De openbaring van Jezus Christus (Duurt 27-03-2017 Assen)

De openbaring van Jezus Christus

Ik wil eens een stuk uit de Openbaringen lezen. Veel mensen slaan Openbaringen over, ze vinden het zo’n raar science- fictionverhaal, zo griezelig hier en daar.

Dat klopt ook wel, maar ik heb ontdekt dat er door dat hele boek en door alle visioenen heen, die Johannes gekregen heeft, een soort zilveren spoor loopt, het spoor van onze Heiland. En in dat spoor willen wij Hem ook volgen, want het boek eindigt natuurlijk geweldig, maar de tocht daarheen gaat niet zonder moeilijkheden.

Ik begin met Openbaring 6:12, daar staat het volgende:

Toen Hij het zesde zegel opende, geschiede er een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. En de sterren des hemels vielen op de aarde, zoals een vijgenboom z’n wintervijgen laat vallen wanneer hij door een harde wind geschud wordt.

Dit is het beginstukje.

De zon werd als een haren zak, zwart, en een haren zak werd altijd gebruikt bij het overlijden van iemand, een teken van rouw. Dus er schuift tussen de zon en de mensen iets zwarts, en hoe reageren de mensen dan? Dan kijken ze…., en zien de zon niet meer, dan zeggen ze: ‘God is dood’. Dat is het teken van de rouw. ‘God is dood, Hij leeft niet meer voor mij’.

Ik kan wel kletsen over Goddelijke identiteit of zo, iets misterieus….., maar Hem zien als je Vader, dat is er echt niet meer bij.

Een teken van rouw: God is niet meer zichtbaar, God is dood.

En de maan werd als bloed. Bloed is een beeld van het natuurlijke leven.

De maan is het beeld van Jezus; de maan schijnt niet uit zichzelf maar ontvangt het schijnsel van de zon en weerkaatst dat de nacht in. Dat is de rol van Jezus geweest.

Hij was als een licht in die duistere wereld gaan schijnen. Hij ontving het licht van de Vader, de maan weerkaatst; en als hij als bloed wordt, dan heeft men het over een natuurlijke Jezus, een goed mens, een opportunist, revolutionair; allemaal titels die ze Hem gegeven hebben.

Maar een mens, wel een prachtig mens, een schitterend mens.

Vooral Zijn mens-zijn wordt benadrukt.

Een mens Jezus. Hij was een Mens Gods hoor! En dat is een ander wezen.

Een natuurlijk mens, zoals Adam, was ook een genie, een geweldig persoon. Hij heeft de taal ook uitgevonden. Ja, dat is wat in je eentje! Een taal uitvinden, doe dat maar eens. En gesprekken voeren met God, en rondkijken, namen geven. Hij was echt een onaangetast genie, die Adam!

Nou, dat was Jezus niet, dat hoefde Hij niet. Uiteindelijk gaat het niet om je mens-zijn, maar om mens Gods te zijn, en dat is een ander wezen.

Dan ben je van Goddelijke oorsprong.

In Psalm 82:6 staat: Gij zijt goden.

Ik weet niet of je dat kent,  maar: God staat in de vergadering der goden…, en dan zegt Hij: jullie zijn goden.

Maar dan zegt Hij ook: jullie doen helemaal niets wat goddelijk is; het lijkt nergens op, je moest je schamen.

Hoe zegt Hij dat ook al weer?

In vers 2: Hoelang zullen jullie onrecht-vaardig richten? Jullie moeten de geringen bevrijden, de wees en de arme.

En dan zegt Hij ineens terzijde: Ze weten niks en begrijpen niks; het zijn goden, en ze dolen maar wat rond in de duisternis.

Wat is dan het gevolg? Ja, dan gaan jullie weer dood als mensen (7). Dan sterven jullie weer als mensen, en dan ga je naar het dodenrijk.

Ja, daar zit je ook niet om te springen.

Waarom zijn jullie ontrouw geworden aan je opdracht; ontrouw geworden aan je oorsprong? Dat is erg hoor.

Het gaat dus niet om de mens Jezus.

Er is in Johannes 12:25 een verwarrende tekst: Die zijn leven liefheeft, die zal het verliezen, maar wie zijn leven haat in deze wereld, krijgt het eeuwige.

Daar staat 2x het woord ‘leven’.

De ene keer staat er ‘psyche’, dat is je natuurlijke leven, en als het ‘eeuwige’ leven wordt bedoeld, dan staat er ‘Zo-ön’.

Dat wordt dus 2x gewoon vertaald met ‘leven’, maar de ene keer is het jouw natuurlijke leven, en de andere keer is het het leven Gods, nou, dat is niet natuurlijk.

Hij zegt hier dus: ‘als je nou je natuurlijke leven inlevert, dan krijg je het ‘eeuwige’.

Dus wat heb ik gedaan?

Ik heb m’n ego ingeleverd, en moet je eens kijken wat er tevoorschijn komt.

Paulus zegt: ‘Ik leef niet meer, Christus leeft in mij, in zijn persoon’.

Dat is het grote verschil, de Christus in ons, of niet!

Dus je ego inleveren is niet zo moeilijk, ik hoef niet meer zo nodig. Zoveel mensen hebben zo’n knoert van een ego, ze stralen het gewoon uit.

Dan denk ik: nou ja, daar gaan we weer…., heb je nog oog voor anderen…

Maar dit ging over bloed.

En de sterren des hemels vielen op de aarde. Met de sterren des hemels worden de rechtvaardigen bedoeld. Daar heb ik het straks nog wel even over.

Dat zijn de mensen die een positie hebben in de hemel. Het nageslacht van Abraham zou bestaan uit de hoeveelheid zand maar ook uit de hoeveelheid sterren.

Hoeveel sterren zijn er? Net zoveel als zandkorrels, zóveel sterren zijn er!

Maar wat gebeurt er….., bij de eerste de beste storm verliezen ze hun hoge positie en ze vallen op aarde. De eerste de beste verdrukking, de tegenwerking, en daar gaan ze, als wintervijgen, de Staten-vertaling heeft het over onrijpe vijgen; ze zijn nooit gerijpt.

Ik ga nu even een zijsprong maken.

Ben je gerijpt of niet, of ben je nog steeds maar een zuigeling? Een kind van…., prachtig natuurlijk, maar ben je inmiddels ook gegroeid? Zit je in het rijpingsproces?

Als je die dwaze en wijze maagden, uit die gelijkenis, eens even naast elkaar zet, wat gebeurt er dan?

Op een gegevens moment reageren ze, want ze sluimerden allemaal, óók die wijzen.

Dus pas op dat je nooit in slaap valt! Want je hoeft niet te sluimeren, maar pas op dat je niet in slaap zakt. Zo van: ‘nou, ja, ik loop al zoveel jaren mee…., ik weet het zo langzamerhand wel een beetje, mij vertellen ze niks nieuws meer’.

Maar voor je het weet ben je ingedut.

Maar aan het eind van die gelijkenis kloppen die dwaze meisjes aan: ‘laat ons binnen’. En Jezus staat aan de andere kant, en wat zegt Hij dan? ‘Ik kèn jullie niet’. Toen dacht ik: dan hebben die dwaze maagden Hem ook nooit gekend zoals Hij is. Hij kènt hen niet!

En dat is één van de diepste grond-stellingen in je leven, dat je gekend bent door Hem, die van de Vader is.

Hij kent je dóór en dóór; en je laat jezelf ook kennen. Dat is ook nog een kunst hoor. Want sommige mensen laten zich niet kennen.

Nou, laat je maar wèl kennen, dan kan Hij zien wie je werkelijk bent.

Het ìs wat om Hem niet gekend te hebben!

Wat is er gebeurd? Die dwaze maagden hadden helemaal geen olie, en olie is een beeld van de kennis van het Koninkrijk der hemelen.

Jezus had het altijd over het Koninkrijk der hemelen, ALTIJD!

In de vorm van gelijkenissen, maar tegen-over de discipelen in directe vorm. Zó zit dat in elkaar.

In de tempel legde Hij ook alles uit, het ging om het Koninkrijk van de Vader.

En olie is de verzamelde kennis, want daarmee hou je de lamp brandende.

Zolang die lamp brandt, blijf je een licht.

Het ìs wat als alles sluimert en slaapt.

Dan ben je anders dan je Vader, daarvan staat in één van de Psalmen: Hij slaapt noch sluimert.

Verder staat er nog in die Psalm: Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?

Nou David, die komt niet van de bergen, die komt uit God! Je hoeft niet naar de bergen te kijken.

En de Almachtige slaapt en sluimert niet!

We gaan nu naar Openbaring 12:1:

Er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd;

en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.

Ze schreeuwt hier dus, wat zou ze schreeuwen? ‘Verschaf me recht tegen-over mijn tegenpartij’, want er staat iemand naast haar.

In de grondtekst staat niet ‘een’ vrouw, daar staat ‘één’ vrouw. Eén is daar een telwoord, een teken.

Wat voor teken verschijnt daar in de hemel? Daar heeft Jezus het volgende over gezegd:

Dat staat in Mattheus 24:29-30. Daar noemt Hij dat teken.

In de verdrukking van die dagen wordt de zon verduisterd, en de maan geeft haar glans niet, en de sterren vallen van de hemel; ja, de machten van de hemelen zullen wankelen, en dán zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen.

Wat is het teken van de Zoon des mensen? Dat is niet een of ander wit kruis, dat in de hemel staat te wiebelen.

Wat zou dat teken van de Zoon des mensen nou toch wezen?

Nou, er is maar één teken, en dat hier beschreven, dat teken is één vrouw.

Dat is de gemeente! Dus de gemeente is het teken van de Zoon des mensen.

Het is Zijn vrouw! Want Jezus is gehuwd. Wij hebben de gemeenschap door de heilige Geest. Dus het is man en vrouw; en die twee zijn één!

Het evangelie is zó eenvoudig, het is eigenlijk één-twee-één.

Het schiet me nu ineens te binnen, God begon met één, Adam; nou, zegt Hij, dat vind ik niks, nou, toen twee, en die twee zullen één zijn.

God is dus de herschepping begonnen  met één, Jezus, die kreeg ook een vrouw, dat is de gemeente; en die twee zullen één zijn.

Wij zijn dus eensgeestes met Hem en reken maar dat Hij naast die vrouw staat, die daar staat te baren.

Die heeft een kind in zich, ze is bevrucht door de heilige Geest. ze heeft haar kind eindeloos gedragen, en nou komt er een volwassen zoon tevoorschijn.

Niet een kind, nee, een volwassen zoon!

Dat is een zware bevalling; ga er maar aanstaan!

Dan heb je dus ook zware weeën.

Van die vrouw wordt wel gezegd dat ze met de zon is bekleed; dus de mensen die de zon zoeken, laten die de vrouw van Jezus maar op gaan zoeken, want zij is bekleed met die zon.

Voor de aarde zit er een zwarte zak tussen, maar voor de mensen die op zoek gaan, als ze de gemeente zoeken, als ze de vrouw van Jezus zoeken, dan kunnen ze de Zon zien! Dat straalt die vrouw dus uit.

Want je moet nagaan dat die vrouw, bekleed met de jas van de Zon, een stralend licht geeft in de onzichtbare wereld. Ze straalt van de barmhartigheid.

Als ze dat nou eens van jou zeiden! Dat jij straalt van barmhartigheid.

Dat gaat toch van jou uit? Je bent zo goed voor iedereen, voor vriend en vijand ben je zelfs goed.

Ja, de zon schijnt voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Maar ze schijnt!

En de maan is onder haar voeten; als je de maan zoekt, is die niet meer als bloed, maar de maan is hier een beeld voor het Woord van God; want Jezus is het Woord, en daar rust zij met haar voeten op; op het onvergankelijke Woord van God.

Dat allereerste Woord van God, Hij zei: Licht. Dát is het Woord van God.

En Johannes zegt: ‘Licht, dat is God Zelf’.

Maar ook wat uit Hem komt is Licht.

En het eerste Licht wat uit Hem kwam, was de Zoon. Hij zegt: Ik ben het Licht van de wereld.

En nou jullie, zegt Hij en geeft het aan z’n discipelen. Het licht verspreidt zich.

Dus de maan, het fundament, waar ze met haar voeten op staat, is onze grondslag.

En die krans van twaalf sterren is het beeld van een diadeem, twaalf apostelen, zij zijn begonnen met het verkondigen van het evangelie.

Jezus begon, zij namen het over; en zij verspreiden het evangelie rond haar hoofd.

Waarom om haar hoofd? Dat heeft alles te maken met haar denken.

Haar denken is zó gericht op de onzicht-bare dingen, op die heerlijke dingen van God. Dáár is ze op gericht!

Dát is de toekomst!

Als je ziet naar de rotzooi waar de wereld op dit ogenblik onder lijdt!

Blijf dus in de hemel! Blijf die toekomst vasthouden!

Ze is zwanger, je ontwikkelt je dus in de baarmoeder. En die baarmoeder vormen wij; uit ons wordt het zoonschap geboren. Dus wij zijn ook die baarmoeder.

Het Hebreeuwse woord voor baarmoeder is ‘rechem’, en dat betekent: ‘tedere liefde’. Nou, wat wil je nog meer? Gedragen worden, omhuld worden door tedere liefde. Daar heb je het karakter van God; daar heb je Zijn wezen.

Je zou die vrouw, die hier staat, ook een naam kunnen geven.

Mevrouw de Dageraad.

Dat staat in Psalm 110, daar worden de zonen geboren uit de dageraad; dat is het begin van een dag, de Dag des Heren.

Nou begeef ik me op glad ijs. Wat is de Dag des Heren? Als je dat in het oude testament leest….nou nou, het is meer dan verschrikkelijk wat er dan allemaal gebeurt. Gruwelijk! Bloed, vuur en rook-damp, een bende….

Maar ik denk: dat hoort nooit bij de Dag!

Het is de reactie van de tegenstander op het verschijnen van de Zoon, en op het verschijnen van de Zonen Gods! Op het openbaar worden van wat die vrouw in zich heeft.

Jesaja zegt ergens: ‘er is verdorie niemand die zegt: ‘kom tevoorschijn’.

Nou, laten we dat vandaag aan de dag maar wèl zeggen dat je het tevoorschijn roept in elkaar wat God daar gemaakt heeft, wat God bezig is te doen.

Ik las eens van een dominee een prachtig zinnetje, die hij schreef in het blad Trouw, hij is inmiddels overleden,  maar hij schreef: ‘elkaar tevoorschijn beminnen’.

Dat is wat! Dat je die ander zó lief hebt, dat datgene wat er in ontstaat, tevoor-schijn komt. En daar wacht God op!

Die mens Gods, van Goddelijke komaf, in de hemelse gewesten.

Maar ze schreeuwt, natuurlijk schreeuwt ze, want ze heeft het hartstikke zwaar en moeilijk.

En je hebt het ook zwaar in deze tijd.

Jeremia zegt in hfdst 4:31: Wat hoor ik, ik hoor een kreet als van één die in barens-nood is, benauwdheid als van één die voor het eerst baart. De kreet van de dochter Sions.(daar heb je haar). Ze hijgt naar adem, breidt haar handen uit: wee mij, ik bezwijk voor mijn moordenaars.

Dus ze staan haar naar het leven.

Daar wordt al geprofeteerd over die vrouw.

Maar Jezus heeft er ook iets van gezegd.

In Johannes 16:20 zegt Hij: Ik zeg u, jullie zullen schreien en weeklagen.

Dat zegt Hij tegen de 12 discipelen, maar de wereld zal zich verblijden. Ja, die zal zich verblijden dat ik er aan ga. Gij zult u bedroeven, maar jouw droefheid zal blijdschap worden.

Ze waren zó bedroefd dat Jezus er aan ging, waar of niet. Hij beschouwde hen dus als z’n moeder.

Dat zegt Hij ook, als ze een keer bij Hem aankloppen en zeggen: ‘je moeder staat hier met je broers’. Nou, zegt Jezus, dit is m’n moeder, en dan wijst Hij naar het publiek; dat is de moeder. En dan zegt Hij:

‘de vrouw die baart heeft droefheid omdat haar uur gekomen is; maar als ze haar kind ter wereld gebracht heeft, denkt ze niet meer aan haar benauwdheid, uit vreugde, dat een mens ter wereld gekomen is. Jullie hebben nu ook wel droefheid, maar Ik zal jullie weerzien.

Dat is de vreugde dat Hij opgestaan is uit de doden.

Dus jullie hebben het nu even moeilijk, als moeder, jullie zijn in al mijn verzoekingen bij Mij gebleven, Ik beschouw jullie echt als vrienden; jullie zijn niet weggelopen, jullie zijn Me trouw gebleven, jullie hebben Me geloofd; nou, dan ga je nu een droeve periode tegemoet, maar je zult weer hartstikke blij worden. Dat belooft iets!

En wat wáren ze blij toen ze merkten dat Hij opgestaan was.

Dus ze schreeuwt in de verzoekingen.

Er komen heel wat verzoekingen op je af.

Andere vertalingen hadden het over : ‘beslissende beproevingen’.

Dat vind ik ook wel een goeie.

Ze wordt op de proef gesteld, niet door God, maar door de duvel! Wat beslis je dan? Ga je mee, of ga je niet mee!

Bezwijk je of niet. Als je bezwijkt, en je ontdekt het, ga dan maar weer gauw terug. Dat kan altijd!

Trouwens, de hele schepping zucht hè?

Je buren soms ook, maar hoeveel mensen zuchten er wel niet. Die hebben geen leven. Miljoenen mensen hebben géén leven!

De hele schepping zucht, zegt Paulus, en is in barensnood.

Wat baart de schepping dan als ze in barensnood is? Die baart de zonen Gods; dus wij worden er op den duur wel op aangekeken. Maar dat is een ander verhaal.

En dan staat ze daar, en er staat een vurige draak met zeven koppen en tien horens, met op zijn koppen zeven kronen.

Wat een monster zeg!

Het woord ‘draak’ komt van dracoon, en dracoon komt van het werkwoord ‘derk’, dat is Grieks en betekent: ‘zien’.

Het heeft met kijken te maken.

Die slang in het Paradijs keek naar Eva.

Het leek wel of hij haar hypnotiseerde.

Hij moet het hebben van ‘zien’.

Later worden haar nakomelingen buiten het gezicht van de slang gebracht, buiten het ‘zien’. Hij heeft er geen zicht meer op, dat moet ook niet.

Maar dit is een raar monster! Dit is niet de duivel die daar in die kraamkamer staat.

Dit is een monster met zeven koppen en tien horens; dit is het beruchte beest uit de zee! Dáár komt dat beest vandaan.

Het is de laatste troef van de duivel.

Dat beest uit de zee heeft ook nog namen op die koppen, namen van godslastering.

Er staan geen vloeken op die koppen hoor. Nee, er staan hele mooie namen op: vrede, gerechtigheid, blijdschap, jezelf zijn, troost, liefde; noem alle mooie woorden maar op, noem de vruchten van de Geest maar op, en die heeft hij op z’n koppen geplakt. En dat is het godslasterlijke dat hij zich namen aanmeet die alleen God toekomen; die alleen de Geest toekomen.

Dat is het godslasterlijke van dit monster-lijke reptiel.

In Openb. 17:3 staat het: Ik zag een vrouw zitten op een scharlaken rood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens.

Daar heb je hem dus weer.

Welke geest is dat? Dat is de geest van de anti-christus. Anti betekent niet alleen ‘tegen’, een tegenkandidaat, nee, het betekent ook een ‘andere kandidaat’.

Hij wil wat Jezus toekomt. Dat wil hij!

Daarom heeft hij ook geweldig veel macht; want de satan zelf, een gevallen engel, geeft dat beest ál zijn macht; z’n politieke macht en z’n geestelijke macht. Nou, dát heeft hij behoorlijk in deze wereld; dat geeft hij aan dat monster.

Wat heeft hijzelf dan nog? Niks meer. En het kost ook maar één engel om hem te grijpen en in de put te gooien. Eén engel maar, ja, hij is machteloos geworden.

Hij heeft alles aan dat monster over-gedragen.

En die geest? Ja, dat is de geest van de valse kerk.

Daar kun je mee gedoopt worden onder handoplegging. Dan word je gedoopt met de verkeerde geest. Het is verschrikkelijk.

Maar dat kan.

En wie geen onderscheid van geesten heeft, die trappen er achter elkaar in.

Het gekke is, dat de geest van de anti-christ, en de Christus die in ons openbaar komt, in een doodgewoon groepje mensen, door hem ontkent wordt. Dat wil hij niét! Dus kijk uit, laat je niet zomaar de handen opleggen!

Maar de oerbelofte is, dat het zaad van de vrouw de kop van de slang zal vermor-zelen. En dát is het zaad van dè vrouw! Kinderen Gods, die volwassen zijn geworden! En wat doet dat zaad?

Die vermorzelt de kop van de slang, dat betekent dat z’n hele denkwereld aan gruzelementen wordt geslagen. Die gruwelijke denkwereld, daar blijft ook niks meer van over. Eindelijk wordt de oerbelofte van God waar!

Nou staat er nog in Openbaring 12:4, want wat doet dat kreng: zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mee en wierp ze op aarde. Daar heb je die wintervijgen.

Maar dat rare monster zwiept met zijn staart door de hemel, en slingert de sterren naar de aarde; ze verliezen dus hun hemelse positie.

Je kan het ook vergelijken met de vruchten van een boom met wintervijgen, als ze er afvallen, dan is het afval.

Ja, dan is het afval, de afval der heiligen.

Dat kán dus! Hij wierp ze op de aarde.

Maar waarom nou met z’n staart?

Dat kun je vinden in Jesaja 9:14, daar staat iets merkwaardigs; daar staat dat God een keer een oordeel uitspreekt, en dan vergelijkt hij Israël met een dier.

Hij zegt: De oude en aanzienlijke, (dat bevindt zich boven het hoofd van het dier) dat is de kop, en de profeet die leugen onderwijst, dat is de staart.

Dat is het venijn, dat is een oud woord voor vergif. Het vergif zit in de staart.

Dat zijn de profeten die leugens spreken.

(15) De leiders van dit volk worden verleiders, en wie zich leiden lieten, werden op een doolweg gebracht.

Er zijn dwaalleraars zat! Jezus zegt het ook: ‘er komen zoveel valse profeten en valse christussen; Hij gebruikt het woord ‘christussen’, valse gezalfden.

Ze deugen niet. In die staart zit het venijn, en hij slingert met leugenprofetiën de mensen weer naar de aarde.

Als ze eerst maar weer op aarde zijn; als de christenen maar uit de hemel vallen, dát is de bedoeling! Dus laat je nooit verleiden, of liever: misleiden door weer op aarde bezig te zijn, want daar kun je eindeloos mee bezig zijn. Je denkt dat je een geestelijk werk verricht, maar het is zo aards als wat. Dus goed nadenken of je in de hemel bezig bent of niet.

Ik kom steeds meer in kranten en in andere massa-media tegen dat mensen van de aarde steeds bezig zijn met zichzelf. Met hun ego, ‘hoe word ik een goed en normaal mens’. Dat is wel een goeie vraag, daar is niets mis mee.

Nou, dan moet ik een cursus volgen in Yoga, en mindfullness, enz., nou, er zijn cursussen zat. Ja, en dan kom je dichter bij jezelf, en langzamerhand begin je te beseffen wie je zelf bent…..

Als m’n horloge kapot is, dan ga ik naar de maker terug; als een mens kapot is, ga dan naar je Maker!

Je hemelse Vader heeft jou verwekt, geboren doen worden, is bezig met je opvoeding; dát is je Maker!

En als er één is die jou kent, dan is Hij dat.

Mensen die eindeloos bezig zijn met: ‘ik moet een goed mens worden’ – dat mag hoor – maar dat heeft met het Koninkrijk Gods niks te maken, want een kind van God is sowieso een goed mens!

En dat is de scheiding die zich dan voltrekt, wil je een mens worden, of wil je een mens Gods worden.

Wil je een mens worden naar Gods beeld? Dat staat in Genesis 1: ‘een mens naar Mijn beeld en gelijkenis’, dat is ook in het Hebreeuws een ander woord, en Jezus was de eerste gelijkenis Gods. Hij was Zèlf een gelijkenis; dat wás Hij, Hij was een parabel. Hij zei: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader’.

Misschien had Hij wel de tranen in de ogen toen Hij dát zei. Ik zie er uit als een normaal en gewoon mens, maar Ik ben van de Vader.

‘Kijk alsjeblieft dóór Me heen, en zie wie Ik werkelijk ben’. Daarom is die uitspraak van Petrus zo geweldig, als hij zegt: Goh, jij bent de Christus!

Mond dicht, zei Jezus direct tegen hem, niet verder vertellen. Het is wel waar, maar vlees en bloed hebben jou dat niet geopenbaard.

Hier heeft de Vader aan Petrus geopenbaard wie Jezus werkelijk was!

Wij hebben in ons ook dat ‘Christen-zijn’.

En als een ander dat zegt, dan zeg je maar: ‘mond dicht hoor, dat houden we liever geheim, want dat is het geheim van God in ons!’ Een schitterend geheim!

Vele valse profeten en christussen proberen die uitverkorenen ook nog te verleiden. Ze zijn er op uit met valse profetieën. Dus als iemand een profetie uitspreekt, moet je het gewoon toetsen, kijken of het klopt, en of het aansluit bij de Vader. Als het niet deugt, steek het dan in de fik.

In Openb.12:5 gaat dat monster voor die vrouw staan om dat mannelijke wezen te verslinden. Het is een volwassen zoon!

En wat verkondigt die volwassen zoon? Ons evangelie! Gods evangelie is het evangelie van de Zoon, maar het is ook óns evangelie.

Het woord evangelie betekent: ‘Goede tijding, goede boodschap’; het betekent ook ‘zachte tijding, zachte boodschap’. Daar heb je die tedere liefde van God weer, die in al Z’n zachtheid tot ons komt.

God is niet hard! Nooit!

En als dié tevoorschijn komen, dan staat er: het kind werd plotseling weggevoerd naar Gods troon.

Dus dat kind, die Zoon, pakt de troons-rechten, Hij gaat naast God op z’n troon zitten, Hij krijgt een ijzeren staf, en daar-mee begint Hij de heidenen te hoeden.

Dat betekent dat Hij de boze geesten op de hersens slaat.

Eindelijk komen de langverwachte tekenen tevoorschijn; boze geesten worden uitge-dreven, op zieken leggen zij de handen en ze genezen. Blinden gaan zien, lammen gaan lopen.

De tekenen volgen op de bevestiging van hun tevoorschijn komen!

Ze brengen dit evangelie nog eens een keer over de hele wereld. Hoe dat moet, dat weet ik niet, maar het gebeurt wel!

Want het evangelie wordt nog een keer over de hele wereld gebracht.

Dat is wat hoor! En trouwens, als dit evangelie verteld wordt, weet je wat dan ook altijd verteld wordt? Dat is het verhaal van de zalving van Jezus door Maria.

Ze giet een heel kostbare kruik met olie over Zijn hoofd heen.

Ja, nou, mopper mopper, dat had je beter aan de armen kunnen geven, werd er gezegd, maar Jezus liet het toe.

Dan zegt Hij, dat wat zij gedaan heeft, dat heeft ze gedaan met het oog op Mijn dood. Want doden, lijken, werden gezalfd, ook voor de geur, ander stonk het zo; maar zij zalfde een levende.

Dat betekende dat zij geloofde in de opstanding. Nou, zegt Jezus, waar dit evangelie verteld wordt, dan wordt dát verhaal van Maria verteld.

Nou, ik heb nog niet veel preken gehoord, over wat zij deed, omdat zij geloofde in de opstanding.

Dat had ze ook al bij haar broer, Lazarus.

‘Goh’, zegt ze tegen Jezus, ‘als jij hier geweest was, dan was het niet zo ver gekomen met Lazarus’.

Ja, zegt Jezus, maar hij staat op!

‘Dat weet ik’, zegt ze, ‘op de jongste dag’.

Dat wist ze allemaal. En dan zegt Jezus, als het ware tussen neus en lippen door,

Ik ben de opstanding! Ik ben die opstanding waar jij het over hebt.

Hij had ook kunnen zeggen: Met Mij is de jongste dag begonnen, de uiterste dag; met Mij, Ik ben het eerste Licht Gods.

zo breekt de Dag van God aan.

De boel is de afgelopen eeuwen totaal verduisterd, en nou breekt eindelijk in ons het licht weer door.

Ga maar schijnen, gewoon schijnen. Wees barmhartig, wees vriendelijk, oordeel niet.

Je hoeft je niet af te vragen of je het wel goed doet; en of de Heer een karwei voor je heeft…, nee hoor, ga maar rustig schijnen, jezelf wezen in Hem, en Hij in jou. Als Hij in jou is, dan komt Hij ook uit jou tevoorschijn.

Dat zegt Jezus ook zo graag: Blijf in Mij, dan blijf Ik in jou.

Gewoon in Hem blijven, verder hoef je niks te doen, je hoeft je geen zorgen te maken, blijf in Mij!

Ik vind dit zo’n lieve opmerking.

Vers 6: En dan vlucht de vrouw naar de woestijn.

Wat is de woestijn? Het is een eenzame plaats, eigenlijk zit je in het isolement, en dat zitten wij ook. Wij zitten, geestelijke gezien, in een isolement.

Je wordt losgemaakt van allerlei rare leerstellingen, van zoveel dingen, tenminste, als ik mezelf na ga.                Wat ik vroeger als puber allemaal moest geloven, en wat ik gelukkig allemaal weer kwijt geraakt ben, dat is niet te geloven, echt vreselijke dingen.

Uitvindingen van Augustinus waar je misselijk van wordt. Hij vond de erfzonde uit. Ik moest erfzonde, erfschuld en erf-smet moest ik leren, dus dat zondaars-schap zit in je genen….

Dan denk ik: ‘waarom is genade dan niet erfelijk?’ Dat zou toch ook kunnen?

Maar het zit niet in je genen, maar dat heeft hij uitgevonden.

En over de relatie man-vrouw heeft Augustinus zoveel gekke dingen gezegd.

Hij heeft ook mooie dingen geschreven hoor, ik wil hem niet tekort doen.

Luther heeft ook geweldige dingen gedaan, maar als je hem over de Joden hoorde, dan was dat niet best; ze hadden Jezus vermoord…., vreselijk, daar heeft hij enge dingen over geschreven; maar als je dat nou allemaal weg laat, dan blijft er van Luther toch een prachtfiguur over.

Maar deze vrouw vlucht de verlatenheid in. Daar wordt ze door God onderhouden.

Los gemaakt van hen die ze geïsoleerd hebben.

God zegt ook: Trek uit Babel.

De vrouw, die op dat monster zit, dat is Babel. Ja, maak je maar los van die vrouw, Openb.17:3, van die geest, ook van die geestesdoop.

Als die mensen openbaar worden, dan wordt eindelijk wáár, waar Jezus voor gebeden heeft: Verlos ons van de boze.

Maak ons los van de boze.

Zij maken zich los.

Het occultisme stijgt helemaal ten top; zó duister wordt het.

Er zijn zelfs mensen die eerst de Geest van God hebben ontvangen, ze hebben er echter niks mee gedaan; werden ze dan nog maar een puur natuurlijk mens, dan zou dat niet zo gek zijn, maar ze beginnen zich dan te verdiepen in andere geestelijke richtingen. En wat gebeurt er dan?

Dan bedroef je de heilige Geest; die trekt zich dan van lieverlee terug uit die mens, en op die plek gaat die geest van de antichrist zitten.

Want die eerste mensen wisten wel wat van de geestelijke wereld, ja, nou, dan wordt er weer iets geopenbaard uit die geestelijke wereld:

‘Zou je als God willen zijn, kennende goed en kwaad?’

Dè grote leugen: ‘zou je als God willen zijn, Die kent goed en kwaad’.

Dat is niet zo; het is een grote leugen en die neemt plaats in die mens.

Paulus schrijft daarover: Hij zet zich in de tempel Gods, om aan zich te laten zien dat hij god is.

En er zijn heel veel mensen die daar intuinen, en het is allemaal show.

Ik wil nog een stukje lezen uit Jesaja 14:12. Dat gaat over het einde, dat de koning van Babel te gronde gericht wordt.

Hij verdwijnt op een goeie dag in het dodenrijk.

Daar zegt Jesaja: Wat ben jij uit de hemel gevallen, en hoe noemde hij zich? Morgenster, dat ben ik! En dan ook nog Zoon des dageraads!

Dat zijn twee titels die alleen maar op Jezus van toepassing zijn. Hij zegt ergens in de Openbaring: Ik ben de blinkende Morgenster. Hij is de Zoon des Dageraads.

Dit monster heeft zich die titels aangemeten en noemt zich zo!

Hij is zó hoogmoedig; Wat ben jij ter aarde geveld, overweldiger der volken.

Dat is wat hoor, als je alle volken over-weldigd hebt.

En jij overlegde nog wel: ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten, – dat is boven ons -, zetelen op de berg der samenkomst, – waar wij wonen, samen met de Vader -.

Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken.., en de wolken dat zijn wij ook, boven ons stelt hij zich op, en wat zegt hij dan? Mij aan de Allerhoogste gelijk stellen.

Ik ben God.

In 2Thess.2:4 staat: om aan zich te laten zien dat hij ‘een’ god is…, het woordje ‘een’ staat er niet hoor, …om aan zich te laten zien dat hij god is. Ik ben het, en een hoop mensen tuinen daar in. Het is een verschrikkelijke gebeurtenis hier.

In drie faces wil hij omhoog, en hij gaat in één face naar beneden.

Laten wij maar rustig doorgaan met waar we mee bezig zijn.

Het enige wat God eigenlijk mooi vindt, is dat jij de hoop vasthoudt. Het is nl. Zijn hoop.

Je kent vast wel het stukje over geloof, hoop en liefde. Wat op allerlei jubilea en bruiloften wordt voorgelezen. Ze doen maar, maar het gaat over het geloof van God! En de hoop van God, en de liefde van God. Daar gaat het over.

Het gaat over Gods hoop, geloof en liefde.

Gods hoop heeft Hij op jullie gezet, op ons. ‘Dat hoop Ik zo’, zegt Hij. En Hij gelooft ook nog dat het gebeurt.

Wat moet Hij dan veel van ons houden; ja, dat is de liefde.

Zijn geloof, hoop en liefde krijgen in jou gestalte. Iets mooiers is er niet.

Houdt dat vast!

De Colossenzenbrief geeft eigenlijk de beste samenvatting van Paulus’ geloof, en daar heeft hij het constant over: De Christus in ons. Dat is de hoop van de heerlijkheid.

Dat God je ziet, Hij kijkt naar je, en dan hoopt Hij zó dat jij Zijn hoop vasthoudt, wat Hij al eeuwenlang hoopt; en dat je heel simpel gaat geloven dat Hij dat ook gelooft, want dat zegt Jezus een keer:

Heb geloof van God. Dus je zou hetzelfde moeten gaan geloven als God? Ja!

Je kan hetzelfde geloven als wat God ook gelooft.

Ik schiet nog even een zijstraatje in.

In Lucas 6:12 staat dat Jezus de berg op ging om te bidden in het gebed van God.

Dus het gebed van God is tot óns gericht, en Hij vraagt: ‘willen jullie Mij verhoren’.

Dat vraagt Hij; leuk is dat hè?

Dat God zó eenvoudig is, dat is ongelooflijk!

Hij heeft Zijn hoop op mensen gesteld.

Ik weet niet of ik het al genoemd heb, maar over die z.g. wederkomst zijn al heel veel dikke boeken geschreven, zoveel aparte verhalen.

Terwijl het woord wederkomst, parousia, gewoon ‘aanwezigheid’ betekent, en verder niks!

Paulus zegt: ‘Tijdens mijn aanwezigheid daar’…, hier gebruikt hij het woord ‘parousia’. Hij is er gewoon.

En Jezus zegt Zelf ook: Ik ben mèt je, alle dagen, zelfs tot aan de voleinding der wereld blijf Ik bij je. Of je nou sterft of niet, Ik blijf bij jou en jij bij Mij.

Dát is die aanwezigheid. Het is ook een oernaam van God. Ik ben die Ik ben, Ik ben de Aanwezige.

Het wordt ook wel vertaald met: Ik ben er altijd, Ik ben!

Als Hij nou in jou aanwezig is, dan komt Hij dus ook in jou tevoorschijn. Ja toch?

Dat is nou die z.g. wederkomst.

Dat gaat niet met toeters, en boven op een berg, en door een gouden poort, en weet ik wat voor sciencefiction er allemaal bij gehaald wordt.

Het gebeurt in doodgewone mensen zoals jij en ik. Want God was ook aanwezig in de doodgewone mens Jezus. En in de discipelen, dat waren ook doodgewone mensen. Dáárin openbaarde Hij Zich.

Zou Hij Zich dat dan een tweede keer ook niet doen?

Hij zegt: ‘Ik kom gewoon in een wolk’, en dat zijn wij. En daarin kom Ik openbaar!

Er komt dus een dag, dat de mensen eindeloos zeuren over de wederkomst, dat jij op een dag durft te zeggen: ‘als je het geloven wil, Hij is al terug’.

Dan wordt het heel stil om je heen.

Hij is terug, en dan loop je maar weer weg.

Ja, durf je die stap te maken, want het is een stap, dan tril ik ook van binnen hoor.

Dat gebeurt niet op een speciale dag met lichtflitsen en knallen.

Knallen en lichtflitsen komen bij de duivel vandaan hoor.

Reken maar dat die antichristelijke geest valse christussen kweekt, en dié zeggen dat zij het zijn.

Zij zeggen dat ze de christussen zijn.

Is dat dan niet herkenbaar? Ja, voor ons is dat herkenbaar.

Toen Jezus dingen deed, zei Hij: ‘spreek daar niet over’, dus als er mensen zijn die aan zich laten zien dat zij het zijn, dan is dat een leugen, een show.

Het is een geheim dat in ons is. Het gebeurt allemaal in het geheim, en daar houdt God van.

Dus dat is nou de Openbaring van Jezus Christus. Zo begint dat boek toch?

Alle geweld is niet van God.

Zelfs bij de uitstorting van de heilige Geest was er het geluid van een geweldige windvlaag. Maar er staat eigenlijk: ‘een gewelddadige windvlaag’,

Het floot ze om de oren, dat was dus de tegenwerking van de boze.

Want Gods Geest houdt niet van geweld.

Het gaat niet door kracht of geweld, maar door Mijn Geest.

Dat moet je dus goed onderscheiden.

Het heeft dus niks met elkaar te maken.

Trouwens, die hele schepping is zo verschrikkelijk aangetast. Gods schiep de vruchtbomen en dieren naar hun aard, maar wat is er van de aard van die dieren overgebleven, toch niks meer?

Een leeuw hoort stro te eten, nou, moet je eens kijken wat hij dagelijks naar binnen brengt.

Er zijn nog maar een paar dieren waarvan ik zeg: ‘ja, die hebben hun aard nog, bijv. een schaap, zij bijten elkaar niet; of een lammetje, er is toch niets onschuldiger dan schapen van God, het Lam van God, een duif, een tortelduifje, als beeld van de heilige Geest.

Nou, dan heb je de meeste dieren wel gehad die totale onschuld uitstralen.

Een lammetje, het Lam van God; God had maar één Lam; en de schapen van God, en een duif. Dat is genoeg.

Mooi hè?

 

Duurt Sikkens, dd 06-04-2017 Assen

 

 

De natuurlijke en de geestelijke mens (Duurt Centrale Bijbelstudie Assen 24-10-2012)

De natuurlijke en de geestelijke mens 

 

Vader, leidt ons door Uw Geest in die wonderlijke onzichtbare wereld. Leer ons Uw gedachten kennen. Ik heb eigenlijk maar één bede: dat Uw Koninkrijk komt en verlos ons alstublieft van de boze.

Amen.

 

Genesis 6

Dat begin is een moeilijk stukje, maar ik ben er uit!

Eerst lezen we Gen. 6:1-4, en dáár gaat het vooral  om. Misschien kom ik nog toe tot vers 5-8.

NBG-vertaling.

Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods… (die hoofdletter moet een kleine letter g zijn) …..zagen de zonen gods dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen wie zij maar verkozen. En de Heer zei: mijn geest (met kleine letter) zal niet altijd in de mens blijven nu ze zich misgaan hebben, hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.

 

Toen de mensen…., het staat er eigenlijk in het enkelvoud: de mens, de mensheid, op aarde begonnen te vermenigvuldigen.., dat snap ik nog; en dan werden hun dochters geboren.

Er is met dat woord ‘dochters’ iets merkwaardigs aan de hand in het Hebreeuws.

Dochter betekent hier hun innerlijke mens, en dat is een sleutel om dit stukje te begrijpen.

Hun innerlijke mens; want de innerlijke mens van de mens is vrouwelijk; de duivel is mannelijk, hij is de vader der leugen.

En wij noemen God ook Vader.

Maar de mens zèlf is vrouwelijk.

Als God uiteindelijk de mensheid huwt, heel ver in de toekomst, is de mensheid de vrouw en Hij de Man. Om dat mannelijk en vrouwelijk even tegenover elkaar te zetten.

…zagen de zonen gods…Nou, dat is zo’n rare vertaling. Ik heb er een heleboel vertalingen op nageslagen, maar de beste is: buitengewone krachtfiguren; en die wonen in de hemel.

Het zijn harde, heersende boze geesten. Want de hemel is behoorlijk bevolkt; en het is er ook een zooitje.

Maar in het Hebreeuws staan die buiten-gewone krachtfiguren lijnrecht tegenover de dochters. Het verschil tussen man/vrouw – sterk en zwak.

Dochter kan zelfs een stad zijn. We zingen uit volle borst ‘dochter Sion’, wat stel je je daarbij voor? De dochter van Sion is Jeruzalem.

In Jesaja 1:8 staat dat het wel een stad kan zijn.

Maar er wonen toch ook mannen?

Dus die bundeling van inwoners noem je dochter.

Maar die buitengewone krachtfiguren zijn geweldenaars.

Dus het mannelijke kan het vrouwelijke bevruchten; niet andersom.

Als wij bevrucht worden door de boze dan baren wij zonden, zegt Jacobus.

Dus de mens is vrouwelijk, dat moet je goed onthouden; de inwendige mens.

En ze zagen dat ze schoon waren….

In het Hebreeuws staat er ‘tof’, dat betekent ook ‘goed’; toffe vogel, toffe kerel, etc.; maar dat betekent gewoon ‘goed’ en ‘mooi’.

God zag dat het ‘goed’ was, lezen we in Genesis 1, maar Hij zag ook dat het ‘mooi’ was. Dus mooi en goed is hetzelfde.

Maar dan staat er (:2): zij namen zich daaruit vrouwen, wie ze maar verkozen.

Moet je nagaan, wat een gruwelijke willekeur ligt hieraan ten grondslag.

Zij namen zich…! Dat is toch wat!

Dat is een misdaad. Ze deden maar; ze vroegen geen toestemming; ze maken gewoon misbruik van hun macht.

En die mens kon z’n innerlijk niet beschermen tegen die krengen. Dat lukte hem niet, daar had ie de kracht en de macht niet voor. Het mislukte.

En verscheidene mensen hebben zich daarvoor opengesteld.

Wat een wantoestand is dat eigenlijk hè?

Moet je nagaan, dat zulke monsters gewoon een mens pakken, of het nou een man of een vrouw is, dat maakt niet uit;

bevruchten ze…, ja, en wat komt er dan uit….?

….wie zij maar verkozen.

Dus dat gebeurt. En de Heer zei: Mijn geest zal niet altijd in de mens blijven.

Mijn geest, dat is niet de heilige Geest, daar waren ze nog niet mee gedoopt; dat is gewoon de levensgeest.

Maar een betere vertaling, letterlijk vanuit het Hebreeuws is: de op Mij gerichte adem.

Dus de mens heeft een levensgeest ontvangen, en van nature is t’ie op God gericht, origineel.

Bij een hoop mensen kom je dat nog wel tegen. Als je vraagt: geloven jullie nog wel in iets? Nou, zeggen ze, we geloven wel dat er iets is, of iemand, of een design, maar er is iets wat een rol speelt wat we niet kennen. Dat is dan het enige wat er nog over is van de op God gerichte adem.

In Prediker staat ook dat God in onze natuur gelegd heeft ‘het verlangen naar Hem’. Eeuwigheidsverlangen.

Van nature zit dat in elk mens.

En als je er naar vraagt, klopt dat ook.

‘Zou je eeuwig willen leven?’ O ja natuurlijk, dat zou mooi zijn.

En God is de enige die die vraag kan beantwoorden. En dat heeft Hij gedaan!

In de Zoon Jezus Christus. Want Hij zegt: Als je Mij gelooft hèb je eeuwig leven.

(3)…ze hebben zich misgaan….

Nu zij zich misgaan hebben….

Ja, daar zat wel dwang achter.

Eigenlijk staat er: het is niet tot z’n recht gekomen. Die op Mij gerichte adem komt niet tot z’n recht. Het gebeurt gewoon niet.

En dan komt er een hele verdrietige conclusie van God. Ik kan het niet anders interpreteren: ‘hij is vlees’. Verdraaid: hij is vlees. Dat is dus puur natuur!

Dit is heel verdrietig wat God hier constateert.

En om dat nog eens te benadrukken zie je ook in vers 5 en 6.

Toen de Here zag dat de boosheid der mensen groot was op de aarde…, nou, dat is wat, en kijk vandaag maar om je heen, het is een zooitje…, en al wat de over-leggingen van zijn hart voorbrachten…,

eigenlijk staat daar: de drijfveren van z’n denken, …slechts boos was (bij het over-grote deel) …berouwde het de Heer dat Hij de mens op de aarde gemaakt had en het smarte Hem in Zijn hart.

Je leest er gemakkelijk overheen, maar het deed Hem verdriet tot in Z’n aller- diepste wezen.

God heeft zitten huilen toen Hij dit constateerde. Ja, zoveel verdriet.

Ik heb een mens gemaakt waar Ik mee om wilde gaan, maar moet je eens kijken wat het wordt: hij is vlees!

Alleen maar bezig met de zichtbare dingen.

Jezus heeft gezegd: Wat uit het vlees geboren is, is vlees.

Ja, wat ik hier vanavond zie, is uit vlees geboren, allemaal vlees; vleselijk. Daar wordt mee bedoeld: natuurlijk.

En wat uit de Geest geboren is, is Geest. En dat kan ik nièt aan jullie zien, maar wel weten!  Want jullie zijn allemaal uit de Geest geboren.

Dat staat behoorlijk tegenover elkaar hoor!

De natuurlijke mens en de geestelijke mens.

In Judas vers 19 staat, en dat gaat over natuurlijke mensen, en dan zegt hij erachter: …die de Geest niet hebben.

Dus je kan een gelovige zijn, maar als je de Geest niet hebt, dan blijf je natúúrlijk denken; dan blijf je psychisch denken, aan aardse dingen; aan je natje en je droogje; aan je eigen ziel…., je bent eigenlijk hartstikke veel met jezèlf bezig, en dat is bloedlink!

Als je tot aan je dood met jezelf bezig bent, wat heeft het dan opgeleverd?

Ik vind psychologie en psychiatrie wel interessant, niks mis mee; maar wat uit de Geest geboren is, dat is Geest, en daar vind ik het mooiste om kontakt mee te hebben; met de gééstelijke bedoelingen van de mens; je geestelijke drijfveren.

Ben je bezig op aarde, komt het dáár op aan? Of ben je bezig in de hemel?

Dát is het onderscheid waar de gemeente voor staat! Zijn wij bezig in de hemel, of met allerlei aardse toestanden…, en of het allemaal wel goed gaat en hoe het loopt.

Zoek je de schatten in de hemel of op aarde?

Wat zijn je drijfveren?

In Psalm 27:4 staat: Eén ding heb ik aan de Heer gevraagd, nou, dat is niet veel, maar hij vroeg me daar wat, hij vroeg:

…te doorzoeken in de tempel, maar vooral om de lieflijkheid van Uw gestalte te zien.

Dus de omgang met Hem is punt één; jaag de liefde na, en Paulus zegt: èn streeft naar de gaven des Geestes.

Dát zijn de schatten van de tempel!

Dat zijn de tempelschatten, en die zitten in ons, want wij zijn die tempel!

Zoeken wij die schatten nog op? Al die gaven van de Geest. Hoe werken die, werken ze wel bij ons? Hoe dan?

Spreken in tongen? Nou, dat zal iedereen wel kunnen…. Maar weet je ook wat je zegt? Want je spreekt geheimenissen met God, en die maakt Hij je openbaar.

En je kan je eigen geheimenissen ook aan Hem kwijt; sprekend in tongen.

Jaagt de geestelijke gaven na; de gave van genezing, de gave van profetie, ach, noem het allemaal maar op.

Als we daarnaar jagen, dan krijgen we toch langzamerhand de gestalte die God zoekt.

Jezus zegt: jullie zijn allemaal graan-korrels, maar hij moet in de aarde vallen.

Dat zegt Hij eerst. Hij móet in de aarde vallen. Dat is een keus die je maakt.

En, zegt Hij, sterven! Dat zegt Hij er achter: anders blijft ze op zichzelf.

Ja, ik kan hier op de tafel een korrel neerleggen, dan ligt hij er over 20 eeuwen nòg. Het blijft op zichzelf! Er is niets mee gebeurd. Helemaal niks.

Hoe zit dat dan?

Jezus gaat nog verder. Hij zegt: Het vlees doet geen nut. Dat zegt Jezus hoor!

Het vlees doet helemaal geen nut.

Petrus zegt: Waar zal ik alle vlees mee vergelijken? Nou, met gras.

Het levert niks op, het wordt gemaaid en morgen in de oven gegooid. Het levert niks op.

Paulus zegt in de Corinthebrief: Onze uitwendige mens vergaat, prachtig! Want die inwendige mens wordt per dag vernieuwd.

We zitten in een vernieuwingsproces, en dat is zó mooi. Dat is het grote verschil tussen een kastanje en een kastanje-boom.

Wat wil je nou nog meer? Als die kastanje sterft, dan moet je eens kijken hoeveel kastanjes dat oplevert! Ja toch!

Schitterend is dat!

Van Jezus wordt ook gezegd in de brief aan Filemon: In Zijn uiterlijk als een mens bevonden.

Dus uiterlijk zag Hij er uit als een mens.

Hij at, Hij dronk, Hij vierde feestjes, Hij was altijd onder de mensen te vinden. Hij zocht de eenzaamheid wel eens op, repareerde een dak. Ja, een doodgewoon mens.

Uiterlijk!

Maar wie zag wie Hij innerlijk was? Dat was zó goed verstopt.

De eerste die dat zag en dat hardop zei, was Petrus. Misschien had hij de tranen wel in de ogen staan.

Toen Jezus vroeg: wie zeggen de mensen dat Ik ben, en wat denken jullie ervan? Zegt Petrus ineens: Jij bent de Christus!

En Jezus draaide Zich verrast om en zei: dat kun je nooit uit jezelf weten, vlees en bloed hebben jou dat niet geopenbaard.

Petrus, jij hebt een goed gehoor voor de stem van God. Die heb je verstaan en je hebt het gezegd. Want uiterlijk was er geen eer aan Jezus te behalen. Een dood-gewone jood, een timmerman.

Liever gezegd: Hij was een klein aannemertje.

Ja, wie ziet daar nou het Lam van God in.

In Zijn uiterlijk als een mens bevonden.

Maar het gaat om onze innerlijke mens.

Het natuurlijke komt eerst, zegt Paulus.

Ja, je hebt eerst een natuurlijke geboorte gehad, je bent natúúrlijk opgevoed tot een bepaalde leeftijd; totdat je zelf kunt kiezen.

Dus het natuurlijke komt eerst. Daarná het geestelijke. Want Paulus zegt: Ik tel mijn leven niet. Tjonge jonge, dat las ik vroeger ook en dacht toen: man man, ik tel mijn leven niet, maar dat is toch hartstikke kostbaar? Ja, dat is het ook wel, maar Paulus zegt: ik acht het niet kostbaar.

Nou Paulus, hoe lossen we dat op?

Dat is heel eenvoudig: ik tel mijn leven niet, maar het leven van de Christus in me, dát tel ik! En dat is oneindig veel meer en mooier dan dat simpele aardse leventje dat ik leid.

Want, even ter herinnering, wat hebben wij afgelegd toen wij ons in water lieten dopen? Je oude leven, het aardse leven. Dat heb je afgelegd; omdat je gericht bent op een geestelijk leven.

Want een mens legt z’n natuurlijke leven af, hij zegt: ik heb het wel gezien…

(ik heb het over gewone normale mensen hoor), en ik sta gééstelijk op.

Die geestelijke mens, met een nieuwe naam, die is opgestaan! Ook met een geestelijk lichaam.

Dat kan ik van jullie en van mijzelf ook niet zien. Maar als ik één keer gestorven ben, dan blijkt wat voor opstandingslichaam ik heb; en dat vernieuwingsproces gaat toch altijd door. Dat houdt nooit meer op! Want wij leven, en wat leeft dat groeit!

We hebben een levende God, en die levende God groeit!

We zijn een levende tempel met levende stenen; alles groeit en bloeit. Dat houdt nooit meer op!

Dus in de waterdoop heb je je psychische leven afgelegd, je aardse leven. En dat geestelijke leven ben je begonnen tot grote vreugde van God, die jou opnieuw heeft doen geboren worden, want je hebt het Woord van de Zoon geloofd, opgegeten, en toen gebeurde het.

De doop is ook een bad van weder-geboorte. De waterdoop heeft zóveel betekenissen.

Denk eens aan een bad, dat is toch lekker? Lekker badderen. Ja, en daar word je uit geboren; uit dat water; dus zo zijn wij ook geboren uit water en Geest.

Heel eenvoudig; een kind kan het snappen. Je bent uit water en Geest geboren; Woord en Geest.

Hij is vlees; wat een verdrietige conclusie. Want God besluit nl. om de boel aan de duvel over te geven. Hij zegt: Ik ga de mensen die Ik geschapen heb, uitroeien.

Dat is een apart verhaal, maar de bescherming viel weg.

Ik heb het wel eens verteld, maar rondom de aarde zat een heel dik firmament; in het Hebreeuws staat er: dat is het vast gehamerde.

Job noemt het: gepolijst als een spiegel; het was doorzichtig ijs, daar scheen de zon doorheen en als de zon onderging dan scheen de zon er nog op alle mogelijke manieren doorheen.

Nacht werd het nooit op aarde. Daarom staat er ook in de bijbel: het was avond geweest en het was morgen geweest; over een nacht wordt niet gesproken.

Dat firmament zat als een beschermende bel rondom deze planeet.

Bij de zondvloed is dat kapot gegaan; de sluizen gingen kapot, het ijs donderde naar beneden, het is een verschrikkelijke toestand geweest.

De bescherming viel weg, niet als beeld maar in de werkelijkheid! Ze werden een prooi van de machten en de mensen.

Er heeft een firmament om de aarde gezeten. Trouwens, als je een kind vraagt om het scheppingsverhaal te tekenen dan zeggen ze: God zei, er zij een uitspansel midden in de wateren, dat scheiding maakt tussen wateren en wateren. Nou, God maakte dat uitspansel…, wat maakt Hij dan? Waar is dat gebleven?

Als je het een kind vraagt, dan tekent hij de aarde, met het uitspansel er omheen, met wateren er boven, dat is natuurlijk bevroren,  en water er onder. O ja, en de wateren onder de hemel komen bij elkaar, dat worden dan zeeën.

Het is zo eenvoudig zoals het er staat. Maar ja, wie gelooft dat?

Maar goed, dat is een apart verhaal.

In Genesis 6:3 zegt God: hij is vlees, een andere vertaling luidt: hij is lichamelijk.

Hij denkt alleen maar aan zichzelf: hoe gaat het met mij?

En dan staat er: zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. Dus de mensen werden al knap oud, maar nu honderd twintig, om hun leven te beteren.

God geeft hem honderd twintig jaar om van gedachten te veranderen.

Dat heeft Hij ook een poos aangezien, totdat dat ook allemaal mislukte.

In vers 4 staat iets merkwaardigs.

De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen die afschuwelijke krachtfiguren tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden. Het woordje kinderen staat niet in het Hebreeuws. Het mag hoor, maar je mag er ook neerzetten: jonge reuzen.

Dus zij baarden iets. Ze werden bevrucht door die geweldige krachtfiguren in de hemel en dan baren ze….., ja, wat baren ze? Er staat: reuzen.

Nou kun je dat ook letterlijk opvatten als reuzen…, er zijn zelfs mensen die beweren dat ze honderd meter hoog waren. Dat lijkt me wel een beetje stug hoor. Maar wel wanstaltig.

Een dwerg is niet uit God en een reus is niet uit God. Maar hier gaat het over reuzen.

Nou staat er in het Hebreeuws een merk-waardig woord: nephillim, dat zijn eigenlijk dwingelanden. Die rammen.

Dus ze hoeven niet lichamelijk gigantisch groot geweest te zijn, maar ze zullen er wel tussen gezeten hebben.

Neem Og, de koning van Basan, dat herinner je je misschien wel, waar de Israëlieten tegen vochten, die schatten ze op vier meter, z’n bed was vier meter. Dus een reusachtige vent.

Goliath was ook een knoert van een reus. Natuurlijk verschrikkelijke figuren, dan maak je ook rechtsomkeert en ga je weg.

Nephillim. Maar wat baren zij?

Die worden dus geboren uit een kracht-figuur uit de hemel, een boze geest en

een zwakke mens. Daar komen reuzen

uit tevoorschijn. Nephillim, dwingelanden, tirannen. En kijk maar om je heen, die geesten zijn nog lang niet dood en gebonden. Die gaan nog rustig tekeer in allerlei mensen, en dat worden dan ook tirannen.

Kijk maar gewoon in de wereld om je heen. Hoeveel tirannen zijn er wel niet geweest in de loop der eeuwen.

Gruwelijke tirannen; en in de geschie-denisboekjes wordt dat lang niet altijd vermeld.

Nebukadnezar was een eerste klas tiran.

Het is niet normaal hoeveel mensenlevens hij op z’n geweten heeft.

Alexander de Grote, een boef! En in de geschiedenisboekjes worden ze verheerlijkt; ook in de filmindustrie.

Napoleon was een criminele hond als de pest. Ik hoor het een Fransman, die bij ons was, nog zeggen; wij waren aan het kamperen aan de Route de Napoleon, en daar hebben ze ook een weitje; daar kun je dan herdenken dat Napoleon daar andere mensen getroffen heeft, weet ik veel, ik ga er helemaal niet heen; maar we kregen het over Napoleon, en die Fransman keek me aan en zei: Napoleon? Een crimineel! Gewoon een crimineel.

Ja…, maar hij heeft toch gezorgd voor de Code Penal, het Burgerwetboek en het Strafwetboek; en hij  heeft maten en gewichten allemaal gelijk gemaakt.

Ja, maar is dat een verdienste? Dat is nog maar de vraag. Alles moet gelijk zijn. En dat is het kenmerk van tirannen.

Hitler, Hoessein, Assad vandaag aan de dag. En denk eens aan Stalin?

Hoe sommige Russische mannen en vrouwen nog kunnen zeggen: ‘ach, leefde vadertje Stalin nog maar….’.

Stalin heeft miljoenen mensenlevens op z’n geweten.

Dat zijn tirannen. Die zijn gebaard. Die zijn het resultaat van zo’n boze geest, zo’n geweldenaar en de menselijke geest. En als hij de ruimte en de kans krijgt….

Göring heeft in z’n dagboek geschreven, hij had een grote bek hoor, en was nergens bang voor; hij was ook behoorlijk intelligent; maar hij zegt: als ik tegenover Hitler stond, voelde ik me een zak met wind. Hij liep helemaal leeg.

Zo’n hypnotische uitwerking had Hitler op z’n omgeving.

Dat heb je ook wel eens bij mensen, dat je dan helemaal wegzakt; dan gaat daar wat van uit wat niet normaal is. Dat noemen ze dan een charisma, een uitstraling.

Nephillim, het zijn eigenlijk gevallen mensen. Het komt van ‘vallen’ in het Hebreeuws. En dat klopt, want die engelen, die aanvankelijk God dienden door de mens te moeten dienen, waren gevallen. Ze wilden heersen!

En, zegt Judas, ze werden ontrouw aan hun hoge oorsprong.

Judas vers 6: Hij heeft engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag onder donkerheid bewaard.

Dus die worden allemaal nog geoordeeld.

Maar ze werden hun óórsprong ontrouw.

Oorsprong kun je ook net zo goed vertalen met ambtsplaats of dienst. Ze hadden moeten dienen, en ze heersten. En hun ambt was om te dienen. Engelen zijn dienende geesten. En dat wilden deze niet. Die wilden heersen. En dat hebben ze gedaan.

Dus ‘vallen’…., dan ga je naar beneden.

Als er aan het eind der tijden over afval wordt gesproken, van christenen, dan hebben ze dus eerst aan de boom,  gehangen, maar ze zijn er af gevallen.

AFVAL! Wat zijn dan de drijfveren van je hart geweest om te kiezen?

Wil je heersen of wil je dienen?

Er staat hier: het zijn de geweldigen uit de voortijd. Dit waren de mensen zelf, die reuzen, ze zijn bevrucht in hun inwendige mens, en dan wórden ze wat die geest er in gepompt heeft. Eigenlijk is dit een verkrachting.

In Genesis 10:8 wordt er eentje genoemd:

Kusch, een zoon van Cham, en Cham was een zoon van Noach, Kusch verwekte Nimrod, en deze was de eerste macht-hebber op aarde.

Er staat letterlijk: de eerste geweldenaar op aarde. Want wat is je drijfveer als je macht wil uitoefenen over andere mensen? Dat moet je eens goed nagaan.

Wat wil je? Wil je iets te zeggen hebben over anderen, of niet. Ben je om te dienen of om te heersen. Ben je een najager van het hoogste. Er zijn zoveel advertenties op de tv, dat ze de lat zó hoog leggen, ja, daar moet je naar toe; je hebt ambitie, je hebt eerzucht, je wil iets bereiken, enz. enz.

Het zit zo diep in de mens om iets te willen bereiken, zodat ze later van je kunnen zeggen: kijk, dat heeft hij gepresteerd.

Maar hier staat: machthebber.

Dan staat er verder over Nimrod: hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren. Geweldig moet je hier letterlijk opvatten. Gewelddadig!

Hij was dus een jager; nou betekent het woord Nimrod letterlijk: wij willen weer-spannig zijn. Tegenover wie? Tegenover God natuurlijk.

Want de op God gerichte adem was niet meer op Hem gericht, hij was op macht gericht.

De naam Nimrod is gemaakt van het woordje Nimoerta, dat mag je vergeten maar dat was de Babylonische God van de jacht en de oorlog. Nou, als je daar naar genoemd wordt, dan hoef je je niet af te vragen waar men met dat kind naar toe moet. Dan wil je er wat van maken.

Ja, jacht en oorlog. Denk aan Ezau; zó tegengesteld aan Jacob.

Het gaat er in de laatste dagen ook om dat de Ezau’s de Jacobs zullen vervolgen. De christenen naar het vlees en de christenen naar de Geest, ze noemen zich allebei christen. Maar de één is het en de ander is het in naam.

Dat is het grote verschil, natuurlijk of geestelijk. Wat zoek je eigenlijk?

En dan staat er: …voor het aangezicht des Heren. De septuagint zegt niet ‘voor’, die zegt: ‘tegenover’; en dat vind ik een veel betere vertaling dan ‘voor’.

Een geweldig jager tegenover het aangezicht des Heren.

En het aangezicht des Heren is God Zelf.

Hij wordt alleen bij z’n gezicht genoemd.

Dat is ook het belangrijkste hè?

Een geweldig jager ‘tegenover’ God.

Nou, daar heeft God niks mee te maken, dan draait Hij Zich om. Afschuwelijk!

Dat is nou Nimrod. Daarom zegt men: een geweldig jager voor het aangezicht des Heren als Nimrod. Het begin van zijn koninkrijk was Babel. Nou, je weet wat voor wereldrijk dáár uit voortgekomen is.

En dat is me een wereldrijk geweest hoor; als je daar boeken over leest…, dat is ongelooflijk wat een economische macht die in de wereld hadden. Het was niet een klein weggedrukt landje. Overal hadden ze kontakten, en schitterende steden; niet normaal meer.

Even een zijstraatje naar Nimrod: wij willen weerspannig zijn, maar hij verheft zich tegen God. Dát is eigenlijk het wezen van Nimrod, met een mond vol grootspraak.

Dat is een typische bijbelse uitdrukking.

Zouden dergelijke geesten nog bestaan? Zulke geweldenaars? Nou, reken maar! Er zijn er zat!

Maar er is nòg een categorie geestelijke geweldenaars, en die zoeken kontakt met christenen. Die zoeken daar kontakt mee. Ze willen nl. heersen, niet dienen maar heersen. Als het nou klikt tussen zo’n geest en jou, je wil iemand zijn in de geestelijke wereld, in de kerk, in de samenleving; je wil iemand zijn, een beroemdheid; iemand die duizenden mensen trekt; die gigantisch vaak op tv komt, en noem maar op…., wat ben je er dan voor één?

Wat is je drijfveer, wat zoek je? Dat is een doordenker hoor. Want als de duvel rond gaat, brullend als een leeuw, rond de gemeente, want daar zoekt hij het vooral, dan ziet en hoort iedereen hem wel.

Ja, hij brult, hij schreeuwt, natuurlijk is die makkelijk te onderscheiden. Maar als hij op kousenvoeten, op z’n teentjes, heel stilletjes de gemeente insluipt. 

Heb je dán z’n bedoelingen door?

Want datzelfde soort religieuze geesten…, zo noem ik ze maar,  want religie is een uitvinding van de boze; al die rare religies.

En inclusief wat er van het christendom gemaakt is.

Al die rare religies, met al die rituelen, toestanden…, een zooi. En je moet weer wat, en ergens aan beantwoorden.

Dat zijn allemaal uitvindingen van de boze.

Hij wil je het liefst in een systeempje onderdouwen. Dat heeft’ie je het zwijgen opgelegd.

Die geesten zoeken kontakt en die wil van jou maken die iemand moet zijn; je moet iemand worden! Je bent belangrijk! En zo gaat dat maar door.

Hij doet ook een beroep op je natuur-talenten. Maar dat is een zijstraat.

Die buitengewone krachtfiguren, die onder donkere banden bewaard worden tot het oordeel, die eerste categorie zal wel weg zijn; maar die religieuze machten zijn bij lange na niet dood!

Daniël zag ze. Ze zagen er uit als een beer, een panter en een leeuw.

Johannes neemt dat beeld over in Openbaring, dan heeft hij het over een beer, een leeuw en een luipaard. Het zijn alle drie roofdieren. En Daniël snapte er geen bal van. Hij snapte er helemaal niks van. Nou, zegt God, laat dat maar zitten, dat komt aan het eind wel openbaar, dan gaan je ogen wel open, het is nu nog te heftig. Maar Johannes zag dat ook.

Nu iets over religieuze geesten wat aan het eind openbaar komt.

De wereld barst zo’n beetje van die religieuze geesten.

Het gaat allemaal over religie en nog eens religie…, meer dan verschrikkelijk.

Oorlogen, geruchten van oorlogen, gedonder, aardbevingen. Het betekent dat het natuurlijke leven geschud wordt.

Radeloze angst onder de mensen.

Het is verschrikkelijk wat er nu in Syrië gebeurt. En het slaat maar om zich heen en het gaat maar door.

Dus de chaos neemt toe.

Maar God is bezig met het ontwikkelen van Zijn Koninkrijk. Daarom zijn wij ook bezig in de hemel. Dáár zoeken we ons spoor, een weg. Jezus zegt: Ik ben de Weg, en wij volgen dat; het is een leerweg.

En leren betekent letterlijk: een spoor volgen. Dat is een prachtige uitdrukking.

Want het is uitgezet door iemand; een leraar zet een spoor uit, en jij volgt dat spoor tot aan het eind.

En de heilige Geest is onze leraar. De dingen die ik vertel, weet ik ook niet uit mezelf. Want je kunt Bijbellezen totdat je er bij neervalt en er nog niks van snappen als de Geest het niet openbaart. Want de Geest maakt je de dingen duidelijk.

Afgelopen zondag ging het ook over: de toekomst uitstippelen, en Wim haakte daarop in door te zeggen: ja, dat zijn de dingen die je toekomen; dat is één kant van de medaille; de andere kant van de medaille zijn de dingen die op je afkomen, want er komt heel veel op ons af; en hoe houd je dan je hoofd goed! Hoe houd je je gedachten goed!

Laat je je angst aanjagen of niet? Hoe zit dat?

Die buitengewone krachtfiguren, die religieuzen die vallen, werken eendrachtig samen. Dat moeten ze nou wel, want de duvel staat op een dag op het strand van de zee, dat is de volkerenzee, de chaos, de religieuze massa…., dan staat hij daar en dan roept hij iets op. De oppervlakte van dat water begint te rimpelen en daar komen zeven koppen tevoorschijn. Meer dan verschrikkelijk!

Een beest met tien horens en zeven koppen. Wat is dat voor een reptiel?

Een monster; en op zijn koppen namen van Godslastering.

Wat zijn Godslasterlijke namen?

Want al die religieuze geesten gaan uit van één gedachte: ‘wij willen de wereld-heerschappij’. En dat zal hij krijgen ook!

Want dat beest uit de zee is de grote tegenhanger van de heilige Geest.

Die staan lijnrecht tegenover elkaar.

Kracht en geweld, èn de Geest van God.

Niet door kracht en geweld, het gebeurt door Mijn Geest. En de Geest is de zachtmoedigheid zelf!

Jezus geeft dit monster een naam. Hij noemt hem de gruwel der verwoesting.

Erger kun je je het niet voorstellen. Hij zegt: sla Daniël er maar op na: wie het leest, geve er acht op.

De gruwel der verwoesting. En die namen van Godslastering op z’n koppen.

Daar staan geen vloeken op! Kom nou!

Hij zegt van zichzelf dat hij de geest van God is. Anders is er geen misleiding.

En op die koppen staan prachtige woorden: vrede, rust, blijdschap, gerechtigheid, inzicht, liefde, trouw….

Hoe wil je het hebben? Allemaal mooie woorden. Ja, uiterlijk!

Het is meer dan verschrikkelijk. Het is Godslastering.

Dat monster zoekt gemeenschap met de mens op aarde. Waar richt hij z’n pijlen het sterkste op? Op mensen die gewend zijn in de hemel te wandelen. Die van de onzichtbare dingen heel veel weten. Dié moet hij hebben. Die weten aardig wat.

Daaruit rekruteert hij zijn mensen; en dat zijn mensen die zich christenen noemen, en ook vol van liefde en wijsheid en inzicht en de hele handel zijn…., maar ze willen heersen. Dat is hun diepste drijfveer.

Ze willen wat te zeggen hebben zowel in de hemel als op aarde. En de duvel heeft dat monster al z’n macht gegeven; wist je dat? Dan is hij zelf niks meer waard hoor.

Nee, als je al je macht delegeert aan een ander, waar ben je dan zèlf nog?

Dat klopt ook wel, want een poosje later wordt de duvel door één engel gepakt en in een put gegooid. Eén engel kan dat gemakkelijk aan. Ja, hij is al z’n macht kwijt; dat heeft hij overgeheveld aan die geest; en die geest vermengd zich met het beest uit de aarde. Die twee vallen samen; het beest uit de aarde is een mens, mensen die daar gevoelig voor zijn.

Ze noemen zich christenen hoor!

Ze zeggen ook dat ze met de Geest gedoopt zijn.., ook opnieuw geboren zijn….Ja hoor, al die dingen die wij zo normaal vinden; zij dus ook.

Judas was niet te onderscheiden van de andere discipelen; het was onmogelijk om het verschil te zien. En toch zegt Jezus: één van u is een duivel. Hij zag het wel.

Dus je hebt wel onderscheid nodig.

Als die twee samenvallen krijg je dè antichristus.

Het is een monster hoor; een gruwel der verwoesting.

En waar gaat die geest naartoe? Paulus zegt, en dat heeft hij, toen al, een paar keer verteld aan de gemeente in Thessalonica, en er een paar keer op gehamerd: die geest zet zich in de tempel van God. En dat zijn wij!

Breekt hij dan zomaar in? Nou, ik zei het zonet al, hij komt op kousenvoeten binnen, en probeert de heilige Geest eruit te krijgen, en hij gaat er dan zelf in.

Je bedroefd de heilige Geest nl., en die trekt zich terug. En dan kan hij in het centrum gaan zitten, en hij laat aan zich zien dat hij (een) God is, zegt Thessalonicenzen 2:4.

In de vertaling staat: ‘een’ God, maar dat ‘een’ hoort er niet.

En wat zegt die hufter, ja, het is verschrikkelijk, hij zegt: mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

Dat zijn exact de woorden van Jezus.

Dus de hele aarde gaat er ook vol verbazing achterna. Hij doet ook wonderen en tekenen. Hele wonderlijke tekens, de mens staat dan met open mond te kijken. De grootste atheïst valt door de mand. Ja, Christus is teruggekeerd…..

Hij brengt dus, politiek en religieus, rust en vrede; er is een eind aan de chaos in de wereld gekomen. Hè hè, de mensen halen opgelucht adem…, en daar heb je hem!

Een gruwel der verwoesting.

Je mag wel eens kijken bij Daniël 7:25, dat gaat over die 10 horens.

Hij zal woorden spreken tégen de Allerhoogste, (daar heb je hem, tégen God) en de heiligen richt hij te gronde.

Er zijn figuren geweest in de geschiedenis die dat ook wel gedaan hebben, tégen God.

Dat zeiden de Fransen ook: ‘geen God en geen meester’. Ze hebben toen ook de kalender veranderd. Godsdiensten werden verboden. Keizer Antiochus Epifanes  heeft drie jaar lang de joodse godsdienst verboden. Maar ja, in de vorige eeuw is er ook zoveel verboden geweest van godsdiensten. En moet je kijken wat een hoop godsdiensttwisten we vandaag aan de dag hebben; de Soennieten en de Alawieten en weet ik hoe ze allemaal heten. Ze verbieden elkaar van alles.

Maar hij gaat tégen de Allerhoogste tekeer èn tegen de heiligen.

Daniël 8:10: …hij deed sterren van de hemel vallen, zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijkse offer ontnomen….,een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijkse offer.

Wat is het ‘dagelijkse offer’? Dat betekent een eeuwigdurend offer. En het eeuwig-durend offer is het offer van het Lam.

Dat is altijd geldig. En dat ontkent hij.

Tegenover dát komt er een andere eredienst. Hij gooit zelfs de waarheid ter aarde (12).

En hij is slim hoor, kijk maar eens in vers 24: Zijn kracht zal sterk zijn, maar niet door eigen kracht, en op ontstellende wijze zal hij verderf brengen, en wat hij onderneemt, gelukt. Dat zingt hij ook: Al wat ik onderneem, gelukt.

Maar er staat bij: ‘niet door eigen kracht’.

Dat zeggen wij ook. Ja, maar hij heeft de kracht van dat beest met die zeven koppen. Daardoor wordt hij zo groot en sterk en machtig; dan heeft hij alles te vertellen in de wereld, maar dan ook werkelijk alles!

Daniël 11:31: …zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden, het offer van het Lam telt niet meer, daarom is het Lam van God het centrum, de kern van ons bestaan,…en een gruwel oprichten die verwoesting brengt.

Jezus zegt: als je die gruwel ziet staan waar hij niet hoort…., hij staat waar hij niet hoort…., dat is in de mens, dat is in die geestelijke mens.

Dus ze hebben hem ruimte gegeven.

In Daniël 12:1 staat: Te dien tijde zal Michaël opstaan (dat staat allemaal Openbaring 10) dan komt er een tijd van grote benauwdheid, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan.

Het is nog nooit zo erg geweest, zegt Jezus; als het niet ter wille van de heiligen ingekort werd, zou geen vlees het overleven; dat betekent: geen mens.

Nou, dát is een ramp!

En dan staat er: In die tijd zal jouw volk ontkomen, ontsnappen, in die tijd.

Dus als de druk op het hoogst is…, dan ontsnappen we! Hoe, dat weet ik nog niet, die aanwijzingen zal God zeker geven door middel van z’n profeten, echt waar!

Daar hoef je je ook niet op voor te bereiden.

Het beest zoekt dus gemeenschap met de mens, en zo ontstaat dus de mens der wetteloosheid, zegt Paulus, de zoon des verderfs.

Maar hij zegt natuurlijk dat hij de goedheid zelve is. Dat is het masker dat hij heeft.

Prachtig! Wonderen en tekenen….

Wat houdt hem dan nog tegen? Want het wachten is op dat kreng.

2 Thess. 2:3 Paulus zegt hier: Laat niemand je misleiden, op welke manier ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen alles wat God of voorwerp van verering heet…,

noem eens een voorwerp van verering, dat is de tempel natuurlijk; dat zijn geen relikwieën …., of gelukspoppetjes ergens in je auto of zo…

Voorwerp van verering, dingen. Maar het gaat over de tempel. Dat is de tent van God! …zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien dat hij god is. Dus zichzelf voor God uitgeeft, staat er.

Maar nou staat er verder: Herinner jullie je niet, dat ik, toen ik nog bij jullie was, dit  meermalen gezegd heb? Je weet thans ook wat hem weerhoudt, tot hij zich openbaart.

Wat houdt hem nou nog tegen om zich te openbaren vandaag aan de dag?

Dat is de weerhouder. Op een hoop manieren is dat al uitgelegd, maar ik ken maar één uitleg: vers 7: Het geheim van de wetteloosheid is in werking, maar wacht alleen maar totdat hij, die op dit ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is.

Wie houdt hem nog tegen? Dat zijn gewoon de mensen, de regelende wereld-geesten, de regeringen, die nog een beetje orde in de chaos proberen te scheppen. Die orde houdt dat dus tegen; maar het moet eerst een chaotische bende worden, wil hij zich openbaren; waar het wachten op is, dat hij met open armen ontvangen wordt door iedereen; en dat is eeuwenlang niet gebeurd.

Het moet nog een keer gebeuren.

Ik zeg het vaak wat ongelukkig hoor, maar als het maar duidelijk is dat hij gewoon zit te wachten, want z’n koppen zijn al boven water, tot hij aan land kan gaan.

En als dát gebeurt, dan heeft hij de hele natuurlijke wereld achter zich aan.

Maar die wederhouder, de tegenhouder, dat zijn gewoon de geordenende wereld-geesten, regeringen.

Als het een chaos wordt, komt hij opzetten. En dan preekt hij vrede, halleluja!

Dan staat er dat iedereen dat beest, die geest, moet volgen, en ze krijgen een merkteken.

En wat is dat merkteken? Sommigen zeggen: nou, dat is een pincode; of: dat is een barcode; een knipje in je oren.

Dat zijn allemaal nonsens!

Ze worden allemaal gedoopt met die geest.

Onder druk worden je de handen op-gelegd en je moet je laten vervullen met die geest. Die geest moet door iedereen heen stromen. Ze krijgen allemaal een merkteken, dat is het merkteken van het beest.

Jij doet daar niet aan mee, want jij hebt ook een merkteken van de heilige Geest.

Dat is ook een merk, daardoor ben je gemerkt.

Het is een gruwelijke toekomst; maar als wij nou maar bezig blijven met de onzicht-bare dingen, met het ontwikkelen van de tempelschatten, met die wandel in de hemel en goed om je heenkijken, ogen open houden.

Ik herinner me dat er een profetie geweest is dat zei: Hou je ogen en oren goed open, dan hou je ook je rust. Dan wandel je, je rent niet in de hemel, je wandelt. Dan heb je zoveel rust dat je de stem van de Geest kan verstaan. En dat lijkt me het aller-mooiste wat er is. Dat je de stem van de Geest kunt verstaan, zodat je weet hoe je moet handelen.

 

Duurt Sikkens  C.B.  d.d.24-10-2012

 

 

 

 

antwoord op (onverstaanbare) reactie uit de groep:

Monden vallen open, het is verbazing-wekkend wat dat kreng kan. Hij is nog nooit boven water geweest; nog nooit geopenbaard in de wereld, en dan ineens…, en alle macht en kracht van de duvel heeft hij ook; dat is onvoorstelbaar!

God ontfermt Zich natuurlijk over de mensen die daar blindelings intuinen; dat is voor Hem helemaal geen punt, want die mensen gaan echt niet naar de hel.

De hel is echt gemaakt voor de boze en z’n engelen; en alleen de valse profeet, de antichrist zelf, verdwijnt er ook in, want die is niet te verbeteren. Dat zijn de enigen.

We doen dus niet aan bangmakerij met hel en verdoemenis.

Laten we maar rustig doorgaan in alle liefde.

 

Vader, help ons om deze gedachten goed te verwerken; ook de dingen te bedenken die boven zijn.

Ik vind dat zó mooi, ik kom helemaal tot leven. Ik weet dat U gezegd hebt: kom tevoorschijn, nou Vader, ik denk dat dát het mooiste is dat er bestaat; dat die geestelijke mens tevoorschijn komt: de mens Gods!

Amen.

 

 

De lieflijkheid des Heren aanschouwen (Duurt 30-10-2011)

De lieflijkheid des Heren aanschouwen

 

Wat hebben we in ons leven al een bende preken gehoord. Honderdduizenden woorden zijn over ons uitgestort, en wat hebben die woorden gedáán?

In Psalm 27:4 staat:

Eén ding heb ik van de Heer gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid des Heren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.

Heb je dit wel eens gevraagd? Want uiteindelijk gaat het dáárom!

De meeste mensen vragen verschrikkelijk veel dingen aan Hem. En David zegt: ik vraag maar één ding. Maar dat ene ding omvat natuurlijk alles.

Om de lieflijkheid des Heren te aanschouwen.

God vraagt heel vaak: zoek Mijn aangezicht. Waarom vraagt Hij dat?

Waarom zou Hij vragen: zoek Mij eens op? Nou, Hij wil je zien, en dat is nou alles.

Niet dat je daar als een kruiperig wezen naar toe gaat, maar gewoon in je volledige gestalte; al is die nog zo beschadigd, dat maakt even niet uit.

Hij wil jou zien! Het is Zijn diepste verlangen om mensen te zien.

Dat vind ik nogal wat. Vroeger was ik bang voor Hem. Ik durfde Hem niet onder ogen te komen; en Hij vraagt: kom Mij alsjeblieft onder ogen, want Ik wil je zien.

Ik wil zien met wie Ik de rest van Mijn leven, en dat is nogal wat, ga delen.

Te verblijven in het huis des Heren.

Wat is eigenlijk dat huis des Heren?

Simpel gezegd: wij hebben twee lichamen, een aards lichaam, wat je ziet, en een hemels lichaam, wat je niet ziet. Dat heet het opstandingslichaam. Dat verschijnt als je het aardse lichaam aflegt.

Dat verschijnt in een andere dimensie.

En al die opstandingslichamen bij elkaar is het huis van God. Daar heeft David naar uitgekeken. Inmiddels is hij het al. Hij is inmiddels gedoopt met de heilige Geest. En hij heeft gezien dat heel veel beloften, die hij heeft geprofeteerd, uitgekomen zijn.

Maar andersom is ook waar, dat God woont in ons. Of, zoals sommigen zeggen: wij wónen niet in het hemelse Jeruzalem, maar we zijn het, en Gòd woont daar.

Het is maar hoe je denkt. Anders zit je in allerlei termen vast, die eigenlijk niks zeggen; maar Hij woont in Zijn stad, Jeruzalem, de stad van de vrede.

Maar dan staat er: om de lieflijkheid…

Een ander woord, dat hier wordt gebruikt in andere vertalingen is het woord mildheid, en het woord tederheid.

God is mild, wat is dat? Een milde regen is geen stortbui van woorden.

Mild en teder; moet je nagaan dat die God, waarin ik vroeger heb moeten geloven, zó veranderd is, zo onthuld is, dat Hij eindelijk Z’n ware gezicht kan laten zien. Gods ware gezicht.

Die tederheid van Hem is onbeschrijflijk en al eeuwen oud. En daar is steeds de duivel tussen geschoven met zijn karakter-trekken, zodat God de karaktertrekken moest hebben van de duvel, en dat is verschrikkelijk.

Daarom wordt er ook zo weinig over de duivel verteld; en dat is goed ook; maar ondertussen heeft hij wel het gezicht van God zó veranderd en tot een raar masker gemaakt, dat iedereen daar bang voor werd; of daarover ging lachen: och, bestaat Hij wel….?

Van alles is er tussen geschoven, zodat God maar niet aan het licht kan komen.

En dáár gaat het om!

Ja, die tederheid van Hem. Er staat in een Psalm: Hij drenkt ons, dat is ‘laten drinken’, met een stroom van lieflijkheden. Dus toen Jezus hier rondging, was Hij een bron van lieflijkheden. Hij vertelde de mensen heel mooie dingen, prachtige dingen over Z’n Vader. Want het beeld wat zij van de Vader hadden, was zo raar en krom, en er zat zoveel geweld achter.

Dat was zo sterk dat, toen zij in een dorpje waren dat niet wilde luisteren naar wat Jezus te vertellen had, en zich van Hem afkeerden, Zijn volgelingen zeiden: zullen we vuur laten neerdalen? Zullen we dat dorp eens even omkeren? Even laten zien hoe sterk en machtig God is….?

Nou, zegt Jezus, jullie weten niet uit wat voor geest jullie zijn; jullie snappen er echt niks van.

Dat zegt Hij gewoon. Jullie snappen het niet! Jullie kennen de Vader niet.

Een andere tekst zegt: Hij verbergt ons in het verborgene van Zijn gezicht, van Zijn aanschijn.

Aanschijn is een heel ouderwets woord dat gewoon ‘gezicht’ betekent. Iemand z’n aanschijn is: z’n verschijningsvorm.

Hij verbergt ons in het verborgene van Zijn aanschijn. Want God is Iemand die in het verborgene werkt, en ook kijkt in het onzichtbare. Je hebt dus andere ogen nodig om te zien. Maar verberg je daarin.

Het mooiste is natuurlijk dat Hij eigenlijk aan jou vraagt: ‘kijk Mij eens aan’. En je hoeft je ogen nooit meer neer te slaan.

Tenzij je je kapot schaamt…., nou goed, dan vergeeft Hij je dat, en dan durf je Hem weer aan te kijken.

De Zoon heeft er voor gezorgd dat we God frank en vrij kunnen aankijken. En dan wordt het stil. Zwijgen in Zijn liefde.

Geliefden hoeven dat niet zo vaak tegen elkaar te zeggen. Ze hoeven elkaar alleen maar aan te kijken en ze weten hoe het is.

De Heer te aanschouwen, kijken. Dat doe je dus met je innerlijke ogen. Dáármee zie je Hem. Maar ja, daar heb je ook licht bij nodig; zonder licht zie je niks.

En wat voor licht is dat dan? Als ik uitga van dat tabernakeltje, dat mobiele tempeltje wat de Israëlieten hadden in de woestijn. Het enige licht van dat ‘heilige’ was die kandelaar. Dat waren zeven heel stil brandende vlammetjes.

Niks vurig of lawaaiig; heel stil en heel rustig. En bij dát licht kun je elkaar zien. Dát is het licht van de Geest.

God is licht, maar Zijn Geest is natuurlijk ook licht. En als je dit dan verder vertaalt in een mens, dan kan die mens ook zeggen: ‘ik ben het licht’.

Dat licht verspreidt zich; dat wordt steeds meer. Dus daar komt geen vreemd licht bij om iemand te bekijken. Er zijn allerlei vormen van daglicht, je kent die uitdrukking wel, als er iemand aan je vraagt: joh, ik heb een probleem, laat je licht daar eens over schijnen. Dan probeer je dat met al je verstand een beetje te bekijken.

Maar als je Gods licht ergens over laat schijnen, is dat een ander licht.

Er is een andere vertaling die iets heel merkwaardigs zegt bij dat laatste zinnetje van vers 4: …. om te onderzoeken in Zijn tempel, dat zegt: …om de ochtend te zien gloren in de tempel. 

Dus de morgen breekt aan vanuit de tempel.

Vanuit die tempel begint het licht te schijnen, en dat licht laat zien wat deugt en wat niet deugt. Wat duisternis is en wat licht is. Zodat de boel ineens helder voor je wordt.

Het oordeel begint bij het huis Gods. Dit is een veel misbruikte tekst.

Die scheiding tussen licht en duisternis begint bij Z’n eigen huis, waar Hij woont; want God is licht, en tederheid, en lieflijkheid.

Zo is de schepping ook begonnen: ‘Er zij licht’. Dat is het eerste wat Hij zegt. Licht! Want duisternis is verschrikkelijk.

Prachtig is het dat dat morgenlicht in jou begint.

Het licht van de dag begint te gloren. Dat knalt niet in één keer met een bonk licht. Nee, net als bij het opgaan van de zon; eerst de stralen die de mensen aftasten, en van lieverlee komt die hele mens tot licht.

Een heleboel dingen zitten nog in de schaduw. En die mensen kennen hun eigen kleuren niet. En als dat dan begint te schijnen over die mensen, dan zeggen ze: hé, ik heb kleur, en steeds meer licht.

En die schaduwkanten van je…., joh, die zon gaat steeds meer schijnen en er komt steeds meer áán het licht. En dan ga je zien wie je werkelijk bent.

Jullie zijn het licht van deze wereld. Dus wij zijn geroepen om in de wéreld te schijnen, want dié ligt in het duister. En jij bent een kind van het licht. Wat wil je nou nog meer?

Net als het beeld dat we laatst hadden.

Er waren een paar handen waarin licht-gevende kristallen lagen. Die handen gingen open en die kristallen begonnen te bewegen en dat werden sterren.

Ja, wij zijn geroepen om sterren te zijn.

In Psalm 110:3 staat een merkwaardige uitdrukking: ….uit de schoot van de dageraad komt de dauw van de nieuw-geborenen.

De schoot van de dageraad, de baarmoeder.

En baarmoeder in het Hebreeuws heeft alles te maken met tedere liefde, met tederheid. Dus je bent uit tederheid geboren. En de vrouw wordt dus dageraad genoemd. De schoot van de dageraad.

‘Goede morgen, mevrouw Dageraad’.

Dat is toch mooi? De vrouw van het morgenlicht.

En uit die vrouw komt de dauw van jonge mannen, kinderen, nieuwgeborenen. Allemaal verschillende vertalingen. Maar ze worden vergeleken met dauw.

Toen dacht ik: ‘zó, je bent dus de dauw van de aarde’.

En weet je dat de dauw altijd lag op het manna in de woestijn? En als die dauw verdampt was, kwam het brood tevoorschijn.

Dát is mooi? De dauw van de nieuw-geborenen.

Liefde is een verzamelwoord. Het heeft zóveel aspecten. Het is net als een schitterend grote geslepen briljant. Dat heeft ook zóveel aspecten, zóveel kantjes. Want het woord ‘liefde’ omvat natuurlijk alles.

Dat is hetzelfde met het woord ‘woord’.

Wat betekent nou ‘woord’? Als je dit woord opzoekt, wat staat er dan? Wat is de betekenis van een woord?

Woordenboek….. We hebben wel eindeloze rijen woordenboeken, in alle talen, dat kun je allemaal samenvatten in dat ene woordje ‘woord’. Zo is het samen-gebald.

In den beginne was het Woord, en in dat woord zit eigenlijk elk ander woord opgesloten.

Maar voordat je een woord hebt, heb je natuurlijk een gedachte. En die gedachtenwereld van God is zó kostbaar, zó mooi, zó….., ja, daar is dus geen woord voor!

Om die gedachtenwereld nou te vangen, is daar het woord ‘Woord’ voor bedacht. Maar dat houdt alles in! Daar kun je eindeloos in bladeren.

Dus het is een uiting van gedachten. De gedachte is verborgen…., en ineens uit God hem; hoe doet Hij dat? Door het woordje ‘Woord’ te hanteren, of ‘Licht’, dat mag ook, en tegelijkertijd blijft het verborgen.

Ja, wat heb je nou aan een woord? Dat kunnen de mensen zèggen.

In den beginnen was het Woord…., ja, wat voor woord? Nou, Woord! Dus Hij houdt het óók verborgen. Dat is prachtig, want dát is de kunst om de gedachten Gods onder woorden te brengen in beelden.

Om te onderzoeken in Zijn tempel.

Je kan het zelfs vertalen met een groepje kleinvee, van alles door elkaar. Bokjes, geitjes, schaapjes, van alles door elkaar, zoals je dat in Afrika nog ziet. Die gemengde kuddes.

In Nederland is het allemaal één soort schapen, één soort koeien, het is alles keurig ingedeeld naar rassen.

Maar ik vind zo’n gemengde kudde, zoals dat in Afrika gewoon door elkaar loopt, toch veel leuker. Ja, iedereen is zó verschillend.

Dáármee kun je het ook vertalen.

Ik denk wel eens: ik heb vroeger wel op een heleboel plaatsen gesproken, maar daar hadden ze me liever niet meer; en op het laatst zijn er nu nog maar een paar kleine groepjes over, kuddetjes, vee, ja.

Het is niet veel meer. Als ik denk aan het kleine groepje in Hoogeveen, en ook in Groningen…. Maar wat ben je met kostbare dingen bezig!! Tempelschatten.

Om te onderzoeken in de tempel.

Wat ga je dan onderzoeken? Tempel-schatten. Ja, maar het gebeurt wel bij het licht van de lieflijkheid des Heren!

Hij gaat met je mee onderzoeken. Kijk nou eens wat er hier aan schatten in de tempel liggen. Het is ongelooflijk! Zóveel aspecten van de liefde.

Ik noem er een paar, neem nou alleen al vergeving. Wat een schitterende schat is dat. Altijd kun je mensen opnieuw vergeven. Altijd kun je opnieuw beginnen.

Wát je ook uitgevreten hebt, het blijft niet meer aan je kleven; het is voorgoed voorbij. Want God gedenkt mijn zonden niet meer. Hij denkt er niet eens meer aan.

Nee, het is vergeven, en dan vergeet Hij het!

Het zit zo diep bij mensen om mensen hun zonden ná te dragen.

Bij de buren troffen we iemand die zei: ‘ken je die, ja, dat is niet zo’n beste’. Dat was het eerste wat ze zeiden.

Met andere woorden: houdt de kennis-making dan op? Mensen die besmet zijn door een verleden, weet ik veel wat je hebt uitgevreten, maar het gaat erom dat jij je onschuld terugkrijgt.

Kijk mij eens aan! Zonder zonden! Yes!

En als nou zo’n tempelschat van vergeving in jou gestalte krijgt, dat je bekend staat als een zeer vergevings-gezind iemand, dat is toch mooi?

En als dan iemand zegt: ik zit zo met dat en dat…., dan moet je eens naar hem toe gaan, hij doet niet anders als vergeven.

Het gaat erom of het gestalte heeft gekregen in jouw leven! De tempelschat.

Of ‘ruimte’. Ook zo’n prachtige schat.

Maar kijk, dat komt tevoorschijn, om met een ander beeld te werken, dat kind, die volwassen persoon, komt tevoorschijn uit die baarmoeder.

Dat gaat niet van een leien dakje, want er is een geboortekanaal. En de duvel heeft er een vreselijke hekel aan dat het karakter van God tevoorschijn komt.

Daar heeft hij een gruwelijke hekel aan, dus hij verzint smarten. En met smarten wordt er gebaard. Met weeën.

Daar zit je niet op te wachten, maar ze zijn er wel. Maar nou snap je waaróm  er smarten zijn; omdat Gods karakter niet tot uiting mag komen. Dat werkt hij dag en nacht tegen, vooral ’s nachts, als je ligt te piekeren.

Gods karakter mag niet geopenbaard worden. Zijn ruimte en vrijheid, en Gods geloof en Zijn gevoelens.

Wat te denken van Gods gevoelens. Hij kan met je meevoelen; dat zit zó diep bij Hem.

Hij is niet één of ander figuur ergens op een troon, waarbij je zegt: tja, hoe moet ik mij nou gedragen om bij Hem in de smaak te vallen?

Man! Hij is Iemand die jou tegemoet rent;

de armen om je heen slaat en zegt: ‘kom op, je bent weer terug, je bent weer thuis!’

Dát is een goeie Vader. Gods gevoelens zijn hoop, en de duvel wil God beperken in zijn èigen uitingen.

Er is een psalm waarin wordt gesproken over: ‘de bevrijding ván God’. Niet ‘door’ God, maar ‘van’ God.

Zit Hij dan gevangen? Nee, Hij zit niet gevangen, maar Hij wordt beperkt!

Je kan God beperken in Zijn uitingen.

Als je niet vergeeft, als dat nog steeds aan je vreet dat er mensen zijn die bij jou in de schuld staan, voor wat dan ook, en jij vergeeft niet, dan beperk je God in Zijn mogelijkheden.

Of je denkt: ja, we komen tevoorschijn, maar stel dat er een kind tevoorschijn komt met een heel groot hoofd en heel dunne beentjes….. Dat is toch geen porum; dan heb je de kop vol kennis:      ‘ja ja, ik loop al heel wat jaartjes mee…..’, maar wat moet je met die kennis? Wat heb je er mee gedáán? Nou ja, dat wéten we dan.… Ja, nou èn…?

Hoe ben je in je dagelijkse leven? Doodgewoon in de praktijk, ben je makkelijk in de omgang of moeilijk?

Moet er ’s ochtends naar je gekeken worden hoe je pet staat, zodat er rekening met je gehouden kan worden….?

Nou, ik noem maar wat.

Hoe ben je in de gewone omgang met mensen? Erger je je nog gauw? Noem alles maar op wat nog aan je bootje kan kleven, zodat de vaart er uit gaat en die je er nog steeds niet hebt afgekrabd. Krab ze er toch af! Al die rotzooi, zodat je weer soepel door de golven glijdt als bootje.

Het gaat zó om de bevrijding ván God.

We zingen het wel: U geeft ruimte in mijn leven…., maar als Hij dat nou eens aan jou vroeg: geef je Mij ruimte in jóuw leven?

Dát is een goeie vraag!

Of denk aan het begrip ‘nederigheid’. Dat is niet slaafsheid hoor. Maar luister je naar iemand die wijzer is dan jij? Dat is nederig-heid.

Er wordt wel gezegd: ‘we laten ons leiden door de Geest’. O ja joh? Ja!

Dan zou ik maar eens wat nederiger worden. Ja, dát was Jezus. Hij was zó nederig, Hij luisterde goed naar Gods Geest.

Nog een tempelschat is ‘troost’.

Hoe troost je iemand? Met een paar verloren Bijbelteksten? Of dingen die jou getroost hebben? Zoals: ‘ik weet nog best dat…..’, en dan kom je met je eigen verhaal….

Luister naar degene die ondersteuning en  troost nodig heeft. Zèg niet zomaar wat. Luister goed. Soms weet je niet hoe je iemand moet troosten. Zèg dat dan! Dán ben je eerlijk.

Troosten is eigenlijk bemoedigen. Dat staat er eigenlijk.

Als je zélf steeds in beeld wil verschijnen: ‘hoor mij eens, hoor wat ik denk, hoor eens hoe ik bid, hoe mooi ik bid…..’,

dan is de nederigheid ver zoek!

‘Ben ik in beeld?’ Ja, je bent in beeld….

Maar jouw beeld staat het beeld van God in de weg.

Het gaat er om dat de Geest zich kan uiten.

En waar gaat het hiér over? Het verlangen van God. Hij verlangt er zó naar om bij je te zijn en bij je te blijven.

Hij verlangt naar Zijn geliefde. Laat dát eens doordringen in je denken, in je bestaan. Want een geliefde vervult jouw verlangen.

Dus eigenlijk zijn wij de vervulling van Zijn verlangen; van zijn diepste wens. Iemand, die van Hem houdt. Wat zal Hem dat goed doen.

Ik heb alleen maar wat aardse woorden tot m’n beschikking om dat te vertellen, maar wat zal Hem dat goed doen.

Want Zijn diepste verlangen is toch dat jij, in jezelf, de mogelijkheid hebt om Hém lief te hebben; om aan Zijn verlangen te beantwoorden. Dát is wat? Daar word je toch helemaal stil van?

Het gaat erom dat de geestelijke schatten, gestalte krijgen in jouw bestaan. Dat is toch mooi?

Dat kost weeën, maar het is wel mooi.

Alle dingen wórden door het woord. Ook die dingen. Je vergevingsgezindheid, je vrijheid…., dat is het wordingsproces, de wordingsgeschiedenis.

Dus wat is het belangrijk om met die dingen bezig te zijn, waarbij de bevrijding ván God gebeuren gaat. Dat Hij aan het licht komt.

En dán zul je tegenwerking krijgen vanuit het rijk der duisternis. Van mensen van wie je het niet verwacht; van mensen die hartstikke heiden zijn maar niet agressief. De meeste agressie zit meestal in eigen kring.

Maar het gaat er om dat Zijn gezicht gezien wordt, en tegelijkertijd ook verborgen is in je doodgewone menselijke bestaan.

Jezus had ook gestalte noch aanzien, noch luister, zodat we Hem zouden hebben begeerd. Zodat je zegt: goh, ik wou dat ik op Hem leek….

Hij was een doodgewone Jood. Onop-vallend. Maar van binnen zó mooi en zó kostbaar, verborgen in het aanschijn van God.

Wat een plezier heeft het God gegeven, dat Hij Zijn Zoon z’n gang kon laten gaan om te vertellen wie Hij was; wie Hijzélf is!

Wat een geluk stroomt er door God heen als Hij jou ziet.

En als je weg bent geweest, door wat dan ook, het geluk dat Hem dan doorstroomt als Hij zegt: ‘ben je er weer?’ ‘Ja, ik ben er weer’.  Man, wat mooi!

Dat zijn die gevoelens van God.

En ik denk ook dat dát geluk ook het begin is van je eigen genezing.

Ik heb het niet direct over je lichamelijke genezing; dat komt allemaal wel. Het gaat er om dat je van binnen geestelijk geneest. Dat lichaam volgt daaruit, want het zichtbare is uit het onzichtbare.

Het woord: ‘redden’, Jezus redt enz., is vaak veel te armelijk vertaald.

Letterlijk betekent het meer: ‘gezond maken’. Hij maakt je gezond! Nou, dat vind ik veel meer dan redden.

Als je me uit het water haalt, dan ben ik gered, maar dan moet ik nog wel gereanimeerd worden.

Gezond worden bij Hem! Gewoon bij elkaar zijn! Dat is zó goed voor je; dan word je warm van binnen.

Wát je ook verloren bent; je hebt niets meer. Je bent je zelfrespect kwijt. Wat kun je allemaal niet kwijt zijn. Misschien een verloren jeugd; wat heb je allemaal meegemaakt. Wij hebben zelf ook dingen meegemaakt.

Ik heb alles terug gekregen of ik ben bezig alles terug te krijgen. Gewoon door bij Hem te zijn en Hij bij mij. Dat gebeurt dan gewoon.

Al die lieflijkheden kun je allemaal samen-vatten in één woordje: genade.

Jesaja zegt: Hij verlangt er naar om ons genadig te zijn. Dat woord genade is zó versleten. Maar het heeft alles te maken met het uitwisselen van lieflijkheden.

Je mag lief zijn voor God.

Van Mozes wordt twee keer in de bijbel gezegd dat hij, op aanraden van het volk, God moet opzoeken, zij durfden dat niet zelf; maar Mozes was gewend om gewoon met God te praten. Altijd van aangezicht tot aangezicht. Zó gewoon, zo mooi!

Dus die man heeft de dood ook niet gezien.

En dan moet hij voor dat volk God gunstig stemmen, want ze hebben Hem kwaad gemaakt.

En wat staat er letterlijk in de Hebreeuwse tekst? Hij streelde Gods gezicht.

Wat stel jij je dáárbij voor? Het is maar een uitdrukking hoor, maar je kunt hierbij nagaan hoe goed dit God doet!

En dat is nou je Vader! Want je bent door Hem geboren. Nou, als je uit liefde geboren bent, dan bèn je ook liefde.

Het mooiste is dus dat je Hèm gelukkig kunt maken. Dat vermogen, die mogelijk-heid zit in je. Niet alleen een eeuwigheids-verlangen, zoals de Prediker dat zegt, dat zit in elk mens, maar dat jij binnen in je de mogelijkheid hebt om Hèm gelukkig te maken.

In Hooglied staat nog een tekst: Liefde, hoe heerlijk onder wat men verlangen kan. Dat is een nadenker. God verlangt dus gewoon naar jouw liefde, en verder niets, als je maar bij Hem bent, dan is het al genoeg. Daar heeft Jezus nou voor gezorgd, dat dát kan voor doodgewone mensen.

En je kan aan jou merken dat jij bemind wordt. Want je kan een groot verschil zien tussen mensen die niet bemind zijn en mensen die wèl bemind zijn.

Kinderen die niet bemind worden…., moet jij eens kijken hoe dat ontaardt, zodat zij helemaal niet meer zichzelf kunnen zijn.

Maar kinderen waarvan gehouden wordt…., nou, dát kun je zien.

Dat maakt je ook sterk. Zelfs tegen pesterijen.

 

Vader, ik bid U dat we de lieflijkheid van Uw wezen zo op elkaar laten doordringen. Dat dat zó sterk is, zó mooi; dat U aan het licht komt. Dat U niet meer beperkt wordt in de mogelijkheden, omdat wij Uw mogelijkheden zijn om naar buiten te komen, te laten zien wie U bent.

Tegelijkertijd moeten we er ook voor waken dat het ons niet meer afgepakt wordt.

Ik dank U, Vader, dat we kinderen zijn waarvan gehouden wordt.

Amen

 

 

 

 

 

 

 

Ik heb nog een gedichtje, dat ik een paar jaar geleden van iemand toegezonden kreeg.

 

Ik wens je woorden, niet in overvloed,

enkele slechts, krachtdadig, sterk,

één voor elke dag.

Een woord in je hart dat helderheid brengt,

twijfel, angst en duisternis verdrijft.

Een woord dat je spreken mag,

zacht, doordringend als morgendauw,

dat wonden heelt, leven wekt

en vertrouwen ontkiemen laat.

Moge het woord, dat je ontvangt

jou tot brood en wijn zijn

sterkte op je levensweg.

Moge het een woord van liefde zijn,

zuiverend, onberekenend, oprecht.

Maar vooral, moge je blijven wonen

in hèt Woord.

 

Duurt Sikkens d.d. 30-10-1011

 

 

De leer van het Koninkrijk der hemelen (Duurt 21-08-2011)

De leer van het Koninkrijk der hemelen

 

Wij hebben een schitterend evangelie waar Jezus het altijd over had, en wat Hem dag en nacht bezig hield en nog houdt. Dat is nl. de leer van het Koninkrijk der hemelen.

Dat was nog nooit eerder verteld. Het brak de hemel open. En ‘leren’, dat is ‘onderwijzen’, betekent letterlijk ‘een spoor volgen’. Dan denk ik aan een voetspoor. Niet allemaal in een trein gaan zitten en ‘we zien wel waar we komen’; en dan schreeuwen: ‘dit is mijn bestemming…’.

Nee, zèlf een voetspoor volgen en dan kun je de voetafdrukken zien.

We hebben het wel eens over: in Jezus’ voetspoor.

Dat is geen achtbaansweg, dat is een pad, een paadje, vrij smal. Nogal smal, en het wordt ook steeds smaller, omdat het aan weerskanten onder druk staat. Tenminste, zo voel ik het behoorlijk de laatste tijd. En dat staat ook in de grondtekst.

Die weg is zo smal omdat er druk op uitgeoefend wordt.

En wij volgen een spoor van Iemand die de hemelen doorging. Alle hemelen is Hij doorgegaan. En wat deed Hij op aarde? Waar Hij ook kwam, in elk dorp of waar dan ook, begon Hij de Schriften uit te leggen, want dié kenden de mensen wel.

En Hij wees op de profetieën over Hem, over degenen die met Hem zijn, en over de toekomst. Dan legde Hij dat uit.

Altijd was Hij aan het onderwijzen, aan het uitleggen.

Zelf zegt Hij ook: waarom hebben jullie me niet eerder gevangen genomen? Dagelijks zat Ik in de tempel. Dus: zoek je Jezus? Ga dan naar de tempel. Hij was een leraar.

En wij hebben nu ook een Leraar, dat is de heilige Geest. Dat is de Leraar in de tempel. En dat zijn wij.

Wat Jezus deed was altijd eerst dat Koninkrijk zoeken, de rest komt vanzelf. Zó eenvoudig is het evangelie van Jezus.

De hemelen door.

Misschien heb je wel eens gelezen: ‘wij zullen U volgen waar U ook heengaat’.

En waar gaat Hij dan heen? Waar gaat het heen?  Daar moet je dan maar eens over nadenken als je Hem volgen wil.

Als je niet met de hemelen bezig bent, dan ben je met de aarde bezig. Zó eenvoudig is het.

Als je kijkt naar de gemeente Efeze, een topgemeente; tjonge jonge, wat Paulus dáár aan kwijt kon….. En hij schreef zulke schitterende dingen in die brief… En dan richt Jezus het woord tot die gemeente.

Hij zegt: Ik vind het geweldig wat jullie doen. Jullie zijn nooit moe geworden, jullie hebben de kwaden niet verdragen, jullie hebben lieden, die een hele rare leer brachten en hele vreemde preken hielden, ook geweerd. Je bent daar niet in mee gegaan.

Dat zijn allemaal mooie dingen, je denkt dan: zó, dat zal maar gezegd worden van de gemeente Kampen.

Dan eindigt Hij met: Ik heb wel één ding tegen jullie: ‘je bent je eerste liefde kwijt’.

Ze hebben zelfs geleden om de naam van Jezus. Dat staat ook allemaal in de eerste brief van Openbaringen.

Je hebt zoveel verdragen om Mij, maar je bent  je eerste liefde kwijt.

Hij zegt: bedenk toch van hoe hoog je naar beneden gevallen bent.

Ik denk dat Hem de tranen in de ogen hebben gestaan toen Hij dat zei.

Je eerste liefde, dat is nl. Mijn liefde voor jou. Die heb je uit het oog verloren met al je gedoe. En als dat zo blijft, ik weet niet of je het gelezen hebt, dan haal ik de kandelaar weg. Dat is geen dreigement, maar dan schijnt het licht van de Geest niet meer.

Het gaat om die kandelaar, dat is het enige wat de tempel aan de binnenkant verlicht, en geen daglicht van buiten.

Jezus had het altijd over het Koninkrijk der hemelen, meervoud.

Daar zijn dus gebieden, gewesten in.

Je hebt daar het rijk der duisternis; daar zit de wereld in. Dat wil zeggen: de gedachtenwereld van de mensen; die wordt door de duisternis onder druk gezet.

Je hebt het dodenrijk ook nog, dat is een groot deel van het rijk der duisternis. Daar zitten ook ontzettend veel mensen in.

En je hebt het koninkrijk van God. En het centrum daarvan kun je het Paradijs noemen. Dat is ook maar een beeld, want paradijs betekent ‘tuin’.

 

Dat is het centrum, waar alle miljarden mensen, of ze nou dood zijn, of dat ze leven, die zich bevinden ergens in die onzichtbare wereld. Allemaal!

Want de geest van een mens krijg je niet weg; dood is niet dood.

De eerste mens is uit de aarde, daarvan zie je de resultaten hier om je heen, hoe ze er uit zien. Dat is de eerste mens.

Maar die tweede mens is uit de hemel.

En zoals het volk Israël terug moest naar de  Rode Zee om de doop weer opnieuw te beleven, want ze waren allemaal in Mozes gedoopt,  zo moeten sommigen van ons weer eens even terug om de doop, de dood en de opstanding daarvan weer opnieuw te beleven, want we zijn allemaal in Jezus Christus gedoopt, en weer opgestaan.

Dat moet je je weer eens goed realiseren;  op het moment dat je dus weet en beseft: ik ben bóven geboren, God heeft mij als Vader gewenst. En dan heeft Hij dat wurm in z’n handen, en dat vindt Hij zo prachtig.

Ik vind het woord wedergeboorte niet mooi, het is boven geboren.

Die tweede mens is de hemelse. Ik heb het nu dus niet tegen aardse mensen, maar tegen hemelsen; die met geestelijke oren luisteren.

De eerste mens noemt Paulus de psychische mens, de natuurlijke mens. En die hemelse mens noemt hij de pneumatisch mens, dat is geestelijk. Dat is een mens die gééstelijk denkt en leeft.

Dus de onzichtbare wereld is de realiteit.

Je staat met twee benen in de hemel. Dát is de realiteit; en niet wat ik hier zie, dat is maar een beeld ervan.

Dus beweeg je in de hemelse realiteit, of je nou nog leeft op aarde, of je bent al overleden…, je blijft in die realiteit.

Als je sterft, blijf je gewoon waar je bent.

En dat Koninkrijk van God is altijd verborgen geweest in God. Dat is geheim gebleven.

Zelfs alle profeten van het oude verbond hebben er naar gezocht en ze wisten niet waar het over ging. Het is verborgen gebleven, want het is wel een hele kostbare schat. Een mysterie.

En het mooie is, dat Jezus dat Koninkrijk Gods, wat in Hem aanwezig was en is, ook verborgen hield.

Hoe? Door het niet direct te vertellen, maar in beelden; in gelijkenissen.

In spreuken deed Hij dat ook. Altijd onderwees Hij dagelijks in de tempel.

En de heilige Geest wordt de Leraar ter gerechtigheid genoemd; dat betekent dat Hij ergens naar toe werkt, naar de volle gerechtigheid. Maar hoe komt die heilige Geest aan die kennis?

Nou, zegt Jezus, die neemt het uit het Mijne en geeft het aan jullie!

Is dat dan een vliegende boodschapper

of zo? Nee, zo werkt dat niet, niet met aardse middelen.

De Vader heeft alles aan Jezus gegeven. Al Zijn kennis en inzicht heeft Hij in de Zoon geïnvesteerd. En de Geest neemt het uit Hem en vertelt het aan Jezus.

En wij zijn in Hem èn Hij is in ons, dus het gaat er om hoe je luistert. Want de Geest woont in je, en Hij vertelt het jullie. Dat is toch mooi?

Kennen jullie trouwens die tekst: ‘waar openbaring ontbreekt, verwildert het volk’.

En wat is verwilderen? Planten die de gekste uitschieters hebben; en bovendien, in een verwilderde tuin valt je onmiddellijk het onkruid op. Er schiet van alles op in een gemeente waar openbaring ontbreekt.

Openbaring betekent ‘ontsluiering van geheimen’, dan krijg je de vreemdste uitwassen.

In Marcus 4:30 staat dat Jezus zegt (ik zie Hem om zich heen kijken): waar zal Ik het nou eens mee vergelijken? Hoe zal Ik het nou eens afbeelden?  Onder  welke gelijkenis zal Ik het nou eens vertellen?

En zo kijkt Hij om zich heen. Beelden te over!  Ook hier.

Het gaat er om dat je vanuit de realiteit, en dat is onzichtbaar, en als je dat goed weet dan liggen de beelden voor het opscheppen. Ramen, muren, plafond, vloeren, stoelen…., je kan alles als gelijkenis gebruiken.

Ik wil je wel eens een paar beelden geven.

Een aards beeld, b.v. de ruimte. Ik heb het dan niet over deze besloten ruimte, maar over de gigantische kosmos, waar de sterrenkijkers nog lang niet op uit zijn gekeken. Dat is me een enorme ruimte zeg. Hier heb je dus een beeld van de onzichtbare hemel. Heel eenvoudig.

De wereld der geesten. Daar heb je donkere plekken en lichte plekken in.

Welke geesten? God is Geest. En alles wat uit de Geest geboren is, is geest, zegt Jezus. Dat was Hij zelf. Dat zijn wij ook; wij zijn ook geesten die zich in de hemel bevinden.

Gelovigen, ongelovigen; zonder dat ze het weten. Engelen, goede en kwaden.

Van alles zit daar in. Maar in die ruimte, wat dichter bij ons, zijn ook lichtbronnen.

De zon, beeld van de Vader. Eén en al warmte en genade. Alles groeit en bloeit dank zij de zon!

En de maan is het beeld van Jezus. Hij zegt: dat licht, wat Ik uitstraal, is het licht van  de Vader, Ik weerkaats het.

Dus, die liefde van God kun je aan Mij merken. Je kunt aan Mij merken hoeveel God van je houdt. Hij wees altijd op de Bron van het Licht!

En de sterren.

Er staat in Openbaring dat de zon een haren zak werd en de maan als bloed.

Dat is dus niet best, want de zon is de zon, maar er schuift wat tussen.

En een haren zak was rouwkleding.

Ken je de uitdrukking: in zak en as? Daar heb je hem dus; en ook nog as over je hoofd…., nou, een leuk gezicht op een begrafenis…. Mensen helemaal grauw van de as en dan zo’n gore zak om zich heen.

Die zijn er dus tussen geschoven, zodat de mensen van de aarde God niet meer zien.

Dus wat zeiden ze? Dat zei Nietzsche al: God is dood. Dus trek je rouwmantel maar aan, want God is dood. En in die tijd zitten we nu.

En de maan? Die krijg ineens de kleur van bloed; bloedrood. In een andere vertaling in het oude testament staat: schaamrood.

Maar bloed is altijd een beeld van leven!

Maar die maan werd als bloed, en als bloed beeld is van leven, wat voor Jezus wordt er dan gepredikt?  Een natuurlijke Jezus. Ja ja, het is zó’n kerel, een geweldige vent. Wat een mooi mens….

Maar het gaat niet om Zijn mens-zijn; het gaat om Zijn Goddelijke afkomst. Dáár gaat het om.

Het gaat er om wat God in jou aan het vormen is, en aan het maken is.            Dat is een proces wat zó mooi is om te zien gebeuren.

Dat is hetzelfde als dat je van je kind de ontwikkeling volgt. Al in de baarmoeder. Maar je volgt het, ook als het geboren is, je volgt het altijd. Ik vind dat schitterend.

In één van de Psalmen wordt dit prachtig beschreven.

En trouwens, de zon en de maan komen een keer heel dicht bij elkaar in Open-baringen. Heel dicht; en wie staat daar tussen? De vrouw!

Daar staat niet: ‘een vrouw’, daar staat een telwoord: één vrouw. Dat is het beeld van de gelovigen van alle tijden; van de gemeentes.

Zij is met die zon bekleed en ze staat op de maan. Wat is dat een mooi beeld.

Dát is de werkelijkheid.

Dus in die ruimte bevinden zich licht-bronnen.

Neem eens een voorbeeld aan vogels.

Je kunt alle vogels als voorbeeld nemen, we nemen nu maar twee categorieën; je hebt duiven en je hebt gieren.

Waarmee wil je vergeleken worden?

Maar een duif is zo’n simpel voorbeeld van het wezen van Gods Geest.

Moet je nagaan, de Vader in de hemel geeft van Zijn Geest aan mensen altijd in de vorm van een duif. Er staat zelfs duivin.

Dus allemaal hebben we, bij wijze van spreken, een duivin op ons hoofd. Het karakter daarvan.

Er zijn fabels dat een duif geen gal heeft, dat zijn echt fabels, ik vind het zo flauw als ze die dingen verzinnen, en dan zeggen ze dat er geen bitterheid in zit….. Een duif heeft wèl een galletje. Mag hij alsjeblieft?

Maar het gaat me om het karakter van zo’n bescheiden duifje.

Hij valt niet eens op. Dat willen wij ook niet. Jezus viel ook echt niet op.

Hij had geen aanzien of luister dat wij Hem zouden hebben begeerd, staat er in één van de profetieën. Ik wil net zo worden als Hij!

En als je geestelijke leven dood gaat, ècht dood gaat…, nou, dan krijg je de gieren boven je hoofd.

De duif is dan weg en gieren zijn aaseters.

Nog een beeld, zeker in Nederland, dat zijn wolken en regen.

Waar is regen een beeld van? Ik bedoel een milde regen, een dauw.

Dat is een beeld van de leer van het Koninkrijk der hemelen, dat staat duidelijk in de bijbel.

God heeft een keer een lied gezongen, dat staat in Deuteronomium 32.

Hij zegt: Mozes, Ik heb een lied bedacht. Ik weet niet of Mozes de wijs heeft bedacht, maar God heeft een lied bedacht. En Mozes moest dat aan het volk leren. Dus Mozes heeft dat lied opgeschreven en  dat aan het volk geleerd.

Je hebt daar het hele evangelie in één hoofdstuk staan. Maar het allereerste begin is: ‘neig je oor, hemelen’.

Hè? Hoe zit dat? Leg je oor te luisteren, inwoners van de hemelen!

Mensen, engelen, en boze geesten, jullie mogen het ook horen hoor, zodat je gaat sidderen. Neig je oor, ga eens luisteren.

En aarde, hoor naar de woorden van mijn mond. Dat is voor de mensen op aarde.

En dan komt het: Mijn leer druipe als regen, Mijn rede druppele als dauw.

een mooier beeld ken ik niet!

Van dauw wordt in de bijbel gezegd dat het de kostelijkste gave van de hemel is.

Eigenlijk is dat Jezus; dus je kunt Zijn woorden vergelijken met dauw. En dan komt er vanzelf meer, want als er dauw hangt, dan komt er regen. Zo mooi!

En als het nou zure regen is? Je moet iets aanhoren waarvan je zegt: nou…., sorry hoor….

Ik wil geen zure regen. Want wat doet zure regen? Die tast de wortels aan. Die drink je als bodem in en dan tast dat de wortels aan. En dan gaat de boom dood.

Dus kijk uit waarmee je je wortels voedt.

Neem eens de zee als beeld. Ik sta graag aan zee, en ik kijk ook graag naar een woeste zee…, maar waar is de zee een beeld van? Van mensen, volkeren, die onderworpen zijn aan de geestelijke dood.

De volkerenzee. Wij zijn onttrokken aan de zee; uit het water gehaald. Door de doop hebben we daar getuigenis van afgelegd in de hemel, en zijn opgestaan.

Zoals de zon de zee verwarmd, en de damp, die je niet ziet, stijgt op; dat is een onzichtbaar proces, en boven vormt het een wolk. Daar heb je ze. Aan de zee onttrokken; ze staan er boven.

Als uiteindelijk in Openbaringen staat: de zee was niet meer, dan betekent dat:

‘de dood heeft geen invloed meer, dat is afgeschaft.

En het afschaffen van de dood is bij Jezus begonnen. Dat staat in Timotheus. Hij heeft de dood afgeschaft.

Mooi beeld hoor, de zee. Er zijn eindeloos veel beelden van het onzichtbare; waarmee zal ik het eens vergelijken…?

Hoe vaak gebruiken we het beeld van water? Niet met een smaakje, maar puur.

Bomen. Zingen jullie ook: de bomen klappen in hun handen? Wat stel je je daarbij voor? Toch is dat de werkelijkheid. Een boom is een beeld van mensen.

Ezechiël noemt ze waterdrinkers.

De bomen van het Paradijs waren allemaal verschillend, met ieder z’n eigen vruchten. De boom des Levens.

Een boom is maar een beeld, maar wie is dat? Dat is Jezus, de Christus.

En die boom van kennis van goed en kwaad? Die naam deugt al niet. Die kwade boom is het beeld van de antichrist.

Ja natuurlijk, dat is toch het tegen-gestelde?

En zoals de boom des Levens vruchten heeft, uitzaait en ook weer nieuw geboomte des Levens oplevert, een bos, zo levert die boom van kennis van goed en kwaad straks óók een bos op.

Ze lijken uiterlijk wel veel op elkaar, maar van binnen is het een hemelsbreed verschil.

Je kent toch wel de gelijkenis die Jezus vertelt over een man die z’n akker vol zaait, akker is een beeld van de menselijke geest, en dan komt de nacht. En dan komt er een ander die zaait er wat tussendoor. Nou, zegt die boer, dat heeft een slecht mens gedaan. Die slechte mens is dus beeld van de duivel.

Het goede zaad is het zaad van de vrouw, uit Genesis, en het kwade zaad is het zaad van de duivel. En daar zit vijand-schap tussen. Uw zaad en haar zaad.

Zó eenvoudig is de boodschap van het Koninkrijk der hemelen.

Er zijn zóveel beelden. Denk eens aan wijn. Wat een mooi beeld van het bloed van Christus. Niet van Jezus, maar van Christus. Daar zit verschil in.

Er zit verschil tussen het bloed van Jezus en het bloed van Christus. Want de Christus leeft ook in ons.

En ons bloed, het leven, kun je vergelijken met wijn. Het bloed van Jezus hebben ze er uit uitgehaald tijdens de geselpartijen en het kruis. Dat was natuurlijk bloed.

Maar, zegt Paulus, wij hebben gemeenschap met het lichaam van Christus, dat is onzichtbaar, maar ook met het bloed van Christus. En dát is het Leven. Dat is het bruisende eeuwige Leven binnen in je. Dus je bènt brood en wijn voor de schepping.

Er is nog een heel ander beeld, een lammetje. Een eenvoudiger beeld kun je je toch haast niet voorstellen. Zó kwetsbaar, zo teer. En dat ben ik.

Gods enige lammetje wat Hij had offerde Hij zelf op.

Denk eens aan Izaäk in dit verband, maar daar moet je zelf maar eens over door-denken.

Eén van de mooiste beelden vind ik zelf de vorming van de Christus in ons.

Dat weefproces binnen in de baarmoeder van de vrouw.

Dat is m’n lievelingspsalm, dat gaat over de vorming van de Christus in ons. Hoe mooi dát is. Christus in ons. Dat is nou met een duur woord Parousia; aanwezig en toch verborgen.

Het gaat erom dat je inzicht hebt, kijk hebt op de ónzichtbare dingen. Dát is ons evangelie. Anders wordt het weer een evangelie, mooi hoor, maar van de aarde.

En we moeten oppassen dat de kandelaar niet verdwijnt. We hebben inzicht nodig in Gods grote geheim.

Denk eens aan die dwaze en die wijze meiden. Ze hebben allemaal lampjes die schijnen. Maar ja, ze zakken allemaal in slaap. Ik denk wel eens, je hoeft niet in slaap te vallen. Kijk je nog uit naar de komst van de Christus in ons? Want dat zal de wereld niet accepteren, die verwachten allemaal spectaculaire dingen met de komst van Christus. Maar het gebeurt in een paar doodgewone mensen waar je het van buiten niet aan kan zien.

Maar wat was het probleem van die dwaze maagden? Ze hadden geen olie.

Wat is dan die olie? Dat is gewoon de kennis van de plannen van God. Hoe het Koninkrijk Gods zich ontwikkelt.

Ze hebben helemaal geen kennis.

Je kunt allemaal wel zingen: ja, U bent altijd bij mij…., en dat was het dan, tot de dood er op volgt. Maar dáár gaat het niet om; het gaat om het ontwikkelingsproces. Dat je een médewerker bent. Met inzicht in Gods grote geheim. Als er één is die dat inzicht wil verduisteren door geweld of door sluiperijen, dan is dat de tegenstander.

Want met dat groeiende inzicht, komt hij ook aan het licht. En hij wéét dat dát z’n ondergang wordt. Dus zal hij van alles verzinnen; de zon als een haren zak en de maan als bloed, om dat proces maar tegen te houden. En het is hem tot nog toe altijd gelukt.

Marcus 4 : 33. Daar gebruikte Marcus nog een keer die uitdrukking:

In vele dergelijke gelijkenissen sprak Hij het woord tot hen naardat zij het konden horen, en zonder gelijkenissen sprak Hij niet tot hen.

Hij sprak  altijd en alleen maar in gelijkenissen. Dus wat is er mooier dan gelijkenissen verzinnen. Verzin ze maar.

Het is net als….., en je kijkt maar om je heen.

Ik zie Jezus staan bij een boom. Het is net als een boom…, en dan gaat Hij er over vertellen. Of Hij ziet een boer op een akker, en dan begint Hij te vertellen.

Hoe creatief ben je in je gelijkenissen.

Nou, je wordt zéér creatief in gelijkenissen als je de werkelijkheid wéét.

Aan z’n discipelen verklaarde Hij alles.

Daarom ben je een discipel.

Ik heb een bende boeken gezien zoals: training voor discipelschap…, weet ik wat ze allemaal moeten doen…, cursussen volgen van hier tot ginter…. Je mag van mij hoor, maar het gaat erom dat de leer van het Koninkrijk der hemelen verklaard wordt. En dat gebeurt in diepe rust.

Dan zat Jezus weer in de Hof van Gethsemané, waar Hij zó vaak kwam, in het aarde donker. Misschien had één van z’n discipelen een vuurtje gestookt.

En dan ging Hij het aan hen uitleggen.

En Hij had hele goeie leerlingen, want ze vroegen altijd: wat bedoelt U?

Nog een tekst: Joh. 16:25.

Dit heb Ik in beelden tot jullie gesproken,

– dat heeft Hij tegen z’n eigen volgelingen-

maar er komt een moment dat Ik niet meer in beelden tegen jullie zal spreken maar in vrijheid over de Vader spreken zal.

Want dán konden ze het aan.

Toen ze het pas hoorden, konden ze het nog niet aan, Jezus noemde ze toen ook steeds slaven. En een poos later zegt Hij: nou, jullie beginnen het een beetje te snappen, Ik noem jullie nou vrienden.

En wéér een poos later noemt Hij hen broers. Hij schaamde Zich niet hen broeders te noemen, en uiteindelijk wordt dat zelfs Zijn vrouw.

Dat is een heel ontwikkelingsproces.

Hier staat het woord ‘beelden’, en daar staat nou niet in het Grieks ‘parabel’.

Want wij gebruiken altijd het woord ‘parabel’ voor beeld; maar daar staat ‘paroimia’, en dat betekent: ‘naast de weg’.

Héé…, parabel is ernaast gelegd, naast de weg, dus er is een weg, en ik vergelijk het met iets naast die weg, om die weg aan te duiden. Dus beeld en werkelijkheid.

En trouwens, de mooiste gelijkenis is natuurlijk Jezus Zèlf. Wie Mij ziet, ziet de Vader; wie Mij ziet, die ziet het wezen van de Vader.

Nou was er uiterlijk aan Jezus niet veel te beleven, maar je moet ook niet naar Zijn uiterlijk kijken. En of Hij nou een timmer-man was of niet…., dat maakt allemaal niet uit.

Daarom ben ik een beetje gek op het woordje incognito.

Een paar maanden geleden heb ik dat eens bekeken, en dat betekent letterlijk: zonder je ware naam of kwaliteit bekend te maken. Dat is incognito. Je ware naam en je kwaliteit hou je geheim. Dat vertel je niemand.

We hebben het dus over Jezus. Die naam komt zó vaak voor in de bijbel, en ook in die streken daar. En er heten zoveel voetballers Jezus of Jesus of  iets dergelijks. Dat is net zo iets als Jan en Piet.
Maar Zijn wezenlijke naam heeft Petrus een keer gezegd. En Jezus zegt dan onmiddellijk: dat kan je nooit van jezelf weten. En je houdt je mond.

Zo geldt het ook voor ons. Dat is een geheim; en kun je dat geheim aan?

Kun je het bewaren? Het is zó kostbaar.

Dat heeft alles te maken met Zijn liefde.

Trouwens, Johannes heeft ook gezegd in Joh. 1:10: Hij was komende in de wereld, Hij was in de wereld, de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend.

Jammer hè? Keken ze maar door Z’n uiterlijke gedrag en Z’n handel en wandel heen naar Z’n innerlijk! Maar de wereld heeft Hem niet gekend. Ze hebben Hem ook niet aangenomen. Want een Zoon van God…., dat moet toch iets fantastisch zijn! Daar moet RTL 4,5,6 en 7 allemaal op af!

Ja, dan heb je een verkeerd beeld.

Dat zijn zulke bescheiden mensen.

In de Naardense bijbel staat: de wereld heeft Hem niet hèrkend.

Is dat Hem nou? Ja! Wie is dat dan? Nou, iemand die denkt dat Hij Jezus is….., hij is een beetje gestoord joh…… Maar z’n vader is toch timmerman? En hij komt uit Nazareth…, wat kan daar nou vandaan komen…..?

Kijk hoe snel mensen oordelen, en niet alleen hoe je er uiterlijk uitziet, maar vooral op uiterlijk gedrag. Ik heb mijn hele leven door het gedrag van leerlingen moeten heen kijken. Een prachtig werk was dat eigenlijk, om door gedrag heen te kijken.

Laten we dat leren. De wereld heeft Hem niet herkend en dus ook niet èrkend.

Dan denk ik maar verder: dat zal de wereld van óns óók niet doen.

Zou jij zo’n stomme vraag stellen: weet je wel wie wij zijn? Dan krijg je lik op stuk hoor! Die vraag stel je niet. Maar het overkomt ons uiteraard straks ook.

De hele wereld gaat ons een keer haten, soms vliegt het me wel eens aan, maar goed, dan kom ik toch weer tot rust.

En waar begint die scheiding? Bij het huis Gods, op de akker. Tussen onkruid en kruid. In het huis Gods, in de baarmoeder. Dit gebeurde al in de baarmoeder van Rebecca, daar stompten  Jacob en Ezau elkaar al. De scheiding heeft zich al voltrokken tussen hen die Jacob zijn…., dat zijn mensen die Gods aangezicht zoeken; en wie is dan Ezau?

Matth. 13:10: De discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom praat je toch altijd in gelijkenissen?

Hij antwoordde en zei: omdat het jullie gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hun is dat niet gegeven.

En nou komt het, in verband hiermee wordt gezegd: wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, dat beetje wat hij heeft, glipt hem tussen z’n vingers uit.

Dus geven en meer krijgen heeft te maken met inzicht in de schatten van het Koninkrijk; de geestelijke talenten van God die in mensen tot uiting komen.

Als we toch jagen naar die geestelijke gaven, dan ga ik toch niet op een cursus? Dan ga ik hier oefenen in genade.

Dat zijn nou prachtige talenten.

(vers 13) Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat ze ziende niet zien en horende niet horen. Ik hou het geheim.

En als ze het weten willen, zoeken ze Mij maar op en vragen ze maar om uitleg. Dan heb ik goeie leerlingen.

Zo eenvoudig is het. Jesaja heeft het gezegd: met het gehoor zul je horen…..,

je kunt hier ook zitten en zeggen: nou, mooie preek….;  wat eten we vanmiddag?

Snap je wat ik bedoel?

Je zult het niet snappen,  ziende, en je ziet het niet! Je staat er met je neus op. (ik vertaal het maar op mijn manier).

Het hart van dit volk is vet geworden.

Ja, we hebben het goed hè? Ja.

Fijn hè? Ja. Maar het hart is vet geworden, hardhorend, ogen dicht, oren die horen. Ze veranderen niet en Ik kan ze dus niet genezen.

Ik kan ze dus van binnen niet genezen.

Maar dan kijkt Jezus z’n leerlingen aan, waarvan Hij wist dat ze stuk voor stuk allemaal op een rotmanier aan hun eind zouden komen.

Ik weet niet wat er toen door Hem heen ging, maar Hij zegt dan: Zalig zijn jou ogen en oren. Ze hebben vroeger nooit gezien wat het was, maar het wordt jullie gegeven. Mooi hè. Jesaja heeft daar naar uitgekeken.

In Coll. 1:25-27 zegt Paulus:

Ik ben een dienaar geworden van het evangelie krachtens de bediening die aan mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen, en nou komt het,

het geheim, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard aan zijn heiligen. Aan hun heeft God willen bekend maken hoe rijk de heerlijkheid van dit geheim is,  waar? onder de heidenen.

Dus vind je jezelf een heiden, dan word je vandaag iets heel moois bekend gemaakt. En daar komt het: Christus onder u. Eigenlijk staat er: Christus in u, Gods hoop van de heerlijkheid.

Dit is de kern van mijn bestaan. Daarvoor heb ik veertig jaar lang zitten studeren, en ik stop er nog niet mee. Christus onder ons is toch het mooiste wat er is!

Coll. 2: 2 en 3: Opdat hun harten getroost en zij in liefde verenigd worden – dat is de basis –  tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn.

Daar heb je het; dat is je eerste liefde. De Christus onder u. Daar heeft God z’n hele leven naar uitgekeken. Naar een wezen, dat tevoorschijn komt, en waar Hij uiteindelijk eeuwig mee wil leven.

Waar Hij zó van houdt, waar Hij verliefd op is. Waar Hij alles voor over heeft gehad om haar, de mensheid, binnen te halen en daarmee te huwen. Met uiteindelijk de bruiloft.

De rest wat ze allemaal zeggen in de naam van God, van Jezus of weet ik wat, dat kan me allemaal gestolen worden.

Dit is de kern van de boodschap van Jezus: de leer van het Koninkrijk der hemelen; liever nog: de leer van het Koninkrijk van God.

Amen.

 

Vader, ik bid, bewaar ons voor de verzoeking dat we alle kanten uitgetrokken kunnen worden; hoe interessant het misschien ook lijkt. Maar dat het uiteindelijk gaat om Uw wezen in ons.

Dat het tevoorschijn komt, dat U ons ziet, dat U de Zoon ziet, en de Vader.

Het geheim van U. Ik ben zó blij, Vader, dat U ons door Uw Geest dat bekend maakt, en dat het ook werkelijkheid wordt in ons bestaan.

En aangezien U dat doet, zijn wij tot rust gekomen.

Ik vind het prachtig dat U dat werk begonnen bent, en dat U er ook gewoon mee doorgaat totdat het uiteindelijk wordt, dat U kunt worden alles in alle mensen.

Amen.

Duurt Sikkens d.d. 21-08-2011

 

 

De heilige Geest (Duurt 03-02-2010)

De heilige Geest

 

We gaan eens kijken naar Joh. 14:25.

Daar staat: De Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal.

Nou staat er in de grondtekst niet ‘de heilige Geest’, daar staat: de Geest van de Heilige. En ‘de Heilige’ is vaak een aanduiding van God zelf in het oude testament. De Joden gebruiken dat ook vaak als ze het hebben over ‘de Heilige’.

Dus we hebben met Zijn Geest van doen.

Dat is wat! Vanaf het begin zweefde Hij al boven de wateren. Waar of niet? Als je er over doordenkt dat je daar deel aan hebt, en je herinnert je dat de heilige Geest, dus de Geest van de Heilige, dat weet, dan kun je behoorlijk wat uit het geheugen putten. Snap je wat ik bedoel? Dus wat God weet, kun jij daardoor ook te weten komen.

Ik wil eens nadenken over wat eigen-schappen en karakteristieken van de Geest van God.

Als Jezus gedoopt wordt in water, was dat niet voor de afwassing van zonden, maar als bad der wedergeboorte. Het heeft al heel wat weerstand opgeroepen toen ik dat een keer schreef in een artikel dat Jezus opnieuw geboren was, want anders zou Hij het koninkrijk Gods ook nooit gezien hebben.

Zijn natuurlijke geboorte stond vast, maar wie opnieuw geboren is, die kan in het koninkrijk Gods komen. En dan is Hij onder water, Hij werd niet achterover geklapt zoals je dat in allerlei gemeenten ziet, maar je gaat zelf door de knieën, maar terwijl Hij onder water is, bidt Hij, en Hij komt weer boven en dan ontvangt Hij de Geest. En wat staat er? Die daalt neer in een lichamelijke gedaante, alleen voor degenen die het zagen.

Johannes de Doper zag dat. Het was natuurlijk een visioen, want Jezus heeft niet de rest van Zijn leven met een duif op z’n hoofd gelopen. Geestelijk wel.

Ik wou maar zeggen: het was een duif, een tortelduif, dat denk ik, gewoon een duif.

Gezien de onopvallendheid van Jezus kiest Hij liever voor een duif dan voor zo’n grote witte klapperende doffer, die je in allerlei afbeeldingen van pinksterfeesten ziet. Ik vind dat prachtig.

Het is dus ook niet in de gedaante van een leeuw. Veel mensen maken van de heilige Geest iets gewéldigs; iets leeuwachtigs.

En ook niet in de gedaante van een papagaai. En waarom noem ik dié nou? Omdat heel veel mensen mekaar napraten. Ik heb het weleens genoemd: het papagaaiencircuit van het volle evangelie. Ze praten elkaar gewoon ná.

Of: die voorganger zegt zus en die voorganger zeg zó. Je praat dan alleen maar ná. Dus geen papagaai. Zèlf denken.

Gewoon een tortelduif. Dat vind ik nou ook het karakteristieke van God zèlf. Het is een beeld van Zijn Geest.

En waarom een duif? Nou, daar zit niets geen kwaads in. Jezus zegt: Wees argeloos als een duif. En ‘arg’ betekent: ‘kwaad’. Ergeren is ook ‘je kwaad maken’.

Dus er zit geen ‘erg’ in.

Als Zijn Geest dus in jóu woont, is het de bedoeling dat er in jou ook geen ‘erg’ meer zit; geen kwaad.

Dit schoot me eergisteren te binnen: stel dat jij je aan ontzettend veel dingen irriteert, je hebt van die irritatieladders hè, die ken je wel: ‘wat ergert je het meest, wat ergert je het minst’, die kun je op een school invullen, dat zijn ‘ergenisladders’.

Maar als jij je overal aan irriteert, van hondenpoep tot broeder, dan is dat natuurlijk óók irritant. Dan zet je dát maar eens bovenaan.

Maar de duif is ook het karakteristiek van de Zoon van God, want Hij werd daar helemaal één mee. Argeloos. Eigenlijk zit er dan in jou geen spoor meer van duisternis. Wat is dat mooi om daar over na te denken, dat er in jou geen spoortje duisternis meer zit.

En hoe weet je dat? Dat is vaak de indruk die je achterlaat. Als ze van jou zeggen: die doet geen vlieg kwaad, dan heb je een aardige indruk achter gelaten.

Een indruk, net als in de sneeuw, die laat je achter en die ander ziet dat.

De Vader, de Zoon en de Geest; dan hebben ze het altijd over de drieëenheid, maar dat hele dogma moet je maar loslaten, want daar heb je niets aan; en het is pas 3 à 400 jaar ná Christus uitgevonden.

Johannes schrijft daar heel duidelijk over: deze drie zijn tót één! Dus ze hebben dezelfde doelstelling.

De Vader, onze Vader, Jezus,  en de Geest die in ons werkzaam is, maar ook in degenen die al gestorven zijn, hebben maar één doelstelling.

Want er staat in de Handelingen: alle dingen worden nieuw. Dat staat ook in Openbaringen. Heb je wel eens nagedacht over ‘al die dingen’? Dat is véél hoor!

Er staat: Alle dingen ga Ik restaureren, maar Ik begin in jou. Dáár begint het oordeel, in het huis Gods. Dus dáár maak Ik scheiding tussen wat niet bij jou hoort, wat niet bij òns hoort, en wat wèl.

Dat is toch prachtig! Dat Hij al jouw dingen weer vernieuwt. Een prachtig proces.

Petrus zegt in z’n tweede brief, hfdst. 1:4,   iets merkwaardigs, ik parafraseer het maar een beetje: Wij zijn met kostbare en zeer grote beloften begiftigd.

Nou, de grootste belofte is de heilige Geest hoor! Daar hebben ze in het oude testament hun hele leven naar uitgekeken.

En daar hebben wij deel aan gekregen.

Begiftigd is: dat je het als een ‘gave’ hebt ontvangen. Paulus noemt het de eerste gave. De eerste gift van God, en het is ook de mooiste. Opdat jij daardoor deel zou hebben aan de Goddelijke natuur. Dus wie jou ontmoet…..! Wat is de indruk die jij achter laat? Ja, hoe barmhartig ben je?

Dus door de heilige Geest word je gevormd naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis. Dat doet de Geest, in overleg met jou. Dus niet eindeloos bidden: Heer, hoe wilt U het hebben? Maar Hij zal best eens kunnen vragen: hoe zou je het zèlf willen hebben? Want Hij doet het in overleg: wat lijkt je mooi? Dat overleg is zó wezenlijk, daarvoor heb je ook het spreken in tongen gekregen, en dan krijg je de mooiste gelijkenis, dat is een mens Gods!

Niet twee naturen, zoals in allerlei kerken gepredikt wordt, zoals de dubbele natuur van Jezus, en weet ik veel wat allemaal. Nee, het is die ene mens Gods. Zo ziet nou een mens Gods er uit. Ja, onop-vallend als een tortelduif.

Die Goddelijke natuur is het Goddelijke karakter hoor.

Pak nou eens Lucas 24:44. Daar staat:

Hij zei tot hen: Dit zijn Mijn woorden die Ik tot jullie sprak toen Ik nog bij je was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes, de profeten en de psalmen, dat moet vervuld worden.

Toen opende Hij hun verstand.

Wat stel je je daarbij voor?

Verstand komt gewoon van het werkwoord verstaan en verstaan betekent begrijpen.

De Duitsers zeggen dat duidelijker: Verstehts du?

Wanneer is dat openen gebeurd? Vijf dagen later. Eerder kan niet, want het is de Geest die het verstand opent.

En dan heeft Jezus het over de geschriften. Hoe belangrijk het is om de schriften te begrijpen. Dat is één van de allereerste dingen van het werk van de heilige Geest. En met de schriften wordt niet de hele bijbel bedoeld, maar met de schriften bedoelt Hij, Hij zegt dat Zèlf: wat Mozes gezegd heeft, wat er in de psalmen staat, vooral die van David, en al die profeten, die er zelf niets van snapten!

Dat is wat? Als je profeteert en je snapt je eigen profetie niet!

Het is alleen duidelijk geworden dat het op een ander volk sloeg, het volk dat de Christus heeft leren kennen.

Dus deze schriften, waar Jezus op doelt, zijn geïnspireerd door de heilige Geest. Want uit Zichzelf weet Jezus ook niets als jochie. Het is Hem ook allemaal duidelijk gemaakt. Maar dat was ook een leer-proces. En het moet vervuld worden, ook de psalmen.

De schriften begrijpen, heeft mij altijd heel diep geraakt; hoe herken ik en begrijp ik de inhoud van de profetieën.

Maar kijk, als jouw evangelie en jouw leven alleen maar bestaat uit: God is goed voor jou, God is liefde enz. enz., dat lievige, het is ook hartstikke lief, maar als het niet verder komt, hoe zou je dan ooit komen tot vervulling van de schrift?

Daarom kon het er bij de discipelen ook niet in dat de Christus moest lijden.

‘Nee, dat kan niet, dat overkomt je niet, daar houdt de Heer wel z’n hand op….’. Een andere heer dan zeker.…..

En wat zegt Jezus op die opmerking?

‘Satan, ga weg’. Hij spreekt de satan toe hoor, niet Petrus.

Tja, dat wou er bij de discipelen niet in. Dat kon niet, want met ‘de heer’ gaat het altijd goed…..ja, ja!

Het is goed om hier over na te denken.

Als je nou die Geest ontvangen hebt, dan herken je dat in de schriften! Je leest iets, en hoe weet jij nou dat iets wáár is?

Hoe weet je nou dat je van een uitdrukking uit het oude verbond zegt: ‘Dat kan mijn Vader nooit wezen’.

Hoe wéét jij dat dan? Omdat jouw beeld is veranderd. En het leuke is dat de Grieken een prachtig woord hebben voor ‘lezen’, want je léést toch die schriften, maar zij hebben daar een woord voor dat betekent: ‘herkennen’. Wat leuk hè?

Want je leest iets, een uitspraak van Jezus, of van de apostelen; en je denkt bij Paulus wel eens: ‘nou, Paulus, dat is jóuw mening’…., maar daar ging het bij Paulus niet zo hard om; het gaat erom of je de hand van de Geest herkent.

Mooi woord hè: ‘herkennen’ voor ‘lezen’.

En als je dat wil weten, dan heb je dus een leraar nodig om de schrift te begrijpen. En de heilige Geest is de leraar bij uitstek. Ik ben nog nooit zo blij geweest met deze leraar. Die staat zelfs boven de stof, als je snapt wat ik bedoel. Wát een leraar! Gids mag je ook zeggen.

Dus niet meer zingen: ‘Heer, wees mijn Gids’, want dat is Hij niet. De heilige Geest is jouw gids; en de Heer heeft Zich ook laten gidsen door de heilige Geest. Ja ja! En daarin is Hij ons voorgegaan.

Zoals Hij geleid is door de Geest, kunnen wij ook geleid worden door de Geest. Is dat duidelijk? Ja hè, want dàn ga je op Hem lijken. Het is een hele goeie leraar hoor. De joden gebruiken het woord ‘rabbijn’, of ‘rabbi’; ze noemden Jezus ook een rabbi, dat betekent heer en meester.

Jezus zegt daar een keer heel duidelijk over: ‘jullie noemen me allemaal Here Here, maar waarom dóen jullie dan niet wat Ik zeg? Noem Mij dan ook geen meester. Niet doen dus, maar je hoort het veel.

De heilige Geest is dus een leraar, en in

1 Joh.2:27 (Johannes was een hele goeie leerling), daar las ik: Je hebt niet nodig dat iemand jou leert, (dan heeft hij het over misleiders, want mensen die door mis-leiders bepreekt worden wilde hij hiermee een hart onder de riem steken). Dan staat er iets achter: gelijk zijn zalving u leert over alle dingen.

De heilige Geest is dus een leraar over alles wat waar is, en geen leugen. Dit is heel duidelijk. De doop met de heilige Geest leert je wat. En omdat je dat onder-ling toetst, en daar met elkaar over praat, want dat is heel wezenlijk, dan kun je een steeds helderder beeld krijgen.

Stel nou dat dit jou overkomt na de dienst,  iedereen staat koffie te lurken, en je staat wat te kletsen, en ineens voegt iemand zich bij je die dan vraagt: waar heb je het over? Vind je dat aso of niet?

Zou het belangstelling kunnen zijn?

Het overkwam de Emmaüsgangers. Die sjouwden van Jeruzalem naar Emmaüs, en ze waren aan het praten en ineens voegt Jezus zich in een andere gedaante bij hen. En Hij vraagt gewoon: ‘waar hebben jullie het over?’ Dat is trouwens een goeie vraag voor onze gesprekken hoor. Waar heb je het over?

Nou, zeggen ze, heb je het dan niet gehoord, dan vertellen ze wat Jezus is overkomen. En wat doet Hij? Hij begint  alles uit te leggen, te beginnen bij Mozes, en de profeten, en de Psalmen, en ook gaat Hij uitleggen over de Christus. Hij sluit aan bij de kennis van die kerels.

Niet zozeer de Bijbelkennis, dan ga je maar naar een quiz toe, nee, de wezenlijke inhoud van de schrift begint Hij  uit te leggen. En dat slaat nl. niet alleen op hen, dat de Christus moest lijden en dat Hij zou opstaan; dat slaat ook op ons.

Heb je zó de profetieën wel eens gelezen in het oude verbond, in de Psalmen?  Dat het op òns slaat? Als er dus geprofeteerd wordt over de Christus, dan is dat de héle Christus; met Jezus als Hoofd van die nieuwe mensheid.

Ik vind één van de meest wonderlijke voorbeelden die me een paar jaar geleden duidelijk werden, toen ik had gesproken over Psalm 139; dat David daarover zegt: wat is het toch mooi zoals er een kind gevormd wordt in de moederschoot. En ik las dat met de ogen van iemand, laat ik het zo zeggen, die de Geest heeft gekregen om de schrift te verstaan. En ineens werd het me duidelijk. Het gaat over de Christus in ons. De vrouw die in verwachting is; de Christus is in haar, oftewel ‘in ons’, laat ik het zó zeggen.

Hij is er en Hij is komende. Hoe kan dat nou? Nou, kijk maar naar een zwangere vrouw. Het kind is er, en het moet ook nog komen. Duidelijker kan het niet.

David roept ook uit: ‘Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten’. Wat mooi!

Ik begrijp het niet helemaal, zal hij aan God gezegd hebben, het gaat me te hoog.

Wat mooi hè? Dat heb ik nou al vanaf de jaren zestig. Daarom bestudeer ik ook zo graag die profetische uitspraken, want daar stáát wat hoor!

Daar staat ook nogal wat over de toe-komst. Ik weet niet of je dáár wel eens over nadenkt? Een hoop mensen zijn op een of andere manier bang voor de toe-komst. Maar je kan hem ook omarmen, denk ik.

En Jezus deed niet anders dan de rabbi wezen, dagelijks was Hij in de tempel om de schrift uit te leggen, om de vragen te beantwoorden. Dag in dag uit. Hij deed niets liever dan de Vader verklaren.

Ik zal eens een voorbeeld geven van wat me vandaag zo trof.

In den beginne was het Woord. Hier heb je zo’n grijs gedraaid zinnetje. Dat is een gesproken woord geweest; dat is een uitspraak geweest. Daar zit dus iemand achter. Nou, dan ga je dáárover nadenken. Wat mooi, een gesproken woord was de allereerste uiting van God.

Misschien heeft Hij wel de handen aan de mond gezet om over de chaos uit te roepen: ‘Licht!’ Ik kan me het zó voor-stellen.

En nu is de Geest dagelijks in de tempel, dag in dag uit, want wij vormen Zijn tempel, en legt uit. Het is maar waar je je op toelegt. Wil je het weten of niet.

Of, en dat tref ik in heel veel evangelische kringen, heb je de Geest ontvangen om je dagelijkse leven zo goed mogelijk door te komen; en altijd bidden voor natuurlijke dingetjes. Of dit maar goed mag gaan en dat maar goed mag gaan; eindeloze lijsten. Of laat je je onderwijzen.

Sommige denken zelfs dat ze de heilige Geest hebben ontvangen om hun eigen idealen te verwezenlijken; terwijl we hem juist hebben ontvangen om Gods idealen te verwezenlijken.

Ik zet het nu wel een beetje scherp tegen-over elkaar, want je gebedsleven gaat behoorlijk veranderen als je uit dat natuurlijke denken komt.

En nu is de Geest dagelijks in de tempel, en als je het weten wil, het staat helder beschreven in Joh. 14:25: Dit heb Ik tot u gesproken terwijl ik nog bij u verblijf, maar de Trooster, de heilige Geest, de Geest van de heilige, die de Vader zenden zal in Mijn naam, die zal jullie alles leren!

Daar zeg ik hartgrondig ‘dank je’ op!

Alles! En alles te binnen brengen wat Ik jullie verteld heb.

Want Johannes heeft bij het laatste avondmaal niet als een malloot zitten schrijven, of met bandjes op zitten nemen. Dat hele hogepriesterlijke gebed vloeit zo uit de pen van Johannes. Hoe wist hij dat?

Door de Geest! En niet door een perfect geheugen. Hij dronk het in, wist het, en met z’n eigen woorden mocht hij het weer vertellen.

Maar dat parallelle gedeelte, toen ik zonet zei: Hij opende hun verstand, dat staat in Joh. 20:21.

Dus het eerste wat Lucas  opviel aan de eigenschap van de heilige Geest was dus: een goeie rabbi, een goeie leraar.

Nu komt het tweede, wat Johannes er uit pikt. Joh. 20:21: Jezus zei nog eens: vrede zij u, zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik jullie nou ook. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen.

Ik vind dit zo’n ontroerend gebeuren. Dan staat Hij daar met zo’n 12 kerels, misschien nog wel een paar vrouwen er bij, en Hij zegt eigenlijk: Ik ga.

Daar hadden ze het natuurlijk hartstikke moeilijk mee, maar Hij zegt: in plaats van Mij komt een andere trooster. Ik ben tot nu toe jullie Trooster geweest. En dan zegt Hij: ‘ontvang heilige Geest’. Er staat een werkwoord voor dat blazen: áán-ademen. Hoe vind je dàt woord? Aán-ademen. Dat is een teer gebaar hoor.

Ze stonden niet met wapperende haren op een plekje in het land….

Aán-ademen, dat is zó teer. En waar doet je dat aan denken?  Aan de adem van God toen hij aan Adam z’n menselijke geest gaf. Eerst werd Adam gevormd uit aarde, daarna geeft God hem het leven, een menselijke geest. Wat gebeurt er hier? Eerst worden de discipelen gevormd tot een groep, en daarna ademt Hij de heilige Geest naar binnen.

Dat gebeurde niet tóen, dat gebeurde pas 50 dagen later.

En wat is nou een kenmerk van de Geest die Johannes opvalt? Dat staat er achter.

‘Ontvangt heilige Geest (‘de’ staat er helemaal niet), wie gij hun zonden kwijt scheldt, zijn ze kwijtgescholden. Yes!

Wat een mooie opdracht! Wat een unieke gave om te vergeven!  Want als je vergeeft, word je zèlf vrij. Vrij van wraak-gevoelens, vrij van gelijkhebberij. Ga maar vergeven.

Als het opgelost moet worden dan komt dat later wel, maar ga jij maar vergeven, want anders heb jij geen leven!

Ik zal het net zo scherp zeggen als Jezus deed.

Hij heeft een keer een gelijkenis verteld. Hij zegt: Er was een keer een vent die een heleboel schuld had, en dat werd hem kwijt gescholden. Toen ging hij naar een kennis van hem die hem een tientje schuldig was, die vloog hij echt naar z’n strot, naar het Griekse werkwoord: hij wurgde hem. ‘Ik krijg nog een tientje van je’. Nou…., en die anderen staan er allemaal bij en zeggen tegen die heer: moet je nou eens horen, je hebt hem alles vergeven en nou vliegt hij iemand naar de strot voor een tientje…..

Hij roept die man bij zich, ‘wat heb ik gehoord, zus en zo…. En dan zegt Jezus ineens, je snapt er niks van, maar geef hem in de handen van de folteraars.

Heb je dat wel eens gelezen? Folteraars? Dat heb ik vroeger nooit begrepen. Maar nou begrijp ik het. Als jij niet vergeeft, want dan ben je in de eerste plaats vergeten wat jou vergeven is, maar als jij niet ver-geeft, krijg jij het moeilijk. Dáár heb je de folteraars; ze bespringen je. Je wordt hartstikke depressief; asociale kontakten. Er komt eigenlijk geen leven meer uit je. Dat doen die folteraars. Dan moet je niet zeggen: nou, dan moet jij eens bediend worden voor een paar vrome geesten….

Nee, jij moet vergeven, dan laten de folteraars je wel weer los. Gewoon doen!

Vergeven is een machtig wapen. Het bevrijdt  jou, en dan kun je eindelijk vrij verder lopen. Dus laat je niet langer folteren.

Nou, dan krijgen de discipelen met Pinksteren de Geest. Dat is de vervulling

van het Pinksterfeest hoor.

Dus je hoeft dat nooit meer te vieren. Nee! Je hoeft al die feesten écht niet meer te vieren, want ze zijn allemaal vervuld door Jezus!

Paulus zegt: ‘wat heb ik nou gehoord?’ ik geloof tegen Colosse, ‘jullie hebben allemaal aparte feesten, en vaste tijden, en jullie hebben waarnemingen en hele indelingen gemaakt; jullie snappen er helemaal niets van!

Alle feesten zijn samengekomen in Jezus! En Kerstfeest is later verzonnen!

En de Geest maakt al die mensen, die daar bij elkaar zijn, Levend!

Hij schept ook Leven in je. Denk eens aan Sara. Dat wezentje in Sara is geschapen door de Geest hoor, dat is bovennatuurlijk.

God begint klein. En op dezelfde manier is Jezus verwekt. Alleen door een woord, dat Maria geloofde: Mij geschiede naar Uw woord, zei ze. Wat een vrouw! Het zal je maar overkomen.

En er wordt nog bij gezegd: Maria, het heilige, dat in jou verwekt wordt, dat wordt kind van God genoemd, Zoon van God.

Het heilige dat in ons verwekt is, wordt kind van God genoemd, zoon van God, of je nou man of vrouw bent. Mooi hè? Want we hebben Hem toch geloofd op Z’n woord? Nou, laat dat woord maar werken, het doet wat Hem behaagt. Heerlijk!

Op het laatst doe jij ook alleen maar wat Hem behaagt. Dat is een uitspraak van Jezus: ‘Ik doe altijd wat Mijn Vader behaagt. Hij vindt het fijn wat Ik doe’. Mooi hè? Ben je het waard?

Hier spreekt dus het eerste karakteristiek van de Geest, maar er staat nog wat achter. Dat is een nogal vreemde tekst, ik weet niet of je die wel eens gelezen hebt? Wie gij ze toerekent, zijn ze toegerekend. Je denkt, die vogel vergeef ik het nooit, ik reken het je toe, lummel, sukkel. Zo lijkt het daar te staan….

Nou staat er in het Grieks een heel merkwaardig werkwoord: crateo, die rare kreten mag je allemaal vergeten, maar dat betekent: ‘vasthouden’, het wordt ook wel eens vertaald met ‘grijpen’, vastpakken.

Als je die tekst nou eens zó leest: wie jij de zonden kwijt scheldt…., mooi woord trouwens, kwijt schelden, dat heeft niks met schelden te maken maar met schulden, je bent je schulden kwijt.

Wie gij ze toerekent. Eigenlijk kun je het zó lezen: Degene die ze vasthouden, die houden het maar vast, maar ik kan ze niet vergeven, want je ziet het niet als zonden. En als je daar een voorbeeld van wil hebben? Joh. 9:41. Daar is Jezus in discussie met wat schriftgeleerden en farizeeën.

En dan zegt Jezus: Ik hoop zó dat de mensen ziende worden als ze blind zijn. En dan zeggen ze, want ze voelden het wel, vers 40: Dit hoorden sommige van de farizeeën die bij Hem waren, en zij zeiden: zijn wij soms ook blind? Ja, die hadden aan een half woord genoeg of ze voelden zich aangesproken.

En Jezus zei: Als je blind was, dan zou je geen zonden hebben, maar als je zegt: wij zien, je denkt dat je het ziet, en je ziet Mij niet staan, nou, dan blijf je in je zonde, die is niet te vergeven.

Jij houdt daar aan vast, en ze hebben tot het eind toe daaraan vastgehouden, en Hem veroordeeld ter dood. Dàt is nou toerekenen. Daarom vind ik dat werk-woord ‘toerekenen’ helemaal niet mooi hier. Het zijn gasten die ze vasthouden.

Ach, dan heb je toch geen opvoeding ook. Ik zie hier en daar een paar tobberige gezichten, je verbiedt je kind iets omdat dat slecht voor hem is, en hij luistert niet. Maar dan houdt het op.

Maar een hoop moeders hebben dan helaas de neiging om te denken, dat komt voort uit liefde en bezorgdheid, maar meer uit bezorgdheid, ‘wat mankeert er toch aan mij dat het kind zó doet?’ Waar maak ik fouten? Nou, die vraag is natuurlijk nooit slecht, maar met overleg en met gesprek komt je er vaak wel uit.

Mijn moeder heeft zich altijd verweten dat één van haar kinderen er aan ging, ze schold zichzelf uit en was niet op andere gedachten te brengen.

Nou staat er in Joh. 16:8 een aspect van de heilige Geest. Daar kan ik heel kort over zijn want daar heb ik wel eens over gesproken: Als Hij komt (de heilige Geest, dus niet Jezus) zal Hij de wereld over-tuigen van zonden, gerechtigheid en oor-deel. Van zonden omdat ze Mij niet geloven, (het woordje ‘in’ weglaten, dan is het duidelijker, ze geloven Hem niet), en van gerechtigheid omdat Ik heen ga tot de Vader, en gij Mij niet langer ziet, en van oordeel omdat de overste dezer wereld is geoordeeld.

Dus de heilige Geest overtuigt. Hoe? Nou, waar woont ie? In jou en in mij. Dus wij moeten de wereld overtuigen. Daar heb je het. Dàt is onze functie. Jezus heeft niet anders gedaan.

Waar Hij ook mee sprak zei Hij: ‘dàt is zonde, en dàt is gerechtigheid en dàt is oordeel’.

Hij heeft het in alle toonaarden verteld.

De gewone mensen geloofden dat wel hoor, die snapten dat onmiddellijk; maar de discussieliefhebbers en de gestu-deerden en de kerkelijke prolaten en zo, die moesten daar niets van hebben. Nee, die werden aangetast in hun positie.

Dus wij mogen dat doen! Overtuigen, daar staat het woordje ‘van’, maar een andere vertaling luidt: ‘aangaande’. Dus hij over-tuigt aangaande zonde, gerechtigheid en oordeel.

Nou, heel kort gezegd, zonde, dat staat er gewoon achter hoor, omdat ze Hem niet geloven. Er zijn mensen die helemaal niet geloven in b.v. totale vergeving. Ze geloven ook die hele Jezus niet, wat moet die vogel daar uit Nazareth; of die vent uit Heerde, uit Kampen, uit Wolvega, uit Enkhuizen. Wat verbeeldt hij zich wel niet.

De mensen kijken altijd naar het uiterlijk.

Iemand had iets over mij op een website gevonden, ik vertel het toch even hoor, maar die zei dat ik een misleider was, dat ik sinds de jaren zeventig bedrog heb gepleegd en dat ik een slachting heb aan-gericht onder het volle evangelie.

Ach ja, dat moet dan wel een verknipt figuur zijn. En ik werd genoemd in een rijtje predikanten van Amerikaanse afkomst.

Maar hij moest beslist Duurt Sikkens er bij noemen want die had zo’n slachting aangericht…..Dit kreeg ik te horen net nadat ik gesproken had over de Zaligsprekingen met als laatste tekst: ‘zalig ben jij als ze liegende kwaad van je spreken’. Ach ja, het gebeurt, en het zal ons allemaal gebeuren.

Ja, het hoort er bij hoor. Want Jezus heeft gezegd: ‘dat hebben ze met de profeten gedaan, en dat hebben ze met iedereen gedaan die oprecht leeft.

Je hebt mensen die proberen zuiver te leven, in je omgeving, of op je werk, hartstikke aardige mensen, nou, die hebben het niet altijd gemakkelijk, echt niet; die worden ook vaak uitgemaakt voor watjes en weet ik veel wat en gepest.

Maar als het jou overkomt vanwege het evangelie van Jezus Christus….tja….

Kennen jullie het woordje ‘sund?’ Dat is het dialect van ‘het is jammer’, het is sund. Het is gewoon sund om niet in Hem te geloven.

Van gerechtigheid, en dan zegt Hij iets merkwaardigs: Ik ga naar Mijn Vader en jullie zien Mij niet. Vind je dat gerechtig- heid? Even nadenken hoor.

De oude kerkvaders zeiden: ruminaren, kauwen, kauwen en herkauwen heet dat. En dan steeds weer genieten van datgene wat er tevoorschijn komt.

Wat is nou gerechtigheid? Nou, zegt Jezus, dat Ik weg ga en jullie me niet langer zien. Daar moet je inderdaad over nadenken. Het is eigenlijk heel eenvoudig. Hij ging ook naar de Vader maar Hij moest nog dood. Dat moet je er even tussen denken: Hij moest nog dood, om voor ons die gerechtigheid te halen. Stel dat Hij onmiddellijk was gegaan…., dan was Hij nooit dood gegaan. Hij is voor ons dood gegaan.

Karst vertelde dat zondag zo ontroerend, dat Hij dat ineens goed begreep; en trouwens Paulus zegt: Jezus is opgewekt om onze rechtvaardiging. Nou, dan is Hij dus daar ook voor dood gegaan. Je bent vrij gesproken. En, zegt Paulus, toen hebben we toegang gekregen tot de genade van God. En wat is dè genade van God? Johannes schrijft: genade op genade; Door Zijn volheid hebben allen ontvangen, genade op genade. Dat staat er. Dat betekent genade en daar bovenop weer genade, en dáár bovenop nog wat meer genade.

Hij zegt: de eerste genade is Mozes, want die zegt heel mooie dingen, dan moet je niet naar al die voorschriftjes gaan kijken, maar het leven wat er achter zit.

Daar onderwees Jezus ook in. Wat Hij zei waren zó vaak aanhalingen uit wat Mozes zei, en Jesaja. Ja hoor, zó vaak.

En dan zegt hij: de wet is door Mozes gegeven, en de genade en waarheid zijn door  Jezus Christus gekomen. (Joh. 1:17) Dus dat stapelt maar door; dè genade, dat is dus het werk van Jezus Christus; de waarheid wordt hier apart genoemd,  en we hebben de Geest der waarheid gekregen. Dat betekent niet: ‘wat wij zeggen is allemaal waar’. Dat heeft al tot zoveel scheuringen geleid. De vraag is: bèn jij waar? Dat zou mooi zijn.

Kijk, het gaat net als bij vergeven, dat maakt je zo waar; je wandelt in waarheid als je vergeeft. En sommigen weten niet wat ze doen. Dat wordt wel gezegd van mensen. Maar als jij maar wèl weet wat je doet. Dat is gewoon het tegengestelde.

Vergeving maakt een weg vrij voor jou zelf, dan struikel je niet meer. Dat is dus de gerechtigheid.

Nog even over die genade, wat ze altijd van Maria zeggen, zou het voor ons kunnen zijn? Vol van genade. Vind je dat niet leuk, dat je bekent staat als een genadig mens?

Dientje, die nou is overleden, stond in Kampen bekend om haar barmhartigheid, dat vertelde een man zomaar, ik had tranen in de ogen staan; ‘meid, wat een mooie indruk laat jij achter!’ Ze kon amper lezen of schrijven maar ze was zo waar, zo barmhartig. Dáár zoekt God z’n mensen uit. Niet uit de prekers hoor. Alsjeblieft niet. Daar heb je er zat van.

En dan komt het oordeel, er staat crisis.

Dat is heel simpel. Zonder gerechtigheid, oordeel, crisis staat er in het Grieks.

En crisis betekent ‘scheiding’, uit elkaar halen. Maar wat staat er achter?

Joh. 16:11: van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is. Dat is crisis.

Het woord crisis betekent ook wel eens keerpunt. Vroeger zeiden ze dat wel eens bij een ziekte, als je de crisis hebt gehad, dan kan het goed of fout gaan, het is in ieder geval een keerpunt. Maar dit is hèt keerpunt in de heilsgeschiedenis. Omdat de overste is geoordeeld. Er staat ‘argon’, dus hij regeert al zo’n beetje vanaf het begin over de wereld.

Dat komt natuurlijk doordat de dood wordt overwonnen; doordat de zonden worden vergeven; maar je hanteert het Woord, en dat is nou het wapen van de Geest. Dàt is het zwaard des Geestes. Vroeger, toen ik pas bekeerd was, had ik geleerd dat ik daar maar flink mee moest rondzwaaien en boze geesten mee doorsteken.

Dat stelde je je dan voor en je deed dat, maar waar ben je dan mee bezig? Een boze geest gaat niet dood. Dat kan helemaal niet. Hoe werkt dat nou?

Het zwaard van de Geest dient alleen maar, want het is tweesnijdend, om goed en kwaad van elkaar te scheiden; gewoon uit elkaar halen.

In het Grieks staat er eigenlijk: tweemondig. Dat heeft met spreken te maken. ‘Nee’ tegen het één en ‘ja’ tegen het ander. Het mes snijdt aan twee kanten. Het kwaaie verdwijnt en het goede komt naar boven.

Ach, gewone mensen, die dit evangelie niet kennen, en die oprecht zijn, doen dat met hun geweten. Die zeggen: dat of dat is helemaal niet verstandig. En ik wil je wel vertellen dat een hoop mensen die zich christen noemen, van zulke mensen heel wat kunnen leren.

God doet dat een keer aan de hand van een heidens volk, dat buiten de muren woont, en in de stad was zoveel oorlog en ruzie tussen de mensen die zeiden dat ze in God geloofden, dat God zegt: Kijk eens naar die gasten daar buiten de muur, die gaan verdorie fatsoenlijker met elkaar om dan jullie. Leuk hè? Dat vind ik mooi hoor.

Daarom heeft Jezus het niet over de barmhartige christen, maar over de barm-hartige Samaritaan. Vandaag zou Hij zeggen: de barmhartige Marokkaan. Ja!

Haal al die vooroordelen nou eens uit je hoofd, dan moet je eens kijken hoe vrij je tegenover mensen staat.

Want je staat gewoon klaar met je woordje hoor? Scheiding tussen goed en kwaad.

En wat is dat woord? We hebben over-wonnen, en dat is ons zwaard, door het bloed van het Lam. Ja, dat is nou het hele wapen van de Geest! Dáár wijs jij de dui-vel op: je hebt verloren! En dat kun je in alle rust zeggen, je hoeft nooit te schreeu-wen  ‘je hebt verloren!’ En hij weet het!

Hij viel niet voor niks als een bliksem uit de hemel. Hij dacht: nou zal ik eens even de wapens klaarmaken. Maar toen kwam er Iemand die hem ontkrachtte.

Daarbij hanteer je dat Woord. En dat is nou alles jongens!

We hebben dus geestelijke kennis nodig.

Geen Bijbelkennis, wat heb je er aan.

Ik ken mensen die kunnen hele stukken opzeggen, maar die geloven niks. Die zijn zo bang en angstig, want ze weten niet of ze een kind van God zijn, of ze wel gered zijn. Dat is toch verschrikkelijk! Die zitten zo muurvast.

Maar we hebben dus kennis nodig. Dat hele diepe weten. En dat zó diep!

Ik zal vernachten in de schaduw van de Almachtige, dat is ´overnachten´, ken je die uitdrukking? Dat slaat op de nacht die nog komen moet. Er komt een nacht dat niets meer werkt, Jezus zegt het duidelijk, niemand kan wat doen. Overnacht je dan of niet in de schaduw van de Almachtige?

In theorie kan je aardig wat weten hoor, maar dit is een ander weten: kennis van de gedachten van God. Dáár gaat het om.

Ik wil zometeen even een beeld gebruiken aan de hand van de gelijkenis van de dwaze en wijze meisjes, en ik geef je één tekst mee, daar staat: Het volk gaat te gronde door gebrek aan kennis.

En wat betekent ‘te gronde gaan?’ Ze zakken weer naar de aarde. Met de grond gelijk. Die hebben weer een aards christendom. Ja, dat hebben we al eeuwen! Daar moet je toch eens een keer bovenuit  zien te komen. Maar er staat nog wat achter, want iedereen kent die tekst wel: omdat je kennis verworpen hebt. Dat is dus dè kennis.
Matth. 25:1 : Dàn zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden…, waar slaat het woordje ‘dan’ op? Nou, waar het daar-voor natuurlijk steeds over gaat. En dat is over Zijn komst. Hóe komt Hij? Het gaat over de komst en de voleinding van de wereld. Dat staat in hoofdstuk 24.

Daar staat steeds het woordje ‘dan’; dàn zullen ze je te grazen nemen….en dàn zullen jullie gevangen worden…, dàn zul je gehaat worden…, jullie zullen vallen…, elkaar overleveren…, valse profeten…, dus er staat ons nog heel wat te wachten. Maar dat ‘dan’ slaat ook op het komen van de nacht, en de dag die in ons aanbreekt. En dan staat er: Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die hun lampen namen en uittrokken de bruidegom tegemoet.

Ik hoef niet uit te leggen dat dit niet op een bruiloftsfeest slaat, maar dat gaat over twee groepen die elkaar tegenkomen.

En vijf van hen waren wijs, en vijf waren dwaas.
Nou staat er in vers 1: ‘hun lampen’.

Wie is verantwoordelijk voor de lamp? Jij! Jij bent verantwoordelijk voor jouw lamp. En je lamp, wat is dat? Waarschijnlijk zijn dat hier in dit verhaal geen stormlantaarns hoor, hoewel dat beeld ook nog niet zo gek is, die kan wat hebben, maar die lampen werden aan het eind van een stok vastgehouden.

Wij kennen het woord lampion, dat hangt ook altijd aan een stokje, dus dat zijn lampen aan het eind van een stok, dat verlicht de boel om je heen.

Jezus zegt: je oog is je lamp. Dus hoe kijk jij naar mensen? Wat is jouw visie? Dat is heel belangrijk. Hoe zit dat bij jou?

Ik wil het graag over dat ‘weten’ hebben.

Dus twee groepen meiden, dwazen en wijzen. Voor ‘wijs’ staat er ‘fronimos’ en voor ‘dwaas’ ‘moros’, dat mag je allemaal vergeten, maar dwaas betekent afgestompt. Ze sjouwen al veertig jaar mee, en ze weten het allemaal wel…..

Ja…, mij vertel je niks nieuws. Nee, ik heb alle boeken uit. Ja, dan wordt het tijd dat je zelf een boek wòrdt.

Maar die dwazen hebben helemaal geen inzicht. Ze hebben het wel óver de weder-komst van Christus, maar ze hebben niet het besef dat dat anders gaat dan zij denken.

Hoeveel dominees en predikers wel niet zeggen: ‘Hij komt spoedig’. Ach, ach, ach. Allemaal tekenen opnoemen en zo, terwijl het onder hun neus gebeurt. Maar ze zien het niet. Het is maar wat je wilt zien.

Hoe helder is je oog daarvoor?  Hoe helder schijnt je lamp?

Er is nog wel meer over te zeggen, maar je snapt wel wat ik met dit inleidinkje bedoel. Ze kennen ook de geheimenissen van het Koninkrijk niet. Die kennen ze echt niet. Daar is uitgerekend de taal der tongen, de hemelse taal, het middel voor om daar achter te komen.

Toen besefte ik, dat het spreken in tongen in de binnenkamer thuishoort, samen met je Vader, in de Geest. En je spreekt, en dan ben jij aan het woord, en dan de ander, en op dat moment werden de geheimenissen van het Koninkrijk me allemaal duidelijk. Tóen dus.

Eerst had ik ze allemaal gehóórd  van anderen. En nou? Je krijgt ze gewoon, het is niet te geloven.

Die dwaze meiden, wat zijn dat voor christenen? Dat zijn ook lui die altijd weer iets nieuws willen beleven. Weer een andere vorm kiezen, of het fundament moet weer een keertje uitgebreid worden. Of we zullen dáár nog eens een paar vlaggen aan binden….

Dan denk ik: je bent ook nooit gegroeid.

Je bent een verouderd kind. Een dwaas meisje. Afgestompt. Geen inzicht.

En inzicht is: ‘kijken in….’.

Geheim is een mooi woord. In het Grieks staat er ‘mysterie’, en dat heeft te maken met het werkwoord ‘sluiten’. Je sluit het af voor vreemde ogen. Die hebben daar geen blik in te slaan.

Ik vertel mijn geheim ook niet zomaar. Ik vertel mijn geheim alleen aan diegenen die ook een geheim heeft, met wie je dat geheim delen kan, zonder dat er vingers aan te pas komen. Je sluit het af.

Jezus heeft het ook altijd afgesloten, alleen aan z’n discipelen vertelde hij het, maar aan de rest vertelde Hij het altijd in beelden. En wie nieuwsgierig is, die komt maar. Maar Hij sprak altijd in gelijkenissen, het is als….. Nou, verzin zelf maar, er zijn zoveel gelijkenissen om je heen, voor-beelden genoeg;  een mooi woord trouwens, ‘voorbeeld’.

Het Nederlandse woord geheim heb ik eens opgezocht. Daar zit het woord ‘heim’ in, en dat is ‘huis of thuis’. Het betekent ook: tot het huis behorend; oftewel, stond er achter, voor anderen verborgen.

Nou, wat een prachtig woord om mysterie te vertalen. Dat word je juist geopenbaard door de heilige Geest.

Dit is zo mooi man. Sommigen denken dat dit gedoe een hobby van me is, maar dat is helemaal niet waar, het is m’n lust en m’n leven, en dat is al in de jaren zestig begonnen.

Kijk, zegt David, en dan zegt hij tegen God, (Ps. 51:8) Gij wilt waarheid in het verborgene. Dàt zegt hij. En hij zegt zelfs: In het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend.

De Statenvertaling zegt het ook mooi: In het binnenste maakt u mij de dingen bekend, en dat is in je binnenkamer.

Dus als je bidt, ga je in je binnenkamer. Dat tetter je niet op straat, of voor de televisie…. Dat is verschrikkelijk, dat kan toch niet. Je deelt je geheim met je man of je vrouw toch ook niet op de televisie? Maar ja, tegenwoordig…..

Ja, wijs en dwaas.

Kijk eens naar Lucas 21:34, daar staat iets over die dwaze meiden. Tenminste, ik denk dat het daarop slaat. Hij zegt: Let nou eens op jezelf, een goed advies hè? Sommigen letten altijd op anderen, maar let eens op jezelf.

Sommigen zeggen wel: ik wil je helpen, de Heer is met me…..Dat zal best wel joh, maar heb je zèlf geen hulp nodig?

Ik heb het wel gemerkt hoor dat een hoop hulpverleners een zwaar verwaarloosde groep is, wat hulp betreft. Zij hebben hulp nodig, anders red je het toch niet?

Maar goed: Zie toe, dat je hart nimmer bezwaard worde, en dan zegt Jezus iets merkwaardigs: door roes en dronken-schap.

Dat heeft niets met alcohol te maken hoor. Daar staat een woord voor roes en dat is ‘oververzadiging’. Je hebt teveel gehad, en een lol en een feest dat je hebt. Want het gaat over een feestvierende menigte hoor.

Maar er staat ook ‘dronkenschap’. Dronken van de Heer…?.

Ja, ik hoor het een jochie eens zeggen: ‘joa, we goan vanavond weer de Heer grootmaken…..’ Ik dacht: och jongen, hoe klein ben je? Een vreselijke uitdrukking trouwens, de Heer grootmaken…., wat is dat? Is Hij nog niet groot genoeg?

Denk alsjeblieft nuchter na over deze dingen hoor. Dat je niet zomaar wat zegt. Al die kreten aan het begin van het volle evangelie.

Er zit een hoop kretologie tussen. Bestudeer het eens en maak scheiding tussen wat nou werkelijk waarde heeft en wat niet.

Roes en dronkenschap. Dat betekent: oververzadiging. Dat kan ver gaan hoor. Dan krijg je van die profeten die over Europa profeteren, en over Nederland. Straks gaan ze het nog over Gelderland doen, en Kampen…..Waar hèb je het over? Er wòrdt niet geprofeteerd over de aarde! Waardeloze profeten, zegt Jezus.

Weet je wie daartegen tekeer gaat? Dat wil je haast niet weten….Dat was Jesaja. Hij moet de tranen in de ogen gehad hebben toen hij dat zei. Ach ach.

Jes. 28:7,8

Priesters, profeten, ze waggelen van wijn, ze tuimelen van bedwelmende drank, ze struikelen over hun woorden. Priesters en profeten waggelen van bedwelmende drank, verward door de wijn, waggelen bij een gezicht, wankelen bij een rechtspraak; alle tafels liggen vol walgelijk braaksel,

er is geen plek meer over. En dan zul jij zo’n toespraak moeten aanhoren die nergens over gaat.

Welke Jezus predik jij?

En dan zeggen die profeten tegen Jesaja: wat wou jij ons leren joh, hoe staat het hier, vers 10: ‘wil hij kennis leren? Wil hij òns wat leren…?’

Wat heeft Jezus te horen gekregen? En wat krijg jij straks te horen?

Jesaja zegt dat ook in hoofdstuk 29:9:

Wees dan maar verbaasd en verblind, wees maar blind, ze zijn dronken, maar niet van wijn, ze waggelen, maar niet van drank.

En dan een merkwaardige tekst, die Paulus zelfs aanhaalt: ze hebben een geest van bedwelming over zich, van diepe slaap. Een soort geestelijke xtc.

Ze willen ook steeds weer wat nieuws beleven; iets heel aparts.

Nou, je zal toch in zo’n gezin opgevoed worden. Dat wil je toch niet? Dat je elke dag iets nieuws moet beleven.

De wereld schreeuwt om rustige gezinnen; een doodgewoon gezin.

Maar ja, we willen stappen en we willen feesten; dat bedoel ik geestelijke hoor.

Geestelijk xtc-pillen; het is toch zo triest.

Wie is er nog meer dronken? Die hoer uit de Openbaringen, die is ook dronken.

Dat is een beeld van de valse kerk, en die hééft een invloed op dat moment. Ook politiek, maar het wordt een gigantische wereldreligie, hartstikke dronken. Die zwelgt helemaal in zichzelf. En weet je waar ze dronken van is? Van het bloed van de heiligen en de getuigen van Jezus! Wat een plezier hebben ze als jij er aan gaat.

Denk maar aan de dagen van Jezus, en van de profeten. Er was haast geen profeet die een natuurlijke dood stierf.

En wat denk je van de discipelen, hoe die aan hun eind gekomen zijn?

Jacobus als allereerste. Tjonge jonge. Hij deed maar even z’n mond open en daar ging die, door Herodes.

Maar waar kun je ook door de klos van worden? Luc. 21:34b: er staat nog wat achter die dronkenschap: zorgen voor levensonderhoud.

Dat komt misschien wat dichter bij huis. Zorgen voor levensonderhoud.

Er is een paus geweest, ik geloof paus Paulus II, die heeft in een toespraak gezegd: ‘voor een hoop mensen is levens-onderhoud hun levensinhoud geworden.

Alsjeblieft! Wat sloeg hij de spijker op z’n kop. Waar leef je voor?

En daar komt het verhaal over je baan, en je bezittingen enz. enz.

Maar daar vroeg ik niet naar, maar hoe gaat het met jóu joh?

Als je levensonderhoud je levensinhoud wordt…. dat is sneu hoor. Waar sta je dan om bekend?

En wat ik tegenwoordig nogal erg veel tegenkom is: zoveel aandacht voor het eigen ik. Als het met mij maar goed gaat… Ik heb niks tegen psychologie hoor, helemaal niet, ook niet tegen psychiatrie, ik vind het fantastisch, maar tegenwoordig zijn er van die hypes, of het alleen maar om jou draait.

Maar goed, ik zal het wel eens een keer uitwerken. Waar leef je voor.

De kennis die je daardoor ontbeert….

Wanneer begint het geroep: ‘de bruidegom komt?’ Midden in de nacht’.

Dat is dus midden in de verdrukking. Heb jij dan olie in je lamp of niet?

Heb je kennis van de Heilige of niet?

Want alle lampen hebben gebrand, en ze gaan op een gegeven moment allemaal uit. Er staat in dat verhaal: ‘alles sluimert’.

Er komt dus een geroep: Hij komt!  Hoe dan ook en wat je er ook bij denken moet. En dan maken ze hun lampen in orde, en de anderen hebben geen olie.

Dan kun je wel zingen: ‘geef mij olie in mijn lamp’, maar jij hebt niets verzameld; je hebt geen kennis van de dingen Gods.

En dáár gaat het om. Hoe moet jij dàn de nacht doorkomen zonder licht?

Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Nou, dat heb je alleen nodig als het donker is. Om het donker  te doen opklaren, zeiden ze vroeger. Hoe kom ik ergens doorheen?

Dat kan ook vandaag aan de dag hoor. Dat je het geestelijk hartstikke benauwd hebt, of je hebt een ziekte en je durft niet te zeggen wat, maar je hebt het zó moeilijk.

Ja, levensonderhoud, omstandigheden…. De vraag is: ‘hoe kom jij daar doorheen?’ Kun jij in die ellende je hoofd neerleggen; durf jij, als het scheepje gelokt wordt door golven, in het Grieks staat er ‘zeebeving’, dus het schudt allemaal, en Jezus zegt: Ik ga slapen!

Ik denk dan, tjonge jonge, dan moet jij de Heilige wel goed kennen.

Hij zegt zelf ook: je hoeft je nergens zorgen over te maken. Nou, voordat ik dàt leer….

Dat heeft Hij zó vaak gezegd, en engelen hebben dat al tegen me gezegd, ze hoeven soms alleen maar mijn naam te noemen: Duurt….., o ja, dat vind ik wel lief. Meer hoeven ze niet te zeggen, ik snap ze onmiddellijk.

Maak je geen zorgen, dat is heel vaak tegen me gezegd in de geest. En ik begin het te leren hoor.

Het is een kunst om je hoofd neer te leggen in een storm.

Je kent die reclame toch wel van dat bed? Geweldig hoor. Een lawaai om dat bed heen…., en daar liggen twee mensen heerlijk te pitten. Allemaal hooligans er om heen, een rotzooi! En zij maar pitten.

Ik denk: zò, ik lag en sliep gerust van

’s Heren trouw bewust, tot ik verkwikt ontwaakte, want God was aan mijn zij.

En daar heb je het geheim.

Dus, olie in mijn lamp is een mooie kreet, maar wat bedoel jij met olie?

Dat is de geestelijke kennis van de Vader; dat Hij jou kent en jij Hem.

En dan nu het laatste wat ik noem; er staat een hele goeie illustratie in 2 Kron. 28.

Kronieken zijn geschiedschrijvingen, dat gaat over al die koningen.

Even een korte inleiding: Er was een koning, die heette Achaz, en dat was een vreselijk goddeloze kerel, en een politiek geslepen vos. Klein landje aan de Middellandse Zee. En hij had te maken met Egypte, Assyrië en al die grote landen er omheen.

Achaz z’n naam betekent: God houdt vast. Een prachtige naam, maar hij liet God los. Wat deed hij namelijk? Dat tempeltje, dat daar in Jeruzalem stond, daarvan heeft hij het altaar er uit gesloopt en vervangen.

De kostbaarheden van de tempel heeft hij aan de koning van Babel gegeven. Moet je nagaan, dat jij je kostbaarheden prijs geeft… En het altaar is vervangen door een heidens altaar. Op die manier hield hij de Babyloniërs te vriend. ’Aanbidt nou maar dezelfde God’, ja.

Terwijl wij duidelijk merken dat ons Godsbeeld nou per jaar veranderd hè? Zo mooi!

Dus hij ging heulen met de vijand. Een gruwel. Al de schatten, die hij had, heeft hij weggegeven aan de koning van Babel.

Weet je dat hij, want ze hadden ook nog vaak een hoop vrouwen en kinderen, een heleboel van z’n kinderen door het vuur liet gaan als offer voor de Moloch in het Hinnomdal? Kinderen door het vuur laten gaan…., nee, die overleven dat niet.

Jesaja en Jeremia hebben allebei heel veel tegen hem geprofeteerd.

Achaz, och, wat een goddeloos gedoe.

En wat denk je van de valse kerk? Hoe goddeloos is die? Heb je het wel door? Over welke God hebben zij het? Over welke Jezus hebben zij het?

Het woord God of Jezus zegt niks hoor. Een heleboel mensen knikken al als ze de naam Jezus horen.

En dat allemaal, brult er iemand, in de naam van…., en je knikt maar prachtig mee.  Want je denkt: dat is een bekende kreet.

Stink er niet in!

Ik ben niet de enige die dat zegt hoor.

Wie heeft er heel vaak gezegd: ‘kijk uit’.

Waakt! Zie toe! Dat was Jezus. Wat heeft Hij dat vaak gezegd.

Eén van de zoons van Achaz volgt hem op, 25 jaar. En die had de hele rotzooi van z’n vader gezien, en hoe dat helemaal verkeerd ging. En zo gauw hij aan de regering was, zei hij: ‘en nou stoppen we die hele valse rotzooi’. En dat was meneer Hizkia. 25 jaar, kom daar eens op, op die leeftijd. Zo’n verantwoordelijkheid, een land in rep en roer; godsdienstige verwarring en een politieke prooi van Babel. Hij zegt: ik begin waar ik hoor te beginnen, dat staat in 1 Kron. 29:7.

Hij zegt tegen de mensen: Zelfs hebben ze de deur van de voorhal gesloten, van die tempel.

Nou, als jij die deur dicht doet, kan niemand meer bij God komen. Toch?

Dus sluit nooit de deuren van je hart, want dan kunnen ze niet tot Jezus komen.

– De lampen gedoofd. Altijd brandden daar heel stil die lampjes. Ze walmden niet, geen grote vlammen, maar op die kandelaar heel stil en rustig. Uitgedoofd. En wat zegt Paulus tegen de Thessalonicenzen? Doof de Geest niet uit. Dat kun je doen. Als je met zorgen voor levensonderhoud bezig bent, of je komt in de roes van de nieuwe godsdienst….tja, dan doof je het licht hoor.

Dat staat zelfs op het verzetsmonument in Amsterdam, ‘waar volken voor tirannen zwicht, en dan nog een zinnetje, dan dooft het licht.

Dat is toch het ergste wat jou kan overkomen?

Vraag: ‘Hoe helder brandt jouw lampie?

Dat is een vraag. Want de duvel is er als de kippen bij om een heel klein kaarsje uit te knijpen.

Hoe helder is jouw licht?

– Geen reukwerk ontstoken….

Reukwerk is altijd een beeld van gebeden. Gewoon van gebeden, de omgang, ook als je een fijn gesprek hebt met je Vader.

Reukwerk, dan verspreid je de geur van Christus.

– Geen brandoffers gebracht…..

En wat zegt hij in vers 9? We zijn een aanfluiting geworden. Onze vaders zijn door het zwaard gevallen. Onze zonen, onze dochters, onze vrouwen in gevangenschap.

Dat is een ramp! Stel je eens voor.

– Thans is het mijn voornemen een verbond te sluiten……

En dan denkt iedereen: met welk koninkrijk zal hij nou een verbond sluiten net als z’n vader? En dan zegt hij:

– met de Heer, de God van Israël.

Dat hadden ze nooit gedacht. En weet je, dat deed hij, dat moet je maar eens nalezen, in zo’n 14 dagen.

Moet je nagaan. In zo’n 14 dagen.

Eerst de afgoden verbrijzelen. Als jij nog een afgod in jezelf hebt, en dat weet je, verbrijzel hem! Bindt een boze geest, maak korte metten met die afgod!

Wat doe je met die rotzooi, dat deed Hizkia ook, die bracht hij naar de vuilstort, een prachtig beeld, in het dal van Hinnom, vlakbij Jeruzalem, daar was een vuilstort-plaats, het smeulde daar ook altijd.

Dus breng je rotzooi naar de vuilstort. Gewoon weggooien, wat heb ik er aan, wat moet ik er mee.

Hij heeft toen de tempeldienst weer ingesteld; Levieten aangesteld, priesters aangesteld en dat alles in 14 dagen.

Mooi hè? Wat een kerel hè, 25 jaar.

En wat doet ie? Ik ga een verbond sluiten; welk feest is dat? Dat is Pasen, het avondmaal, het verbond. Dus stel dat jij Paasfeest viert, want wij vieren dat feest gehoorzaam één keer in de maand;

en als ik nou rotzooi heb, moet ik dat eerst naar de vuilstort brengen; dat moet je gewoon doen. Als je iets tegen elkaar hebt, moet die rotzooi opgeruimd worden.

Wil je je irritaties kwijt? Is dat rotzooi? Naar de vuilstort! Dan moet jij eens kijken wat het resultaat is.

Lees het thuis nog maar eens na, dan gaat er een wereld voor je open, wat er geestelijk aan de hand is als je dit beeld leest. En dan moet je eens vers 29 lezen:

Toen zij met offeren gereed waren knielden de koning en allen die zich bij hem bevonden, en bogen zich neer. Vervolgens bevalen koning Hizkia en de oversten der Levieten, de Heer te loven met de woorden van David en van de ziener Asaf. Die kun je allemaal vinden in de Psalmen.

Maar dan staat er iets moois, en dat ontroerde me: Ze zongen de lofzang met vreugde. Ze werden weer blij. En dat is de echte blijdschap. En het gevolg is: ze knielden en bogen zich neer. En niet op bevel, nee, ze werden blij!

Want eindelijk was de rotzooi weg en konden ze opnieuw beginnen. Grote schoonmaak, en iedereen doet dat van harte.

Nu vers 36: En Hizkia en het hele volk verheugde zich over wat God Zijn volk bereid had, want onverwacht was deze zaak geschied.

Wat kan dat snel hè? In 14 dagen!

Ik vind dat prachtig. Zou God blij geweest zijn? En wat denk je van de engelen in de hemel, die hebben feest gehad joh.

Als één zondaar zich bekeert, hebben ze al een feestje; en nu een heel volk!

Dat is nou de blijdschap des Heren.

Ik heb wel eens aan God gevraagd of Hij blij was. En ik heb ook wel eens aan God gevraagd in de binnenkamer: hoe is het met U?

Heb je dat wel eens gevraagd aan je Vader, in je binnenkamer: hoe is het met U? Wat een intiem gesprek is dat dan hè?

Dat deel je met niemand. Dat is jouw en Zijn geheim.

Ik heb ook wel eens gedacht aan het verhaal van die verloren zoon, ach, dan staat die andere zoon, die foeteraar, die het allemaal zo goed weet, ja, die werkte zich uit de naad voor de Heer; en dan komt die zoon er aan. Maar die vader zal wel op de uitkijk gestaan hebben, denk ik.

Ik wou dat die broer van hem wel eens de hand op de schouder van z’n vader heeft gelegd met de woorden: ‘hij komt terug hoor, we blijven wachten’. Hij had z’n vader kunnen bemoedigen, snap je? Dat zijn dingen die horen in de binnenkamer thuis. Dat zijn nou geheimen.

Hou het geheim. Wees heel zorgvuldig in deze dingen, want het is je redding, je leven. Dàt is je olie.

 

Duurt Sikkens d.d. 03-02-2010