Gods olie en dauw in ons maakt één (Duurt 31-03-2013)

Gods olie en dauw in ons maakt één

 

Goede morgen broeders en zusters, gestorven, als het goed is, en opgestaan.

Opgestaan tussen de doden van deze wereld uit.

We gaan maar rustig door met de ontwikkeling van de boodschap van het Koninkrijk der Hemelen.

Dat wil ik doen aan de hand van

Psalm 133, een bedevaartslied van David.

Zie, hoe goed en hoe liefelijk het is, als broeders ook tezamen wonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neer-vloeiende op de baard van Aäron, die

neergolft op de zoom van zijn klederen.

Het is als de dauw van de Hermon, die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Heer de zegen, leven tot in eeuwigheid.

Er staat: bedevaartslied. Maar in het Hebreeuws staat er: lied van de opstijgingen.

Dus wij zijn niet alleen met Hem gestorven en opgestaan, maar we zijn ook opge-stegen.

In Hem zijn wij in de hemel gekomen, want dát is onze woonplaats. We zijn opgestegen.

Je bent nl. het geestelijke Jeruzalem; daar woon je niet, je bènt het, en God woont daar. Hij woont in ons.

En je bent broers en zusters geworden, je zou elkaar op aarde nooit getroffen hebben, denk ik, maar je bent broers en zusters geworden omdat je een nieuwe Vader en een nieuwe Moeder hebt.

Dat is toch prachtig? Toen je opnieuw geboren bent, waren de handen van je Vader om je lijf, en je Moeder om je hoofd.

Dát maakt je tot broers en zusters. Dat is het wat ons onderling verbindt.

Dat samenwonen van die psalm heb ik nooit begrepen; waarom samenwonen nou vergeleken wordt met de zalving van de hogepriester, en met de dauw van de Hermon; wat heeft dat nou met elkaar te maken?

Samenwonen – olie – dauw…

Laten we maar eens gaan kijken.

Samenwonen betekent gewoon: in harmonie; met elkaar in overeenstemming.

Zijn we dat? Ben je met elkaar in overeen-stemming?

Want je bent verzameld uit alle wind-streken; verzameld èn bijéén gebracht.

Bij één gebracht; bij God zèlf gebracht.

En daar wonen we, en Hij woont daar.

De Naardense bijbel vertaalt het met: eendracht.

Met dit woord ‘eendracht’ is iets merk-waardigs aan de hand. Dracht komt van dragen. Het betekent ook ‘drachtig zijn’. Een baby dragen, zwanger zijn; het heeft allemaal met elkaar te maken.

Het tegengestelde van eendracht is tweedracht. Daar moet je voor oppassen.

Want dan ben je van twee in verwachting.

Dat doet me denken aan Rebecca, de vrouw van Jacob.

Rebecca droeg een tweeling. En in die baarmoeder botsten die twee baby’s tegen elkaar aan. Dat voelde ze.

Ze dacht: wat gebeurt me nou? En ze gaat de tent uit, zoekt het aangezicht van God en ze vraagt: ‘wat is dit?’ Die baby’s botsen in mijn baarmoeder, hoe kan dat?

Toen kreeg ze van God een merkwaardig antwoord: Twee volken zullen zich scheiden uit uw lichaam.

Die twee baby’s zijn uit dezelfde baar-moeder gekomen; opgevoed in dezelfde tent, dezelfde vader en moeder, en tóch zullen volken zich scheiden, de Jacobs

en de Ezau’s.

Er is een groot verschil tussen de

Jacobs en de Ezau’s.

Jacob betekent ‘integer’, hij was oprecht; het is ook vertaald met ‘huiselijk’.

Jacob was dus een integere vent, onkreukbaar, huiselijk, altijd bij die tent.

Maar Ezau was een jager, altijd aan de zwerf.

Je hebt veel van die jagers in het volle evangelie, tjonge jonge. Vooral dank zij Paulus, die zei ergens: ik jaag naar die volmaaktheid….

Nou, dat heeft al heel wat slachtoffers opgeleverd hoor.

Paulus joeg ook. Aan het eind van z’n leven wordt hij een stuk rustiger.

Maar dat jagen, met volle agenda’s, is eigenlijk geen leven. Je wòrdt geleefd!

En God is ook geen jager; Hij is een wandelaar. Henoch wandelde met God; nou, dan gaat God niet hardlopen.

God is een wandelaar. Dat is een mooie gedachte.

Dus niks jagen!

De Jacobs en de Ezau’s.

Van het woord ‘Ezau’ komt ook het woord ‘Edom’.  Dat betekent precies hetzelfde.

De Edomieten waren een volk dat van Ezau afstamden.

De Edomieten stonden in het oude testament bekend om hun superieure wijsheid; geweldig wijs! En daarmee maakten ze ook indruk: ‘Hoor mij eens in mijn grote wijsheid…’.

Maar Maleachi, de laatste profeet van het oude verbond, zegt iets heel anders over Edom. Hij zegt: ‘Edom is het gebied der goddeloosheid’. En goddeloos is los van God.

Dus die wijsheid van de Edomieten was aardse wijsheid.

Aards! En wat heb ik aan aardse wijsheid in de hemel. De wijsheid Gods is niet aards. En God zegt zelf, bij een andere profeet: ze stapelen grote woorden tegen Mij op.

Dus God ziet dat aan, en er komen geweldige grote woorden van Edom naar Hem toe. Gewoon een grote mond! En dat is tégen God.

De tempel werd in 586 v.Chr. verwoest, de stad ook, dat was verschrikkelijk, een stad in puin; denk eens aan Aleppo, zo gruwelijk.

En de Edomieten zagen met leedvermaak hoe die tempel werd verwoest. En ze zagen met leedvermaak het verdriet van de Jacobieten. Ja, als je valt, staat hij te juichen. Daar heb je dus Edom. Daar heb je Ezau.

In wezen, want hij noemt zich broer, is het een valse broer. Edom staat mode,l in allerlei profetieën in het oude verbond, voor de valse broederkerk.

Wat een uitdrukking: broederkerk, en dan nog vals ook.

En vals betekent: ‘net echt’, pseudo; net als valse christenen.

Het woord ‘vals’ is niet helemaal correct, het is ‘net echt’. Ze lijken zó veel op ons.

In woord en daad. Maar in wezen deugen ze niet.

In Ps. 133: 2 staat: Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neervloeiend op de baard van Aäron, die neergolft op de zoom van z’n kleren.

Wat gebeurt daar?

Olie is zeldzaam kostelijk, het was ook zwaar bewerkelijk voordat je dat goed bereid had, want het moest ook puur en zuiver zijn.

Olie is een prachtig beeld van de Geest van God. Olie, en niet iets anders.

Dus van Zijn Geest, dat is het dierbaarste wat God heeft. Meer heeft Hij niet.

Het is ook het mooiste wat Hij heeft.

Notabene van zijn Geest! Waar ze veertig eeuwen in het oude verbond naar hebben uitgekeken. Vierduizend jaar!

Al die profeten hebben uitgekeken naar Zijn Geest! En jij bent ermee gedoopt!

En jaloers dat ze zijn! Dat ons dat tijdens ons aardse leven overkomt.

Even iets over olie. Daar maakten ze bijv. broodkoeken van, geoliede broodkoeken.

Brood is altijd een beeld van het Woord. Als het geolied is, betekent het, dat het woord dat je spreekt, Geest in zich heeft! Het zijn niet zomaar wat losse woorden, het is Geest! En waar de Geest is, is leven. Die woorden zijn doordrenkt van het leven van God. Dát zijn je woorden.

Dus: wàt zeg je?

In die gelijkenis van de barmhartige Samaritaan staat één woord, dat verder nergens  in de bijbel staat, maar die man goot olie op de wonden van die in elkaar geslagen kerel.

Voor het woord ‘wond’ staat ‘trauma’. Dat is een bekend woord, dat zijn altijd gewelddadige inwerkingen van buiten af.  Maar hier sloeg het op het lichaam; maar het slaat natuurlijk ook op je geest.

Hoeveel trauma’s kun je wel niet hebben? Waar zit je mee, met diepe wonden soms.

Wat héél was, is kapot geslagen.

Er zijn zóveel soorten trauma’s, dat is niet te tellen. En wat gebeurt er met olie?

Olie wordt daarin gegoten. Dat is de Geest van God.

Je spreekt troostrijke woorden; het is zo verzachtend wat je zegt. Want die olie heelt. De Geest van God heelt wat gebroken is, wat stuk is, waar met geweld op ingebeukt is. En toch behandel je die wonden met de Geest.

En olie werd en wordt ook gebruikt als lampenolie. De dwaze maagden verzamelden niks. Alleen het lampje brandde wat, halleluja…, en toen het er op aankwam, hadden ze geen olie.

Olie is een beeld van de kennis die je hebt van de onzienlijke dingen; kennis van het wezen van de Vader.

En dat hadden ze niet meer, het waren echt dwaze maagden.

In het Grieks staat er voor het woord ‘dwaas’: afgestompt.

Ze sjouwden elke zondag naar de club, en ze zongen een lied, en ze dronken een glas, deden een plas, en lieten de zaak zoals die was.

Een beetje zingen, een beetje dansen…, er is nooit kennis verzameld. Terwijl Jezus dagelijks in de tempel was om te leren!

Elke dag leerde Hij, om het volk te vullen met de kennis van Zijn Vader.

Trouwens, wij zitten ook dagelijks in de tempel; we zijn dagelijks de tempel, en we hebben ook een leraar, de heilige Geest; en die leert ons dagelijks over de dingen Gods.

Hij neemt het uit wat Jezus heeft, want alle dingen zijn Hem overgegeven, die Geest spreekt niet uit zichzelf hoor, Hij néémt het uit wat de Zoon heeft en geeft het aan ons.

Dus als je goed bent afgestemd op de bezittingen van de Heer, dan verrijk je je kennis hoor.

Die lampolie verspreidt ook licht; en wat voor licht is dat?

Ze zeggen wel eens: ‘joh, laat jij je licht eens schijnen op dat probleem’.

Nou, dan moet jij dus je licht laten schijnen op dat probleem.

Maar dit licht is Gods licht!

Johannes is de enige die het noemt. Hij heeft het over ‘het waarachtige licht’, het ‘echte’ licht. En laat het èchte licht van God nou eens over de mensen schijnen.

Hoe God over de mens denkt. Wat Hij van jou vindt. Vertel het maar!

Misschien tegen beter weten in; ook tegen uiterlijke schijn in. Maar dat je iemand raakt tot  in de kern van z’n bestaan en dàt noemt. Dàt is waarachtig licht.

En bovendien heeft die olie ook een heerlijke geur, het ruikt lekker.

Paulus vermeldt dat een keer, dan heeft hij het over de geur van Christus.

Dus mensen die met jou in aanraking komen, zeggen: dat ruikt goed.

Maar vooral is olie, in de bijbel, en dat spreekt mij erg aan, een beeld van volheid, en een beeld van tederheid.

En dàt is een kernwoord over het karakter van God, Zijn tederheid.

Wàt een eigenschap. Dat wordt zo vaak genoemd in de Psalmen. Zijn tedere liefde.

En door die Geest worden wij één.

Jij bent één, ik ben één, nou, dan zijn we samen één. En als jullie allemaal dat ook zijn, dan zijn we allemaal één.

Dát is de eenheid die God zoekt.

Het maakt een eind aan je innerlijke verdeeldheid.

Je kan van binnen zó verdeeld zijn; over jezelf bijvoorbeeld, wat je van jezelf vindt. Dan botst dat, dan weer negatief, en dan weer positief. Totdat het allemaal tot rust komt, en jij één wordt.

Door de ogen van je Vader bekeken, voel je hoe Hij over je denkt.

Dan lees je hier: olie op het hoofd. Ik zie dat voor me. Daar staat Aäron, een hand met een kruikje boven z’n hoofd; want die Psalm is doortrokken van de gedachte: alle zegen komt van boven. Dat kruikje met olie begint heel voorzichtig, druppels-gewijs te schenken op het hoofd van Aäron.

Dus geen plens over die hele gestalte heen, dat is geen Geestesdoop.

Maar heel voorzichtig, en vooral: op het hoofd.

Dat betekent: vernieuwing van denken.

Het denken wordt vernieuwd. En dat gebeurt heel voorzichtig, en in het begin heel klein. De eerste gedachte alleen al over God is goed!

Als die gedachte toch post vat in je denken: God is hartstikke goed, als dat doordringt, dan word je daar langzamer-hand mee vervuld. Dàt doet die olie.

De vernieuwing van denken begint bij het hoofd.

En Aäron is een beeld van Jezus, zegt de Hebreeënschrijver. Jezus is het Hoofd, en wij zijn het lichaam.

Dus vanuit het Hoofd worden wij langzamerhand helemaal, tot aan de zomen van onze kleren, doordrenkt met de vernieuwende gedachten van God.

Die nieuwe gedachten maken jou ook nieuw.  Een andere vertaling luidt: ze verjongen je.

Kijk, m’n bast wordt ouder en op den duur slijt dat natuurlijk, en het houdt een keer op. Maar m’n geest…, man..; vroeger was ik geestelijk ouder dan nu, als je begrijpt wat ik bedoel.

Toen ik een puber was, voelde ik me verschrikkelijk oud; ik vond er ook niks meer aan, dat hele leven niet.

Daar ben ik van genezen, en ik merk dat ik steeds jonger begin te denken.

Die vernieuwing van denken is zó iets moois!

Als Jezus gedoopt wordt met de heilige Geest, dan ziet Johannes de Doper een visioen. En in dat visioen daalt er een duif neer op het hoofd van Jezus. Het was een duivin, een vrouwelijke duif. Dus de Geest is vrouwelijk. Dat is dus even nadenken.

Toen de Geest van God zweefde boven de wateren, kun je ook lezen: broeden. En dat doet een vrouwtjesvogel.

Geest is in het Hebreeuws ook vrouwelijk.

Dat is echt een doordenker.

Het betekent dat die geest van ons een vrouw maakt, een moeder, en dat klopt, want wij zijn de vrouw van Jezus; echt waar, Zijn vrouw. Prachtig hè? Waar Hij samen mee wandelt en optrekt en alles deelt. Zijn vrouw, elkaar aankijken, van gedachten wisselen, wat mooi!

Dus vrouwelijk. En tegelijkertijd krijgt ze kinderen, ze wordt een moeder, dat is onze moeder.

Wat een mooi beeld!

Uiteindelijk maakt die Geest van de mensheid de vrouw van God, maar dat duurt nog lang. Dat is die z.g. bruiloft van het Lam.

Dan viert Hij z’n feest met Degene die Hij altijd z’n Vader heeft genoemd; en daarna noem je Hem je Man.

Ps. 133:3: Ook een merkwaardige tekst. Dus die eenheid, die eendrachtigheid van ons, komt door de Geest. Dat is een duidelijk beeld. En nou die tweede, de Hermon.

Hermon en Sion liggen een aardig eind uit elkaar. Hermon ligt in het uiterste noorden, en Sion, Jeruzalem, ligt beneden het midden. Daar zitten dus wel honderden kilometers tussen. Hoe moet die dauw van de Hermon dan op die heuveltjes van Sion terecht komen?

Dat gaat niet. Dat is onmogelijk.

En de Hermon is een met eeuwige sneeuw bedekte berg in de Libanon. Een prachtig gezicht.

Het woord Libanon betekent ‘wit’. Dat doet alsmaar denken aan die met sneeuw bedekte bergtoppen.

Maar Hermon betekent letterlijk: heilige plaats. Dat moet dan de plek zijn waar God woont. Nou woont Hij niet op een berg, zoals Zeus, maar het gaat om het begrip ‘heilige plaats’, de plaats waar God woont.

Hosea praat vele malen over de Libanon.

Hij prijst de Libanon. Ook in het Hooglied van Salomo komt vaak het woord Libanon voor. Daal af van de Libanon, bruid, kom uit het witte, kom uit de onschuld tevoor-schijn, en we zullen elkaar zien.

Hosea heeft het over de geuren van de Libanon, het ruikt daar zo lekker.

De groeikracht van die enorme ceders die daar staan.

Ik weet niet of je wel eens een ceder gezien hebt; in Zuid Frankrijk hebben we ze gezien, nou, dat zijn knoepers van bomen. Sommige takken worden dan nog ondersteund, dat zijn dan ook bomen op zich, geweldige grote bomen.

En Hosea heeft het zelfs ook over de wijn van de Libanon; heerlijke wijn. Dus die Libanon wordt uitbundig geprezen.

Geur, groeikracht en wijn, combineer dat eens; dan krijg je toch een beeld van Gods heerlijkheid?

En wat is Gods heerlijkheid? Dat is Zijn aanwezigheid in mensen. Dát is Zijn heerlijkheid. Dat dát leven ook geopen-baard kan worden. Dáár is het wachten op. Gods wezen in mensen!

Die machtige ceders zijn dus heel beroemd. Salomo bouwde een tempel, daar moest het volk trouwens krom voor liggen hoor, ja, je moet toch ergens geld vandaan halen.

In die tempel hadden ze een zuilengalerij, en die was helemaal opgetrokken uit stammen van ceders. De galerij heette ook: ’woud van de Libanon’. Allemaal even mooi en even prachtig.

Een vriend van me, een timmerman, liet me 2 weken geleden een stuk cederhout zien van een oude gesloopte deur. Ik zei: wat is dat mooi en licht. Hij zei: weet je wat het allermooiste is? Het rot niet!

Dus vergelijk jezelf  maar met cederhout. Je rot niet, dat is toch mooi!

Het is ook heel goed tegen motten. Doe maar een stukje cederhout in de linnen-kast, en je ziet geen mot.

Het is motwerend. Jezus zou zeggen: de mot kan er niet bij.

Trouwens, ze maken ook wel potloden van cederhout.

En larven kunnen zich er ook niet invreten. Een larve is een beeld van een ongees-telijk mens, en die heeft daar geen deel aan.

Cederhout is een altijd groene boom. Je verdort niet.

En dan die dauw van de Hermon. Dauw van de heilige plaats.

Dus Hermon is heilige plaats, en de dauw daalt uit Gods plaats neer op Sion, van boven naar beneden.

En diezelfde profeet Hosea zegt ook dat God zegt: Ik zal zijn als dauw voor Israël.

U bent onze dauw! Zó, dat is wat!

Die dauw gaat van hoog naar laag. Dat is nou een beeld van de genade van God.

Als je genade vergelijkt met dauw, dan gaat alle strengheid uit dat woord.

Als er wordt gezegd (met het vingertje omhoog): het is alléén maar genade hoor…., man, waar heb je het over? Je weet niet eens wat je zegt.

Maar wat is het heerlijk fris en mooi als je het vergelijkt met dauw; deze tedere liefde.

En die dauw maakt jou vruchtbaar; en de vruchten die er zijn, rijpen ook door de dauw. Dat is een heel mooi proces.

Elke ochtend is er weer die dauw.

Mozes zegende een keer alle stammen van het volk Israël in de woestijn, en als  hij bij Jozef komt, dan schiet hij haast uit z’n slof, zulke mooie dingen zegt hij over Jozef.

Jozef was een man naar Gods hart. En Jozef is ook altijd een beeld geweest van Jezus Christus.

Maar hij zegt tegen Jozef: Je bent gezegend met de kostelijkste gaven van de hemel. Nou, wat moet dát nou wezen? Dat staat er achter: de dauw.

De kostelijkste gave van God, Zijn Geest, wordt vergeleken met die dauw. Wat is dat zacht en teer; wat is dat onhoorbaar.

Dát is de Geest! De Geest gaat niet gepaard met lawaai en getier…, en: ‘in de naam van Jezus…’, al dat gedoe.

Denk eens aan de uitstoring van de heilige Geest, ik maak even een zijsprong.

Hand. 2 beschrijft, de uitstorting van de heilige Geest.

De Geest wilde neerdalen op die mensen, en wat voor geluid komt er dan ineens?

Waar iedereen op af komt? Een geweldige windvlaag!

Nou, dat is de Geest van God ècht niet.

Ja maar, dat staat er toch? Maar wie zou dat dan wezen?

Er staat in het Engels violent, dat is woedend, gewelddadig.

Dat is dus de tegenwerking van de boze! Reken maar dat hij altijd probeert om tegen te houden dat iemand gedoopt wordt met Gods Geest.

Dus er komt een windvlaag…, en iedereen er op af!

Een raar geluid is dat hoor, je zou je kapot schrikken als je het hier hoorde.

En toch gaat de Geest onverstoorbaar z’n gang, en Hij daalt neer op de discipelen en de mensen die daar bij elkaar zijn.

Dát doet de dauw. Zachtjes, stilletjes, zó mooi!

Jesaja zegt ook iets heel merkwaardigs. Dat moet ik even uitleggen.

Hij zegt tegen de Israëlieten: Jullie dauw is een dauw van lichten.

Dus licht en dauw heeft wat met elkaar te maken.

Eigenlijk staat er in het Hebreeuws: een dauw van morgens.

Het morgenlicht breekt aan als dauw. En dan staat er achter:  …en die zal aan de doden geboorte geven.

Dus jullie dauw geeft aan de doden geboorte. Zó! Dat de doden opgewekt worden. En dat doen jouw woorden.

Als jij het evangelie van onze Heer vertelt, dan breng je ze tot geboorte.

De doden staan dan op.

Aan het eind van het duizendjarig Rijk staat alles op, maar vóór die tijd kunnen mensen al opstaan, want je bent zelf ook opgestaan door de prediking.

Dus een geboorte van de doden! Wat een kostelijk evangelie!

We wekken de mensen tot Leven! Ze gaan leven, heel voorzichtig, maar het leven komt

Ik wil het nóg wel sterker zeggen, dat zegt Micha: je wórdt dauw!

Je krijgt niet alleen dauw, het daalt niet alleen op je neer, je wórdt dauw.

De olie komt van boven en daalt op je neer…, je wórdt  olie!

In één van de profeten wordt in een visioen gesproken over de zonen der olie.

Dát staat er in het Hebreeuws.

Wij wórden dauw, wij wórden Zijn olie.

En als je het niet gelooft, dan zegt Micha: de rest van Jacob (dus niet van Ezau) zal temidden van vele volken zijn als de dauw van de Heer.

Je bènt dauw! Je bènt olie.

Ik vind het wel ontroerend dat je Gods dauw en olie bent. Wat gaat er door Hem heen als jij dat beseft.

Als jij beseft dat je bent wie Hij is!

In Psalm 110: 43b staat zo’n merk-waardige tekst: In heilige feestdos rijst uit de schoot van de dageraad de dauw van uw jonge mannen op.

De dageraad is dè vrouw, en schoot betekent tederheid, dus uit die tederheid worden zonen geboren, dat gaat vanzelf; onder grote druk, maar het gebeurt.

En hoe heten die zonen? Dauw! Daar heb je de dauw van de Vader.

Psalm 110 is trouwens een schitterende psalm.

De dauw van uw jonge mannen; dat is toch kostelijk! Ik denk dat dit Gods kostbaarste schat is.

Het mooiste en het dierbaarste wat Hij heeft.  De Christus in ons. Dat is Gods heerlijkheid.

Dus olie en dauw zijn beelden van de heilige Geest. Leven voor eeuwig.

Maar ik las in de Hebreeuwse bijbel dat het ook betekent: Leven voor de eeuwigen.

 

Wij zijn eeuwigen. De tijd is voorbij.

Kijk eens naar elkaar, links en rechts van je, kijk elkaar eens in de ogen, dan lees je toch dat geheim waar je je zó over verheugd: De Christus in ons. Het is niet te geloven, maar het is toch gebeurd.

Het is zo ontroerend; en dat is het wat je verenigt. Dát is het waardoor wij één zijn.

Je héle leven bestaat uit olie en dauw voor de mensen om je heen.

Als je dát beseft, dan wil je geen Ezau meer zijn, maar een Jacob. Wandelend met God.

Onverstoorbaar af op dat prachtige eind-doel: De Christus in ons!

Daar wacht de schepping op. Het is voor ons een prikkel dat zij wachten.

Wij gaan dus onverstoorbaar met deze leer verder. Zó mooi en zó sterk.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 31-03-2013

 

 

Gods liefde (Duurt 08-07-2007)

Gods liefde 1 Cor. 13:11 Gods liefde

Toen ik vroeger Nederlands studeerde had ik een leraar die ons het begrip “close reading” bij bracht. Dat betekent dat je een tekst van heel dichtbij goed bestudeert. Het was mijn favoriete vak, vooral met poëzie. Je probeerde héél dicht bij die tekst te komen. Als het ware in de huid van de taal te kruipen, in de huid van de dichter(es). En dan de beelden, die gebruikt werden, te zoeken, en het waarom. Enfin, alles had de bedoeling om er achter te komen wat de dichter met dit door hem/haar geschreven gedicht bedoelde.

Een dominee, die me op datzelfde spoor zette, iemand van de Hezenberg, dominee de Klerk, een prachtige man, een echte pastor, (hij heeft Mariet nog de handen opgelegd voor de Geestesdoop, een ontroerend, vriendelijke man), deed dat met Bijbelteksten. Zo van: ‘Kijk, dit lees je, maar je leest er zo gemakkelijk overheen, je hebt het zo vaak gelezen, maar wat stáát er nou, wat is nou de bedoeling’. Want anders krijg je allemaal mensen die teksten van een ander gaan herhalen: “In de bijbel staat”, en dan begint de ellende.

Maar die man of vrouw, die dat geschreven heeft, hebben die gedachte eerst gehad, en dat omgezet in taal. En het gaat er nu om dat je die gedachten-wereld  leert kennen. Want hoe zul je ooit de kop van de slang vermorzelen als zijn gedachten je onbekend zijn. Wanneer je je verdiept in de gedachtenwereld Gods, dan ontzenuw/ontkracht je vanzelf de verkeerde gedachtenwereld, en de heilige Geest is het die ons daarin leidt. Dat heb ik me dus eigen gemaakt en dat vind ik nog steeds prachtig.

In Luc. 10:25 staat dat er iemand bij Jezus komt en Hem vraagt: ‘hoe kan ik het eeuwige leven beërven, wat moet ik er voor doen’. Er staat zelfs dat hij opstond om Jezus te verzoeken. Dat is wat! Heb jij  wel eens meegemaakt dat er iemand opstaat om jou te verzoeken? Dat is erg hoor, dat is trachten te verleiden, tot een verkeerde uitspraak o.i.d.

Jezus beantwoord deze vraag met een wedervraag. Dat doet Hij vaker. Hij kijkt die man eens aan en zegt: ‘Hoe lees jij?’ Hoe lees jij wat je leest?                           

 

 

Ik ken genoeg mensen die zeggen: ‘Ja, het stond in de krant, dus is het waar’. En: ‘Het was voor de t.v. en dus is het waar’. En ‘de voorganger heeft het zelf gezegd’.

Nou en! Dit zijn mensen die zelf niet denken.

In Lucas 6:48 staat een voorbeeld. Het beroerde is dat daar een kinderliedje van gemaakt is. De grootste geestelijke ramp wordt hier door Jezus beschreven over de wijze man die zijn huis op een rots bouwt en een dwaze op het zand.

Een kinderliedje!…. Niet te geloven, met allemaal bewegingen, en het gáát me hier toch om een geestelijke sunami.

Maar er staat dat Jezus zegt: ‘Weet je wat iemand is wie Mij hoort en het ook doet? Dat is natuurlijk wel een verschil. Wij horen zóveel, maar doe je het ook? Dat is hetzelfde als een man, en dan staat hier in deze vertaling, die diep gegraven heeft. In het Grieks staat er: ‘dat is een man die hoort en doet wat Ik zeg en die groef en verdiepte.

Kijk, dat geeft er toch meer accent aan. Dit ontdek je met “close reading”.

Sommige mensen schoffelen een beetje aan de oppervlakte, maar anderen gaan graven en die verdiepen dat steeds verder. Want ze willen ergens terecht komen, op het geheim waarop je bouwt.

Dit “close reading” wil ik  nu eens gaan doen met 1 Cor. 13. Een grijs gelezen hoofdstuk. Wat heb ik dat toch vaak horen voorlezen.

Dit hoofdstuk gaat over Gods liefde. Het gaat niet over de natuurlijke, menselijke liefde. Het gaat over de liefde van God. Dus je kunt net zo goed i.p.v. het woordje ‘liefde’ God lezen. Er staat: ‘als ik de liefde niet heb, dan ben ik niets, dus als je God niet hebt, dan ben je ook niets.

Het is toch een gekke vraag aan iemand: ‘heb jij de liefde?’ Dat is toch een rare vraag? Ik heb dat nog nooit horen stellen. Ik zou wel kunnen vragen: ‘Heb je lief?’ Dat woordje ‘de’ kun je gewoon weglaten. Heb ik liefde, heb ik Gods liefde in me, en hoe komt dat dan in mij. Hoe gaat dat of hoe zit dat? Zoek dat zelf maar eens uit door dit op een andere manier of in een andere vertaling te gaan lezen. Ik wil er nu één tekst uitplukken, 1 Cor. 13:11.

Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Dan staat er: ‘nu ik een man geworden ben’. Dat staat er niet, er staat: als ik een man geworden ben heb ik natuurlijk afgelegd wat kinderlijk was.

Alsof iets kinderlijks iets minderwaardigs is. Zo van: ‘dat ben ik eindelijk kwijt, ik ben nou een man’, en: ‘ik ben volmaakt in de Heer’, en meer van dat gezwam.

Een kind. Wat voor kind is dat hier? Het gaat hier over een wedergeboren kind. Het gaat hier niet over een natuurlijk kind. Maar over een kind dat van boven geboren is. Uit het zaad Gods.

In het Grieks staat er ‘nepios’. ‘ne’ betekent ‘niet’ en ‘nepios’ betekent ‘sprekend’, het gaat hier dus heel simpel over een baby. Een zuigeling, een peutertje. Dáár gaat het hier over.

Hetzelfde woord wordt gebruikt in Hebr. 5:13, een zuigeling. Petrus gebruikt dit woord ook: ‘verlang als pasgeboren kinderen …..’.

Tja, je zal dat maar overgeslagen hebben! En dat had ik, toen ik het evangelie leerde kennen. Ik moest direct een harnas aan en sloeg er op los. Ja, in de naam van Jezus overwinnen wij….. En maar meppen.

In het begin is er een hoop fout gegaan. Als zuigeling ben je nog zo afhankelijk van de ouderlijke zorg. Vooral van de moeder-melk. Ik kreeg toen geen moedermelk. Ik kreeg dikke klonten die ik nog niet slikken kon. Wat we wel niet allemaal moesten en moesten geloven. Het werd er in geramd. Weet je hoe Jezus zijn discipelen noemde aan het eind? Kindertjes! Zou jij dat gepikt hebben? Dan wordt het tijd dat je eerst weer kind wordt. Hij noemt ze zelfs ‘kuikens’. Hij noemt ze ook ‘kleinen’. Hoe zou je dat vinden? Als je ego daardoor aangetast wordt dan ben je niet klein geweest.

Er staat ‘sprak ik als een kind’. Daar staat in het Grieks ‘La Leo’, dat betekent babbelen of brabbelen. Het gaat hier dus over een erg klein kind. Het enige duidelijke van dat hele kleine spul is dat ze 2  woorden kunnen zeggen, nl. mama en papa. Die woorden zijn vaak het duidelijkst. De moeder herkent dat ook onmiddellijk. Papa ook, als hij thuis is.

Paulus zegt: we hebben de Vader leren kennen en wij noemen Hem ‘Abba’.       Dat betekent eigenlijk: ‘lief vadertje’. Papa of pappie. Het is dus een liefkozend woord. En dat heb ik in 1963 niet geleerd. Ik werd toen geconfronteerd met een grote, sterke, strijdvaardige God, die je alleen moest gróót maken. (Alsof Hij daar behoefte aan heeft).

Moeder, dat zijn je medegelovigen, die als een moeder voor je zorgen. En je papa is je hemelse Papa.

Er staat ook: ‘voelde ik als een kind’.

De vraag is: toen jij opnieuw werd geboren heb je dat toen ook gevoeld? Had je toen een lieve Vader en een moeder? Dat is zo iets wezenlijks, want als je nooit kind bent geweest, word je nooit volwassen. Dan blijf je altijd in een soort geestelijke puberteit steken. Die veiligheid is zo belangrijk. Die argeloosheid van baby’s, van zuigelingen, die alleen maar liggen te kraaien.

En wat denk je van de verwondering? Verwonder je je nog over de dingen die hier verteld worden? Die onthuld worden? Die verwondering van een kind dat voor het eerst de dingen ‘ziet’ van zijn Vader. Doet het je nog wat? Dat je je verbaast? Een kind voelt nl. heel goed, en dat is heel cruciaal, of mama en papa wel van elkaar houden. Dat is zó belangrijk voor een kind. Zij voelen dat, al kunnen ze het nog niet

 eens zeggen. Want als ze dat ervaren, dan is dat de voorwaarde voor gevoelens van veiligheid.

Ik heb zoveel jonge mensen gesproken en het voert daar altijd weer naar terug, vooral de probleemgevallen.

Als het tussen vader en moeder gespleten is, er is altijd wat, dan voelt een kind zich niet veilig en zal het zich ook niet uiten.

Het gaat dus om veiligheid en vertrouwen. Je kunt wel zeggen dat God betrouwbaar is, maar ben je het als moeder, als gemeente ook? Het is niet te hopen dat er een discrepantie is tussen de Vader en de Moeder. Want stel dat de Vader anders is dan hier verkondigd wordt. Dan klopt er iets niet. Daarom voelde ik mij vroeger ook niet veilig. Ik was zó bang voor God vóór mijn bekering. Ik kneep hem elke keer, bang door de bliksem getroffen te worden. Ja, dat werd ook verkondigd. Totdat het beeld van God langzamerhand anders werd, werkelijkheid werd. Hij is zó anders dan ik ooit had gedacht.                          Als dat ook de boodschap is die hier ook verkondigd wordt dan zijn we één. Dan heb je een goede Vader en Moeder. Dat geeft rust en vrede. Als er geen balans is tussen je hemelse Vader en de boodschap die gebracht wordt – of de kring van gelovigen, laat ik het zó maar zeggen, want die tref je overal aan – dat kan ik je wel vertellen dat de opvoeding mis gaat. Dan voed je niet meer op. Dan volgt verwaarlozing.

Als je dus als baby, ná je wedergeboorte, affectief bent verwaarloosd, is dat heel verdrietig. Of je moest dingen doen die helemaal niet bij je paste!

Je kent allemaal wel het woord pedagogie, opvoedkunde. Peda is ‘kind’ en (a)gogie is een ‘begeleider’, een gids. En dat is de heilige Geest, die ons alles leert over God en mens. Doet hij dat als je in je uppie achter je bureau zit? Nee, gedeeltelijk. Het is vooral in het gezin. Heb je oren voor wat de Geest, niet tegen maar in de gemeente zegt.

Ik vond het vanmorgen nl. wel leuk dat Harry in zijn gebed mijn hele preek samenvatte. Dan heb je dus oor voor de geestelijke dingen.

En wat is een goede leraar? Een goede leraar leert je leven! Hij geeft je de hand-vaten om in het leven overeind te blijven.

Dàt is een leraar! Niet één die je kop hartstikke volstopt. Trouwens, iedereen van jullie weet wel dat op school een vak leuk was als het een leuke leraar of lerares was, dan was het vak ook vaak goed.

Ik heb zelf herinneringen aan een geschiedenisleraar die geweldig kon vertellen, dus toen is geschiedenis voor mij een mooi vak geworden. En een leraar, die z’n fouten niet durfde toe te geven, vloog er onmiddellijk uit in de gedachtenwereld van de pubers: die vent liegt, hij is niet oprecht, hij zegt maar wat! Hij probeert zich eruit te kletsen. Ja, een klas voelt dat haarfijn aan.

Een eerste voorwaarde voor opvoeding, of een ander iets vertellen, al is het over het evangelie, dat is dat jij eerlijk bent. Als jij niet eerlijk bent, wat sta je dan te kakelen?

Misschien ken je wel hele mooie geheimen van het koninkrijk Gods, maar je hebt geen liefde, dan ben je niet eerlijk. Dan ben je niets. Dan stel je ook niets voor.

Een goede leraar is iemand die je leert te leven!  Als je b.v. als kind van God, pasgeboren, en je waagt je aan grote dingen, aan grote uitspraken vol overmoed, dan is het toch theorie? Je verslikt en vertilt je er aan. En wat is dat veel gebeurd in pinkster- en evangelische kringen. Er zijn uitspraken gedaan die in geen honderd jaar waar te maken zijn. Dat gebeurt nog.

In een artikel heb ik één keer één zinnetje genoteerd en dat heeft landelijk zóveel reacties los gemaakt. Dat zinnetje was, dat er veel mensen na hun bekering en na hun wedergeboorte er erger aan toe zijn dan vóór die tijd. Daar kreeg ik zóveel verdrietige brieven over. Geen brieven van kankeraars en foeteraars, maar verdrietige brieven over wat hen allemaal aangedaan was en overkomen was. Ze hebben gewoon hun verhaal verteld.

Mariet en ik hebben al die brieven beantwoord. Ze hebben afschuwelijke dingen meegemaakt, die ik hier niet vertel. Maar je wilt ze niet eens weten. Daar is de zonde van de wereld niets bij. En waarom niet? Omdat dat allemaal gebeurde in de naam van God  en van Jezus. Zoveel slachtoffers, in een vorm geduwd, die de hunne niet was. Er werd gezegd: Ja, dat wil de Heer, ik geloof dat God mij duidelijk maakt  dat jij ……Ze slepen altijd God er bij. Verwrongen!

Als de gemeente een piramidaal stelsel heeft, met een geweldige pikorde, wat levert dat voor een gemeente op? Onderdanige slaven. Als er iemand bidt: Heer, laat mij Uw slaaf zijn, dan snapt zo iemand er nog niets van.

Of: als je een chaotische gemeente hebt. En die zijn er ook. Een chaotisch bedrijf, wat krijg je dan voor kinderen? Chaotische kinderen. Zwerfkinderen.

Ze gaan van de ene aanbiddingsdienst met lofkrijs naar de andere. Echt waar hoor! Dat zijn zwerfstenen.

En dàn weer naar een genezings-samenkomst. En dat moet dan weer stiekem gebeuren.

Ken je de drie “R”s nog? Ze blijven sterk: Reinheid, rust en regelmaat. Het is zo iets simpels maar het blijkt een grondhouding te zijn, een grondgedachte.

Maar dat kennen ze niet. En pas maar op, en dat is geen hobby van me, want ik waarschuw er wel eens vaker tegen, maar pas op voor massabewegingen. Daar heb ik nog nooit in geloofd. Niet omdat ik individualistisch zou zijn, maar massabewegingen denken zelf niet na.

Of: als er een beweging ontstaat met de kreet: “Europa voor Christus”, ga je er dan achteraan? Ja, want er wordt de naam van Jezus en Christus genoemd….. Maar dat is mijn Jezus en mijn Christus niet!

Straks komt er nog een beweging met: “De hele wereld voor Jezus”.

Het is verschrikkelijk, want er komt een gigantische mondiale opwekking hoor. Ja, dat is geprofeteerd……

Dat is echter niet de opwekking die wij bedoelen.

Maar kinderen en baby’s hebben geen onderscheid van geesten. Die rennen overal naar toe. Weer iets nieuws, weer iets anders. Baby’s zijn zó kwetsbaar. Ze lachen en ze zingen, ze dansen en ze springen in het land van daas en maal. Echt waar. Ze prijzen zich een slag in de rondte. Heb je het wel eens gezien. In Amerika zijn er 4 zenders die zulke diensten 24 uur per dag, dag en nacht, uitzendt. O, er zullen best tekenen gebeuren, maar ik moet die tekenen niet. Ze komen in een verslavende roes. Ook in onze gemeente zijn er mensen die daar het slachtoffer van geworden zijn. Ik hoop dat het met haar weer goed komt. Ik heb gezegd dat ze eerst maar eens een paar jaar rust moest nemen. Ga maar eens genieten van het water, de zon en de bomen, en van mensen die van je houden. Ze kan de hele bijbel haast opdreunen. Zo is zij geïndoctrineerd.

Als je zo staat te dansen en te springen, wat maak je dan van Jezus? Een gouden kalf! En dat is Hij niet! Daar vraagt Hij toch niet om?  Het is toch je Man, of je Broer! Maar Hij vraagt daar toch niet om? Ik denk dat Hij zou zeggen: ‘hou nou maar eens op met je aanbidding en met mij groot te maken, en mij koning te maken, daar heb ik helemaal geen zin in, dat gedoe.

Weet je wat ik wil? Volg Mij eens, dat is nou alles was Ik van je vraag. In het Grieks betekent dat: ‘begrijp nou eens wat Ik eigenlijk wil!’ Laat je eens opvoeden door de heilige Geest, zoals Ik ook opgevoed ben. Want Jezus heeft het ook allemaal geleerd. Echt geleerd! Het woei Hem niet aan.

Maar hoe dan? Nou, de eerste voorwaarde is: ‘laat je eens liefhebben’.

Er zijn mensen die vertrouwen niemand meer.  Die hebben de veiligheid nooit ervaren. Die hebben de liefde nauwelijks ervaren. Laat je eens liefhebben, want je geneest door de omarming van je vader en je moeder. En dat gaat vooral over je innerlijke genezing. Anders gaan denken.

Argeloos gaan denken. Helder gaan denken. Zelf denken.

Je hebt heel wat op je geweten als je zulke kleine kinderen een verkeerde kant uitstuurt. In de wereld is het al een verschrikking als je je kind verpest, of als je kinderen van anderen verpest. Daar zijn voorbeelden genoeg van. Maar als dat nou ook  nog gebeurt in de naam van Jezus met wedergeboren kinderen, dan is dat heel erg! Want, wat zou je met zulke mensen, die dat flikken, willen doen? Nou, ik denk, giet ze maar in beton en dump ze maar in de Noordzee. O ja? Is dat niet een beetje hard Sikkens?

Ik heb een Voorganger, Matth. 18:6, het gaat over kinderen. Jezus heeft het ook  over zijn discipelen. Hij pakt een kindje en vergelijkt het met zijn discipelen en zegt: Ieder, die deze kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee. Nou? Is dat onze lieve Heer? Maar Hij wist precies waar Hij het over had.

Is het niet iets gruwelijks wat je flikt met kinderen Gods? Er staat: verleiden, maar ik denk dat een betere vertaling is: misleiden. De verkeerde kant uitsturen. Je zegt dat je een gids voor hen bent, maar je bent zelf blind. Dat gebeurt door blinde gidsen. Letterlijk staat er in het Grieks: ‘scandaliso’, ons woord ‘schandaal’ of ‘in de val lokken’. Je zal toch kinderen Gods in de val lokken; ten val brengen. Dat zijn mensen die dat bewust doen.

In wiens dienst staan zij dan? In de dienst van degene die in de val wil lokken en ten val wil brengen. En dat is de moordenaar vanaf de beginne. Dat is nou de slang. Weet je wat ik denk dat de ergste zonde is? Er zijn een hoop soorten, maar de zichtbare zonden zijn altijd beelden van de ònzichtbare. Ik denk dat de ergste zonde de allereerste zonde is. Adam en Eva. Verleid worden om het tegengestelde te doen dan wat God heeft gezegd.

Die boom is een beeld. Eva zegt zelfs tegen de slang dat ze die boom niet eens mag aanraken. Je zoekt dus geen kontakt met die geest, die zegt dat hij de heilige geest is. Want denk je dat die boom van kennis van goed en kwaad, van zichzelf zegt dat hij niet deugt? En dat je er dood aan gaat? Natuurlijk niet! Pluk er maar aan, dan ga je op God lijken!

Dat is een vreemde boom, een wezens-vreemde boom aan de Vader, en hij is ook wezensvreemd aan de mens. Als je hem aanraakt of je eet ervan, dan ga je er geestelijke dood aan. Je zoekt toch geen kontakt? In de bijbel wordt zó vaak gesproken over iets wat vreemd is: de vreemde vrouw, vreemd vuur, dansen en springen is wezensvreemd aan de mens en ook aan God. Vreemd!

En als je het dan tòch doet? Daar heb je dan weer zonde tot de dood. Johannes zegt in één van zijn brieven: daarvoor zeg ik niet dat je moet bidden. Want dat helpt toch niet. Mensen die heel bewust kiezen voor die ander, tja, daar doe je niets aan.

Een jaar of tien geleden liep ik helemaal vast. Ik geloofde wel heel veel, maar ik hoorde het, en wilde ook doen wat Jezus had gezegd, maar het gebeurde niet. Het lukte niet. Ik zocht allerlei oorzaken. Ik liep dus vast, dat heb ik wel eens verteld.

Ik ging op mijn knieën en zei: Vader, ik loop hartstikke vast, ik wil het graag anders. Toen vroeg Hij: ‘zou je hélemaal overnieuw willen beginnen?’ Toen heb ik gezegd: Graag, want dit is niks! Ik ben nogal direct tegen m’n Vader en Hij is ook altijd zeer direct tegen mij. Dat vind ik prachtig.

Nou, zegt Hij, doe dat! Dat heb ik toen gedaan. Ik denk: ik ga weer baby worden. Ik wil weer hélemaal opnieuw beginnen. En daarna, al voortgaande, en steeds leren leven, wat vaak wordt dwars gezeten, en ik heb vaak last van chaos in mijn kop, (iedereen heeft zo z’n eigen Goliath te bestrijden), maar ondanks dat, hebben we de mooiste dingen gekregen. En dat verkondigen we wereldwijd, anders was Vox allang opgeheven.                  Hoor je de verwondering nog? Zie je het aangezicht van God nog? Zie je het in de gezichten van je medegelovigen? Zie je het nog? Ik raad sommigen onder ons aan om dat ook te doen, want ik weet dat sommigen muurvast zitten.

Zijn woord horen, maar ga het nou ook eens doen. Begin eens helemaal overnieuw. Want je zit vast. Dan zul jij echt weer gelukkig worden.

Het Hebreeuwse woord voor ‘leven’ betekent ongestoord genieten in een vertrouwde sfeer. Dat is ‘Leven’, ongestoord genieten in een vertrouwde sfeer. Wat voor sfeer verspreid jij? Wil je aan klimaatverbetering doen? Begin dan bij jezelf. In welk klimaat komt iemand terecht als hij met jou te maken krijgt? Hoe is het klimaat in onze kring? We kunnen weten wat we weten en alle geheimenissen, en profeteren dat de stukken er af vliegen, maar als wij geen liefde hebben, dan houdt het op. Houden we van elkaar. Je zegt dat je van God houdt, dus houd je ook van je naaste.

Het belangrijkste is dat je tot je recht komt. Dan komt een kind tot zijn/haar recht.

Wat is het belangrijkste in de opvoeding? Ik heb gemerkt dat van jongs af aan, vanaf het allereerste begin, tot en met de pubertijd, als ze daar doorheen kunnen komen, het allerbelangrijkste is dat het kind recht heeft op z’n eigen identiteit.

Wie hij of zij is!

Ik wist het niet, ook in mijn pubertijd niet. Nou, voordat dàt een beetje hersteld was….

Ik heb wel gemerkt dat, toen ik opnieuw geboren werd, (en een tweede keer nog eens goed over), dat inmiddels automatisch je natuurlijke identiteit ook herstelt. Wat ik tekort ben gekomen, door wat dan ook, of beschadigingen, is toen allemaal vanzelf gegaan, heb ik gemerkt. Er waren mensen die van me hielden. Daar heb ik me altijd over verbaasd, want dat kon niet.

Maar het is belangrijk dat je je eigen identiteit bewust wordt.

Wat zegt Paulus? Het natuurlijke komt eerst. Gelijk wij het beeld van het stoffelijke hebben gedragen, dat wil zeggen of je je eerst bewust bent geweest als mens wie je bent.

Want als je kinderen gaat bestoken met evangelische troep, dan maak je een grote pedagogische fout.

Peuters en kleuters bestook je niet met bekeringsverhalen en vroom gedoe. De puinhopen liggen voor het aanwijzen. Ik bewaar de brieven niet van die mensen, uit respect voor hen verscheur ik ze. Maar je innerlijke wezen is het kostbaarste wat je hebt. Wie je bent! Je eigenste ik. Zo mooi, maar het is zo verwrongen, het heeft op z’n donder gehad, het is scheef getrokken. Er zijn stukken afgezaagd etc. etc.

Het is het kostbaarste wat er is.

Ben je het kwijt? Ben je kapot? Als je kapot bent, ga dan naar je Maker. Hij heeft verstand van je. Uw man is uw maker en Hij maakt zó iets moois van je! Hij weet nl. wie je bent en roept jou tevoorschijn.

Ook mensen hier in de gemeente hebben meegemaakt wat voor rare dingen worden verzonnen om kindertjes te claimen voor het koninkrijk Gods. Zelfs handen opleggen voor de doop in de Geest! Kinderen! Ze zijn nog niet eens aan een aardse relatie toe! Ja, de verwildering is groot. Handen opleggen, het is idioot.

De verwildering neemt toe, en weet je wat een grote puzzel wordt? Je eigen identiteit.

De oervraag is: wie ben je? Zeg het eens. Het was de eerste vraag van mijn meisje aan mij. Ik wist niets te zeggen. Ik dacht: ik lieg tòch. Wanhopig ben je dan.

Wie ben je? Dat wuif je niet weg, dat lach je niet weg. Je begint ook niet over Jezus te kleppen. Wie ben je?

Ik heb er eens een beeld over gehad. Er was iemand bezig die uit allerlei andere puzzels puzzelstukjes vandaan had gehaald, en hij was met plakband bezig al die puzzelstukjes aan elkaar te krijgen. Het was zo’n verdrietige bezigheid. Het plakband liet trouwens ook los. Hij had van allerlei mensen iets geleend, iets overgenomen, en dacht: zo wil ik ook worden en dat ben ik dan. Wat een verdrietige toestand is dat. Wie ben je? Dat moet je ook niet verstoppen achter christelijk gedoe. Dat heet toneel spelen.

Het Griekse woord voor toneel spelen is hypocriet.

Voor mensen die toneel spelen, een christelijke rol spelen, wordt het tijd dat die van het toneel verdwijnen. En met al hun beschadigingen de maskers afgooien en de werkelijkheid van Christus binnen stappen. Want daar ontvang je de werkelijke genezing en de rust. Dàn geneest je ziel. Laat je verborgen verdriet eens aan het licht komen. Voor mij is het zaak om een goed klimaat te hebben waarin dat verdriet met respect wordt behandeld. Het gaat om je eigenste. De werkelijkheid is toch dat er van je gehouden wordt? Dat is een ontdekking: ‘er wordt van me gehouden!’

Ik heb het nog in de vakantie aan iemand verteld, waar we mee aan de praat raakten op de camping. Een hartstikke leuke kerel, en ineens dacht ik, want hij wuifde altijd van alles weg, mankeer je wat? Ja, het gaat wel goed met mij…..Het gaat altijd goed met ze…. Terwijl het helemaal niet goed met hem ging. Z’n vrouw had dat ontdekt, allerlei lichamelijke kwalen. Toen zei ik: ‘Jongen, volgens mij besef jij niet hoeveel anderen om je geven’. Toen sprongen de tranen in z’n ogen. Dat wist hij niet. Hij zei dat hij het wel wist, maar hij ervoer het niet. Ik denk: ‘man, wordt als een kind’. ’t Was iemand uit Kampen, misschien dat hij hier nog eens komt. Ik heb niets verteld hoor, ik bestook ze niet. Je zoekt die mens op en je geeft hem de dingen aan die voor hem zo goed zijn. Dit was even een zijstraatje.

Nu nog iets om te ontmaskeren. ‘Zie, wij zijn een nieuwe schepping’. O ja? Je zegt het wel? Hoezo dan? Elke keer als het woord ‘nieuw’ in de bijbel voorkomt, betekent dat: ‘vernieuwd’. “Zie ik zag een vernieuwde hemel en een vernieuwde aarde. Want God kapt er niet mee, Hij pakt alles weer op en maakt dat weer nieuw. Hij is een restaurateur. Als je zegt: ‘ik ben een nieuwe schepping’, dan wordt je eigenste ‘ik’ vernieuwd en wil jij dat? Mag Hij je aanraken? Want die nieuwe schepping is niet iemand anders dan jij zelf hoor! Ja maar in Christus….Ach, hou toch op.  Het gaat er om dat de Geest jouw persoonlijkheid weer tevoorschijn haalt. “Kijk eens, dát ben je, mooi he?”

Wat heb je op jezelf gefoeterd, en wat heb je het in uiterlijke dingen gezocht. En wat zat je in de knoop. Mag Ik je nu eens laten zien wie jij bent? Kijk Mij eens aan! Dan zal Ik eens vertellen hoe mooi je bent.

“Ik maak alle dingen nieuw in jou. Jouw dingen. Vertrouw je toch toe aan betrouwbare mensen. En als je zelfs dát niet eens kan, dan moet je dát eerst bespreekbaar maken”.

Ja, kom tot jezelf en keer dan terug tot de vader en ontdek wie je bent. Net als de verloren zoon, die tot zichzelf komt, en zich afvraagt waar hij mee bezig is, gaat dan naar z’n vader en ontdekt dat hij met open armen ontvangen wordt.

 

Nu nog iets over het laatste stukje van de tekst: ‘hij overlegde als een kind’. Overleggen is: zelf leren denken. Kakel je een ander na? Herhaal je wat een ander heeft uitgedacht? Dan kom je er niet.

Het Nederlandse woord ‘lezen’ betekent: ‘verzamelen’. Bij elkaar rapen, als een kostbaar geheim. En wat is dat geheim? Het leven van God in jou.

Ik heb hier een oesterschelp. Aan de buitenkant zeer onaanzienlijk. Geen gestalte of gedaante dat wij hem zouden hebben begeerd. Wat van Jezus ook gezegd wordt. Onaanzienlijk. Ja, wat stelt dit nou voor? Maar het leuke is, dat er geen twee helften zijn die zó bij elkaar passen als deze twee. Ik kan alle stranden aflopen en alle wereldzeeën, maar ik zal geen schelp vinden die zo prachtig naadloos op elkaar passen als deze twee. Zo voegt Gods Geest zich bij de menselijke geest. Dat sluit naadloos op elkaar aan. En dan kun je een geheim bewaren, daar zijn er twee voor nodig. Een geheim bewaren, dat heet in de bijbel mysterie. Maar ik heb een beetje hekel aan dat woord, omdat het woord mysterie vaak gebruikt wordt door mensen die bepaalde mysterieuze godsdiensten hebben, en de mysteriën proberen te onthullen van de goden en zo…

Het bijbelse woord voor mysterie betekent gewoon ‘geheim’, en daarbinnen wordt een parel gevormd. Wist je dat een parel groeide? En hoe klein die begint? Je bent niet zomaar een parel van een paar centimeter doorsnee. Je zit in een groei-proces zolang je dat geheim kan bewaren. Zolang die twee bij elkaar zijn. Het woord mysterion is gemaakt van een Grieks werkwoord, wat betekent: ‘sluiten’. Dat wordt gebruikt bij het sluiten van je mond, daar heb je twee lippen voor nodig, het sluiten van je ogen, daar heb je twee leden voor nodig, en het sluiten van schelpen, daar heb je ook twee delen voor nodig. Je deelt dat geheim met z’n tweeën. En dat is van buiten onaanzienlijk, maar van binnen is dat kostbare geheim. En als iemand het wil weten, vertel dan maar gelijkenissen, dat deed Jezus ook.

Verzamel en bewaar, het is een kostbaar geheim, het leven van God en jou. En dat heet nou de Christus. Ben je dat waard? Dan zeg je volmondig: ‘Ja!’

 

Duurt Sikkens 08-07-2007

 

 

Gods droom (Duurt 03-02-2013)

Gods droom

God heeft een droom, een oeroude droom. Hij wil uiteindelijk een hemelse partner naast Zich die bestaat uit geestelijke mensen; miljarden mensen Gods; ècht miljarden. Die uiteindelijk een gelijkwaardig wezen vormen.

Daar zeg ik wat hoor! Een gelijkwaardig wezen aan God! En dat gebeurt door de Geest die Hij ons heeft gegeven.

Want je hebt de heilige Geest niet ontvangen om je eigen dromen waar te maken, je aardse dromen, maar je hebt de Geest ontvangen om Gods droom te verwezenlijken.

Als nou jouw droom samenvalt met die van Hem, dan ben je ook al één.

Het is prachtig als God ziet dat jouw droom samenvalt met de Zijne!

In het oude testament wordt God de God van de Olam genoemd, de God van de tijd, maar eigenlijk staat er: de God van de verborgen tijd.

Nou, voor aardse stervelingen, en dat waren wij, dat zijn we niet meer, maar voor aardse stervelingen is het verleden verborgen, wat weet je daar nou van, en de toekomst is voor hen ook verborgen.

Maar door de Geest, die je hebt gekregen, heb je deel gekregen aan het oerbegin, en heb je ook deel aan de toekomst.

Je hebt inzicht gekregen in het verleden en in de toekomst; en dat is allemaal dank zij de heilige Geest. Je weet waar je vandaan komt, je oorsprong, en je weet ook waar je naar toe gaat.

Nou, zegt Jezus, dat is net als de wind, op aarde weet je niet waar hij vandaan komt of waar hij heen waait, maar in de hemel wéét je waar hij vandaan komt en waar hij naar toe waait. Dat zijn degenen die christenen zijn.

En voor ‘wind’ staat er in het Grieks het woord ‘pneuma’, dat is wind, maar ook geest.

Marcus zegt: Ieder die zijn leven zal willen behouden, zal het verliezen. En ieder die z’n leven zal verliezen om Mijnentwil en om des evangelie’s wil, die zal het behouden.

Eerst maar eens het woordje ‘verliezen’.

In het Grieks staat daar Apollemi, dat betekent niet alleen ‘verliezen’, het betekent: doden en doen verdwijnen.

Jouw leven doden; jouw leven doen verdwijnen.

En voor ‘leven’, dat doen alle evangelisten die dit verhaaltje vertellen, maar voor ‘leven’ gebruikt Jezus het woord ‘psyche’, dat is je aardse natuurlijke leven.

De evangelist Johannes zegt in hfdst.1:4: In het Woord was leven. Maar er staat een heel ander woord in de grondtekst. Er staat niet ‘psyche’, daar staat Zoë, dat komt van Zoö, en dat is ééuwig leven!

Het betekent ook leven gevend en leven barend en leven verwekkend.

Dat Woord heeft dus een ongelooflijke inhoud.

In het Woord was leven! Het heeft in ons het leven gewekt. Het baart ook leven. Het plant zich voort.

Psyche is heel wat anders.

Als je je leven doet verdwijnen om Mijnentwil. Jouw leven doen verdwijnen.

1 Cor. 15:45.

Aldus staat er geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel (daar staat ook weer psyche, de eerste), en de laatste (natuurlijke) Adam, een levend-makende geest. Dat is een heel ander leven, dat is weer leven barend, dat is die tweede Adam.

Maar het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke.

Dus de eerste mens is uit de aarde, stof-felijk, (wat ik zie, is dus stoffelijk), en de tweede mens is uit de hemel.

Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken (al die mensen lijken op elkaar) en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen.

Die term hoor ik erg weinig. Wij zijn hemelsen! Dát is wat!

Vers 49. En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hébben,(voltooide tijd, we hebben het achter ons liggen) zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.

De hemelse is natuurlijk Jezus.

Dus die eerste mens is aards, zoals je allemaal wás; psychisch.

De tweede mens was de mens in z’n ware gedaante, zoals God het bedoeld heeft. En dat proces begint als jij wordt gezaaid.

Ja, je wordt gezaaid!

Nou heb ik een vraag.

Wat blijft er over van de eikel, de kastanje, of de graankorrel, die geplant of gezaaid wordt? Helemaal niks!

Jij bènt gezaaid; wat blijft er dus van je over?  Niks! Het heeft afgedaan!

Maar het levert wèl vruchten op; want die ene eikel levert honderden nieuwe eikels op. En die ene kastanje levert honderden nieuwe kastanjes op.

En die graankorrel? Ach, zegt Jezus, die gaat vrucht dragen. Deels 30, deels 60, deels 100-voud.

Als er maar gestorven is. Dus het gaat er om dat je sterft.

Dus je psyche is je natuurlijke, aardse leven. En als die sterft, komt het geestelijke leven tevoorschijn.

Als het goed is, zijn we allemaal gestorven. Het ligt echt achter je. Je hoeft nooit meer bang te zijn.

De eerste dood heeft geen vat meer op je; je bent al gestorven.

Daar heb je toch getuigenis van afgelegd in de waterdoop? Toen heb je je natuurlijke leven afgelegd, en ben je het geestelijke leven begonnen.

Het is wel de vraag of je je dat beseft als je in water gedoopt wordt. Maar van lieverlee begint dat wel te dagen. Daarom moet je mensen nooit te vroeg dopen; die beseffen dat helemaal niet.

Wat leg ik eigenlijk af? M’n hele natuur-lijke leven? O, daar moet ik wel effe over nadenken of ik dat wel wil….

Ik heb me ook razend snel laten dopen, een maand na m’n bekering. Voor mij was het de afwassing van zonden, dat zondige gevoel, en dat zondig zijn, en het niet deugen. Dat was ik in één klap kwijt.

Later begon bij mij te dagen: hééé, het is ook een bad van wedergeboorte.

En nu besef ik heel duidelijk dat mijn psychische leven achter me ligt; in het watergraf.

Je moet dus goed weten wat je doet hoor.

Het staat ook in Marcus, in diezelfde tekst die we eerst lazen: jezelf verloochenen.

Je zelf: je ziel en lijf; verloochenen is echt ‘ontkennen’, jezelf!

Maar het tijdelijke heb je achtergelaten en het eeuwige leven zijn we begonnen.

Maar zóveel mensen, ook christenen, zijn bezig met hun natuurlijke leven. Ze zijn

e i n d e l o o s  bezig met zèlfverwerke-lijking.

Waar ben je mee bezig?

Eigenlijk ben je bezig met je ‘ik’, je ‘ego’.

En de bijbel praat niet over zelfverwerke-lijking. Dat is puur natuur.

Die praat over ‘wedergeboorte’ en een héél nieuw leven!

Joh. 12:24

Ik zegt u, als de graankorrel niet in de aarde valt…(dat staat er expres bij).

‘Niet in de aarde valt’ betekent dus dat je het los gelaten hebt en dat het valt, en dan vált het in de aarde.

…dan blijft zij op zichzelf; (de Naardense bijbel vertaalt het met: hij blijf alleen; met al je gedoe.

Het is toch niet goed dat een mens alleen is, dat is zo slecht. Je blijft alleen.

Als je sterft, dan breng jij vruchten voort.

De dood gaat aan het leven vooraf.

Nou lees je in allerlei tijdschriften, vooral vandaag aan de dag, heel veel advertenties over het spirituele, dat geestelijk zweverige. Je moet met van alles bezig zijn

Dat spirituele gezweef, dat mystieke gedraai om jezelf. Eindeloos over jezelf.

Ik noem enkele stukjes uit die advertenties: stilte-retraites, nou is stilte niet slecht maar…, kom naar onze stilte-boerderij…., volg daar een intuïtie-cursus, zoeken naar je diepste zelf…, openbaring van je identiteit, thuiskomen bij jezelf.., enzovoort, enzovoort.

En dat allemaal met een waas van godsdienstigheid er omheen. Dat noem je dan God, dat vage! Dat God eigenlijk van nature al in je woont…, wat onzin is.

God woont niet van nature in je.

Dat kan niet.

En wat je ook veel tegenkomt dat is: dat de Christus van nature in je woont, vanaf je geboorte al. Waar gaat dit over?

Er is helemaal geen overgang.

Dat oneindige zèlfonderzoek.

De kerkvader Augustinus hamerde daar altijd op: zelfonderzoek, zelfonderzoek…

Dan doorzoek je de tempel niet meer, en dan vind je ook geen schatten Gods.

En dat leven, waar je dan mee bezig bent, dat moet je dan vieren…. ‘Vier het leven’, je natuurlijke leven.

Nou, dat zinnetje moet jij eens zeggen in een Syrisch vluchtelingenkamp. Ze schoppen je de tent uit!

Of tegen een zwaar zieke in de gemeente: ‘vier het leven’…. Hij kijkt je dan niet meer aan.

Of dit zinnetje zeggen op een kanker-afdeling van een ziekenhuis: ‘vier het leven’. Maar ze hèbben niks te vieren!

Nee, dat leven is niet te vieren. Ze hebben pijn, moeite en verdriet.

Een natuurlijk mens wordt gezaaid, en een hemels mens wordt opgewekt.

En die hemelse mens heeft ook een hemels lichaam.

Jullie hebben allemaal, als je gezaaid bent, ook een hemels lichaam. Dat kan ik niet zien. Dat lichaam hou je altijd, ook als je sterft. En dat groeit tot een prachtig hemels lichaam.

Het lijkt ook niet op je aardse lichaam; dat heet ook wel een opstandingslichaam.

En dát is nou een gebouw van God, zoals Paulus zegt. Je bent een gebouw, een bouwsel van God na je wedergeboorte.

Een gebouw van God. Hé, dan is dát het huis des Heren!

David zegt: Ik zal in het huis des Heren verblijven. Dan is dát het huis des Heren.

Je mag dan wel zeggen: ik ben bij mezelf thuis gekomen, maar in wezen is God thuis gekomen in Zijn huis.

Hij is thuis gekomen; Hij was dakloos en heeft nu een huis.

In Jezus had Hij z’n eerste huisje; lichamelijk, in z’n geestelijke lichaam.

En wat staat er achter? Jullie hebben de volheid gekregen in Hem.

Dus Hij wóónt in ons! Hij is thuis gekomen.

Dan voel ik mezelf natuurlijk ook thuis. Want dat is die hemelse mens.

En al die stralende, glanzende  opstandingslichamen…, want ze stralen hoor…, die vormen Zijn tempel.

Ze worden vergeleken met prachtige edelstenen. Hier zitten allemaal edel-stenen, glanzend. En dat glanst omdat er licht van binnenuit naar buiten schijnt. En dát is nou Gods huis, Zijn woning.

Dat is nou het hemelse Jeruzalem.

Al die mensen waar God zich zo thuis voelt.

Dus je krijgt Gods identiteit. Dáár gaat het om. Je eigen identiteit komt wel goed.

Maar je krijgt Gods persoonsgelijkheid! En daar zeg ik wat hoor!

Persoonsgelijkheid!

En als je het niet gelooft…, in de Psalmen staat geschreven: Jullie zijn goden.

Die stammen dus van God af.

In Hand. 20:24 zegt Paulus: Ik tel mijn leven niet.

Dat moet je eens hardop zeggen: Ik tel mijn psyche niet; daar gaat het mij niet om. Toch leeft hij!

Maar hij zegt: Ik acht het niet kostbaar voor mezelf.

En ergens anders zegt hij: Ik leef ook niet meer, maar Christus leeft in mij.

Dus: ik leef niet meer, nee, je bent dood; maar Christus leeft in mij, dus ik besta nog wel, maar daar leeft de Christus in!

Dus dat is een heel ander en splinternieuw leven!

In 1 Cor. 2:14 staat, om het maar even wat te benadrukken:

Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet wat van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.

En psychisch mens snapt helemaal niet waar wij het over hebben. Het is hem dwaasheid, het is alleen maar geestelijke te beoordelen.

Dus waar gaat het om? Als je nou gestorven bent, dan sla je je wortels uit…, want je begon wel weer te groeien..,in de liefde van God. Daar voed je je mee; daar haal je je kracht en je sterkte uit.

Met andere woorden, dat is wel makkelijk gezegd: er wordt van jou gehouden! Maar het punt is: laat jij dat toe, dat er van jou gehouden wordt? Ben je daar ontvankelijk voor? Of zeg je: nou ik red me wel. Laat me maar.

Of: wat kan ik voor je terug doen?

Wat een domme gedachte: wat kan ik voor je terug doen…? Alsof God dáárop zit te wachten…., dat je iets voor Hem terug doet…

Geniet toch van het leven! Vier nou eens dát leven, dat binnenin je zit!

Laat die liefde jou gewoon overspoelen en ga niet denken: ik kan er niet mee overweg.  Want dan heb je nog niks van het evangelie begrepen.

Dan ga je eindeloos bidden om kracht of weet ik veel wat…. Wat heeft dat voor zin? Laat je overspoelen door de liefde van God. Geniet daar eens van!

Er wordt van me gehouden. Want die liefde blijft!!

Hoop en geloof wordt een keer afgedankt; maar liefde blijft stromen naar jou toe!

En zo wordt jouw innerlijke leven dagelijks vernieuwd.

Want als de Christus in je woont, heb je deel aan het Goddelijke leven.

De Christus woonde het eerst in Jezus. Na de doop met de heilige Geest werd Hij de Christus, de Gezalfde betekent dat.

Met olie op je hoofd, wat maar een beeld is, maar het gaat vooral om je hoofd, en dan loopt het naar beneden.

In Psalm 133 staat: het loopt zo geweldig naar beneden dat het begint te stromen over je kleren tot aan de zomen onder aan je kleed.

Je wordt helemaal vol. Het begint in je gedachtenwereld. Zo is het ook bij Hem begonnen. Je krijgt deel aan het Goddelijke leven.

En als dat gebeurt, wil je daar dus vorm aan geven; daar mag je je eigen vorm aan geven. En dat vormgeven aan de Christus in je, luister goed naar wat ik zeg,  en dat zeg ik nooit, als je vorm wilt geven aan de Christus in je, gaat dat met moeite en lijden gepaard.

Je kan wel eeuwig halleluja zingen, maar het gaat met lijden gepaard.

Het is een baringsproces, en soms schreeuw je het uit onder de weeën.

Kijk maar naar die vrouw uit Openbaring 12, ze schreeuwt het uit, ze zingt op dat moment geen liedjes.

Ze brult en pakt de hand vast van haar man, dat staat er niet geschreven maar reken maar dat ze dat doet. En dat zijn nou weeën.

Wat iemand mij laatst eens mailde: hoe meer ik de Christus in mij laat werken, hoe meer rotzooi er op mij afkomt.

Nou, dat zal ik niet vergeten; dat klopt.

Als je met dié dingen bezig bent, word je ineens aan alle kanten onder druk gezet.

De Christus in je gestalte geven.

En terwijl die vrouw baart, dus tijdens dat baringsproces, staat die draak daar op afstand te kijken.

Hij denkt: zo gauw ze gebaard heeft, vreet ik dat wezen op.

Als die vrouw dat beseft, dan moet je wel doorzettingsvermogen hebben om te baren.

Die weeën trekken door het hele lichaam hoor. Als één het moeilijk heeft, dan heeft de ander het ook hoor. Je draagt elkaars lasten.

Maar die weeën trekken door het hele lichaam.

En die draak staat haar aan te kijken, gewoon te kijken; de hond. Want het woord draak komt van ‘derk’, en derk betekent ‘kijken’, ‘zien’.

Hij probeert het te hypnotiseren met z’n blik. Dat deed hij al in het Paradijs, hij bracht Eva onder hypnose; en nou probeert hij dat weer bij de nieuwe Eva.

En terwijl ze baart, doet hij wat.

Hij veegt met z’n staart door de hemel, hij haalt met een enorme klap uit en veegt door de hemel en een derde van de christenen smijt hij naar de aarde.

Dat is nogal wat, een derde deel smijt

hij naar de aarde, zodat ze daar weer beginnen.

Al die christenen verliezen hun hemelse positie; die zijn ze kwijt; ze vallen weer op aarde.

Ze zijn niet meer bezig met de hemelse dingen, de dingen van Vader, maar met de dingen van de aarde.

Even zweven ze vanuit die hoge positie naar de aarde, en daar tussenin heb je dus al die zwevende gelovigen, zat ik te bedenken.

Al die zwevende gelovigen zweven niet naar boven hoor; ze zweven naar beneden. En ze richten hun aandacht weer op hun aardse leven.

Paulus zegt dat tegen alle gemeentes in Galatië: Jullie zijn begonnen in de Geest en je eindigt weer in het vlees.

Waar ben je mee bezig? Wie heeft jullie betoverd?

Hij maakt zich echt kwaad.

In Jes. 9:14 staat de sleuteltekst.

De oude en aanzienlijke, dat is de kop, (stel je een beest voor) en de profeet die leugen onderwijst, dat is de staart.

Daar heb je de staart van de draak.

Dus een profeet die ook nog in de leugen onderwijst.

Welke leugen? Nou, je zult als God zijn, ja hoor, op mijn manier.

Als zulke profetieën hier in de gemeente ontstaan, en ze slepen je weer naar de aarde, schenk er geen aandacht aan!

Verbrandt ze! Want al die profetieën zijn er dan op gericht om jou weer uit de hemel, uit het Koninkrijk Gods, uit het Koninkrijk der hemelen te halen.

En ga dan maar weer rustig verder met je kabbelende bestaantje op aarde. Ja, dat is sneu. Pas op voor die profetieën! Trap er niet in!

Ik heb een slottekst. Coll. 3:1-3.

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, (dat ben je toch?) zoekt de dingen die boven zijn…, geen eindeloze dicussies over aardse zaken, in de gemeente ook, over allerlei natuurlijke dingen…., waar ben je mee bezig? Dat is helemaal niet geestelijk!

Bedenk nou de dingen die boven zijn, en niet van de aarde!

Je bent toch gestorven? Dat staat er gewoon. Je leven is verborgen met Christus in God. Dat is jouw prachtige leven!

Dát kun je vieren, ook als je ziek bent.

Als je het hartstikke moeilijk hebt, en dat

je dan zegt: de Christus woont in me!

Die mag niet weer dood gaan; die mag niet meer gaan slapen, zoals Hij sliep in dat bootje.

Ja, binnen in je is die bron, want de Christus is een bron hoor; een bron van licht, van liefde en van tederheid.

Tederheid is een eigenschap die je zó weinig tegenkomt. En hij bestaat.

De tedere liefde van God; daar wordt in het oude testament altijd over gesproken; ook in de Engelse vertalingen: tender love.

Die tedere liefde, waar je door aangetrokken wordt.

 

Die warmte en die tederheid van God krijgt gestalte in jou!

Dus Zijn tederheid wordt mijn tederheid en andersom.

Wat geweldig! Wat is dát een mooie toekomst. Daar werk je naar toe.

Dát leven ga je vieren. Verwonder je daar eens over; over dit grote wonder.

Dat je met verbaasde ogen naar jezelf staat te kijken naar wat God in je bewerkt.

Het gebeurt, en Gods glimlach rust daar op.

Dan wordt eindelijk, na miljarden jaren. Gods droom werkelijkheid, waar Hij altijd van gedroomd heeft.

Het wordt werkelijkheid!

Amen.

 

Vader, dat de Christus in ons gestalte krijgt is zo’n wonder! En het gebeurt door lijden heen.

Ik bid U dat we dat goed onderscheiden. Dat we dat lijden zien als weeën, waarbij er iemand geboren wordt. En U staat ons bij, dat is zó prachtig!

Bedankt dat U Uw droom nooit heb los gelaten, maar dat u het verwezenlijkt in mensen.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 03-02-2013

 

 

God zoekt weer op wat voorbijgegaan is (Duurt 01-02-2018 Assen)

God zoekt weer op wat voorbijgegaan is

 

Wij gaan maar weer verder zoeken op de

smalle weg, want daar wandelen wij op.

Er is een brede en een smalle weg.

Er wandelen duizenden op die brede weg, en maar een paar op de smalle.

In de Griekse grondtekst voor ‘smal’ staat: ‘versmald’.  Die weg staat aan weers-kanten onder druk. Dat is de druk die je soms voelt. Er komt zomaar een soort druk ergens vandaan; je weet niet waar vandaan, maar eigenlijk weet je het wel, het komt van de boze, die niet wil dat jij die smalle weg bewandelt.

Die smalle weg vergelijk ik wel eens graag met een geboortekanaal. Dat staat ook aan weerskanten onder druk in het baringsproces.

Zo was het van origine niet! Later wel.

Toen zei God tegen Eva: ‘Je zult nu met smart kinderen baren’.  En die smart komt bij de boze vandaan. Die wil niet dat er Leven tevoorschijn komt.

Daar heb je zijn aard en zijn karakter, want hij is een mensenmoordenaar vanaf de beginne; ook een kindermoordenaar, w.o. bijv. de kindermoord in Bethlehem, waar je met kerst nooit over hoort.

Want de tegenstander wordt zo weinig genoemd door de mensen die zeggen dat ze gelovig zijn. Daarom gaan wij ook maar verder op dit smalle weggetje, dat eeuwenlang niet betreden is.

Wie heeft die weg gevolgd en ook het eind van die weg bereikt? Jezus als eerste.

Hij zegt ook: ‘Ik bèn die weg’.

Maar die anderen dan? De discipelen zullen het ook wel bewandeld hebben. En na hen ook deze en gene; daarna is het eeuwenlang stil gebleven.

Het weggetje werd overwoekerd met onkruid, met doornstruiken, en stenen er op, want hij moest en zou onbegaanbaar blijven. Dat is het werk van de boze.

Daarom moeten wij voorzichtig, stap voor stap, die weg weer zoeken.

Stenen opruimen, onkruid verwijderen, weer een stap zetten. Stapje voor stapje.

En dat is prachtig! Want dan openen zich steeds weer nieuwe vergezichten, die ook weer eeuwenlang verborgen zijn geweest.

We gaan beginnen met Prediker 3.

Ik vond dit vroeger een waardeloos boek, ik dacht: ‘tjonge jonge, wat een negatief gedoe allemaal, en somber en wat heb je er aan, er verandert toch niks aan je leven…’ Dus die sloeg ik dan maar weer over. Maar het is een gouden boek!

Pred. 3:15. Want het gedeelte daarvoor heb ik al eens behandeld, dat de eeuw in jouw hart gelegd is, in elk mens ligt de eeuw in het hart.

Ik leg het nog even uit. De Brouwer-vertaling van de bijbel heeft het over de eeuwigheidsbehoefte.

In elk mens zit dus een eeuwigheids-behoefte, en dat klopt! Elk mens wil wel eeuwig leven, tenminste als hij een beetje leven hééft.

Nou, zegt God, die heeft elk mens van nature in zich. En de enige die deze behoefte kan vervullen, dat is Degene die de eeuwigheid is, en dat is God.

Dus Jezus zegt: ‘Zoek maar, dan vind je het wel’.

Pred. 3:11: Die eeuwigheidsbehoefte zit in elk hart, zonder dat de mens van het werk dat God doet, niks ziet en hij kan ook niks ontdekken.

Maar zo langzamerhand beginnen wij de dingen wèl te ontdekken.

Ontdekken is: een bedekking er afhalen.

Als de bedekking er af gaat, dan ga je het zien.

En waar ik het over wil hebben staat in vers 15: Wat is, was er reeds lang, en wat zijn zal, is reeds lang geweest, en God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.

Als je dat met onverlichte ogen leest, dan kom je in de duisternis terecht.

Andere vertalingen zeggen: Wat nu is, was reeds lang! Dus dat wás er al.

Dat heeft dus altijd bestaan!

En je kan ook vertalen met: wat nu gewórden is, was er reeds lang.

Wij zitten dus in dat wordingsproces, wij zijn aan het worden; alle dingen zijn geworden door dat Woord.

Nou, zegt Jezus, ‘dat Woord ben Ik!

In Mij  zit die wordingskracht; de scheppingskracht en de herschep-pingskracht. Alle dingen zijn Mij over-gegeven door de Vader’.

Dat wórdt iets heel moois.

Wat gewórden is; maar je kan zelfs lezen in het Hebreeuws: wie geworden is!

Dat is heel mooi! Ik ben niet een ding, maar ik ben een mens.

Wié geworden is, ja, dat ben jij, je bent aan het worden; je was er reeds lang, ja, dat klopt, want in Efeze 1:4 staat: God heeft ons in Christus, in Hem, uitverkoren vóór de grondlegging der wereld.

Toen heeft Hij aan de mens gedacht.

Of liever gezegd: de mensheid. Want God wil Zich niet openbaren in één mens, maar Hij wil zich uiteindelijk openbaren in talloze miljarden. Dáár heeft Hij aan gedacht.

En ik zit nu in dat groeiproces.

Dan staat er ook nog: ‘het werk van God’, het werk wat God doet’.

Er staat in Pred. 3:15: God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.

We gaan even naar de grondtekst.

Eerst het woordje ‘zoeken’. God is een zoeker. Hij zoekt altijd.

En wat zoekt Hij? Dát wat Hij is kwijt- geraakt. Wat bij Hem hoorde, wat bij Hem paste. Je kan dat woord zelfs vertalen met ‘verlangen’. Zoeken is ‘verlangen’, dat is Gods wil. Verlangen naar…..

Als er één verlangt naar mensen dan is Hij dat wel! Hij zoekt gewone mensen.

In het verhaal dat Jezus zijn discipelen roept, waaronder Matthëus, dan wordt er vertaald: ‘er zat een man bij z’n kantoortje, maar in het Grieks staat er ‘mèns’. Die was Hij kwijt.

Zoek naar wat je hebt verloren. Wat zoek jij? Waar gaat jouw verlangen naar uit?

Als je het Koninkrijk Gods zoekt, dan zit je op de goede weg. Ga maar zoeken.

Die moordenaar aan het kruis zocht het Koninkrijk Gods. Hoe wist hij dat? Misschien had hij eens een preek gehoord van Jezus. Misschien had hij een gelijkenis begrepen. Misschien had hij er wel eens tussen gestaan als de discipelen om Hem heen stonden.

Een Man die praatte over het Koninkrijk Gods, en die hangen daar samen aan het kruis als een stelletje misdadigers.

En hij had niet zo’n best leven geleid, Jezus wel. Dat was dè manier van God om Zijn Zoon Jezus op dat kruis nog te bereiken; Hij kon z’n Zoon nog moed inspreken, via die moordenaar. Want die zegt: ‘Als je nou in dat Koninkrijk van je gekomen bent…’. Waar haalt hij die kennis vandaan? …denk dan aan mij’. zegt hij.

Jezus is natuurlijk verrast, en Hij stelt geen vragen: ‘ben je wel bekeerd, ben je wel gedoopt, heb je dit of dat wel gedaan?’

Hij vraagt niet naar z’n verleden, maar Hij zei: ‘Ga maar met me mee’. Het allereerste plantje in het Paradijs Gods was een moordenaar. Niet te geloven, uitschot van de maatschappij.

Ophangen moesten ze die man, kruisigen, nou, dat hebben ze ook gedaan.

Hij hing daar niet voor niks.

Maar hij greep wat hij grijpen kon, en hij deed de greep van z’n leven.

In Psalm 27:8 staat: Zoek Mijn aangezicht.

Het woord ‘aangezicht’ betekent gewoon ‘gezicht’, maar in het Engels staat er:  ‘presence’, zoek Mijn tegenwoordigheid, Mijn aanwezigheid.

Want aangezicht is maar een deel van je persoon, dat is alleen maar je gezicht, en dat zit nog in je hoofd ook.

Maar het gaat om de hele aanwezigheid van God. En dan de vraag van Hem: ‘kijk Mij eens aan’. En dáár begint het wezen van God zich te ontplooien. Daar kun je niet omheen. Dan noem je de dingen bij hun naam. De mens zoekt dat Koninkrijk.

Zelfs David, die ontzettend lange psalmen heeft gemaakt, zoals Psalm 119, waarin hij het onderwijs in de Thora bejubelt, en waar hij in het laatste vers zegt: Ik heb gedwaald. Dat bekent hij, ‘ik zat scheef’. En dan vraagt hij: ‘zoek uw knecht’.

Ik ben verdwaald, zoek mij alsjeblieft weer op.

Mooie vraag is dat hè? Zoek mij weer op, en dan láát Hij zich vinden.

En hoe vaak je ook op zoek bent naar mensen, om iets van het evangelie te vertellen, dan is het de kunst dat die  mens zich láát vinden!

Ze kunnen ook wegrennen, en dat doen er ook verschillenden. Die lopen weg, ze zwaaien met hun armen: ‘de groeten, veel plezier met je geloof’, en die smeren ‘em.

Die laten zichzelf niet vinden.

Trouwens, als je nou gezondigd hebt, maak het dan in orde als je iemand hebt benadeeld, maar ga daarna weer vrolijk verder, en laat die zonde niet als een last op je schouder drukken. Zonde is om vergeven te worden.

Het Hebreeuwse woord voor ‘zonde’ is: als een pijl z’n doel mist.

Een boogschutter richt z’n pijl, mikt op de roos, en mist, dát is zonde in het Hebreeuws. Nou, dan pak je een nieuwe pijl, en misschien schiet je de volgende keer raak.

Het begrip zonde heeft in de loop der eeuwen zoveel druk gelegd op mensen, steeds maar weer preken: ‘je bent een zondaar tot de dood’, door die ellendige leer van het eeuwige zondaarschap , en de uitvinding van de predestinatie, dat God van tevoren weet wie naar de hel gaat en wie niet.

Ik heb later zitten studeren op een tekst-argumentatie van de catechismus,  daar klopte helemaal niks van, en ik maar zoeken, eindeloos gezocht…., en gevonden, dat ontroerd me nog steeds.

In Spreuken 28:5 staat namelijk: Wie de Here zoeken, die verstaan alles!

Want ‘verstaan’, in het Engels ‘to understand’, en dat is ‘begrijpen’.

Dus als je God zoekt, dan begin je de dingen te begrijpen, en dat is ook zo.

Langzamerhand begrijpen wij steeds meer. We gaan de dingen verstaan.

Versta je wat je leest? Snap je wat je leest? Dan zeg ik wel eens: ‘nee, ik snap er niks van, leg het maar uit’.

En dan werd het uitgelegd, want we hebben een Leraar ter gerechtigheid.

De eerste Leraar ter gerechtigheid was Jezus; de tweede, dat is de heilige Geest.

Nou, die neemt uit hetgeen wat Jezus heeft, en geeft het aan ons. Dus we hebben een hele goeie geestelijke Leraar, die ons de dingen uitlegt, die de boel verheldert. Die het onkruid ook wiedt.

Dan krijg je echt een prachtig inzicht in allerlei teksten, waar je eerst niks van begreep, en verder groef, of tot je er een grondtekst bij haalde, en dan kan zeggen: ‘o, is dát het!’

Neem bijv. die tekst: ‘wat God samen-gevoegd heeft, scheide de mens niet’.

Altijd werd deze tekst bij huwelijken gebruikt.

Je mag dus niet uit elkaar gaan, want God heeft samengevoegd, en dat scheide de mens niet.

Ja, nou, dan zal dat wel zo wezen….

Ik begreep er niks van.

Maar een huwelijk is een puur natuurlijke zaak. Wist je dat? De miljoenen huwelijken die gesloten worden zijn puur natuur.

Je kan er een zegen over vragen, als je erin gelooft. Wij hebben ook wel huwelijken ingezegend, waarbij van die zegen niets meer over is.

Maar het huwelijk is puur natuurlijk.

Nu moet je die tekst nog eens lezen, maar dan met de klemtoon op ‘God’.

Wat God heeft samengevoegd, dat moet een mens niet scheiden.

Ben je als man en vrouw door mensen samengevoegd, of door God.

Wat denk je van de gelegenheids-huwelijken? De huwelijken op stand, de huwelijken om geld, de kindhuwelijken in de wereld. Dat zijn er zo verschrikkelijk veel. Dat is allemaal bedisseld door mensen. Je moest een goeie partij kiezen.

De zoektocht naar een gemaal voor prinses Juliana…., ach ach, wat is dat toch een ellendige zoektocht geweest, en wat heeft het opgeleverd? Zo triest allemaal!

Maar het gaat er om wat God heeft samengevoegd, hij heeft óns samen-gevoegd, Hij voegt zich samen met jou!

En als jij met God bent samengevoegd, en ik zet daar de bijl in, dan zit ik helemaal fout. Het is een grove zonde om scheiding te maken tussen God en mens. Dat moet je nooit doen!

‘Denk je dat God van jou houdt…?’ Zo’n vraag alleen al. Als je argeloos bent, zeg je ‘ja’, Hij houdt van me.

‘En moet je dan eens kijken wat je hebt uitgevreten’. Ja, en tóch houdt Hij van me!

Maar die argeloosheid heeft niet iedereen.

Je voelt je soms nog zo schuldig, en wat kom ik dat schuldgevoel nog veel tegen in onze kringen. Schuldgevoel is een motor om van alles te doen voor de Heer…., want daar moet wel een sticker op: ‘ik doe alles voor de Heer’. Zit Hij daar dan op te wachten? Nou, dan begrijp je er nog niet veel van. Schuldgevoel, alsof je iets goed moet maken. Alle schuld is jou vergeven, je bent totaal onschuldig.

Het woord ‘kwijtschelden’ is er van gemaakt, maar dat betekent: ‘schuld kwijt’.

Het is weg, dus je kan onbevangen leven.

Je hoeft niet meer zo nodig van alles te doen. Ik ben daar ook een poosje het slachtoffer van geweest.

Zo gauw er een beroep op ons werd gedaan, gingen we er meteen naar toe om er wat aan doen. Ja, je wist niet beter.

Zo langzamerhand is het wel duidelijk geworden, waarom help je nou andere mensen? Wat is de diepste reden? Denk goed na over de dingen die je zelf doet.

In Prediker 3:15 lazen we: God zoekt weer op wat voorbij gegaan is.

De Statenvertaling zegt het veel beter.

God brengt het weggedrevene weer tevoorschijn.

En bij ‘wegdrijven’ wordt geweld gebruikt.

Je mag nooit iemand wegdrijven of weg duwen. Boze geesten, ja, die drijf je weg.

Maar mensen niet! Je mag nooit iemand uit de verbinding met God duwen, of uit de gemeenschap waar je bij hoort.

Mensen worden uit een gemeente verstoten: ‘ga jij maar weg, jij hoort hier niet’. Dat is toch niet te geloven!

‘Ja, we kijken je niet meer aan, je kan beter bedanken als lid’.

Hoeveel weggedrevenen zijn er al niet.

De Naardense bijbel vertaald zelfs met: ‘het verstotene’.

God zoekt het verstotene weer op.

Als er ergens iemand uit de club verstoten wordt, dan zegt God: ‘die ga Ik opzoeken, dáár gaat Mijn hart naar uit, want waarom is t’ie verstoten?’

Heeft hij iets geks gezegd, of een ketterij verkondigd? Heeft hij iets gezegd tegen de voorganger of over de voorganger? Wie is hier de baas? En meer van die ongein.

Johannes schrijft in z’n derde briefje, vers 9: ‘Ik heb het een en ander aan de gemeente geschreven, maar een zekere Diótrephes, die onder hen de eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet.

Wie wil nou proberen de eerste te zijn…?

:10: maar ik zal hem herinneren aan z’n werken, die hij doet, daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermee nog niet voldaan, ontvangt hij zelf de broeders niet, en weerhoudt ook hen, die het wel willen doen, en hij werpt hen de gemeente uit.

Dat schrijft Johannes. Een praatjesmaker dus. Een grove zonde. Wat God samen-gevoegd heeft, mag jij niet wegduwen.

Jezus heeft Judas nooit weggestuurd.

Hij heeft Judas ook nooit laten merken dat Hij wat tegen hem had.

Hij heeft ook nooit tegen Johannes gezegd dat Hij moeite had met die Judas.

Niets daarvan, dat deed Hij allemaal niet.

Hij accepteerde hem zoals hij was.

Dan blijft Judas dus persoonlijk verant-woordelijk voor wat hij doet.

In Jesaja 49:9 staat iets merkwaardigs:

Ik wil tegen de gevangenen zeggen: Ga er uit, ga uit de gevangenis, en tot hen die in de duisternis zijn: kom tevoorschijn.

Tja, er is niemand die deze vraag meer stelt. Heb je het wel eens aan iemand gesteld? ‘Laat maar tevoorschijn komen wat er in jou leeft’.

In het Hebreeuws staat er: ‘wordt geopen-baard, zodat er iets in je naar buiten treedt, wordt onthuld, de sluiers vallen weg. Mag ik je gezicht eens zien? Mag ik je in de ogen kijken? Mag ik zien wie je werkelijk bent? Durf je dat nog?

Ik heb me wel eens aan iemand laten zien die er totaal verkeerd mee omgegaan is.

Ik heb me vréselijk gevoeld.

Ik dacht dat ik mij onbevangen en onschuldig aan iemand kon laten zien.

Ik had het niet door, later pas, het was verschrikkelijk!

Toen kreeg ik ook van Jezus de tekst: ‘Je bent wel argeloos geweest, maar je bent niet voorzichtig geweest als een slang’.

Ik had voorzichtiger moeten zijn.

Maar goed, het is inmiddels allemaal wel hersteld.

Maar: ‘kom tevoorschijn’, want het gaat er om dat het wezen Gods in jou tevoorschijn komt. Het gaat er niet om dat je een volmaakt mens wordt. Wat heb je daar trouwens ook aan? Volmaakte mensen…., wat moet je daarmee.

Ja, God wil mensen maken die op Hem lijken. Ja, maar wat zijn dat voor mensen?

Dat zijn geen volmaakte ménsen, dat zijn mensen Gods! En dáár spreekt Paulus over. De mens Gods, dat is het einddoel!

Niet altijd bezig zijn met zelfverwerke-lijking, wie ben ik, hoe kom ik over. Cursussen volgen op zoek naar jezelf, mindfullnes, dat gedoe allemaal. Eindeloos in jezelf aan het graven. Waar ben je dan mee bezig? Als je kapot bent, ga dan terug naar je Maker. Hij herstelt je en maakt je weer goed.

Zelfs in de Psalmen staat: ‘jullie zijn goden’ (Ps.82:6). Jezus wijst daar de farizeeërs op. (Joh. 10:34)

Als je het er op naleest dan staat er dat die goden er niks van bakken, ze doen helemaal niks goed. Ze zijn zó bezig met het kwaad.

De conclusie is: ‘dan zullen jullie ook sterven als mensen’. Die gaan naar het dodenrijk. Je zult sterven als mensen, en niet meer leven als goden. Dan heeft zo’n persoon geen dak meer boven z’n hoofd, en hij is z’n thuis kwijt.

Je bent dak- en thuisloos. Nou, zegt God, daar ga ik naar toe.

Dit was even een zijspoor.

Maar God brengt het weggedrevene weer tevoorschijn. Die zoekt Hij.

Hij zegt: Ik woon in de hoge, maar Ik ben te vinden bij de armen van geest.

Daar profeteert Jesaja 57:15 over.

Ik woon in de hoge, maar je kunt me vinden bij de verbrokenen van hart en de verbrijzelden van geest.

Stel je eens voor dat jouw geest verbrijzeld is. Wat is er dan nog van je over? Je bent aan gort geslagen.

Zoek Mij maar op, zegt God, Ik zoek jou.

We vinden elkaar wel.

1 Cor. 13 wordt zo vaak voorgedragen bij huwelijken; maar dit hoofdstuk gaat over de liefde van God hoor!

Je mag dit best als voorbeeld voor je eigen huwelijk nemen, maar wat daar staat, is geen huwelijksgraad, er staan dingen in waar je in je huwelijk haast niet aan toe komt.

Ik weet niet of je het wel eens woord voor woord hebt bestudeerd. Ik zal er één zin uithalen: (6) De liefde is blij met de waarheid). Alles bedekt zij.

Wat moet ik met dit zinnetje?

De liefde bedekt alles. Niet over praten? De mantel der liefde? Wat een onzin.

Er zit een hoop rottigheid onder die mantel, dat gaat stinken.

Mijn vrouw leest op dit ogenblik een boek dat heet: ‘Trees heeft een Canadees’. Je kent het wel als liedje, maar het gaat over de kinderen die door de Canadezen en de gealliëerden verwekt zijn. En daar zit dan een Nederlands meisje met een kindje.

En hoe dat verstopt werd door de groot-ouders. Niet over praten, je bent een schande voor dit en een schande voor dat, je bent buitenechtelijk etc. etc., wat die allemaal naar hun hoofd gekregen hebben!

Uit die leugen- en schaamtewereld is zoveel verdriet ontstaan, het is meer dan bar.

De mensen vergeten dat Jezus eigenlijk ook buitenechtelijk is ontstaan. Daar denken ze helemaal niet aan.

De liefde bedekt alles.

Er staat in het Grieks een woord dat betekent: ‘overkoepelen’.

De liefde overkoepelt de dingen.

Hij brengt jou eigenlijk onder één dak voor  daklozen en thuislozen.

God zegt: ‘kom maar onder Mijn dak wonen, hier is het goed en veilig’.

Hier mag je je gezicht weer laten zien.

Er staan trouwens zoveel mooie dingen in 1 Cor. 13. In vers 5 staat: de liefde zoekt zichzelf niet.

Als je nou met mindfulness bezig bent, waar ben je dan mee bezig? Dan zoek je jezelf.

Maar letterlijk staat er in de grondtekst:

Zij zoekt niet de dingen van zichzelf.

Een hoop mensen worden op een dwaal-spoor geleid; ik veroordeel die mensen  totaal niet, die zijn ook op zoek. Maar ja, in welke richting zoek je?

Of de uitdrukking: zij rekent het kwade niet toe.

Ik sprak met iemand en zei: ‘ja, die en die gaan ook weer trouwen’. O, zei hij, dat is niet zo’n beste’. Nou, daar gaan we weer. Ja, die hebben de meningen allemaal al klaar.

Wat zou je van die moordenaar aan het kruis zeggen? ‘Ja, niet zo’n beste….’.

Maar hij greep het wel.

Zij rekent het kwade niet toe.

Letterlijk staat er: ‘hij is geen boekhouder van het kwaad’.

Hij schrijft niet alles op wat je fout doet.

Trouwens, wat is fout? Dat zou ik ook wel eens willen weten.

Een boom vervloeken, is dat fout of niet?

Dat deed Jezus toch? O, deed Jezus dat? Dan mag het zeker.

Of meteen je mening ergens over klaar hebben. Oordelen zit er zo diep in!

Ik vond een Duitse vertaling, die is nóg mooier: de liefde draagt geen kwaad na.

Oh, die en die hebben dát uitgevreten….; nou, dan draag je hem dat na.

Als ik nou David noem, die had ook het e.e.a. gedaan, o.a. met Bathseba. Dan draag je hem dat kwaad nóg steeds na, terwijl God hem dat al eeuwenlang vergeven heeft.

Simson…, ja, daar gaan we weer. Over de slechte dingen wordt gepraat.

Petrus, ja, die heeft Jezus verloochend, maar daarna heeft Jezus het hem toch vergeven, en Hij praat er niet meer over!

Hij draagt nooit iets kwaads na.

Maar draag jezèlf ook geen kwaad na.

Ik wil dat even heel dicht bij je brengen; wát je ook hebt uitgevreten, misschien heb je wel gezeten, heb je er straf voor gekregen, wat kan mij dat schelen.

Het is voorbij! Je bent niet meer bestempeld. Dus niks boos nadragen!

Adam en Eva, en hun kinderen, kwamen na de zondeval natuurlijk ook in het rijk der duisternis terecht. En van dat moment af heeft God altijd al gedacht: Hoe krijg Ik ze weer terug! Hoe krijg Ik die lieve mensen weer terug! Want Hij bleef van Adam en Eva houden hoor. Tjonge jonge, liefde is eeuwig! Dat gaat niet kapot hoor!

Hij heeft altijd weer wegen gezocht om die mensen te bereiken; ‘kom alsjeblieft bij Mij, Ik ben je hulp, Ik ben je toevlucht, Ik ben het dak boven je hoofd, Ik ben de arm om je heen. Ik wil zelfs in je wonen. Dichter bij je kan Ik niet komen.

Wat moet het Hem een enorm verdriet hebben gedaan dat Zijn partner Hem ontroofd werd door de duivel.

Dan denk ik wel eens: ‘wie droogt de tranen van God?’

O ja, we zijn in Prediker bezig hè?

God zoekt op wat voorbij gegaan is, dat is het uitgangspunt.

In Prediker 11:1 staat ook iets moois.

Gooi je brood op het water.

Dan hèb je dus brood; hoe kom je daar aan?

Als je achter een bord stamppot zit, en je bidt: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’.

Dan is dat zó raar en krom. Waar heb je het dan over?

Je dagelijkse brood, wat de Israëlieten uit de woestijn raapten, manna, wat betekent: ‘wat is dat’. Er lag ook dauw over het manna heen, het glinsterde, schitterend!

Dat was hun dagelijkse brood.

Als jij nou bidt om je dagelijkse brood, dan bid je om brood voor een ander; dat jij brood krijgt om uit te delen.

Als ik met iemand praat, vraag ik wel eens:

God, geef me een gedachte voor die man of vrouw, die iemand raakt, die iemand bezig houdt.

Ik ga even een zijstraatje in.

Ik had een hele goeie vriend, waar ik alles mee deelde, hij is helaas overleden, dat was heel heftig. 

We begrepen elkaar al met een half woord zó goed. Maar ja, hij is gegaan, en wat moet je dan nog zeggen bij zo’n graf? Het was verder een heel goeie dienst, een paar mensen hebben wat gezegd, en er is heel veel muziek gedraaid, want hij was een muzikaal talent. Ja, ik mis hem nog steeds.

Ik had God ook gevraagd om een gedachte voor hem en toen kreeg ik deze:

Mijn zoon, kom in de stille ochtend die Ik ben, en ik zal je bekleden met de lazuur-stenen van de hemel, met de robijnen van mijn bloed, met het parelmoer van Mijn geborgenheid, tot ziens.

Dat heb ik toen gezegd. En deze drie zinnetjes sprak een daar aanwezige vrouw zo geweldig aan. Ze had al heel wat begrafenissen meegemaakt, maar dit had ze nog nooit gehoord. Ik ook niet, dus ik heb het maar gezegd.

Gooi je brood maar voor de eendjes en de vissen. Bewaar ook je voorraden, want je weet niet wanneer je dat weer nodig hebt op aarde.

Maar het gaat mij nu om Pred. 11:5, een merkwaardige tekst.

Zoals je de weg van de wind evenmin kent als het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, zomin ken jij het werk van God, die alles maakt.

Toen ik dat voor het eerst las, dacht ik: ‘nee, de weg van de wind ken ik niet, of van dat gebeente van een zwangere vrouw, daar weet ik ook geen bal van, en het werk van God versta ik dus ook niet’.

Nou, dan lees je maar weer verder…., maar je begrijpt het niet.

Maar  als je God zoekt, begin je de dingen toch te verstaan, te begrijpen.

Dus wat staat er nou?

Ken je de weg van de wind? Dat is de weg van de geest, de weg van de adem. Want wind is hetzelfde als geest en adem.

Nicodemus komt ’s nachts bij Jezus en zegt: vertel eens wat. Nou, zegt Jezus, je snapt er niks van als je niet opnieuw geboren bent. Daar kon hij het dus mee doen. Hij sputtert nog wat tegen, en zegt: ‘ik kan toch niet opnieuw in een baarmoeder gaan’.

Dan denk ik: ‘jawel, dat kan wel, als je nl. opnieuw geboren wordt, ‘boven’, dan kom je ook weer uit een baarmoeder!

Toen hij dat dóórkreeg, is hij ook een discipel van Jezus geworden. Mooi hoor, want Nicodemus was een hele goeie nadenker.

Maar dan praat Jezus ook meteen over de wind. Hij zegt: ‘je hoort z’n geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt, maar je weet ook niet waar hij naartoe blaast.

En de wind blaast waarheen hij wil!

Dát staat er, die wind heeft een wil.

In de adem van God is de wil van God opgesloten; en een ander, veel mooier woord voor wil is verlangen.

In de adem van God zit Zijn eigen verlangen, en dat blaast Hij naar buiten.

Dat is de weg van de wind.

En dan zegt Jezus over die wind: Zoals die wind is een ieder, die uit God geboren is.

Dus als je uit God geboren bent, dan ben je als de wind. Ja, je weet toch waar je vandaan komt? Je komt uit de Vader.

En weet je ook waar je naar toe gaat? Ja, dat weet ik ook, ik ga weer terug naar de Vader.

Het Griekse woord voor einddoel is, als je dat opzoekt in het woordenboek, dan staat er als eerste omschrijving: ‘cirkel’.

Dus de Vader ademt uit en Hij zegt ook wat. Probeer maar eens iets te zeggen zonder adem te gebruiken, dat lukt niet.

Dus Woord en Geest horen bij elkaar.

En wat zegt de Vader dan?

Ik zal het je vertellen, en dat is een geheim. Dat is jouw naam; Hij noemt jou bij jouw werkelijke naam. De naam die de Geest kent èn degene die het ontvangt.

Het is niet de naam die je ouders je gegeven hebben, maar de naam die God jou geeft. Die zó past bij je karakter, bij je aard, bij je wezen.

Zo noemt Hij die naam, en dat ben jij!

En jij gaat op de adem van de wind je tocht ondernemen totdat je helemaal geworden bent wie je eigenlijk zou willen zijn, waar God ook met verlangende ogen naar uitziet.

Hij zegt: ‘Je begin heb Ik gezien, schitterend, maar Ik zal ook je totale volwassenheid zien’. En als dat het geval is, als begin en eind samenvallen,

dan weet jij het begin en het eind niet meer, want de cirkel is rond.

Waar is het begin van een cirkel? Nou, dat weet niemand. Ze zijn samengevallen, en daarom zegt Jezus: ‘Ik bèn het begin en Ik bèn ook het eind. Ik ben de oorsprong van alle dingen, en ook het einddoel van alle dingen. Ik ben de A en de Omega.

In het Nederlands zeg je gewoon: ‘ik ben de A en de Z.                                        Maar hier gaat het over die twee letters die alle andere letters en woorden omvangen.

Zo is een ieder die uit de Geest geboren is. Dus wat Hij tegen Nicodemus zegt, zegt Hij eigenlijk over ons!

Ja, en Hij niet als enige. Er zijn er meer die over ons hebben gesproken, namelijk alle profeten uit het oude verbond, zegt Petrus, hebben over óns geprofeteerd.

Niet alleen over Jezus, maar ook over óns.

Dus wie Jezus noemt, noemt óns.

Hoe kan dat dan? Omdat we dezelfde Geest hebben ontvangen.

En Jezus is de Christus, de Gezalfde, Hij heeft de Geest ontvangen.

Heb jij die Geest ook ontvangen? Dat is precies dezelfde Geest; we zijn eens-Geestes! Daarom zegt Paulus ook duidelijk in de Colossenzenbrief in een korte samenvatting van wat hij allemaal gelooft: ‘daarom leeft Christus in ons’.

De hoop der heerlijkheid. Een ander woord voor hoop is ‘verwachting’.

Wij zijn allemaal in verwachting van dat mooie dat in ons is, en wat staat te trappelen om nog eens een keer naar buiten te komen.

Dat is toch ontroerend dat God dat in jou gelegd heeft. Hij gelooft in jou, Hij kent jou, en Hij vertrouwt dat aan jou toe.

De Christus in ons!

Daar kun je heel veel over nadenken wat dat nou inhoudt; de Gezalfde in ons!

Dat is wat! Dus de Geest woont in ons; die heeft in jou Zijn onderdak gevonden.

God heeft Zijn plaats in jou gevonden.

Dus Gód zocht een huis! Hij was thuisloos.

Hij was dakloos, en toen is Hij gaan zoeken naar een onderdak. Hij weet hoe het voelt om dak- en thuisloos te zijn.

God heeft vanaf de beginne, na de zonde-val, heimwee gehad. Wee is ‘pijn’, heim is een ‘thuis’.

En Zijn heimwee kun jij beantwoorden.

Hij woont veilig bij jou, zoals jij veilig bij Hem woont.

Psalm 110:5b: In heilige feestdos (in volle pracht) rijst uit de schoot van de dageraad de dauw van uw jonge mannen voor u op.

Wat staat daar nou eigenlijk?

Uit de schoot van de dageraad? Ja, de weg van het gebeente in de schoot van een vrouw. En uit die vrouw komen wij tevoorschijn.

Wie is dan die vrouw? Nou, dat staat in deze Psalm: ‘de schoot van de dageraad’.

Dat is een moeder. De dageraad is mijn moeder.

De schoot van de dageraad, stel je dat eens voor, en ze heeft je gebaard.

In Prediker 11:5, wat we zonet hebben gelezen over het gebeente in de schoot van een zwangere vrouw, dat wordt in het Hebreeuws vertaald met: ‘lichamen’, dat zijn er méér.

De vrouw in de Openbaring, die een volwassen zoon baart, dat is er niet één, maar dat zijn er meer.

Er worden er heel veel gevormd in de baarmoeder van de dageraad. Héél veel, al die groepjes over de hele wereld worden gevormd naar Zijn beeld.

We beginnen langzamerhand op de Vader te lijken. Al die lichamen.

Dan moet je eigenlijk Psalm 139 daarbij lezen. Het gaat  in die Psalm niet over de vorming van een mens hoor, maar over de vorming  van een wezen in de mens.

Als jij nou zwaar gehandicapt bent, en je leest die Psalm, wat denk je dan?

Nou, dan lees ik in vers 15: Mijn gebeente was voor U niet verholen, toen ik in het verborgene gemaakt werd, gewrocht in de diepten van het aardrijk; en uw ogen zagen mijn vormeloos begin; in uw boek waren ze allemaal opgeschreven, de dagen, die geformeerd zouden worden.

En ik lees dat als gehandicapte, dan zeg ik: ‘nou, hebt U mij wel in de gaten gehad, waren Uw ogen wel op mij gericht? Ik ben hartstikke mismaakt! Een blinde kan het niet lezen, en een dove kan het niet horen, en de lamme zegt ook: gooi mijn tranen maar in mijn pet’.

Het gaat hier dus niet over de vorming van een mens, maar het gaat hier over de vorming van de Christus in je!

En dán klopt die Psalm in elk onderdeel!

Langzamerhand word je gevormd vanaf je oorsprong, je ware identiteit, tot aan het einde van wat de Vader bedacht heeft.

Daarom roept David het ook uit: Hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

Wat heeft U mooie gedachten, zegt hij tegen God.

En als er iéts dwars gezeten wordt, dan is het de vorming van de Christus in ons; daarom staan we ook onder druk.

Je mag alles doen, druk bezig voor de Heer. Halleluja krijsen op het podium, dat heeft geen enkele zin.

De Christus wordt in mij gevormd, en dát is het werk van God. Dat zegt Jezus ook: ‘Het werk van God is dat je in Mij gelooft, en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft.

Wie is die ‘Mij’ dan? Ja, dat is Jezus, maar het was de Christus, en dat hield Hij geheim.

Petrus roept dat een keer uit, maar Jezus zegt dan: ‘mond dicht’.

De Christus in ons is het grootste geheim dat God in jou gelegd heeft.

Daarom is Hij ook zo gek op je, dat jij dat geheim hebt aangenomen.

Je kunt daar God geen groter plezier mee doen, daar is Hij zó gelukkig mee!

Ergens zegt Jezus: ‘Het geloof van God’.

Daar heb je het; het vertrouwen van God dat het in jou goed komt wat Hij begonnen is te doen. Dat is de weg van de wind.

Het gebeente in de schoot van een zwangere. In het Hebreeuws staat er: ‘in de schoot van een volle’, dat is natuurlijk een zwangere.

En het werk van God, die alles maakt.

Ja, God maakt alles, en een maker is een hersteller.

In het Hebreeuws staat er: ‘het werk van God, dat Hij aan allen doet’.

Hij doet een goed werk aan mij. Hij heeft het ook over jou!

Je kan het ook vertalen met: ‘het werk dat Hij mét allen doet’.

Hij schakelt ook anderen er bij in.

Dus Hij doet dat werk áán jou, maar dat doet Hij niet alleen, dat doet Hij ook mèt die anderen. Dus je voedt elkaar op, dat is toch leuk?

Je bent elkaars voorganger, of naloper. Dan loopt dié weer eens voorop, en dan loopt die ander weer eens voorop, het maakt allemaal niks uit.

Het woord voorganger is een rare titel, ja, maar dat is een apart verhaal….

Jezus heeft toch aan jou gevraagd: ‘mag Ik je voorgaan?’ Ja, nou, volg Mij!

Dat is nou alles wat Hij van je vraagt.

Hij had niet gestudeerd, had geen titel,

Hij stond ook niet bekend als voorganger.

Jezus was steeds in het gebed ván God, kon ook vertaald worden met: in het gebed mèt God. Dan kun je nagaan, wat van God is, is ook mèt Hem.

Het gebed met God is samen bidden, en God is ook één en al gebed.

Hij is altijd bezig in de hemel om Zichzelf te openbaren in mensen.

Daar word je toch stil van! Het gaat om Zijn openbaring. De apokalips.

Dat betekent: het weghalen van een sluier die de duivel over ons gehangen heeft.

Een sluier van zonden; een sluier van sterfelijkheid.

Alle sluiers worden op een gegeven moment allemaal weggehaald! En zo word jij ontsluierd. Hoe vind je dat nou?

Zonder sluiers. En als de bruidegom dan zegt: ‘Kijk Mij eens aan’, zoals geliefden elkaar aankijken, dan lezen ze het geheim in elkaars ogen. Een onverbrekelijk geheim.

Jezus en Zijn vrouw, de gemeente, de gelovigen. En uiteindelijk wordt God de Man van Zijn vrouw, en dat is de totale gelovige mensheid. Dat is de bruiloft van het Lam. Maar dát duurt nog wel even.

 

Ik lees je nog een gedichtje voor.

Dus ik laat nu hier mijn gezicht zien, dat durf ik wel bij jullie, want niemand beduvelt mij hier, heb ik gemerkt in de loop der jaren. Ik voel me echt veilig bij jullie.

En wat er ook gebeurd is, ook in Kampen, waar een gigantische kloof is ontstaan, die onoverbrugbaar is; nou ja, dan houdt het maar op.

45 jaar ben ik daar leraar geweest. Ik heb er wel een traan om gelaten hoor.

Ondertussen werd ik wel weer opgetild, en kan ik mijn gedachten hier en daar nog een beetje kwijt.

Er vormen ook nog een paar kleine groepjes, daar zijn we erg gelukkig mee.

Zo zijn er overal in Nederland kleine groepjes die stilletjes verder gaan met het ontdekken van dat smalle weggetje.

 

Nu het gedicht:

 

Mijn leven lang verzameld, en veilig opgeborgen; een regenboog van schatten in de hemel.

Ik ben geboren uit wind en regen, en wandelde van donkerheid naar morgenlicht, tot in de jongste dag;

en pril en zo schroomvallig komt lente in mijn ziel.

Wijd open ik mijn ramen, in mijn gezicht zijn adem; ontroering, zo zacht ruisend van Zijn aanwezigheid in ogen van geliefden.

Hun omarming geneest mij, mens worden, mens Gods, aan- en met elkaar.

Zoveel vruchten zongerijpt in rust, aan tafel met mijn Vader en Zijn Zoon.

Samen zijn met brood en wijn.

Gebakken brood door vuur, geperste wijn door voeten.

Zo vol smaak, gelouterd door Hun liefde, gelukkig bij elkaar.

Amen

 

Duurt Sikkens d.d. 01-02-2018 (Assen)

 

 

God als Vader èn Moeder (Duurt 27-09-09)

God als Vader èn Moeder

 

Jullie krijgen geen begintekst. Sneu, maar die herinner je je wel.

De Geest Gods zweefde boven de chaos, boven de wateren.

Als de Geest van God zweeft, dan moet Hij dat Zèlf zijn, want je kan Zijn Geest niet los van Hem zien. Ik kan ook jouw geest niet los van je persoon zien. Dus dat is Hij zelf geweest.

Je kan het woord ‘zweven’ ook vertalen met ‘broeden’; en dan boven een chaos.

Sommigen zeggen dat er voor die tijd ook al een schepping geweest is, die totaal vernield is door de tegenstander, en dat God gewoon weer opnieuw begint.

Nou, what ever, maar God is wel Iemand die boven de puinhopen van je leven, de chaos van je bestaan, gaat broeden, om het leven weer tevoorschijn te roepen. Want chaos is òngevormd, gewoon een bende. De bijbel spreekt over een baaierd, dat is ook een zooi.

In het Hebreeuws is het ‘tohoewabohoe’, nou, die term alleen al jaagt je de stuipen op het lijf.

Maar als God Zelf daarboven broedt, dan kun je je voorstellen dat Hij wordt voorge-steld als een moedervogel, met vleugels. Want broeden doe je met het lijf en met vleugels.

In Maleachi 4 wordt God voorgesteld als een zon, waar heerlijk veel warmte van uitgaat, met vleugels. Houdt dat beeld eens vast: de zon met vleugels.

En er staat bij: er zal genezing zijn onder haar vleugels. En een hoop mensen hebben het over de vleugels van God als een beschermplek, als een schuilplaats.

Bv. ‘onder Uw vleugels zal ik schuilen’.

Maar weet je, als je daar eenmaal onder zit, dat je dan ook de warmte van God voelt? De warmte die Hij voor je koestert. Wat er van Hem uitgaat, en daar word je zelf zo warm van.

En dan staat er: ‘dan zul je genezen’. Dus het is niet alleen een schuilplaats, maar het is ook een plek om je innerlijk te genezen. Ik noem het maar een sanatorium, een herstellingsoord. Want het is de bedoeling dat de mens éérst in z’n gedachten, in z’n geest, in je ziel geneest. Genezing van de trauma’s, van de rotzooi die je hebt mee gemaakt.

De puinzooi die je soms hebt achter-gelaten. Of kromme gedachten.

Je kan dus genezen. En Jezus neemt dat beeld over. En welke vogel heeft Zijn voorkeur? Een kip! Daar heb je onze bescheiden Heer.

Een kip. Dus niet een machtige arend, waar iedereen het vaak zo graag over heeft, maar gewoon een kip.

Ik vind dat prachtig!

Dus niet een haantje: ‘hoor mij eens, en kijk eens hoe flink ik ben in het evangelie, want dàt zijn haantjes’. Met grote woorden.

Nee, kip. En dan ook nog een broedende kip. Hij is een moederkloek, toen Hij dat beeld gebruikte voor de kleintjes.

Wij zijn dus per definitie kuikens.

‘Goede morgen kuikens’. Ja, hier leer je kakelen.

Ik wou eens even wijzen op de moederlijke kant van God. Want er zijn aanwijzingen in de bijbel, maar ook in het gedrag van Jezus, dat daar een heel groot moederlijk gedeelte is. Ik denk dat het zelfs elkaar in evenwicht houdt, vader en moeder.

In Jesaja staat: ‘zoals iemands moeder troost, zo zal Ik jullie troosten’.

God vergelijkt Zichzelf dus met een moeder. En troosten is niet alleen de tranen afwissen, maar is ook ‘bijstaan’.

Het is een moeder die anderen bijstaat.

Dat is ook een kant van een bijstands-moeder, een ander bijstaan.

En Jezus heeft getroost. Jezus heeft Zijn mensen getroost zoals een moeder troost. Daar heb je die kip weer.

Want Hij zegt: ‘als Ik weg ga, dan komt er een àndere trooster. Dus Hij was de eerste; in navolging van God.

Jesaja zegt ook: ‘kan een vrouw haar zuigeling vergeten?’ Nou, wat een stomme vraag, daarom heet dit ook een retorische vraag.

Kan een vrouw haar kind vergeten? Haar zuigeling? Ben je mal. Nou, zo vergeet Ik jullie ook niet, zegt God. Maar je moet wel eerst het lef hebben om jezelf een zuigeling te vinden. En durf je dat?

Durf je jezelf te vernederen.

Niet in de negatieve zin, maar gewoon door je ontvankelijk op te stellen.

‘Maar Ik vergeet jullie niet’. God vergelijkt Zichzelf met een moeder.

Het begrip vader en moeder is véél ruimer dan dat het alleen maar een biologisch gegeven is.

Ik hoor het mensen wel eens zeggen; dan hebben ze ellendige ervaringen van vroeger, met een ellendige vader, van die heersertjes, of een asociale moeder, dat kan. En als er dan wat met ze gebeurt, dan is het: tja, het is tenslotte toch je vader……..

O, dat zal dan wel, maar hij heeft zich niet zo gedragen. Dat vraag ik me dan af. Wat bind je dan nog? Waarschijnlijk angst. Dat is wel raar hoor.

Maar het begrip ‘vader’ is niet alleen biologisch, ik vind de geestelijke kant veel belangrijker.

Denk eens aan de ‘vader des vaderlands’. Wat stel je je daarbij voor, dat hij het hele land heeft verwekt? Nee, hij heeft het veel te druk gehad.

Abraham, vader van gelovigen. De vader der Vlaamse beweging. Vadertje Drees. Die heeft als een vader er voor gezorgd. En sommige mensen hebben het zelfs over vadertje Stalin, die miljoenen mensenlevens op z’n geweten heeft. Die zou je toch nooit meer vader noemen.

Maar ja, zo verblind zijn ze. En moeders, moeder van een klooster, moeder van een weeshuis, je had ook een vader en een moeder van een jeugdherberg.

En hoe heet de moeder van de porselein-kast? Voorzichtigheid. Dus voorzichtigheid is een moeder.

Vind je het niet leuk dat het begrip ‘vader en moeder’ véél wijder is, en veel meer inhoud krijgt, als je het losmaakt van alleen de biologische kant?

Ja, als een paar mensen een kind adopteren, dan ben je dus een vader en een moeder voor dat kind. Nou èn!

Het gaat er toch om waar je opgevoed wordt, warmte ontvangt, en juist bevestiging van je persoonlijkheid?

En het is eigenlijk net zoals sommige mensen de bijbel helemaal niet kennen.

Ik vind het zo gek dat mensen al van jongs af aan hun kinderen bestóken met godsdienst en met Jezus en weet ik veel. Dit moet me toch even van het hart. Die kennen hun bijbel niet. Want wat zegt Paulus? Eerst komt het natuurlijke. Nou, doe dat dan ook!

Laat dat kind in een heerlijk milieu groot worden, en sla ze niet om de oren met bijbelteksten en zo….

Daar ben ik ook een slachtoffer van.

Bevestig dat kind in z’n persoonlijkheid, in z’n eigen identiteit. Wie hij is! Anders groeit hij scheef voor de rest van z’n leven.

Het gaat me dus om allemaal geestelijke vaders en moeders. En in beide gevallen heeft de vader en de moeder te maken met de oorsprong, met het begin.

En Jezus was voor Zijn discipelen als een vader èn als een moeder.

Hij had geen titel. Er was niemand die tegen Jezus ‘Vader’ zei. Ook niet in het Latijn, pater, of paus. Het was géén titel.

Het is iets wat je doet! En Hij was als een vader voor hen omdat Hij, (en nou begrijp je wat er bedoeld wordt) het Leven in hen heeft gewekt, verwekt. Dàt is vaderlijk!

Als jij het evangelie vertelt en het Leven wordt gewekt, dan ben jij als een vader voor diegene die dat heeft ontvangen. Dus het geeft jou ook een stuk verantwoor-delijkheid voor diegene die jij tot leven hebt gewekt door dat woord.

En Hij was ook als een moeder, want wat gaf Hij ze, om met de woorden van Petrus te spreken? Onvervalste moedermelk. Ja, dat zijn de allereerste gedachten van God over een mens.

Dat is onvervalste moedermelk. Dat heeft Jezus hen gegeven; Hij noemde ze ook rustig ‘kinderkens’. Nou, je mag ze pas kinderkens noemen…, ja, het is een beetje ouderwets woord, maar Hij noemde ze kindertjes. Dat betekent dat Hij als een vader en moeder voor hen was.

Er schiet me een gedicht te binnen. Jullie kennen allemaal het verhaal van de verloren zoon. En daarin was alleen maar sprake van een vader. Heb je je wel eens afgevraagd waar moeder was? Die wordt helemaal niet genoemd. Het begrip ‘vader’ mag je natuurlijk véél ruimer zien.

Hij zal wel als een vader en een moeder geweest zijn. Maar hoe dan ook; Geerte Gossaart, een dichter van begin vorige eeuw, heeft in een gedicht de moederkant daarvan beschreven. Ik weet niet of je het kent; het is een beetje ouderwetse taal.

Het gaat over een adelijke man, en die klimt op z’n paard en verlaat het kasteel.

 

“Hij sprak en zeide, in het zadel zich wendend; ‘vaarwel hoor moeder, nooit keer ik weer!’ En door de lanen zag zij hem gaan en sprak geen vervloeking, doch weende zeer.

Sprak geen vervloeking, doch bijna blijde beval ze de maagden, laat immermeer zijn zetel staan, de lampen branden, de poort geopend en de slotbrug neer.

En toen, na  j a r e n  een melaatse zwerver ter poorte klaagde: uw zoon keert weer, zag zij hem aan en vond geen tranen, voor zóveel vreugde geen tranen meer”.

Dat moest ik vroeger leren en nù snap ik hem.

Wat een moeder hè, om zó te reageren. Laat alles branden, ik zal altijd laten merken dat hij altijd welkom is. Daar heb je nou de gezindheid van een vader en van een moeder.

Wanneer ben je dus een vader en een moeder? Nou, zegt Johannes in één van z’n brieven: ‘je bent een geestelijke vader als je Hem kent die van de beginne is’.

Ken je die uitdrukking? 1 Joh. 2:14: Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van de beginne is. Dat slaat op Jezus. Want Hij heeft een begin. God is eeuwig.

Als je dus Hem goed kent, dat betekent niet dat je allemaal Jezus-verhalen weet, maar dat je Zijn gedachtenwereld kent; Zijn gezindheid.

Als je die kent, zo lief de wereld hebben, dat je er alles voor over hebt om die wereld te redden, dàn heb je de goeie geestelijke gezindheid om een geestelijke vader te zijn.

Pas geboren geestelijke kinderen hebben zich laten dopen. Vraag aan jou: ‘geef je ze moedermelk?’ Of geef je ze hompen roggebrood? Wat geef je ze?

Stop je ze vol met jouw kennis? Of geef je ze moedermelk?

Hoe reageer je op jeugd, en ik bedoel met jeugd de mensen die pas het evangelie hebben gehoord, ook al zijn ze tachtig.

Wat vertel je ze? Hoe ga je er mee om?

‘Ja, ik zal voor je bidden hoor….’. Zeg dat nooit tegen een jong mens.

En  àls je het doet, doe het dan stiekem en bidt voor jezelf dat je goed reageert op je kind. Ga eens met ze praten. Heb belang-stelling voor ze, zoals God belangstelling heeft voor de mens.

Ben jij een schaduw of een beeld daarvan, als jij belangstelling en echt geïnteres-seerd bent in die mens. Dus ga ècht luisteren! Dan moet jij eens kijken wat er gebeurt als jij luistert. Je hoeft dan niets te zeggen.

En wanneer ben je een moeder voor dat kind? Ik kan ook een moeder zijn. Kijk, als ik op een ei zit te broeden, dan ben ik een broeder. Dus als een zuster op een ei zit, is ze eigenlijk een broeder, ha ha. En dan is de verwarring heerlijk kompleet.

Er zitten zoveel kanten aan, en er is één kant die heel sterk de nadruk krijgt, over moeders, en dat vind ik een ontroerende kant, en ook een hele reële, dat barings-proces. Dat er iets van binnen naar buiten moet, en dat kost moeite; dat kost hartstikke veel moeite.

Maar die moeder denkt: het is die moeite waard. Je doorstaat wat.

Je bent een moeder als je leven in je hebt en je baart dat.

Kijk, Eva is uit Adam gevormd. Zo is de gemeente, de nieuwe Eva, gevormd uit de eerste Adam, Jezus. Wij bestaan door Hem en dank zij Hem. Wij zijn een deel van Hem, niet een rib. In het Hebreeuws staat: een component.

Adam is zonder Eva niet kompleet. Zo is Jezus zonder Zijn vrouw niet kompleet.

Ze zijn zelfs gelijkwaardig; de vrouw is niet maar een onderdeeltje van de mannelijke denkwereld. Nee, samen, uit hetzelfde lichaam.

En om de Christus nou kompleet te maken, heb je dus een hoofd en een lichaam.

Paulus zegt tegen een gemeente: ‘ik doorsta weeën, zodat de Christus in jullie gestalte krijgt. Ik heb hartstikke veel moeite, ik zit ook in de gevangenis. Leuk is anders. Maar ik ben bezig met andere dingen en dàt houdt  me overeind.’

Ik doorsta weeën, nou, weeën doorstaan is niet leuk. Er ligt een vloek: met smart zul je kinderen baren. Nou, dat  was niet de bedoeling, maar smarten zijn pijnen van de boze om het leven Gods niet te laten openbaren.

Dus als je onder druk gezet wordt, stik je er dan in of zeg je: ‘ik doorsta het want het zijn weeën, er komt iets moois tevoor-schijn. Ik zie nog niet wàt, maar ik weet het, en dàt is nou de hoop die leven baart.

Ik vergat nog te vertellen dat het zo belangrijk is om je te richten op beginnende gelovigen; want als jij schapen wil weiden, dan zul je toch moeten leren om met lammeren om te gaan. Dat wordt tegen Petrus gezegd.

Weidt mijn lammeren, zegt Jezus eerst, begin dáár maar eens mee; hoe ga je daarmee om.

En Jezus vergelijkt zichzelf met een lam; hoe ga je met Mij om?

Dat de Christus gestalte krijgt in Zijn kinderen, in ons. Als we dus als gemeente onder druk staan op een of andere manier, of gewoon in je persoonlijke leven, dan heeft Gód daar niet een bedoeling mee, de duvel heeft er een bedoeling mee, om nl. dat leven niét tevoorschijn te laten komen. En dáárom zul je kracht ontvangen om te baren.

De weeën des doods zijn de ergste weeën die er bestaan, denk ik, dat het leven dood moet. Die konden Jezus niet vasthouden, en God verbrak de weeën des doods, want er was voor de boze niets meer te halen, en toen heeft Hij Z’n Zoon in het dodenrijk overeind getrokken. Einde pijn!

Trouwens, Paulus zegt ook ergens over de gemeente Corinthe, dat hij zich als een vader voor die club voelt. Niet een titel!

Maar hij had hen verwekt door het woord.

Het leven is in hen begonnen en daar voelde Paulus zich verantwoordelijk voor.

En wat komt er dan aan het licht, uit het verborgene, uit de baarmoeder van de dageraad? Daar komen mensen uit tevoorschijn die op God lijken.

Dat betekent dus, je mag dat wel eens omdraaien, dat God op die mensen lijkt.

Ja toch? Dat God dat ziet en zegt: hé, ze gaan op Me lijken!

En God herkent Zich in die innerlijke mens in Z’n eigen kinderen. Dat vind ik zó mooi.

Ik ga even een zijstraatje in. Durf je in een spiegel te kijken? Durf je aan zelfreflectie te doen? Paulus zegt het anders: ‘onderzoek jezelf eens’. Want een hoop mensen onderzoeken graag anderen; ze zitten als amateurs in het zielenleven van anderen te plukken en te trekken.

Blijf er van af! Zo denk ik er over. Niet doen! Ik heb er pas nog een psychiater over gehoord. Die kwam mensen tegen die in een sekte hadden gezeten.

Dan moet je ook maar eens kijken naar het Riagg.

Die hebben in een club gezeten waar niks mocht en alles moest. Dat gedoe, weet je niet? En er is in de zielen van die mensen een ravage aangericht, en dan mogen de mensen uit de wereld het weer op-knappen. Hoe vind je dat?

Ik kom trouwens in de wereld mensen tegen die barmhartiger zijn dan mensen die zich christelijk noemen.

Durf je in een spiegel te kijken? En aan jezelf te vragen: ‘waar ben je mee bezig?’

Wat is een spiegel? Ik heb het wel eens gevraagd aan de kinderen, jaren terug: ‘hoe vind je dat je vader bezig is?’

Ik zocht een spiegel op.

Heb je het je kinderen wel eens gevraagd? ‘Hoe vinden jullie dat ik je heb opgevoed, zeg het maar’. Ik stelde me heel kwets-baar op, maar dat durf ik bij mijn kinderen.

‘Hoe vind je dat het gegaan is, of zit ik ergens scheef; maak ik een denkfout?’

Dán ga je pas in een spiegel kijken.

En als die spiegel nou eens helder is, dat zijn dus mensen die écht van je houden. Tenzij je geen vrienden hebt, dat is erg, of een vriendin.

Durf je dat, durf je die vraag te stellen? Dat heet zelfreflectie. Want sommigen kijken altijd rond om een ander te beoordelen, maar hoe is het met jezelf?

Heel simpel houden.

Jesaja 63:9. Voor de aardigheid moet je die eerste zin eens goed lezen. Je hebt het benauwd in je druk, in je weeën, je vragen die je stelt, je pijnen: en in al hun benauwdheid, (dat is het volk van God) was Hij ook benauwd.

Hoe is het met U, Vader? Ik heb het benauwd, zegt Hij dan.

Kun je je dat voorstellen? Hij leeft dus met je mee! Wat een zin is dat. Ze zeiden het tussen neus en lippen, maar ik denk: dat is een parel. Hij leeft met jou mee! Want Hij leeft altijd met je.

Met je meeleven kon Jezus ook zo goed. Hij kon Zich inleven in jouw situatie; want als jij onder druk staat, staat eigenlijk God ook onder druk. Ja toch? Want de duvel wil een eind maken aan het bestaan van God. Hij wil niet dat God Zich openbaart. En die kan hij aanvallen met de mens als aangrijpingspunt. Zó zet hij je onder druk. Hoe komt dat dus?

Omdat de Vader in jou woning heeft gemaakt, zet hij die woning onder druk. Dan heb je het hartstikke moeilijk.

In het woord ‘benauwd’ zit het woordje ‘nauw’. Je bent in het nauw gedreven, daar zit geweld achter en je kan geen kant meer uit, denk je. In de benauwdheid.

Maar zó één is Hij met ons! Nou snap je hoe menselijk God is, want Hij heeft die mens ook bedacht met z’n gevoelens en gedachten.

De duivel wil maar één ding: dat de kinderen van God niet openbaar worden. De hele schepping kreunt en zucht; onzichtbaar en zichtbaar. Alles staat onder druk, op dit ogenblik zeker. Waarom? Omdat die kinderen van God openbaar willen komen! Zij hebben de hoop vast gehouden en God heeft hèn vast gehouden in die hoop.

“Jongens, blijf alsjeblieft hopen wat Ik hoop”. Dáár heb je je Vader!

Dan ben je niet met onnozele kleine dingetjes bezig, wat ik soms hoor, dan denk ik: ‘waar gáát dit over’, maar dan ben je met wezenlijke dingen bezig; met de dingen van je Vader.

Ik vind dit een zeer troostrijke en bemoedigende tekst.

‘Ik weet wat het is’, zegt Hij, ‘Ik leef met jou mee, Ik leef toch gewoon met je’. Ik vind dat zo mooi. Dat doet je goed. Zo hoog heeft hij je.

En er zijn zelfs mensen die durven God Abba te noemen, en Abba is zo’n eigen, intieme term. Wij zouden hier zeggen: papa. pappie, paps. Het is dus een liefkozende term wat een kind tegen z’n vader, als hij hem vertrouwt, zegt.

Daar staat wel een aardig voorbeeld van in de bijbel, want het is de Geest die jou dat laat zeggen, zo blij met je pappie, daarom is het ook iets wat in de verborgenheid thuis hoort.

Koning Jerobeam had altijd oorlog, een rotzooi trappen, er een bende van maken, en rare tempels oprichten.

En Jerobeam zei: ‘ik verzin weer een nieuwe godsdienst, in het noorden een gouden kalf en in het zuiden een gouden kalf, dan hoef je niet zo ver te rijden’.

Dus twee gouden kalveren.

En, zegt hij, deze goden hebben jullie uit het land Egypte gehaald.

Jerobeam had dus niets geleerd van de dans rond het gouden kalf in de woestijn.

Het was me een godsdienst. Kleren erbij. Er werd altaren opgericht, tempeltjes erbij. Er werd een hele priesterorde benoemd…. Jerobeam had het er maar druk mee, wàt een godsdienst. Van Dan tot Bercheba gouden kalveren.

En op het hoogtepunt van dat feest, op een bepaalde dag zou Jerobeam een altaar oprichten, en er werd weer geofferd bij het leven, de Partij voor de Dieren zou er bij staan huilen.

Dan komt er ineens een niet met name genoemde vent, een man Gods uit Juda. En die komt naar hem toe en zegt daar wat van. En Jerobeam zegt: ‘wat doet die vent hier’. En hij strekt z’n arm en zegt: ‘Grijp die vent’. En wat gebeurt er? Z’n arm blijft gestrekt staan, hij krijgt hem niet meer terug. Daar sta je dan toch ook als een rare richtingaanwijzer… Eigenlijk heeft het wel iets ironisch, dat hij op dat moment naar die man wijst. Zo van: ‘luister nou eens naar die man Gods uit Juda’.

En hij staat daar maar, nou, dat is vrij lastig hoor. Ook met autorijden…., je raampje open en altijd rechts rijden….

(Nou niet afdwalen…. )

Hij staat daar maar, maar wat doet hij?

Jerobeam zegt: ‘Wil jij naar jouw God bidden om hier een eind aan te maken?’

Dat was wel slim van hem, het was ook een politicus.

En wat doet die man Gods? Hij zegt: ‘dat is goed, ik zoek de gunst van mijn God’. En raadt eens wat er in het Hebreeuws staat, ik wist niet wat ik las: hij streelde het aangezicht des Heren.

Zie je het voor je? Als een kind op schoot, en hij streelt het aangezicht des Heren. Hij zocht de gunst van God. Niet slijmen; nee, hij liet gewoon merken dat hij hartstikke veel van Hem hield.

Dan zegt hij tegen de koning: ‘laat maar zakken’. Dáár heb je de gezindheid van God. Iemand die een beroep op God deed; geef!

Hij streelde het aangezicht des Heren; daar kun je fijn lang over nadenken. Wat een vertrouwelijke omgang.

Denk eens aan Jezus, waar was Hij altijd te vinden in de geestelijke wereld? Aan de boezem van Z’n Vader! Dat betekent een heel intiem gesprek.

Dat betekent dat je tegenover elkaar zit aan tafel; maar gewoon dat gesprek. Face to face, aangezicht tot aangezicht. En God zoekt zulke mensen, die met Hem een gesprek beginnen. Want Hij is nieuwsgierig naar wat jij er van vindt en hoe jij er over denkt.

En dan zegt Hij: ‘Ik ben dat en dat van plan’, en dan vraag Hij aan jou wat je er van vindt; want Hij doet geen ding, of Hij maakt het Zijn mensen bekend.

En waarom maakt Hij het aan jou bekend? Zo van: ‘dit gebeurt allemaal en zo staat het vast? En zo zit de eindtijd in elkaar..?’

Die stad gaat er helemaal aan en Abraham gaat een gesprek aan met God en zegt: ‘liever niet, om die paar rechtvaar-dige mensen kun je toch niet die hele stad vernielen?’

Hoe vind je dat? Iemand die een gesprek aangaat met God! Dan begin je Hem te kennen, die van de beginne is.

God is ooit begonnen met een gelijkwaar-digheid van twee mensen. Dat heeft Hij bedacht, man/vrouw!

Dat is een scheppingsgedachte; daar heeft Hij gestalte, een vorm aan gegeven, en dat is in Hem ontstaan.

Waarom? Omdat in Hem de gedachte ontsprong: ‘Ik wil iemand bij me met wie Ik van gedachten kan wisselen’. Die had Hij niet. Hij kon wel wat tegen engelen zeggen, maar hij verlangde naar een gelijkwaardige gesprekspartner, met een ander woord: ‘vrouw’.

Nou snap je waarom het begrip ‘vrouw’ aan zoveel onderdrukking onderhevig is; in een heleboel landen nog.

Want de duvel wil niet dat de mensheid een gelijkwaardige partner wordt van God.

Gods diepste gedachte is: iemand bij Hem. Die wilde Hij tevoorschijn beminnen.

Want je bemint iemand tevoorschijn.

En de gelovigen van vandaag aan de dag, de christenen, Geest gedoopten, of ze nou in de hemel zijn of op aarde, of in allebei tegelijk, dat kan ook, dat is de vrouw van Jezus. Dat is een ander verhaal; de vrouw van het Lam.

Maar uiteindelijk wordt de hele Geest-vervulde mensheid, de mensheid waarin Gods Geest woont, met Jezus aan het hoofd, dàt wordt uiteindelijk de vrouw van God.

En dàn krijg je de bruiloft van het Lam!  Dat is de bruiloft van God, de bruiloft van het Lam. Dus niet dat Hij trouwt met de mensen, nee, maar de mensheid gaat feest vieren met de Vader. Dan krijgen we toch een bruiloft…! Maar dit doelt op de verre toekomst.

Jezus als Hoofd en wij als lichaam vormen dan de bruid van God; en dàt is een beetje het gestelde, ik heb een beetje hekel aan dat woord, einddoel. Nee, dan begint het pas hoor! Dan begint het pas!

Ja, het gaat eerst naar dat einddoel.

Kijk, zonder Eva was Adam niet kompleet. Zonder mensen is ook Jezus niet kom-pleet. Zonder de mensen is uiteindelijk God niet kompleet. Dàn pas is Hij kompleet! Dat is de voltooiing.

Het woord ‘telos’, wordt altijd vertaald met ‘einddoel’, maar ik vind het woord ‘voltooiing’, want dat betekent het ook, véél mooier. De gestelde afronding.

Het woord ‘telos’ heb ik eens opgezocht in het woordenboek, en de allereerste betekenis van telos is ‘cirkel’. En nu snap je het woord ‘afronding’. De cirkel is rond. God is begonnen, de duvel kwam er tussen, er is van alles gebeurd, gebeurt nog…. Maar uiteindelijk wordt het begin gelijk aan het einde.

 Zo is God begonnen met Jezus op te voeden; Hij heeft ook alle verzoekingen doorstaan, al die moeiten; maar uiteinde-lijk is Jezus geworden wat de Vader voor ogen had. Dan is de cirkel dus rond!

Je kan dus ook zeggen, zoals Jezus dat zei, ‘Ik ben het begin èn het einde’. Dat valt weer samen.

En met einde moet je ook weer denken aan begin en voltooiing. Teunis bad dat vorige week nog: ‘Uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen zijn’. Ik denk: zó, daar ben ik blij mee!

Pak eens 1 Cor. 8:6: ‘Er is maar één God en Vader, uit wie alle dingen zijn’. Ja, dat geloven we. En tòt wie wij zijn, en één Here Jezus, dóór wie alle dingen zijn’.

Dus, toen wij uit God kwamen als schep-pingsgedachte, mensen, toen daar een breuk in kwam, heeft God Z’n Zoon gestuurd dóór wie alle dingen zijn. Ook een idee van God, om een lam te hebben; om die mensen maar bij Zich terug te krijgen.

Dus uit Wie, en dóór Jezus Christus, komen we allemaal weer terug bij Diegene die het allemaal bedacht heeft. En God wil niet dat er ook maar wàt verloren gaat.

Hij wil ook niet dat er iemand verloren gaat.

Laat ik het nog maar eens zeggen: de mensen die een evangelie prediken van: ‘je mot Jezus aannemen, anders ben je voor eeuwig verloren’, die moeten die spreuk verbranden tot op het bot!

Wat een vreselijke uitspraak! Wat een oordeel zit daar ook achter! Onbarmhartig!

Er zijn miljoenen mensen, dat zal ik je nu vast vertellen, die rustig allemaal, bij sloten tegelijk, ingevoegd, ingebracht worden in het koninkrijk der hemelen, omdat het gewoon barmhartige mensen waren; omdat het gewoon goeie mensen waren; omdat ze arm aan geest waren; of omdat ze zwaar gehandicapt waren.

Noem ze allemaal maar op. Want God is iemand die alleen maar op zoek gaat om te behouden! Hij wil het houden, want het is van Hem! Dáár heb je je Vader.

Als je zulk een instelling hebt, dat je gericht bent op behoud en niet op ver-oordeling, dan begin je op God te lijken.

Mooi hè? Daar heb je je Vader.

Ik heb nog één gedachte.

Jezus zegt: ‘weet je waarom ik gekomen ben? Om de Schrift te vervullen’. En dàt is een goeie doordenker.

Wat àl die profeten gezegd hebben, waar ze voor gestorven zijn, aan stukken gehakt, doormidden gezaagd, vermoord, lees het maar na. En ze hebben het nooit gezien en nooit gekregen. Daarvan zei Jezus: dat ga Ik nu vervullen.

Wij zijn ook geroepen om de Schrift te vervullen; wat er over ons is geprofeteerd.

Dus het is zaak om eens goed te lezen wat er staat over òns. En dan lees je de bijbel ècht anders.

De Schrift vervullen. En alle evangelisten gebruiken dat woord ‘vervullen’ heel veel. Op de gekste momenten zei Jezus: ‘de Schrift moet vervuld worden, Ik ga doen wat er staat en wat er gezegd is.

En Jezus heeft heel wat vervuld; verwezenlijkt.

Vervullen is ‘beantwoorden aan Gods wensen’. Want het is Gods diepste wens om die mens bij Zich te hebben en te houden. Maar willen wij dat ook?

Willen wij de Schrift vervullen; wat de profeten hebben verteld; waarvoor ze geminacht zijn?

Hou die hoop vast! Die hoop wat God hoopt. Hij hoopt zó, het allerliefste, dat alle mensen naast Hem komen staan. Dat is Zijn diepe hartenwens.

In Psalm 45:10 is over ons en over alle gelovigen geprofeteerd: ‘De gemalin staat aan uw rechterhand in goud van Ofir’.

Dat gaat niet over Jezus, dat gaat over God; de gemalin van God, óók aan de rechterhand.

Jezus is begonnen en Hij is aan de rechterhand, het hoofd.

Goud van Ofir, het mooiste goud, wat een glans, wat een waarde.

Vers 1b: ‘vergeet het volk van je vader’, en dan komt het merkwaardige zinnetje: ‘laat de koning uw schoonheid begeren’.

Ik heb eens uitgevogeld wat daar nou echt staat. Hij valt gewoon voor jouw schoon-heid; jouw innerlijke schoonheid.

Er staat eigenlijk: Hij is helemaal begeistert (Duits), verrukt, enthousiast, als hij jou ziet; als Hij kijkt naar de mensen.

Ik vroeg me vroeger altijd af: hoe kan zo’n leuke meid als Mariet verliefd worden op mij. Dat bestaat niet! En er zijn meerderen die die gedachten kennen: hoe kan iemand nou verliefd worden op mij, want ik vind mezelf zo stom.

God is verliefd op je, al vind je jezelf nòg zo stom. Eigenlijk kun je het beste zeggen: Hij is op onweerstaanbare wijze aange-trokken door jouw lieflijke schoonheid.

Wat een zin hè? Op onweerstaanbare wijze (ook een doordenker) is Hij aangetrokken door jouw lieflijke schoon-heid.

Nou, hoor ik de mopperkont zeggen, dan ziet ie meer als ik…… Ja dus!

En we zingen met overslaande stem: ‘Hij doorgrondt me en kent me’. Nou, láát je dan eens doorgronden, en láát je eens kennen, dan zul je merken hoe God over jouw denkt.

Moet je nagaan, en daar is twee keer in deze gemeente over geprofeteerd: ‘Weten jullie wel wat jullie voor Mij betekenen?’

Herinneren jullie dit zinnetje nog wel?

Weten jullie wel wat jullie voor Mij betekenen? Dat God eeuwenlang al bezig is om die betekenis te laten doordringen in mensen?

Nog één zinnetje uit Ps. 45:14.

Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen.

Dan stel ik de vraag: waarbinnen? Of niet, ja, ik weet niet hoe jij de bijbel leest. Altijd vragen stellen hoor, dan krijg je altijd antwoord.

Van goudbrokaat is haar kleed.

Daarbinnen. En ik zoeken, maar er is nergens sprake van een huis of een hut of een paleisje….

Maar wat staat er nou echt? Louter pracht is de koningsdochter vàn binnen!

Nou, dan valt mijn mond open, en dan lees ik het weer: van binnen; die innerlijke schoonheid! Mooi hè?

Hij is zo gek op je joh! Hij vindt jullie mooi!

Het komt dan zó dichtbij, zó intiem, daar word je alleen maar gelukkig mee.

 

Gebed:

Vader, ik bid dat wij Uw hoop vasthouden. De hoop die U in ons gewekt heeft, en die door heilige Geest ook aangeblazen wordt, dat we die hoop in elkaar zien en vasthouden.

Dat we de rotzooi gewoon achter ons laten en gewoon genezen onder Uw vleugels met deze gedachten. Zo zullen we ook door de moeiten tevoorschijn komen. Tevoorschijn komen waar U altijd op hebt gehoopt

Ik bid U, Vader, dat we dat willen, en dat we dat ook kunnen.

Amen.

 

Duurt Sikkens d.d. 27-09-2009

 

 

Genezing van je gevoelens / je ziel (Duurt 09-03-2014)

Genezing van je gevoelens je ziel

 

Psalm. 37:5: Wentel je weg op de Heer en vertrouw op Hem, en Hij zal het maken.

De Naardense bijbel vertaalt het met: cirkel al je gangen om de Ene. God staat dan centraal.

Een andere vertaling luidt: Vertrouw je levensloop toe aan Hem.

Je vertrouwt iets van jezelf toe aan een ander. Dat is wat. Daar heb je wel durf voor nodig.

In de septuagint staat: Ontsluit je weg.

Ontsluiten; dat betekent dat ergens een slot zit, anders ga je het niet ontsluiten.

Er zit iets in je op slot. Dus nu doe ik een beroep op je eigen leven vanochtend.

Denk eens bijv. aan angsten uit je jeugd; of je jeugdangsten hebt gehad, als je je dat goed herinnert.

Als het geen pijn meer doet, dan herinner je je het wel; als het nog pijn doet, dan wil je je het niet meer herinneren.

Dat zijn diepe wonden, en die diepe wonden kunnen nu nog door je leven gaan, nog steeds. Daardoor raak je nog op slot.

Of gruwelijke ervaringen; wat is er bij jou ingeslagen, of getracht er uit te slaan.

Ik weet het niet, maar het kan.

Het kan met gebaren zijn, maar ook met woorden kun je diepe wonden toebrengen hoor in een ander, in een kind. Zó diep, dat ze er nóg zitten.

Als ik aan die barmhartige Samaritaan denk: die goot olie in die wond. En voor dat woord ‘wond’ staat er in het Grieks trauma. Dat is de enige plek in de bijbel waar dat woord trauma staat.

Maar hij giet er olie in. Dat is prachtig, want olie is een beeld van de heilige Geest. Wat giet je in de wond van een ander? Woorden van troost? Want er zit nog steeds een pijn in je ziel, of er staat een mes in. Er zijn zoveel dingen in jezelf, die verborgen zijn gebleven. Of liever gezegd: achter slot en grendel, verstopt.

En je verstopt het achter je zwijgen.

Je bent een ontzettend zwijgzaam type, te erg, maar je hebt het verstopt wat daar zit.

Of achter je lacherigheid.

Je lacht ontzettend veel, ja, maar je verstopt iets. Of je hebt het verstopt achter je harde werken.

Wat mensen niet verstoppen achter hun harde werken….; totdat je daar doorheen kijkt.

Of ontzaglijk veel hele kleine leugentjes, hele kleintjes hoor, maar wel heel veel; om je gezicht te redden; want je mocht eens afgaan, of wat dan ook.

Eigenlijk is het al met al de angst om die wonden te laten zien. Of liever gezegd: om jezelf te laten zien.

Dat is wat: jezelf laten zien!

Ik herinner me, toen ik pas verkering kreeg, ik weet de plek nog in het Asser bos. We zaten daar tegen een boom geleund, en Mariet zei ineens: vertel eens wat van jezelf. Ik schrok me kapot. Ik denk: als ik dát doe, dan gaat de verkering uit. Want ik had zó’n verschrikkelijk slecht zelfbeeld; dat was mij door de ‘leer der vaderen’ aangepraat, ‘geneigd tot alle kwaad, tot niets goeds in staat. Je bent een eeuwige zondaar’, en dat was er in gehamerd. Dat waren allemaal spijkers in m’n ziel.

Ik dacht: ‘als ik dat vertel…, nou, dan gaat het uit, dat ben ik haar kwijt’. Dat was verschrikkelijk.

Wat een jeugdervaringen zijn dat!

Ze heeft me wel losgekregen hoor.

Ik wil deze toespraak dan maar noemen: ‘de genezing van je ziel, de genezing van je gevoelsleven’.

Over het gevoelsleven wordt ongelooflijk weinig gesproken. Veel te weinig.

Maar je gevoelsleven heeft zoveel opduvels gehad.

Paulus zou zeggen: ‘eigenlijk heb je een gelaat waar nog een bedekking op ligt’.

Er ligt een bedekking over iemands gezicht, zodat je het niet ziet. En die bedekking wordt gewoon gevormd door pijnlijke ervaringen, door ellendige beschadigingen.

Je draagt niet bewust een masker, dat doe je niet, dat wil je ook niet, maar dat zit wel op je gezicht.

Als je gewond bent, dat hebben katten ook, dan sluit je je vaak af: ‘laat me maar, ik ben gewond’.

Of je omzeilt het met je woorden, èn maar praten, maar er zit iets diep helemaal niet goed. Of: je hebt een scheur in je geestelijke muur, nou, dan plak je er toch een vrolijke sticker op? Dan ziet niemand het; maar die scheur zit er wel.

Of dat je als ouders ook misgekleund hebt in de opvoeding van je kinderen. En wel zó misgekleund, dat ze geen kontakt meer met je willen hebben.

Dan moet jij je afvragen: waarom niet.

Je weet wat je gezegd of gedaan hebt.

Want je doét vrolijk…, toch? ‘Wees blij in de Heer…’. Maar van binnen huil je, en wie ziet die tranen? Je wuift het weg, je redeneert het weg, maar het zit er wel.

Wat denk je van iemand die te horen heeft gekregen: ‘nou, jij kunt niks, wat kèn je nou?’ Of: ‘je wordt niks’.

Nou, als je niks kunt en niks wordt, wat ben je dan? Dan ben je ook niks. En dat kan zo’n gapend gat zijn in je ziel; ècht een gat in je ziel wat nooit is opgevuld.

Het is nooit tot leven gekomen; en je hele leven loop je met dat gat rond. Afschuwelijk.

Als je die mensen tegenkomt, dan voel je dat ze dat gat hebben; zo’n minderwaardig gevoel over zichzelf.

Je compenseert  het dan wel, maar het zit er hè?

Heeft God gevoel? Nou en óf!!

Dat staat niet zo vaak in de bijbel maar Hij heeft het wel.

In Genesis 6:6 staat: dat het God bedroefde dat Hij de mens gemaakt had.

Dat is een diepe droefheid.

Een andere vertaling zegt: Het smartte Hem in z’n hart.

Een hele diepe droefheid dat Hij ons gemaakt heeft.

Dan sta je raar te kijken.

En God verheugt Zich ook, Hij is hartstikke blij. Dat zijn gevoelens van Hem.

In Jesaja staat ergens: Toen jullie het benauwd hadden, had Ik het ook benauwd. Hè, hebt U het benauwd? Ja, want jij hebt het benauwd!

Hij voelt met je mee; Hij kènt die benauwenis; in het nauw gedreven worden, geen kant meer uit kunnen.

God gaat naast je staan en voelt met je mee.

In Hebr. 4:15 staat, en dat wordt van de hogepriester gezegd: we hebben geen hogepriester die nièt kan meevoelen met onze zwakheden, maar één, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest.

Maar het gaat om dat eerste stuk: Hij kan zó goed meevoelen met hoe jij je voelt.

Er staat daar ‘zwakheden’, ja, noem het maar zwakheden in jezelf; ik weet niet of dat wel het goede woord daarvoor is.

Het zijn die verdrietigheden binnen in je zelf. De dingen waarom je huilt, de dingen die je niet durft te laten zien, want toèn je het misschien een keer liet zien, gaf een ander er misschien lachend een klap op, en zei: ‘zit je daar nog mee?’

Nou, dan trek je je weer terug.

Afschuwelijk is dat.

Meevoelen met je zwakheden. Je wilt zo graag dat je ziel geneest.

De volgorde is: geest, ziel, lichaam.

In de geest hebben we ontzaglijke rijk-dommen gekregen, prachtig; de schatten van het Koninkrijk, waar we zonet van zongen.

Maar de tweede fase is ‘je ziel’, en je ziel kan genezen hoor, ja, je gevoelens.

Durf je die knopen in je ziel, ik noem ze maar knopen, maar durf je die onder ogen te komen? Durf je je angsten, ik noem het maar angsten, je verdrietigheden, of je ellendige jeugdervaringen, maar durf je die angsten te onderkennen?

Een hoop van die dingen zijn op jonge leeftijd gebeurd hoor. Denk eens aan mensen met traumatische ervaringen. Dat kan in de vroegste jaren van je leven zijn.

Iemand vertelde mij: ‘ik mocht als kind niet huilen’. Dat mócht niet, want grote meisjes/grote jongens huilen niet. Nou, die sloeg dicht, dat is verschrikkelijk.

Denk eens aan de gelijkenis van de verloren zoon; ik vind die titel, die ze bedacht hebben boven die gelijkenis, niet zo geweldig. Ik zou het veel liever noemen: de gelijkenis van de barmhartige vader. Ja, want dié springt er uit in die gelijkenis. Ik verander dat dus. Er staat: die zoon verkwistte zijn vermogen.

Nou staat er in het Grieks wat anders, er staat: hij verstrooide zijn bestaan.

Bij vermogen denk je aan wat hij bezit, maar hij verstrooide zijn existentie, zijn bestaan. Dat gaat veel en veel dieper dan geld uitgeven. Zijn identiteit.

Hij was dus in die toestand, toen hij z’n vader aansprak over die halve erfenis, een onfatsoenlijk gedrag hoor, dat moet je in het Midden-Oosten eens proberen om de helft van de erfenis te pakken te krijgen, terwijl die vader nog leeft. Een grotere belediging is er niet.

Maar hij was zichzelf niet, en dat wist die vader. En die vond het goed. Hoe vind je zo’n vader?

Als jij nou in de schoenen van die vader had gestaan, zou je het dan ook gedaan hebben? Nou…., daar moeten we wel even over nadenken of we dat wel doen.

Dus hij was zichzelf niét.

En als je je bestaan vergooit, dan weet je niet meer wie je bent. Dat weet je dan zelf ook niet meer.

Er is een hele bekende dichtregel die luidt: wie kent de naam die mij verliet. Z’n naam had hem verlaten. En wie kent hem nou nog? Wat een vraag van een dichter, wie kent de naam die mij verliet, je bent je naam, je eigenheid verloren.

Wie weet nog wie ik eigenlijk ben? Want hoeveel vrienden had hij nog na die periode? Geen, dus niemand kende hem.

Hij wist zelf ook niet meer wie hij was.

En dan staat er zo merkwaardig in Lucas 15: Hij kwam tot zichzelf. En daar was hij nog nooit geweest.

Hij was zichzelf nog nooit tegengekomen.

Ik zeg wel eens voor de grap tegen mensen: als je jezelf tegenkomt, doe jezelf dan de hartelijke groeten. Maar daar zit nog wel een diepere waarheid in hoor.

Jezelf tegenkomen; hij kwam tot zichzelf. En dan ziet hij zichzelf en schrikt zich rot.

‘Ben ik dat?’ Eindelijk kwam hij zichzelf tegen.

Hij gaat dan nadenken en dan grijpt hij de herinneringen, de herinneringen van z’n oorsprong; en dat is zó wezenlijk als je bezig bent met de genezing van je innerlijk. Keer terug naar het oerbegin, de oorsprong van je bestaan, en dat is de Vader. Hij is de oerbron.

Want kijk, toen hij er aan kwam sloffen, richting huis, want hij dacht: ik moet naar huis…, maar hij stonk, reken maar dat hij stonk. Slecht gegeten, vodden van kleren aan z’n lijf; hij zag er niet uit!

En die vader herkende hem in de verte.

Dat vind ik ook zo mooi, in de verte ziet hij hem aankomen. En hij legt alle spullen neer waar hij mee bezig is, en dan staat er, niet vertaald maar het staat er wel: hij snelde hem tegemoet!

Zie je God rennen? Met een fladderende jas? Rennen, daar kwam hij aan!

Die vader uitte al z’n gevoelens naar dié zoon.

Hij valt hem om de hals en kust hem. Jongen, je bent weer terug! Want die liefde trekt zich niets van het uiterlijk aan.

Hoe iemand er uitziet, of dat hij stinkt. Die kijkt ook dwars door gedrag heen; wat kan mij ook het gedrag van iemand ook schelen; zoveel mensen die daar een oordeel over hebben: ‘Heb je gezien wat hij deed, heb je er op gelet.., hoe kijkt hij?

Gedrag behoort tot het uiterlijk. Kijk er dwars doorheen.

En dan ziet hij het innerlijk van de jongen. En hij ontfermt zich.

De liefde van die ander geneest je ziele-leven. Die liefde is zo onbaatzuchtig, dat geneest je zieleleven.

De knopen in je ziel worden ontward door een paar tedere handen. En er wordt olie, een beeld van die lieflijke Geest van God, want vergis je niet, de Geest van God is ook licht, en ook enkel liefde, en dat wordt in je mond gegoten.

Wat een ontferming, wat een teer gebaar, en je kan eens helemaal uithuilen.

En helemaal uithuilen geeft ruimte.

Dan ben je de schuld voorbij, dan ben je de schaamte voorbij; het kan je gelukkig allemaal niks meer schelen.

Ze verdwijnen als sneeuw voor de zon.

De zon die God is.

Dus als je je láát liefhebben…, dat is een kunst hoor, ik zeg het dan wel eventjes, maar je láten liefhebben…, merken dat er iemand gewoon om jou geeft, dat niet afweren. weglachen…, maar dat doet je genezen.

In Hebr. 9:14b staat: ons bewustzijn reinigen

Je bewustzijn is helemaal schoon; je bent je van geen kwaad bewust. Er zitten wel wonden, maar ze zijn wel schoon.

Je bent nog wel gewond door je beroerde herinneringen, maar dan staat er, ik weet niet of je dat opgevallen is in die tweede zin: de eeuwige Geest. Heb je ooit de heilige Geest zo genoemd? Ik niet.

Het viel me nu pas op.

De eeuwige Geest! Dat is doordenken.

Die Geest is dus altijd bij je geweest, altijd! Die omspant je verleden, je heden en je toekomst. Altijd is die Geest bezig.

Die cirkelt als het ware om jou heen.

Vandaag gaat het vooral over je verleden, de donkere dagen van je verleden, waarin iets kapot ging en nooit is geheeld.

Die Geest omspant ook je heden; en in dat heden legt Hij in een onuitsprekelijk teder gebaar een hand op jouw schouder.

Dat is het heden, dat is nu. En Hij zegt iets tegen je.

Wát een gebaar is dat in het heden! En samen wandel je die toekomst tegemoet, want Hij blijft nl. bij je. Dat is mooi.

Dan ben je binnengewandeld.

Dus God is liefde, dan is de Geest dus ook liefde, enkel en alleen.

Dan is degene, die uit de Geest geboren is, ook liefde. Wat uit de Geest is, is Geest, dus dat is liefde. Dat geldt dus voor de zoon, en dat geldt ook voor de zonen! Die zijn ook uit God geboren. Die stralen één en al liefde uit.

Licht. De Geest die werkzaam is in jou. Daarom zegt Jezus ook: jullie zijn het licht van de wereld.

Je bent licht, jij, Goddelijk licht. Dat is die Goddelijke warmte, die Goddelijke tederheid. Dát is licht. En dat is niet moeilijk.

Maar het gaat me erom: breng je je wonden aan het licht? Ja, dat wil je wel, maar je kan het natuurlijk aan God vertellen. Maar ja, je kan het God vertellen, wat is dan nog de functie van je naaste? Heb je dan nog mensen nodig?

Nee…, want ik vertel alles aan God…

Ja, en wat zei Hij? Ja, dat kun je dan ook weer vragen…

Je kan het God vertellen en dat is veilig, maar je kan het ook aan iémand vertellen die door en door betrouwbaar is, tot in het merg van z’n bestaan, en dáár gaat het om! Ben ik door en door betrouwbaar! Iemand die Gods geheimen kan bewaren, maar die ook jouw geheimen kan bewaren. Bij wie je veilig bent.

Dán ben je een veilig huis, waar ik veilig ben, waar ik me op m’n gemak voel, waar ik me thuis weet, waar ik ook niet meer weg wil.

Dus je moet wel goed uitkijken, dat hoort er wel bij hoor, maar wèl doen! Zelfs al heb je daar slechte ervaringen mee.

Gewoon slechte ervaringen, je hebt het verteld, en die ander is er mee aan de haal gegaan, verkeerd uitgelegd. Het is ons overkomen. En dan moet je oppassen dat je niet dichtklapt, zodat je zegt: ‘bekijk het maar met je zooitje’.

Nee, tóch weer oppakken, weer iemand zoeken die door en door betrouwbaar is, want dat is een eerste vereiste, zegt Paulus. Zet door! Waarom?

Het gaat nl. om jouw innerlijke genezing. Daar gaat het om; wil ik genezen? Ja of nee.

Of klets ik net zolang door totdat ik in het graf lig. Het mag hoor, maar het schiet niet op.

Ik wou maar vragen: hoe dicht mag God bij je komen in de gedaante van een broer of zus, en daar heb je echt durf voor nodig.

Als het zonde is, dan wordt het vergeven, dat is makkelijk zat; maar die wonden die er liggen… Ja, in de gedaante van een broer of zus.

En je herkent ze hoor. We zongen het ook: Uw liefde in de ander is het waardoor ik verander. In die ander zit liefde, en die liefde wil hij kwijt. Die wil hij delen met je.

In 2 Cor. 3:12 staat: wij treden op met volle vrijmoedigheid.

Ach, voor je het weet, lees je er overheen. Nou staat er in het Grieks voor het woord vrijmoedigheid een woord ‘paresia’, wat letterlijk betekent: je kan alles zeggen.

Dát staat er voor vrijmoedigheid. En zo goed als je alles tegen God kan zeggen, ja, dat is één ding, maar nou aan die broer of zus. Je kan echt alles zeggen, want bij mij is het veilig. Dat hoef je ook niet tegen die ander te zeggen. Ook als ze zeggen:

‘Praat maar hoor, ja, ik kan wel een geheim bewaren…..’. Nou, mensen die mij zo tegemoet treden…, dan draai ik mij om.

Ik moet niks met die praatjes; mensen die zichzelf aanprijzen.

Nee, je voelt aan wie je je kunt geven. Dat voel je en dat weet je, dat merk je, en je denkt: ‘dat is veilig’.

Het gaat dus om openheid. En dan keer ik terug naar die begintekst: ontsluiten!

Het slot gaat er af; je durft het weer, die ander heeft de sleutel.

Misschien prikt hij eens een keer mis.., maar hij ontsluit je, en je kunt jezelf toevertrouwen.

Ja, ontsluiting van je innerlijke gevoelens.

Nou, daar moet je goed over nadenken. Maar je kan het ook weer ontvluchten hoor. Dat je zegt: nou ja, ik heb gehoord hoe het hoort en hoe het moet. Mooie preek. Doeg!

Maar zo werkt het niet.

Net zoals mensen die grote moeite hebben om vergeving te vrágen.

Dat is heel gek, ze zoeken allerlei uitvluchten, maar ze vragen nooit om vergeving. Heel merkwaardig.

Ze hebben een ander iets aangedaan.., stel dat ze het mij gedaan hebben, en ik zeg: je heb mij toen behoorlijk zeer gedaan.

O ja joh…, nou, sorry hoor, doei!!

Noem je dat om vergeving vragen?

Sorry brullen en doei zeggen…

Dat werkt niet. Het werkt alleen in een persoonlijk gesprek, en dan is het hartstikke schoon en helemaal voorbij.

Psalm 139:1 (is mijn lievelingspsalm), alleen dat eerste stukje.

Gij doorgrondt en kent mij.

Het gaat me alleen om het woordje doorgronden. God doorgrondt je.

Een andere vertaling luidt: God doorzoekt je.

En hoé zoekt iemand die zoekt?

Wil hij gewoon wat weten, is hij stinkend nieuwsgierig…?

Nou, zo’n zoeker moet ik niet bij me hebben. Nee, God doorzoekt je met Zijn eeuwige Geest.

Hij is op zoek naar wie je wèrkelijk bent. Die hele kleine eigenaardigheden van jou, die afgestompt zijn. Die leuke dingen, die mooie dingen; die zoekt Hij allemaal gewoon weer op, en blaast er het leven in. Zo teer, want dat woord staat nooit in de vertalingen, maar wel in de Engelse. Het gaat altijd over de tedere liefde van God. In het Engels: the tender love.

Dáár heb je je Vader, tedere liefde.

Dat is voorzichtig, geduld hebben met jou, wachten.

Je zou kunnen bidden: Heer, doorzoek mij eens met Uw Geest, ik ontsluit mij. Doorzoek mij eens met Uw Geest. Doorzoek alle lagen van mijn bewustzijn. De buitenste lagen, de middelste, maar ook die binnenste lagen die in de schaduw liggen, waar de knopen liggen.

Doorzoek mij met Uw Geest, laagje voor laagje; schuilhoekje voor schuilhoekje.

Doorzoek mij alsjeblieft! En laat me zien wie ik bèn! Laat me zien hoe U over me denkt. Dan kan ik samen met mijn broer en zus, en met U, bidden.

Dan moet jij eens kijken wat er dan aan het licht komt. Wié er dan aan het licht komt. Dat ben je zèlf! Ja, jij jezelf!

Hij verhoogt je ziel om jouw leven met Hem te delen in het licht.

Een dichtregel: Laat me je zien, het zonlicht in je ogen.

Zo zoekt God naar je hè? Wat een wonderlijk mooie God hebben we.

Dus durf ik Hem toe te laten in alle lagen van mijn bewustzijn.

Amen.

 

We gaan zingen lied 292.

 

Mijn Meester zei: “Ik wil je leren kennen.

Voor jou heb Ik gekozen hier op aard.

Hoor naar mijn stem, zacht ruisend door de dennen,

en traan voor traan wis ik van je gelaat.

 

Geloof nooit meer de leugen van het ‘niets-zijn’

Ja, dan zijn wij, wij tweeën, samen één.

Geen ander kan die band ooit meer verbreken,

omdat Ik jou zo liefheb naar je aard.

 

Omdat Ik jou zo liefheb naar je wezen,

waarin jouw liefde Mij zozeer verwarmt,

dat Ik voor altijd graag bij jou wil wezen,

in sterke trouw, die nimmermeer vergaat.

 

Kom hier, bij Mij, Ik zal je ziel verhogen,

en deel jouw leven met Mij in het licht.

Laat Mij je zien, het zonlicht in je ogen,

dan zie j’in Mij jouw lief’lijke gezicht”.

 

Duurt Sikkens d.d. 09-03-2014