor jou voel’.

Met ‘je naaste liefhebben’ ben ik vroeger mee platgebombardeerd, totdat ik er zelf aanging. Want ik had de naaste liever dan mezelf. Ja, dat moest! En ze zeiden dat het zo hoorde…. En daar ging je dan maar weer.

Blijf in Mijn liefde! Blijf nou eens overeind  in wat Ik voor je voel, wat Ik van je vind en wat Ik van je denk. En dat is een héél andere manier van denken en van leven. Want anders ga je toch weer dorens en distels schoffelen.

Het gaat om dat Leven Gods. God houdt er van om van je te houden! Dat vindt Hij zo fijn!

Het is toch heerlijk als je van iemand houdt? Dat is toch geen werk meer?

“Wat doe je voor de kost?” “Ik houd van mijn vrouw, of van mijn man”. Dat is in deze tijd toch geen antwoord meer?

“Houden van”, dat is nou alles! Het staat natuurlijk vaak genoeg onder druk.

Maar het gaat om het Leven Gods. Je kan nòg zo je eigen leven uitbundig willen leven, alles er uit halen wat er in zit.  Ja, dat wil de wereld ook. ‘Leven totdat je dood gaat, pluk de dag, of pluk de nacht’. Maar het Goddelijke leven is  veel meer, want dat is blijvend! Of je nou sterft op aarde, en je verliest je lijf, maar dàt Leven blijft altijd! Dat leven leven is nou blijvende vrucht.

Jezus zegt een keer via zijn engel: “Ik ben de wortel en het geslacht”. Dat staat helemaal aan het eind van Openbaring. Daar wordt iets gezegd van David, maar laten we dat even weglaten. Maar Hij zegt “Ik ben alles in allen”.

Dat wil ik nou zo graag. Die wortel is het begin, een stek. Maar het geslacht is waar het allemaal om gaat, het eindresultaat. De ranken, de druiven.

Die snoeit Hij, zodat ze meer vrucht dragen. Dat kan hoor. Dus als je vruchtdrager bent, dan kan er gewoon nog wat weggeknipt worden. Vind je dat erg? Het is mij ook wel eens gebeurd.

“Ja, ik heb het gezongen: Gods snoeimes laat ik toe”. Maar dan kòmt dat snoeimes…., piep je dan of…

Op een gegeven moment piepte ik wel heel even. Want snoeien is ‘rein maken’. Rein betekent ook ‘onvermengd’. Geen exotische gedachten buiten dat koninkrijk importeren.

Jezus zegt: “Jullie zijn rein omdat Ik dat gezegd heb”.

Je bent schoon, je bent prachtig, je hebt misschien een hoop wonden, dat kan best. Er zijn misschien littekens, krassen op je ziel, maar je bent schoon.

“Mens, wat hou Ik van je”.

En een rank kan uit zichzelf geen vrucht dragen, zo van: “Kijk mij eens, wat ik allemaal doe in de club…”; nee! “In de wereld”, nee! Uit jezelf lukt het je tòch niet. Het lukt je juist uit die verbinding.

Blijf aan de wijnstok, en Jezus zegt: “Die echte wijnstok ben Ik, en jullie zijn de ranken, en wie in Mij blijft…”.Hoe blijf je in Mij? Nou, zoals Ik in jou blijf. Ik voel Me bij je thuis, blijf zo in Mij zoals Ik in jou ben”. Dan draag je vanzelf vrucht. In het Grieks staat er ‘automatos’, dat betekent ‘vanzelf’. Dat is ons woord ‘automatisch’. ‘Auto’ betekent ‘zelf’ en ‘matos’ betekent ‘verlangen’.

Meer wordt er niet van je gevraagd.

“Blijf geloven in wat Ik heb gezegd”, zegt Jezus. “Blijf elkaar liefhebben, maar vooral: laat je liefhebben”. Kun je dat?

Als je dat kunt, ben je een gezegend mens. Als je in staat bent om liefde te ontvangen. Dàn ben je altijd groen en fris.

Sommigen doen daar heel krampachtig over. Dan moeten ‘oude sokken’ een derde levens-fase in; je bent groen en fris en je bent zelfs op de discovloer te vinden. Hou toch op!

Het gaat om je gedachtenwereld. Zo groen en fris, dan heb je woorden van eeuwig leven.

Dus God zoekt monden, blijvende vruchten, die uiteindelijk de kostelijke wijn worden, wat we samen drinken met de Zoon, ‘opnieuw’, zegt Hij, in het koninkrijk van onze Vader.

En daar ga je maar aan tafel zitten en dan drinken we samen een glas wijn. Dàt vind ik nog eens avondmaal vieren, als je het in de toekomst ook zet. Gedenk wat er gebeurd is, en dan moet je eens kijken wat het oplevert: “Wijn”, een prachtig beeld van het leven van God.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-03-2008

 

 

De vervulling van het evangelie (Duurt 1-9-2013)

De vervulling van het evangelie

 

Het woord ‘Evangelie’ komt niet voor in het oude testament. In het Grieks staat er ‘Evangelion’.

Het tweede stuk van het woord: ‘angel’ is ons woord ‘engel’, dat betekent ‘boodschapper’.

Die eerste 2 letters: ‘ev’, in het Grieks ‘eu’, betekent: ‘goed’, dus een goede bood-schap; maar het betekent ook ‘zorg-vuldig’.

En een hele mooie omschrijving vind ik van dat eu of ev, dat is: met een goede afloop!

Daar had ik nooit aan gedacht. Dus het is een boodschap met een goede afloop.

Dat is prachtig!

Dus dat goede van die boodschap zit hem hierin, dat het jou goed doet. Je wordt er góed van.

Ik kreeg pas van één van mijn kinderen, die naar Duitsland was geweest, een blikje waarop stond: alle zondaars welkom!

Die heb dus in de gang opgehangen, want dat vond ik een hele goeie! Alle zondaars welkom, want dan kunnen ze als recht-vaardigen de hut weer verlaten.

Nooit aan gedacht, maar ik vond het een geweldige vondst.

Marcus zegt aan het begin van z’n evangelie: ‘Het begin van het evangelie van Jezus Christus.

Dat is voor Hem alles! Het evangelie van Jezus Christus.

Jezus gebruikt dit woord ook voor het eerst. Hij heeft het altijd over Zijn evangelie. Dat woord kwam niet voor. Maar wat bedoelt Hij nou? Dat is niet alleen maar een goeie tijding, of een goeie boodschap. Bij Hem gaat het om de vervulling van die boodschap. Dat geeft een hele nieuwe dimensie aan het woord ‘evangelie’. De vervulling!

De vervulling van beloften!

De oude Israëlieten moesten het met allerlei beloften doen.

–  Een belofte van het eeuwige leven.

–  Een belofte van het land der belofte, dat                      is bij ons het Koninkrijk Gods.

–  De belofte van de uitstorting van de heilige Geest.

–  De belofte van de overwinning op de boze.

Al die beloften.

En het wachten was op de vervulling van die beloften.

En denk eens aan al die feesten die de Israëlieten vierden. Tjonge jonge, er was geen volk dat zoveel feesten vierde als dat volk. Ze hadden nergens zo vaak vrij als dat volk.

Maar al die (tijdelijke) feesten, je kan ze niet verzinnen, die zijn in één klap door Jezus vervuld! In één dag.

Het slaat nergens op dat je Pasen of Pinksteren viert. Het slaat nergens op als je het vastprikt aan data.

Waarom vieren wij niet Grote Verzoendag? Want dat is het grote feest.

Maar dat komt in de geschiedenis van Nederland niet voor.

Kerken hebben die data overgenomen en hebben er weer aardse feesten van gemaakt.

Paulus zegt ergens: wat moet ik er mee?

Speciale dagen…

Maar het gaat dus om de vervulling. Dat is de ‘verwezenlijking van Gods genade’.

Want al die beloften steunen op genadige uitspraken van God, en nou gaat het om de verwezenlijking dáárvan!

Dat was de taak en de opdracht van Jezus.

In Openbaringen 14 vliegt een engel rond, en wat heeft hij bij zich, dat is zo mooi,  een eeuwig evangelie. Dat heeft hij in z’n handen. Een eeuwig evangelie, het is altijd geldig.

Maar ja, er zijn zoveel soorten evangelie, de bladen staan er vol van. Allerlei soorten evangelie.

Vooral een succesevangelie: geloof, en het waait je allemaal aan.

Het welvaartsevangelie, het moet goed met je gaan op aarde.

En als het nou hartstikke slecht gaat met je op aarde? Wat heb je dán aan het evangelie? Want dáár gaat het om!

Het is zo aards als de pest.

Ook altijd maar blij lopen doen…, dat moet je vooral tegen depressieve mensen zeggen: ‘wees blij in de Heer….’. Hij kan je wel slaan.

Dat gaat toch nergens meer over.

In de wereld geldt het recht van de sterkste. Noem je dat een recht? Ze hebben het afgedwongen.

Het recht van de sterkste van de dieren-wereld tot de mensenwereld.

Maar in het Koninkrijk telt het recht van de zwakste. En dát is het evangelie.

Paulus waarschuwt ook de gemeente Corinthe, hij zegt: als er daar een ander evangelie gebracht wordt dan dat ik verteld heb, dan geloven jullie dat heel gauw. Jullie nemen dat zó gemakkelijk aan. Een andere Jezus.

In Galaten staat: dat is een evangelie naar de mèns, dat heb ik niet gepredikt.

Naar de mens, de sterken, de halleluja-roepers, de succesevangelisten.

Het gaat juist om een evangelie voor de gebrokenen, de gevangenen.

Jezus zegt ook: het evangelie is voor de ootmoedigen, de ‘have nots’, het gebroken riet. Dát is het evangelie.

God woont wel in de hoge, zegt Jesaja, maar Hij woont bij de verbrijzelden.

Als je God zoekt, dan moet je verbrijzelden zoeken, en gebrokenen van hart. Dáár is Hij bezig om de boel te genezen.

Met dit evangelie ben je dus helemaal los van de wereld. Dat is zó prachtig.

Het is voor gevangenen en gebrokenen.

Dan keert Jezus terug naar de synagoge in Nazareth, waar Hij z’n opvoeding heeft gehad.

Daar leest Hij Jesaja 61 voor, de eerste paar verzen: …. Hij heeft Mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan oot-moedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis.

Daar heeft Hij het ook over bevrijding van gevangenen en het losmaken van gebondenen.

Als Hij het heeft voorgelezen, sluit Hij de boekrol en gaat zitten. Dan zegt Hij, en dat is een keerpunt geweest in de hemel en op aarde: Heden is dit Schriftwoord voor jullie oren vervuld.

Zittend zegt Hij dat. Hun oren zaten pot-dicht. Wat zegt Hij daar?

Al die beloften, de genade Gods, is nu vervuld!

En dat zegt Hij in al z’n eenvoud, zittend op z’n stoel.

Iedereen knikt ook, ja mooi, mooi stukje uit Jesaja…, ja, het zijn allemaal bekende klanken… Maar ze horen niet meer wat er gezegd wordt.

Vervuld!!

Wie hoorde dat van die hele club die daar zat? De profetie uit Jesaja is verwezenlijkt! Het is werkelijkheid geworden in de gedaante van een doodeenvoudig mens, Jezus.

Eigenlijk hadden ze in die club, toen ze het hoorden, moet opspringen van plezier.

‘Wááát!…., Zeg dat nog eens man….

Vrijlating van gevangenen, gebondenen losmaken!

Het wordt dan stil in die club. Jezus gaat weer staan en houdt dan een korte toespraak.

En wat zegt Hij in die toespraak? Hij vergelijkt heidense mensen, die wèl in God geloofden met Israëlieten die nièt in God geloofden, toen het er op aan kwam.

Hij neemt een paar stukjes uit het oude testament.

Nou, dat had Hij beter niet kunnen zeggen, want ze werden me toch een partij  kwaad!

Wááát….! Heidenen die Hem wèl geloofden en Israëlieten die Hem niet geloofden.

Ze wórden toch kwaad zeg. Ze staan op en pakken Hem beet en sleuren Hem de synagoge uit en ze willen Hem van een steilte storten. Ze willen Hem gewoon vermoorden.

Toen wist Jezus: nou heb ik de tegen-stander, de duivel, wakker geroepen. Vooral in de religieuze wereld.

Hij heeft ook nooit meer gepreekt in Nazareth. Hij was daar niet welkom.

Dat is wat! Ze wilden Hem vermoorden toen Hij zei: het is vervuld.

Marcus 8:35.

Daar zegt Jezus het volgende: Ieder die zijn leven wil behouden  – jouw leven behouden, jouw psyche staat er, je natuurlijke leven, als je daar op uit bent –

die zal het verliezen.

Dat is helder hoor. … en die zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om het evangelie, die behoudt het.

En dat woordje eu/ev van evangelie betekent ook: behouden, bewaren.

Dus als je in je natuurlijke leven er op uit bent om zo geweldig mogelijk te leven op aarde, en yes(!) je moet alles meemaken en alles zien…. Ja, oké, je bent daar mee bezig maar je verliest het wel!

Maar als je dát leven nou eens inleverde voor een geestelijk bestaan.

Jezus zegt: om Mijnentwil en omwille van het evangelie.

Er schiet me ineens wat te binnen. Jezus zegt ook niet: Ik hèb de waarheid, dat zeggen een hoop mensen.

Hij zegt: Ik bèn de waarheid. Ik ben hartstikke waar.

Wat zou je zeggen tegen iemand die dát zegt: Ik ben zó waar.

Wat heb je nou gedaan met je water-doop? Je hebt gezegd: ik leg mijn aardse leven af en ik pak mijn hemelse leven op. Uiterlijk verandert er niks; maar van binnen vindt er een geweldige verandering plaats.

Je hebt met de waterdoop het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Want dát heb je gedaan met de waterdoop!

Daarom moet je je nooit te jong laten dopen.

Je gaat ook niet meer dood.

Prachtig is die waterdoop! Dat heeft zo’n diepe betekenis.

Matth. 24:14 is een beroemde tekst, waar we met VOX nogal mee bezig zijn.

Dit evangelie…., welk evangelie, want dat is de vraag. Met welk evangelie ben jij bezig?

Halleluja jutteperen….. of eh…, ben je bezig met de dingen van het Koninkrijk.

Of van ‘retteketet ik ben gered’…, dat hoor je ook zo vaak. Nou ja, en dán? Als je alleen maar gered bent…, als dat alles is, dan vindt het evangelie geen voortgang.

Het zal in de hele wereld gepredikt worden en hoe dat moet, weten we niet; voor mijn part digitaal, …tot een getuigenis voor alle volken.

Dus iedereen hoort ervan, en dan zegt Hij er wat achteraan: ..daarna komt het einde.

Voor ‘einde’ staat er ‘telos’, en dat is einddoel.

Maar de eerste betekenis van telos is ‘cirkel’.  Dus: daarna het einde, dan is de cirkel rond, want elke cirkel heeft een begin en een eind. Maar wanneer het eind het begin bereikt, zie je het begin noch het eind. Is dat duidelijk?

Als het begin ontstaan is, en het einde nadert, en het raakt elkaar, het gaat in elkaar over, dan kun je aan die cirkel geen begin meer zien, en ook geen eind.

Dan is de cirkel rond. Hartstikke mooi.

En dat bedoel ik nou met dat eu/ev voor evangelie: een goede afloop.

Dit is een schitterende tekst. Het begin valt samen met het eind.

De oorsprong valt samen met het einde.

Begin en einde. Als God zegt in het oude testament: Ik ben het begin en het einde, en Jezus neemt die woorden over en zegt van Zichzelf: Ik ben het begin en het einde, dan is Hij dus het begin en het einde van God. In Hem werd alles vervuld, maar Hij moest wel beginnen.

Dus als het samenvalt, dan is de zaak rond.

Nu nog even iets over bevrijding.

In Matth. 27:51 staat een merkwaardig tekstgedeelte. Mattheus is de enige die dat vertelt.  Nergens anders vind je een plekje in de bijbel waar dit verteld wordt.

Zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, de aarde beefde, de rotsen scheurden, en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad, waar ze aan velen verschenen.

Nou staat er in de grondtekst niet ‘waar’ ze aan velen verschenen, maar er staat ‘en’ ze verschenen. Dus ze zijn niet in Jeruzalem verschenen, maar ze zijn ‘verschenen’.

Ik ga proberen om dit stukje uit te leggen.

Mattheüs is de enige die dit vertelt.

Hij moet heel goed geluisterd hebben naar de uitleg van Jezus; vooral nadat Jezus is opgestaan. Toen heeft Hij de discipelen nog zoveel verteld zeg…, tjonge jonge…

En wat gebeurde er nou, wat was er allemaal aan de hand.

Het voorhangsel betekent letterlijk: ‘neerhangsel’. Het hangt van boven naar beneden. Een sluier, geborduurd met engelen, verborg de heerlijkheid van God die daarachter zat. Dat was een gesloten gebied.

En dat dikke kleed scheurde van boven naar beneden. Dat moeten engelen gedaan hebben. Van bovenaf! Vanuit de hemel.

Op deze manier kwam de toegang tot God vrij. Dat wil wat zeggen als je door dat voorhangsel bent gestapt, en je bent bij God, en Hij is bij jou, want de Vader Zèlf heeft je lief.

Het is zó iets wonderlijk moois, de Vader Zelf heeft je lief!

Jezus sprak ook altijd namens de Vader. Altijd! Hij probeerde je bij de Vader te brengen, daarom zegt Hij ook: ‘in die dagen, als dat allemaal gebeurd is, en Ik ben opgestaan, dan moet je Mij niks meer vragen’.

Laat ik het nog maar eens zeggen: hoeveel gebeden beginnen niet met het woord Heer. Het zit in je mond bestorven.

Maar Jezus zegt: je hoeft Mij niks meer te vragen. Je mag wel met me omgaan, dat is heel wat anders.

Maar vraag het de Vader zelf joh. Hij houdt van je. Je kan zelf met Hem spreken, en het mooie is dat Hij jou kan spreken, en vragen hoe het met jou is.

Hij kan je aanraken. Hij kan met je opwandelen en elkaar eens aankijken.

Ja, het grote geheim in elkaars ogen lezen.

Kèn je de geheimen van God? Ken je ze? Want Jezus stond op. Waar? Niet uit dat graf ergens bij Jeruzalem; Hij stond op in het dodenrijk. Dáár stond Hij op!

Tussen al die doden uit; want Hij is ook dood geweest.

Maar Hij had geschreeuwd aan dat kruis, dat moet als een juichkreet door de hemelen geklonken hebben: het is volbracht! Het is gebeurd! Eindelijk!

En toen beval Hij Zijn geest in de handen van God. Een betere plek kun je niet wensen.

Dan verbindt God Zich weer met Zijn handen, dat is een beeld van Zijn Geest,  met de Zoon. En op dat moment stond Hij op. Vervuld met Zijn Geest.

En toen Hij opstond, dat was de opstanding, in dat dodenrijk, was Hij een stralende lichtende gestalte in Zijn opstandingslichaam. Een wit licht in die duistere wereld van dat dodenrijk.

Dat wekte aardig wat beroering daar, want daar had nog nooit licht geschenen.

De boze geesten, en al die gevangen-bewaarders schrokken zich kapot. Mooi! Eindelijk schrik aangejaagd. Alsof er een bom ontplofte, bij wijze van spreken.

Daar stond Hij in al Z’n heerlijkheid.

En ze protesteerden. Natuurlijk; een hoop paniek in de tent. Dat staat er ook:

de aarde beefde en de rotsen scheurden.

De Romeinse hoofdman zag dat allemaal gebeuren, hij zei: nou, dat moet een Zoon van God geweest zijn.

Zó’n rotzooi werd er ontketend! Prachtig!

Paniek in het dodenrijk.

En de onzienlijke graven gingen open.

Niet allerlei gaten in de grond of zo…, wat een hoop mensen nog denken, ook bij de opstanding van de doden aan het eind van het tijdperk.

Dat er allerlei kerkhoven dan beginnen te schudden en te beven; en al die verdronken mensen dan? En al die gecremeerde mensen dan? Iedereen staat nog een keer op. Maar dat heeft niks met de graven op aarde te maken.

Helemaal niks!

Wat is er trouwens over van dat sterfelijke lichaam, en van die graven?

Maar in de onzichtbare wereld gingen de graven open, waar de heiligen, voor een groot gedeelte, gevangen zaten.

Die graven, die kerkers, gingen open.

Ik denk, als ik dat voor me zie, dat dan de deuren uit hun hengsels vliegen. Zo’n paniek is dáár geweest in dat dodenrijk! Gigantisch.

En toen zijn ze er uit gekomen.

Ik denk wel lachend, en huilend en juichend. Al die heiligen, mensen die God geloofden. Wat geweldig!

En Jezus stond daar en pakte de satan de sleutels van dood en dodenrijk af.

Misschien waren het wel verdeelsleutels.

Hij bepaalt waar je terecht komt.

Hier met die sleutels!!

Macht hebben over dood en dodenrijk.

Dus in die drie dagen dat Jezus verdwenen was van de aardbodem, en iedereen op aarde in rouw zat, en dacht: het begon zo mooi, en moet je nou eens kijken hoe het afgelopen is…

In die drie dagen had Jezus het behoorlijk druk in het dodenrijk. Want Hij heeft aan al die miljoenen mensen van vóór de zondvloed het evangelie verkondigd.

Hèt evangelie!

Dus wat Hij eerst op aarde verteld had, vertelde Hij tóen in het dodenrijk. Dat heeft Hij drie dagen lang gedaan. Prachtig!

Petrus schrijft daarover. Dat moet je maar eens nalezen.

Hij heeft het eeuwige evangelie verteld. Dat is eeuwig geldig.

Wat een troostvolle boodschap voor al die gevangenen. Want elk gevangen mens is er één hoor.

Hij bracht dat schitterende evangelie voor gevangenen en gebondenen.

Je kan vrij komen, los!

En die graven van de rechtvaardigen gingen open en vele lichamen werden opgewekt; ze gingen uit de graven. Die opstanding is dus veel eerder geweest dan na drie dagen.

Die opstanding was in het dodenrijk, dus ze zijn eigenlijk direct opgestaan.

En waar komen ze dan terecht? In het hemelse Jeruzalem, er staat in de bijbel: de heilige stad, dat is niet het aardse Jeruzalem; daar is niks heiligs aan.

Maar dat is een hemels Jeruzalem.

In dat hemelse Jeruzalem is geen gebouw te vinden, want dat bestaat uit mensen.

Wij vormen het hemelse Jeruzalem.

Ieder van ons is een huisje, zal ik maar zeggen. Zij werden dus huisjes van die stad. Want elke gelovige is een huisje in die stad. En als die gelovige de heilige Geest ontvangt, dan wordt hij deel van de tempel. Want daar woont God in.

Dat is dus het verschil tussen een huisje en een deel van de tempel.

Dus elk mens die gelooft, is een woning; en ben je gedoopt met de Geest, dan behoor je tot de tempel.

Trouwens, Openbaringen spreekt daar over, die hele stad wordt een keer helemaal tempel. Dat is gemakkelijk te onthouden, want dan is iedereen vol van de Geest.

Dan is de stad tempel geworden. Prachtig is dat voor de wereld.

Er lag één levende steen in die stad.

Eén, de Hoeksteen, Jezus, het begin van de tempel Gods. En iedereen die gedoopt wordt met Gods Geest sluit aan op die steen. Want vanuit die steen worden de lijnen getrokken naar de voltooiing van die tempel.

Het gaat dus om een geestelijk leven, een geestelijke stad.

Je moet elk beeld van een stad, wat je misschien voor je geestesoog hebt, maar gewoon wegknikkeren; het gaat over mensen, het gaat over ons!

Dus er is één levende steen, en wij kunnen daarbij aansluiten.

En ze zijn verschenen aan mensen, aan gelovigen; niet in die stad.

Wat is nou verschijnen?

Jezus is ook aan zoveel verschenen na Z’n opstanding.

Hij is aan vrouwen verschenen; ik geloof dat zij het eerste waren. Hij is aan Z’n discipelen verschenen; natuurlijk ook aan Mozes en Elia, die stonden erbij en keken ernaar. Ze stonden ook bij Z’n hemelvaart.

En Hij is ook een keer verschenen aan 500 broeders tegelijk, dat vermeldt Paulus.

Gewoon verschenen; ineens stond Hij daar in een sterfelijk lichaam en ook met kleren aan. Die had Hij niet gauw even gekocht.

Hij verscheen, daar had Hij macht over. Hij had macht over de stof.

Hij verscheen steeds in een andere gedaante, aldoor, zodat ze Hem niet naar het vlees zouden herkennen, maar naar de Geest.

Behalve bij Thomas, daar is Hij nog in Z’n oude gedaante verschenen, ter wille van Thomas. Hij wilde die littekens aanraken.

Dat is goed joh, zei Jezus. En toen geloofde Thomas. Hij had de tranen ook in de ogen staan hoor, het is echt waar!

Hij verscheen in zovele gedaanten, dat is net als met water.

Denk eens aan water. Hoeveel verschij-ningsvormen heeft water wel niet?

Ik noem maar een paar: onzichtbaar, want het is allemaal water om je heen hoor; je ziet het niet. En damp, dan wordt het iets meer zichtbaar. Denk eens aan regen, ook een verschijningsvorm van water.

Sneeuw, ijzel, ijs, hagel; zó veel verschij-ningsvormen.

Een van de mooiste verschijningsvormen vind ik een wolk, want die zweeft tussen hemel en aarde; ook het gebied van de boze, de lucht. Daar heeft hij z’n plek ingenomen.

Een wolk, onaantastbaar. Het is een verschijningsvorm van Jezus.

En aangezien wij die wolk vormen, met degene die al gestorven zijn en met de toekomstige mensen, vormen wij die wolk, dat is Zijn verschijningsvorm.

Hij verschijnt in wolken, en dat is het laatste wat Jezus voor Z’n rechtbank zegt: Van nu aan zul je de Zoon des Mensen zien komende ‘met’…in de grondtekst staat: komende ‘in’ wolken des hemels.

Hoe vind je zo’n uitspraak voor een rechtbank.

Heeft de beklaagde nog wat te zeggen? Ja, zegt Hij, jullie zullen Me zien verschijnen in wolken.

Nou ja…, er wordt naar voorhoofden gewezen, want wat moet je met zó’n uitspraak?

Je leest er gemakkelijk overheen, maar stel je dat eens voor hoe zich dat daar afspeelde.

Ik wil maar zeggen: wat is de opstanding van Jezus een ommekeer in het bestaan van de mensheid.

Wat een evangelie!! Kostelijk voor de gebrokenen, de kapotte mensen.

En wat God vanaf de beginne voor ogen heeft gestaan, dat werd verwezenlijkt.

Het gebeurde. Mensen terug bij God, en God terug bij mensen. Nou worden we één.

Dat is wonderlijk mooi hoor. Dat je denkt: ach, ik ben helemaal één met God! En Hij is één met mij! Wij zijn één!

Dat geeft wel een glans aan je leven.

Amen

 

Duurt Sikkens d.d. 01-09-2013

 

 

De vernieuwing van je denken (Duurt 13-03-2013)

De vernieuwing van je denken

Gebed:

Vader, wij danken U dat wij bij elkaar zijn om Uw woord wat meer te kunnen begrijpen. En Heer, U hebt ons van Uw Geest gegeven, en die Geest neemt het uit het Uwe en geeft het aan ons, en dat is mooi. Ik bid dat wij daar een open oor voor hebben.

Amen.

 

Ik wil beginnen met 2 Cor. 4: 16-18, en dan toewerken naar hoofdstuk 5:10.

Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, noch-tans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdruk-king van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, en het onzichtbare is eeuwig.

Er staat: wij verliezen de moed niet.  In de Statenvertaling staat: ‘vertragen’. Je zou kunnen vertragen. De Naardense vertaling zegt: versagen. Dat is een beetje ouderwets werkwoord.

Het betekent eigenlijk: we worden niet moe en we worden ook niet bang. En ik denk dat het vooral het laatste is.

Je wordt niet bang; want al vervalt…, dat is gewoon vergaan, tot ontbinding over gaan. Dus je natuurlijke leven vergaat, maar…, dan moet je eens kijken wat je ervoor terug krijgt; want er staat: uiterlijke mens en innerlijke mens.

In het Grieks staat er:  de mens buiten en de mens binnen. Dat is dus geen Nederlands, maar dat wil zeggen: een innerlijke mens en een uiterlijke mens.

En die uiterlijke mens is de natuurlijke mens, de psychische mens, zoals je hier op aarde leeft. Je psyche.

En die geestelijke mens…., en daar gaat het nou net om, dat is die innerlijke mens.

En elk mens, of hij nou gelooft of niet gelooft, is geestelijk. Ja, het woord ‘mens’ is Latijn, en betekent ‘geest’.

Een mens is het unieke schepsel met een geest. Het punt is: wat doe je met je geest? Waarmee voed je je geest?

Waarmee ben je bezig?

Paulus zegt: het wordt vernieuwd. Dag aan dag aan dag aan dag gaat dat vernieuwingsproces dóór…

Dus dat is een heel proces. Van dag tot dag. Een ontwikkelingsproces. Dat is prachtig!

Maar hoe begint dat? En hoe is dat begonnen?

Ik denk dat, als je het in de kern zou willen zeggen, dat je Gods gedachten over-neemt.

Ik kende Gods gedachten niet. Die kent niemand.

David beschrijft in Psalm 139 de wording van de Christus in de mens.

Je kent vast die teksten wel: je bent geweven in de baarmoeder, geborduurd, prachtig gemaakt…, en die psalm gaat dus over de vorming van de Christus in de mens. Daar staat in vers 17: Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

Dat roept hij ineens uit als hij zich dát realiseert, wat daar gebeurt!

Want hij heeft daar duidelijk een profetie over de Christus in ons!

Je moet niet vergeten dat vrijwel alle profetiëen in het oude verbond over óns worden geprofeteerd; over de Christus!

De Christus is niet alleen Jezus; maar dat zijn al degenen die met de Geest van Christus gedoopt zijn.

Het begint dus in je gedachtenwereld.

Je hóórt wat! En ineens veer je op, en je zegt: dit is het!

En hoe wéét je dat nou? Dat weet niemand. Hoe weet je nou dat dit het is!

Ja, dat weet je, absoluut zeker!

Hoe weet je dat? De enige verklaring die ik ervoor heb, is, dat in elk mens het verlangen zit naar leven, en dat dat leven  best nooit meer op zal moeten kunnen houden. Dat heet ééuwig leven!

Dat zit dus in elk mens. En de enige die die vraag kan beantwoorden, is Degene die het eeuwige leven is en heeft, en dat is God. En Jezus vertelde er al van.

Hij zegt: luister maar naar Mij, want dat zijn woorden van eeuwig leven.

Je kan het ook vergelijken met Psalm 133.

Dat gaat over samenwonen van broers en zusters in hetzelfde huis, en dat wordt vergeleken met een zalving.

Als je je dat even voorstelt; Aäron staat daar en wordt gezalfd.

Hij krijgt niet een emmer water in z’n gezicht gesmeten, er verschijnt alleen maar een hand boven hem met een napje, en in die nap zit olie, en dat drupt heel voorzichtig op z’n hoofd.

Op z’n hoofd, wel te verstaan.

Dat is de gedachtenwereld; dáár begint de Geest te werken. In je gedachten. En op den duur loopt die olie dóór en is die hele Aärongestalte bedekt met olie. Dan is hij dus vól van de Geest.

Maar het begint klein. Alle begin is klein. Dat is echt waar! Ook de doop in de Geest. Je bent niet in één keer vol van de Geest. Dat bestaat niet! Het gaat staps- gewijs.

En dat vernieuwingsproces, het over-nemen van de gedachten van God, en je daarover verheugen, nou, dan ben je met kostbare schatten bezig hoor.

God leren kennen, en dan gaan denken zoals Hij denkt!

In vers 17 (van 2 Cor.4) staat: de lichte last der verdrukking van een ogenblik..,

en daar tegenover staat: een eeuwig gewicht van heerlijkheid.

Zoals het daar staat, laat ik maar even zo, daar wil het vanavond niet over hebben; maar wel dat hij die twee dingen:  de last der verdrukking èn eeuwig gewicht, noemt in verband met zichtbare en onzichtbare, in diezelfde zin.

In het zichtbare lijd je verdrukking, in het onzichtbare niet.

Jezus zegt: in de wereld lijd je verdruk-king, als je uit die wereld bent, heb je geen verdrukking meer.

Alle mensen uit de gemeente die zijn gestorven, kennen geen verdrukking meer. Dat is voorbij.

Om dat nou een lichte last te noemen, Paulus…., nou, dat weet ik niet. Het is niet altijd licht. Soms is een verdrukking ook knap zwaar. Maar omdat hij het aan de tijd bindt, is natuurlijk de ‘tijd’ haast niks, gezien de eeuwigheid. En in dié zin kan ik Paulus wel volgen.

Een mens heeft twee lichamen, àlle mensen hebben dat. Een zichtbaar en een onzichtbaar lichaam.

Daar zijn een hoop theoriën over.

Het zichtbare lichaam zie ik hièr allemaal met m’n aardse ogen.

Met m’n geestelijke ogen kan ik het ònzichtbare zien, voor zover het lukt.

Maar mensen, die geen bal geloven, hebben óók twee lichamen; een zichtbaar en een onzichtbaar; en dat onzichtbare lichaam van een ongelovige, van een puur natuurlijk mens, vergelijkt Jezus met een larve, een worm.  Hij gebruikt het woord skolex.

Ik heb het woord eens in de bijbel opgezocht, en in het woordenboek.

Het woord skolex betekent made.

In Marcus 9:43-48 zegt Jezus in een harde rede: Je kunt beter met één hand naar de hemel gaan dan met twee handen naar de hel.

Maar er staat wat achter: Hun worm sterft niet. Als je voet je tot zonde zou ver-leiden……, hun worm sterft niet.

En in vers 48 staat dat je beter je oog er uit kan halen, en met één oog het Koninkrijk Gods binnengaan, of dat je met twee ogen in de hel word geworpen, waar hun worm niet sterft.

Daar staat het woord skolex. Dat is een made, of een larve, of een worm.

Ik vind dit het beste te vertalen met larve.

Ja, dat zijn larven. En die gaan allemaal niet naar de hel hoor; nee, daar gaat nog niemand heen. Die gaan naar het dodenrijk.

En wat stelt een larve nou voor? Het is kleurloos, het is niks. Die kruipt wat rond; het is een verschrikkelijk saai leven. Ze kunnen alleen nog zuchten: wanneer komt er eens een eind aan.

De hele schepping zucht, en reken maar dat er in het dodenrijk verschrikkelijk veel gezucht wordt. Hoe komen we hier ooit uit.

Ik denk dat dit ook een prikkel is voor ons om verder te zoeken en te zoeken, want die mensen moeten toch een keer verlost worden. En die poorten van het dodenrijk zullen toch een keer open moeten gaan.

Maar die larve, ook al wordt een gewoon mens gecremeerd, dan is die larve nièt gestorven. Die geest leeft door. Die blijft rondkruipen.

Maar nou staat er in vers 18: Wij zien niet op het zichtbare, maar op het onzichtbare;

Dat woordje ‘zien’, dat heb ik in verschil-lende commentaren ook gelezen, dat betekent: zéér nadrukkelijk kijken; je blik vasthechten áán…..; in het oog houden; blijven kijken.

Dus dat ‘zien’ is niet alleen maar gewoon een beetje zien, een beetje kijken.

Waar is dus op ‘t ogenblik je blik op gericht? Als je in de gemeente bent; of als je hier zit; als je dagelijks bezig bent.

Want je kunt een vloer leggen in de bad-kamer en ondertussen aan hele mooie dingen denken! Een hoop werk gaat automatisch.

Ik denk dat voor de zichtbare, natuurlijke wereld geldt: doe wat je hand vindt om te doen. Ja, je moet het ook maar kunnen!

Maar doe wat je hand vindt om te doen.

Als die hand niks vindt, dan hoef je even niks te doen.

Dat natuurlijke gaat allemaal vanzelf; daar heb je geen omkijken naar.

Dat is het grote verschil tussen geestelijk en natuurlijk hoor!

Dus de blik hechten aan het onzichtbare. Alleen maar dát in het oog houden.

2 Cor. 5:1: Want wij weten dat, als die aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.

Een tent, een tenthuis wordt ook wel gezegd.

Paulus heeft dat in hoofdstuk 4:11 genoemd:… het sterfelijk vlees, dat is dat huisje, ik zie hier dus allemaal tentjes, het is hier een camping.., en in vers 16 noemt hij het dus de uiterlijke mens.

Dat is dus allemaal gelijk; tenthuis, sterfelijk vlees, uiterlijke mens. Dus alles wat je ziet.

Petrus gebruikte ook het begrip ‘tent’ voor je aardse lijf. Dat is toch altijd tijdelijk.

Een tent slijt ook.

Maar dan staat er, als dat wordt afgebroken, hebben we  een gebouw van God, letterlijk staat er: een gebouw ‘uit’ God. Dat hèb je al.

In 1 Kronieken 17 staat dat God een belofte geeft aangaande de tempelbouw.

Vers 4: Ik heb nooit in een huis gewoond, ook niet in die tabernakel, Ik woon niet in iets met handen gemaakt. Ik was altijd in tent en tabernakel.

Dus waar woont onze God? In een tent.

Dat is toch prachtig; God woont in een tent.

Nou gaat dat een poosje door, en ineens zegt Hij, en dat staat zó verdekt opgesteld in vers 10 en 11: Ik kondig je wat aan, de Here zal jou een huis bouwen!

Het is net of David en Salomo dat niet gehoord hebben.

Maar Ik zal voor jou een huis bouwen, zegt God.

Vers 12: Die zal voor Mij een huis bouwen, een nakomeling van jou, dat is Salomo. Maar dit zinnetje: Ik bouw jou een huis.

Dat is dus het huis des Heren.

En wat is dat huis? Dat is dus je opstandingslichaam!

Want omdat je opnieuw geboren bent, dat is een deel van onze boodschap, en je bent door de Geest tot leven gewekt, je bent een babytje, dan heeft hij een splinternieuw lichaam. Dat heet een opstandingslichaam.

Een prachtig, onvergankelijk lichaam. Onverwoestbaar.

En als het goed is, hebben jullie dat allemaal al.

De al overleden Hans en Ina lopen nu al in dat lijf rond; en aangezien het een levend lichaam is, groeit het ook nog. Niet zozeer in omvang, maar wel in heerlijkheid.

Zoals het licht schijnt op een edelsteen, en dat licht neemt toe, dan gaat die edelsteen steeds meer glanzen. Daarom wordt het hemelse Jeruzalem, dat bestaat uit allemaal opstandingslichamen, uit al die diamanten, en al die parels, ontzaggelijk veel edelstenen.

En daar is licht, en dat straalt en schittert; al die opstandingslichamen bij elkaar, wonderlijk mooi.

En dat gebouw hèb je al. Dat heb je nú.

Zó zit dat!

Ik heb een gebouw; dat is je statuur in de hemel.

Dat is begonnen bij je wedergeboorte.

Een ander woord voor wedergeboorte is palingenese. En palin betekent in het Grieks: naar de oorsprong; naar het begin. Dus je krijgt je oorspronkelijk bedoelde lichaam. Wat God voor ogen had, heel in de verte, dat is Hij nu voor jou aan het maken.

God geeft er een lichaam aan. En dat lichaam is onsterfelijk.

Ik denk ook dat het licht geeft. Ja, je bent lichtgevend. Het zijn stralende gestalten.

Denk eens aan de verheerlijking op de berg. Jezus zegt tegen een paar discipelen om even mee te komen.

Ze gaan samen de berg op.

Dan staat er dat Hij in het gebed is, een wat merkwaardige uitdrukking, dat Jezus in het gebed is. Welk gebed is dat geweest?

Ergens anders staat dat Hij in het gebed van God was. Wat voor een gebed is dat?

Want God bidt ook. Ja, Hij vraagt toch aan jou ook wel eens wat om te doen? Nou,  dan verhoor je Hem! Ja toch? God bidt.

Bidden is zoveel meer dan alleen maar wat vragen.

Bidden is gewoon geestelijk bezig zijn met de hemelse dingen. Dat is bidden!

En dat bidden gaat altijd door.

Anders zou je dat toch nooit volhouden!

Altijd op je knieën in een kerkertje….

Dat is verschrikkelijk!

In één van de Psalmen staat: Ik ben één en al gebed. Hoe kan dat nou?

Moet ik dan altijd handen vouwen en knielen enzovoort?

Ik bèn een gebed! En als je het heel mooi wil zeggen, en dat raakt mij diep, maar je bènt een gebed van God.

Daar moet je eens over nadenken, hoe diep dat gaat.

Je bidt ook nog wel om zaken, dingen, mensen, toekomst, dat je overeind blijft.

Maar Jezus staat daar op die berg, Mozes en Elia komen er bij, mooie gestalten hoor, en ineens verandert Jezus.

In het Grieks staat er: metamorfose. Hij veranderde van gedaante.

 Meta=anders, morfe=vorm.

En dan staat er geschreven: Hij krijgt een stralend gelaat als de zon!

Dát is een bonk licht! Dat gezicht van Hem is als de zon! En waar speelt de zon nog meer een rol?

God wordt vergeleken met de zon; de zon der gerechtigheid; eindelijk recht!

Die vrouw uit Openbaring 12 is bekleed met de zon!

Moet je eens nagaan hoe die vrouw er uit ziet. Bekleed met de zon, dat is een lichtende, stralende gestalte, en haar voeten op de maan, het woord van God.

Dus dat is een enorme  gedaante-verandering, niet normaal meer!

En van Zijn kleding wordt gezegd: het is wit als licht! In een andere vertaling las ik zelfs: bliksemend! Zulk wit licht.

Dus daar rijst ineens een gestalte voor de ogen van die verbaasde discipelen op…., wat zien we nou? Wat is dit?

Toen liet Jezus Zich aan Zijn discipelen, die het hebben konden, zien in Zijn ware gedaante. Dát was nou de Christus. De werkelijke gedaante.

In Romeinen 12:2 staat: Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, nee, goed, dat snap ik, maar wordt hervormd door de vernieuwing van je denken. En dáár staat het woord: metamorfose.

Dus jij ondergaat een metamorfose, een gedaanteverandering, door het nieuwe denken!

Wat is het dus belangrijk om te dènken! Goed te denken; zuiver te denken.

Het gaat dus om de vernieuwing van je denken.

Dan kun je ook erkennen wat de wil van God is, het goede.

En het goede betekent hier: ‘wat goed is voor jou èn voor een ander’. Dán is het goed, harmonieus. God geeft de regel.

Hij weet wat goed is voor anderen, en jij langzamerhand ook.

Dus wees goed voor goeie en slechte mensen. Ja, dat is een metamorfose.

In 2 Cor. 3:18 staat: Wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, (dat is ongesluierd) de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, en nou komt het: wij veranderen naar hetzelfde beeld.

Wij ondergaan een metamorfose.

Dat is uiterlijk niet aan ons te zien; maar innerlijk verandert er héél veel.

Dag aan dag verander je.

In Fil. 3:21 staat: Hij zal ons vernederd lichaam veranderen….

Paulus hoopte dat hij dat nog zou meemaken tijdens z’n leven; dat z’n vernederde lichaam ineens weg was; verdween. Daar heeft hij het in verscheidene brieven over. Hij dacht dat dat te bereiken moest zijn. Ik word toch veranderd naar geest, ziel en lichaam?

Dat lichaam komt een keer.

… het wordt aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig.

Moet je eens nagaan: het verheerlijkte lichaam van Jezus Christus, wat de discipelen op die berg gezien hebben, daaraan word jij gelijkvormig. En dat is een groeiproces. Prachtig!

Dan staat er in 2 Cor. 5:2: Hierom zuchten wij, wij haken er naar om met onze woon-stede uit de hemel overkleed te worden, als we maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden.

Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.

Heel eenvoudig; er staat niet: hierom…, er staat hierin. Hierin zuchten we, in dat sterfelijke lijf van je. Dan kun je soms zuchten, zuchten onder een last. Dingen die op je af komen. Zuchten van verlangen.

Ik denk dat Paulus dat hier vooral bedoelt.

Dat hij zucht van verlangen: wanneer…., wanneer…, hoe zal het gebeuren?

Hier in het sterfelijke lichaam.

Je kan zuchten over wat je te wachten staat, de verdrukking. De verdrukking die over de wereld komt. Daar kun je echt om zuchten hoor. En wat houd jou dan overeind?

Dan staat er in vers 3 iets over dat naakt zijn; het lijkt wel een beetje op een dreigement: ….als we maar bekleed zijn en niet naakt. Want dat zou nog best kunnen. Zó kùn je het lezen; maar dat staat er gelukkig niet.

Er staat: Zodra we ontkleed zijn, zullen we niet naakt staan. En dat is een belofte.

Zo gauw je je sterfelijke lijf verliest, ben je niet naakt, je bent geen larve meer.

Een andere vertaling zegt: zodat we niet naakt worden bevonden. Maar dat is weer wat ouderwets.

Maar dit zijn troostrijke woorden hoor. Die kun je rustig vertellen aan mensen die naar hun eind lopen, als daar de kans voor is: Je bent niet naakt, jongen, jouw verheerlijkte lichaam komt aan de dag. Dat wordt zichtbaar, zonder pijn, zonder moeite, zonder druk, je kan uitrusten.

Ze rusten van hun moeiten. Sommige mensen hebben een moeizaam bestaan. Ook om je heen zie je het gebeuren, ook mensen in de gemeente. Dat kost moeite. Uiteindelijk kun je daar een keer van uitrusten.

Wat is naakt? Dat is de ziel zonder lichaam. Al diegenen die in het dodenrijk zitten, waar ze gevangen worden gehouden, die wachten gewoon op het laatste oordeel; dat er eindelijk gerechtig-heid geschiedt. Daar wachten ze op, want ze zijn allemaal naakt.

Dat is verschrikkelijk hoor.

Ze gaan niet naar de hel hoor, je gaat niet naar de hemel òf naar de hel; dat is zo’n onzin.

In vers 5 staat: het sterfelijke wordt verslonden.

In het Grieks staat er letterlijk: naar beneden drinken. Dat is eigenlijk niet te vertalen. Het is alleen vertaald met opslokken. Het wordt verslonden, er

blijft niets meer van over.

Het sterfelijke verdwijnt tótaal. Want het leven heeft overwonnen.

Het wordt verslonden!

Vraag: Waar gaan de naakten heen ná

het oordeel?

Dan hangt er vanaf wat ze uitgevreten hebben, dat is een apart verhaal, maar dat zijn die werken.

Er zijn miljoenen natuurlijke mensen die geprobeerd hebben om normaal en goed te leven; die vreten niet zoveel uit.

Zij gaan dus met één grote armzwaai het Koninkrijk Gods binnen. En zij worden stapsgewijs bekleed. Ze moeten het eerst horen; bij de opstanding, als alles opstaat.

En dat zijn er veel hoor; en hoe dat precies in z’n werk gaat….?

Hun onzichtbare lijven staan op. Ze komen dus uit dat dodenrijk en dan staan ze daar.

Ze worden geoordeeld op hun werken, niet veroordeeld.

Je opstandingslichaam is een gedaante, duidelijk te onderscheiden. Die ziet er heel anders uit dan wij nú.

Ik wil het nu hebben over dat huis van God. Daar profeteert David ook zo vaak over. Het huis des Heren. Wat is dat dan voor een huis? Dat is Zijn huis, waar Hij woont.  En Hij woont in de opgestane mensen; in hoe meer hoe liever. En op het laatst woont Hij in iedereen. Dan wordt Hij alles in allen!

Maar dat is nog een lange weg.

Vers 5: God is het, die ons juist dáártoe bereid heeft, dus voor die belofte, die ik net noemde, heeft Hij ons geschikt gemaakt en heeft Hij ons de Geest als onderpand gegeven.

Wat is een onderpand? Een waarborg.

Ik geef je dit vast als een onderpand. Dan weet je zeker dat Ik mij aan de belofte houd. Als een voorschot, alsjeblieft!

Of iets beter: een vooruit betaling.

God zegt hiermee: Ik geef je Mijn Geest om Mijn beloften gestand te doen.

En dat onderpand hebben wij allemaal.

Dat is de trouw van God.

Trouwringen waren van oorsprong een zinnebeeld van een onverbrekelijke verbintenis. Dus nou weet je waarom je hem aan je vingers hebt. Want waarom hebben ze geen ander symbool?

Een ring door je neus…, of een stip op je voorhoofd…, iets dat aan je huwelijk herinnert. Waarom is dat nou een ring geworden? Dat is onverbrekelijke trouw.

Vers 6: Daarom.., dat staat er niet, er staat: in dit. Dus letterlijk staat er: In dit

zijn we altijd vol goede moed.

Dat wil zeggen: in dit sterfelijke lijf verliezen we de moed niet. Ook al weten wij, zolang wij in dit lichaam ons verblijf hebben, ver van de Heer in den vreemde, zijn wij vol goeie moed.

Dus in dit sterfelijke lichaam zijn wij ver van de Heer in den vreemde.

Ik heb ook wel eens gelezen: away from home, weg van huis.

Wij wónen al in het huis van God, of, liever gezegd: wij zijn het huis van God.

Er zijn een hoop mensen die het altijd maar hebben over het hemelse Jeruzalem, want daar gaan we wonen….., of daar gaan we naar toe….. Maar dat is zó’n onzin! Je bènt dat Jeruzalem! Je bent een huisje; en dat is het mooie, want God woont daar, en dat noemt Hij de stad van de vrede. Ik heb vrede met jou en jij met Mij; en ook met de buren.

Mooi is dat!

(6b, 7) Ver van de Heer in den vreemde. Zolang wij in ons lichaam zitten, wandelen wij door geloof, niet in aanschouwen.

Niet door uiterlijke verschijning.

Ja, waar let je op bij de gemeente, bij elkaar? Op iemands verschijningsvorm of op iemands ònverschenen vorm. Waar kijk je naar, wat zie je in die ander?

Het is heel wezenlijk dat je met die dingen bezig bent. Hoe kijk je naar mensen. Kijk verder dan uiterlijk gedrag.

Wat zegt ‘gedrag’? Iemand kan zich ontzettend moeilijk gedragen; wat zit daar in! Waarom gedraagt iemand zich zó moeilijk? Want anders val je over allerlei dingen van uiterlijk gedrag.

Je vindt het maar niks, of je vindt het geweldig. Jij vindt dit en jij vindt dat…..

Wat heeft dat nog met het geestelijke leven te maken? Waar let je op?

Houdt elkaar wezenlijk geestelijk in het oog; dan zie je ook gauw wat er aan schort.

Dan krijg je soms gedachten voor die ander die hartstikke goed zijn en to the point.

Je zegt soms zomaar wat, dat je denkt: hé, ik zeg het toch maar. En je zegt het, en die ander schrikt en zegt: dat klopt.

Ik geef hiermee maar een voorbeeld.

Een mens geestelijk bekijken is ook een heel leerproces.

En ook naar jezelf kijken hè, als geestelijk mens. Dat je jezelf niet afvalt en scheldt op jezelf; domkop, sukkel….., enfin, de scheldwoorden liggen voor het oprapen, en als een ander dat ook nog eens even aanstipt, dan is dat niet leuk.

Bekijk elkaar geestelijk.

2 Cor.5:16. Daar staat: Daarom kennen wij van nu aan niemand meer naar het vlees. Als wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.

Sommige mensen uit die club zeiden: ik heb Jezus nog gezien; ik heb Hem nog gekend en Hem een hand gegeven.

Ja, nou èn…, zou Paulus zeggen, nou èn! Hoeveel mensen zouden Jezus nu niet even een hand willen geven als Hij verscheen…Nou, zegt Paulus: èn…èn!

Want wie in Christus is, is een nieuwe schepping.

Dan staat er achter: het oude is voorbij, zie, het nieuwe is gekomen…. Maar dat staat er niet in het Grieks. Er staat:

Dè oude is voorbij, en dè nieuwe is gekomen.

Dus: dè oude schepping is voorbij, dè nieuwe schepping is gekomen, en dat is een proces.

Daar staat de, dus dat telt niet meer. Je hoeft elkaar niet zozeer naar het vlees te kennen, nee hoor. Maar we zijn vol goeie moed.

In vers 8 staat: en we willen nog eens een keer bij Heer onze intrek nemen.

Er staat: we begeren temeer…., dat is een zinnetje wat je nooit zou uitspreken in het hedendaags Nederlands; het betekent gewoon: prefereren; de voorkeur geven aan…

Paulus zat daar, misschien in de gevangenis, te schrijven.

En hij schrijft: ik prefereer toch wel om mijn intrek bij de Heer nemen hoor. Ik vind het hier helemaal niks. Daar geef ik dus wèl de voorkeur aan. Ja, natuurlijk, dat is eeuwig. Daar verlangde hij naar.

Dat is geen doodsverlangen; dat is een lévensverlangen. De dood is ook geen uitvinding van God, en ook niet van de mensen.

 

Vraag van iemand: Iets waar ik altijd moeite mee heb in dit hele stuk is, dat er een hele scherpe tegenstelling wordt gecreëerd tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen het tijdelijke en het eeuwige; terwijl dit eigenlijk van oorsprong niet zo is geweest bij Adam en Eva. Bij die eerste mensen was er geen tegenstelling. Natuurlijk hoort het zichtbare en het eeuwige samen te vloeien. Maar je hebt dan zo gauw de gedachte dat je zelf uit elkaar wordt getrokken, zo van: dit is mijn zichtbare en dat is het eeuwige. Maar ik ben toch één?

En dan hou je altijd een beetje de angst dat al het zichtbare niks is, daar moet je je niet mee bezig houden…., dat is niet goed….Een leuke auto…, dat is onzin, even zwart-wit gezegd. Alsof dat niet mag.

Paulus zegt dit ook heel zwart-wit, ongenuanceerd.

 

Antwoord: De bedoeling bij Adam en Eva was dat het tijdelijke van lieverlee zou veranderen in het eeuwige. Terwijl ze leefden, en uitgekeken raakten op de aarde, dat ze dan zouden zeggen: ‘zou er nou niet nog meer zijn dan alleen maar wat ik zie?’ Ja, er is nog wat meer.

En op dat moment sloeg de duvel toe; en toen werd hun blik gericht naar het onzichtbare.

Ik heb die tegenstelling tussen zichtbaar en onzichtbaar hier wel wat scherp gezegd. En Paulus dikt het hier ook wel wat aan hoor.

Maar het zichtbare is helemaal geen onzin. Je moet er inderdaad wel voor oppassen dat je zegt dat dit leven, wat je nu leidt, dus een waardeloze bende is. Dat is natuurlijk onzin.

Want je bent mens, en je kan zó ontzag-gelijk veel goeds doen! Daar ben je toe geroepen.

Want we zijn het licht van de wereld hoor! En niet een lichtje om later te branden.

Je práát niet over het licht; je bènt licht-gevend. Je bènt een licht.

Je bent dus in de wereld met je Goddelijke leven, en dat kun je openbaren door alle dingen heen.

Je gesprekken, je handelingen, je doen en je laten.

2 Cor. 5:9: Wij stellen er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welge-vallig te zijn.

Thuis is hier natuurlijk: in de hemel. Dat is thuis. En in den vreemde: op aarde.

Dus thuis Hem welgevallig zijn, is dus wanneer je je intrek hebt genomen bij de Heer; of in den vreemde, dat is op aarde.

En dat kan dus. De Heer welgevallig zijn tijdens je leven op aarde.

Nou komen we daar, waar ik wezen wilde, dat je dus ook op aarde Hem welgevallig bent in al je doen en laten.

Nou dat gekke vers 10.

Wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Miljoenen mensen denken, dat, als ze sterven, en ik heb dat als kind ook gedacht, dat je dan met bibberende knieën voor een rechterstoel zou komen te staan.

En daar zit God dan; en Hij kijkt dwars door je heen…, en je bent mooi de klos.

Er zijn ook heel veel christenen die dat geloven: als je sterft, dan kom je voor een rechtbank, dan word je aan alle kanten bekeken, en dan maar eens kijken of je links of rechts gaat, een bok of een schaap wordt; of dat je een straf krijgt of niet.

Als kind ben ik daar heel bang voor geweest. Zeker als ik iets had gejat; een appel of zo….Dat is wat hoor.

Er staat ‘voor’ de rechterstoel, maar dat staat er niet; er staat: in tegenwoordigheid van de rechterstoel.

Trouwens, je hoeft ook geen stoel in de hemel te zoeken, want er zijn geen stoelen.

Er staat dus: In tegenwoordigheid van de rechterstoel zul je openbaar worden.

Daar moet je eens goed over nadenken.

 

Johannes schrijft in z’n eerste briefje: het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Maar wij weten, dat als we geopen-baard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen.

Openbaren betekent dat er iets verborgens aan het licht komt.

Bij een openbaring is het al aanwezig, maar het moet zich nog manifesteren.

Dát is openbaren.

Jezus was als mens op deze aarde, doodgewoon mens, maar op die berg werd er geopenbaard wie Hij werkelijk was. Toen zagen ze het, door hun stomverbaasde ogen.

Dan zegt Johannes zelfs nog: we zullen Hem gelijk zijn.

Hoe word je nou geopenbaard in de

tegenwoordigheid van de rechterstoel?

Dat is heel eenvoudig. Je zit er op!

1 Cor. 6: 1 en 2. Daar zitten de mensen te eieren over een rechtzaak en zo….

En dan zegt hij in dat ene zinnetje van vers 2: Weten jullie niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen?

Het oordeel over de wereld berust bij ons!

Dus wij zullen de wereld oordelen.

Denk je dat Jezus alles in z’n eentje doet? En God ook alles in z’n eentje?

Er staat hier dat wij het oordeel over de wereld zullen vellen.

Dus als al die mensen opstaan, dan verschijnen ze, en dan kunnen wij met ze praten.

Je zit daar nl. als mederechter. Je staat niet vóór die rechterstoel, maar om in beeldspraak te zeggen: je zit er achter.

Je mag een oordeel vormen. Wij mogen de wereld oordelen.

Openbaring 20: 11: Ik zag een grote witte troon….

Vers 12: Ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon. En er werden boeken geopend. En er werd nog een ander boek geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond.

Wat voor boeken zijn dat? Wie houdt al je daden bij? Dat is de duvel!  Reken maar dat hij dat bijhoudt! Die weet precies wat je flikt en wat je niet flikt. Wat je uitgevreten hebt of niet, of je een massamoordenaar bent geweest of niet, of een gruwelijke volkstiran of niet.

De boeken werden geopend. Dat is maar beeldspraak hoor. Je moet niet denken aan een enorme bibliotheek met allemaal boeken.

Het komt allemaal aan het licht, zegt Jezus, er is niets verborgen, of het komt aan het licht.

Want anders zou er geen gerechtigheid meer zijn.

De verhalen van mensen, die zoveel ellendigs hebben meegemaakt; die nare dingen zijn overkomen.

Denk eens alleen maar aan het misbruik in de rooms katholieke kerk.

Ellendige dingen, waar ze met 70 jaar nog helemaal mee zitten. En het is nog nooit verwerkt. Moeten die mensen, die dat geflikt hebben, daar dan niet voor gestraft worden? Er moet toch een oordeel geveld worden?

Dus je luistert, en je luistert…,en je kijkt; want die boeken zijn de boeken van de boze.

 

Vraag van iemand: Zou het zo zijn, dat, als wij ook mee mogen oordelen, dan stel ik me een beetje voor dat er iemand staat die bijv. hoe dan ook of door wat voor een oorzaak ook, verschrikkelijke dingen heeft gedaan; en als ze dan het licht zien wat in ons zit, dat ze dán gaan zien wat ze gedaan hebben. Ze kunnen zich niet meer achter iets verschuilen.

Antwoord:  Ja, dat klopt, ze komen dan áán het licht. De gebondenheden zijn weg, er ligt alleen maar een stapel zonden. Ik heb ook geen idee wat voor straffen ze zullen krijgen.

Jezus vergaf ook de moordenaar aan het kruis.

 

Er staat in Romeinen 8:1: Zo is er dan nu géén veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.

Want het zou raar zijn als Jezus Christus weer in de beklaagdenbank moest gaan zitten. Dat zou raar zijn!

Jezus heeft juist, dat staat in Handelingen, het oordeel tot overwinning gebracht.

Dus wij zijn in Christus Jezus, dan is er nu geen veroordeling. Dat is voorbij. Je bent onder het oordeel vandaan, want Jezus heeft ook zelfs je straf gedragen.

Daniël 7, hij zag dat al, vers 21: Ik zag, dat die horen (van het dier) strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht….

Dat wordt ook geprofeteerd in het boek Openbaring, dat monster uit de zee, dat ons de oorlog aandoet, ons vervolgt en zelfs ons doodt.

…totdat de Oude van dagen kwam…, dat is een beeld van God, dan moet je dus niet aan een bejaardenhuis denken. Maar God is zó oud en zó jong. Het is maar een benaming. Het is verschrikkelijk dat ze daar een beeld van een oude man van maken met een baard…

Dan staat er verder: …en recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen. Na hun dood.

Er staat: recht verschaft. Maar letterlijk staat er: ..het oordeel gaf. Hij geeft dus aan de heiligen het oordeel. Dié mogen oordelen.

Wij oordelen nu al over boze engelen. Over goede engelen hoeven we niet te oordelen, want dat zijn dienende geesten, die ons dag en nacht ten dienste staan.

Maar boze geesten jagen we weg.

Maar hier gaat het over het oordeel over de mensen.

Dus als iemand sterft, komt hij niet voor een rechterstoel, dat is één ding wat je goed moet onthouden. Alleen als het duizendjarig rijk begint, als alle doden opstaan, en dat zijn er nogal wat, dan worden ze geoordeeld naar hun werken.

Dan kunnen we ze het evangelie vertellen, je kijkt dan dwars door die mensen heen. Je vergeeft, je bent mild, je bent makkelijk. Als ze spijt hebben, wie zal ze dan tegen-houden. En laat ze het dan maar in orde maken met hun slachtoffers. Laat ze dat maar doen.

Daar wordt in de hedendaagse recht-spraak eindelijk eens een beetje aandacht aan geschonken, dader en slachtoffer.

Eindelijk, want slachtoffers hadden haast niets te vertellen. Dat komt door de westerse cultuur hier, er wordt altijd een schùldige gezocht. Iedereen wil altijd weten  wie het heeft gedaan.

De slachtofferhulp vind  ik een prachtige uitvinding.

Maar we waren gebleven bij Daniël 7.

Kijk ook eens even naar Psalm 102. Er is nl. in het hele oude testament over òns geprofeteerd. Onthoud dat maar goed.

Want wat ik lees, gaat over òns! Niet alleen over Jezus, maar over òns, zegt Petrus. Lees maar goed.

Psalm 102:20: Want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien, de Heer  heeft uit de hemel op aarde geschouwd, om het zuchten der gevangenen te horen, en om de ten dode gedoemden te bevrijden.

Dat heeft Hij gehoord.

Er staat letterlijk: De ter dood veroor-deelden .

En helemaal letterlijk staat er:

De kinderen van het sterven.

Hier schiet je toch van vol? De kinderen van het sterven, al die mensen zijn dood gegaan.

Denk ook eens aan de kinderen, zomaar dood gegaan om niks. Het gebeurt dag aan dag aan dag…., het gaat maar door.

Vers 22: wij zijn geroepen om de naam des Heren in Sion te vertellen.

God heeft het gehoord, en wij kunnen Hem verhoren.

Dat staat allemaal in Psalm 102, want er staat in vers 14: Gij zult opstaan (God gaat staan), U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen. Dat is de volheid der tijden, waar Jezus verscheen.

En nu komt het een stap verder: Uw knechten hebben behagen in haar stenen.

Dus de knechten van Sion, dat zijn wij, hebben behagen in al die christenen en mensen; we hebben deernis met haar puin.

Letterlijk staat er stof en gruis.

Dat is het enige wat God wil, deernis met die mensen hebben, barmhartigheid.

Vers 17: Als de Heer Sion heeft gebouwd, verschijnt Hij in z’n heerlijkheid, en wendt Hij zich tot het gebed van de berooide.

Dus als wij die statuur bereiken, dan kunnen wij ons wenden tot die mensen.

Wij  hebben deernis met dat puin. God heeft dat allang. Maar Hij zoekt mensen die dat ook hebben.

We gaan weer terug naar 2 Cor.5:10b.

Opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft.

Wat moet ik me daarbij voorstellen?

Letterlijk staat er: Ontvangt.

Petrus gebruikt het woord en zegt dat je bereikt het einddoel van je geloof, de zaligheid van je ziel. Daar staat hetzelfde werkwoord: bereiken.

Dus iedereen ontvangt, krijgt wat hij in het lichaam verricht heeft.

Even nadenken: dus wat ik op aarde gedaan heb, dat krijg ik dan.

Je oogst wat je zaait.

God is een God van het verborgene. Hij kijkt naar je verborgen bezigheden. Echt waar!

Zijn ogen rusten daarop. Je hoeft het niet rond te tetteren wat je allemaal doet ‘voor de Heer’…..

Al die bezoekjes, dat gemail, brieven schrijven, stille tijden….etc.  Als je dat rondtettert, dwing je de bewondering van een ander mens af, en dan hèb je je loon reeds, de bewondering van de mensen.

Ga maar rustig door in het verborgene, en God, die in het verborgene ziet, zegt Jezus ergens, Die zal je het wel vergelden.

Hij zegt: Ik zie wel hoe goed jij bezig bent. Dat hoef je aan de mensen niet te vertellen, dat zie Ik wel. Dat vind ik heel mooi.

Hetzij goed, hetzij kwaad.

Hoe kan ik nou kwaad doen, als ik goed ben? Maar er staat een woord dat betekent: waardeloos, òf: van mindere kwaliteit.

Dus: van goed of van mindere kwaliteit.

Maar het gaat er dus om dat je primair bezig bent met de onzichtbare dingen van de Vader.

En in de natuurlijke wereld doe je wat je hand vindt om te doen. Daar ga je maar gewoon mee door. Prima!

Dat evenwicht is er wel.

 

Ik stop met het voorlezen van Colossenzen 3:1-4.

Als je nou met Christus opgewekt bent, zoek je de dingen die boven zijn, waar de Christus gezeten is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenk de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.

Want je bent gestorven (wij zijn allemaal gestorven, hiephoi!) en je leven is verborgen met de Christus in God.

Als Christus nou verschijnt, die ons leven is, dan zul je ook met Hem verschijnen in heerlijkheid.

Eenvoudiger kan haast eigenlijk niet. Als Hij verschijnt, verschijnen wij ook.

Dus de wederkomst van Jezus hangt samen met onze komst.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 13-03-2013

 

 

De prediking der Wijsheid (Duurt 14-12-2011)

De prediking der Wijsheid

 

We gaan beginnen met Spreuken 8:22.

Dit heet nou eenmaal ‘bijbelstudie’, maar dat is het natuurlijk niet.

Eigenlijk bestuderen wij de Schriften, waar Jezus het altijd over had. De Schriften, die van Hem getuigen.

Dat zijn de Psalmen, de Spreuken, Genesis, de boeken van Mozes, en de profeten natuurlijk.

Want daarin staan Gods gedachten. Er zijn mensen geweest die die gedachten hebben opgevangen, vooral David, en die hebben ze toen genoteerd.

En toen Jezus ze las, zei Hij: ‘dàt slaat op Mij…., en dát slaat op Mij…, en dát is de weg die Ik gaan moet…

Dat heeft Hij allemaal aan de Schriften te danken.

Maar nou staan er ook dingen in die op óns slaan. Ik wil nu een tipje van de sluier oplichten waar we mee bezig zijn. Want dat ga je dan bestuderen.

Het Griekse woord voor leren, ‘mantano’, betekent eigenlijk: je geest op iets richten.

Je kan iets lezen, en het ontgaat je helemaal; je leest het automatisch of het interesseert je helemaal niks.

Maar als je je geest ècht op iets richt, dan begint die Schrift, die Woorden, te leven.

Spreuken 8 : 22. Spreuken? Ja, het zijn de spreuken van Salomo.

In 1 Koningen staat dat Salomo zo’n drie-duizend spreuken verzonnen had, dat zijn er nogal wat, daar heb je een hoop tegeltjes voor nodig…., en duizend en vijf liederen. Die worden óók aan hem toege-schreven. En we hebben er maar één en dat is het Hooglied. Maar hij heeft er duizend en vijf geschreven. Waar ze gebleven zijn dat weten we niet.

Als God dan in een droom bij hem komt en hem vraagt: wat zou je willen hebben? Vraag het maar, Ik geef het je.

Dan gaat Salomo nadenken en zegt dan:  ‘ik zou zo graag inzicht willen krijgen en onderscheid tussen goed en kwaad’.

Wat is nou goed en wat is nou kwaad.

Maar hij wilde gewoon inzicht in die dingen. Toen heeft God hem die geest van wijsheid gegeven.

Het Griekse woord voor wijsheid is: Sofia. Een fil-o-soof is: een vriend van de wijsheid.

Sofie is ook een meisjesnaam.

Maar sofia betekent eigenlijk: vaardigheid van kunstenaars. Vakkundigheid. En zelfs van meesterschap.

Jezus werd door Zijn discipelen ook wel meester genoemd. Geen schoolmeester, maar een Meester in z’n vak; in z’n vakkundigheid.

Eigenlijk is wijsheid, dat je inzicht krijgt in de ware aard van de dingen. De ware aard; dus niet het uiterlijk, zoals het zich presenteert. Maar de wáre aard van iets of van iemand.

Kennis van de verborgen dingen.

In Spr. 1: 20 staat: De Wijsheid roept luid op straat, op de pleinen verheft ze haar stem.

Dus de Wijsheid roept!

In vers 23 staat: …zie, ik wil mijn geest voor u uitstorten, en u mijn woorden bekendmaken.

Daar staat het al; en hier gaat het niet over: ik wil mijn geest vóór u uitstorten, maar in het nieuwe testament staat: in u!

Dichterbij kan de Geest van God niet bij je komen.

De Geest wordt in je uitgestort.

…ik wil mijn geest…., wie is die ‘ik’?

Die ‘ik’ is nog steeds die Wijsheid hoor.

Dus het begrip ‘wijsheid’ is woorden bekend maken…

Ik heb het wel eens verteld, maar de oudste betekenis van ‘woord’ betekent: ‘gelofte’. En gelofte komt van geloven.

Dus ‘woord’ heeft te maken met een gelofte, en kan dan alléén maar zijn dat God in Zijn eigen woord gelooft.

Dus de vraag is b.v : geloof je wat je zegt? Een hele praktische vraag.

Geloof je alles wat een ander zegt? Nou nee. …

Nou, geloven zij dan alles wat jij vertelt? Nee dus. Dat is geen woordspelletje maar dat is gewoon zo.

Maar God gelooft in Zijn eigen woorden.

Dus Johannes had ook kunnen schrijven:

i.p.v.: in den beginne was het Woord, in den beginnen was de Wijsheid.

Kijk maar eens naar Spr. 8:22.:

De Heer heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van Zijn wegen, vóór al zijn werken van ouds af.

Dus vóór Zijn werken heeft Hij mij tot aanzijn geroepen.

Wie is ‘mij’? Het gaat hier dus over de Wijsheid die Hij tevoorschijn, tot aanzijn heeft geroepen.

Dus God schept de Wijsheid, maar dat moet uit Hemzelf komen; en vóór Z’n werken. Dus vóórdat de aarde bestond, iets van heelal of wat dan ook, hoelang moet dát al niet geleden zijn…., je kan het niet eens in tijd meten, dat kan helemaal niet.

Als mensen de aarde op zoveel miljoen jaar schatten, dan denk ik: en wat heeft God dan vóór die tijd gedaan?

Dus Wijsheid is uit Hem ontstaan.

En het woord ‘wijsheid’ komt eigenlijk van het werkwoord ‘wijzen’. En wijzen is ‘wetend maken door de aanduiding met de vinger’.

Een jongen zit over een som gebogen waar hij helemaal niks van snapt. En dan komt er iemand langs en die kijkt en zegt: ‘je snapt hem niet hè?’ Nee, zegt de jongen.

Kijk dan dáár eens naar, en hij wijst met z’n vinger…, en de jongen kijkt nog eens en ineens snapt hij het.

Iemand wijst gewoon op iets met z’n vinger. En de vinger is altijd een beeld van de heilige Geest.

Als ik door de vinger Gods boze geesten uitdrijf, dan wijst de heilige Geest dat aan.

Het is gewoon iemand ergens op wijzen. Dat kan heel eenvoudig. Je wijst iemand ergens op, en die komt dan tot een inzicht; tot een verrassende ontdekking.

Hij wijst ook een weg aan.

Wij zeggen wel dat we het Lam volgen waar het ook heen gaat…, maar waar gaat dat Lam dan heen? Welke weg?

Of darren we maar wat rond, dat kan natuurlijk ook.

Of dat je op een parkeerplaats blijft hangen…, zo van: we hebben het wel gehad zo’n beetje…..

Waar gaat die weg dan naar toe? En wil je daar wel op gewezen worden?

Het is wel een smalle weg; waar gaat die weg heen?

Om even terug te gaan: wij zijn al op zó veel dingen gewezen door die vinger Gods.

We zijn er op gewezen dat God ènkel goed is. Nou, dat vind ik nogal wat verwij-zing. Enkel goed!

En de tweede vingerwijzing is: jij bent onschuldig. Hoe raar je je ook voelt, maar je bent wèl onschuldig.

Hoe krakkemikkig je ook in elkaar zit…., je bent wèl onschuldig.

Dus met dat eeuwige zondaarschap, stok-paardje van de duvel, hebben we niks meer te maken.

En we zijn er ook op gewezen dat de dood is overwonnen. Dat is wat hoor!

De geestelijke dood is finaal overwonnen! Die is echt afgeschaft, helemaal!

In het natuurlijke gaat nog iedereen dood, of vrijwel iedereen, maar de geestelijke dood heeft Jezus overwonnen.

En de heilige Geest wijst je ook op de toekomst.

Als je zingt: wat de toekomst brenge moge, mij geleidt des Heren hand…,

laat je je dus leiden door die hand naar

die toekomst?

En die toekomst, die in Openbaringen allemaal beschreven wordt, waarvan je kunt zeggen: dat ziet er verschrikkelijk dreigend uit…, nou, dat is het ook; maar er is een weg om daar doorheen te komen. Een smalle weg. En daarom is het boek Openbaringen een troostboek voor gelovige mensen.

Als je je dus verkijkt op alles wat de duvel daar doet, dan zakt de moed je in de schoenen.

Maar als je het weggetje ontdekt wat aangewezen wordt, en hoe wij daar doorheen komen, dan vat je weer moed.

Je krijgt ook door de Geest zicht op het bestaan van de duivel en zijn werken. Dat sneeuwt zó vaak onder in allerlei predikingen…..

Maar het bestaan van de duivel die de hele wereld regeert, moet je niet weg-poetsen…, en ook niet net doen of die niet bestaat…., of weigeren over hem te praten….. Dan vinden ze dat ze hem teveel eer geven of zoiets….

Dus het bestaan van de duivel, die erg veel voor het zeggen heeft.

En wat z’n werk betreft, nou, je bent alleen maar omringt door werken der duisternis.

Maar hier staat dus in vers 22: Hij heeft mij tot aanzijn geroepen.

Dan moet je eens kijken in vers 27: Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar.

Dáár gaat het om!

Het gaat om de kostbare, onzichtbare wereld. Toen Hij de hemel bereidde…, tóen was ik er.

We zijn bezig met ónzichtbare dingen. En dat is prachtig!

Kijk eens naar Spreuken 22:17: Neig uw oor.., nou, het is al heel wat, dat je goed luistert. Neig uw oor, richt je geest erop, en hoor de woorden der wijzen, en richt uw hart op mijn kennis.  En dan komt het: het is lieflijk, dat je ze in je binnenste bewaart.

Dus die kennis van God, die kennis van de onzichtbare dingen, bewaar dat in je binnenste.

Maar er staat bij dat het zo lieflijk is.

De Geest van God is één en al liefde hoor.

Vers 20: Heb ik geen kernspreuken voor jullie opgeschreven met raadgevingen en kennis.

Je kan in het Hebreeuws ook lezen: Heb ik geen heerlijke dingen voor jullie opgeschreven. Prachtige dingen!

Vers 21: Om u bekend te maken de juistheid van betrouwbare woorden…., en dan een merkwaardig zinnetje: opdat gij uw zender betrouwbare woorden kunt antwoorden.

Daar moet je wel even over nadenken.

Opdat jij jouw zender, ‘gelijk Mij de Vader zond, zend Ik ook jullie’, dus Jezus is de Zender, betrouwbare woorden kunt antwoorden….

Hé, wat heeft Hij dan gevraagd? En ben ik betrouwbaar in mijn antwoord?

Dat is dus een flinke doordenker.

Hoe betrouwbaar zijn mijn antwoorden aan de vraag van mijn Zender.

Petrus zei: Nou, als U dood gaat, dan ga ik mee hoor….. En Jezus zegt dan: voordat de haan gekraaid heeft, heb je me al verloochend joh. Hij wist dat. Dat wist Hij door de Geest. Want de Geest kent de verborgen dingen.

Dit boek, de bijbel, noemen wij de canonieke boeken; maar in de nieuwe vertalingen hebben ze ook een paar apocriefe er bij gedaan; en in de Naardense bijbel staan ook een paar apocriefe boeken. Die zijn ècht de moeite waard om te lezen.

Er is één boek bij waarvan ik denk: waarom hebben ze dat niet hièrbij gedaan? Dat is het boek der Wijsheid.

Dat heb ik doorgespit, het is prachtig!

Een spreuk uit het boek der Wijsheid: 

De Wijsheid is een geest die mensen liefheeft.

Dat moet de heilige Geest zijn!

Wijsheid 7:25: Ze is de adem van Gods kracht, een zuivere straling.

Voor het woordje ‘adem’ staat ‘rouach’. Dus die geest is de adem van Gods kracht.

En adem is geen stormwind. Het is de adem die de woorden draagt.

En van de wijsheid wordt hier gesproken over ‘ze’.

En als ik dan naar Spr. 9:1 kijk, want ik wil proberen die wijsheid onder woorden te brengen, dat staat daar:

‘De wijsheid heeft haar huis gebouwd, ze heeft haar zeven pilaren uitgehouwen’.

Wat staat daar nou?

De wijsheid heeft haar huis gebouwd….,

haar…, ze is dus vrouwelijk. De wijsheid is dus vrouwelijk.

En wist je dat de adem, rouach, van Gods Geest ook vrouwelijk is?

Héé…, dus het vrouwelijke is ontstaan uit God. Dat is merkwaardig? Er wordt over een vrouw gesproken. Zij heeft haar vee geslacht, haar wijn gemengd….

Het is allemaal ‘vrouw’.

En het is iemand die ook onderricht, die les geeft.

Wat kan dat nou wezen? De Wijsheid die les geeft…., die wijzer maakt.

Wat is het dan belangrijk dat je goed luistert naar wat de Geest  tegen ons zegt.

Je kan preken wat je wil, maar wat zegt de Geest nou tegen de gemeente Kampen? .

Wat zegt hij en wat wil hij?

Er staat hier, heel merkwaardig, dat er zeven pilaren zijn uitgehakt.

Ik ben maar een beetje aan het fantaseren geslagen. Zeven is een getal dat zo verschrikkelijk vaak in de bijbel voorkomt.

Het is het getal van de Goddelijke volmaaktheid. Altijd zeven! Niet zes.

Denk b.v. eens aan de zevende dag; dan komt God tot rust. Of het sabbatsjaar, het zevende jaar.

Om de zes jaar hadden ze een jaar vakantie. Er is geen volk met zoveel vrije tijd als Israël geweest vroeger.

Ongelooflijk veel. Ja, God eist niet zoveel.

En de tempelbouw van Salomo, waarbij hij zo’n beetje alles van goud maakte…., het is meer dan verschrikkelijk.

Maar hij heeft er zeven jaar over gedaan.

En de zevende maand was het Grote Verzoendag. Altijd de zevende.

Maar om wat dichter bij huis te blijven, die kandelaar was zevenarmig. Dat duidt op de zeven geesten die voor Zijn troon zijn.

Dat is ook een uitdrukking uit Openbaringen. Het is één kandelaar, dus er wordt één geest mee bedoeld; maar die geest verdeelt zich; die geest kan zich verdelen als tongen van vuur over iedereen.

Maar zeven is dan het volmaakte getal.

Johannes moet ook schrijven in de Openbaringen aan de zeven gemeentes.

Zeven, dat zijn dan die zeven geesten, die engelen.

Die Geest bouwt haar huis! Spr.9:1. Wat is dan dat huis? Dat kan niet missen, dat moet het huis van God zijn. Die is door Wijsheid gebouwd; door de Geest wordt ie gebouwd.

Je  wordt gevormd, geformeerd, her-schapen in de Geest! Want wat uit de Geest geboren is, is geest.

Je bent allemaal uit de Geest geboren, dan zijn wij dus geestelijk.

Er schiet me nog een getal te binnen, het getal ‘veertig’. Dat komt ook vaak in de bijbel voor.

Veertig jaar met Mozes door de woestijn ronddarren. Veertig dagen was Jezus in de woestijn. Veertig dagen was Mozes op de Sinaï om de wet te ontvangen. Veertig dagen was Noach in de ark.

Waarom nou veertig? Nou, veertig weken is de zwangerschapsperiode. Dus vóór die tijd ga je ergens doorheen, en na die tijd heb je het resultaat.

Dat gold voor Mozes in de woestijn, van een natuurlijk mens een geestelijk mens worden. Voor Jezus gold dat ook, Hij moest alle verzoekingen doorstaan, en dat waren er nogal wat…., maar Hij kwam er als herboren uit.

Er zit dus een periode tussen afzien en geduld oefenen. Maar dan komt er ook wat moois tevoorschijn.

Maar goed, dit was even een zijsprong in de richting van veertig.

Maar het gaat hier over die zeven pilaren. Na wat fantaseren hierover kwam ik terecht bij de fundering van het huis; ik moest het koppelen aan een huis.

Dat staat allemaal in Hebr. 6. Daar gaat het over het z.g. fundament, de fundering. Maar dan moet je niet aan beton denken, want dat is verschrikkelijk; het gaat daar over beginnetjes. De beginselen van de Christus in ons! Dus allemaal beginnetjes van de Christus in óns! En er worden er zes genoemd. Dan is dus de Christus zelf de zevende. Dat kan niet missen.

Want je hebt allemaal wel eens gelezen in Hebr. 6: ….laten we ons richten op het volkomene, bekering van dode werken, van geloof in God, een leer van dopen en van oplegging der handen, opstanding der doden en van een eeuwig oordeel.

Dat zijn die zes beginnetjes.

Er staat letterlijk i.p.v. ‘het eerste onderwijs aangaande Christus’: het woord van het begin van de Christus.

Dus die zes dingen zijn de beginnetjes, het begin van de Christus in ons!

Dát is wat?

Dus de Christus is veel meer dan alleen maar Jezus. Want jij bent ook een christen. En de Geest begint Zich ook in jou te nestelen; de plekken te zoeken waar je Hem de ruimte geeft. En dan neemt Hij de ruimte.

Geef je Hem geen ruimte dan trekt Hij zich bescheiden terug.

Daarom denk ik dus dat die zes onder-delen de zévende vormen; Christus in ons. Kijk nog een keer naar Spreuken 9. Dat wijst allemaal op de Christus. Dat is zó oneindig veel meer.

We lazen in Spr 9:1, de Wijsheid heeft haar huis gebouwd; en dan staat er in

vers 5: Kom, eet van mijn brood en drink van de wijn die ik gemengd heb.

Daar wordt brood en wijn genoemd.

Prachtige beelden van het lichaam en het bloed; niet alleen van Jezus, maar van Christus!

Het bloed van Jezus is wat anders dan het bloed van Christus.

Het bloed van Jezus sloegen ze er uit met gesels en bij het kruis staken ze Hem ook nog, toen kwam er water uit.

Dat bloed heeft dus gevloeid en dat lichaam is verbroken. Maar wat is dan het bloed van Christus? Dát is het leven wat door óns heen stroomt. Dat is het lichaam van Christus. En van dat lichaam is Jezus het Hoofd.

Dus dat bloed, dat brood en wijn, krijgt hier een hele diepe lading in dit Spreuken-boekje.

Want ze noemt niet zomaar van alles op, maar: eet van mijn brood en drink van de wijn; en laat het onverstand varen, dan kun je gaan leven. Spr. 9:6.

Brood en wijn. En hoe wordt Jezus genoemd in 1 Cor. 1:24, Paulus zegt hier:

Wij prediken Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

Dus de Christus is de wijsheid Gods. Als je terug gaat naar Spreuken, dan is dus de wijsheid eigenlijk de Christus.

Door de Geest ben jij een christen geworden, een Christusje. Want Christus betekent gezalfde. Wij zijn gezalfd met Zijn Geest; die hebben we in onze geest ontvangen, voor eeuwig, als het goed is.

Dat is die Geest van wijsheid die al in de hemel ontstaan is.

Dat is wat hoor, dat die Geest, die ook van eeuwigheid is en van alle eeuwigheden, maar dat Hij zich (het klinkt een beetje ongelukkig, maar bij wijze van spreken), los gemaakt heeft van God, hoewel Hij natuurlijk verbonden blijft met God en één Geest is met Hem. En dat Hij in de mens gaat wonen en Zich verdelen gaat in de mensen die Hem geloven.

Jezus Christus, de Wijsheid Gods. Dus de wijsheid van God kreeg door de Geest gestalte in Jezus. Want uit Zichzelf wist Hij ook niks. Hoe zou Hij dat moeten weten? Er moet toch iemand zijn die het Hem vertelt?

Neem b.v. dat gesprek met die Samari-taanse vrouw. Daar heeft Hij het eerst over levend water; en die vrouw gaat er op in. Ze hebben een heel gesprek met z’n tweeën.

En ineens zegt Jezus: haal je man eens op. En die vrouw zegt: ik heb geen man.

Precies, zegt Jezus, je hebt er vijf gehad en waar je nu mee omgaat, is je man niet.

Die vrouw schrikt zich te pletter, want dat kon niemand weten.

En Jezus weet die dingen óók niet uit zichzelf, maar Hij had wel een goed oor voor de heilige Geest.

Want we hebben aan het begin gezegd dat die Geest de kennis heeft van de verborgen dingen. Dat is mooi!

Wat in die vrouw verborgen was, werd geopenbaard door de Geest.                  En als Jezus dat vertelt, is die vrouw helemaal perplex, maar ze rent wel terug naar haar dorp en vertelt daar wat Jezus allemaal gezegd heeft…, enfin, en dan komen er mensen tot bekering!

Door één zo’n opmerking!

Dus wat is het belangrijk dat je in een gesprek wat je voert, in de eerste plaats liefhebt!

Ik heb een psychiater horen zeggen: als ik niet van mensen houd moet ik met mijn vak stoppen.

Als je niet van mensen houdt, hoe zou je ze ooit kunnen helpen.

In de eerste plaats dus van hen houden, want het is een Geest van liefde. En in de tweede plaats kunnen er dingen naar boven komen, die die ander zich soms niet eens bewust is, maar ineens komt dát naar boven; en dat blijkt dan altijd een sleutel te zijn voor een ommekeer, of een genezing of wat dan ook.

Ik heb het zelf een paar gehad. Dat ik zomaar met iemand uit een andere gemeente een gesprek kreeg, en in een flits zag ik ineens wat er met hem aan de hand was. Dat heb ik hem toen gevraagd, want ja, de duvel zit er ook wel eens tussen natuurlijk.

Het was ongelooflijk, het was de spijker op z’n kop. Dat was helemaal precies zo. Er sprongen bij die persoon ook de tranen in de ogen. Dat is hartstikke mooi!

Eén opmerking, en dat je dan in een flits ziet wat er met iemand aan de hand is.

Of je kunt een beeld krijgen, zodat je denkt: ach, is dát er met hem aan de hand…, mag ik je even onder vier ogen spreken, is dat en dat het geval met je? Ja!  Wat zullen we er aan doen? Het heeft altijd als een soort splinter in je ziel gezeten; of een granaatscherf, weet ik veel wat voor oorlog je hebt mee-gemaakt…. En ineens speelt dat ding op, en het schuurt en het knarst, het ontneemt je je levensvreugde.

Dus het is eigenlijk wel mooi dat je die Geest van Wijsheid krijgt, ook om wijs te worden; om wijs met mensen om te gaan.

In het boek der Wijsheid staat ook het gebed van Salomo. En hij bidt dan:

In haar, in de wijsheid, wordt Gods goedheid afgebeeld.

Dus als je wijs bent, ben je ook goed voor mensen.

 Als je goed bent voor mensen, ben je wijs bezig.

De goedheid van God wordt afgebeeld. Hoe je ook met mensen omgaat.

Een tweede opmerking van hem was:

…de voortdurende omgang met haar leidt tot inzicht, en verwantschap met haar voert tot onsterfelijkheid.

Dus verwantschap met wijsheid voert tot onsterfelijkheid.

Dan moet ik eerst zien dat ik die Geest ontvang, want dan ben ik onsterfelijk.

En hoe ontvang ik die Geest? Nou, er staat ergens dat Hij wordt uitgestort op al wat leeft. Dat is niet op alle mensen; maar op al wat lééft.

Die onze Heer niet kent, die leeft niet, die is geestelijk dood.

Maar wie de Heer heeft aangenomen en uit God geboren is, die lééft! En dié levenden kunnen de Geest ontvangen.

Daar moet je even góed over nadenken.

Je moet kinderen ook nooit de handen opleggen voor de Geestesdoop of wat dan ook….., het gaat nergens over…!

Of aan kinderen opdringen: laat je nou maar dopen, want dan ben je behouden…, wat een onzin!

Je moet maar eens kijken wat er later gebeurt met die gasten…. Daar heb je niks aan. Wat moet de Geest in een los- geslagen puber.

Er wordt zelfs kinderen de handen opgelegd voor de Geestesdoop.

Gewoon kleine kinderen, die moeten dan hun hartje aan de Heer geven…., dan krijgen ze allemaal wat…, iets lekkers…, en dan wordt er nog gebeden voor de heilige Geest…. Ze zijn nog niet eens aan een gewone relatie toe, laat staat aan een relatie met God.

Er zijn zelfs kinderen die kinderen de handen opleggen…

Ik heb een Amerikaans programma gezien, wat een rare toestanden allemaal, van een heel klein ventje en die werd dan vereerd als een soort profeet of zo; en wat hij zei, ja, dat was het allemaal…..

Het is een rotzooi op dat gebied. Ellendig!

Er is heel veel kaf onder dat koren hoor.

Er gaat een hoop mis door dat gejut van mensen die nog steeds die oude voor-stellingen hebben.

Het derde, wat Salomo nog noemde, dat was: deze geest weet waar de geschiedenis op uitloopt.

Ja, waar loopt de geschiedenis op uit?

Ik denk: einde geschiedenis.

Want geschiedenis heeft alles te maken met tijd, en met het zichtbare, en met gebeurtenissen op aarde.

Het gáát niet om de kerkgeschiedenis op aarde, daar zijn al dikke boeken over geschreven.

Met het gaat om de ontwikkelings-geschiedenis in de hemel!

Wat is er eigenlijk met de gemeente gebeurd nadat Jezus ten hemel voer?

Och, ze hebben het nog een poosje volgehouden, maar het zakte van lieverlee weg, en het werd…., ja…, behoudens een paar hele kleine plekjes…. Maar daar spreekt de geschiedenis haast niet over; maar het is een dooie boel geworden.

En het hangt van rituelen aan elkaar.

Er is weinig overgebleven van het Leven, wat er origineel inzat.

En dat is é é u w e n lang volgehouden.

Dan denk ik: hoe houden jullie het vol om dat elke dag maar weer op te brengen: al die wijdingen en dat gedoe…

En dan ook  nog een hele piramidale constructie met iemand aan het hoofd die zegt dat hij de plaatsvervanger van Jezus is….., en die wordt vader genoemd…..

Net of ze de bijbel ook niet lezen!

Het is dus een geweldige rommel!

Het is de duvel gelukt om de gemeente het zwijgen op te leggen.

Daarom zoekt God ‘monden’, onze monden, om woorden te spreken, zegt Petrus, als van God!

Is dat bij mij het geval? Spreek ik woorden als van God? Of is het zomaar wat…, wat algemene teksten…, of zouteloze taal…, wat flauwe dingen…, iets algemeens…

Jezus zegt ergens: Ik mis het zout! Jullie zijn het zout der aarde, maar het is zo flauw wat jullie zeggen, het is smakeloos.

Iemand vertelt een flauwe mop, en degene die hem vertelt, lacht zelf het hardst, de rest lacht niet meer.

Het is allemaal zo flauw. Een flauwe preek, een flauw getuigenis.

Paulus zegt ergens: laten uw woorden met zout besprenkeld zijn…., zodat een ander zegt: hé, dat is lekker, dat smaakt naar méér, daar wil ik wel meer van hebben.

Het wordt door vuur gezouten, zegt Jezus ergens.

Door vuur gezouten, nou, dat vuur is niet het vuur van de heilige Geest, maar dat is het vuur van de boze geesten.

Die zetten je gedachten en je woorden onder druk, zodat jij precies weet wat je moet zeggen.

Door vuur gezouten worden. Dat wordt getest. Het vuur maakt uit of datgene wat je zegt, standhoudt of niet.

Ik schoot nu even een zijstraatje in over dat vuur en het zout. Maar het werkt wèl zo. Tja, wat moet je met flauwe praatjes?

 

Maar deze geest weet waar de geschiedenis op uitloopt.

Als het duizendjarig rijk aanbreekt…, nou ja, er staat ‘duizend’, maar wie weet hoe lang dat is, maar als dat afgelopen is en de duvel daarna eindelijk is gebonden, dan tellen de jaren niet meer; je leeft tóch eeuwig.

Geschiedenis speelt geen rol meer.

Je weet je nog wel te herinneren dat je vroeger op aarde leefde, en dat je je druk maakte over de stomste dingen….

Maar het gaat er om wat voor eeuwig-heidswaarde  mijn woorden hebben!

Hebben die eeuwigheidswaarde?

Want uiteindelijk is die vrouw (vrouwe wijsheid) de mensheid, die zo vol zijn van de Geest, dat zij zelf óók Wijsheid Gods zijn! En dat is zij óók!

Die vrouw is dus de Geestvervulde mensheid. Hoe groot die mensheid is, weet ik niet, maar als God nog een keer zegt: Ik word alles in allen, dan zijn dat er nogal wat.

Maar die Geestvervulde mensheid wordt de vrouw van God! Dan krijgen we de bruiloft van het Lam, en dan trouwt God met de mensheid.

Dát is wat! Dat we zó vol worden van de  wijsheid, van dat inzicht, en de krachten die werkzaam zijn in de onzichtbare wereld.

De liefde van God, die zó groot is…, is niet te meten.

Daar is die vrouw zó vol van dat ze uiteindelijk de vrouw van God wordt.

En dat is een geheim wat je heel diep in jezelf kunt bewaren hoor.

Want zo wórdt het een keer.

En daar heeft Jezus ook aan gedacht als het Hij het over Zijn blijdschap heeft.

Hij heeft het over Zijn blijdschap. En wat is nou die blijdschap van de Heer geweest?

Wat hééft die Man het moeilijk gehad. En wat is Hij vaak verrot gescholden en onder druk gezet en achtervolgd en met de dood bedreigd.

En toch zei Hij: niemand pakt Mij Mijn blijdschap af!

Dat is die blijdschap dat Hij een Geliefde van de Vader was. Dat wist Hij.

En als jij dat óók weet, dan is dat een blijdschap die niemand jou kan afpakken.

Al zit je diep in de put; al ga je er zelfs aan…, die blijdschap is niet van jou af te pakken!

Dat is ook niet van Jense afgepakt, laat ik het zo maar zeggen, en van Dientje en van Harm.., noem ze maar op die ons ontvallen zijn. Die blijdschap hadden ze diep in zich. En die kunnen ze nu uiten; onbelemmerd. Prachtig is dat!

We hebben het wel eens over de vervulling met de heilige Geest, maar laat dat ‘ver’ nou eens los zodat je het hebt over de vulling met de Geest.

Dat je gedachtenwereld, je zieleleven, als je hartstikke eerlijk bent, dat dan de Geest Zijn weg kan vinden in je.

Eigenlijk vul je jezelf met de schatten van God; want dat staat ook in Spr. 8:21:

…om hen die mij liefhebben…, want daar gaat het altijd om, …bezit te doen beërven.

Bezit beërven betekent dat je het erft; dus je krijgt het van een ander, en wat is dat? …hun schatkamers zal Ik vullen.

Dat is toch mooi?

Dus eigenlijk ben je een schatkamer!  En laat hem maar vullen met gedachten van God! Dat is het belangrijkste wat er is. De gedachtenwereld van God.

Hoe Hij over mensen denkt. Hoe Hij over jou denkt. Gewoon hoe Hij denkt!

En dat gaat zó dwars tegen de wereld in.

Echt waar! Je wordt een schatkamer.

Het slot van Salomo’s gebed was:  Wie kan Uw bedoelingen kennen als U niet Zelf wijsheid geeft en Uw Geest naar beneden zendt. (Wijsheid 9)

Duidelijker kan toch niet? Waarom ze dit boek niet hebben opgenomen in de canon, is mij een groot raadsel!

Daar staat het gewoon: U geeft wijsheid en Uw Geest zendt U naar beneden.

Dan komt Hij dus van ‘alzo hoge’. Maar Hij komt wel in jouw hart. Dat betekent dus dat jij bóven komt.

Ja, want Christus is in ons op aarde, maar wij zijn in Hem in de hemel. Zó zit dat!

Dus er verandert eigenlijk niks als je sterft.

In Spreuken 3, we zijn nou toch in Spreuken bezig, en ik vind dat toch iets moois hebben; het zit zó vol wijsheid.

In vers 13 staat: Welzalig de mens…, je wordt ingelukkig, als je wijsheid vindt, de mens die verstandigheid krijgt.

In vers 18 staat het nog mooier: Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen.

Letterlijk staat er: de wijsheid is een boom des levens voor wie haar omarmen, wie haar vasthouden…., wie haar hand daarop weet te leggen,…dié zijn gelukkig te prijzen.

Dus je bent nú ingelukkig omdat de Geest van God in je wóónt!

Kijk maar naar Spr. 8:27: Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar. Dan gaat hij daar nog een poosje over verder: …kring op het oppervlak van de oceaan, de wolken daarboven bevestigde…. Andere vertalingen zeggen: ‘toen Hij Zijn troon klaarmaakte op de winden…’.

Dat gaat zo door tot vers 30: … toen was ik een troetelkind bij Hem.

In het Hebreeuws staat voor troetelkind: Amon, wat betekent: werkmeester, bouwer en zelfs kunstenaar.

Daar kom ik dus die drie vaardigheden tegen die ik in het begin al noemde, dat die Geest, die Sofia, vakkundigheid, vaardigheid en meesterschap is. En die krijgen gestalte, dat wórdt wat?

Ik was een troetelkind ‘aan Zijn zijde’ staat er in het Hebreeuws.

Ik was een werkmeester, een kunstenaar.

Ik was één en al Zijn verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,(31) mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk, en mijn vreugde was met de mensenkinderen.

Dáár is de wijsheid voor bedacht. Voor mensenkinderen.

Niet voor dieren, maar voor mensen!

In mensen een welbehagen. En dáár wordt de Geest aan gegeven. Voor degene die dat geloven.

Dat is zo iets moois! Dat is een hemelse wijsheid.

Dus voor de wijzen.

Weet ik veel wat voor opleiding je gehad hebt, maar voor de wijzen onder ons, en de verstandigen.., ja, die horen het niet.

Het wordt aan kinderlijken geopenbaard!

Stel dat ik op een conferentie ben met allemaal kopstukken, grote denkers, bankiers, politici…, dus allemaal kop-stukken van de wereld; een gigantische conferentie…., en Sikkens krijgt één minuut spreektijd.

En ik zeg: mensen, ik wil jullie graag het dwaze van God vertellen, dat de dood is overwonnen en dat al jullie zonden zijn vergeven.

Nou, ik denk dat ik word weggekeken.

Of er komt iemand naar me toe en vraagt: ‘voelt u zich niet goed?’ Nou, ik voel me hartstikke goed!

Ja, zegt hij, maar dit is niet het doel van deze conferentie….’o nee? Maar ik wou dit toch even gezegd hebben, goede middag of avond’.

Paulus noemt dat: het dwaze van God.

Het dwaze…, wie gelóóft dat nou?

Ja, alleen de kinderen, zegt hij, die pakken dat aan.

Dat is wel iets heel moois. En voor wijzen en verstandigen is het verborgen!

Ze snàppen het ook niet. Al heb je nog zó veel hersens.

Het dwaze van God, dat is het offer van Jezus geweest.

Als je het nooit over de duivel hebt, wie gelooft dan dat hij bestaat?

Jezus is geofferd aan de duivel hoor!!

Vergis je niet! Het was een losprijs, die betaald moest worden, want die eiste de duivel, zodat de rest van de mensheid in ruil daarvoor losgekocht kon worden.

Echt! Hij heeft Zijn leven als losprijs gegeven.

Nog even iets over wijzen en verstandigen.

Ons verstand komt van het werkwoord verstaan. En verstaan betekent begrijpen. Wanneer heb je begrip van de dingen Gods?

Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar bij mij tolt altijd alles door m’n hoofd, er schiet  van alles doorheen; het is soms verschrik-kelijk, een wildernis; ik heb me er maar in berust

Maar ik heb wel gemerkt dat er een heel smal paadje dwars doorheen gaat.

Het kronkelde wat, een beetje naar links, een beetje naar rechts. Maar het geeft niet of hij links of rechts gaat, als het maar de juiste weg is.

Want het evangelie is geen rechte weg, er is niets zo saai als een rechte weg…., maar het is de right way, de juiste weg.

Je zoekt en je zoekt, en je komt steeds dichterbij. Het paadje wordt smaller en het is inderdaad een gedoe in je hoofd hoor.

Maar daar staat tegenover dat er prachtige dingen worden geopenbaard.

In 1 Cor. 2:6 staat: Wij spreken van wijsheid bij hen die daarvoor rijp zijn, een wijsheid niet van deze eeuw (dus van dit tijdperk) ook niet van de beheersers van deze eeuw, wier macht teniet gaat, maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, (dus het is een verborgen zaak), die God van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.

Daar heb je dus Spreuken 8:

Eer de bergen geboren waren, was ik er.

Dat is die wijsheid Gods voor ónze heerlijkheid. Dat is natuurlijk prachtig!

Hoe weet Paulus dat nou? Nou, zegt hij in 1 Cor. 2:10: Dat heeft God geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods.

En de diepten Gods zijn de allerdiepste gedachten van Hem.

Een hele diepe gedachte is dat Hij had willen huwen met het wezen dat Hij geschapen heeft, de Adam. Daar stak de duivel een stokje voor. Dus hij stal de partner van God.

Adam moest opnieuw geboren worden, maar vlak daarvoor werd hij gegrepen. En God zag Zijn geliefde gáán.

Toen heeft Hij alles in het werk gesteld om de mens weer terug te krijgen; al het mogelijke heeft Hij gedaan.

Sommigen zijn een heel eind gekomen; maar op den duur ging het toch weer berg-afwaarts.

De profeet Maleachi was de laatste van het oude testament. Toen heeft het nog vierhonderd jaar geduurd voordat Jezus kwam.

Het is dus een dooie boel geweest. Maar die diepe gedachte heeft God nooit los- gelaten: Ik ga op zoek naar wat Ik verloren ben. Ik zoek het op, Ik wil ze weer terug hebben.

Zó lief heeft God die wereld. Dus die liefde is voor de mensenkinderen en Zijn vreugde is ook in mensenkinderen.

Die doorzoekt de diepten Gods!

Hoe doorzoekt die Geest de diepten Gods? Nou, dat doe jij toch? Jij doorzoekt toch die diepten Gods aan de hand van de Geest! Zó werkt dat!

Anders zou de Geest op z’n dooie akkertje (een beetje gek gezegd) de diepten Gods doorzoeken, en ja, waar moet hij er dan mee naar toe?

Jij zoekt! Blijf maar zoeken naar de antwoorden op de vragen die je hebt.

Er blijven ook vragen liggen, maar dat maakt niet uit.

Maar blijf zoeken naar de zin van je leven en je bestaan.

In Psalm 51:8 staat: In het geheim maakt U mij wijsheid bekend.

Hoe word je nou bekend gemaakt? In het geheim! In de binnenkamer! Als je alleen bent.

‘Maak me bekend hoe U denkt, wat U gelooft; wilt U dat eens vertellen? En Vader, waar bidt U wel eens voor?’

Want God bidt ook.

Stel maar zulke vragen. Je krijgt dan dus les, Hij maakt het bekend, maar je moet er voor open staan.

Je krijgt onderricht vol van Geestesadem. En die adem vormt woorden. Dat doet mijn adem ook. Zonder adem komt er geen woord. Dus woord en geest horen bij elkaar.

Laten je woorden dus ook als van God zijn. Dat zou wel mooi zijn.

In Jezus kreeg dus die wijsheid van God gestalte, en die Geest is ook in óns!

Dan krijgt de wijsheid van God ook gestalte in ons! Dat is wat!

Paulus zegt: Christus, in Wie alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn.

Dus als je er achter wil komen, moet je de verborgen omgang met de Christus leren kennen.

Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn respect in woont. Het heils-geheim wordt aan Zijn vrienden, naar Zijn trouw verbond, getoond.

Zó eenvoudig is het; in het geheim maakt Hij de dingen bekend.

En hoe maak jij ze bekend? Giet ze maar in een vorm van een gelijkenis.

Gebruik maar beelden, wie dóórvraagt, die volgt je wel.

Wie niet doorvraagt, maar z’n schouders ophaalt en zegt: nou ja, een aardig verhaaltje…, dan houdt het op.

Het is de Geest uit God die zo kunstig een zichtbare schepping heeft gemaakt;

je zal maar een boom verzinnen die nog nooit gezien is, en een mensenkind.

Je zal het maar verzinnen: gras en bloemen. Dat moet toch in iemand opkomen? 

Het is allemaal bij Hem begonnen.

Zulke kunstwerken maakt Hij wéér.

Die máákt Hij van je.

De laatste tekst is Spr. 8:35:

Wie mij vindt, heeft het leven gevonden.

Dat klopt, de boom des Levens is de Christus in het Paradijs Gods. Maar de boom des Levens zaait zich uit; het worden allemaal boompjes des Levens.

Op het laatst is het een bos.

Openbaringen spreekt over geboomte des Levens, dus een bos.

Allemaal leven in zich. Dat is geweldig!

Een andere vertaling luidt: Mijn uitgangen zijn uitgangen van leven.

Jouw uitgangen. Dus wat komt er uit?

Jouw uitgangen zijn uitgangen van léven, dat zijn woorden van leven. En een ander kan hem afwijzen of niet.

 

Centrale Bijbelstudie/ Duurt Sikkens  14-12-2011