Psalm 110
Ik beperk me eerst maar eens tot de eerste vier verzen.
Aldus luidt het woord des HEREN tot mijn Here: zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.
De HERE strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers temidden van je vijanden. Uw volk is een en al gewilligheid ten dage van uw heerban; in heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw uwer jonge mannen voor u op.
Hier staat ongelooflijk veel in.
Toen David dit noteerde, deed hij dat ook in geloof, want hij begreep er niks van.
Hij begreep niet waar het over ging, maar hij heeft het tóch opgeschreven.
Dat gebeurde op aandrang van de heilige Geest.
Hij schreef het op, maakte er een melodie op, maar begreep het niet.
Alle profeten hebben niet begrepen wat ze in geloof hebben genoteerd. Waar gaat het over….?
Petrus schrijft: ‘nou, ze hebben inderdaad er studie van gemaakt van wat ze zeiden, maar ze konden er niet achter komen; het enige wat hen duidelijk werd, was, dat die profetieën gaan over een volk dat ná hen komt.
Dus deze Psalm is voor óns geschreven!
Dit is jouw Psalm!
Al die profetieën gingen ook altijd over een
belofte.
Jezus zegt: Alle profetieën gaan over Mij!
Ja, zegt Petrus, maar ze gaan ook over ons! (1 Petrus 1:10-12)
En het is heel goed dat je dat heel dicht naar je toe trekt: ‘het gaat over mij!’
Zij hebben het beloofde niet verkregen.
Wat is het beloofde? Het is waar jij mee vervuld bent, namelijk de heilige Geest! Die hebben zij nooit ontvangen. Wel eens eventjes, tijdelijk, vooral als er een profetie werd uitgesproken; maar daarna niet meer.
Van Jezus wordt gezegd door Johannes de Doper, dat hij een duif ziet landen op het hoofd van Jezus, en op Hem blijven; dus de Geest blééf op Jezus, behalve in het laatst van z’n leven.
Dus er is over óns geprofeteerd, het is de vervulling met de heilige Geest. Daar hebben al die lui van vroeger naar gezocht, en jij zit hier en je hebt de Geest ontvangen.
Want de Vader én de Zoon gaan dan in je wonen!
Inmiddels hebben al die ouden die Geest ontvangen; ze zijn in geloof gestorven.
Wat wil dat zeggen?
Nou, ze hebben het toen niet gekregen, nou, zeiden ze: als we sterven, dan krijgen we het alsnog.
Ze zijn dus in geloof gestorven, en inmiddels hebben ze allemaal de Geest ontvangen, ja hoor, want die doop met de Geest gaat gewoon door.
Dus er is over ons geprofeteerd.
In het eerste regeltje van de Psalm staat: HEREN, met vijf hoofdletters, en de tweede keer Here met één hoofdletter.
In het Hebreeuws zijn dat verschillende woorden.
Dat eerste woord HEREN, daar staat Jahwe.
En het tweede woord ‘Here’ betekent gewoon een heer, zoals Jezus de Heer der heren genoemd wordt; die heren zijn wij. Dus hier worden twee personen opgevoerd.
God spreekt tegen een Heer, nou, zegt Jezus, dat ben Ik! En wij mogen zeggen: ‘dat zijn wij’.
Want wij zijn ook heren, ook al zitten hier heel veel dames; het zijn natuurlijk allemaal heren der schepping.
‘Ga maar aan Mijn rechterhand zitten’, zegt God tegen Jezus, ‘in de hemelse gewesten’.
De Hebreeënschrijver spreekt daarover, want het zit kennelijk een beetje vreemd in elkaar, maar in Hebr. 10:13 staat dat Jezus voor altijd gezeten is aan de rechterhand van God. Dus Hij zit daar, zal ik maar zeggen, afwachtende tot z’n vijanden gemaakt wórden tot een voetbank onder je voeten.
Wie doet dat dan? Hier staat: het komt onder je voeten, en Hij wacht gewoon af. Letterlijk staat er: vérwachtende dat al die vijanden onder z’n voeten komen.
Dat zullen wij moeten doen! Ja, Hij wacht gewoon af totdat wij daarin slagen.
Ze worden een voetbank onder onze voeten, en dus onder de voeten van Jezus.Dat is dus nog een hele strijd.
Trouwens, wat staat er in vers 5?
De HEER (Jahwe) is aan jouw rechterhand.
Er is hier sprake van twee rechterhanden.
Zet je aan Mijn rechterhand, en in vers 5 zegt God: Maar Ik ben óók je rechterhand.
Dat is wonderlijk; God gaf de kracht aan Jezus, en geeft ons óók de kracht; en dan strekt God, vanuit Sion, een machtige scepter uit.
Een scepter is iets van Koninklijke waardigheid, dat is een staf. En die staf gaat uit van het hemelse Jeruzalem, Sion.
Die staf is het Woord; het Woord van God, wat Hij zegt, dát is Zijn scepter.
En hoe reageert het volk? Het volk reageert met grote gewilligheid (3). Spontaan zeggen ze: ‘Ja’.
In Richteren 5 staat een lied over de eind-strijd, de allerlaatste strijd, en daar wordt ook het woord: ‘gewillig’ genoemd.
Met plezier melden ze zich vrijwillig aan ten dage van uw heerban. Heerban is gewoon een oproep tot de strijd.
Willen we strijden, ja of nee? Ja, zeggen ze, want ze zijn gewillig.
Dus zo wordt dat volk klaar gemaakt.
Nu komt er een beetje moeilijke tekst:
In heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw van je jonge mannen op.
De Naardense bijbel vertaalt met: de nieuw geborenen. Maar ik wil er toch een beetje dieper in spitten.
De jonge mannen hier worden vergeleken met dauw. Een merkwaardig beeld, maar dauw is ook een beeld van de heilige Geest.
Die zegen van Mozes, uit Deut.33, daar noemt hij dauw de kostelijkste gave des hemels. En jij hebt dat in je gekregen.
In overtreffende trap, de kostelijkste gave van de hemel, zegt Mozes.
Dus uit de hemel is die kostbare schat gegeven; in datzelfde hoofdstuk zegt hij ook: om ongestoord te kunnen wonen in een land waarin de hemel dauw sprenkelt.
Dus waar sprake is van de Geest, dan is daar ook sprake van een gewillige man; die zijn zó vervuld van de heilige Geest dat ze de dauw vormen voor de mensen.
Eigenlijk kun je zeggen dat wij die hemelse dauw zijn. Wij zijn ook een gave van God aan de mensen, daar spreekt Jacobus over; een gave die neerdaalt! Dat zijn wij! Van de hemel. Wij zijn Gods gave aan de mensheid! Alsjeblieft!
Omdat Hij ook Zijn eerste Zoon gegeven heeft: ‘alsjeblieft, dit is Mijn Zoon, gegeven tot heil van de wereld. Want ieder die Hem gelooft, krijgt het eeuwige Leven.
Ook iedereen die jou gelooft, als jij komt namens Jezus en Zijn evangelie, ontvangt het eeuwige leven.
Ik heb een raar schildje in m’n gang hangen, in het Duits staat er: ‘alle zondaars welkom’. Dat is toch geweldig? Dan kunnen ze als rechtvaardige het pand verlaten.
Ik denk niet dat degene die dat ding gemaakt heeft dat ook heeft bedoeld. Maar dat geeft niet.
Mozes zegt in Deut. 32: Mijn rede druppelen als dauw.
Rede is die hemelse dauw, en dat druppelen is de leer van het Koninkrijk der hemelen. En dat is heel voorzichtig, er staat zelfs: ‘als stofregen voor jonge scheutjes’. Een mildere leer kun je je niet voorstellen. Daar word je vruchtbaar van, daar word je groen van, daar word je mooi van; en het geeft je groeikracht.
In Jesaja 26 staat iets merkwaardigs:
Herleven zullen uw doden. Dat schreef Jesaja gewoon op. Opstaan zullen ze, ontwaakt en jubelt die wonen in het stof.
Dat is het dodenrijk.
Dan staat er achter: want uw dauw is een dauw van licht.
Het gaat daar ineens over dauw dat de doden doet opstaan. Dus die dauw is echt Levengevend! De schimmen zullen opnieuw gaan leven!
Een andere vertaling zegt: Het land zal de overledenen uitwerpen.
Dat is wat! Dus zo gauw die dauw begint te sprenkelen, en die kostelijke gave, die dauw, begint neer te dalen…., dan staan de mensen op.
Wie met jou in aanraking komt, kan opstaan, en het eeuwige leven met twee handen aanpakken.
Een andere vertaling luidt: een dauw van morgens geeft geboorte aan de doden.
Een morgendauw, daar gaat het dus om.
Hosea 14:6 zegt: Ik zal zijn als de dauw voor Israël.
God vergelijkt Zichzelf met dauw. Dat is een mooi beeld; en het gebeurt in de nacht, als het allemaal donker is.
Nou, zegt God, in die duisternis begin Ik!
Dan staat er dat die mannen in heilige feestdos tevoorschijn komen. Dan zijn ze dus mooi gekleed; prachtig versierd.
Ze zijn versierd met lazuursteen van de hemelen, en de robijnen van zijn bloed, en met de parelmoer van de geborgenheid van God. Zó zien ze er uit; wát een feest-dos.
Getooid met Gods heerlijkheid, en daar bidden we om, dat Gods heerlijkheid via ons zichtbaar wordt in volle pracht.
Het gaat hier over jonge mannen, en de enige die nog over jongelingen schrijft is Johannes in 1 Joh. 1:14.
Ik schrijf u vaders, ik schrijf u kinderen, en ik schrijf u ook jongelingen. Hij noemt ze apart, jongelingen, want, zegt hij: jullie zijn sterk, het woord Gods blijft in jullie, want je hebt de boze overwonnen.
Ze doen de werken Gods, en dát is Gods heerlijkheid, dat je Gods werk mag doen!
Zijn werken! Jezus zegt ook ergens: als je Mij niet gelooft, geloof dan de werken die Ik doe. Dan moet je toch ook gaan geloven, want die werken komen alleen bij de Vader vandaan.
Maar waar komen die gasten nou vandaan? Uit de schoot van de dageraad.
Dan is de dageraad dus een vrouw; zij is de enige die een schoot heeft, schoot is baarmoeder.
In het Hebreeuws staat er: ‘rechem’, en dat betekent: ‘tedere liefde’.
Dus die jonge mannen zijn héél klein begonnen in die schoot, daarom heet ook baar-moeder; baren betekent ook ‘dragen’.
Kijk maar naar het woordje ‘vruchtbaar’, wat altijd ‘vrucht dragen’ betekent.
Dus in die baarmoeder worden die kinderen gedragen. Je bent eigenlijk een draagmoeder.
Dáár komen ze tot ontwikkeling, en ze groeien zelfs in die baarmoeder tot volwassenheid, want er komen jongelingen uit die baarmoeder zetten, en dat zijn flinke kerels.
In Openb. 12 wordt ook de vrouw genoemd die een volwassen zoon baart.
Dat is niet een kindje, maar die zijn groot geworden. Je bent dus uit die tedere liefde geboren.
Nou moet je eens goed nagaan wat dát betekent. God heeft je uit liefde verwekt.
Uit tedere liefde, zachter kan niet.
Je bent gedragen en je wordt ook in tedere liefde geopenbaard.
Dat is nou de schoot van de dageraad. En de dageraad is het begin van de dag.
Het tedere begin van een dag, als het eerste licht door de duisternis speelt.
Dan staat er in Genesis 1, wat Paulus ook citeert, Licht schijne uit het duister.
Als het dus uit het duister schijnt, moet het er toch eerst in gebracht zijn, anders kan het nooit uit het duister gaan schijnen.
En dat heeft God gegeven in de Zoon, Jezus.
Toen Hij Zich ontwikkelde, kon Hij op een gegeven moment zeggen: Ik ben het licht van de wereld. Die wereld zit in duisternis.
En de wereld heeft altijd in duisternis gezeten, want God zegt in het begin van Genesis: Er zij licht! Dan was het dus hartstikke donker, anders zeg je dat niet.
Het licht is van oorsprong dus van God afkomstig. En als Hij zegt: ‘er zij licht’, dan spreekt Hij naar Zijn aard.
De aard van God is een en al licht! Dat schrijft Johannes. Daar zit geen spoortje duisternis in, maar dan ook helemaal niks. Alle bijgedachten aan God kloppen niet.
Dus alles wat God toegeschreven wordt, ook tegenwoordig, over rampen en andere nare dingen, horen helemaal niet bij Hem.
En die scheiding moet je goed aanleggen als je het oude testament leest.
Geen enkel naar ding is van God afkomstig.
Jezus heeft ook nooit nare dingen gedaan.
Hij heeft niemand vervloekt, Hij heeft niemand veroordeeld. Hij had het wel met Petrus te doen.
Na de eerste zonde van Eva ging de deur naar de duisternis open; en er viel een schaduw over de prachtige schepping van God. En die deur ging steeds verder open. De deur van de geestelijke dood, als je van die boom eet, als je gemeenschap hebt met die verschrikkelijke geest, dat is die boom van kennis van goed en kwaad, die naam al is een leugen, die naam is helemaal niet waar.
Eva is er toe verleid om in kontakt te komen met die geest. Want de boom des Levens is het beeld van Jezus Christus; als je daar kontakt mee hebt, dan heb je het Leven!
Heb je echter met die anti-geest kontakt, dan komt de geestelijke dood naar binnen.
Want Eva viel niet direct om nadat ze gegeten had.
Jezus heeft de geestelijke dood overwonnen.
Op den duur kwam het helemaal in de duisternis te liggen. Alles kwam in de duisternis; ook de planten, ook alle dieren. Terwijl juist van de planten werd gezegd: ‘Hij schiep ze naar hun aard’; en van de dieren wordt ook gezegd: Hij schiep ze naar hun aard.
Is dan de aard van heel veel planten veranderd? Er zijn me toch een bende woekerplanten in de wereld,
En de dieren? Nou, vrijwel allemaal. Een leeuw is totaal veranderd, en tijgers. Ze hebben hun originele aard niet meer.
Een leeuw hoort origineel stro te eten, zegt Jesaja.
Er zijn nog maar een paar vrij onschuldige beesten, en daarmee worden wij dan ook vergeleken.
Denk eens aan schapen, die bijten elkaar niet; denk eens aan lammetjes, onschuldiger kan toch haast niet.
Denk eens aan duiven, een tortelduif.
Hoeveel is er dan nog over van de aard van de dieren? Zo verschrikkelijk weinig.
Hun aard is ook veranderd, alles veranderde.
Dus de dageraad is hier een vrouw.
En de dageraad is het begin van het licht, het morgenrood.
Een hele nieuwe morgen brak aan.
Je bent ook een kind van de morgen; je bent een kind van die dag.
Tegelijkertijd ben je ook die moeder, want die vrouw baart die jongelingen; dus je baart elkaar, ja, hoe zorgvuldig ga je met elkaar om. Hoe zie je elkaar, verdraaid zeg: ‘ik heb jou nodig en jij hebt mij nodig’.
We kunnen niet zonder elkaar! Daarom zijn scheuringen zo verschrikkelijk in een club! Dat gaat over de gekste dingen, maar dan wordt helemaal vergeten dat we èn moeder èn zonen worden.
Bij de kruisdood van Jezus zegt Hij tegen z’n moeder: Vrouw, zie uw zoon, en tegen Johannes: zoon, zie uw moeder.
Dat had Hij toch best vóór die tijd kunnen regelen? Heb ik dat wel eens uitgelegd?
Het zijn kruiswoorden. Het dieptepunt van Zijn leven.
Als Hij dit dus zegt tegen z’n moeder Maria, beschouwde Hij haar niet meer als Zijn moeder, echt niet. Hij noemt haar ook niet moeder, maar ‘vrouw’ of ‘lady’, ja, een mooi woord trouwens.
Als ze zeggen: ‘joh, je moeder en je broers staan voor de deur’, dan zegt Jezus, wie is m’n moeder? Dus hij beschouwde Maria niet meer als z’n moeder.
Hij zegt tegen haar: vrouw, zie uw zoon.
Wie bedoelt Hij met die zoon? Zichzelf natuurlijk, Hij hangt daar, ‘kijk, dit is je zoon’. Wat wil dat zeggen?
Nou, bij een profetie van de oude Simeon over Jezus zei hij: Maria, er gaat een zwaard door je ziel.
Dat wil zeggen: ‘jij moet scheiding maken tussen wie Hij is, en wat jij gebaard hebt’.
Je hebt een natuurlijk kind gebaard, uit het geslacht van David, maak je daarvan los en beschouw Hem als je Redder; maak scheiding, en dat doet dat zwaard; dat maakt scheiding tussen het geestelijke en het natuurlijke.
Dan kijkt Hij naar Johannes en dan zegt Hij: zoon, zie je moeder. Hij beschouwde Johannes als een zoon, ’t was ook de discipel die Jezus liefhad, die ook altijd aan de boezem van Jezus was te vinden, ook mooi, want Jezus zat aan de boezem van z’n Vader.
Dat betekent dat je heel dicht bij de Vader bent, je hoort wat Hij zegt, zelfs z’n harte-klop voel je. Zó dicht ben je bij de Vader, en je luistert naar Hem. Zo was Johannes aan de boezem van de Zoon.
Hij dronk de woorden van Jezus in, en Jezus kon zóveel aan hem kwijt, dat Hij op het laatste ook het boek Openbaring aan hem gaf.
Zó dicht leefden Johannes en Jezus bij elkaar. En tegen dié Johannes zegt Hij: zie je moeder. En met die moeder wordt ook Hijzelf bedoeld; Hij doorstond aan het kruis de weeën om iets anders geboren te laten worden.
Weeën doorstaan is lijden hoor!
Paulus schrijft het ook: ‘terwille waarvan ik weeën doorsta’, dat zegt hij. ‘Ik moet allerlei pijnen doorstaan, zodat jullie gestalte krijgen’.
En zo beschouwde Hij ook Johannes.
‘Ik hang hier als jouw moeder, Ik doorsta alle weeën, zodat jij gestalte krijgt’.
Dit is even een doordenker hè?
Maar zo werkt het wel. Weeën doorstaan, dat is ook een kunst.
Je bent dus een kind van de Dag, een stuk morgenrood.
Het woord ‘morgen’ heeft nog een verbinding, het woord ‘morgenster’.
Ken je dat woord? Waarschijnlijk Venus.
Morgenster.
In Hosea 6:3 staat: Wij willen de HERE leren kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.
De vroege regen geldt voor de vrucht-zetting in de aarde, de late regen voor de rijpwording. Dat is een milde regen, dat zijn geen plasregens.
Net zo mild als de dauw; en die milde regen doet jou groeien naar de volwassen-heid.
Maar zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Een ander woord is: ‘zo zeker als de dageraard, daar heb je die morgen weer, is zijn uittocht!’
Dan komen we tevoorschijn.
Uittocht, dat doet denken aan Exodus.
Uittocht…., even doordenken….
Waar had Jezus het over bij de verheer-lijking op de berg, met Mozes en Elia?
Waar hadden die drie het over?
Wat denk je? Het staat er, over Exodus, in het Grieks, Exodos, de uittocht!
Hoe Jezus vooraan kon lopen bij de uittocht uit de slavernij van de religie.
Ander woord voor ‘uit-tocht’, is ‘uit-weg’.
Je hebt een uitweg uit alle religieuze systemen, waar je misschien in verzopen bent. Misschien zit het nog in je denken: ‘wat kan ik voor God doen…’, dat gedoe!
Want ik wil veel voor Hem betekenen…, ik moét zoveel voor de Heer…. Hou ermee op! Jij moet helemaal niks!
Ga maar eens leven! Wees maar gelukkig met Hem, want Hij is gelukkig met jou.
Probeer uit die slavernij te komen.
Hoe moet ik het nog zeggen; wat er allemaal van je verwacht wordt…, en: ‘het beste is nog niet goed genoeg voor God’.
Hoepel toch op, denk ik dan; maar ja, je zegt niet alles hardop.
Waar gaat dit over? Dan moet je altijd je best doen.
Toen God de aarde en de hemel schiep, wat zag Hij toen? Hij zag dat het goed was.
En goed is goed! En het beste is de overtreffende trap van goed, maar dat hoeft niet! Als het goed is dan is het goed!
Zoals jij leeft is het goed hoor, en hou maar op met je best te doen.
Maar goed; het is een uittocht.
Zo is het begonnen; dus wat gebeurt er? Heel voorzichtig breekt Gods Dag door, en dat krijgt gestalte in mensen.
Wij zijn kinderen van de Dag. Van welke dag? Van de Dag van God. Als Hij gaat scheppen, begint de Dag.
God heeft de nacht niet geschapen.
Het was avond geweest, het was morgen geweest, er staat geen nacht. En dat wordt van elke dag gezegd; avond geweest, morgen geweest.
Behalve van de laatste dag, die is
’s nachts niet eens afgelopen, nee,
Gods sabbath, Zijn rustdag, is nog lang niet afgelopen; ik denk dat dat nog verschrikkelijk lang duurt, als de nacht verdwenen is.
Die aarde is al zo verschrikkelijk oud, ze hebben nou weer een sterrenstofstelsel ontdekt, honderdmiljard lichtjaren hier vandaan. Nou, wat stel je je voor bij honderdmiljard lichtjaren; dat is zó verschrikkelijk ver.
Ik heb eens een astronoom horen zeggen: er zijn net zoveel sterren als zandkorrels van de aarde. Denk eens aan de woestijn.
Wij denken aan de nakomelingen van Abraham, het aantal is als sterren en als zand, zoveel.
Die legt daar al een verbinding tussen sterren en zand.
De Dag van God brak aan toen Jezus opstond; dát was Gods Dag!
Dat morgenrood baart die mannen, dat zijn zonen Gods. Ze komen tevoorschijn.
Dus ze zijn eerst verborgen.
Johannes schrijft: Het is nu nog niet geopenbaard wat we zijn zullen.
Maar in die Psalm vindt de openbaring plaats; dan wórden we openbaar.
Dan wordt eindelijk zichtbaar wie we werkelijk zijn.
Dus wat ik hier zie, is allemaal tijdelijk. Maar wat ik niet zie, de inwendige mens, jouw prachtige geest, die verweven is met de heilige Geest, met het leven van de Zoon en de Vader, dié komt er tevoor-schijn.
Jesaja zegt ergens: er is niemand die zegt: kom tevoorschijn.
Niemand zegt het meer. Dat gaat niet over je mens-zijn, dat gaat over je mens-Gods-zijn. Dat is een ander wezen.
Dat kan ik aan jullie niet zien, maar het is er wel. En tegen hen wordt gezegd: ‘kom maar tevoorschijn’. Heel voorzichtig, maar kom maar tevoorschijn.
Het kost pijn en moeite, dat is lijden, weeën, want de duvel wil nooit dat het leven ontstaat.
De weeën, de vloek van Eva, had ze voor die tijd niet, nee, er was helemaal geen pijn. Ik weet niet hoeveel kinderen ze heeft gehad voor die tijd; maar dat gaat nu met weeën gepaard, zegt God.
De duvel verzint die weeën, hij wil niet dat er nieuw leven ontstaat. Hij is alleen maar vervuld van de dood.
Maar Jezus komt tevoorschijn in een wolk. Niet mèt de wolken of op de wolken, maar er staat letterlijk in een wolk.
En in die wolk komen wij tevoorschijn; eigenlijk komt Jezus tevoorschijn en de Vader komt tevoorschijn.
Dat is nou die beroemde wederkomst.
Dat wordt zó slecht vertaald, zo’n foute vertaling voor wederkomst.
Hoeveel preken zijn daar al niet over gehouden zeg…, met donder en geweld..
Parousia betekent ‘aanwezigheid’.
Nou, zegt Jezus, Ik ben mèt jullie, Ik ben bij jullie, Ik ben aanwezig!
Dat is nou alles! En die aanwezigheid wordt langzamerhand, in alle rust, stilte en vriendelijkheid openbaar. En dat is nou die z.g. wederkomst.
Ja, Hij komt tevoorschijn.
En die morgenster? Nou, zegt Petrus, daar ben ik heel eenvoudig in: de morgen-ster komt in jullie harten op.
O ja, zegt de duvel, dat zullen we dan nog wel eens even zien; in Jesaja 14:12 en 13 staat dat God hem toespreekt:
Wat ben jij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon van de dageraad, je denkt dat jij dat bent, dat ben jij niet.
Dit is de antichrist.
En je overlegde nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten, en zetelen op de berg der samenkomst, en ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de allerhoog-ste gelijkstellen.
Wat een hoogmoed.
Dat zegt de geest van de antichrist.
In Openbaring 22:16 staat: Ik ben de Morgenster, dat zegt Jezus van Zichzelf.
Dus we hebben twee morgensterren; de één is de Zoon en de ander is de anti-zoon, de antichristus.
God zegt dan ook nog: ‘Ik ben de blinkende Morgenster, en die gaat in onze harten op, dan wordt Gods wezen in ons verheerlijkt, we worden versierd en getooid met Gods heerlijkheid, wat ben je dan mooi.
In Psalm 110 staat nog iets merkwaardigs.
Dat gaat over een zekere Melchizedek.
Ik weet niet of je die kent, maar er staat in de Hebreeën een stukje over die Melchizedek. Abraham ontmoette hem. Het is een geheimzinnig figuur hoor.
Geen vader, geen moeder, en hij was een priester, een priester van God in Salem, het huidige Jeruzalem, en Abraham had een ontmoeting met hem.
En wat geeft Melcizedek hem? Het is niet te geloven, maar er staat dat hij hem brood en wijn gaf. Daar ligt dus het begin van brood en wijn. Hij was een priester die het begreep dat het alleen maar om brood en wijn gaat, denk maar aan het avondmaal. Schitterend.
Melchizedek betekent ook: vorst der gerechtigheid; een geheimzinnig figuur.
Niemand weet waar hij vandaan komt.
Nou, zegt de Hebreeënschrijver: zo’n figuur is ook Jezus, naar de ordening van Melchizedek. Zo’n figuur, geen vader, geen moeder in die zin, nee.
Maar dan staat er in Ps.110:5: De Here is aan je rechterhand, en dan begint de strijd. Hij verplettert koningen, hij houdt gericht onder de heidenen, hij verplettert hoofden op het wijde veld.
De Statenvertaling zegt: Hij zal verslaan degene die het hoofd is over een groot land.
Hij verslaat dus het hoofd over een groot land; dat is de aarde; en het hoofd daarvan, ja, dat is de duivel.
Nou, die wordt verslagen door die scepter, door de staf van het Woord van God.
Hij zal de heidenen hoeden met een ijzeren staf; daar kun je flinke meppen mee uitdelen in het rijk der duisternis.
Wees maar niet bang voor het slaan, want hij is bang voor jou als jij gaat slaan.
Dan wordt hij bang en gaat dan tekeer, en probeert jou angst aan te jagen.
Dan gewoon slaan.
Dan eindigt deze Psalm zo grappig, zo eigenaardig, en ook zo lieflijk: Hij drinkt onderweg uit de beek. Dat is het water des Levens. En dan staat er: Daarom heft hij het hoofd op.
Daar heb ik een poosje over nagedacht.
Het hoofd opheffen? Dan kijkt hij niet om, maar dan kijkt hij óp, en ziet dan al z’n verslagen vijanden. Dat is toch mooi!
Jezus heeft het ook een keer over het opheffen van je hoofd in Lucas 21:28:
Hef je hoofd omhoog.
Als de ellende in de wereld begint, en die is begonnen, want hoeveel volken zitten op dit ogenblik niet in radeloze angst, wij zitten nog in dit kalme Nederland, maar hoeveel volken zijn er al in radeloze angst, en het neemt alleen maar toe.
Nou, zegt Jezus, laat je hoofd niet hangen, ga ook niet door de knieën, richt je op, letterlijk: ga staan, en hef je hoofd omhoog, want je verlossing komt dichterbij.
Als het heel erg donker wordt om je heen, en je weet niet meer waar je het zoeken moet, hef dan je hoofd óp; drink maar water uit de beek, maar je verlossing komt steeds dichterbij.
Verlossing waarvan? Hoe heet iemand die helpt bij een baring? Een verloskundige!
Even doordenken.
De verlossing van de Zonen Gods.
Duurt Sikkens d.d. 27-03-2017 (Hoogeveen)