De goede herder (Duurt 14-12-2008)

De goede herder

 

We zullen dit verhaal ontdoen van een waas van sentimentaliteit die daar een beetje omheen hangt.

U kent allemaal die gelijkenis van dat ene verloren schaap. Daar wordt dan vaak schaapje van gemaakt, het is altijd ontzettend zielig daar en triest……

Ik wil eerst dit verhaal even lezen.

Matth. 18:10. Daar heeft Jezus eerst die bekende handeling verricht, dat Hij hele kleine kinderen neemt, ze zegent en dan vergelijkt Hij die volwassenen met die kinderen. Die noemt Hij ‘kleinen’.

Het is een bekend verhaal, dat hoef ik niet allemaal te vertellen.

Dan gaat Jezus een poosje door over die kleinen.

Dan zegt Hij ineens: “Zie toe dat je niet één van die kleinen veracht”. Dat gaat niet over kinderen, maar dat gaat over gééstelijke kinderen. Want er staat achter:  “Ik zeg u, dat hùn engelen in de hemel  voortdurend het aangezicht van Mijn Vader zien, die in de hemelen is”.

Dat zijn dus gelovigen! Want als je denkt dat alle kinderen over de  hele wereld engelen hebben, dan doen ze hun werk slecht, want er gaan er teveel dood, zoals je weet. Toch?

Dus hier even over dóórdenken; het gaat over ‘kleinen’, en die kleinen zijn wij dus.

We zijn niet groot, maar we zijn klein.

In het Grieks staat er voor het woord klein: micron. Iedereen weet wel wat een micro-mens is, dat ben jij. Dat is ook een doordenker hoor. Micron.

En veracht ze niet, zegt Jezus.

Verachten is: geringschatten.

B.v. zeggen of denken: Jij bent gering. Waarom? Nou, omdat ik méér ben; want anders kun je een ander nooit gering-schatten. Dus geringschatten is: op

iemand neerkijken en jezelf méér

achten dan die ander.

Jezus heeft altijd wat gehad met het kleine, het geringe, het kleinste, het minste, de laagsten, de laatste; het onopvallende in de wereld. En onze engelen staan altijd in contact met de Vader.

En dan komt er een hele sterke uitdrukking: “De Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te behouden”. Dat is de kern van Zijn  boodschap. “Wat Ik verloren ben, moet ik zien terug te vinden, en dan houden. Dáárom ben Ik gekomen”.

Nou, en wat ga je doen als je iets, of iemand, kwijt bent? Dan ga je zoeken. Daar vertelt Jezus dus een gelijkenis over.

De vraag, die ik mezelf altijd weer moet stellen, en dat doe ik ook rustig, is: ‘Ben ik er op uit om te behouden, of niet’?

‘Wil ik redden wat er nog te redden valt, of niet?’ Want als ik het los laat, dan gaat er toch wat verloren, dan verlies ik het.

‘Nou’, zegt Jezus, ‘wat denken jullie?’

Ik vind dat een prachtige vraag van Hem. Je leest er gauw overheen: ‘wat dunkt u?’

‘Wat denken jullie nou?’ En ik denk dat Hij dan ook even een stilte laat vallen, om hierover na te denken.

‘Als een mens in het bezit is gekomen van honderd schapen, en één ervan raakt verdwaald, zal hij dan niet de negen-ennegentig op de bergen achterlaten en heengaan om de dwalende te zoeken?

En als hij het vindt, voorwaar, Ik zeg jullie, dat hij zich dan over die ene méér verblijd dan over die negenennegentig die niet verdwaald waren.

Nou, zo bestaat bij jullie Vader, die in de hemelen is, de wil niet, dat één van die kleinen verloren gaat’.

Het gaat hier dus over kleinen.

Jezus vraagt dus: ‘Nou, wat denken jullie, of: wat dunkt u?’

Een andere vertaling luidt: ‘Of dacht je dat het anders was?’ Dan snappen jullie nog niets van God.

Er staat: ‘een mens’, maar eigenlijk staat er: ‘één of ander mens’; een willekeurig iemand.

En dan het beroemde woord, want hij is in het bezit gekomen van een kudde, en één raakt verdwaald, wat eigenlijk in de grond van de zaak betekent: ‘de weg kwijt zijn’.

Ik herinner mij een keer dat ik in Amsterdam op een avond de weg zocht. En alles was afgezet i.v.m. een marathon, dus ik reed me gek. Toen dacht ik ineens: ik ga de weg vragen. Ik stap dus uit en loop naar een echtpaar toe dat daar staat, en ik zeg: ‘mevrouw, meneer, ik ben de weg kwijt’. En die vrouw draait zich om en de drankadem sloeg mij in het gezicht, en ze zei, lallend: ‘Nou meneer, dat zijn we allemaal wel eens’.

 Heerlijk!  Ik ben toen niet gaan evangeliseren, maar toch,  ik dacht: misschien had ik het toch nog maar even moeten doen….

Dat verdwalen gaat dus over mensen die bij een kudde hóren. Dáár gaat het over. Ze beginnen ineens rond te dwalen. Ze raken aan de zwerf.

En in de evangelische kringen zijn er een hoop zwervers; de reli-shoppers.

Overal kijken of er iets van je gading is. Maar ze zijn wel losgeraakt van een groep. Ze worden dan dus niet meer gehoed, snap je? De herder is ze kwijt.

Ken je de uitdrukking: ‘ben ik mijn broeders hoeder?’. Eigenlijk staat hier: ‘herder’. Het woord wat daar staat: ‘planau’, dat betekent ook: ‘tot zonden verleid worden’.

De verkeerde richting opgestuurd worden.

Het is met mij geprobeerd om de verkeerde richting in te gaan, ik moest geloven in de voorbeschikking; ik moest geloven in het eeuwige zondaarschap.

Je zit dan wel op een dwaalweg hoor, wat je eigenlijk niet wil, maar wat wel zo is.

En in allerlei kringen hebben ze de gekste weggetjes uitgedacht om die maar te bewandelen. ‘Dáár moet je heen, en ga daar eens heen, en dat hebben we ook nog niet gehad.

Je wordt dus misleid. Verleiden betekent: een andere kant op geleid worden. Dat is ‘verleiden’, en dat woord komt het meeste voor in het boek Openbaring. Dus kun je nagaan dat de verleidingen toenemen. Kijk uit dat je niet in verleiding komt. Daarom bid ik ook: ‘leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van dat kreng’, ja toch?

De duivel is nl. de grote verleider en wordt ook als zodanig gezien en gekend. Hij is de verzoeker. Zijn doel is: je altijd proberen van God af te halen. Jij mag niet ongestoord en gelukkig leven, nee,  daar moet je dus af.

En daar loop je als schaapje.

Het woord betekent ook: bedrogen worden. Inderdaad, je wordt letterlijk beduveld. Je wordt gewoon bedrogen.

Er wordt iets tegen je gezegd wat helemaal niet waar is. ‘Als je maar gelooft, dan genees je….’.

Hoeveel mensen hebben dáár hun teleurstellingen liggen?

Als je maar dit doet, of: als die je nou de handen oplegt.

Of je moet naar Nigeria, want daar gaat het geweldig…., ja, je moet vooral ver weg…. Ja, terwijl God, dat zeggen we rustig, hier woont! Waar moet je Hem dan zoeken?

Op een dwaalspoor gebracht worden betekent inderdaad een ‘dwaalspoor’.

Hij leidt je in rechte sporen, nou, dan leid ik (de duvel) je op een dwaalspoor. Heel vroom, maar wel een dwaalspoor.

Bijvoorbeeld, in evangelische kringen kom je heel veel tegen: het aanbidden van de heilige Geest. Je weet niet wat je hoort. Klinkt heel raar.

Je kan de Geest niet aanbidden! Dat staat heel duidelijk in Openbaring: ‘aanbidt God!

Nergens is in de bijbel een tekst te vinden over het aanbidden van de Geest. Dus dat is lekker vaag, je kunt dan in een bepaalde roes raken. En Jezus heeft gezegd: ‘Pas op voor roes en dronken-schap’. Dan bedoelt Hij niet de opium-verslaafden, maar de reli-verslaafden.

Het betekent ook: ‘vergissen’. Gewoon vergissen. ‘Ik heb me vergist’.

Ik wil je wel vertellen dat ik al deze dingen heb meegemaakt, en wie niet? Wie van ons heeft dit niet meegemaakt? Dat er geprobeerd is om je op een ander spoor te zetten. Om je af te leiden; of je tot zonden te verleiden. Of dat je gewoon kunt zeggen: ‘Ik heb me vergist’.

Nu moet je je even verplaatsen in dat schaap(je). Dat is een gemeentelid.

Zefanja zegt daar iets over, als ik me niet vergis, dit schiet me ineens te binnen. Dat is een leidtekst geweest voor VOX. 

Zef. 3:18: ‘Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering, die zal Ik samen-brengen, want zij behoren toch bij u’.

Een prachtige tekst. Er wordt eigenlijk nooit uit Zefanja gesproken.

Ver van de vergadering, maar hij zegt: Ik breng ze hoor, want ze behoren tòch bij u. Mooi hè?

Daar is het werk van VOX ook op gericht, op de enkelingen, de eenlingen.

Want kijk, stel dat je als schaap helemaal vastloopt. Je verdwaalt of wat dan ook, maar je loopt vast.

Dat kan zelfs als je hier zit. Je kan elke zondag heel trouw komen, maar het kan best zijn dat je een geestelijk verdwaalde  bent; dat je geestelijk vast zit. Dat kan.

Dan ben je eigenlijk ontheemd. Je bent dan eigenlijk wat vervreemd van de herder; want een kudde bestaat bij de gratie van een herder; want hij houdt het bij elkaar.

Het kan zelfs zo zijn, dat je vervreemd bent van jezelf; dat je helemaal niet meer weet wie je zelf bent, zo van: ‘wie bèn ik eigenlijk? Bèn ik wel een schaap? Hóór ik er wel bij?

Dat noemen ze dan een identiteitscrisis, maar het heeft ook te maken met een soort bindingsangst; je durft je niet in een groep in te voegen. Je durft dat niet, want je bent heel erg gesteld op je vrijheid, maar je verward dat met een-zaamheid.

Het kan in je gedachten heel tricky in elkaar zitten. Durf jij je in te voegen, niet officieel met een pa(m)piertje, maar durf jij bij een groep te horen, want jouw leven hangt nl. af van die groep.

Durf jij een ander de kans te geven om jou lief te hebben.

Durf jij een naaste naast je te hebben die jou barmhartigheid bewijst. Die gewoon goed is voor je. Of zeg je: ‘och, ik red me wel, ik wil een ander ook niet tot last zijn; en meer van die snert-opmerkingen, die jou afschermen voor de liefde van een ander in wie God werk-zaam is.

Wìl je geliefd worden, of kùn je het niet? Je bent niets gewend. Dan ben je iemand die in de armen genomen moet worden. Maar mensen die eenzaam zijn, helemaal alleen, en dat bedoel ik echt geestelijk, die worden gauw een prooi van wolven hoor.

En welke wolven zijn het gevaarlijkst? Wat denken jullie? In schaapskleren. Dus waar praten ze over? Over de Heerr…, en over God…

Aan de buitenkant ziet het er zeer christelijk uit.

Jezus is zó kwaad op zulke wolven in schaapskleren. Weet je wat Hij een keer zegt? Ik zeg het niet zo hard als Hij. Maar Hij zegt: ‘Stelletje huichelaars, jullie reizen stad en land af om één bekeerling te maken, en dan wordt hij dubbel zo erg als jullie!’

Dàt zegt Hij. Hij had ze door. Hij zegt het nog harder hoor, maar dat zoek je zelf maar op.

Ezechiel heeft over wolven geprofe-teerd. Hij zegt: ‘Weet je waarom ze verdwaald raken? Overal zijn gelovigen, maar er is geen herder. Er is niemand die ze samenbindt.

En de uitrusting van een goeie herder  zijn twee staven, de ene staf heet ‘lieflijkheid’ en de andere heet ‘samenbinding’. Als je nou zó’n herder hebt, dan bindt hij je samen. Prachtig.

Maar weet je wat ik erg vind?

Als je een schaap van de kudde ziet weglopen, ziet verdwalen, tot zonde verleid ziet worden, die zich vergist, die bedrogen wordt, één van ons; ga je hem dan natrappen? Een brief er achteraan sturen of een e-mail?

Dàn ben je verkeerd bezig, want het enige wat God zoekt is het gesprek.

Ga er maar heen.

Maar er is een geliefde tekst van een hoop mensen: ‘Als hij zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen’.

Weet je wat er voor bestraffen staat? Help hem terecht!

Je geeft hem niet op z’n kop, hij weet zelf wel dat hij gezondigd heeft. Maar help hem weer terecht! Dat hij weer goed terecht komt. Oordeel niet.

Mensen die elkaar regelmatig zien, schrijven elkaar geen vermanende brieven of e-mails. Judas is daar ook het slachtoffer van geworden: ‘Je moet zelf maar zien wat er van komt’, zeiden ze. Daar heb je het dus, dat is natrappen.

En wat maak je dan van dat schaap?

Een zwart schaap. Ooo, dié….? En je hebt je commentaar en je oordeel véél te gemakkelijk klaar.

Je kunt daarmee doorgaan of hem opzoeken en hem proberen terecht te brengen. Nou, als dat niet lukt, dan misschien met z’n tweeën. Maar dat lukt ook niet.

En dan zeggen ze: ‘Dan is hij u als de heiden en de tollenaar’. Ken je die uitdrukking? En wie ging er om met heidenen en tollenaars? Onze Heer! Want als zo iemand weer een heiden en een tollenaar (geworden) is, dan kun je het evangelie weer brengen. Helemaal opnieuw.

Schrijf nooit iemand af!

Als je dat doet, snap je nog geen bal van het evangelie.

Je hebt de kleinen geminacht. Je mag nooit iemand z’n zonden nádragen. Ze zijn toch vergeven?

Als je aan Adam denkt, waar denk je dan aan….? Draag het hem niet na hoor.

En David, Abraham, Mozes, moordenaar.

Noem al die mensen maar op. Noem ze maar op die bij jou in de buurt wonen. Hoe praat je over ze? Hoe denk je over elkaar? Hoe denken wij over elkaar?

Heb ik een verleden? Ja, gelukkig wel. Maar het is een verleden.

Maar natrappen is zó erg. Dan heb je zó weinig begrepen van het offer van Jezus.

Wil je zelf een goede herder zijn? Wil je dat? Dan gaan de mensen je nl. ter harte en anders, zei Jezus, ben je gewoon een huurling.

En Jezus zelf? Dàt is een zwart schaap geweest zeg!

Met het ‘zwarte schaap’ wordt bedoeld dat hij de schuld van het geslacht draagt. En Jezus, als het zwarte schaap, heeft gezegd: ‘Geef Mij alle schuld maar’.

En waar was Hij schuldig aan? Aan niets, want Hij was smetteloos. Maar Hij zei: ‘Geeft mij het maar, maak van Mij een zwart schaap, dan ben jij het kwijt’.

Hoe vind je dat? Ik hoef het ritueel van Grote Verzoendag niet meer te vertellen, want de meesten weten dat toch wel?

Maar de zonde van heel het volk werd in de woestijn op twee bokken geladen, dat deed Mozes, of de hogepriester. Dan werden de handen op die kop gelegd en dan werd dat beest de woestijn in geschopt. Die droeg alle zonden met zich mee. Dit is een beeld van onze Here Jezus.

Dat was een geit. In het Engels heet dat ‘scape goat’. Heb je dat wel eens gelezen? Scape komt van ‘escape’, dat is ontsnappen. Jij ontsnapt dus dank zij het offer van Jezus. Jij ontsnapt aan het oordeel. ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Jezus Christus zijn. Wat een vent hè, die Jezus! “Geef Mij maar de schuld”.

Toen Jezus dus aan het kruis hing, was het Grote Verzoendag in de hemel.

Toen zijn alle dingen vervuld. Wat een liefde en barmhartigheid.

Dus hoe kijk je naar mensen, die eigenlijk bij ons horen, en er niet zijn. Er geen deel aan kunnen hebben. Hoe kijk je daar naar?

Paulus zegt: ‘De liefde van God, dat gaat over de agapè, zoekt zichzelf niet. Ken je die uitdrukking?

Toch zoek ik, ja, maar niet mezelf, ik zoek die ander.

God is ook zo: ‘Ik zoek Mijzelf niet, Ik zoek die andere. Ik zoek wat ik ben kwijtgeraakt’.

Ik vind het zo leuk dat Jezus hier vertelt van die herder, die zegt: ‘Ik laat die negenennegentig achter, die redden zich wel’.

Dan kunnen ze wel zeggen: ‘we kunnen niet zonder…..’. Nou, zegt de herder: ‘je redt je maar’. Want die ene gaat hem veel meer ter harte dan die negenen-negentig anderen hoor.

Want als hij het gevonden heeft, eigenlijk staat er: ‘en gebeurt het dat hij het vindt’. Het kan nl. ook nog dat dat niet gebeurt.

In het Engels staat er: ‘If he happens to find it’. Als hij het geluk heeft dat hij het vindt. Want hij zoekt, en het kan best zijn dat hij het niet vindt.

Maar àls  hij het vindt, dan vraagt hij liefdevol: ‘Hoe gaat het met je?’ Misschien is hij wel hartstikke bang en voelt hij zich schuldig, maar ga er maar bij zitten. Soms is het iets heel simpels.

Het vertrouwen wat je geeft, moet je van die ander winnen, en dat is soms een heel proces.

Ik vind het zo leuk dat Hij met die ene, die hij gevonden heeft, veel blijer is dan met de rest. Hij jubelt het uit.

Hoe zouden die negenennegentig anderen dan reageren? ‘Nou…, wij zijn altijd trouw geweest en wij hebben nooit een feestje….’

Nou, had dat feestje dan gebouwd!

Datzelfde thema kom je tegen bij de verloren zoon. Hij zit thuis dan te foeteren, komt die rotterd weer thuis…., die alles er doorgejaagd heeft….., zo zit hij te mopperen.

Is dat een broeder? In plaats van met die vader mee te feesten.

Ja, het verdwaalde is terecht.

Moet je nagaan.

De engelen vieren dan ook feest. Er wordt gesproken over 100 schapen, dat is maar een woord, het betekent gewoon een hele bende, zoals een kind zegt: het waren er wel duizend. Of honderdmiljoen.

Het zit ‘em ook niet in de grootte van de gemeente.

Kijk alsjeblieft héél anders aan tegen mensen die zondigen. Tegen christenen die zondigen, die verdwaald raken.

Maak alles los van alle godsdiensten van de hele wereld, en zoek. Ga maar gewoon zoeken, je komt ze overal tegen, in elke kerk of kring.

Ik hoor het van vroeger nòg zeggen, radio aan, het was een lijdensmeditatie waar mijn moeder altijd heel graag naar luisterde rond Pasen.

“Het zal wel weer een roomse wezen” hoorde ik haar dan zeggen met een zekere minachting, ja ja, en alle roomsen gaan dan…..

En anderen zeggen: “gereformeerd”…..ja ja…..  Onmiddellijk etiketteren.

Wat voor etiket heb jij dan? Goed merk? Ja, ik noem maar wat.

Ja, er is een hoop verschil in wijn hoor.

Maar het gaat me er om dat je enige drijfveer is “barmhartigheid”. Want anders zou het best kunnen zijn dat een schaap ineens tot de ontdekking komt: “ik zit fout, ik heb gezondigd”.

En dat hij ook gewoon bang is om terug te komen, want hij heeft nl. ook nog een steen naar z’n hoofd gekregen, en een klap met een staf. Ook is nog het e.e.a. tegen hem gezegd, en hij dacht: ‘nou, als ik terug durf te komen, of als ik terug wil komen, kan ik dan bij die terecht, en bij jou?’

Wat straal jij uit? Glans? Waar leg jij je op toe? Wat beweegt je? Word je nog bewogen, en waardoor, wat fibreert er in je mee?

Er komt iemand in de gemeente die overal en nergens is geweest. En jij kent z’n verleden. Is ’t ie welkom of niet?

Misschien staat ie met trillende benen bij de uitgang, een sigaar rokend, zo zenuwachtig is ’t ie. Is ’t ie welkom of niet?

Van de Verloren Zoon staat er dat die Vader hem tegemoet ging op een draf! Hij holt hem tegemoet. Wat een kerel! Als t je uitstraling is, en niet een fronsend voorhoofd……

Dus mijn vraag is, ook aan mijzelf, want ik stel ook altijd aan mijzelf die vraag: “Ben ik een goeie herder of niet?”

“Kan iemand zich aan mij toevertrouwen of niet?”

Of moet je onmiddellijk vertellen wat jij er allemaal van vindt? Dat is dan jammer. Ik heb liever dat iemand mij zwijgend omarmt en niets meer zegt, dan voel ik mij veilig. Snap je? Als ik helemaal scheef heb gezeten.

Nu nog een heel klein stukje over een schaap.

Laat ik nou dat woord eens opgezocht hebben in het Grieks, en wat staat daar? ‘Probaton’. Dààr hebben we wat aan (?)

Maar weet je wat dat betekent? Hij loopt vooruit. Hij loopt voorop! 

Dus een vooroploper. Ik dacht, welke kant moet ik nu op denken? Want ik vond dit zó leuk. ‘Heb je de vooroplopers nog gezien?’ Dat staat er.

Als Jezus een schaap als beeld gebruikt, had Hij ook wel een geit kunnen gebruiken hoor, maar het gaat Hem om allemaal kleinvee, de micron.

Een schaap is een beeld van je inwendige mens, van je geest, je ziel.

En Jezus koos voor een heel klein schaap, een lam. Dat is ook een doordenker. Je kan ook zeggen: ‘lammetje’. Kleiner kan haast niet. Het kleinvee dus.

De pasgedoopten, de pasgeborenen. Ga je daar nog mee om? Of zeg je: ‘Nou, die is gedoopt, dus nou zit ie goed’. Hij is gered of behouden.

Wat een onzin allemaal. Gaan ze je nog ter harte? Zie je ze nog?

Zoek eens op in Genesis, dat is zó leuk.

Het gaat om dat kleinvee. Jacob moet Ezau ontmoeten en dan gebeurt het volgende: “Mijn heer weet hoe zwak kinderen zijn, en ik heb de zorg over de zogende schapen, geiten en runderen’.

(Het gaat over de gemeente Kampen, dat heb je nou wel door hè?). “Als die ook maar één dag worden opgejaagd, gaan ze allemaal dood”.

Hoe hard ging die kudde? Héél langzaam.

Jacob gaat verder tegen Ezau: “Laat mijn heer toch voor zijn dienaar uit-trekken, dan zal ik hem op mijn gemak naar Seïr volgen en mij aanpassen aan het tempo van het vee dat ik bij me heb,   én aan dat van de kinderen”.

Hoe vind je dat? Wat is Jacob een goeie herder! Hij jaagt ze niet op; hij past zich aan, aan het tempo van de kinderen en het kleinvee. Nou, dat gaat niet hard. En ze zitten soms overal. En ze snuffelen overal aan, en die kinderen rennen heen en weer. En wat doet die herder dan? Nou, effe wachten. Soms een keertje roepen…

Maar dát is het tempo, dat is ons tempo.

Paulus zou zeggen: ‘Zij die geloven, die haasten zich niet’. Hoe vind je dit?

De kleinen bepalen het tempo, de micron. Jacob was een goeie herder.

Van Abraham wordt ook verteld dat hij  een goeie herder was; ook van Izaak wordt dat verteld.

En hoe komt dat? Nou, omdat zij een God hebben, een God van die drie kerels, dát is Hem. Kijk maar naar die drie kerels, wat een goede herders, want ze hebben een goede God.

Dus dát is je inspirator.

Je hebt ook nog bokken.
Waar staat een bok symbool voor?

Voor iemand die koppig is, die niet wil luisteren.

Ze staan ook voor iets brutaals, een grote bek; maar het grootste kenmerk is: ze zijn heerszuchtig.

Zuchtig betekent ‘ziek’. Ze willen heersen!

En uiteindelijk worden de schapen van de bokken gescheiden. Aan de linker hand de bokken. Ik zal maar niet vertellen wat Jezus daar van zegt…

maar ze worden een keer gescheiden.

Zoals de zoon zit aan de rechterhand van de Vader, zo zitten de schapen aan de rechterhand van de goede herder, en links de bokken.

Tja, je zal maar koppig zijn……

En een lam staat altijd symbool voor zachtheid. Ben ik dat? Onschuld; en een hele merkwaardige: een lammetje staat ook symbool voor weerloosheid. Het kan zich niet uit eigen kracht verweren.

Zó kwetsbaar. Het Lam van God. Zie je Hem daar in de onzichtbare wereld, dat God dat Lammetje beschermt op de één of andere manier, tot een bepaald moment, dan is Zijn ure gekomen, dan wordt Hij opgevreten.

Maar dat Lam, een toonbeeld van onschuld, zachtheid en weerloosheid. En wat gebeurt er? ‘Probaton’, dát  Lam loopt voorop. Wij zeggen, en zingen het ook: ‘wij volgen het Lam, waarheen het ook gaat’. O ja? En waar gaat dat dan naar toe? Ik zal nog maar even wachten om dat te vertellen.

Maar het Lam volgen betekent dus in Zijn tempo, met Zijn aard en karakter Hem volgen, dan zullen heil en goedheid jou  volgen. En als het Lam omkijkt en Hij ziet ons, dan kan Hij ook zeggen: ‘heil en goedheid volgen me’. 

Want van de schapen, die mensen, gaat heil en goedheid uit.

Dát zijn nou volgelingen. Want de uitdrukking ‘Jezus volgen’ wordt te pas en te onpas gebruikt in je eigen straat, maar wie durft te volgen in weerloosheid? Wie durft dat? 

Het lammetje loopt voorop.

 

Ik stop met een kaart die ik eens van Monica Koning toegestuurd heb gekregen. Die heb ik bewaard.

 

Zij citeert een deel uit een toespraak. Dat heeft ze overgetypt en naar ons toegestuurd.

Er staat nog boven: lieve Frans, Greet, Wim en Corrie en allen die mijn broers en zussen zijn.

Lief hè, dat stond er boven, en het is nog even aktueel.

Die mijn broers en zussen zijn.

Dat ervaart ze dus op een of andere manier. En dat ze broers en zussen hééft.

Boven dat stukje staat: ‘voor jullie’, en ze zegt daarbij: ‘dat is mijn hartenwens’.

Dus jullie horen nu een hartenwens van een schaap, dat tot de kudde behoort, ook al zie je haar niet.

Dat stukje lees ik even voor en daar stop ik dan mee.

 

Voor jullie, geslagenen en bangen en heen en weer geschopten;

misbruikten en vluchtelingen.

Diep in je is zo’n sterk verlangen naar liefde, naar bemind te worden.

Iemands geliefde te zijn.

Een hunkering, zó sterk, dat het een kreunende schreeuw wordt. En die wordt beantwoord door God in de gedaante van een mens. Een mens in de gestalte van God.

Vertrouw je met al je kwetsuren, je weerloosheid, je verborgen verdriet maar toe aan Gods vertrouwelingen.

En dan? Daarna? Hunker jij ook naar die manier van mens-zijn, waarin iedereen veilig is bij jou, omdat jij een liefdevol mens bent? Eén van Gods betrouwbare bronnen? Zijn boom?

Dan zul jij de geslagenen mogen omarmen. De bangen in vrijheid mogen stellen. De verschoppelingen mogen verhogen. De misbruikten waarachtig leven geven, en de vluchtelingen eeuwig onderdak.

Dan mag jij de ontkenden bevestigen. Genade vóór veroordelen laten gelden. En dan zal van jou gezegd worden: ‘Zie, Mijn geliefden, hoort hen’.

 

Duurt Sikkens d.d. 14-12-2008

 

 

De gelijkenis van de luiaard (Duurt 07-07-2008)

De gelijkenis van de luiaard

Vooraf wil ik even stellen, om het in het juiste licht te zien, dat ik vind dat velen van ons hartstikke goed bezig zijn. Dat wilde ik eerst even heel duidelijk stellen. Velen van ons zijn hartstikke goed bezig, nl. met de dingen van Vader. Als je daarmee bezig bent, is de rest bijzaak geworden.

De dingen van Vader. Dat zei Jezus al als  jochie van 12 jaar tegen z’n moeder. En dan is de vraag: wat zijn dan die mooie dingen van Vader. Wat is dan Zijn ding, om het wat modern te zeggen.

Ik wil een gelijkenis lezen uit het oude testament.

Eerst even een vraag: wat is een gelijkenis? Het lijkt ergens op, parabel is het vreemde woord, en het betekent: ‘het ernaast gelegde’. Dus ik heb de onzichtbare werkelijkheid, en daarnaast wordt een beeld gelegd, zodat je aan de hand van dat beeld die werkelijkheid een beetje kunt begrijpen. Een voorbeeld.

Die parabels zijn altijd ontleend aan de aarde, het natuurlijke leven, maar het gaat om de dingen van God, de hemelse werkelijkheid.

 

Spreuken 24:30-34.

Ik ging langs de akker van een luiaard en langs de wijngaard van een verstandeloos mens, en zie, hij was geheel begroeid met distels, met onkruid bedekt, zijn stenen muur was neergehaald. Toen ik dit aanschouwde, nam ik het ter harte, toen ik het zag, trok ik een les daaruit: nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen, daar komt uw armoede aangelopen en uw gebrek als een gewapend man.

 

Vers 30: “Ik ging langs de akker van een luiaard”. In het engels staat er gewoon ‘luiwammes’.

De akker is altijd een beeld van de menselijke geest. Altijd! Het gaat over jouw akker. Dat geldt ook voor de wijngaard. Daar kun je de hele gemeente mee bedoelen, maar het gaat ook om jouw innerlijke geest.

Jezus gebruikte het woord ‘luiaard’ ook nog wel eens. Wist je dat? Hij had nogal wat weg te geven en bij één man dacht Hij: ‘laat ik het eens proberen, Ik geef hem één talent, eens kijken of hij het aan kan’.

Hij kreeg dus één talent. Eén Goddelijke mogelijkheid. Zo vertaal ik het woord ‘talent’ maar. Het is iets levends, dus je krijgt het in het klein, en je kunt het dan doen groeien.

Dit geeft Jezus dus aan die ene knakker, en je weet wat hij er allemaal mee gedaan heeft.

Die man heeft dat talent eerst in een zweetdoek gedaan en dan in de aarde verstopt.

“Waarom heb je dat nou gedaan?” vraagt Jezus dan. “Wat heb je met m’n talent gedaan?”

Die man begint dan ook nog te liegen en te stotteren: ‘U maait wat u niet gezaaid hebt’… Je kent die tekst misschien wel. Maar het is helemaal niet waar, want Jezus heeft niet anders gedaan dan talenten weggeven, gezaaid.

Maar Hij zegt: “Jij luie slaaf”. In het Grieks staat er: ‘lamlendige’.

Het in een zweetdoek in de aarde gestopte talent, wil zeggen, dat je het voor het natuurlijke hebt gebruikt. ‘Ik heb een speciale bediening’…., schreeuwen ze dan, en zo hebben ze het voor iets aards gebruikt, wat ze ook nog een hoop inspanning heeft gekost, want het zit in een zweetdoek. Dat zijn de harde werkers in de gemeente, de zweters en de zwoegers. En dáárvan wordt gezegd: “jij bent lui”. Dat is even een doordenker. Jij luie wammes met je volle agenda.

Typisch hè? Het lijkt een tegenstrijdigheid. Maar ze hebben hun eigen natuurlijke talenten gebruikt, en daar kun je nooit geestelijke mee bouwen. Ze hebben de gave van God niet gebruikt, dus gebeurt het ook niet in geloof. En Johannes is daar zo helder in, hij zegt: “wat niet uit geloof gebeurt, is zonde”. Zonde van je tijd. Zonde van je inspanning. Waar ben je toch mee bezig?

In dit vers wordt ook gesproken over een verstandeloos mens, iemand zonder verstand. Dit is iemand die z’n verstand niet gebruikt.

Dit woord wordt ook vaak vertaald met ‘dwaas’, en dat is een favoriet woord in de Spreuken.

In het Hebreeuws wordt het woord ‘verstandeloos’ vertaald met: ‘gebrek aan hart’.

Dus, je kunt wel aardig redeneren óver God, of het iets is of iemand. Interessante theorieën hoe het allemaal begon en hoe het allemaal is… Het kan best zijn dat je je verstand goed gebruikt, maar je hebt geen hart! Diep in je hart

geloof je nl. helemaal niet dat God bestaat.

Psalm 14:1 zegt: “Een dwaas zegt in zijn hart: er is geen God”.

– Het is allemaal leuk bedacht, hoor…., je bent leuk bezig gehouden. Een mooi mytische metafoor…. Iedereen gelooft wel ergens in… Gezellig, we komen ’s zondags bij elkaar… maar Hij bestaat niet hoor ….

Het is een dwaas die dit zegt in zijn hart. Het Hebreeuwse woord is ‘Nabal’, David was indertijd met z’n vrouw getrouwd. Tja…

Jezus gebruikt het woordje ‘dwaas’ ook een paar keer.

Hij heeft het over de dwaze maagden. Dwaze meisjes. In het Grieks staat hier ‘afgestompt’.

Ze komen al 40 jaar in de gemeente en ze weten het allemaal wel. Afgestompt.

Je hoeft mij niets meer te vertellen. Ze zijn dwaas. Ze hebben nooit gedachtenvoorraad aangelegd van de kostelijke gedachten Gods. En dàt is olie! Olie voor je geest. Dáár vul je je lamp mee. Dáármee straal je licht uit.

De gedachtenwereld van God is zo rijk en mooi, maar ze hebben het zich nooit eigen gemaakt. Dàt is dwaas!

Dan gaan ze gauw terug, en verzamelen een heleboel, en dan komen ze weer aanhollen, bonken tegen die deur. En wat zegt Jezus dan: “IK KEN JULLIE NIET”. Ze hebben nooit de Vader en de Zoon leren kennen. Het is een soort theoretische godsdienst geworden. Dát is erg!

Jezus gebruikt het woord dwaas ook bij de gelijkenis van een dwaas man die zijn huis op het zand bouwt.

Zand is altijd een beeld van mensen. Als je soms denkt spiritueel een geestelijk levenshuis te kunnen bouwen op mensen….., misschien een poosje, maar met de minste of geringste tegenslag zakt het huis ineen, het stort neer. Want zand heeft onderling geen hechting. Het hangt als los zand aan elkaar, dus die mensen hangen ook als los zand aan elkaar.

Dus wat is het wat hen onderling bindt….? Het woord van God verbindt je. Zonder dat is er geen samenhang.  Wàs dàt het maar, want dan was het zo stevig als een rots geworden, zonder dat woord is er geen samenhang.

Paulus gebruikt het woord ‘dwaas’, als hij zegt: ‘wil je dat ik even dwaas doe, want dat hebben jullie nodig, gemeente in Corinthe….? ‘Nou, dan ga ik me even als een dwaas gedragen, ik ga even optellen wat ik allemaal in het natuurlijke heb meegemaakt’.

‘Roemen naar het vlees’, zegt hij. Zo staat het er officiëel. Nou ga ik eens even vertellen wat ik heb meegemaakt. Als een getuigenis: ‘Ik ben zo dwaas bezig geweest, uit een soort prestatiedrang, en daar wil je dan een medaille voor hebben’.

Jesaja en Jeremia gaan nóg verder met het woordje ‘dwaas’. Ja, gigantisch, op het laatst worden het tegenstanders van God’.

Dwazen zijn geboren mopperaars, ontevredenen; ze zijn ook gauw kwaad. (Ik citeer nu Jesaja en Jeremia). En ze hebben geen inzicht, en ze zijn onbarmhartig. Stuur je kind er niet naar toe. En ze prediken op den duur ‘afval’. Dit laatste wist ik ook niet, maar het is wèl zo. Zo kun je nagaan hoe dwaas een mens kan worden.

 

Vers 31: “Kijk, hij was geheel begroeid met distels en onkruid, distels en dorens. En zijn stenen muur was neergehaald”.

Dat is dus de opbrengst van de aarde! Als gevolg van jouw gezweet en van jouw gezwoeg. Want in het zweet des aanschijns begin je die aarde te bewerken, terwijl God vraagt: “wil je alsjeblieft de hemel bewerken?”

De geest van een mens, dorens en distels.

In een andere vertaling staat ‘netels’. Kun je nagaan dat, zo gauw jij je hand uitsteekt, je je prikt. Je krijgt een stekelige opmerking.

Ja, die mensen zijn onbenaderbaar.

Onkruid geeft toch geen voeding?

Jezus heeft aan dat onkruid, bij die gelijkenis van de zaaier, een naam gegeven.

Hij zegt: “Dat zijn de verlangens en de zorgen van deze wereld”.

Dus, waar liggen je verlangens? Waar verlang je nou werkelijk naar? Jezus zegt: “Als het van deze wereld is, dan komt het allemaal òp, en het verstikt datgene wat Ik er in gezaaid heb, het verlangen van God”. Jammer is dat.

Ze verstikken het woord van God.

En als jij nou dat akkertje bent, wat breng je dan voort? Nou, wat er in gezaaid is, dàt breng jij voort. Want je zult oogsten wat er in gezaaid is.

In een commentaar las ik: ‘Je deugt niet, het is ondeugdelijk materiaal, hoe kun je daar nou mee bouwen?’

Die stenen waren neergehaald, want hij had het niet onderhouden, de luiwammes. Terwijl Jezus duidelijk zegt: ‘Onderhoudt wat Ik u geboden heb’. Pleeg dus onderhoud.

Als je de muur niet onderhoudt, betekent dat, dat je bescherming weg is. Jij raakt geruïneerd, want je muur ligt in puin. Je bescherming is weg, je kent je grenzen niet meer. Elk beest kan in- en uitgaan, en wegvreten wat nog een beetje eetbaar is.

In een andere vertaling las ik: ‘de everzwijnen vreten het land kaal’. Nou, als je ziet wat everzwijnen voor sporen achterlaten, dan kijk je maar eens rond op de Veluwe.

Als je je grenzen niet kent, dan kan alles in- en uitlopen. Elk ongedierte.

Een heldere tekst uit Hosea 9:6b. “Onkruid zal hun zilveren kostbaarheden overwoekeren, dorens zullen in hun tenten opschieten”.

Wel eens gekampeerd op een plek waar de distels door je tent komen? Dan zoek je toch een andere plek? Of je kunt gaan rooien.

Maar die tent is een beeld van de mens.

God woont in een tent. En er stonden een paar zilveren kostbaarheden.

Noem eens een paar zilveren kostbaarheden die jij verzameld hebt. Die deel uitmaken van jouw persoonlijkheid:

Liefde, barmhartigheid, dat vind ik één van de mooiste zilveren schatten die je kunt hebben, de schatten van het koninkrijk der hemelen waar Jezus het altijd over had. Lankmoedigheid. Eenvoud vind ik ook zo’n prachtige schat; niet dat gecompliceerde gedoe. Puurheid, echtheid; het is toch prachtig als jij een waar mens bent? Het is toch heerlijk voor anderen om jou te ontmoeten?

En wat is er gebeurd? Het is overwoekerd! Het is onvindbaar geworden!

Benader je zo’n mens, dan kom je alleen maar onkruid tegen, en dat is erg! Je schatten zijn overwoekerd en je hebt dorens in je tent.

Prikkerige opmerkingen. Je bedroeft zelfs de Geest. Want wij zeggen dat de Geest van God in ons woont, daarom beginnen we op Hem te lijken; maar als er dorens opschieten, dan bedroef je de Geest en dan trekt hij zich terug, hij wordt gedoofd.

Ik wil je een voorbeeld geven.

Ik weet van iemand die hier in de gemeente kwam; het was een uitgemergeld schaap, schichtig, een vrouw. Ze heeft hier de dienst meegemaakt en dat sloeg aan. Maar toen heeft iemand van ons zo’n stomme opmerking gemaakt, dat ze is gevlucht en zich nooit meer heeft laten zien. Het is geen gerucht, want ik stond er bij en ik keek er naar.

Dan denk ik: jij mag voorlopig het lied van de herberg niet meer zingen. Hoe kun je een schaap dat al zo uitgemergeld en gewond is, ook nog een tik nageven.

 

Spr. 24:32 en 33.

“Toen ik dit aanschouwde (die man die langs die akker loopt), nam ik het ter harte, en toen ik het zag, trok ik een les daaruit”.

Hij keek dus naar die overwoekerde akker, de geest van een mens, die helemaal niet tot z’n recht is gekomen; en hij denkt: ‘nou, daar kan ik wat van leren’.

De heilige Geest is een leraar. En wat is een discipel? Dat is een leerling.

En wanneer heb je te maken met een goeie leerling? Dat zijn kinderen die vragen, en die worden niet overgeslagen. Die vragen als ze het niet snappen.

Je kunt dus cursussen volgen over discipel-schap van hier tot Amerika of Californië, maar als jij het vragen verleerd bent, dan ben jij geen discipel.

Je kunt me geen groter plezier doen dan iets, wat je niet begrijpt, dat nog eens aan je uit te leggen. Want ik leg het graag uit.

Dat vind ik het kenmerk van een discipel. De Geest bevragen. Ik heb zoveel van de Geest van God gekregen, wat ik van mijzelf nooit had kunnen weten.

In vers 33 staat nog eens: Je hebt al die jaren, en misschien heb je het wel druk gehad met al die klussen in de gemeente, maar je hebt liggen slapen man! Beetje sluimeren, beetje knikkebollen. Je hoort niks, je hebt het b.v. heel druk met het letten op het gedrag van andere mensen in de gemeente. Hoe ze zich gedragen; wie met wie praat en hoe lang…En heb je het al gehoord….Dàt gedoe. Het verstikt je vrede, het verstikt je barmhartigheid.

Het gaat er aan, je prachtige schatten worden overwoekerd.

Wat heb je gedaan? Je hoort niks! Je bent gewoon een slechte leerling.

Als leraar moesten wij altijd tegen een slechte leerling zeggen: “luister!”. Dit is typisch een kenmerk van een slechte leerling. “Hoor dan”.

Het is je eigen schuld, want dit is je eigen nalatigheid.

De discipelen bléven vragen. En jij ligt daar met je overwoekerde leven. Een vreugdeloos bestaan, dat kan ik je wel vertellen. Je hebt geen plezier meer in het prachtige van God.

 

Sluimeren en slapen. Uw bewaarder sluimert of slaapt niet! God doet geen oog dicht, zal ik maar zeggen. Dat doet Hij niet. Waarom niet? Nou, Hij heeft ons veel te lief, Hij bewaart ons.

Jezus zegt ook tegen z’n Vader: “Ik heb deze volgelingen bewaard, maar Ik ga er even tussen uit”, en dan zegt Hij tegen z’n Vader: “Bewaar ze”. Hij zet z’n Vader aan het werk.

Maar deze luiwammes heeft z’n eigen schatten  niet eens bewaard.

Daar lig je dan. Je hebt je spullen niet bewaard, je bent er niet zuinig op geweest.

En dan dat hele fijne trekje: ‘met gevouwen handen’. Ja, lichtelijk ironisch…

Dat betekent nl. in de eerste plaats dat je niets doet. Zie je hem liggen? Ogen half open? En misschien zegt hij ook nog wel: ‘De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets’.

Ik weet niet wat hij bidt, misschien wel één van die standaardgebeden. Je kunt niet zeggen: ‘mij ontbreekt niets’, want jou ontbreekt alles!

Je doet nl. niets in de hemel, je doet niets in de geestelijke wereld.

Je hebt toch wel eens gelezen over de wandel in de hemel? Het omgaan met de geesten-wereld? Dát is het! En je doet daar niets!

Hoe sta je, en waar sta je bekend? Op aarde? Dan krijg je een prachtige grafrede over alles wat je gepresteerd hebt. Of sta je in de hemel bekend?

In de hemel bekend staan?

Je had vroeger een stelletje, zeer bekende, misschien wel op tv optredende, joodse geestenbezweerders. Er was toen een hogepriester, Sceva.

Een Sceva had 7 zonen, die geestenbezweerders waren. Ze werden overal gevraagd om geesten uit te drijven.

Op een keer komen ze bij een man, die erg bezeten is. Ze gaan dan met hun rituelen beginnen, en ineens zegt die man iets. Hij zegt dat niet uit zichzelf, maar het is die boze geest, die in die man woont, die dat zegt:

En die zegt tegen die 7 kerels: “Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijn jullie?” Zo! Dat is de werkelijkheid van de geestelijke wereld! Ja, wie zijn jullie?

Heb je naam gemaakt op aarde of in de hemel?

 

Vers 34: ‘Daar komt je armoede aangelopen en uw gebrek als een gewapend man’.

Er staat eigenlijk zwerver. Er komt een zwerver aan. Want die armoede betekent dat je niets meer hebt. Het kleine beetje wat je had, wordt je ook nog ontnomen.

Ken je die uitspraak? Wie heeft, die zal gegeven worden, en wie niet heeft, dat hele kleine beetje wat hij nog heeft, dat wordt ook een prooi. Op het laatst heb je niets meer.

Maar je hebt in evangelische kringen ontzettend veel zwervers hoor.

Ze worden eigenlijk niet gevoed want ze zwerven te veel. Ze zijn nergens thuis, ze sjouwen overal heen. En op den duur word je een uitgemergeld schaap, uitgehongerd. En dát is armoe.

En je ‘gebrek als een gewapend man’ dat is een roofoverval. Je kunt het ook vertalen in een ‘man met een schild’ of een ‘man in een harnas’. En wat pleegt hij? Een roofoverval. En als er niets te halen is, vermoordt hij jou ook nog, dus armoe loopt uit op geestelijke dood.

Dus als je hier 40/50 jaar gezeten hebt, en je hebt het allemaal maar laten overwoekeren, dan zit je hier geestelijk hartstikke dood.

Je hebt gewoekerd met je natuurtalenten en dat is jammer. Dat zet geen zoden aan de dijk in de hemel.

Ik zal dat nog even proberen uit te leggen.

Jezus zegt ergens: “Ik kan niets uit mijzelf”. Hoe zou je het vinden, als je dat van de Heer hoorde? En Hij stond hier en zei: “Ik kan niets van mezelf”.  Wat zou je dan zeggen? “O, je kan zoveel man, je kan zelfs op het water lopen”.

Dan snap je dus niets van Jezus. Alsof het in de tekenen zit.

Jezus kon best wel huizen bouwen, drempels vervangen, het dak repareren. Reken maar dat hij wat kon, hij had wel wat geleerd als timmerman.

Maar het werkt niet in de hemel. Hij zegt zelfs: “Ik spreek niet uit mijzelf, Ik heb het allemaal van een ander”.

Als iemand tegen mij zegt: “Tjonge-jonge, dát is een originele gedachte, dan zeg ik: “Ik heb het niet van mezelf”. De auteursrechten zouden dan in verkeerde handen zijn, ja toch?

Jezus had het over de dingen van Zijn Vader! In het natuurlijke kon Hij best een heleboel, maar Hij wilde geen naam maken op aarde als bekend architect J.van Nazareth. Dat wou Hij niet. Hij zegt: “Ik bouw iets in de hemel”.

Ik zal een voorbeeld geven van wat ik bedoel.

Als ik een schilderij maak, dan sta ik wat te kwasten achter een stuk linnen, dan is dat een aardse bezigheid. Ik dien er ook de aarde mee. Maar het is toch veel mooier om een portret te maken van je Vader in de hemel?

Dat je kan schilderen in woorden wie jouw Vader in de hemel is.

Dat eerste werk van mij is tijdelijk, dat kan zelfs in de fik vliegen; dat tweede werk, dat blijft! En Jezus wil zo graag dat we blijvende vruchten voortbrengen.

Stel dat ik verstand heb van grondboringen. En een boer vraagt aan mij of ik grondwater voor hem wil opzoeken, want er moet ergens een bron zijn. Dat kan ik dus, ik heb daar voor geleerd, en die boer heeft een bron. Dat is duidelijk, dat is natuurlijk.

Maar als je in de hemel een bron weet aan te boren….dan moet jij eens kijken… dat is eeuwig!! Dat blijft ook!

Dit zijn maar een paar voorbeelden.

Ik kan iets in huis repareren, niet zo geweldig, maar ik kan hier en daar iets repareren. Het is echter tijdelijk.

Maar stel dat ik in iemands ziel iets kan repareren; dan is dat een eeuwigheidswerk. Eeuwig in zichzelf. Die hebben eeuwig leven in zichzelf!

Van Samuel wordt gezegd dat geen van zijn woorden ter aarde viel. Ik vind dit zo’n mooie opmerking. Dus dan hebben ze hun plaats in de hemel.

De woorden van Jezus vielen niet ter aarde.

Als ik straks bij de koffie eindeloos ga kletsen over mijn caravan,  mijn auto of mijn schoenen en weet ik veel wat…., dan vallen die woorden allemaal ter aarde, dat is puur natuur. Maar als ik iemand een onderkomen kan geven in de Geest, dan ben je met eeuwige dingen bezig.

Kijk, van overledenen wordt gezegd: ‘Zij rusten van hun werken’, dat staat er trouwens niet, daar staat ‘moeite’. Want het kost nl. moeite om op aarde de hemelse dingen te openbaren.

Je rust dus van je moeite. Alle gestorvenen, die bezig zijn geweest met de dingen van Vader, die rusten van hun moeite, die rusten lekker uit; en hun werken volgen hen. Dat betekent: ze hebben eeuwige dingen gemaakt; woorden van eeuwig leven gesproken; en dát

zijn hun werken.

Als ik het goede zaad gezaaid heb, en het levert gelovigen op, dan zijn dát de werken.

Jezus heeft het goede zaad gezaaid, en degene die Hem volgen, dàt zijn Zijn werken.

Dat zijn werken die leven hebben in zichzelf.

Trouwens, Jezus is zó duidelijk in sommige dingen. Hij zegt: ‘Doe toch niet zoveel moeite voor voedsel, je slooft je uit voor voedsel, en dat verrot toch! Dat zegt Hij ècht hoor! Het vergaat.

Maar werk toch voor voedsel dat blijft tot in het  eeuwige leven. Dan vragen ze: ‘hoe dan?’

Dan zegt Hij: ‘Dat voedsel wil ik je wel geven’.

Kijk, dáár zijn we mee bezig. Die eeuwige dingen.

Elders zegt Jezus: “Gods Geest maakt de dingen levend”.

Waar is je gedachtenwereld van doortrokken?

Het vlees doet geen nut! ‘

“…En ik ben nu zo geweldig blij met m’n baan, en ik ga naar de top, ik heb het gemaakt…..!”

Het is echter nutteloos voor het koninkrijk Gods. Je hebt er helemaal geen profijt van.

Er staat ergens: “Al wat een man onderneemt, gelukt”. Ja, als het tenminste om eeuwige dingen gaat.

Het woord ‘gelukt’ is eigenlijk een fout woord; er staat eigenlijk ‘successie’, en dat betekent: ‘het heeft gevolgen’. Dát staat er.

Even een voorbeeld. Wat zien we nou voor resultaat bij het werk van VOX? Wat denk je? Eigenlijk niets. De secretaris van VOX werkt zich soms een slag in de rondte, hij had een keer aan God gezegd dat hij helemaal geen respons kreeg van al dit werk. Hier en daar een briefje. Maar hij vroeg eigenlijk: “Wat is nou het resultaat van dit werk?”

Toen kreeg hij een gedachte: “Wacht maar, heb geduld en je zult het eens zien, jongen”. Hij zag het toen weer helemaal zitten. Mooi hè? Bezig zijn met de dingen van de Vader; de resultaten zul je in de hemel zien.

 

Ik heb nog één tekst, die leg ik niet uit, maar die roep ik de luiwammesen toe, alle luiwammesen in het koninkrijk Gods.

Efeze 5:14-17 in de allernieuwste vertaling. Voor alle luiwammesen en deugnieten, die zeggen dat ze kinderen van God zijn. Voor alle luie slaven, voor alle dwazen, volgt hier een mededeling van Paulus.

Hij schreef dit aan een volle evangelie-gemeente.

“Ontwaak uit je slaap”, je moet je dus afvragen of je zit te pitten of niet, “sta op”, want dat zeg je tegen een luie hond die sluimert, “sta op uit de dood”, je bent hartstikke dood man!

En Christus zal over je stralen”. Dat is niet Jezus, dat zijn de mensen in wie de Christus leeft. “Let dus goed op welke weg jij bewandelt, gedraag je nou niet als dwazen, maar als verstandige mensen. Gebruik je dagen goed, want we leven in een slechte tijd.

Dáár is iedereen het wel mee eens. Ondanks al onze welvaart….

Toch zijn de dagen slecht; maar probeer te begrijpen wat de Heer wil. Dan ben je zó goed bezig!

Welgedaan, gij goede slaaf!

Ik stop nu met een vraag die mijn moeder altijd stelde onder het eten, als ik weer eens voor me uit zat te dromen: ‘waar zit je aan te denken, waar zit je met je gedachten?’

Dat is nu ook mijn vraag aan jullie: “Waar zit je met je gedachten?”

 

Duurt Sikkens  27-07-2008

 

 

De bouw van de tempel 2018.12.06

De bouw van de tempel

 

1 Kronieken 17

David zegt op een goeie dag tegen Nathan, de profeet: “Ik woon in een cederhouten paleis, en moet je eens kijken waar God woont, in een tent dat bekleed is met huiden, ik wil een mooie tempel voor Hem bouwen”.

“Goed idee, dat moet je doen joh”, zegt Nathan, en gaat dan naar huis.

Maar ’s nachts zoekt God hem op, en zegt: “Ga morgen maar weer naar David, en zeg hem: Niet gij zult Mij een huis bouwen om in te wonen, want Ik heb in geen huis gewoond van de dag af, dat Ik Israël hierheen voerde, maar Ik verkeerde steeds in tent en tabernakel. (4 en 5)

David begreep er niets van. God had dus gezegd: Ik zal voor jóu een huis bouwen, en uw nakomeling zal het bevestigen.(11)

Hij zal voor Mij een huis bouwen.

Maar David denkt door. “Mijn nakomeling, dat zal dan Salomo wel zijn”.

David zoekt dan het aangezicht van God, (16), dat is een prachtige uitdrukking, het gezicht van God zoeken totdat je Hem ziet.

Hij zegt dan tegen God: ‘Wat heeft U nou gezegd? U hebt het over een huis gehad in de verre toekomst (17), denk ik; dus niet in de nabije toekomst, maar in de verre toekomst heeft U gedacht’.

En dan komt David tot een merkwaardige uitspraak: ‘U hebt in mij een rij mensen gezien in opgaande lijn’.

Dus niet de eerste de beste, maar een rij!!

En waar eindigt die rij? Waar houdt dat op? Die rij eindigt bij Jezus!

Maar Salomo begreep daar niks van, hij begint een huis te bouwen van de kost-baarste schatten die hij maar vinden kon. Want Salomo dacht: ‘Ik ben geroepen om dat huis te bouwen’, maar dat was niet zo.

Dan staat er in vers 12 iets merkwaardigs:

‘Die zal Mij een huis bouwen’.

Dus die nakomeling (11), zegt God, bouwt voor Mij een huis, en Ik zal zijn troon voor immer bevestigen.

God praat hier over een eeuwige troon! Want er staat: ‘voor immer!’

God had het over eeuwige dingen, en over een eeuwig huis.

Als David Psalm 23 dicht, zegt hij: ‘Ik ga in Uw huis wonen’, in Gods huis. (:6b).

Dat is een eeuwige woning, en dat begreep Salomo niet; hij dacht dat het weer iets tijdelijks moest worden, dat de eeuwen weer moet doorstaan.

Dat is een merkwaardige vergissing van Salomo, die toch zoveel wijze dingen heeft gezegd, maar hier sloeg hij de plank mis.

Het gaat om die woorden: ‘voor immer’, een eeuwigheidshuis.

En wat blijkt: God heeft het plan Zèlf ontworpen, Hij is de architect, en heeft in Jezus Iemand gevonden als aannemer.

Jezus heeft het voorstel van God aangenomen, en heeft gezegd: ‘Vader, Ik bouw voor U een huis, Ik bouw Mijn gemeente’.

En als je daar dan goed over nadenkt, wat is dan jouw huis?

Je hebt twee lichamen, een zichtbare, die  je kunt zien, en een onzichtbaar lichaam.

En dat onzichtbare lichaam, dat overblijft als je sterft, is blijvend, bekleed met licht.

Toen Jezus met Mozes en Elia op de berg der verheerlijking stond, begonnen die gestalten te stralen, dat waren hun werkelijke gedaanten, want God is Licht!

Jezus is dus de uitvoerder, en van dat bouwwerk is Hij zelf de hoeksteen geworden.

Die hoeksteen werd op een bepaalde plaats heel duidelijk neergelegd om van daaruit alle lijnen te trekken van het bouwwerk. Die hoeksteen bepaalde de maat van de verdere bouw.

Dat is mooi hè? Jezus is je maat! Hij is het uitgangspunt voor de bouw.

En wat komt er dan tevoorschijn? Niet wat ik hier zie, zichtbaar, maar wat er wel ìs, en dát is de ware mens, en dat ben jij!

De echte, dat is niet de puur natuurlijke mens, zoals Adam dat was. Al was hij nog zo volmaakt, en dat was hij ook.

Al was hij nog zo intelligent en ongestoord, en misschien wel bekleed met licht, volgens de rabbijnen. Hij schaamde zich ook nergens voor.

Maar wij hoeven helemaal niet te lijken op die natuurlijke Adam. Het gaat er om dat de mens Gods tevoorschijn komt, en dat is een ander wezen.

Een heel simpel voorbeeld. Als ik een kastanje heb, dan kun je zeggen: goh, wat een mooie kastanje’, en dan houdt het op.

Maar als die kastanje niet dood gaat, komt er nooit uit wat er in zit.

Wij zijn allemaal gestorven, en nou komt er uit wat er in zit! Ja, dat is die boom, een kastanjeboom. En wat blijft er trouwens van die kastanje over? Helemaal niks, die verdwijnt helemaal. Dus de geestelijke mens is de ‘mens Gods’.

En die hoeksteen werd door de bouw-lieden, de geestelijke leiders van die tijd, afgekeurd, ze lieten Hem links liggen. Wat moet je nou met die Jezus?

Ze hadden een wet, en volgens die wet moest Hij sterven. Ze hebben Hem z’n hele leven geminacht en door de meesten werd Hij gehaat.

Dat komt omdat ze een heel ander idee hadden van God, en van de Messias.

Ze hadden daar geen juiste voorstelling van. Ja, ze hadden een bepaalde voorstelling, maar die strookte niet met die timmerman uit Nazareth.

‘Kan er uit Nazareth iets goeds komen?’

Hoe kan dat nou? Afgekeurd! Het strookte niet met hun Godsbeeld. Hij was dus onaanzienlijk.

‘Nou’, zegt Jezus, ‘dan zul je je wel aan Mij ergeren, want die hoeksteen is voor jullie een steen des aanstoots’. (1 Petr. 2:7)

En als je je stoot aan een steen dan struikel je en je valt, omdat je je kapot ergert aan die Man uit Nazareth.

Op een gegeven moment gaan ze zich ook aan ons stoten, dan storen ze zich aan jou. ‘Hoe haal je het in je hoofd om God je Vader te noemen?’

Maar barmhartigheid uit liefde is ons grootste geheim. Dat zijn degenen die Zijn woord bewaren. En wie Zijn woord bewaren, komen tot hun recht, en ze brengen de Vader en de Zoon tot Hun recht, Hun ware gedaante, door niets dan recht te doen.

Elkaar liefhebben. Ootmoedig en heel bescheiden te wandelen met God.

Dat is nou alles!

In zo’n mensengestalte daalt de Geest van God neer. Die Geest is de adem van God, waaruit we geboren zijn.

Dus mijn begin ligt bij God, ja, en je einddoel ook! Dat is toch mooi!

Jezus zegt: ‘Ik weet waar ik vandaan kom, en ik weet waar ik naar toe ga’.

Dat kun je Hem gewoon nazeggen hoor!

Dat wordt ook van de wind gezegd.

Je weet niet waar die vandaan komt,  Nicodemus, en je weet niet waar die heen gaat. Joh. 3:8.

Maar een ieder die uit God geboren is,  weet wèl waar hij vandaan komt, wat je oorsprong is, en die weet ook waar hij naar toe gaat. Dat is jouw leven.

Je waait als de adem van God, uit God, door God, en weer terug tot God.

Het is toch een mooie gedachte dat je een eeuwigheidswezen bent? Dat de tijd helemaal geen invloed meer op je heeft.

Wat is tijd? Het is zo kort en stelt zo weinig voor. Wij hebben dus deel aan de Alpha en de Omega.

Jezus zegt daarvan: ‘dat ben Ik, maar dat zijn jullie ook’.

‘En van vóór de grondlegging der wereld heeft de Vader niet alleen aan Mij gedacht, maar ook aan jullie’.(Ef. 1:4)

Dus vóór de grondlegging der wereld heeft God aan een mensengeslacht gedacht, in wie Hij Zich helemaal zou kunnen openbaren, en in wie Hij Zich kwijt kan.

Ja, dat is Zijn diepste, Zijn eerste gedachte geweest.

Hij wil Zijn leven delen met mensen, en dit niet alleen voor zichzelf houden.

Niet vasthouden aan allerlei dogma’s hoor, je wordt dan zo kil en hard.

De tien geboden? Daar sta je toch boven?

Al die dingen doe je gewoon, want je hebt lief! En wie liefheeft, vervult de wet, zelfs nog meer.

Nu weer terug naar het ‘huis’ wat God gaat bouwen. Het woordje ‘huis’ betekent ook ‘geslacht’. Het huis Israëls, dat is een heel volk. Maar dat huis wordt dus de gedaante Gods.

Dan heb je eerst een fundering nodig. En wat zit er onder die fundering? Daar zit een rots onder, anders blijft die fundering niet staan. Bouw je op zand, dan spoelt het huis weg bij de eerste de beste storm.

Dus als je diep graaft, dan kom je op die rots, en dáárop bouw je je fundament.

Weet je trouwens wat die rots is?

Dat is het ongeschokte fundament. Dat God jou kent! En dat jij Hem kent! Dat zegt Paulus in 2 Tim. 2:19. Elkaar dus kennen, daar gaat het om!

God houdt onze liefde in stand doordat we elkaar kennen, Ik en Mijn vrouw.

Je kent elkaars goeie dingen, zwakke dingen. Je kent elkaar door en door, en zo kent God jou ook.

Hij bekleedt je niet met allerlei eisen en verwachtingen wat Hij wel allemaal zou willen van jou.

Of dat je eindeloos vraagt wat Hij wel van jou zou willen, wat je voor Hem doen kan.

Je zal toch een vrouw hebben die dat elke ochtend aan je vraagt, daar word je toch niet goed van? Dan zegt ik: ‘meid, ga toch even zitten en laten we genieten van elkaars aanwezigheid’.

Dat is heel wat anders dan dat je je eindeloos verdiept in de wil van God, wat allemaal van Hem zou moeten, daar schiet je niks mee op.

We gaan weer terug naar de bouw.

Dan worden er bouwstoffen verzameld, het bouwmateriaal, dat zijn allemaal edelstenen, dat kun je lezen in Openbaring 21. Goud, zilver , edelstenen.

Goud is een prachtig beeld van geloof; zilver een prachtig beeld van het Woord, en die edelstenen zijn wij!

Het bouwstof van de muur van de heilige stad, Jeruzalem, is zelfs van diamant, staat in vers18. Dat is natuurlijk geen echte diamant, maar dat zijn schitterende mensen.

Een diamant is onder grote druk ontstaan, maar hij is prachtig doorzichtig geworden. En door alle verzoekingen die ze heeft doorstaan, zijn er allemaal facetten aangeslepen, en zo komt Gods wezen tot heerlijkheid. Het schittert in het zonlicht.

De facetten van God, Zijn eigenschappen.

Jezus zei: ‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen’. Joh. 14:2.

Je kan het ook anders zeggen: ‘In de stad van Mijn Vader zijn veel huizen’.

Trek het maar eens helemaal naar Hem toe: ‘In het hart van de Vader zijn ontzettend veel warme plekjes, en in één van die plekjes zit jij.’

Dat is mooi hoor, Hij is zuinig op je! Hij bewaart je! Hij sluimert niet, Hij waakt over je. En zo ben je zèlf de tent der samen-komst. De samenkomst tussen God en mens, bij elkaar. God zoekt altijd kontakt.

Hij zegt ook: ‘Hou nou eens op met het offeren van al die dooie beesten. Wat moet Ik er mee, Ik kan het niet meer luchten!  Het enige wat Ik van jullie vraag dat is: luister naar Mijn stem!.

Amos 5:21,22.

Dat is nou alles! Wil je Me horen of niet!

In zekere zin zijn we ook allemaal bouwvakkers hè? Ieder werkt met z’n eigen gave aan het bouwwerk.

Vooral met woord en met profetieën.

Maar er moeten mensen Góds tevoor-schijn komen. Een Goddelijk mens, die lijkt op God. Dát is nou Gods gelijkenis. Dan begin je op Hem te lijken.

God zei: ‘Laat ons mensen maken’.

Zullen we dat doen? Mensen maken naar Zijn beeld? Van dat ‘ons’ maak je zelf deel  uit. Gods huis ben jij!

Maar nu wordt dat huis ook ingericht.

God gaat woning maken, dat wil zeggen:

inrichten. Daar was mijn vrouw heel goed in. Er werd dan ook wel eens wat veranderd en verplaatst aan de inrichting,   stoel hier, de tafel daar en de kast daar….., het werd inderdaad steeds knusser en leuker; ik voelde me er steeds meer thuis.

Ik wil eens een paar losse opmerkingen maken over inrichten, heel praktisch.

Heb je een slot op de deur, of kan iedereen in- en uitlopen? Jan en alleman, zodat je zelf niks meer te vertellen hebt?

Ze sjouwen gewoon naar binnen, eten je voedsel op, gebruiken je spullen en ze gaan weer. En daar zit je dan. Er moet dus wel een slot op de deur en de enige die de sleutel heeft, dat ben jij.

Anderen kunnen jouw leven inrichten hoor!

Mensen en machten richten jouw leven in.

Je wilt gehoorzaam zijn, nou, dat woord gehoorzaam past helemaal niet in een klimaat van liefde.

Dan moet je dat woord ‘gehoorzaam’ anders in gaan vullen.

Laat anderen je leven niet inrichten….

Ken je dat boek van Yvonne Keuls “Floortje Blom?” Dat gaat over een verslaafd meisje. Een geweldig mooi boek. Ik las het altijd voor in de 4e klas mavo, en dat maakte wel indruk. Op een gegeven moment schreeuwt dat meisje het uit: ‘Ik doe altijd wat anderen willen, wat ik zelf wil, speelt geen rol!’ Vreselijk is dat!

Maar als God jou benadert zegt Hij: ‘Ik wil alleen maar dat je bij Me blijft’.

Dat is nou alles. Blijf bij Mij!

Of er zijn mensen die zich met alles van jou willen bemoeien; maar ze beginnen met te zeggen: ‘ik wil me nergens mee bemoeien hoor’, en dan komt er wat. Wat een gedoe, dat is soms zo gek.

Of stel dat je heel weinig identiteit hebt, dat kan, door wat voor oorzaak ook.

Dan ga je je huis net zo inrichten zoals een ander dat heeft gedaan, je kijkt dus alleen maar naar die ander. Het is niet je eigen idee, je imiteert. En hoe komt dat?

Omdat je te weinig zelfrespect hebt, geen waardering voor wat je zèlf verzint.

Nog een voorbeeld, je ramen zijn zó vuil, dat je geen uitzicht meer hebt.

Dat is een doordenker. Je ziet het niet meer, je raakt in jezelf opgesloten. Dan raak je ook in jezelf gekeerd. Dát is eenzaamheid, en dat is heel erg!

Sommige mensen hebben ook allemaal dure dingen gekocht. Hun huis wordt een soort toonkamer, dat je denkt: ‘tjonge jonge, wat een rijke bende is het hier’.

Ik heb dan altijd de neiging om aan die mensen te vragen of ze gelukkig zijn.

Alsof je geluk afhangt van wat je allemaal hebt verzameld.

Dat inrichten doe je samen, is het jouw smaak, voel je je thuis in je eigen huis?

Of als je samen inricht, maar de één domineert boven de ander, je sputtert wat tegen, maar dat helpt allemaal niks,        die ander bepaalt het allemaal gewoon, en je volgt dan slaafs.

Dus dat inrichten doe je samen.

De tafel waaraan je eet, dan heb je gesprekken, daar ben ik zelf niet zo sterk in hoor. Van kind af aan is er ingeramd: ‘bord leeg, afwassen!’ Nooit een gesprek aan tafel, over gevoelens praatte je niet.

Het was dan wel een andere tijd, maar als je daarin bent grootgebracht, ben je wel klein gebleven.

Ik heb een vriend wiens huis op een gegeven moment klaar was, maar hij ontdekte na een paar jaar dat het hele huis een beetje scheef stond. Er was iets mis gegaan bij de fundering. Alles stond dus een beetje scheef. Dus al z’n  opvattingen hingen ook scheef.

Hij heeft toen z’n hele huis laten opkrikken tot hij perfect waterpas stond. En toen stond alles recht.

Het kan dus zijn dat er in de fundering iets is misgegaan.

Ik weet niet hoe de fundering bij jou ligt; maar laat het dan rechtzetten.

Misschien heb je ook een alarmsysteem, ik niet hoor, ik heb stevige sloten.

Maar soms heb je een systeem nodig om je te waarschuwen voor inbrekers.

Mijn vraag is dus: ‘heb je onderscheid van geesten?’ Iemand die wat van je móet.

Komt iemand als vriend of als inbreker?

Je hebt echt onderscheid van geesten nodig om te weten wat de bedoeling is.

Nog een punt. Stel dat je een heel chaotisch huishouden hebt, een bende, overal staat wat, en niks staat op z’n plaats. Een ander raakt hierin ook zo de weg kwijt.

Dan is er een chaos in je ziel, dan is het daar ook een bende. Het is er allemaal wel, maar het heeft geen vaste plaats.

En wat zeggen zulke mensen: ‘let maar niet op m’n rommel hoor’.

Maar het is vaak een afspiegeling van je innerlijke leven hoor.

Of je hebt een gat in de muur, waar je een mooi schilderijtje voor hebt gehangen. Ja toch? Je moet toch positief blijven?

Haal dat schilderijtje nou eens weg, dat gat moet hersteld worden.

Je hebt het zó lang verborgen gehouden.

Waarom? Ja, schaamte, schuldgevoel.

En onder schuldgevoelens lijden heel veel mensen. Die denken altijd maar te moeten presteren om dat weer goed te krijgen.

De beroemde psychiater Sigmund Freud die de psychiatrie helemaal op z’n voeten heeft gezet, heeft eens gezegd: ‘Ik kom haast altijd uit op schuldgevoelens bij m’n cliënten, en hun gedrag is er dan ook naar in hun omgang met andere mensen.

Of je hebt last van een mi-wa-ko, een minderwaardigheidskomplex; je vergelijkt jezelf konstant met een ander.

Je hebt ook een meerwaardigheids- komplex, dat je altijd vindt dat de ander minder is. Vergelijken is uit de boze!

Ik vergelijk een mi-wa-ko uit wel eens met een boktor die in je meubels zit. Dat is echt verschrikkelijk. Dat knaagt en knaagt maar door, het maakt pulp van je mooie meubels.

Of je hebt je schuurtje hartstikke vol met rotzooi, je kunt niets wegdoen. Ruim het eens op, haal de bezem er eens doorheen.

Dan kom je in de keuken. Kleine kinderen werden vroeger iets voorgekauwd, letterlijk voorgekauwd en dat ging dan in het mondje.

Later leert dat kind dus eten zoals z’n ouders eten en leert het zelf te koken.

Dat is in het Koninkrijk Gods ook zo; je kan altijd luisteren naar wat anderen te vertellen hebben, ja knikken en nee schudden….

Maar wanneer maak je zèlf je maaltijd eens klaar? Zelf klaarmaken, zelf samenstellen, dat is iets heel moois, en ben je ook niet meer zo afhankelijk.

En wat voor sfeer ademt jouw huis? Durf je jezelf toe te vertrouwen aan de ander? Het is belangrijk wat voor sfeer je uitademt. Dan maar wat armzalig ingericht, maar zó hartelijk en vriendelijk.

Vroeger, als jochie, logeerde ik nogal eens bij wat ooms en tantes, die waren altijd zo lief en hartelijk. Ik moest huilen als ik weer naar huis moest, ik vond het daar zo fijn! Ze waren niet rijk, maar zo vreselijk lief! Daar was niemand die met bepaalde ogen naar je keek of je alles wel goed deed.

Ik heb wel eens schilderijen gemaakt, om ergens uit te ontsnappen, o.a. één met  allemaal ogen die mij aankijken.

‘Wat heb jij op je lever, wat heb jij op je geweten?’ En ik was me van geen kwaad bewust. Vreselijk was dat!

En trouwens, doet de verwarming het? Is het behaaglijk bij jou? Je kan je huis nog zo mooi hebben ingericht, maar als de verwarming het niet doet, dan is het er niet behaaglijk..

God heeft in mensen een welbehagen, dat is toch mooi! Hij heeft een behagen in ons, wat leuk!

En je binnenkamer? Die is alleen voor geliefden.

Jezus zegt ook: ‘Als je bidt, ga in je binnenkamer’. Waar niemand je stoort. Je doet de deur op slot. Er komt ook geen lawaai van buiten. Allemaal gedachten die op je afstormen. Doe die deur dicht! Zodat je in die stilte, stil bent!

Stilheid en vertrouwen, dat is het wat God vraagt. Je kan Hem vinden in de stilte.

Het mooiste klankbord voor God is de stilte!

Er zijn zoveel beelden om aan te duiden wat ik eigenlijk bedoel, wat ik werkelijk geestelijk bedoel.

Het gaat om die innerlijke geestelijke werkelijkheid!

Jesaja zegt: ‘er is niemand die zegt: kom tevoorschijn’. Dat vindt God jammer.

Zeg het maar dat die mens Gods tevoorschijn komt.

We hebben echter een tegenstander die dat alsmaar tegenhoudt; en die te keer gaat, en die hard is, die je kapot maakt.

Dus als je door die hand van God wordt aangeraakt, dan kun je veranderen.

Niet een ander worden dan die je bènt,  maar je verandert naar de gedaante van God.

Je bent soms zó gekwetst of gewond geraakt door vreemde handen, die wat van je moesten, of wat van je afpakten, of door harde woorden.

Het ergste is als je als mens ontkend wordt. Je mag eigenlijk niet bestaan. Het was beter als ik niet bestond.

En bij hoeveel jongeren is dat niet de oorzaak van suïcide. Dat is erg hoor, dat je ontkend wordt, of je ontkent jezelf, of de duivel ontkent je.

Dan zit je daar in je huisje; dan wordt er geklopt, en dan is daar iemand die zegt: ‘Ik sta aan jouw deur en Ik klop. Ik sta aan jouw gesloten deur, mag Ik bij jou binnen-komen’.

Misschien, omdat je veel hebt mee-gemaakt, vraag je: ‘waarom dan?’

‘Omdat Ik bij jou wil wonen! Als het kan eeuwig, Ik zoek een woning’.

Dat moet je wel allemaal verwerken, dat waait je ook niet zomaar aan. Dat los je ook niet met een bediening op, of met een preek. Daar heb je niets aan.

“Mag Ik gewoon bij je wonen en bij je blijven”. Dan zal ik je tooien met de lazuur-stenen van de hemel, dat is Mijn belofte, en met de robijnen van Mijn bloed, en met het parelmoer van Mijn geborgenheid besloten. (Openb. 21) Parelmoer is de moeder van de parel.

‘Want Ik heb je zo lief!’ Dat kan niemand van God afpakken.’ Zijn liefde voor de mens! Zijn liefde voor jou en voor de hele mensheid! Dat blijft voor God altijd staan, altijd brandend.

En bij zúlke mensen wil Hij woning maken.

En dát wordt uiteindelijk de tempel Gods.

Het is een tempel in de Geest, het is gewoon een geestelijke werkelijkheid.

Het boek Openbaring is één en al beeld, het zijn allemaal beelden die je niet letterlijk moet vertalen en voor je zien, want dan schiet het niet op.

Ik zal je een voorbeeld geven.

Dat ontzettend grote monster met zeven koppen en namen van godslasteringen op z’n kop met kronen. Dat gruwelijke monster is een beeld om z’n aard te laten zien, wat voor aard hij heeft.

En die godslasteringen heb ik al een keer uitgelegd, dat zijn: vrede, gerechtigheid rust, barmhartig…., dat zijn allemaal namen van Godslastering, want dat zijn eigenschappen van God, waar hij zich mee tooit. Hij liegt dat hij barst!

En wat doet dat monster? Dat zegt Paulus in 2 Thess. 2:4:

Hij zet zich in de tempel Gods.

Jij bent de tempel Gods, dan zal hij proberen in jou woning te maken.

Die geest, met al die koppen, is een nabootsing van de heilige Geest. Hij zet zich in de tempel Gods, en Jezus noemt die geest een ‘gruwel der verwoesting’. (Matth. 24:15/Daniël 11:31). Die maakt alles kapot en verwoest alles wat daar is neergezet, bij mensen, die hem de ruimte geven, zodat die geest echt binnen kán komen. Heel voorzichtig, op kousen-voeten, sluipt hij naar binnen en verandert de hele boel. Dat komt omdat die mensen geen meubilair hebben, ze hebben hun huis niet goed ingericht.

Jezus zou zeggen: ‘ja, er kan een boze geest uitgeschopt zijn, maar hij komt wel weer  terug en neemt dan nog zeven anderen mee, die nog erger zijn dan hij.

Stel nou dat ze dat huis in kunnen, want je hebt dat huis een beetje gerestaureerd, en je zegt: ‘nou, kom binnen’.

Je hebt helemaal geen onderscheid van geesten. Je ziet niet uit wat voor geest iets of iemand binnen komt.

Sommige mensen draaien als een blad aan de boom om. Ze hebben het evangelie van het Koninkrijk der hemelen gehoord, en na een jaar of tien/twintig zeggen ze: ‘ik gooi het aan de kant hoor, ik heb er helemaal niks mee’.

Zij zetten zo hun huis open voor een andere geest. En het is nog erger met die mensen dan aan het begin.

Dat komt omdat ze die boze geest niet naar de afgrond hebben gestuurd, want diezelfde geest komt terug met andere geesten. Omdat ze het huis niet gevuld hebben de kennis van de Vader.

Jezus kende de Vader, dat was Zijn grootste geheim, en ook Zijn diepste blijdschap.

En zo leer je elkaar kennen in de binnenkamer, in de stilte. Dan ben je niet meer twee, maar dan ben je één!

 

Wat gebeurt er dan met dat monster?

Die geest komt uit de zee, dat is ook niet zo’n lekkere plek, het dodenrijk. Door de duivel is hij achter de hand gehouden.

Hij komt dus aan land, in de natuurlijke wereld komt hij tevoorschijn.

En wie gaat daarop zitten? Een vrouw in het rood gekleed; een valse gemeente. Die laat zich inspireren door die geest, en die kán een hoop wonderen en tekenen doen!! Ongelooflijk! Zóveel, dat de hele aarde er in verbazing achteraan gaat. Moet je dat eens kijken wat er gebeurt, geweldige wonderen en tekenen! Daarmee maakt hij de weg vrij voor zichzelf.

En als mensen dan ook de handen opgelegd krijgen voor het ontvangen van een geest, dan is het dié geest, en daar wil je niet mee gedoopt worden.

Daarom is het zo goed om de eigen-schappen van Gods Geest te leren kennen. En die eigenschappen open-baarde Jezus.

Micha zei het al: ‘ootmoedig wandelen met je God’. (Micha 6:8)

En die geest is helemaal niet ootmoedig.

Paulus zegt in 2 Thess. 2:4: ‘Hij laat aan zich zien dat hij god is’. Ik ben het!

En als je geen onderscheid hebt, tuin je daar in. Dat is toch verschrikkelijk als je daar intuint?

Je hoopt dat mensen dat niet doen, maar ja, die geest gaat zo wel te keer, en hij krijgt op een gegeven moment ontzettend veel politieke macht op aarde, en ook in de hemel.

Hij kan ook van zichzelf zeggen: ‘mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’.

Dat zegt hij van zichzelf.

Hij weet héél goed wat hij zegt hoor.

En God zegt: ‘dat is een leugen!’

Als God willen zijn, is een hele grote leugen. Kennende goed en kwaad.

Met die leugen heeft de satan Adam en Eva misleid.

En dan zie je daar die eenvoudige timmerman Jezus uit Nazareth tegenover staan, maar Hij is de Waarheid!

Maar dat zegt die boze geest ook hoor, maar hij liegt.

Om goed te kunnen onderscheiden wat zich voltrekt in die geestelijke wereld heb je echt onderscheid van geesten nodig!

 

Dus samengevat:

Als God zegt: ‘David, ik bouw voor jou een huis, dan is hier is een stuk van dat huis, dat is prachtig hoor, een mooi huis!

Niets groots, zoals die van Salomo, die tempel is er ook niet meer.

En als ze ooit nog een tempel willen bouwen, reken maar niet dat God daarin wil wonen, dat kán niet eens.

Hij wil in jou en mij wonen!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Duurt Sikkens (06-12-2018)

 

 

Dán zal uw licht doorbreken (Duurt 02-10-2011)

Dán zal uw licht doorbreken

 

Wij zijn bezig met de ontwikkeling, de ontvouwing van de gedachtenwereld van God. Dat is heel uniek. En dat heet het Koninkrijk der hemelen, het Koninkrijk Gods.

Daar heb ik het het liefst altijd over; daar ben ik ook altijd over aan het denken.

We zongen dat Jezus de Schrift vervuld heeft en dat wij daar ook mee bezig zijn; want er zijn nog heel wat stukken die nog in vervulling gaan.

Met die belofte is het echt leven.

Jense heeft een poosje geleden gesproken over (Jes. 60:01) ‘Sta op, wordt verlicht’.

Dus, je wordt wakker, je staat op, en je wordt verlicht. Dat is het begin van het Koninkrijk Gods binnen in ons.

Maar je kan ook nog een tweede stap doen. Want opstaan en verlicht worden, is één ding; maar een licht zijn, dat is stap 2. Zodat jij tegen een ánder kan zeggen: ‘sta op, wordt verlicht’. En ‘wordt verlicht’ betekent natuurlijk dat je helderder gaat denken over de onzichtbare dingen, de dingen van God. Maar verlicht worden en ook zelf een licht zijn, heeft alles te maken met liefhebben. Er wordt van je gehouden.

Dat kun je nooit van God afpakken; dat Hij van mensen houdt.

Al zouden die mensen Hem vervloeken, dan neem je daarmee de liefde van God zelf nooit weg.

Wordt verlicht want je bent een licht.

(Jes. 58:08): Als je deze tekst leest: Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en uw wond zich spoedig sluiten; uw heil zal voor u uit gaan, en de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede zijn.

Welke vraag dringt zich dan op? Want ik vind dat je de bijbel altijd vragend moet lezen.

Ja, wanneer dan?

En er is nog een vraag: ‘uw wond zal zich spoedig sluiten’.

Dus er is ergens een wond, en aan het eind staat: de Heer is je achterhoede. Ik weet niet hoe je je dat moet voorstellen maar in de Naardense bijbel staat iets veel mooiers: De Heer zal Zich bij jou aansluiten.

Nou, als dat geen prachtige belofte is, dan weet ik het niet. Maar dan: wanneer?

Dan moet je dus lezen wat er vóór staat.

Het gaat daar over het vasten.

God zegt in (Jes. 58:06): zou dát nou het vasten zijn wat Ik verkies? Een dag waarop de mens zichzelf verootmoedigt….?

Maar dat staat er niet, er staat: een dag waarop de mens zichzelf kwelt!

Je mag niet eten, niet drinken, geen Suikerfeestje houden…. Dát staat er dus.

God zegt: ‘wat moet ik met die instelling?’

Het wordt nog erger (Jes. 58:05b): hij laat z’n kop hangen als een bieze….

Zie je ze lopen? En dan ook nog in een rouwgewaad, dat deden de joden dan, en ze gaan dan zitten in as, en maken dan hun gezicht ontoonbaar.

Die mensen lopen dan zó over straat, dat deden ze ook in de dagen van Jezus. Een vreselijk gezicht. Weet je waarom ze dat deden? Voor de mensen! Kijk eens wat ik voor de Heer over heb….

Nou, zegt Jezus, dan hebben ze hun loon al, dat is nl. de bewondering van mensen, die zeggen: goh, dié is vroom zeg……, dié leeft in overgave aan de wil van God….

Jezus geeft een heel ander advies, dat noem ik straks wel even

‘Noem je dát vasten?’ zegt God? ‘Een dag is die de Heer welgevallig?’ Wat moet ik met die mensen, die rondbazuinen dat ze elke dag stille tijd houden…., dat ze elke dag zus en zó doen….

Waarom vertellen ze dat? Om bewondering af te dwingen….?

En nou komt wat vasten is, Hij zegt: Weet je wat vasten is? Dat heb je misschien nooit geweten, maar dat is: boeien los maken van goddeloosheid, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten, en elk juk te verbreken. Letterlijk staat er: in tweeën breken. Dát is vasten.

Je krijgt dus een heel andere kijk op vasten. Want waar heeft het mee te maken? Vasten betekent niet: niet eten en drinken…., maar het betekent: bezig zijn met geestelijke dingen! Mensen bevrijden! Dát is vasten!

De discipelen van Johannes de Doper kwamen bij Jezus en zeiden: ‘jouw discipelen vasten niet eens, en wij wel’.

Ik zie al de pretogen van Jezus terwijl Hij zegt: ‘nee, natuurlijk vasten ze niet, waarvoor zouden ze dat doen? Zolang de bruidegom  bij hen is, hoef je niet te vasten.

Maar het zit zo diep om een contraprestatie te leveren voor wat de Heer voor ons heeft gedaan.

Dát zit zó diep, en dat wordt geboren uit schuldgevoelens.

Schuldgevoelens kunnen zó diep zitten.

Als b.v. iemand je ergens van beschuldigt, hoe reageer je dan? Wat! Niet! Het is niet mijn schuld, het is je eigen schuld….!

Nietes, welles.

Komt het onder ons nog voor?

Schuldgevoelens zijn vaak een motor voor allerlei daden. Voor bezigheden. ‘Je moet toch wat doen….!’ Terwijl Jezus Zelf het schuldoffer gebracht heeft.

Mag ik het eens heel eenvoudig zeggen, zodat een kind het begrijpt?  Hij zegt eigenlijk: ‘geef Mij de schuld maar, geef Mij het maar allemaal! Dan neem Ik het weg en dan ben jij zonder schuld’.

Schuldoffer ging altijd gepaard met brandoffer, nou, Jezus is door een hel gegaan hoor. Dat is het brandoffer.

Hij is door een hel gegaan om ons zonder schuld te krijgen.

Vers 7. Ga maar brood breken, deel het evangelie maar uit aan de hongerigen.

Aan zwervelingen, mensen die niet weten waar ze het zoeken moeten. Breng ze het maar en vertel ze het maar.

Als je iemand ziet die naakt is, die zich zó zondig en schuldig voelt, geef hem dan de mantel der liefde. Bekleedt hem.

Onttrek je ook niet aan je eigen vlees en bloed.

Er zijn van die sektes waar ze moeten kiezen: òf voor de Heer òf voor de familie. Die moeten o.a. hun ouders verlaten, vreselijke dingen. Ze worden onttrokken aan hun eigen vlees en bloed.

Dat moet je niet doen, daar ben je toch ook verantwoordelijk voor? Voor je kinderen, voor de verzorging van je ouders, zal ik maar zeggen.

En nou moet je eens kijken wat er staat in vers 8: Dán zal je licht doorbreken.

Eerder niet.

Vasten is dus: losmaken van de aarde, losmaken van het zichtbare, losmaken van hoe iemand zich gedraagt.

Kijk toch niet naar het uiterlijk gedrag van mensen. Het zegt zo weinig. Krijg oog voor de diepste dingen!

Jezus nam die Samaritaanse vrouw niet eindeloos in therapie…., het mag hoor…

Maar Hij keek, en keek, Hij had lief, en Hij noemt één ding. En die vrouw wordt zó geraakt!

Als je zó kan kijken naar mensen en je ziet met de ogen van God.

In Matteüs 6 (Matt. 06:17-18) staat dat Jezus zegt: ‘ga je hoofd zalven’. Dat betekent dat je door de Geest geleid wordt als je vast.

En was je gelaat om je niet bij je vasten aan de mensen te vertonen.

Wassen is reinigen. Dus dat heeft met je gedachtewereld te maken, en met je reinheid, je onschuld.

Houdt je gedachten heilig en rein, laat los de gedachten van deze wereld. We zingen het uit volle overtuiging…, is het ook zo?

Doe je het ook? Hoe beoordeel je mensen? Dat etiketteren zit je haast in het bloed. Mensen krijgen etiketten mee.

Als ze b.v. aan mij vragen: hoe vind je die en die in de gemeente, moet ik dan mijn etiketteermachine tevoorschijn halen?

Moet ik beoordelen? Ik kijk wel uit!

Ik kijk liever naar mijzelf. Paulus zegt: onderzoek jezelf maar eens.

Want een hoop etiketten, die je een ander geeft, komen voort uit je eigen schuldgevoelens, of je uit je eigen kromme ideeën.

Sta onbevooroordeeld open. Dat is een kunst om te leren.

Misschien heeft Jezus het wel eens gezegd: Leer van Mij dat Ik onbevooroordeeld ben.

Je kan een hoop leren hoor, en ook een hoop afleren.

Ik heb met zeer moeilijk opvoedbare leerlingen gewerkt, of liever gezegd, ze begonnen mij te bewerken; het was vreselijk tuig. En ik was een braaf mulo-mavoschooltje gewend. En dat deed ik met groot plezier.

Maar toen kwam ik dáár…., nou, ze hebben me door de mangel gehaald, en ik kon met doodgewone strafelementen niks beginnen, want ze waren al van alle scholen afgetrapt. Als ik daar nog aan denk….

Ik ging om twaalf uur naar mijn baas toe. Hij keek mij aan en ik zei: ‘ik vind het verschrikkelijk’. Hij zei: ‘Ben je ook in je lokaaltje gebleven?’ Ik zei ‘Ja’. Hij zei: ‘nou, dat is al een hele prestatie, want ik heb hier heel wat lui gehad die gillend zijn weggelopen’.

Ik ben ook huilend naar huis gefietst.

Ik bedoel maar: als je een stuk of vier van die figuren hebt, met die enorme afro-kapsels waar potloden en drugs in zaten; die komen daar aan en gaan ergens zitten in hun hok, en ze willen niks….

Ik kan daar ook hele leuke verhalen en anekdotes over vertellen.

Ze hadden allemaal hele dossiers van hier tot Tokio. Maar ja, die wilde ik nooit eerst lezen.

Ik dacht: ‘ik treed je toch tegemoet’, en dat heeft me overeind gehouden. Eerlijk zijn!

Altijd eerlijk zijn!

Want we zeggen wel: ‘rechtvaardig’, maar vervang dat woord nou maar eens even door een ander woord: ‘ben je altijd eerlijk?’ Eerlijk heeft met de eer te maken.

Ben je dat? Of heb je van die hele kleine grappige leugentjes, een beetje bezijden de dingen, zodat je toch een beetje je gezicht hebt gered. Je kent jezelf het best.

Dit vasten hier heeft te maken met aanbidden.

Als je God aanbidt, dan is dat toch met een rein gezicht? Dat je eerlijk bent.

Paulus zegt: ‘strijd de goede strijd’. En wat is dat?  Hij zegt: ‘God vertrouwen, geloven, en een goed geweten.

Jacobus zegt: aan het gebed van een rechtvaardige wordt kracht verleend.

Maar als jij niet eerlijk bent, hoe moet Hij daar dan kracht aan verlenen?

Als je zo je gedachten hebt, terwijl je met iemand bidt, maar je  hebt heel andere gedachten; of je praat anders dan dat je denkt…..

Het zit soms heel slim in elkaar hoor bij jezelf.

Wil je je geweten hartstikke schoon houden? Bij sommigen is hun auto schoner dan hun geweten. Of het aanrecht, om even een andere klasse te noemen….

Ja, stel dat je langer poetst op je auto dan op je geweten. En het gekke is dat mensen, die zich altijd schuldig voelen, het hardst poetsen op de zichtbare dingen.

Ik heb nl. in die kerkelijke kringen vertoefd. Ze beleden met hun mond dat ze eeuwig zondaar schap hadden, en altijd schuldig stonden ten opzichte van hun Heer en Heiland en Zaligmaker.

Ik denk dan: hoe haal je het in je hoofd om zaligmaker te zeggen, want daar word je toch intens gelukkig van.

En ze póetsten op die meubels, vooral zaterdags.

Je geweten moet schoon zijn.

Stefanus zegt: Mozes was schoon voor God. Mooi hè zo’n man!

Schoon voor God, want dáár gaat het om. Anders kan God zich niet bij je aansluiten, als je graag wilt dat er kracht van je gebed uitgaat.

In vers 9b lezen we: geen juk opleggen.

Nou, er zijn genoeg gemeentes waar jukken opgelegd worden. Je moet dit, je moet dat…., en: ben jij een kind van God? Nou, dan wordt er dát van je verwacht…..

Je schiet helemaal niets op met al dat gepraat.

Ik heb wel eens verteld dat ik een vrouw ontmoette, een oudere dame in een gemeente. Ik raakte met haar een beetje aan de praat; ze had nog een knotje, je kon zien waar ze uit kwam.

Ik vroeg: hoe vind je het hier? Nou, zegt ze, vroeger mocht ik niks; en nou moet ik alles! Ik vraag me af wat erger is.

Ik zei haar: het laatste is erger dan het eerste; want dat kost je nog meer energie.

Het is toch erg als je van de regen in de drup komt? Of liever gezegd over dit geval: van de wal in de sloot?

Nog even Jes. 58:8: Dan zal jouw licht doorbreken als de dageraad.

Bij dageraad moet je altijd denken aan het opstandingslicht van de Vader en de Zoon.

En je wond zal zich ook sluiten, als je uit je midden het juk wegdoet.

Nou, dit is een gemeente zonder jukken, vind ik; maar waar doe je dat weg? Uit je midden! En het midden van de gemeente, het centrum, dat is God zelf, want Hij woont temidden van Zijn volk. En als daar in plaats van de Vader, een juk is, dan klopt er iets niet.

Maar nou komt het (vers 9): het wijzen met de vingers. Komt dat hier nog voor?

Het Nederlandse vingertje is beroemd in de hele wereld. Jullie moeten dit, want er staat letterlijk: uitsteken van de vinger. Jullie moeten zus en jullie moeten zó….

En ook beschuldigen; of naar jezelf wijzen: ‘mijn schuld’.

Er zijn mensen die verschuilen zich achter dat zinnetje: ‘ja, het zal wel weer mijn schuld zijn….’.

Daar schiet je ook niets mee op.

Het wijzen met de vinger kan zó diep zitten. Ik tref het ook nog wel eens bij mezelf aan.

Iemand zegt tegen mij: heb je daar en daar aan gedacht? En ik ga er direct tegenin, alsof ik ergens van beschuldigd wordt. Dan schiet je in de verdediging.

Sommige mensen kijken je aan en zeggen dan: wat heb ik? Wat is er met me? Wat moet je van me?

Dit zijn zulke praktische dingen, maar hoe reageer je op beschuldiging.

Dan zal je licht doorbreken…, en wat mij intrigeerde was: ….jouw wond. Jij hebt een wond. Daar heb ik over nagedacht, wat voor wond is dat?

Het is heel eenvoudig. Je kan je kapot ergeren…, dus bij jou is er iets kapot.

En haat, stel dat je je ouders nog steeds haat omdat ze je opvoeding verpest hebben. Ja, dan heb jij een wond, maar zolang jij haat, blijft die wond open.

Vergeef alle mensen die jou ooit wat hebben aangedaan, anders gaat de wond niet dicht!

Vergeef het ze, want je hebt wel wat beters en wat mooiers te doen.

Er staat zelfs in de grondtekst voor het sluiten van die wond: er ontkiemt een nieuwe huid. Dat is dan, denk ik, een brandwond geweest. Je bent hier in een brandwondencentrum. Vergeef het ze maar want de meesten weten helemaal niet wat ze doen.

Vergeef het, want anders ben jij je vrijheid kwijt. En haat vreet jou op van binnen! Dat is ook een wond.

Haat holt je uit. Ergernissen, Jezus waarschuwde er al voor: wee de wereld van de ergernissen.

Je kan je kapot ergeren. Dan heb jij een wond. Er ontkiemt pas een nieuwe huid als je vergeeft; als je niet meer beschuldigt.

Ergernis komt van het woordje ‘erg’, en ‘erg’ komt van het woordje ‘arg’, en ‘arg’ betekent ‘kwaad’, dan sta je in dienst van de boze.

Van de boze wordt gezegd dat hij de aanklager is van de broeders, en zusters natuurlijk.

Als ik jou nou aanklaag bij de Vader, in wiens dienst sta ik dan? Van de boze; dat is toch horror?

Het tegengestelde is dat je geen besef hebt van kwaad: ‘ik zou het niet weten’. Pilatus zegt ook: ‘ik vind geen schuld in die man’. Dat zegt hij een paar keer.

‘Ik kan niets verkeerds in Hem vinden’. Nou, dan heeft Pilatus goed gekeken.

Schuld kan zó diep zitten.

Stel dat je, voor je gevoel, steeds een tegenprestatie moet leveren. B.v. je komt op bezoek en je geeft een cadeautje, een aardigheidje, een bosje bloemen, en die ander zegt: wat moet je er voor terug hebben? Dat is toch krankzinnig?

Je zal zo verjaardag vieren, ze komen allemaal binnen met een presentje, en jij denkt: ik moet ze wat terug geven.

Voor wat hoort wat…..Nou, dan haal je de lol er wel af hoor. Dan zeg je: daar ga ik niet meer heen.

God heeft Zijn Zoon gegeven; wat wou je daar nou voor terug doen?

In de brief aan de Efeziërs staat: Hij heeft Zichzelf voor haar, z’n vrouw,  overgegeven.

Aan wie? Aan de boze, om ons vrij te krijgen.

Dus eerst bood Hij zich aan en wel aan de Vader: Ik wil Uw wil doen. En God was daar heel blij mee, maar tegelijkertijd moest Hij ook Zijn Zoon afstaan.

Toen moest Hij Zijn leven geven als een losprijs, om ons los te krijgen; dat heeft Hij gedaan. Daar is Hij uit tevoorschijn gekomen. Wat was het toen een feest in de hemel.

En dát is het cadeau van God aan de mens. En dát heet nou ‘genade’. Je hoeft er niks voor terug te doen. Anders wil je nog een loon hebben ook….

Reine gedachten hebben; los van de aarde komen.

Ik weet dat ik me op glad ijs begeef, maar er zijn zoveel mensen met familiegedoe bezig, soapdrama’s, ze houden je vast aan de aarde, muurvast, echt waar.

Maak je toch los daarvan. Je hebt toch een andere familie?

Sommigen zeggen: ja, ik roddel niet meer over familie; mooi! Maar wel over gemeenteleden….., dat schiet dus ook niet op. Je hebt je kwaal nooit afgeleerd, je hebt dus een wond.

Wees bezig met het losmaken van boeien. Breek een juk af.

Of, even terugkomend op het beeld van de vorige keer, haal al dat sprokkelhout van de rug van dat kromgetrokken vrouwtje af.

Haal het er af en steek het voor mij part in de fik.

Maar het gaat erom dat iemand uit zijn kromgetrokken houding tevoorschijn kan komen.

Je kan eindeloos psychologiseren, dat kan. Maar God zegt: Mijn gedachten zijn hoger dan die van jullie.

En om de gedachtewereld van God te openbaren is zo uniek, zo wonderlijk mooi, zo anders; en tegelijkertijd haal je die mens uit de boeien; onder een juk vandaan. Onder de schaamte vandaan. Onder de ellendige ervaringen vandaan.

En dat gebeurt in de hemel.

Wij zijn bezig met de onzichtbare dingen. Ik ben geboren in de hemel. Dáár krijg ik m’n opvoeding. En op een gegeven moment mogen we neerdalen, en zichtbaar maken op aarde wat er in de hemel aan ons aan genade gebeurd is.

Mooi hoor. Dáár ben ik vol van.

Want aan het gebed van zo iemand wordt kracht verleend.

Denk eens aan roddel. Wat verspreid je dan? Je verspreidt kwaad. Je zet het riool open. Ik wil eigenlijk alleen maar zeggen: zoek dat Koninkrijk en Gods gerechtigheid. Ik vind dit iets geweldigs.

Jezus zegt: dit geslacht…., dan heeft Hij het over boze geesten, en een boze geest is geen metafoor,  ze bestaan echt, anders wordt God ook een metafoor, alleen maar een beeld…, je moet toch iets als een voorstelling hebben…..?

Ik las in de Naardense bijbel, in een Psalm, dat er mensen zijn, die God beschouwen als een verzinsel.

Nou, dan zit je echt in de 20e eeuw, verzonnen, I.D. (Intelligence Design); een leuk idee….. Ach, wat een stumpers.

Jammer hoor, maar de mensheid wordt misleid door de boze.

Maar hoe gaan boze geesten er uit? Nou, zegt Jezus, door bidden en vasten.

Hè? Moet ik dan niet eten en drinken?

Nee, je moet onzichtbare dingen bekijken; maak je los van het gedrag en ga kijken naar die boze geest, en toon hem die vlag met mijn naam er op.

Laat het hem maar lezen. En bidden. Wat is dan bidden? Ik zal één aspect daarvan noemen.

Het Hebreeuwse woord voor bidden, ‘palal’, betekent ook: tussenbeide treden.

Dus, als jij een boze geest weg stuurt, treedt jij tussenbeide. Tussen de mens en het kreng.

Als David z’n kudde beschermt, treedt hij tussenbeide, tussen het schaap en de leeuw. Hij gaat er gewoon tussen staan om te beschermen. Hij was een heel goeie herder hoor. Hij heeft niet alleen een staf, maar ook een knuppel.

Wat is het eerste wat God doet? Hij doet niet anders als scheiding maken.

Scheiding tussen wateren, scheiding tussen licht en duisternis. Hij ziet dat het steeds weer vermengt en Hij zegt: ‘toch blijf Ik scheiding maken’.

En ineens wordt de mens ook vermengd. Dan zegt God: ‘Ik ga scheiding maken en ik zet tussen jouw geslacht en jouw geslacht, zaad, vijandschap’. Want goed en kwaad mochten elkaar niet verdragen.

Niks vermengen. Dus wie bidt er al eeuwenlang? God Zelf!

Hij vraagt ons ook wel eens wat; dat is ook een gebed van Hem. Maar Hij zoekt een uitvoerend lichaam om dat scheidingsproces altijd maar door te zetten.

Dus tussenbeide treden is maar één aspect van bidden.

Snap je nu de uitdrukking: je moet altijd bidden? Dat is gewoon bezig zijn met geestelijke dingen; hoofdzakelijk scheiding maken, want wat doe je al niet allemaal in je gedachten?

Kennen jullie dat? Dat het een bende is in je hoofd? Ik ken dat verschrikkelijk goed.

Altijd scheiding maken! Wat is goed en wat is niet goed! Wat deugt en wat deugt niet.

En bij mensen ook. Iemand treedt je vijandig tegemoet; hoe kan ik scheiding maken tussen dat gedrag en dat kreng dat in hem huist? Dat moet ik afzonderlijk gaan beschouwen. Dan kan ik me, als het lukt, over de mens ontfermen, en die geesten hou ik goed in de gaten.

Scheiding aanbrengen. Altijd maar weer. In je gedachten.

Ik stop met een beeld wat jaren geleden eens getoond is.

Het was een tafelblad, buiten, waar allemaal stenen op lagen. Toen kwam er een hand die tussen die stenen ging zoeken naar de edelstenen; de grintstenen werden op een hoop gegooid.

Dus je hebt grintsteen, altijd ondoorzichtig, en je hebt edelstenen, en die werden er uitgehaald. En het ging over ‘denken’.

Nou, het beeld is duidelijk hè?

Wil je dan nog een leuke gedachte van Asaf in een Psalm: daar zegt hij letterlijk: ‘ik overdenk de oertijd’. Dát is een mooi ei om uit te broeden?

Ik overdenk de oertijd. En je was er niet eens bij joh! Ja, maar daarom kun je wel daaraan denken door de Geest, want die stamt uit de oertijd.

Vind je dat niet prachtig? En dan zegt Jezus ook: ….zoals het van de beginne geweest is…. Als je dáár aan denkt moet jij eens kijken wat een ruimte er voor je open gaat.

En als je wilt weten waar dit op uitloopt? Dat staat in J(es. 58:11-12).

Dán, als je hier ernst mee maakt, dan zal Hij je leiden, hij komt bij je aansluiten; dorre streken verzadigen, jouw gebeente krachtig maken. En gebeente is een beeld van je identiteit, van jezelf. Jouw identiteit komt gaandeweg tevoorschijn als je met God gaat. Dan ben jij een besproeide hof, dan ben jij een bron waarvan het water niet teleurstelt.

Jij schept geen water meer uit een bron; jij bent een bron!

Dan komt er iets moois: …. de overoude puinhopen worden herbouwd.

Dat is niet dat God iets op de puinhopen bouwt, maar Hij kijkt wat er allemaal nog bruikbaar is. Dan restaureert Hij alles; en wat er niet meer is, dat wordt vernieuwd.

Alles wordt gebruikt, je hele persoonlijkheid komt tevoorschijn.

En hoe noemen ze jou dan? Hersteller van bressen. Letterlijk staat er: heler van bressen.

Je kan een hele preek maken over al die gaten in je bestaan en je verdediging; maar jij mag de boel helen.

En er staat nog een mooie:  Herbouwer van straten. Er staat letterlijk: paden naar de nederzetting om wéér te keren.

Dat betekent: jij legt een weg aan zodat de mens weer thuis kan komen.

Jij opent dus de mogelijkheden. Laat ze maar wandelen.

Mooi hè, dat dát jouw werk is!

Stratenmaker!

 

Vader, ik bid, dat we kappen met alles wat Uw heil in de weg staat. Het wijzen met de vinger, al het gedoe, kwaadsprekerij.

Zodat onze wond zich kan gaan sluiten.

En dan kunt U zich bij ons aansluiten.

Dat vind ik zo iets moois hebben en teers ook, maar ook zo duidelijk om dat een halt toe te roepen. En ik zegen die mensen die kapot gaan aan haat of aan zelfhaat en zelfbeschuldigingen, of aan ergernissen, dat ze tot het inzicht komen dat het heil begint bij U door alles te vergeven wat er ook maar te vergeven is.

Zodat de wond zich kan gaan sluiten.

Daar bid ik voor.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 02-10-2011

 

 

Dag en Nacht (Duurt 05-07-2009)

Dag en Nacht

 

Ik wil proberen wat uit te leggen over ‘dag en nacht’, het verschil tussen dag en nacht.

Jullie kennen allemaal wel het begin in Genesis: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde, en de aarde was woest en leeg, er lag duisternis op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.

Als Zijn Geest over de wateren zweeft, waar is dan God Zelf? Dat is natuurlijk een domme vraag, want God is Geest. Dus Hij zweefde Zèlf over de wateren.

En God zei: “Licht”. Hij uitte Zich; en Hij zag dat het licht goed was. En God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En het licht noemde Hij ‘dag’, de duisternis noemt Hij ‘nacht’. En toen was het avond geweest en morgen geweest; de eerste dag.

Ja, avond geweest en morgen geweest, wat heb je dan niet gehad? De nacht! Die was er nog niet. Nee, echt niet.

Dat wil ik wel helemaal uitleggen, maar dat doe ik vandaag niet. Maar er was een gigantische kristallen bol rond de aarde, ijskristallen. Job noemt dat een gegoten spiegel, ‘rakia’, het vast gehamerde; wij noemen dat het firmament. Daar zit het woord ‘firm’ in, dat is stevig. Dat zat dus om de aarde heen. Dus zolang de zon nou zogenaamd onder was of niet, altijd schitterde er licht. Dus er was geen nacht.

Wanneer was dan de dag afgelopen? Het was avond geweest en het was morgen geweest. Dus ná de morgen was de dag voorbij. Ik zet jullie nu even lekker aan het denken.

Dus ’s middags begon eigenlijk de nieuwe dag in zekere zin. Er wordt geen nacht genoemd. Dat komt omdat de nacht niet bij de dag hóórt.

Maar nu gebeurt er iets merkwaardigs: die dagen volgen elkaar op, en dan komt de zevende dag. En dan zegt God: ‘Nu ga Ik rusten’. Niet uitblazen, liever adem scheppen. Hij gaat dan rusten.

Hij gaat dan genieten van wat Hij scheppende tot stand heeft gebracht; of, zoals een ander zegt: wat Hij had ontworpen om te ontwikkelen. Dus het was nog maar een begin, schitterend.

Want God is niet iemand die allemaal bomen plant, die in volle bloei staan; Hij is altijd Iemand van beginselen, beginnetjes. Zacharias noemt dat ‘de dag van de kleine dingen’. De beginnetjes.

Zou die ‘dag’ 24 uur geduurd hebben? Wat een dom gedoe. Wat een dwaze discussie over de schepping. Een dag kan eindeloos lang duren.

Maar het grappige is dat van al die dagen God de zevende dag zegent! Hij zegent die apart. De dag van de Here, Uw God. Zeg dat eens anders: dat is de ‘dag des Heren’. Er staat letterlijk: Hij onderbrak, Hij rustte, want er komt nog meer.

Als je je werk onderbreekt, komt er nog veel meer. En het merkwaardige is dat van al die dagen wordt gezegd: het was avond geweest en het was morgen geweest. En van die zevende dag: ‘geen avond’. Dus die dag, de rustdag van God, is nog lang niet afgelopen. Dat is toch merkwaardig!

Dat is dus al een lange periode.

En tijdens die rust gaat God genieten van wat Hij zag dat het goed was, in het Hebreeuws wordt gezegd: Hij zag dat het mooi was. En reken maar dat het mooi is, net zoals de nieuwe schepping. Moet je maar eens kijken wat een mooie mensen dat zijn.

En tijdens die rustdag verstoorde de satan de rust van God, hij verstoorde dat.

Toen kwam de geestelijke nacht over de aarde. En later, bij de zondvloed, toen alles in elkaar lazerde, toen zijn de nachten ook ontstaan. Maar de geestelijke nacht kwam over de aarde, en dat is de duisternis.

In het Grieks staat er scoteinos, en dat heeft een grondwoord wat betekent: bedekken. Het woord ‘tent’ is er ook van afgeleid. Dus iets wat bedekt.

Dus er kwam een bedekking over de mens.

Dus die zevende dag, die God speciaal zegende om helemaal tot rust te komen, daar kwam de vloek van de boze tussen. Dat is het tegengestelde van de zegen.

En als aangrijpingspunt nam hij de mens.

Dus alle mensen liggen onder een bedekking, want iedereen gaat dood; dat hoor je iedereen wel zeggen.

Maar het gaat natuurlijk om die geestelijke dood.

Die ligt over de mens al vanaf de beginne. Noem het maar de sluier van de nacht, over je denken.

De duisternis van de rouw om het verloren eeuwige leven. Wat afschuwelijk. Wat is er door God heen gegaan toen Hij ineens zag dat de mens verdorie tijdelijk werd.

Vondel schreef eens een drama over Adam in ballingschap. Dat had hij goed gezien. Uit de tegenwoordigheid van God. Daarom denk ik: ik noem de bijbel maar eens een keer een dagboek; het boek van de ‘dag’. Maar er zit een zwarte bladzij in, ja toch?

Het Nederlandse woord voor ‘dag’ heeft te maken met ‘branden’, maar dan moet je niet denken aan verterend vuur, maar een brandende haard, of een brandende lamp. Want het heeft nog een betekenis, en dat is ‘koesteren’. En dát is mooi. Dat je je koestert in het licht, in het zonlicht. Zo behaaglijk, zo warm. Nou, daar heb je nou een beeld van God. Tenminste, als je het lef hebt om je te laten koesteren.

Er zijn zoveel mensen die denken: het komt met mij wel in orde, maar wie zich niet laat liefhebben…..

Gods vriendelijk aangezicht gééft dat licht, maar het geeft ook vrolijkheid. En waar is God nou zo vrolijk van? Waar wordt Hij nou zo blij van? Als Hij jou ziet! Ken je dat? Dat mensen, die jou zien, ineens blij worden? Dat je denkt, hoe bestaat het, dat ik de oorzaak ben van hun blijdschap. Dat heeft te maken met m’n verleden… maar toch…

Ze kunnen soms zeggen: ja, God ziet je aankomen…… Ja, inderdaad, Hij ziet je aankomen, en wat doet Hij bij de verloren zoon? Er staat letterlijk in het Grieks: ‘Hij rent hem tegemoet’. Een rennende God, hoe vind je dat? Omdat Hij jou ziet! Dat is die vrolijkheid van Hem.

En het daglicht maakt de aarde licht. En de aarde is een beeld van de natuurlijke mens. Dus je komt aan het licht.

Er is niets mooier dan dat een mens, al heeft ’ie nog zulke vodden aan z’n lijf hangen, al is ’t ie nog geestelijk zo invalide, hij komt aan het licht. Je wordt zichtbaar. Dat is mooi, daar moet je eens over doordenken: ik word zichtbaar.

En nacht is gewoon afwezigheid van licht. Dat is nacht.

En licht is het beeld van de Goddelijke liefde. Daar heeft Greet ons laatst een keer op gewezen. Ze zei: wie niet lief heeft, blijft in de dood. Je kan wel óver God praten, maar wie niet lief heeft, kent God niet en die blijft in de dood.

Hoe leer je nou liefhebben?

Ik weet niet of je die profetieën wel eens gelezen hebt van de Dag des Heren; als je die op een rij zet, dan word je daar niet bepaald vrolijk van. Brandend als een oven, het is schrik en onheil en ellende. Als je dat leest dan denk je: mot dat nou? Ook als je met dezelfde angstige ogen het boek Openbaring leest, dan zeg je ook: nou even niet graag; maar ja….

Die Dag des Heren, hebben we ontdekt, is de sabbat, de rustdag van God. Die wordt ook genoemd: ‘de Dag der dagen’. Dat is de zevende. Die wordt ook genoemd: de ‘grote Dag’. En wanneer is dat dan?

Of de ‘dag des oordeels’. We komen al wat dichterbij.

Toen ik dat als jochie las had ik knikkende knieën. De dag des oordeels: ‘nou krijg ik op m’n kop, want God ziet alles…’.

Dit is meer dan verschrikkelijk, terwijl Jezus zegt: ‘Ik ben helemaal niet gekomen om te veroordelen; Ik ben gekomen om te behouden, Ik ga scheiding maken tussen jou en de ellende die je is overkomen. Tot een oordeel ben Ik gekomen’ zegt Jezus. Dat betekent niet dat Hij constant mensen op hun nummer zet en straffen uitdeelt.

Hij zegt: ‘als je Mij gelooft dan ontstaat er een scheiding tussen jou en wat niet bij je hoort’. Dat is oordeel en dat begint bij het huis van God. Nou, Jezus was het eerste huisje Gods, daar woonde de Vader in. En daar is het begonnen. En dan komt het volgende huis. Elk huisje wordt vrij gemaakt van de vloek van de tijd, de vloek van de zonde, de dood. Een prachtig proces. Ja, wat is die tekst vaak verkeerd uitgelegd.

Dus die scheiding begint in je! En dat is een proces dat doorgaat.

Ook het scheiding maken tussen ellendige gedachten en goede gedachten. Je valt helemaal niet meer onder het oordeel, je bent vrij gesproken.

Maar de mooiste term voor ‘die dag’ vind ik de ‘jongste dag’. Dat woord zit vol met leven: ‘jongste dag’.

Martha hanteert die term. Lazarus was hartstikke dood, maar hij staat wel op, zegt Jezus. Ja, zegt Martha, dat weet ik, bij de jongste dag. En dan haakt Jezus daarop in. Hij zegt: “Ik ben de opstanding”. Hij had ook kunnen zeggen: “Ik ben de jongste dag”, want die is met Hém begonnen!

Dat is mooi! De jongste dag, je bent opgestaan, je bent tot leven gekomen!

Je hebt het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.

Vroeger zeiden ze, als ze een foto van je namen: ‘we gaan je vereeuwigen’. Nou, knock even af joh.

Maar dit gebeurt wel, als je bij God in beeld komt, dan word je vereeuwigd!

Ja, zegt Jezus, Ik ben de opstanding, en zo zijn wij kinderen van die Dag. Dat is de eerste dag, zal ik maar zeggen, van de nieuwe schepping. Eigenlijk is het de aller-aller-aller-eerste dag toen God zei: ‘Er zij licht’; en Hij werkte naar de rustdag toe. De tijd is dus voor jou voorbij. Onthoud maar gewoon: ‘tijd is tijdelijk’.

Ja, de mens werd onderworpen aan de tijd, en toen stapte God die tijd in om die mens weer eeuwig te krijgen.

Je bent dus een eeuwig levende!

Als je het zegt zoals het in Psalm 110 staat: ‘Je bent geboren uit de baarmoeder van de dageraad’. Dus wie is je moeder?

De dageraad! Dat is een mooie moeder! Je bent uit liefde, uit licht, geboren. Nu snap ik die term: ‘licht uit licht’. Je bent dus licht uit Zijn licht.  Een kind van het licht.

En nu een héle merkwaardige tekst. En Johannes zit vol van die fijne trekjes.

Daar staat dat Jezus, als Hij aan het kruis hangt, eerst nog een spons met edik, die smerige zure wijn, krijgt. Dat kreeg Hij ook nog te slikken. En dan zegt Hij ineens, want dan heeft Hij de bodem bereikt van Zijn lijden: “Het is volbracht”. Het is voltooid. Ik vind het heel ontroerend; en dan buigt Hij z’n hoofd, en geeft dan de geest. Dan gaat Hij nl. aan het werk.

En dan staat er: ‘De Joden dan’, Joden zijn Judeeërs hoor, niet een volk, om even een eind te maken aan een rare discussie dat de Joden Jezus vermoord zouden hebben, ‘de Judeeërs dan, daar het Voorbereiding was en het lichaam niet op de sabbat aan het kruis mocht hangen’….schijnheiliger kun je niet worden… en dan staat er een tussenzin: ‘want de dag van die sabbat was groot’. Dat was dus niet die sabbat daarop volgend, volgens de aarde, volgens de jaartelling, maar het gaat hier over het feit dat Jezus alles volbracht heeft; en Johannes zegt: ‘de dag van die sabbat was groot’. Nou staat er in het Grieks niet ‘groot’ maar ‘groots’, een andere vertaling zegt ‘machtig’. Nou hou ik niet zo van dat woord, maar het is ongelooflijk indrukwekkend, want het gaat over ‘de dag der dagen’.

Het oordeel heeft Hij tot overwinning gebracht. De dag des oordeels is begonnen. Wat een feest!

De jongste dag is aangebroken! Gods rustdag is hersteld, want Johannes heeft het over de sabbat!

De Hebreeënschrijver zegt: ‘een mens kan weer tot rust komen’.

God heeft het ook over dat oude volk; daar heeft Hij tegen gezegd: ‘nou ja, Ik heb wel een rustdag, maar ze zullen nooit tot Mijn rust in gaan’. Ze snappen er niets van.

Nu hoopt God dat iedereen tot Zijn rust ingaat, dan rust je zacht. Dat is de hemelse sabbat. Jom Kippoer, de grote Verzoendag; het is volbracht. Hij heeft toen de dood overwonnen en laat ik het zó zeggen: het is Hem gelukt om de mens in de sabbat van God te krijgen.

Wat een dag voor de hele mensheid. En dan wordt de tijd afgeschaft en wordt het vervangen door ‘heden’. Want wanneer is ‘heden?’ Heden is altijd.

En als de moordenaar aan het kruis zegt, en dat vind ik zo’n gelovige opmerking: ‘Als je in dat koninkrijk van jou bent gekomen, denk dan aan mij’. Wat een kerel  hè? Ja, een boef, uit het criminele circuit.

En Jezus moet zó verrast geweest zijn, Hij zegt: ‘Ga maar mee, heden….’. De tijd wordt eeuwig. De breuk is gedicht. Dat is tijdloos. Nou, dat is nou de dag die de Heer heeft gemaakt.

Iedereen brult dat vaak voor een bepaalde dag. Nee hoor, dit is de dag die de Heer hersteld heeft, en dat is nou de Dag des Heren.

We zingen het ook: ‘voorbij de nacht, wij zijn in het koninkrijk Gods gebracht’.

Gebracht hoor!   En dan staat er in Zacharias een hele merkwaardige tekst: ‘Ten tijde van de avond zal er licht wezen’.

Dat moet je eens tegen een kind zeggen. Die zegt: dat kan niet, ’s avonds wordt het altijd nacht.

Maar Zacharias zegt: ‘Ten tijde van de avond zal er licht wezen’.

Jezus heeft de avond doorgebracht in de hemel en heeft de nacht doorgebracht en heeft het weer aan het licht gebracht.

Het was in de hemel ook weer woest en leeg en een hoop duisternis, en God zei, in de gedaante van Zijn Zoon: Licht! En er was licht! Want in het dodenrijk is Jezus weer gaan schijnen. Dat is daar een revolutie geweest.

Maar de rechtvaardigen die daar zaten, zeiden: ‘Daar heb je Hem!’ Abraham had het van tevoren al een beetje gezien, want Abraham wordt een profeet genoemd. Hij had die dag des Heren al gezien, zegt Jezus, hij is opgesprongen van vreugde.

O ja joh, zeiden de mensen, natuurlijk…… Hij is echt vaak voor gek verklaard, en dat is ook onze toekomst hoor. Troost je.

Maar ten tijde van de avond zal er licht wezen, want er zal dan geen nacht meer zijn, maar morgen, net als de scheppingsdagen.

De Dag des Heren heeft een eind gemaakt aan de nacht. Dat is wat! En je hoort veel mensen spreken over het einde der dagen: dat ziet er niet best uit. Ja, dat klopt, maar het betekent wel het begin van de eeuwigheid; het begin van het licht. Dus staar je niet blind op de ‘eindtijd’, ik zeg expres: ‘staar je niet blind’ op de eindtijd, maar hou je ogen open in het licht van het ‘begin’. En die tijd is al begonnen.

De Dag des Heren is al aangebroken bij de opstanding. Het is zo mooi, dat staat ook in de Openbaring: ‘er zal geen nacht meer zijn’. Dat is toch een feest voor de mensheid dat die geestelijke nacht voorbij is.

En in die stad zal ook geen nacht meer zijn. Een hoop mensen denken dat ze in het hemelse Jeruzalem wonen. Dat is helemaal niet waar. God woont daar! Jij bent dat Jeruzalem. En er is geen nacht meer in je, in die stad. De dood is weg.

Trouwens, dat schoot me ook te binnen in de vakantie, als je gestorven bent, dan hoef je nooit meer te slapen. Je rust nl. geweldig uit.

David heeft twee maal een merkwaardige profetie geuit.

Dan pakt hij z’n harp of een ander instrument, en wat zegt hij, ik heb dat nooit begrepen: ‘Ik wil het morgenrood wekken’. Nou David, dat is niet moeilijk, dat komt vanzelf!’ Ja, maar even doordenken, hij zegt: ‘Ik wil de dageraad wekken!’

Dat is een profetie over Jezus! Ik wil het licht tevoorschijn brengen en ik kan dat verhaasten. Ik ga het wekken!  Ik wil niet dat het nog langer wegblijft!

De dageraad opwekken. Tjonge! Dat moet Jezus ook gelezen hebben. Zijn Vader heeft Hem ook opgewekt. Hij heeft het licht weer tevoorschijn laten komen.

Er staat in Hooglied 6 een uitdrukking dat ineens iemand zegt: ‘wie is zij, de vrouw, die opkomt als de dageraad?’

Dan springen de tranen je toch in de ogen?

Er komt een gestalte aan als het morgenlicht, als de dageraad; en over wie gaat het? De vrouw!

Je kunt ook met Openbaringwoorden zeggen: ‘bekleed met de zon!’ Dat is nou een stralende verschijning.

Kijk maar om je heen: daar komt ze aan. En dat is, in de eerste plaats, de vrouw van Jezus. De eerstvolgende keer zal ik daar toch eens een keer over spreken: de vrouw van Jezus. Zijn vrouw. Als de dageraad, wat een mooi mens.

Petrus zegt: je kan dus die Dag des Heren bespoedigen. Dat heb ik wel eens uitgelegd. Maar hoe dan? Hoe doe je dat dan? Nou, dan ga je er een keer over denken. Ik ben altijd blij dat ik een heel goeie leraar heb. En nu ben ik er achter: ‘door steeds helderder te gaan schijnen bespoedig je De Dag!

De morgen is al aangebroken en die komt steeds verder op, tot de volle dag. Je kan dit bespoedigen, en de ellende om je heen neemt alleen maar toe. Daar hoef je geen televisie voor te hebben, want je voelt het ook wel.

Wat een geestelijke verschrikkingen; wat een rotzooi om je heen. Blijf jij dus maar onverstoorbaar helderder worden.

Je kan die dag bespoedigen door steeds helderder Gods wezen te weerspiegelen, want dàt is schijnen. Deel hebben aan Gods natuur. Schijn maar, in een verdraaid en verkromd, beschadigd en getiranniseerd geslacht. Want die aarde lijdt en die zucht hoor. Dat gaat maar door. En Jezus zegt ook: ‘Dat zou niemand overleven, maar ter wille van de uitverkorenen worden die dagen ingekort. Dat wil dus zeggen: je kan het versnellen door helderder te gaan schijnen.

De weerstanden worden ook sterker, maar blijf jij nou maar schijnen!

Zon en maan en sterren, lichten aan het uitspansel, daar wordt over ons gesproken, over de Vader, over de Zoon en over de mensen: zon, maan, sterren.

Ruisdael zegt iets heel leuks: hij zegt: maar daar wàs toch al licht? Laten de achter nevels lichtgevende lichtbronnen

op aarde zichtbaar worden.

Hoe dat zich precies heeft afgespeeld weet ik niet, maar ik kan me daar geestelijk heel veel bij voorstellen.

Hoe lang heeft God wel niet achter de nevels gezeten in het denken van de mensen?

Hoe lang heeft Jezus wel niet….,  want iedereen heeft het over Jezus, maar ik ben altijd maar zo vriendelijk om te vragen: welke bedoel je? Want het barst van de Jezus-soorten. Allerlei iconen worden er voor Hem bedacht. Maar de ware, welke is dat?

En die sterren dan? Die moeten achter nevelsluiers. En de allerbelangrijkste nevelsluier is die van de dood, en die is vernietigd. En als de sluier van de dood van je aangezicht is verdwenen, dan kom jij geestelijk in de hemel aan het licht. Jouw gezicht!

Je wordt dus ontsluierd. En het Griekse woord voor ontsluiering is ‘apocalyps’, nooit meer vergeten! ‘Apo’ is ‘weg’ en ‘calypso’ is ‘sluier. Dat woord wordt ook steeds weer in de bijbel gebruikt.

Apocalyps now! Moet je eens kijken hoe het boek Openbaring begint. Het begint met openbaring vàn Jezus Christus, wat God hem gegeven heeft; de ontsluiering vàn Jezus Christus.

Dus hoe meer wij ontsluierd worden, hoe meer Zijn gezicht zichtbaar wordt, en dus tegelijkertijd het gezicht van God.

Je wordt dan ontsluierd.

En tegen sommigen van ons zou ik willen zeggen: ‘laat je alsjeblieft eens ontsluieren’.

Ik zal straks een paar sluiers noemen.

Maar laat je eens liefhebben!

Want zonder die liefde kun jij niet hoor! Anders kom je nooit aan het licht.

Ik wil zo graag je ware gedaante zien.

Laat je eens beschijnen; want je kan achter rare sluiers zitten hoor. Mag ik er een paar noemen? Die houden je tegen om je echte gezicht te laten zien. En dat is eigenlijk het gezicht van je Vader.

De angst om je te binden aan mensen, je te verbinden aan een groep. Dat heet bindingsangst. Dat werkt individualisme in de hand, zo van: ‘ik red me wel, ik vertrouw trouwens niemand..’.

Nou, als dàt geen bindingsangst is, dat weet ik niet.

Of, je bent gewoon, mag ik het plat zeggen: stronteigenwijs. En waarom stront? Omdat het zo stinkt.

Als iemand God zoekt, en hij wil Gods gezicht zien, en jij bent stinkend eigenwijs, dan zie je het gezicht van God niet, dat is gesluierd. Dat staat in de weg!

Of fantasterij; je gaat maar wat fantaseren. Van alles en nog wat, en je staat bekend als een fantast. Tja, zo kan ik het gezicht van God nooit zien.

Wat heel diep kan zitten dat is de angst om je te laten zien. Je zal maar ellendige ervaringen hebben gehad in het verleden.

Daar zijn voorbeelden van te over, zowel in het natuurlijke als in het geestelijke.

Je hebt je eens laten zien en moet je eens kijken wat er toen is gebeurd….. Hoe je bent aangerand in de geest. Het is logisch dat zulke mensen angstig zijn.

Laten wij daarom zorgen voor het klimaat waarbij die angst verdwijnt. En het initiatief aan hen overlaten, die angstig zijn, hoor. Niet peuteren aan die mensen.

Of je zal maar jaloers zijn; je vergelijkt altijd mensen met elkaar en met jezelf. Dan speelt jaloezie een grote rol, en die jaloezie hangt als een gordijn voor je gezicht.

Ik kan God dan niet zien, eerst moet dat gordijn opzij. Ja, laat dat voorhangsel maar eens scheuren.

Of er is een sluier van het intellectualisme, je wilt alles beredeneren. En je kan het zo mooi op een rij zetten….; en je hebt een paar boeken van br. Van de Brink uit je kop geleerd.

Maar dan staat er: ‘je hebt de liefde niet’.

Dat betekent dat je de liefde van God naar jou toe niet beseft; dus kun je het ook niet weerkaatsen.

Wat heb je aan al die kennis!

Hém kennen, dát is het! Dat is het enige waar het om draait. En zó kunnen mensen God leren kennen.

Of je bent wantrouwig; gewoon door je ervaringen. Dat kan. Maar het is wel een sluier.

Of alles maar weglachen. Daar zijn sommige mensen héél goed in: ‘Ja, ha, ha, het gaat goed met me’; overal een mop van maken…. Er hangt een gordijn voor je gezicht, misschien wel met clownskoppen, maar het staat het werkelijke licht in de weg. Je kunt niet alles weglachen.

Bitterheid; over wat je in onrecht is aangedaan. Ik denk dat iedereen daar wel voorbeelden van heeft. Ik zeker!

Bitterheid trekt een schaduw over je gezicht.

Of, wat Wim vanochtend noemde, die ellendige twijfel aan jezelf. Maar God kijkt naar je en zegt: Ik twijfel helemaal niet aan jou. Totaal niet! Dat geeft je zekerheid en haalt de twijfel weg.

Of, en dat vind ik ook een hele erge, maar er zijn sluiers zat in de aanbieding hoor, maar je bent helemaal niet blij met jezelf.

Al wordt er tegen je gezegd: ‘wees blij met jezelf’, nou, dat geneest niet bij mij. Die therapie werkt ook niet. Daar moet een reden zijn.

Weet je wanneer je blij wordt met jezelf? Als je merkt dat een ander blij is met jou. Dat overtuigt! Dat iemand blij is dat hij je ziet. Dus niet van: ‘jij hier ook….’.

Maar: ‘jij hier, wat fijn dat ik je zie’.

Mariet heeft mij dat geleerd, want ik was totaal niet blij met mezelf. En in de loop van de jaren is dat genezen, en God heeft dat versterkt.

Wij zoeken in de vakantie, liever niet maar toch nog wel eens, een kerk op, een gebouw. Ik heb al heel wat kathedralen gezien en als ik die dingen zie, word ik altijd boos, en ik vraag me dan af hoe die dingen hier gekomen zijn. Van welk uitgeperst geld zijn die stenen hier opgericht, die altaren.

En als ik binnenkom dan denk ik: dit is een familiegraf, een tombe, een paar kaarsjes, stenen beelden. Ik moet daar niets van hebben.

Soms bekijk ik nog een gebrandschilderd raam. En als ik ze ooit opzoek, dan zoek ik meestal de kleinste op die ik kan vinden. Want je hebt zulke schattige kleine kerkjes, maar daarbinnen is het wel stil.

Maar wat ik wel doe in die kerkjes, als ik er kom, zoals afgelopen zomer, dan ligt daar vaak een cahier, een schrift.

Daar kunnen mensen wat in schrijven. Of ze het mooi vonden, of iets over de schitterende gebrandschilderde ramen, of wat heerst hier een gewijde stilte….bla bla bla.

Maar er staan ook vaak gebeden in, of oproepen tot gebeden: ‘wie dit leest, wil die a.u.b. bidden voor die en die, want die heeft dat en dat, en vooral bij Maria aankloppen. Dat lees je heel vaak.

En ik blader er zomaar eens doorheen en ineens kom ik op een witte bladzijde waar dwars er overheen geschreven stond, in een kinderlijk handschrift: ‘Merci pour moi’. Claudette.

Toen kreeg ik de tranen in mijn ogen. Hier was iemand die bedankte voor zichzelf. Dat ik besta!

Dat had ik nog nooit gelezen en nog nooit gehoord. Ook niet in de gebeden.

Bedankt voor mezelf! Ik denk: zó, die heeft geen twijfel. Leuk hè? Dat vind ik nou zó iets moois. Die heeft die sluier niet voor haar gezicht hangen.

Ik hoop haar later nog eens tegen te komen. Ik zal in de hemel op het prikbord eens een oproep doen….., maar, die Claudette heeft iets voor mij. Ik heb zelf nog nooit zoiets durven zeggen. Merci pour moi. Wat een meid hè? Dat wou ik maar even zeggen.

Er is een schitterende profetie, in de laatste woorden op het sterfbed van David, hij zegt: ‘een rechtvaardige  heerser over de mensen is als het morgenlicht bij de opgaande zon’.

Dat is een profetie over Jezus.

Het morgenlicht bij de opgaande zon.

En over ons is geprofeteerd: ‘Het pad van de rechtvaardige is als het glanzende morgenlicht’.

Moet je eens kijken wat jij weerspiegelt, wat jouw gedachtewereld weerspiegelt: glanzend morgenlicht. De mensen, die dit licht liefhebben, komen wel op je af.

En er staat nog een profetie bij: ‘Het straalt steeds helderder tot de volle dag’. En dát is nou die Dag des Heren.

Petrus heeft een heel leuk beeld, hij zegt: ‘In onze harten komt de morgenster op’. 

Heb je het wel eens gelezen dat Petrus dat zei? De morgenster.

Nou, zegt Jezus, dat ben Ik! Ik ben de glanzende morgenster.

O ja? Zegt de duivel. O ja? Zegt de antichrist, dat ben ik. En Jesaja zegt, hij noemt zichzelf ‘zoon des dageraads, daar heb je dat licht, en morgenster. Zo noemt hij zich. Nou, en jij maar kijken….

Wat is het waarachtige licht en wat is het neplicht. Dat onderscheid heb je gekregen.

Als die nevelsluiers verdampen door zonlicht, want al die nevelsluiers verdampen door zonlicht; maar wie zich bemind weet en wie zich bemind voelt, heeft geen bedekking meer op z’n gezicht. Dan kun je elkaar als geliefden zien van aangezicht tot aangezicht.

Stiller kan een mens niet worden. Elkaar zien, en je daarin koesteren.

Nou begrijpen jullie wel wat ik bedoel als ik eindig met: ‘ik wens iedereen een goede morgen en een goeie dag, van nu aan tot in eeuwigheid’.

 

Duurt Sikkens d.d. 05-07-09