Psalm 133 (Duurt/Hoogeveen) 17-07-2016
Psalm 133
Als wij thuis als kinderen ruzie hadden, we waren met ons vijven, dan liet mijn vader ons Psalm 133 zingen; dat was verschrikkelijk. Dan moest je met kwaaie koppen zo’n psalm zingen…. Het is niet te geloven: ‘als broeders samenwonen..’. Nou, het leek nergens op.
Goeie morgen broers, zusters, jullie zijn allemaal opgestaan hè? Ja, opgestaan tussen de doden van deze wereld uit.
We gaan maar rustig door met de ontwikkeling van de boodschap van het Koninkrijk der hemelen. Je komt deze uitdrukking steeds minder tegen, en zéker de ontwikkeling daarvan.
We zullen eens kijken wat Psalm 133 zegt.
Er staat boven: ‘bedevaartslied’, maar in het Hereeuws staat er eigenlijk: ‘Het lied van de opstijgingen’.
Wat is dat nou, opstijgingen….
Nou, we zijn niet alleen gestorven, dat moet je je even goed realiseren: wat is er nou gestorven? Je ego, dié heb je ingeleverd. Je ego, de dikke ‘ik’, dat heb je ingeleverd. En dat ego is gekruisigd met Jezus, die is gestorven met Jezus, en ook begraven met Jezus.
Want wat blijft er van een kastanje over dat aan de boom groeit? Helemaal niks!
Het verrot, dat is het eind. Maar het gaat erom wat daar in aanwezig is, dat dàt wakker geroepen is.
Je bent dus niet alleen opgestaan, maar het heet ‘het lied van de opstijgingen’; je bent ook opgestegen ten hemel.
Want alle feesten, Pasen, Pinksteren, etc…, als je dat nog herdenkt op bepaalde dagen, dan ben je fout bezig hè? Wist je dat?
Dat je zegt: joh, vandaag is het Pasen, ja, nou èn! Of Pinksteren….., alles is samen-gevat in het werk van Jezus Christus.
Alle feesten, alle joodse feesten zijn in Hem tot leven gekomen; die zijn in Hem vervuld!
Om over kerst maar helemaal niet te praten, dat is een verzonnen feest.
Maar ook hemelvaart, dàt is de opstanding! Wij zijn ten hemel gevaren; wij wonen boven. Dat is onze woonplaats.
Eigenlijk ben je het geestelijke Jeruzalem, want God woont daar.
Je kan wel zeggen: ‘ik wandel in de tempel’, maar God doet dat ook hè?
God wandelt in Zijn tempel, en dat ben jij!
Dat is mooi, Hij maakt woning in je.
En je bent dus broers en zusters geworden omdat je een nieuwe vader en een nieuwe moeder hebt. Die moeder is het hemelse Jeruzalem.
Dat is dus geen vaderstad, wat een hoop mensen beweren, het is een moederstad.
Dat is nou wat je onderling met elkaar verbindt. Samenwonen.
Dat samenwonen wordt in deze Psalm vergeleken met olie en dauw.
Dat gaan we nu lezen.
Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neer-vloeiende op de baard, de baard van Aäron, die neergolft op de zoom van zijn klederen. Het is als dauw van de Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Heer de zegen, en leven tot in eeuwigheid.
Het lijkt een simpele psalm, maar er zit veel meer in.
Dat samenwonen wordt vergeleken met het zalven met olie en het neerdalen van dauw. Je bent in harmonie met elkaar.
Dat is in overeenstemming, je bent bijeen-gebracht; of liever gezegt: je bent bij die Ene gebracht. Dààr ben je naartoe gebracht. En daar kwam je in eenheid met Hem.
Wij vormen met Jezus een hemels paar in de onzichtbare wereld. Je bent dus een-parig. Dat is een mooi woord, eenparig, één stel. Want zoals God de uiteindelijke Adam tevoorschijn heeft geroepen, Jezus, heeft Hij ook de uiteindelijke Eva tevoor-schijn geroepen; en dat zijn wij.
Eva betekent ‘moeder van alle levenden’, een moederfiguur. Ja, dat is prachtig!
Je bent in overeenstemming met elkaar, eendrachtig. Dat is een mooi woord, dracht komt van dragen.
Drachtig betekent ook: zwanger zijn. Daar zit ook een heel mooi perspectief in.
Het tegengestelde is: ‘tweedracht’.
Rebecca droeg een tweeling in haar buik, en die botsten in de baarmoeder al tegen elkaar. Ze lagen elkaar niet.
Toen heeft ze God gevraagd: ‘hoe zit dat nou toch dat ze in mijn buik tegen elkaar botsen?’
Toen kreeg ze te horen: ‘twee volken zullen zich scheiden uit uw lichaam’.
Dus ze zitten allebei in hetzelfde lichaam.
Dat is een doordenker; allebei in dezelfde tent; allebei dezelfde opvoeding, en ineens gaan die lui uit elkaar.
Ja, dat kan elke gemeente overkomen.
Je gaat tientallen jaren eendrachtig met elkaar optrekken, en ineens vindt er een scheiding plaats.
Tweedracht. De Jacobs en de Ezau’s.
Jacob was een oprecht mens, als hij loog wilde hij het ook weer goed maken.
Hij was huiselijk. Daar heb je het kenmerk van de Jacobs. Huiselijk.
Ezau is een jager.
Je hebt ontzettende veel van die jagende christenen; ADHD-christenen.
Ze willen van alles dóen. En ze moeten ook van alles dóen! Ze vragen ook aan God: ‘wat zal ik dóen!’
Nou, ga nou toch eerst eens zitten.
Stel dat je een vrouw hebt die dat de godganse dag aan haar man vraagt….., daar wordt die man toch ook gestoord van?
‘Wat kan ik allemaal voor je doen? Zit je goed….? Waar ben je dan mee bezig?
Ja, je hebt veel van die christenen met stampvolle agenda’s, en ze jagen; ze zijn blij dat Paulus dat woord gebruikt heeft: ‘jagen naar volmaaktheid’.
Hijgend lopen ze achter iets aan…., waar-van ze niet beseffen wat het betekent.
God is ook geen jager, hij is een wandelaar.
‘Wandel voor Mijn aangezicht’ zegt Hij tegen Abraham.
Henoch wandelde met God!
Dat gedoe, dat gejaag; het gaat nergens over.
Van Ezau stamt de stam Edom af, de Edomieten. Die stonden in het oude testament bekend om hun superieure wijsheid. Tjonge jonge, wat konden dié wijs praten.
Maleachi zegt van Edom: ‘Dat is het gebied van de goddeloosheid’. En ze hadden altijd over God, dat kan dus. Je kan eindeloos over God filosoferen, maar Hem helemaal niet kennen.
Denk maar eens aan de gelijkenis die Jezus vertelt over de brede en de smalle weg.
Iedereen brult dan wel: ‘ik kies de smalle weg’, maar heb je je wel eens verdiept in die brede weg?
Daar lopen geen heidenen hoor, daar lopen religieuze mensen, met de mond vol over God: ‘halleluja, jutteperen, juichen, vlaggen…, etc. etc. Dat is ongelooflijk!
Dat is een religieuze weg!
Jezus zegt daarover dat dat uitloopt op de dood. Je hebt er niks aan.
Een smal weggetje, een paadje zoeken; dat is het karwei van de christenen.
En trouwens, God zegt Zelf van Edom: ze stapelen grote woorden tégen Mij op.
Een grote mond tégen God. Maar ze hebben het er óók altijd over.
De vrienden van Job….., och och och, èn maar praten over God.
En Job haalde z’n schouders op en zei: ‘ik heb niks aan jullie, jullie snappen er helemaal niks van.
Dus het woord ‘God’ zegt niet zo veel.
En trouwens, in de tijd van de Edomieten, in 586 v.Chr., is de tempel verwoest.
Wat hadden de Edomieten dáár lol over!
Die tempel eindelijk kapot; met leed-vermaak, staat in de bijbel, zagen ze hoe die tempel werd verwoest.
Edom, Ezau’s zijn aardsgericht. Ze zijn beeld van de valse broederkerk. Ik zeg expres ‘broederkerk’, Jacob en Ezau waren broers.
Vals is nl. nèt echt. Valsheid heb je niet direct dóór. Maar ineens ontdek je: het is nèt echt. Het is dus nièt echt.
Als je tempel verwoest wordt, als jij valt, dan staat hij te juichen met: ‘Ach, ik had het altijd wel gezegd…..’
Dat was het eerste wat ik te horen kreeg van iemand toen ik me pas bekeerd had: ‘Ik ben zo bang dat Sikkens met z’n hersens tegen een muur loopt’.
En dan wordt dat samenwonen in vers 2 vergeleken met olie. Dat is de olie van de verbinding.
En olie is een prachtig beeld van de heilige Geest. Een mooier beeld is er haast niet. Je maakt er broodkoeken van, koeken die je bakt voor een ander, jouw woorden. Jouw woorden zijn doordrenkt van de Geest. In je woorden zit Leven. Je luistert naar Iemand.
Je gaat niet met allerlei dingen aan de haal, met allerlei adviezen….
Eerst maar eens goed luisteren waar het probleem zit. Kijken met de ogen van God, en dan ga je woorden vormen, en je hoopt dat ze die horen.
Het is doordrenkt van Leven. Dát zijn je broodkoeken.
En olie diende ook vooral voor het behandelen van wonden. En er zijn heel wat mensen gewond in hun ziel.
Het Griekse woord voor ‘wond’, wat maar één keer voorkomt in de bijbel bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, is ‘trauma’. Hij giet ‘olie’…, dat is de enige plek en daar staat het woord ‘trauma’.
Daarvoor dient olie! Het vertroost je in je pijn. Je hebt pijn, en je voelt je zo goed verbonden met anderen, dat je ook over je pijn durft te vertellen. Want lang niet iedereen durft dat hoor.
Ik zie dat je pijn hebt, en je zal het mij eerst eens moeten vertellen. Durf je die wond te openbaren?
Heb je het wel eens gedaan en is het toen verkeerd behandeld? Dan krijg je een nog grotere wond.
Ik weet niet wat jouw leven is, dat kan best. Het is mij overkomen, en toen werd de wond nog groter; en het verdriet ook. En je leert dan ook dat verdriet te verstoppen. Allerlei mooie kleren over die wond heen…., ja, leuk doen…, humor…, ja, dan zit daar toch dat verdriet achter.
Maar olie héélt! De wond trekt dicht.
En olie was er ook voor lampen, voor verlichting.
De Geest verspreidt het waarachtige licht.
Dat woord staat een paar keer vóór in de bijbel; je heb zoveel lichtsoorten, maar het waarachtige licht komt van God!
Dat heeft met waarheid te maken.
En bovendien rook olie ook lekker.
Als dus je woorden lekker ruiken, dan heb je goeie woorden. Het is een symbool van volheid; ook van tederheid.
Je verspreidt eigenlijk de geur van Christus. Wie met jou omgaat, ruikt wat lekkers.
Door de Geest word je een eenheid! Je bent innerlijk niet meer verdeeld.
Er wordt hier gesproken over Aäron, en dan ook nog over z’n baard.
Nou is in het Hebreeuws het woord ‘baard’
‘sakkan’, wat je ook kunt vertalen met ‘oudste’. Aäron is een beeld van de hoge-priester.
Hij is ook een beeld van Jezus Christus. De oudste, dat vloeit neer want je bent een oudste, dat is mooi.
Dat is niet een zichtbaar ambt, dat is een onzichtbaar ambt.
Dan wordt die olie uitgegoten uit een kruikje, zo stel ik mij dat voor, eerst op het hoofd van Aäron. Let op het gebaar, het komt van boven. Dat is niet een plens, er wordt niet een emmer olie over je omgekeerd, maar het is een dun straaltje hoor; dáár begint het mee, op het hoofd; en dan van lieverlee begint dat hoofd nat te worden van de olie, en dat gaat ook naar z’n baard.
Dat is een prachtig beeld van de heilige Geest, en van de tederheid daarvan.
Want als God liefde is, dan is de Zoon het ook! Ja, Jezus is ook liefde. Maar dan is de Geest ook liefde. Dat is geen schreeuwlelijk, maar de Geest is liefde.
En daarmee word je begoten. Dat is een prachtig gebaar, zó teer. Het begint zó klein.
De doop in de heilige Geest is zo’n intiem, klein gebeuren. Een beginsel wordt in je neergelegd.
Eerst dus dat hoofd, en dat hoofd is een beeld van Jezus; Hij is het Hoofd van het lichaam.
Want hier in deze Psalm vloeit dat tot aan de zoom van z’n kleren, dat hele lichaam wordt bedekt met olie; dat betekent dus, als het met het hoofd begint, met vernieuwen van denken. En Jezus heeft dat denken overgenomen van de Vader, en dat gaat maar door, ook over dat hele lichaam.
Zo raken wij doordrenkt, en dat is de bedoeling, van Gods gedachtenwereld.
En die is niet van de aarde.
Als Johannes de Doper staat te preken, ziet hij in een visioen iemand met een duif op z’n hoofd; en dan hoort hij een stem: ‘die met die duif op z’n hoofd, dát is em!
In het Grieks staat er ‘duivin’, een vrouwelijke duif. De heilige Geest heeft dus iets vrouwelijks, in het Hebreeuws is het geslacht ook niet onzijdig maar vrouwelijk.
Dat zet je wel aan het denken hè?
De Geest is vrouwelijk, en die maakt van ons Zijn vrouw! De vrouw van Jezus, de Christus.
En uiteindelijk, helemaal aan het eind der tijden, als God weer begint – we zijn niet op weg naar het einde, maar we zijn op weg naar het begin – worden we de vrouw van God. Dat is dan de bruiloft van het Lam.
Prachtig al die beelden als je daar over doordenkt, die gedachtenwereld…, maak je toch alsjeblieft los van de aarde.
Allemaal voorschriften, ideeën over hoe het moet…., ik denk maar even hardop hoor.
Wat vanochtend werd gelezen: ‘een nieuw gebod geef ik u, heb elkander lief’. Dan denk je: ‘kun je dat iemand nou gebieden?’ ‘Ik wil dat jij van hem houdt!’
Dat wil je toch helemaal niet?
‘Ja, je moet van hem houden, het staat in de bijbel…’. Een gebod…!
Het woord ‘gebod’ komt van gebieden, wat komt van bevelen; bevelen komt uit het Frans, uiteindelijk betekent het: ‘bekend-making’. Als dát er nou gestaan had?
‘Ik maak u iets nieuws bekend’, zegt Jezus, ‘ga eens van elkaar houden’.
En ‘bekendmaking’ klinkt veel vriendelijker dan dat woordje ‘gebod’. Waar of niet!
Micha zegt het ook: ‘Hij heeft u bekend gemaakt o mens’.
Dat heeft met een gebod van bovenaf, dat dictatoriale, niks te maken.
En dat golft helemaal neer tot op de zoom van zijn kleren.
En dan worden hier de Hermon en Sion genoemd. Dat ligt wel een eind uit elkaar hoor. De Hermon is een grote berg van de Libanon.
Libanon betekent ‘wit’, waarschijnlijk door de eeuwige sneeuw die daar ligt. En het woord ‘Hermon’ betekent: ‘heilige plaats’.
Wie woont er nou in een heilige plaats in het wit, in het licht?
En bovendien worden bij de Hermon wolken gevormd. Dat is een doordenker hoor. Boven de Ark des Verbonds was ook een wolk. God heeft wat met wolken.
Vóór de zondvloed waren die er niet, na de zondvloed wèl. Wolken, ook een favoriet woord van Jezus.
Als Hij in het dieptepunt van de beschul-digingen tegenover zijn rechter staat, zegt Hij ineens: (je zal een beklaagde zo horen praten in de beklaagdenbank, ‘hebt u nog wat te zeggen? Ja, zegt Hij) Je zult van nu
af aan de Zoon des Mensen zien,
komende op wolken des hemels.
Toen werd Hij afgevoerd en gevangen genomen.
Wat is dat nou voor een uitdrukking? Maar Jezus wist precies waar Hij mee bezig was. Hij is ook vaak voor gek verklaard.
Bij de Hermon vormen zich wolken.
God hult Zich in wolken; wolken des hemels dus, niet van de aarde.
Hemelse wolken. Dat zijn al die recht-vaardigen die een wolk vormen, waarin God Zich thuis voelt, waarin Hij Zich presenteert; waarin de Zoon Zich ook openbaart.
Wolken, daarin is Hij aanwezig, en het Griekse woord voor aanwezig zijn, is parousia. Dat is vertaald met ‘komst’, met ‘wederkomst’, maar het betekent letterlijk ‘aanwezig zijn’.
De Heer is nu in ons aanwezig! Dát is de parousia! Die zit er middenin. En het gaat erom dat het een keer geopenbaard wordt wat er in ons is.
Nou, dat doe je toch al, beetje bij beetje, stukje bij stukje.
En al die mensen, miljoenen christenen, die één of andere Jezus op een berg terug verwachten, op een heuvel ergens in Palestina of zo, of als een lichtflits van een planeet, ik weet niet wat voor ideeën ze allemaal hebben, maar die hebben het allemaal mis!
Hij komt in ons terug!
Het is wel revolutionair wat ik zeg hoor.
Hij komt in ons terug, is dat niet ontroe-rend?
Al die mensen die zeggen: wanneer komt Hij nou eens terug? Op een dag durf jij te zeggen: “Hij is al terug gekomen”. En meer zeg je niet. Want je weet: ‘Hij is in óns aan het weerkomen’. Hij wordt eerst in de heiligen geopenbaard, en later wordt het mèt de heiligen zichtbaar geopenbaard.
Ja, er zijn vreemde voorstellingen over die zogenaamde wederkomst. Rare ideeën.
Hosea praat heel vaak over Libanon; en de Libanon wordt in het Hooglied nogal eens genoemd.
Hij heeft het over de geuren van de Libanon, de groeikracht, de wijn van de Libanon. Dat levert alleen maar mooie dingen op.
Een beeld van Gods heerlijkheid, de heerlijkheid van de Zoon in mensen.
Het zijn ook geen gewone mensen, je dacht zeker dat je dat was hè? Zo te zien ben je dat wel, dat is aards; maar wat je niet kan zien, en dat wel waar is, dat is dat wij goden zijn, maar dat is een geheim.
God der goden, wie zijn dat dan?
Heer der heren, wie zijn die heren?
‘Dat staat toch in jullie schriften’, zegt Jezus tegen de farizeeën. Gij zijt goden.
In de Libanon staan knoerten van bomen, ceders, dat zíjn toch een bomen, ik heb ze in Frankrijk wel eens gezien, je mond valt open, wat een knoerten van bomen; dat zijn ceders. En het mooie van ceders is dat ze altijd groen zijn (dat gaat over jou) en ze rotten niet. Cederhout rot niet.
Ik heb een vriend die antiquair is, en hij maakt meubels en restaureert ze, en vol trots zegt hij: ‘kijk eens, ik heb een plak cederhout, het rot niet, de larven komen er niet in, het is bederfwerend, het is eeuwig-durend hout. En het ruikt ook lekker.
Het is ook gebruikt in het paleis van Salomo, daar was een zuilengalerij dat helemaal gemaakt was van cederhout, en dat heette: ‘het woud van de Libanon’.
Maar vergelijk jezelf maar eens met cederhout. Je rot nooit weg.
Trouwens, je kunt jezelf vergelijken met zoveel mooie beelden die God heeft bedacht.
Even een zijstraatje, over edelstenen.
De hogepriester droeg een efod met twaalf edelstenen, prachtig geslepen. Elke steen stelde een stam voor.
Als die man daar liep was dat een schitterend figuur, want hij schitterde.
Hoe kom je aan die edelstenen? Nou, als je ze ruw zoekt, de amethist of diamant, een ruwe edelsteen zie je niet, je ziet het verschil haast niet gewone stenen. Je moet een kenner zijn om dat te zien.
Maar dan wordt het geslepen totdat hij de maat heeft die de slijper voor ogen heeft.
Allerlei facetten daaraan worden geslepen.
En dat slijpingsproces is helemaal niet leuk. Daar sta je niet bij te vlaggen.
Want wat betekent geslepen worden? Dat je de verzoekingen doorstaat, en er komen héél veel verzoekingen op je af, kleine en grote. En op het moment zelf, zegt Petrus, ben je helemaal niet blij, maar let er op wat er gebeurt als je geslepen wordt en je volstaat die verzoeking, dan is er weer een vlakje van de edelsteen af.
En zo komen er allemaal vlakjes tot stand totdat er een geweldige edelsteen tevoor-schijn komt.
Het nieuwe Jeruzalem wordt uiteindelijk ook vergeleken met een knoert van een diamant. Die kun je nergens vinden.
Al die geslepen vlakjes heten facetten.
En zo openbaar je in je leven facetten van het karakter van God.
Jezus heeft niets anders gedaan dan het vertellen wie God was. Dat hij hartstikke goed was en vriendelijk. Hij deed niets anders. Z’n Vader verheerlijken; vertellen Wie hij was.
Hoe komt dat? Hij heeft in die veertig dagen in de woestijn, wat ook geen pretje was, alle verzoekingen doorstaan; maar dan ook álles, zodat hij jou ook goed begrijpt als jij verzocht wordt. Dat snapt Hij. Dat geeft je troost hè? Hij is er ook doorheen gekomen.
En toen Hij alle verzoekingen doorstaan had, kwam Hij als een edelsteen tevoor-schijn en begon Hij met z’n werk.
Dus van een ruwe edelsteen word je een glanzende edelsteen.
Dit was even een zijstraat, maar daar kun je over doordenken als je in verzoeking valt, want dat is helemaal niet leuk; dat je zegt: ‘hoe kom ik hier doorheen’.
Dan staat er ook nog iets over ‘de dauw’.
De dauw van de Hermon; dat is de dauw van God, en honderd kilometer verder daalt het neer op Sion, dat is ook een vrij onooglijk heuveltje in het Palestijnse landschap, het is geen hoge berg.
In Hosea staat dat God zegt: Ik zal zijn als de dauw voor Israël. Wat mooi!
Dus U bent de dauw in mijn leven!
Deze dauw gaat van hoog naar laag, het daalt neer.
Alle zegen komt van boven. Maar het is een beeld van de genade van God.
Dat is die tedere liefde die jou vruchtbaar maakt; die doet je vruchten ook rijpen.
Mozes zegent de stam van Jozef met de woorden: Je bent gezegend met de kostelijkste gaven van de hemel.
Wat is dat? De dauw!
Mozes zag hoe goed dauw is voor je leven.
En Jesaja schrijft, en dat gaat over je toekomst, een merkwaardige tekst: Jullie dauw is een dauw van lichten.
Een dauw van lichten…..van morgens!
Nou, daar ga je eens even goed over nadenken.
Dus de dauw heeft alles te maken met morgens en met lichten. Dat kun je verbinden: ‘morgenlicht’.
Ja, jullie vormen het morgenlicht! Het morgenlicht van de Dag des Heren!
En er staat achter: en zal aan de doden geboorten geven.
Ja, ik was ook dood, en ik ben toch weer geboren. Dat is schitterend!
Jullie dauw, morgens van lichten en geeft geboorten aan doden. Wat een voorrecht!
Het licht gaat schijnen over die dode mensen waar wij mee te maken hebben.
Wát een toekomst!
Micha gaat zelfs nóg een stap verder.
Hij zegt: De rest van Jacob zal temidden van vele volken zijn als de dauw van de Heer. Dat staat in Micha 5.
Dus niet de Edoms, nee, niet de Ezau’s, maar Jacob. Een stille bescheiden man, een huiselijk mens, een doodgewoon iemand, is als de dauw, als de morgen, van licht. Schitterend!
Trouwens, Psalm 110 is heel lang een lievelingspsalm van me geweest; daar staat: Uit de schoot van de dageraad…
dus de dageraad is een vrouw, anders heb je het niet over schoot, wat betekent: tedere liefde, dus je bent geboren uit tedere liefde. Dat is wat hoor.
Als je ooit weleens op jezelf scheldt: ‘wat ben ik toch een ……, en vul alles maar in wat je te binnen schiet, schiet dat dan ook maar weer naar buiten, en realiseer je je dan dat je geboren bent uit tedere liefde.
Dát is de waarheid! Dat is nou het waar-achtige licht! Zó denk ik over je, zegt God.
Je bent hartstikke waar, en je bent nog hartstikke lief ook. Want wat Ik verwekt heb, dat is liefde!
Liefde krijgt in jou gestalte.
Het woord ‘liefde’ wordt in jou ook weer vlees. Het Woord is vlees geworden, en met welk woord kun je God nou het beste beschrijven? Dat is liefde.
En het mooiste beeld van liefde is licht; ‘er zij licht’.
Licht is het beeld van liefde; het maakt alles zichtbaar.
Het maakt de mensen zichtbaar, ze kunnen weer zien.
In psalm 110 staat: uit de schoot van de dageraad rijst de dauw van uw jonge mannen op.
Dus die jonge mannen zijn de dauw, Yes!
Het gaat natuurlijk ook over jonge vrouwen, heeft helemaal niks te maken met sex.
Tjonge jonge, we komen overeind; het rijst op als een zon die gaat schijnen.
Schitterend, dat is de kostbaarste schat die God heeft, dat is nl. de Christus in ons.
Dat is een geheim.
Toen Petrus dat tegen Jezus zei, zei Jezus onmiddellijk: ‘mond dicht, dat is een geheim’.
Daar moet je niet mee te koop lopen; dat hoef je ook niet te zeggen, het blijkt wel!
De Christus is de heerlijkheid van God. Daarin heeft Hij al z’n gedachten en wezen gelegd.
Dus: olie en dauw, beelden van de heilige Geest, is leven voor de eeuwigen, en lees dat geheim nou eens in elkaar, kijk elkaar eens aan en lees dat in elkaars ogen.
Dat is het geheim van jou dat ook onderling met elkaar verbindt.
Het is zo teer en heel ontroerend.
Ik wil maar zeggen: je hele leven bestaat uit olie en dauw voor de mensen om je heen.
Je bent olie en dauw en dat vormt een wolk waarin het geheim van God aanwezig is en ook wordt geopenbaard.
Duurt Sikkens d.d. 17-07-2016