1969.08-09 nr. 113

Levend Geloof 1969.08-09 nr. 113

Van de redactie

Het is het verlangen van ons hart dat u weer rijk gezegend wordt het lezen van dit nieuwe nummer van “Levend Geloof” Vanwege de late verschijning van het juni/juli nummer (begin-augustus) waren wij genoodzaakt ook over de maanden augustus /en september nog met een gecombineerd nummer

uit te komen. Vanaf oktober verschijnt “Levend /Geloof” echter weer normaal iedere maand.

Dit nummer opent met een “evangelisatie artikel”. Het werd geschreven door de bekende wereldevangelist T. L. Osborn. Hoewel het reeds verschillende jaren geleden door ons werd vertaald, is het nog hoogst actueel. Het vertelt niet alleen hoe u gered kunt worden, maar ook wat het be­tekent om gered te zijn!

De Heer gebruikt broeder Osborn nog steeds machtig in Zijn wijngaard bij het binnenhalen van de eindtijd oogst. Dit voorjaar werd zelfs één van zijn grootste en meest gezegende campagne uit zijn bediening gehouden, in Kongo, Afrika. Deze campagne was zelfs groter dan de Osborn campagne in Den Haag in 1958. De mening van sommigen dat de tijd van massa-campagnes voorbij is, werd hiermee wel dui­delijk gelogenstraft. Massa-campagnes is slechts één van de vele middelen die God gebruikt om ‘mensen – werkelijk gelukkig te maken, en broeder Osborn is slechts één van de vele instrumenten in Zijn dienst. Maar laten we ons ver verblijden over deze dingen en……. zelf doen wat de Heer van ons vraagt: Een levend getuige van Jezus te zijn.

 

Jezus redt door T. L. Osborn

Bent u gered?

Hebt u wel eens een touw toegeworpen naar een drenke­ling en hem gegrepen en uit het water getrokken? Hebt u ooit een leven gered?

Heeft iemand u ooit van de dood gered?

Hebt u ooit iemand gered uit een brandend gebouw? Heeft iemand u ooit gered?

Bent u gered? Weet u dat u in gevaar bent? Wanneer u opgaat in uw zonden zult u voor eeuwig verloren gaan. De Bijbel vertelt ons dat iemand wiens naam niet geschreven staat in Gods Levensboek in de hel geworpen zal worden.

Ik wil u vertellen hoe u gered kunt worden van de hel, bevrijd van uw zonden, bevrijd van de dood, bevrijd van de ziekte, bevrijd van de duivel.

U kunt gered worden: Nu op dit moment.

De Bijbel zegt: “Dit is een getrouw woord en alle aan­neming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden”(1 Tim. 01:15).

De Bijbel zegt: “Want God heeft zijn Zoon niet in de we­reld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde” (Joh. 03:17).

En Petrus zegt; “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden” (Hand. 02:02).

De mens werd niet gemaakt voor een, leven van zonde en ziekte. De mens werd gemaakt om met God te wandelen. Maar de mens heeft gezondigd en zijn zonde heeft hem gescheiden van God.

Maar nu, dank God, is Jezus Christus in de wereld ge­komen om zondaren te redden – U te redden.

Ieder van u kan vandaag gered worden. Dit is wat u no­dig heeft: GERED te worden, Jezus Christus te kennen als uw persoonlijke Zaligmaker.

Maar wat betekent het gered te zijn?

1.Opnieuw geboren

Ten eerste – Het betekent dat men opnieuw geboren is on een kind van God geworden is.

De Bijbel zegt: “Allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden”(Joh. 01:12).

Wat een wonder dat men een nieuwe geboorte kan ontvan­gen en geboren wordt in Gods koninklijke familie, u bent eens geboren – geboren in zonde – een kind van de zonde – een slaaf van de duivel. Nu zegt Christus: “Gijlieden moet wederom geboren worden!,(Joh. 03:07). U moet bekeerd zijn – gered zijn – veranderd zijn – nieuw gemaakt zijn.

Als u vandaag Christus Jezus in uw leven wilt ontvan­gen, wordt u een kind van God, want “Christus kwam om zondaren te redden. Wilt u vandaag wederom geboren wor­den?

Wat betekent het nog meer gered te zijn?

2.Nieuw geestelijk leven

Ten tweede – Het betekent een nieuw geestelijk leven te ontvangen.

Paulus zegt: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen”(2 Kor. 05:17).

Wat gebeurde er toen u Christus aannam als uw Redder?

Wat gebeurt er als u een kind van God wordt? Er vindt een grote verandering plaats. Oude begeerten, gewoonten en ziekten zijn voorbij. Alle dingen zijn nieuw geworden. U ont­vangt een nieuw leven, een nieuwe natuur, nieuwe verlang­ens, nieuwe idealen. U ontvangt het leven van Christus.

Hij zegt: “Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” (Joh. 10:10).

Wilt u Zijn nieuwe leven nu ontvangen?

3.Vrede       

En het derde kenmerk van gered zijn is vrede te ontvan­gen.

Jezus zei; “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u”(Joh. 14:27). Hij zei: “Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt”(Joh. 16:33).

Echte vrede komt slechts door de vergeving en zaligheid van Christus aan te nemen. De mens in zonde kan nooit vre­de in zijn ziel hebben. De Bijbel zegt: “De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede”(Jes. 57:21). Maar: “Wij dan ge­rechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus”(Rom. 05:01).

Verlangt u naar Zijn vrede in uw ziel?

4.Gemeenschap met God

Dan het vierde kenmerk van gered zijn. Dit is gemeen­schap met God hebben.

U bent geschapen naar Gods gelijkenis, dus u kunt wan­delen en spreken met God. Maar uw zonde heeft u gescheiden van God. In plaats van gemeenschap te hebben met de Vader bent u bang voor God en de gedachte tegenover God te ko­men staan doet u schrikken. Omdat de zonde u veroordeelt, staat u schuldig tegenover God.

Alleen Christus kan u redden van uw zonden en u terugbrengen tot God, zodat u met een schone lei kunt beginnen, alsof u nooit gezondigd had. Dan kunt u met Johannes zeg­gen: “Onze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Je­zus Christus”(1 Joh. 01:03).

Hij wil zijn “een vriend die aantrekkelijker is dan een broeder”(Spr. 18:24).

Wilt u Hem vandaag aannemen?

5.Lichanelijke genezing

En ten vijfde: Gered zijn betekent lichamelijke gene­zing ontvangen.

De Bijbel zegt: “Gij zult de Here, uw God. dienen; en Ik zal ziekte uit uw midden wegdoen”(Ex. 25:25).

De Bijbel zegt: “Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest”(Ps. 105:005).

Zaligheid omvat lichamelijke genezing en geestelijke gezondheid. Gered zijn betekent lichamelijk en geestelijk gezond zijn.

In de evangeliën vergaf Christus altijd de zondaren hun zonden en Hij genas de zieken, en Hij “is dezelfde gisteren en heden en tot in eeuwigheid”(Heb. 13:08).

Christus is gekomen om u vandaag te redden. “Zie, nu is het de tijd des welbehagens, zie nu is het de dag- des heils”(2 Kor. 06:02).

Wilt u Hem nu aannemen? Wilt u gered worden? Hij belooft: “Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden”(Rom. 10:13).

Deze belofte is voor U – Nu’

 

De geestelijke betekenis van de reis naar de maan door Gert Jan Doornink

21 juli 1969

Maandag 21 juli 1969 zal de geschiedenis ingaan als een historische datum. Het was de dag waarop de eerste mens voet zette op de maan. Wat velen voor onmogelijk hadden gehouden, en ook door sommige wetenschapsmensen werd betwijfeld, gebeurde toch.

De maanlanding is ongetwijfeld een fantastische weten­schappelijke prestatie. Onder leiding o.a. van de V2 man Werner von Braun, werd in slechts enkele jaren stap voor stap een ruimtevaartprogramma opgebouwd, dat zo precies in elkaar zat, dat mislukkingen bijna uitgesloten waren.

De grote wetenschappelijke prestatie van de maanlanding, zal ongetwijfeld nog door andere gevolgd worden. Men spreekt ook al over bezoeken aan andere planeten.

De geestelijke betekenis

De gelovige zal zich uiteraard afvragen wat deze maanlanding in geestelijk opzicht te betekenen heeft. Wij me­nen zeer veel. Wij zijn ver gevorderd in het uur der wereld­geschiedenis’ De komst van Jezus is zeer nabij! Dit is niet zomaar een gezegde die nog al eens gebezigd wordt, zonder dat men er over nadenkt wat dit werkelijk betekent, maar dit is werkelijkheid. Over de gehele wereld zijn de kinderen Gods er diep in hun hart van overtuigd dat Jezus spoedig weerkomt om Zijn Gemeente Thuis te halen,

“De Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst ópstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk wegge­voerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen”(1 Thess. 04:16-17).

Dat is de “ruimtereis” waar de waarachtige gelovige reikhalzend naar uitziet. In afwachting van die grote dag -al de echte gelovige de tijd benutten door anderen in de Naam van Jezus te bevrijden uit satans macht. De grote op­dracht voor iedere gelovige was, is en blijft, dezelfde dingen te doen die ook Jezus deed. Wij zijn gered om te red­den. Wij zijn geroepen om de boodschap van het Koninkrijk Gods uit te dragen, het volle evangelie.

Als wij zo intensief en onder de leiding van de Heilige Geest bezig zijn met de dingen van de Heer, zijn wij tevens klaar om de Heer straks te ontmoeten in de lucht.

In deze eindtijd zal er smaadheid en vervolging zijn voor de echte gelovigen zoals reeds nu in verschillende landen. Maar het deert hen niet, want het lijden van de tegenwoordige tijd weegt niet op tegenover de heerlijk­heid die straks over ons geopenbaard zal worden. Hallelu­ja] De mens die Jezus niet kent als Zijn persoonlijke Ver­losser, ook de Naam- Christen, zal hoe langer hoe meer opgaan in de materiële dingen, ook in bijvoorbeeld de ruimtevaart successen. Reeds nu hebben tientallen miljoenen men­sen hun nachtrust opgeofferd en door middel van de tv ademloos toegekeken hoe de maanlanding verliep. Maar pro­beer eens met een willekeurig mens te spreken over de we­derkomst van Jezus en wat er dan gaat gebeuren. U zult ongelovig aangekeken worden en soms uitgelachen en bespot, worden, zoals reeds in de dagen van Petrus sommigen spot­tend zeiden; “Waar blijft nu de belofte van Zijn komst?” (2 Petr. 03:04)- Want omdat de komst van Jezus misschien nog even op zich laat wachten, laat de waarachtige gelovige zich hierdoor niet van zijn stuk brengen. Hij weet dat de natuurlijke, niet wedergeboren, mens de dingen des Geestes niet verstaat.

De natuurlijke mens leeft in de zichtbare wereld en zoekt het zichtbare. Maar de gelovige leeft volgens (Heb. 11:01). “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet”.

De gelovige leeft weliswaar ook nog in de zichtbare wereld, maar hij richt zich op het onzichtbare. Hij bedenkt en zoekt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn (Kol. 05:17).

Het spreekt vanzelf dat de maanreis ook behoort tot de zichtbare, natuurlijke dingen. Hoe groot de wetenschappe­lijke prestatie ook is, het is alles nog maar een peulenschilletje in Gods oneindige heelal. Ik zag in de grote Reader’s biggest wereldatlas een kaart van een klein deel van het heelal. Het grote oneindige zonnestelsel, waartoe aarde en maan behoren, kon niet eens afgedrukt worden, zo klein. Het stond met een pijltje aangegeven.

Vragen rond de maanreis

Er zijn talrijke vragen die de gelovigen bezighouden in verband met de maanreis, o.a. zeggen sommigen dat de eer­bied voor God en Zijn schepping er door toe zou nemen. Dit kan waar zijn, maar met eerbied alleen wordt geen mens veranderd van zondaar tot kind van God. De weg tot God is alleen via Jezus Christus. Hij is de deur en een ieder die op een andere wijze probeert binnen te komen is een dief en een moordenaar.

Er is op Cape Kennedy veel godsdienstigheid. Wist u dat 95% van allen die bij het ruimtevaartprogramma zijn be­trokken regelmatig naar de kerk gaan?…..maar wist u ook dat het morele verval nergens groter is dan daar, en bij­voorbeeld het aantal echtscheidingen een ongekend hoog percentage heeft bereikt?

Kan het menselijk streven om andere planeten te berei­ken vergeleken worden met de torenbouw van Babel? Wij spraken met gelovigen die menen dat men deze vergelijking niet mag maken omdat er in wezen niets verkeerds is in de toename van de wetenschap en zelfs door Daniël voorspeld werd.

Wij kunnen ons echter moeilijk voorstellen dat een kind van God, dat vol is van de Heilige Geest, zich nog druk kan maken over deze ruimtereis, terwijl er op deze wereld nog miljoenen zijn die leven in de slavernij van satan. Hij zal zich veeleer voorbereiden op de andere grote “ruimtereis” door positief en actief bezig te zijn in dienst van de Meester.

Juist omdat dit alles zich afspeelt in deze eindtijd zien wij in deze maanreis, en toekomstige andere planetai­re reizen, een grote truc van satan om de gedachten van de mensen af te leiden van de “ruimtereis” van de gelovi­gen.

Is het niet altijd het streven van satan geweest, heer­schappij te voeren vanuit het luchtruim? Is satan geen gevallen engel, die een derde deel van Gods engelen in ‘ zijn val heeft meegesleurd?

(Jes. 14:12-15) zegt: “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken.’ En gij overlegde nog wel. Ik zal ten hemel opstijgen boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen on de berg der samenkomst ver in het Noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wol­ken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve”.

Van heel het menselijk streven om op natuurlijke wijze los te komen van deze wereld komt uiteindelijk niets te­recht, want satan is de grote inspirator achter dit alles. Hij is door Jezus overwonnen en gaat zijn eindvernietiging tegemoet.

Kind van God, laten wij voor 100% in de kracht en de overwinning van Jezus gaan staan, door onze geestelijke plaats in de hemelse gewesten in te nemen.

Strijders van het laatste uur

Wij zijn de geestelijke strijders van het laatste uur.’ Gods Woord en Geest zijn bezig ons “immuun” te maken voor alles, hoe spectaculair ook, wat er nog gebeuren gaat.

Onze blik is gericht op Jezus. Wij ervaren Zijn kracht en openbaren Zijn liefde en weten dat Hij alleen alle macht heeft (1) in de hemel en (2) op de aarde.’

Zoals Jezus de afstraling van de heerlijkheid Gods wassen de af druk van Zijn wezen, zo willen ook wij Zijn beeld openbaren.

Eens zal alles wat de mens-zonder-Christus gepres­teerd heeft in het niet verdwijnen en zal alle knie zich buigen voor Jezus, de Koning der koningen’

Dan zal ons niet gevraagd worden wat we lichamelijk, materieel of wetenschappelijk gepresteerd hebben naar wat -we gedaan hebben in dienst van Jezus…                        

Want, het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons die behouden worden is het een kracht Gods” (1 Kor. 01:18)

 

Zware tijden door A. Schenk

Dit is een woord dat wij lezen kunnen in (2 Tim. 03:01) “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen…. “Er is geen twijfel aan, dat hetgeen wij hier lezen, vandaag om ons heen gebeurt.

Wij leven in een tijd als nooit tevoren. Op alle ter­reinen van het leven is dit te merken. In de eerste plaats is daar de zonde die hand over hand toeneemt. Waar men eerder niet van durfde dromen, doet men vandaag open­lijk. Daar is in de wereld een grote afval zich bezig te ontwikkelen. Wij zien gebeuren wat er staat in (2 Thess. 02:03): de mens der wetteloosheid gaat zich openbaren. Dit is ook wat velen van de jongeren vandaag bezielt; wetteloos­heid.

Ik was op de dam

In mijn vakantie was ik één dag in Amsterdam. Ik heb mijn licht opgestoken bij de jongelui die dag en nacht ver­keren rondom het monument op de Dam. Ik heb met verschil­lende jongens en meisjes gesproken en hun gevraagd waarom ze dit deden. Sommigen gaven geheel geen antwoord. Ande­ren hadden veel kritiek op de maatschappij. Maar dóór al­les, heen heb ik bespeurd, de wetteloosheid en de leegheid van hun.

Er gaan honderden jongelui in ons land vandaag ten on­der aan verdovende middelen, seks, enz. En het wordt goed gepraat. Ik las een artikel in één van de grote dagbladen waar in stond dat kerkelijke leiders de homoseksualiteit goedkeuren en goedpraten. “Zware tijden”, zegt de Bijbel.

Aanrandingen, roofovervallen, onzedelijkheid, moorden en zelfmoorden, het is niet meer van de lucht, ook in ons, land. De machten van satan: maken zich meer en meer mees­ter van de wereld.

En wat betreft de wetenschap, zij staat nergens meer voor. Voor veel dingen kunnen we dankbaar zijn, maar vele dingen zijn ook een bederf voor de mensen. Ik denk aan de atoombom.

De landing op de maan

Daar is de zoveel besproken maanlanding. Ik geef toe: een geweldig stuk techniek. Maar zijn achter deze dingen niet geestelijke machten werkzaam? De duivel zit niet stil, het begon al met Adam en Eva. Hij wil gelijk God zijn Dit gevaar zie ik ook wat betreft de maanlanding. De mens moet op de troon en God er af. En uiteindelijk zit dan de duivel op de troon.

Daar is oorlog tussen de Geest van God – om de volle­dige heerschappij te ontvangen, die Jezus heeft behaald op Golgotha – en tussen de geesten uit de afgrond, uit de hel zelf. In de eindtijd zal zich dit meer en meer gaan toespitsen. De duivel weet dat hij nog maar een korte tijd heeft. En Gods Koninkrijk heeft haast. Want Jezus staat te komen. Alle bereikt een hoogtepunt. Zo ook deze tijd, waarin wij leven.

De wereld is verblind

Je kunt deze dingen aan de wereld gaan vertellen, maar velen zijn zo verblind door de geesten van deze eeuw, dat zij de tijd waarin wij leven niet meer onderkennen. Men zegt: al deze slechte dingen warén er vroeger ook. En in­derdaad in het verleden waren die er ook. Maar, nogmaals, het neemt toe en gaat een hoogtepunt bereiken.

Eén van de tekenen van zware tijden is ook wat er zich op kerkelijk en geestelijk terrein afspeelt. Er is grote verwarring in de wereld, er is ook grote verwarring op godsdienstig terrein. De één roept: hier is het. Weer een ander: hier moet, je zijn. En wat een valse leringen zijn er al niet. De eén zegt, je moet heiligen aanbidden. De ander zegt, je moet je ouderwets gaan kleden. Weer een an­der zegt, Jezus is niet de Zoon van God, Hij was een ge­woon mens. Weer een ander zegt, onze kerk, onze belijde­nisgeschriften, die zijn alleen goed. Weer een ander het bloed van Jezus hebben wij vandaag niet nodig voor vergeving van zonden. Dan is er de evolutieleer, de leer’ dat God dood is en de leer dat de wonderen die in de Bijbel staan niet zo gebeurd zijn. Vele waarheden uit Gods Woord worden verwezen naar het rijk der fabelen. Van het scheppingsverhaal wordt gezegd dat het maar een sprookje is. Zo zou ik door kunnen gaan. Het heeft allemaal te maken met de zware tijden waarin wij leven .Want al deze mensen, die deze valse leringen verkondigen, noemen zich allen Christenen.’

Dwaalgeesten en valse leringen

In (1 Tim. 04:01) staat: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvullen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen”.

En in (2 Tim. 03:05) lezen wij; “….die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houdt ook deze op een afstand”.

Tot slot (1 Joh. 04:01): “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of ze uit God zijn:, want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan”. Het zijn boze geesten, dwaalgeesten, leugengeesten, vrome gees­ten die bovenal werkzaam zijn op kerkelijk en godsdiens­tig terrein. Ook daarin kunnen wij ervaren de zware tijden waarover de Bijbel spreekt.

Volkomen overgave is nodig

De valse Christenheid gaat zich hoe langer hoe duide­lijker openbaren. Daarvoor is nodig dat de ware kinderen Gods Jezus gaan volgen op de voet. Wij hebben maar één houvast, dat is het Woord van God. Van Genesis tot Open­baring. Daar moeten we ons volkomen aan gaan onderwerpen. Wat er ook mag gaan gebeuren, in deze eindtijd, het bloed van Jezus heeft ons verlost en bevrijd van de machten van satan en het wil ons beschermen, ook in deze moeilijke tijden. Satan gaat rond als een briesende leeuw, maar ook als een engel des lichts, doch het bloed van Jezus geeft afdoende bescherming.

En wat de geesten uit de afgrond ook mogen doen, door de Heilige Geest hebben wij kracht ontvangen in deze don­kere dagen. Halleluja.’

De Heilige Geest geeft ons de moed om tegen de grote stroom van zonde en leugen in te gaan. De Heilige Geest zal ons aanvuren in de strijd en ons leiden in alle waar­heid. Hij zal ons de toekomst verkondigen en Jezus verheerlijken in onze levens. De Heilige Geest maakt ons bekwaam om een getuige van Christus te zijn in deze eindtijd. De Heilige Geest zal ons met de rechte kennis vervullen en ons doen opgroeien naar de mannelijke rijpheid. De ‘ Heilige Geest zal ons meer en meer in bezit gaan nemen en de kennis van Gods Koninkrijk in ons leven zal toenemen.

Dit alles wil de Heilige Geest gaan bewerken in die harten van Gods kinderen die het Lam willen volgen waar het ook heen gaat.

Scheiding der geesten

Zware tijden om ons heen. Maar ik geloof aan de andere kant, dat er een toename is van de Heilige Geest en van heiligheid en reinheid in die levens die zich voor honderd procent aan Jezus geven.

Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd”(Openb. 22:11).

Het verschil in deze eindtijd zal tot openbaring komen, de valse godsdienst met haar dwaalgeesten aan de ene kant

En aan de andere kant zij die werkelijk wederom geboren zijn. Jezus zegt: “Houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme”(Openb. 03:11).

 

De mens, kroon der schepping Gods door Jan W. Companjen

“Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem om ziet? toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt en hem net heerlijkheid en luister bekroond. Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen, Alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd” (Ps. 008:005-007)-

“En God zeide: Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat over de aarde kruipt. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem” (Gen. 01:26-27).

“En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”

(Gen. 01:31).

Uit bovenstaande Schriftgedeelten blijkt klaar en dui­delijk dat God de mens voor een bijzonder doel geschapen heeft. Dat doel heeft Hij tot op de dag van vandaag nog nooit losgelaten en Hij zal met de mens tot de bestemming komen omdat Hij het werk Zijner handen nooit zal laten varen.           

Het herstel van de kroon der schepping

Hij weet dat de mens eens tot de vrijwillige gehoorzaam­heid aan Hem zal komen. Dat de mens het zoenoffer, dat in Christus ons door de Vader gegeven is, volkomen zal aanvaarden. Dat de kroon der schepping dan hersteld zal worden, omdat zij de leiding van de Schepper aanvaarden zal en tot erkenning komt dat het menselijke verstand met haar kracht én geweld gefaald heeft.

Na 6000 jaar zal de sabbatsrust met kracht doorbreken, omdat de mens de Geest des Heren de ruimte geeft en zich in gehoorzaamheid overgeeft in het geloof dat het door die Geest geschieden zal dat de schepping hersteld wordt.

Door die Geest is het de mens gegeven om over het na­tuurlijke, maar ook over het bovennatuurlijke, het zicht­bare en het onzichtbare, te heersen.

Ik verwonder mij steeds weer over het feit dat er na zoveel jaren van geweldige doorbraken van de Heilige Geest, waarbij zeer velen tot een heerlijke en frisse Pinksterbeleving kwamen, er zo weinig zijn die geloof en inzicht hebben voor een herstel van alle dingen, met in­begrip van de kroon der schepping.

De massa blijft steken bij de behoudenis door het bloed van het Lam en de verzegeling door de Heilige Geest. Een zaak die alleen de menselijke kant maar tot een oplossing brengt, omdat dezulken ook nieuw bekeerden niet verder zullen brengen, omdat hun horizon niet verder rijkt.

Gods volk moet opwassen tot de volheid van Christus

Er bestaat aan dit alles ook nog een Goddelijke kant en dat is de opdracht dat de mens verder komt dan het(al­leen maar)dienen van de medemens.

Het redden van de mens uit zijn zondig bestaan, de vergeving van zonden door het ‘bloed van het Lam en de daarop volgende doop met de Heilige Geest is nog een puur mense­lijke aangelegenheid ten behoeve van de mens zelf.

God de Vader wil meer. Hij wil dat dit volk, dat door een Geest tot één Lichaam, tot één nieuw Godsvolk gedoopt is, opwast tot de volheid van Christus. Sommigen noemen dat heiliging, ik ben echter bang dat zij die dit zo noe­men vaak toch op een verkeerd spoor zitten, omdat zij met al hun karakter- en andere fouten er op uit zijn om Chris­tus gelijkvormig te worden op de wijze zoals het volkomen verkeerd gestelde lied ons wil laten geloven dat Zijn woorden altijd vriéndelijk en Zijn stem altijd zoet was.

Niets is minder waar. Jezus zei de Godsdienstige we­reld, die van zeer goede wille was, keihard de waarheid. Zo zelfs, dat Hij er voortdurend mee overhoop lag.

Het was een strijd tussen de vertegenwoordigers van de schaduwengodsdienst met hun tempel, vleselijke afstamming en invoeging in het verbond langs vleselijke weg (besnij­denis) en Jezus, het vleesgeworden Woord, die de vervulling van de wet en de profeten was. Hij kwam om de gehele mens, naar geest, ziel en lichaam te herstellen langs de weg van wedergeboorte, besnijding van het hart en doop in de Heilige Geest, stuk voor stuk aangelegenheden die in de onzichtbare wereld, in het inwendige van de mens plaats vinden.

De doorbraak van Gods Geest

Deze strijd vindt heden ten dage nog steeds plaats. De geloofsleer in kerken, kerkjes, enz. vindt heden ten dage nog voor 90 % op oudtestamentische wijze plaats. De tem­pel is nog steeds een heiliger plaats dan het Geest vervulde lichaam van het kind van God, met het gevolg dat alles of nog zeer veel in dat bouwsel moet plaats vinden en de leden, soms Geest vervulde, onvruchtbaar worden gemaakt. De afstamming langs vleselijke weg, o.a. door inschrij­ving in registers, gaat boven de afstamming in de onzicht­bare wereld, waar men door een Geest tot één lichaam ge­doopt is.

Dat alles, ik noem slechts enkele punten, zal nog afge­broken moeten worden, omdat al deze dingen de werking des Geestes voortdurend in de weg staan. Waar vrijheid is, waar een ieder werken en spreken kan zoals de Geest het hem of haar leert, daar zal Gods Geest op een machtige en spontane wijze doorbreken.

Jezus zelf zegt dat nieuwe wijn, het nieuwe verbond, niet in een oude zak, een oude vorm, verpakt kan worden. Indien men dit wel doet zullen de leden die tot een be­paalde bestemming door de Geest geroepen zijn, er uit barsten, de wijn, de Geest zal er uit stromen en ver­loren gaan. Indien men niet tot dit inzicht komt zal deze pijnlijke geschiedenis, wie kent haar niet in kerk en kring? zich steeds herhalen. De herders en de oudsten der gemeenten zijn momenteel in opleiding en het is te hopen dat men blij en gelukkig zal zijn als er vreemde eendjes in de Godsrivier gaan rondzwemmen. In het verleden zijn er al heel veel de nek om gedraaid en dit is de oorzaak dar wij nog niet een. veel dieper inzicht in het godsplan gekregen hebben. De Ark Gods, dat is de Gemeente, hebben wij naar een werelds systeem, van de heidenwereld afgekeken, op een wagen gezet, terwijl hij alleen maar door een priester­lijk volk gedragen mag worden. Het is een wet die nauwlet­tend in acht moet worden genomen en van deze dragers mag er niemand ontbreken. Als wij zo gaan optrekken zullen de vreugdedagen weer vreugdedagen gaan worden. Er zal inzicht komen en de hemelen zullen geopend worden opdat de anti­christ, de tegenwerkende krachten en machten in de hemel­se gewesten vernietigend verslagen zullen worden.

Wat God heden zoekt

God zoekt legerscharen die met Hem tot de overwinning zullen komen. Mens, kom tot uw doel, kom tot datgene waar­toe ’ u geschapen bent en waartoe de weg vrij is. Jezus leeft en Hij zal ook uw leven volmaken.

Ga op weg met Hem. Al wandelende, strijdende, vallend en weer opstaand zult u een Christen worden die steeds meer een beelddrager van zijn Heer en Meester is. Ook ten strijde trekkende tegen satanische machten die de wereld’ tot op de rand van haar bestaan heeft gebracht.

Jezus zal Overwinnen, wij met Hem. De stoottroepen, de Gideonsbende, de eerstelingen van de grote oogst, worden in gereedheid gebracht.

Bij deze grote geestelijke eindstrijd zal het Konink­rijk Gods zich baan breken en het Evangelie van Jezus Christus, het Evangelie van het Koninkrijk, zal over de gehele aarde verkondigd worden door Zijn Lichaam, dat met kracht en heerlijkheid bekleed zal zijn, omdat zij met Hem mede overwinnaars zijn geweest. God komt met Zijn’ schepping tot het volle doel. Wilt u tot dat doel komen? Strijdt dan on in te gaan. Amen.

 

 

Ingezonden mededelingen

Negende volle evangelie vreugde dag 14 september aanstaande. Zeg ja tegen het leven is het motto van de negende volle evangelie vreugde dag. Welke zondag 14 september in Den Haag wordt gehouden. (Congresgebouw bij “Madurodam”). Medewerkers zijn o.a. W. J. Oosterkamp (algehele lei­ding); M. van Essen (hammond orgel); Wim de Moor (solo­zang); Arie Pronk (zangleider); “The King Sounds”; Herman ter Welle (kindersamenkomsten); Corrie ten Boom, Karel Hoekendijk, J.I. van ‘Baaren, W.J. Lentink, K.v.d. Raa, G. en P. Prakken (sprekers). Deze vreugdedag is [weer georganiseerd door de

Ves. van volle evangelie zakenlieden “Nederland”(VEZA). (Er is een crèche voor baby’; (Deze jaarlijkse feest- en ontmoetingsdag van volle evangelie christenen begint om 10 uur.

Bijbelstudie en retraite weekend te Harskamp bij Ede

Op 3, 4 en 5 oktober wordt in hét conferentieoord “De Harscamp” te Harskamp bij Ede een Bijbelstudie-retraite weekend gehouden, georganiseerd door _het.. maandblad ” Opwekking” te Putten. De samenkomsten beginnen vrijdag avond. Zaterdagmorgen- mid­dag en avond zijn er diensten evenals zondagmorgen en mid­dag. Men kan zelf’ bepalen welk deel van het weekend men wil bijwonen. Kosten fl. 10,00 per dag, fl. 20 voor het hele weekend. Een vrij groot aantal echtparen kunnen aparte kamers krijgen. Opgaven aan opwekking te Putten. Sprekers zijn onder anderen Kees Goedhart, Ben, Hoekendijk en J. V. Petegem.

In een begeleidend schrijven waarin alle volle evangelie christenen worden uitgeno­digd schrijft evangelist Ben Hoekendijk: “Er is in vele harten een verlangen om eens een weekend lang onder de zalving van de Geest met een geopende Bijbel en in gemeen­schap met broeders en zus­ters uit allerlei kringen de Heer te zoeken. Op ons Bijbel studieweekend willen we vanuit Gods Woord onderzoe­ken wat de fundamenten, de vruchten en de gaven zijn”.

Samenkomsten “Johannesberg”

Zuiderzeestraatweg te 0ldebroek. Zaterdagavond half acht op 13 sept. evangelist A. Schenk (H.A.); 4 okt. Ds. K. van Twillert; 18 okt. Evangelist G Ernste; 1 nov. Evangeliste zr. Jvan Wieringen, 1 nov. ’s Middags 2 uur, dienst der gebeden.

 

Geloof of fanatisme door Sarina Mosterd

“Geloof nu is de zekerheid der dingen die men hoopt, en het bewijs der dingen die men niet ziet”(Heb. 11:01).

Prijs de Heer voor deze tekst.’ Wat heeft dit nu met fanatisme te maken? Geloof heeft ook niets met fanatis­me te maken. Fanatisme is de grote vijand van het geloof. En waarom horen we dan, wat men noemt, in onze “volle evangelie kringen” zo vaak? “Je moet niet fanatiek zijn”. Betekent dit even zoveel als? “Voer je geloof nu niet te ver door, verwacht niet te veel, want……”(vult u zelf maar in).

Wanneer wij geloven in het bloed van Jezus, en Hem als onze persoonlijke Redder hebben aangenomen, dan mogen wij al die dingen verwachten van God, zoals Hij deze beloofd heeft in Zijn Woord. Wij mogen verwachten dat Hij die dingen voor ons waarmaakt die zo nadrukkelijk beschreven zijn? de genezing, vervulling, het spreken in nieuwe tongen, welke belofte het ook mag zijn. We mogen het ons toe-eigenen, zoals de Bijbel zegt. Door ons geloof worden deze dingen een deel van ons.

“En toch zijn er velen onder ons ziek, en sterven er niet weinigen (1 Kor. 11:30). We zijn ziek, we verbergen het voor elkaar, we schamen ons en het oordeel van onze naaste broeders en zusters treft ons zwaar? “Zou hij of zij die ziek is wel recht voor de Heer staan?” Nee, u gelooft niet meer dat God‘ u teistert met ziekten e.d. U weet dat Hij de Heelmeester is, maar dat de satan, die rond gaat als een briesende leeuw, ieder kind van God als een stroopmassa tracht te omklitten, en steeds weer gretig zijn klauwen naar u en mij uitstrekt. Jezus zegt: “Weerstaat de duivel en hij zal van u vlieden”(Jak. 04:07). Wij mogen, ja zelfs moeten vaststaan in het geloof, en er op rekenen dat Hij die in staat was ons vrede in het hart te brengen, ook do genezing, vervulling, zal ‘brengen mits wij volharden, en vooral geloven dat de verwachting al een zekerheid is.

Fanatiek zijn is niet van God. Fanatiek zijn is handelen tegen beter weten in. U kent uw hart, en vooral de Heer kent uw hart. U moet zelf geloven, zelf volharden, en dan overwint Jezus voor u. Wij behoeven immers niet voor ons zelf te strijden, want God strijdt voor ons. (Neh. 04:20).

Soms weet men heel diep in zijn hart dat je niet kunt, of niet wilt geloven dat de Heer je geneest, en toch vol­houden tegenover de broeders en zusters: Prijs de Heer, Jezus is Overwinnaar, maar toch bijvoorbeeld met een maag­zweer blijven rondlopen. Dat is handelen tegen beter weten in, Jezus is wel Dezelfde, maar ons geloof niet……

Jezus honoreert geen fanatisme. Het is Zijn vijand. Zijn reeds overwonnen tegenstander. Jezus honoreert een een­voudig, kinderlijk geloof. Wordt niet fanatiek…… ga dan liever naar de dokter.

Waarom hebben de mensen in het volle evangelie voor de wereld altijd de bijklank fanatiekelingen te zijn? Hebben zij dit er zelf naar gemaakt? Het Woord van God is aller­minst fanatiek, maar reëel en nuchter.

ik sluit mijzelf hierbij in, lopen zo gemakkelijk met de lieve glimlach op, vooral vrolijk zijn, en lief zijn voor elkaar.

Dat is niet de liefde die God bedoelt, Jezus liep ook niet de gehele dag te lachen, maar Hij wees Zijn naasten op hun fouten, Hij sprak ze ernstig toe, en was met ontfer­ming bewogen.

Dat fanatieke glimlachje van ons is vaak fataal voor de bekering van velen. Vreugde ligt in de ziel, en de ogen zijn daar de spiegel van. Laat dan niet het fanatisme van: “Zie je wel, ik ben er ook één van het volle evangelie , maar de liefde van Jezus in uw ogen weerspiegeld zijn. God zegene u!

 

Br J. Noë naar de Canarische eilanden

Zoals wij in ons vorig nummer reeds in het kort konden meedelen is onze medewerker br. J. Noë uit Leidschendam naar de Canarische eilanden vertrokken om daar het volle evangelie te brengen. Onderstaand “afscheidsartikel” werd nog voor zijn vertrek op 25 juli j.l. geschréven, maar in ons volgend nummer hopen wij zijn eerste indrukken en erva­ringen te publiceren. Wij wensen broeder Noë Gods rijke zegen toe bij de uitvoering van deze belangrijke opdracht in dienst van de Meestér.’            -redactie.

Geliefde broeders, zusters en vrienden. Dit is voorlo­pig de laatste maal dat ik een stukje voor “Levend Geloof” in Holland schrijf. Ik vertrek n.l. vrijdag 25 juli; naar de Canarische eilanden, behoren aan Spanje, om daar het evangelie te brengen. Hier wonen n.l. Hollanders en Indi­sche Hollanders, waarvan de geestelijke verzorging te wensen overlaat.

De Heer heeft mij duidelijk de weg getoond en ik vroeg Hem mij een stuk uit Zijn Woord te doen opslaan ter beves­tiging. En Hij liet mij het volgende uit Jeremia 1:4-12 (Jer. 01:04-12) le­zen:

“Het woord des Heren nu kwam tot mij: Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij uit uw moeders baarmoeder geboren werd, heb Ik u geheiligd; tot een ‘ profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld. Doch ik zeide: Ach, Here Here, zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong. De Here echter zeide tot mij: Zeg niet, ik ben jong, want tot een ieder, tot wie Ik u zend, zult gij gaan, en alles wat Ik u gebied, zult gij spreken. Vrees niet voor hen, want Ik ben met u om u te bevrijden, luidt het woord des Horen. Toen strekte de Here zijn hand uit en roerde mijn mond aan, en de Here zeide tot mij: Zie, Ik leg mijn woorden in uw mond; merk op, Ik stel u heden over de vol­ken en de koninkrijken om uit te rukken en af te breken, om te verdelgen en te verwoesten, om te bouwen en te planten.

En het woord des Heren kwam tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg. Daarop zeide de Here tot mij. Gij hebt goed gezien, want Ik waak over mijn woord om dat te doen”.

Het wonderbaarlijke is, dat aan het slot gesproken wordt over een amandeltwijg. Nu, op de Canarische eilan­den groeien amandelbomen en het is een prachtig ge­zicht als die in bloei staan.

Ja, God is goed, Hij is wonderbaar. Het is zo fijn, ze­ker te weten, dat Hij je uitzendt) want dan gaat Hij het werk zegenen.

Hoe lang ik weg blijf weet ik niet, de Heer leidt al­les. Ik weet wel, dat ik niet alleen voor de Hollanders van Jezus Christus zal getuigen, maar ook voor de Span­jaarden.

De mogelijkheid is niet uitgesloten dat ik ook naar Spanje zal gaan, daar wonen n.l. ook veel Nederlanders, ook Indische.

Ik zal voor “Levend Geloof” blijven schrijven en hier­door zult u met de gang van zaken op de hoogte blijven.

Het is mijn bedoeling mij te vestigen op Gran Canaria bij Las Palmas en vandaar uit ook de andere eilanden te be­zoeken.

Geliefde broeders en zusters en vrienden: God zegene en sterke u. Volhard in de gezindheid van Christus, het woord des levens vasthoudende in geloof.  Wees als lichtende sterren, temidden van dit ontaard geslacht. (Filip. 01:27-30; Filip. 02:01-18).

 

1969.05 nr. 111

Levend Geloof 1969.05 nr. 111

Toen en nu

Wie in Handelingen leest komt steeds weer onder de indruk van de geweldige dingen die God in de begintijd van het Christendom deed. We lezen hoe door de tekenen en wonderen die de apostelen, vol van de Heilige Geest, de­den, velen tot geloof in Jezus kwamen en op hun beurt weer anderen tot Jezus leiden. Het evangelie had “snelle voortgang”; Er zat “vaart” achter! Het was een niet af te remmen openbaring van de machten van Gods Koninkrijk via menselijke instrumenten.

Want dit mag men nimmer over het hoofd zien: God is bij het volvoeren van Zijn plannen voor deze wereld van mensen afhankelijk, dit was in het verleden zo en dit is vandaag nog zo.’

Daarom is het Pinkstergebeuren te Jeruzalem niet alleen belangrijk als “beginfase” van de Gemeente van Christus, maar juist nu de Gemeente in Zijn eindstadium is gekomen, behoort de volle Pinksterkracht zich in de gelovigen te openbaren.       

De duivel is er in deze wereld op uit de mensen hoe langer hoe vaster in zijn greep te krijgen, omdat hij weet dat hij nog slechts een korte tijd heeft. Hij tracht ook de gelovigen aan zich te binden. Daarom is het ondenkbaar dat een gelovige zonder de Pinksterervaring stand kan houden tegenover de satanische aanvallen. Bovendien is hij zonder Pinksterervaring geen volwaardig instrument in dienst van de Meester.

Pinksteren mag echter geen ervaring van het verleden alleen zijn. Toen de Heer mij elf jaar geleden doopte met Zijn Geest, was dat een machtige gebeurtenis. Maar het zou in de ogen van God waardeloos zijn als ik niet (eind- mei 1969) zou weten dat Gods Geest in mij is.

De tijd van Handelingen was een geweldige tijd, maar in deze tijd is er opnieuw een grote machtsopenbaring gaande.’ Als wij er maar oog voor hebben

De apostel Jacobus spreekt van een vroege en een .late regen. Het is nu de tijd van de late regen.

Iedere gelovige is hierbij betrokken, want hij is ge­roepen een levend getuige van Jezus te zijn. Het is daarom uitermate belangrijk dat iedere gelovige een Pinkstergelovige is in de volle Bijbelse betekenis.

Jezus heeft gezegd: “Wie in Mij gelooft gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”(Joh. 07:38). Kunnen de mensen, in nood hun dorst bij u lessen, doordat u vol bent van de Heilige Geest? In de eerste Christengemeenten was dit wel het geval. Het is de wil van God dat dit ook nu, in u en mij, tot openbaring komt.’

 

De boodschap van Amos is een boodschap voor onze tijd

door Gert Jan Doornink

“Toen zond Amazia, de priester van Bethel, aan Jerobeam, de koning van Israël, deze bood­schap: Amos smeedt een samenzwering tegen u te­midden van het huis Israëls, het land zal al zijn woorden niet kunnen verdragen. Want zo heeft Amos gezegd: door het zwaard zal Jerobeam ster­ven, en Israël zal voorzeker in ballingschap wegtrekken uit zijn land. Vervolgens zeide Amazia tot Amos: Ziener.’ ga heen, vlucht naar het land van’ Juda; eet daar brood, en profeteer daar. Maar in Bethel moogt gij voortaan niet meer profeteren, want dit is een koninklijk heiligdom en het is een rijkstempel. Doch Amos gaf Amazia ten antwoord: Ik ben geen profeet en ik ben geen profe­tenzoon, maar ik ben veehouder en kweker van moerbei vijgen. Doch de Here nam mij achter de schapen vandaan, en de Here zeide tot mij: Ga heen, profeteer tegen mijn volk Israël” (Amos 07:10-15).

Ga heen…

Het is opvallend en ik ben er altijd weer blij om, als ik in de Bijbel lees, hoe God zijn opdrachten vaak bekend maakt aan gewone mensen, mensen zoals u en ik. Toen Mozes de grote opdracht van God ontving om het volk Israël te leiden uit het land Egypte naar het beloofde land, was hij bezig de schapen van zijn schoonvader Jethro te hoeden (Ex. 05:01). David was ook schaapherder toen hij geroepen werd om tot koning gezalfd te worden (1 Sam. 16:11). De discipelen waren aan het vissen toen Jezus hun riep Hem te volgen. Zo was Amos veehouder en fruitkweker.

Door de gehele Bijbel loopt deze lijn, die tot op de dag van vandaag kan worden doorgetrokken, want ook nu roept God vaak gewone mensen in Zijn dienst. Zij missen dikwijls een universitaire opleiding, het zijn geen ”vak- theologen”, maar – en dit is in Gods ogen het belangrijk­st zij zijn, wedergeboren en vervuld met de Heilige Geest. Zij brengen het onvervalste Woord van God onder de zalving van Gods Geest, hun prediking wordt bevestigd door tekenen en wonderen, zoals het ook’ in de dagen van Jezus en de eerste Christengemeenten gebéurde.

Natuurlijk is God bij machte ook intellectuelen te ge­bruiken in Zijn dienst, en we zien, dit soms ook. Bij Hem geldt, geen aanzien des persoons. Hij ziet naar het hart van de mens en wil Zijn kracht in onze zwakheid volbren­gen.

Juist in deze dagen rondom Pinksteren denken wij terug aan de grote opdracht die Jezus aan Zijn discipelen gaf om heen te gaan in de gehele wereld ‘en Zijn boodschap van volkomen verlossing te verkondigen en in praktijk te brengen. Wij moeten terugdenken aan de afscheidswoorden van Jezus,, vlak voordat Hij van deze wereld wegging: “Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt en gij zult Mijn getuigen zijn…..” (Hand. 01:08).

Om werkelijk bruikbaar te zijn in dienst van de Meester is het noodzakelijk om vervuld te zijn met de Heilige Geest. Bent u reeds gedoopt met Gods Geest?

Juist in onze tijd, nu de duisternis in deze wereld zo snel om zich heen grijpt en de duivel alles op alles zet om de mensen vaster aan zich te binden, is het zo noodzakelijk om Gods kracht te bezit­ten om staande te kunnen blijven en anderen te kunnen helpen.

Amos tijd en onze tijd

De tijd waarin Amos moest profeteren had veel overeenkomst met onze tijd. Dat wordt ons wel duidelijk als wij het boekje Amos doorlezen. “Want Ik weet, dat uw overtredingen vele zijn, en uw zonden talrijk”(Amos 05:12). (Amos 05:13) zegt: “Het is een boze tijd.” En iedereen die objectief deze tijd onder, ogen ziet, zal hetzelfde  moeten zeggen.

Er was hoogmoed en geen verbrokenheid, waardoor schuld­besef ontbrak (Amos 06:06-08). In de ogen van God was (en is,’) dit een gruwel. Hoogmoed komt voor de val. Dat zal ook in onze tijd openbaar komen. De gerichten en oordelen waarvan Openbaring spreekt, zullen zeker over deze wereld konen. De wereld die het hoe langer hoe meer meent zon­der God te kunnen stellen, zal – tenzij ze zich bekeert – bedrogen uitkomen.

Helaas is de zonde van hoogmoed ook de Gemeente bin­nengedrongen. Gelovigen die niet “nederig” willen zijn, zijn, niet ten volle bruikbaar in dienst van Jezus. Nu be­doelen wij met “nederigheid” geen gewilde, kruiperige nederigheid, die wij soms bij bepaalde gelovigen aantreffen. Bijbelse nederigheid wil zeggen: leven in afhankelijkheid van de Heer. Het principe van de nederige gelovige zal steeds zijn: “Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal”.

In de tijd van Amos was er, evenals in onze dagen, een schijn van Godsdienst, maar de kracht was er niet. Onder koning Jerobeam was de materiële welvaart enorm gestegen, maar het volk ging innerlijk sterk achteruit.

De Godsdienst had alleen een uiterlijke vorm en dit was de Heer een gruwel. Lees maar eens (Amos 05:21-24). In onze dagen is het naam-Christendom ook ver afgeweken van het oorspronkelijke geloof. Maar in deze eindtijd zien wij ook overal in de wereld hoe God mensen roept om weer het oorspronkelijke, volle evangelie te verkondi­gen. Amos liet zich niet afremmen door niet te profete­ren, zo zal ook in onze dagen de echte gelovige, dwars tegen alles in, gehoorzaam zijn en die dingen doen die de Heilige Geest van hem vraagt.

De Heer toonde Amos in vele gezichten en visioenen dat Hij de zonden van Zijn volk zou gaan straffen. Wat ging Amos nu doen? Het is goed om dit onder’ ogen te zien, opdat ook wij ons geloof kunnen “optrekken” aan het leven van Amos.

Wat deed Amos? – En wat moeten wij doen?

1.Hij bad.

In (Amos 07:01-06) lezen wij over twee visioenen die Amos van de Heer ontvangt. God zou met strafoordelen komen, maar Amos’ reactie hierop is dat hij gaat bidden.’ Hij roept tot God om vergeving voor de zonden van Zijn volk. En dan gebeurt het wonder: “Het berouwde de Here. Het zal niet geschieden”. Is dat niet wonderbaar? En dat door het ge­bed van één man. Zegt Jacobus niet dat het gebed van een rechtvaardige veel vermag, doordat er kracht aan verleend wordt? (Jak. 05:16).

Hoe is het met ons gebedsleven gesteld? Nemen we wel voldoende tijd om Gods aangezicht in oprechtheid te zoe­ken? Het gebed is nog steeds een geweldige kracht.

2.Hij sprak… en hoe…

De profetieën die Amos uit moest spreken waren radi­caal en concreet. Zij waren niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en gingen “recht op de man af”. “Zoekt het goe­de en niet het kwade, opdat gij leeft”(Amos 05:14). “Zoekt Mij en leeft”., “Zoekt de Here en leeft”(Amos 05:04-06).

Dit mogen ook wij vandaag verkondigen aan een ondergaan­de wereld. Geen compromis-boodschap, maar de radicale boodschap dat Jezus de volkomen Verlosser is. Het is Je­zus en Jezus alleen. Er is onder de hemel geen andere Naam, waardoor de mens vrede met God kan ontvangen.

3.Hij was onbevreesd

Onbevreesdheid was een kenmerk van Amos’ leven. Het zal ook het kenmerk zijn van de ware gelovige. Toen Amazia Amos verbood in Bethel te profeteren (Amos 07:15) ant­woordde Amos: “Doch de Here nam mij achter de schapen van­daan, en de Here zeide tot mij: Ga heen, profeteer tegen mijn volk Israël” (Amos 07:15).

Amos had zijn vertrouwen volledig op de levende God gesteld. Hij wist dat die hem kracht verleende. Zo mogen ook wij weten dat Gods kracht in ons is, als wij gedoopt zijn met de Heilige Geest, want Jezus zei: “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest, over u komt”.

Waarom nog langer vreesachtig? “God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid”(1 Tim. 01:07).

4.Hij was gehoorzaam

We lezen van Amos niet dat hij ongehoorzaam was. Neen, Amos vertrouwde God in alle dingen. Hij had geloof.

Geloof is absoluut noodzakelijk voor elk kind van God. Het is de spil waar alles om draait. (Heb. 11:06) zegt dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn.

Geloof gaat hand in hand met gehoorzaamheid. Als die twee er zijn gaat God Zijn beloften waar maken. We zien dit aan het einde van Amos 9 duidelijk beschreven. Hoe God een keer gaat brengen in het lot van Zijn volk Israël.

Dit wil God ook in de eindtijd doen met Zijn Gemeente. Er zullen gelovigen zijn die niet de volle weg met Jezus willen gaan. Zij zullen “verachteren in de genade”. De Heer kan hen niet-gebruiken in Zijn dienst. Zij hebben geen geloof, zijn vreesachtig en ongehoorzaam. Zij zijn niet klaar om Jezus te ontmoeten .

Maar er zullen ook gelovigen zijn, die evenals Amos leven en de Heer werkelijk dienen?

Dat zijn de gelovigen waarvan Efeze 4 spreekt. Zij hebben de “mannelijke rijpheid” bereikt. En zijn, niet ‘ meer onmondig, op en neer, heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer”. (Ef. 04:14).

Behoort u tot deze categorie gelovigen? Dan zal de Heer zich over u verheugen en kan Hij u gebruiken als een instrument in Zijn hand, zoals Hij ook Amos kon ge­bruiken.    

 

Redactie

Dat “Levend Geloof” door velen gewaardeerd wordt blijkt o.a. uit de voortdurende toename van het aantal abonnees. Ook deze maand heten wij weer een aantal nieuwe abonnees hartelijk welkom!

Wij willen echter met nadruk vaststellen dat het ons niet gaat om de macht van het getal, maar om de verkon­diging van de macht van Jezus van Nazareth. Dit is onze opdracht, waaraan wij gehoorzaam willen zijn ook via “Le­vend Geloof”.

Nu in onze dagen het lauwe en verwaterde Christendom geen antwoord meer heeft voor een wereld in nood, is het meer dan ooit noodzakelijk.dat de werkelijke Christen actief en vol vuur getuigt van de macht van Jezus van Nazareth.

U kunt dit ook doen via “Levend Geloof”. Doe zoals anderen en neem regelmatig een aantal bladen af voor verspreiding of colportage. (10 exemplaren en meer a 40 ct.) Of geef geschenkabonnementen.

“Levend Geloof” brengt op gezonde, positieve wijze de volle evangelie boodschap in al zijn facetten.

 

Leeft u in het Oude of in het Nieuwe verbond door Jan W. Companjen

Het is alles tot ons voorbeeld geschied. Het gehele oude verbond is een aaneenschakeling van voorbeelden hoe onze geestelijke strijd moet zijn. Zoals eens het volk Israël het land Kanaän, de navel der aarde, veroverde en bevrijdde van satanische machten, waarbij soms mens en dier gedood moesten worden omdat zij volkomen door dui­velse machten in bezit genomen waren, zo moet thans door verovering en strijd de aarde verlost worden van de satanische machten en krachten.

Er is echter één zeer groot verschil: onze strijd is niet meer tegen vlees en bloed, maar rechtstreeks ge­richt tegen de boze geesten in de onzichtbare wereld.

Vlees en bloed zullen het Koninkrijk Gods niet beër­ven, onze strijd is een geestelijke strijd en langs die weg zal het Koninkrijk der hemelen zich baanbreken met geweld. Zoals een zaadje zich met geweld baan breekt en zich door niets laat hinderen, indien het maar voedings­bodem bezit, zo komt het Koninkrijk Gods openbaar in mensen die het beeld Gods gaan dragen en de Zoon gelijkvormig worden. Sprak Jezus niet aldus: Indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Konink­rijk Gods over u gekomen”?

Dit geheimenis werd bij de komst van Jezus op aarde openbaar gemaakt. Hij streed niet meer tegen vlees en bloed, Hij was geen aards koning met praal en gezag die aan heb hoofd van legerscharen ten strijde trok, neen Hij was een man van vlees en bloed, bezield met de Geest Gods, die direct tot de kern van de zaak doordrong en de gevallen mens van binnenuit herschiep.

Hij herstelde de mens en maakte hem bekwaam tot de

dienst waartoe hij bestemd was, Hij vergaf de zonden. Hij genas de zieken en maakte de gebondenen vrij. Dit Evangelie verkondigde Hij en Hij ging het land door, goed doende en genezende , allen, die door de duivel overweldigd waren.

Dit was Jezus en dit is Jezus. Bij Hem is geen veran­dering. Hij is Dezelfde nu.

Dezelfde Geest die eens Jezus hier op aarde bezielde, is na de hemelvaart van Jezus, na Zijn afscheid van de zichtbare wereld, terug gekomen en heeft met Pinksteren en vele, vele malen daarna, intrek genomen in Zijn Lichaam, de Gemeente.

Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een. (Heb. 02:11). Hij is het Hoofd en Hij is de ko­ning van dat volk dat door die éne Geest tot één Lichaam gedoopt is.

Dat is het nieuwe verbondsvolk Gods. Men wordt hiervan dan ook niet anders deelgenoot dan langs die éne weg Gods, namelijk door het aanvaarden van Jezus als Verlosser en Koning.

“Het nieuwe Verbond ligt open voor Jood en heiden, doch men zal hiervoor het zichtbare, wat voor ogen is, kerk (tempel) met zijn priesterschap, het natuurlijke Is­raël en Jeruzalem, moeten loslaten en kiezen voor Koning Jezus”.

Het Nieuwe Verbond is in Zijn Bloed, dat wil zeggen is in Zijn Wezen. Zoals Hij was zo zullen Zijn navolgers moeten (en kunnen)zijn.

Dat verbonden zijn met Zijn We­zen, met Zijn innerlijk, wordt op zo’n machtige wijze in het Avond­maal geprojecteerd (getoond). Zó als brood en wijn in ons bloed wordt opgenomen en door ons hele lichaam trekt, zo wil Hij met Zijn Geest ons hele wezen in bezit nemen en ons doortrekken, doordrenken van Zijn Heer­lijkheid. Daarom zegt Jezus in het hogepriesterlijke ge­bed (Joh. 17:22); “De heerlijkheid die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven”. Hij wist dat Zijn volgelingen nieuwe scheppingen zouden zijn. Het oude is voor deze mensen voorbij gegaan en het is alles nieuw geworden. Daarom schaamt Hij zich niet hun broeders te noemen en daarom is Hij Eerstgeborene onder vele broeders. Dat is de taal van de Bijbel, dat is Gods Woord en dat is wat anders dan zon­daar zijn en blijven tot je dood.

In onze tekst (1 Sam. 08:07) zien, wij wanneer Israël tot zijn vleselijke Godsdienst gekomen is. Zij moesten iemand  hebben die voor hun uittrok. Zij wilden zijn als alle andere vólken (godsdiensten) en geleid worden door een zicht­bare koning. De waarschuwing dat zo’n koningschap gepaard zou gaan met de ontneming van hun vrijheid, baatte niets. Zij zouden hun zonen moeten leveren om aangesteld te wor­den als oversten over duizend en over vijftig, zij zouden voor hem moeten werken en hun dochters geven als zalf maaksters, kooksters en baksters. Ja zij aanvaarden het dat zij tot slaven zouden zijn.

Dit alles geschiedde heel in het begin na de verovering van het beloofde land. Aanvankelijk leefden zij na de dood van Jozua rechtstreeks onder de leiding van de Heer en zij werden sterk. De afval kwam omdat zij niet radicaal alles opruimden wat hun tot een valstrik zou kunnen zijn. Zij sloten verbonden met overgebleven inwoners, braken hun altaren niet af, doch lieten hun herendiensten verrichten, deze volkeren werden hun tot een valstrik en zij vervielen tot afgoderij.

Dan volgt er de periode dat het volk steeds weer in grote benauwdheid kwam, waarna de Here hun een Richter verwekte die hun verloste uit de nacht van hun plunde­raars. (Debora, Gideon, Simson, enz.).

Aan het eind van het leven van Samuël kiezen zij voor het koningschap in de zichtbare wereld en treden zij een nieuw tijdperk binnen. Een tijdperk waar wij nu nog midden in leven.        

Het aanvaarden van de onzichtbare Jezus als Heer en Koning is voor velen nog een groot probleem.’ De hoofdstukken 14 tot en met 17 van het Johannes Evangelie zijn nog geen werkelijkheid voor hun. Zij zeggen wel dat zij voor Jezus gekozen hebben, maar de werkelijkheid laat niets anders zien dan een geloof gebaseerd op uiterlijkheden die wij ook in Israël vinden ten tijde van het koningschap. Even­min als de godsdienstige wereld tijdens Jezus’ rondwandeling op aarde hun godsdienstige uiterlijk opgaf voor het volgen van Jezus, kunnen zij dit nu doen. Het is zoals Je­zus zei: witgekalkte graven, van buiten mooi wit, doch van binnen (onveranderde) dorre doodsbeenderen. Men is zondaar en blijft zondaar.

Met de uitstorting van de Heilige Geest kwam Jezus terug. Deze werkelijkheid moet bij het volk Gods verwerkt worden, opdat zij ook werkelijk verwezenlijken kan wat zij bij deze terugkeer van Hem ontving. Lees ten aanzien hier­van de laatste hoofdstukken van Johannes eens door. Daar zijn vele woningen u bent daar een woning van. Dan zult u gaan begrijpen wat het wil zeggen te mogen behoren tot inwoners van het Hemelse Jeruzalem. Dat u met Hem in de hemelse gewesten verkeren mag en dat u aldus zult zijn waar Hij is (Joh. 14:03).

Ten aanzien van deze dingen rust er op onze schouders een belangrijke opdracht want wij zullen gezamenlijk in­zicht in deze dingen moeten krijgen. Dan, ja dan pas, zullen wij tezamen met alle heiligen kunnen opwassen tot alle volheid Gods.

Wij zullen moeten komen open te staan voor het werk Gods in ons. Neem afscheid van de schaduw-periode en keer terug naar de persoonlijke omgang met God. Zoals Henoch met Hem wandelde, zo zullen wij met Hem omgaan. Via die omwandeling zullen wij de volmaaktheid bereiken en dat alles is een zaak van het geloof. Hebreeën 11 noemt een groot aantal geloofshelden op, maar het geloof dat nu ge­openbaard wordt zal de wereld overwinnen.

Vanuit het hemelse Kanaän mogen wij de geloofsstrijd gaan voeren, en in Zijn Naam, de wereld tegemoet treden. Hij is Koning der koningen en zegt tegen u en tegen mij: Ruim op en breek af elk afgodenaltaar, breek de hoogten af, bevrijd gebondenen, vergeef zonden en genees zieken. Want zie het Koninkrijk Gods is over u, is nabij gekomen.

Heer, ‘k wil U danken, U loven en prijzen, Voor alles wat U doet voor mij.

Heer, ik wil dagelijks U hulde bewijzen, Door te leven zoals Gij.

Ik wil de weg gaan die U hebt gewezen, U zult mij steeds weer de kracht daarvoor geven. Dank Heer, dat ik in de Hemel woon, En met U zitten mag op de troon.

 

“De Here zei tot Samuël; Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ü hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verwor­pen, dat Ik geen Koning over hen zou zijn”. (1 Sam. 08:07)

Actie 2000 door Gert Jan Doornink

De in ons vorig nummer aangekondigde “actie 2000” is inmiddels van start gegaan. We zijn dankbaar en blij voor de inmiddels ontvangen bijdragen. Iedere gever of geefster ontvangt een persoonlijk schrijven van ons.

Wij willen nog even herhalen wat het doel van deze actie is. Door de voortdurende uitbreiding van de “Levend Geloof” arbeid is het noodzakelijk dat de eigen “Levend Geloof” drukkerij ver­nieuwd wordt. O.a. is het noodzakelijk dat de tweedehands en met de hand be­diende stencilmachine vervangen wordt door een elektrische, automatische ma­chine. Voor één en ander is een bedrag nodig van minimaal ƒ 2000, —, welk be­drag uit de gewone middelen niet kan worden bekostigd.

Op de medewerkersvergadering van 19 april werd daarom met algemene stemmen besloten een beroep op de “Levend Geloof” lezers te doen, hiervoor een bijdrage te sturen.

Als u nog niet gereageerd hebt, zouden we het zeer op prijs stellen ook van u een positieve reactie te vernemen.

U kunt uw bijdrage storten op gironummer 10.24798, ten name van Adm. “Levend Geloof”, Kerkstraat 32, Veessen, post Heerde. Bij voorbaat hartelijk dank.’ ‘)   

P.S. De actie sluit 1 juli a.s.

Wilt u op het girostrookje vermel­den: “Aktie 2000”?

 

Van de redactie

Afscheid br. Wols. – Onze medewerker broeder D. A. Wols zag zich door omstandigheden genoodzaakt zijn arbeid voor “Levend Geloof” te beëindigen, wat wij uiteraard ten zeer­ste betreuren. Vanaf deze plaats willen wij onze oprechte en hartelijke dank uitspreken voor zijn medewerking aan ons blad. Broeder Wols schreef in het verleden een enkele maal in ons blad, maar na de overname van zijn “Blad voor de Kerken” door “Levend Geloof” was hij een geregelde schrijver, wiens artikelen door velen zeer gewaardeerd werden. Wij wensen br. Wols en zijn gezin Gods rijke zegen toe op hun levensweg en geloven dat de Heer hen ook ver­der zal gebruiken als een instrument in Zijn hand en tot eer van Zijn Naam. Gaarne laten wij thans br. Wols zelf aan het woord:

Om interne redenen moesten we het zware besluit ne­men, de medewerking aan “Levend Geloof” te beëindigen. Wij danken u allen hartelijk voor belangstelling en reacties op de artikelen. Inzonderheid de hoofdredacteur, broeder Doornink, voor de prettige samenwerking. We hopen en bid­den dat de Heer door de leiding van de Heilige Geest dit werk van “Levend Geloof” mag bestendigen en redacteur en medewerkers onder de directe leiding des Geestes hun werk mogen verrichten. God zegens u. Dirk A. Wols”.

Spreekbeurten – De redacteur spreekt:

Donderdag 5 juni te Deventer, zaal Tabakswal, 20 uur. Zaterdag 7 juni te Oldebroek, “Johannesberg”, 19.30 uur. Zondag 8 juni te Warnsveld, zaal Postduivenvereniging, 10 u Zondag 15 juni te Hattem, voormalige synagoge, 10 uur.

Op “Johannesberg”, Zuiderzeestraatweg te Oldebroek worden in juni de volgende samenkomsten, gehouden, telkens op zaterdagavond half acht: 7 juni, zie boven; 21 juni, br. J. v.d. Linden, 28 juni Ds. K. van Twillert.

Winterswijk – Samenkomsten van de Volle Evangelie gemeente, iedere zondagmorgen 10 uur in de kantine van machinefabriek Brasz. Op zondag 20 juli spreekt de redacteur van “Levend Geloof”.

 

Laat u gebruiken door de Heilige Geest door A. Schenk

In (1 Petr. 02:04-05) staat: “En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverko­ren en kostbaar, en laat u ook zelf als levende stenen ge­bruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een hei­lige priesterschap te vormen”.

In vers 5 wordt gesproken over levende stenen. Het kind van God wordt hier vergeleken met een steen. Zo als u wel weet zijn er verschillende stenen in de bouwwereld. Voor dat ze in de handen van de bouwvakker komen is er al heel wat met deze stenen gebeurd. In de eerste plaats zijn ze in een bepaalde vorm gedaan, daarna worden ze onder hoge tem­peratuur in de oven geplaatst om gebakken te worden. Na al deze werkzaamheden kunnen ze pas naar het bouwwerk ge­bracht worden, om op de juiste plaats, ingemetseld te wor­den.

Er wordt vaak door kinderen Gods gedacht, dat wij, kind van God zijn geworden om later in de hemel te komen. Dit is niet juist. Wij zijn kinderen Gods geworden om tot lof en eer van Zijn Naam te leven. Het einddoel voor een kind van God is de hemel’, maar zolang wij hier op aarde zijn heeft God een ander doel met uw leven. Hij wil ‘u en mij gebruiken om Zijn plan te vol voeren hier op aarde. Hij wil dat wij vrucht van de Heilige Geest voort zullen brengen, Galaten 5; maar ook dat de gaven van de Heilige Geest in ons zullen functioneren- 1 Korinthe 14 Ook wil de Heilige Geest een kind van God een bepaalde bediening geven. (Ef. 04:11; 1 Kor. 12:28).

Zo als een steen gebruikt wordt voor de bouw van een huis of gebouw, zo wil de Heilige Geest u en mij gebruiken als levende stenen. Het is niet mogelijk om van één steen een huis te bouwen, maar tezamen met andere stenen kan er gebouwd worden. Zo ook in de gemeente van Jezus Christus. EIk kind van God is een steen. Denk nu maar niet bij uzelf ik ben te gering, ik neem maar een bescheiden plaats in in de gemeente”. U past juist in het geestelijk bouwwerk want tezamen met de andere stenen vormen wij het geestelijk bouwwerk, luister maar eens wat er staat geschreven in (Ef. 02:21) in Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest”

Hebt u zich al afgevraagd, voor het aangezicht‘ van de Heer, of u zich op de juiste plaats bevindt, en of u de juiste bediening hebt in de gemeente? Vraag de Heer of u zich wil gebruiken als een levende steen. Want dat is uw bestemming. Niet wij hebben het voor het zeggen waar Hij ons gebruiken zal en waarvoor. Maar Hij zal u de juiste plaats aanwijzen.

Wanneer daar een hoop stenen staan bij het bouwwerk, komt op een goede dag de metselaar en begint te metselen. De ene steen wordt ingemetseld in de achtergevel. De an­dere wordt gebruikt aan de voorgevel van het huis, weer een andere steen wordt op een geheel andere plaats ingemetseld. De stenen laten zich gewillig gebruiken. De een zegt niet tegen de ander: “ik wil niet in de achtergevel” maar wel in de voorgevel”. Dat kan natuurlijk ook niet, want het zijn dode dingen. Maar geestelijk gezien moeten wij ook dood zijn aan ons eigen ik. Wij moeten zo overgege­ven zijn aan de Heer, ook met onze wil, dat de Heilig Geest met ons doen kan wat Hij wil. Wij moeten zijn als leem in de handen van de hemelse Pottenbakker. Deze gezindheid moet ons leven beheersen: Heer, wat wilt Gij dat ik doen zal.  De Heer verlangt naar een gemeente die voor iedere goede taak gereed is (2 Tim. 02:21), en bovenal om bruikbaar te zijn in Zijn dienst.

Een steen kan niet eerder gebruikt worden of hij moet gevormd zijn. Kind van God, de Heilige Geest wil u vormen. Dat vormen kan wel eens pijn doen. Als ik terug zie op mijn eigen ervaringen, dan heeft dé Heer vaak moeilijkheden, strijd, teleurstellingen, niet begrepen worden door anderen, toegelaten in mijn leven, om mij te vormen naar Zijn beeld en wil.

Weet dat wij beproefd zullen worden in ons geloofsle­ven opdat de echtheid van ons geloof naar voren zal ko­men. En ook opdat wij niet meer op krachten of bekwaamhe­den van onszelf of anderen zullen vertrouwen, maar alleen op de kracht van de Heilige Geest die in ons is. Het ge­vaar is aanwezig dat wij als kinderen van. God nog iets uit ons eigen vlees willen doen of daarmee God willen beha­gen. De Heilige Geest wil, dat wij Hem alleen zullen ver­trouwen en alle eigen werken zullen staken. Hij alleen moet de gelegenheid hebben in ons te werken. Dan pas zul­len we leven hebben en overvloed. Zo als van de stenen de scherpe kantjes wel eens af moeten, zo moet het ook in ons leven. Geef de Heilige Geest de kans dit in u te be­werken. Om de stenen vast aan elkaar te houden, doet de metselaar er cement tussen. Zodoende kan het gebouw tegen een stootje, anders zou het met een klein windvlaagje onmiddellijk instorten. Weet u waardoor een kind van God stand kan houden? De liefde van God uitgestort door de Heilige Geest in ons hart. De liefde is als cement voor de stenen, het houdt de kinderen Gods bij elkaar. Vaak is de liefde zoek in de Gemeente van de Heer. Men kan roepen “Ik ben van het volle evangelie”, maar als ik de liefde niet beijver, dan ben ik niets. De gaven van de Heilige Geest zullen gebruikt moeten worden op basis van de lief­de: (1 Kor. 14:01) “Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes”. “Al ware het dat ik met de tongen der mensen en engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper. Al ware het dat ik profetische gaven had maar ik had de liefde niet, ik ware niets”,1 Korinthe 13.

Er zijn christenen die leggen alleen de nadruk op de liefde en niet op de gaven. Maar er zijn er ook die alleen de nadruk leggen op de gaven en niet op de liefde. Het één sluit echter het ander niet uit. De liefde is nodig, maar ook de gaven van de Heilige Geest zijn nodig voor de opbouw van de Gemeente.

Laten wij ons uitstrekken naar het volle doel van God met ons leven. En laten wij ons laten gebruiken als leven­de stenen voor de bouw van een geestelijk huis.

 

De stem van het Volle evangelie

Br, J. W. van Petegem schrijft in de contactbrief van de Philadelfia gemeente te Zwaagwesteinde, onder de titel; Indien gij gelooft….

“We moeten in deze tijd van ontzaggelijke geestelijke omwenteling positief ingesteld zijn. Tegenover de huilen­de wolven van immoraliteit en geweld, die de samenleving meer dan ooit zijn binnengedrongen, helpen geen klaagzangen en nee – geschud! God roept ons op tot geloof in Zijn heerlijkheid temidden van de aftakeling der samenleving.’ Zonder terughouding heeft God ons getoond door en in Jezus Christus hoe lief Hij ons heeft en welk een groots plan Hij heeft met de mens. Geloof en verwacht Zijn heilige daden.’ Door Zijn beloften weten wij wat Hij wil doen.’ Geloof zonder twijfel.’ Twijfel maakt het geloof machteloos. Twijfel is de kanker in het geestelijk leven’.

Om zo te geloven moeten wij Gods aangezicht zoeken’ We hebben de stilte en de rust nodig opdat de Heer ons geloof kan opbouwen. Geloof kan groeien totdat het een enorme zekerheid in ons hart is.’ Zonder dit geloof is het onmogelijk om God te behagen.’

Indien we zo geloven zullen we de heerlijkheid Gods zien. Dat is de noodzakelijke positieve instelling voor de Christen van deze tijd. Met zo’n geloof in Gods werken worden we een bron voor een dorre omgeving. Stromen van levend water zullen uit ons innerlijk leven vloeien! Goddelijk leven door Zijn genade in Jezus Christus zal de geestelijk arme medemens raken en doen verlangen naar ‘ een persoonlijke ontmoeting met Hem, die alle dingen nieuw maakt.’ Denk niet dat zo’n geloofsleven voor ons vandaag niet meer haalbaar is! Werkelijk, u grijpt niet te hoog, wanneer u in de geloofsvoetsporen van Elia, van Paulus, van Petrus, van al de geloofshelden wilt gaan.’ Doe het.’ Zeg tegen de Heer Jezus; Hier ben ik om u te volgen. De ge­loofsweg wil ik gaan”.

Br. Johan Companjen zendeling-monteur in Vietnam schrijft vanuit Danang o.a.:

“Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik ga zien welk een vreugde het is een kind van God te mogen zijn en Hem te mogen dienen. Ons leven is maar zo kort, dagelijks ster­ven er duizenden mensen, laten we daarom allemaal ons le­ven inzetten voor Jezus, ieder op de plaats waar hij is gesteld, want alles hier op aarde, hoe schoon ook. ’t zal eenmaal vergaan, maar wat gedaan wordt uit liefde tot Je­zus, dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan.

terwijl ik deze brief schrijf, is er om de 5 minuten een hevige ontploffing. Er is een aanval gedaan op een grote munitieopslagplaats in Danang. Vanmorgen, zondag 27 april, om elf uur begon het, en het gaat nu, ’s avonds acht uur, nog steeds door. Ons huis staat werkelijk te schudden. De opslagplaats is – 6 km. hier vandaan aan de andere kant van de stad. God heeft ons hier tot nu toe werkelijk beschermd, het was en is, vooral ook gedurende het grote Tet offensief van de Vietcong, een geweldige troost te weten dat onze tijden in Gods hand zijn, en dat we zeker weten dat veel mensen voor ons bidden.

De afgelopen weken zijn hier geweldig fijne dingen ge­beurd. Er werden gedurende 14 dagen openluchtcampagnes gehouden, waarbij ongeveer 250 mensen tot Jezus kwamen”.

Br. Peter Bronsveld schrijft in een artikel in “Kracht van Omhoog” naar aanleiding van (Matt. 09:37-38), o.a.

Bij sommigen leeft de gedachte , dat veel zendingswerk niet het volle rendement oplevert. Wat is hiervan de re­den? Ontbreekt het de zendeling aan geestelijke rijpheid? Aan het juiste dogma of de juiste zendingsmethodiek? Dit alles kun een rol spelen. Maar zou de eigenlijke oorzaak niet gezocht moeten worden bij een thuisfront, dat de op­roep van Jezus tot gebed niet verstaan heeft? Als men zendelingen ziet uitgaan, meent men daarin de realisering van het gebed om arbeiders te zien. Men bidt om meer ar­beiders en als er weer een arbeider uitgaat meent men dat het gebed daarmee verhoord is. De Heer heeft echter niet  gesproken dat we om meer werkers dienen te bidden, maar om het uitzenden-uitstoten-van arbeiders. Het aantal zen­delingen, noch de bedragen die door zendingscollecten bij­eengebracht worden, zijn doorslaggevend voor het binnenhalen van de oogst. Het gaat om de kracht, waarmee Gods arbeiders voortgestuwd worden om de oogst binnen te halen.

In dit opzicht ligt een enorm terrein braak. God zoekt mannen en vrouwen, die de zware taak op zich willen nemen om voorbede te doen voor hen die uitgetrokken zijn. Waar deze uitdaging aanvaard wordt, zullen arbeiders met kracht uitgestoten en voor .gestuwd worden om de vijand op eigen terrein oneer de voet te lopen on de oogst binnen te ha­len” .

Br. Ben Hoekendijk zei onlangs in een boodschap over Nehemia o.a. het volgende;

“In Nehemia 3 zien wij hoe iedereen een stukje van de muur bouwde. Als we bezig zijn met de taak die God ons persoon­lijk geeft, dan kunnen wij ópschieten. Als wij ons met an­deren bemoeien ligt ons eigen werk braak”.

“Wij moeten bidden dat God de muur van Zijn Huis gaat bouwen, dat Hij Zijn volk gaat herstellen. Het volk moet lust krijgen tot werken. We moeten de mensen opwekken om te evangeliseren. Zijn wij nog bewogen over Nederland? Er zijn zoveel kansen. Elk land denkt dat God een apart evan­gelie voor hen heeft, maar het evangelie is aangepast aan de nood van de wereld”.

Br. Cor van der Dussen en zijn team gaat ook dit jaar weer met de film-evangelisatiewagen door Nederland en België. Hij schrijft: Als u deze brief krijgt, zijn wij al weer met onze rijdende grote filmwagen, die plaats biedt aan 150 mensen, aan een ongeveer zes maanden durende tocht begonnen in Nederland en België. Wij zijn ons terdege er van bewust, dat wij op het oorlogspad zijn en hebben te strijden tegen de geestelijke boosheden in de lucht, tegen de mensenmoorde­naar van de beginne.

Maar wij gaan in opdracht van onze Meester, Koning Je­zus, en wij weten, dat er dit jaar weer velen uit de duisternis zullen komen tot Zijn wonderbaar licht. Want Jezus heeft overwonnen; daarom zullen allen, die de blijde bood­schap horen en geloven en aannemen, verlost worden van zonden, ziekten en alle gebondenheden”.        

 

Onberispelijk door J. Noë

“Want de Here God is een zon en schild, de Heer geeft genade en ere;

Het goede onthoudt Hij niet aan hen, die onberispelijk wandelen”

(Ps. 084:012).

Lieve lezers.’ De psalmen vormen zo’n belangrijk en mooi gédeelte in Gods Woord. Het zijn uitingen des harten van Godsmannen (waarbij David een belangrijke plaats inneemt), die hun noden en ellende, hun uitreddingen door God en hun dankzegging en lofprijzing daarvoor, alsmede de ont­vangen zegeningen in dichtvorm hebben neergeschreven.

(Ps. 001:001-005) opent de lange rij van psalmen met de volgende woorden:

“Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters;

maar aan des Heren wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht.

Want hij is als een boom, geplant aan de waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt: – AL wat hij onderneemt gelukt…

Niet alleen in de psalmen echter, maar door geheel Gods Woord worden we er op attent gemaakt, dat, teneinde Gods zegen te ontvangen, wij Zijn paden moeten bewandelen, wij Hem in alles dienen te gehoorzamen, tot in de kleinste klei­nigheden. Het is Gods uitdrukkelijke wil, dat wij onberispelijk zijn in ons denken, spreken, handel en wandel, dat wij ons waarlijk gedragen als Zijn kinderen. Hierbij wil ik met nadruk de aandacht vestigen op het feit, dat het voor God geen verschil uitmaakt of wij zondigen in de geest, in ge­dachten, of in woord en daad, lees Jezus’ woorden maar. God kent van verre onze gedachten. De mensen kunnen we misleiden, maar God zeker niet.

We zullen nu eens enige voorbeelden van werken des vlezes nemen, waar wij, als wij niet oppassen, ons zo gauw aan schuldig kunnen maken en welke God bedroeven.

1 – Onwaarheid en oneerlijkheid (leugen en bedrog).

a.Stel je voor, dat je wordt gevraagd iets te doen, laten we zeggen, voor het werk des Heren en je hebt tijd en gelegenheid daartoe. Je hebt echter geen zin en maak je er met een smoesje van af door te zeggen: “Ik kan niet, ik heb geen tijd” of een andere uit­vlucht. Wat is dat?

b.Om je een houding te geven of om je prestige te be­waren, ga je ter verdediging of ter verontschuldi­ging dingen zeggen, die niet juist zijn. Wat is dat?

c.Je doet je in de gemeente voor als een kind van God, maar je levenswandel getuigt daar niet van, hetgeen bijvoorbeeld in de huiselijke kring tot uiting komt. Wat is dat?

d.Als je met iemand een kwestie hebt gehad en je zegt, dat je die persoon vergeven hebt en hem of haar liefhebt als een broeder of zuster, maar die verge­vingsgezindheid is niet in je hart. Wat is dat?

e.Het onjuist voorstellen van zaken. Wat is dat?

f.Het onjuist invullen van een belastingbiljet. Wat is dat?

g.Als je artikelen, waar je invoerrechten voor moet betalen, op slinkse wijze over de grens tracht te krijgen. (Vakantiegangers ). Wat is dat?

h.Als slot zou ik dan nog overspel willen noemen, ook in gedachten.

2 – Liefdeloosheid.

Treden we onze medemensen, onze broeders en zusters in de Heer, ook diegenen, die; ons niet liggen?, alsmede onze tegenstanders, vijanden, wel tegemoet met die liefde, welke God van ons verlangt? Maken wij ons niet schuldig aan liefdeloosheid? Het kenmerkende van de ware liefde.is de spontaniteit, de spontaniteit in hartelijkheid, hulpvaardigheid, en

Opofferingsgezindheid 1 Korinthe 13 wint er geen doekjes om. Verder zou ik nog meer werkingen van het vlees kunnen noemen, zoals geestelijke hoogmoed, hoogmoed, twist, boosheid, drift, afgunst, kritiek, in boos aardige zin, roddelen, onreinheid, gierigheid, enzovoort enzovoort. Ik heb in vorige artikelen reeds hierover geschreven en ga er dus niet verder op in.

Lieve lezers, het is absoluut nodig, dat wij ons steeds aan een zelfonderzoek onderwerpen en om de vervulling van de Geest bidden, opdat wij kracht ontvangen om stand té kunnen houden tegen de verleidingen van satan. Hierbij wil ik opmerken, dat wij er voor waken moeten, aan het Avond­maal deel te nemen, met een hart, dat niet zuiver voor de Heer is, want wij eten en drinken tot ons eigen oordéel. Als wij met een waarachtig hart in de volle gemeenschap de des Geestes, tot God komen, zal Hij ons, Zijn uitverkorenen een zon en schild zijn, zal Hij ons genade en ere geven en zal Hij ons het goede niet onthouden. Hij zal ons in Zijn Zoon Jezus Christus veel rijkdom en zegen schenken.

Paulus schrijft op zo’n machtige wijze in (Ef. 01:03-06) “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grond­legging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons te voren er toe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijk­heid Zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde”.

Zijn dit niet woorden vol rijkdom, lieve vrienden? Nu wil ik eindigen met de heerlijke woorden van (1 Thess. 05:23-24):

“En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept , is getrouw, Hij zal het ook doen”.

1964.12 nr. 63

Levend Geloof 1964.12 nr. 63

Van de redactie

Al onze lezers willen wij vanaf deze plaats een rijk gezegend Kerstfeest en Nieuwjaar toewensen. “Aan ’s He­ren zegen is alles gelegen, is een bekend gezegde. Maar het is zo’n heerlijke zekerheid, dat God ons zegenen wil als wij onze harten maar volkomen voor Hem willen openstellen. God zond in Zijn grote, ondoorgrondelijke liefde het Allerliefste wat Hij bezat naar deze wereld! Zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus. En Hij kwam om ons leven en overvloed te geven!

Hebt u in het afgelopen jaar Gods zegen in uw leven mogen ervaren? Als het niet zo is, dan ligt het niet aan God, “want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat”(2 Kron. 16:09).

Daarom laat dit het devies zijn voor 1965: Volkomen toewijding aan Jezus Christus. Alleen dan zal de Heer ons overstromen met zegeningen en hebben wij veel om uit te kunnen delen aan een wereld die hoe langer hoe verder wegzinkt in het moeras der zonde.

Verwacht veel van de Heer in het nieuwe jaar en de Heer zal veel geven, want wij ontvangen naarmate wij ge­loven!

Wij willen alle lezers hartelijk danken voor het gebed en de steun die “Levend Geloof” in het afgelopen jaar ontving. In het komende jaar willen wij de boodschap van “levend geloof in onze opgestane Heiland Jezus Christus verder uitdragen en geloven dat de Heer het blad verder gebruiken wil tot eer en verheerlijking van Zijn Naam al­leen.’

De Heer zegene u!

 

Vrees niet! door J. W. van Petegem Gzn.

Iets dat mij opvalt is, dat dat evangelie van Lucas, (kennelijk bewust) ons laat zien, dat men bij Jezus in de sfeer van hemelwonderen terecht komt. Zijn hele geboorte en alles daar omheen wordt als wonder beschreven. De mensen, die ermee in aanraking komen bemerken dat heel werkelijk. Leest u maar eens die eerste Lucas-hoofdstukken.

Heel mooi komt dat uit bij de herders in het veld. Ze hebben gehoord van de engel des Heren, dat Christus de Heer in Bethlehem geboren is. Maar terwijl ze dit bezig zijn te verwerken, worden ze voortdurend omstraald, door de heerlijkheid van God, die zich openbaart in onbegrij­pelijk mooi en heerlijk licht (Luc. 02:09-10).

U leest, dat de herders werkelijk doodsbenauwd waren voor dit bovenaards goddelijk verschijnsel. De engel roept hen echter toe, dat ze absoluut niet bevreesd behoeven te zijn, want de Redder is geboren.

Het bovenaardse is aangrijpend. Het laat een mens niet onberoerd. Maar het bijzondere is, dat we door Jezus’ komst niet bevreesd voor het bovenaardse behoeven te zijn. Het hoort bij Jezus’ verschijning en het mag de sfeer wor­den waarin de mensen van Jezus verkeren.

Dat is Gods opzet geweest. De satan heeft de mens in de duisternis weten te brengen. God brengt Zijn heerlijk­heid weer bij de mensen. Dat doet Hij door de gave van Zijn Zoon.

Het is niet goed met een christen, wanneer hij de bo­venaardse dingen van God vreest. Ik weet wel, dat er zo heel wat zijn. Ja, we zijn gewend aan aardse manifestaties van menselijk kunnen. We aanvaarden het openbaar worden van duivelse krachten ook gemakkelijk. De vernietigende krachten in de ziekten en de zonden nemen we er gewoon bij. ….Het is nu eenmaal zo.

Een mens, die voor Jezus heeft gebogen is anders. Hij leeft met een andere ervaring. De hemel is in z’n be­staan binnen gekomen. Hij heeft leren bidden (spreken met de Allerhoogste); hij heeft Zijn beloften leren gelo­ven; hij heeft hemelzegen ontvangen; hij weet zich Gods kind. Dat is een serie wonder-ervaringen. Tenminste als je er niet stekeblind voor bent geworden.

Maar die nieuwe ervaring met Jezus, heeft ons ge­bracht in een nieuwe positie tegenover God en daarom mogen we open staan voor wonderen.

De wonderen van de Heilige Geest worden door velen geschuwd. Ze zijn zo anders dan in het menselijk denken past. Het is waar, dat de mensen, die vol waren van wonderwerkingen, anders waren dan anderen. De herders bijvoorbeeld werden met ogen vol verbazing aangekeken door de voorbijgangers in de late kerstnacht (Luc. 02:18), Gelooft u maar niet dat de mensen die jongens zo maar op hun woord namen. Maar wat kon hun dat schelen? Zij hadden in het licht van God gestaan, ze hadden Jezus gezien, ze hadden Hem aangebeden. Ze schuwden het niet. Ze getuigden ervan.

De dingen van Gods heerlijkheid komen door de Heili­ge Geest om terwille van Jezus in ons leven. Daarom is het dat wij ze mogen en moeten aanvaarden. Jezus is van Boven gekomen en wij nemen de dingen van Boven daarom ook. Zoekt de dingen die Boven zijn, staat er zelfs ge­schreven (Kol. 03:01). Zeker, dat betekent niet alleen dat we wonderen moeten zoeken. Pas op voor eenzijdig­heid. Al de dingen van Gods Zoon en Geest!

Vrees er niet voor. Vreest niet, zei de engel, want u is heden de Zaligmaker geboren. Laat u maar in vrede omstralen door de heerlijkheid Gods.

Zo komen de gaven van Gods Geest ook in een goede samenhang met Jezus zelf in ons leven binnen. Het zijn Hemelverschijnselen door de komst van Jezus in ons leven mogelijk gemaakt. Gaven des Geestes zijn lichtver­schijnselen door- de Koning van het licht in een door zondewerkingen verduisterde samenleving. Bij Kerstfeest denken we veel aan licht. Wel, we weten dat het maar een symbool is van de dingen, die van de hemel komen. Laten we met dezelfde bereidheid dan die dingen bin­nenlaten, want dan wordt het Kerstfeest een praktisch feest. Dan wordt de Zoon van God verheerlijkt. Dan wordt de gemeente van Jezus de wonderlijke openbaringsplaats van het licht Gods in de duisternis. Dan komt de gemeente tot haar doel omdat door de krachtige werking van Boven haar aardse bestaan zich wijzigt naar het vaste plan van God. Ik heb gezien, dat wondere werkin­gen van de hemel in ons leven de duisternis overwonnen. Dat is Bijbels

 

De kracht van geloof door Gert Jan Doornink

De grootste kracht in het heelal is de kracht van ge­loof. Geloof in de levende God en Zijn Woord. Geloof in Jezus Christus, het vleesgeworden Woord van God. Als wij Jezus Christus hebben leren kennen als onze Verlosser is er een wereld van onbegrensde mogelijkheden voor ons opengegaan. Immers Jezus sprak: “Hebt geloof in God”(Mark. 11:22) want ”alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft” (Mark. 09:23). De dingen die ons oude leven kwelden, zoals zorg, angst, zonde, ziekte, etc., kortom de dingen die satan in deze wereld heeft gebracht, kunnen door het ge­loof overwonnen worden omdat Jezus ze heeft overwonnen. Door het geloof maakt vrees plaats voor moed, ziekte voor gezondheid, zonde voor overwinning en zorg verdwijnt om­dat wij al onze zorgen op Hem mogen werpen, want Hij zorgt voor ons!

Welk’ een wereld, van wonderen zijn wij binnengetreden als wij hebben leren vertrouwen op de levende God. Want geloven in God betekent niet te rade gaan met vlees en bloed; niet vertrouwen op wat ons verstand zegt óm te doen. Geloof gaat lijnrecht tegen onze natuurlijke gevoe­lens en gedachten in want het is “de zekerheid der din­gen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet”(Heb. 11:01),

De apostel Paulus kende de kracht van het geloof. Aan de Galaten schreef hij, dat hij leefde door het geloof in de Zoon van God (Gal. 02:20). Aan de Romeinen schreef hij dat het evangelie een kracht Gods tot behoud is voor een ieder die gelooft. “Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven”(Rom. 01:16-17).

Gelooft u in Jezus Christus? En als u Hem kent, leeft u dan door geloof in Hem en Zijn Woord? (Heb. 11:06) zegt, dat het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn. “Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij be­staat en een Beloner is voor wie Hem ernstig zoeken”.

De kracht van geloof komt o.a. tot uiting in het Openbaar worden van tekenen en wonderen. Het gaat niet om de tekenen en wonderen als zodanig, maar de Bijbel spreekt over tekenen, die de gelovigen zullen volgen en dat de Heer Zijn Woord er door bevestigt (Mark. 16:17-20).

De kracht van het geloof maakt het ónmogelijke in uw leven mogelijk. Tot Zijn discipelen sprak Jezus: “Indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad (het kleinste van alle zaden) zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u van hier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u ónmogelijk zijn” (Matt. 17:20).

Wij hebben allen geloof van God ontvangen, want ge­loof is een gave van God. Maar vrij zullen dit geloof ‘ moeten laten vermeerderen. Wij zullen moeten groeien in het geloof. Jezus kende en beleefde de kracht van het geloof en als wij Hem, “De Leidsman en Voleinder des geloofs” (Heb. 12:02), dienen met geheel ons hart, zullen ook wij ervaren dat de kracht van het geloof oneindig veel groter is dan wij bidden of beseffen.

 

Wie was schuldig? Door Tonny Donker

“Want de wapenen van onze veldtocht zijn niet vlese­lijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bol­werken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die wordt opgeworpen tegen de kennis van God, slechten; elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoor­zaamheid aan Christus (2 Kor. 10:04-05).

Onlangs hebben we weer iets kunnen vernemen van zo’n redenering, die opgeworpen wordt tegen de kennis en het Woord van God. Het betreft hier een door de Rooms Katholieke kerk nieuw van kracht geworden dogma, waarin de Joden van alle schuld, inzake de kruisdood van onze Heer, ontheven worden.

Wij weten niet of dit als tegenprestatie van de har­telijkheid, waarmee de Paus enige tijd geleden in Pales­tina werd verwelkomd, opgevat kan worden, maar één ding is ons nu wel zeker: (2 Tim. 04:03) wordt werkelijkheid.

We leven nu in een tijd waarin de wetteloze zich gaat openbaren en deze wetteloosheid zullen we overal vin­den, waar de Heilige Geest de heerschappij niet voert.

Er worden heden ten dage heel wat redeneringen, die tegen de gezonde leer ingaan, gelanceerd. Daarvan is dit nieuwe dogma ook weer een voorbeeld. Dat is op grond van Gods Woord aan te tonen.

Toen Jezus voor Pilatus stond en te horen kreeg dat Hij in de plaats van een misdadiger aan het kruis gena­geld zou worden, ‘riep het ‘gehele volk, inclusief de Farizeeën en de Sadduceeën: Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!. Dit lezen we in (Matt. 27:25) en wanneer we het voorgaande vers bestuderen, concluderen wij dat in die ogenblikken het Joodse volk de schuld, van Jezus’ dood op zich nam.

Het is niet de bedoeling om een zondebok te vinden, aansprakelijk voor de dood van Jezus, want wij weten dat Jezus moest sterven en ten derde dage opgewekt worden want zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving (Heb. 09:22).

Doch wanneer wij nu in (Hand. 05:28 lezen: ”Wij heb­ben u nadrukkelijk verboden in deze naam (men durfde de naam van Jezus niet uit te spreken) te leren; en zie gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen neerkomen”, dan zien wij dat de Joden zich zeer bewust schuldig gevoelden.

In plaats van zich te bezinnen en zich te verootmoe­digen voor God, wil men de schuld van zich afschuiven en wanneer de R.K. kerk, die Jezus toch ook als de Zoon van God belijdt, hier actief aan medewerkt, dan rest ons maar een conclusie: de wetteloosheid openbaart zich in de kerk heden ten dage.

Dit artikel is niet bedoeld als een aanklacht tegen een kerk, doch het beoogt de kinderen Gods de ogen te openen voor de onwaarachtigheid en de leugen.

Wat ons betreft: laten we het voorgaande maar naast ons neer leggen en ernst maken met wat er in (Heb. 06:04-06) geschreven is. Laten we maar nauwlettend op onze handel en wandel toezien, want de dagen zijn kwaad. Dan zullen wij Christus niet opnieuw kruisigen.

 

De storm des Geestes op de volkenzee door Kl. v. Twillert

Lees vooraf: (Hand. 02:37-40).

Het schip is uitgevaren met de wind des Geestes in de zeilen. De bemanning is toegerust met de geestelij­ke wapenrusting. Ze hebben hun leven ingezet voor Koning Jezus. U ook? Met de volheid des Geestes wenden zij zich tot het volk. (Hand. 02:15). Geen pluimstrijkende woorden worden er gesproken. De waarheid wordt gezegd. Er worden geen kussens onder de oksels aangebracht„ Het mes wordt er diep ingezet. Geen vlees kunnen zij sparen. De ere Gods en hunlieder behoud, daar gaat het om.

De waarheid werd gebracht. De zegen werd er aan verbonden. Beroering in dorre doodsbeenderen. Als we goddelijke moed mogen hebben om de “vrome” godsdienst naakt aan de dijk te zetten, om het ware van het snode te onderscheiden en om in de naam van Jezus handelend op te treden, dan staat God achter ons en de zegen blijft niet uit. Halleluja’

Als Stefanus de waarheid spreekt, dan breekt de hel wel los, de hemel ging daardoor voor hem open en de kroon lag gereed. Prijst de Heer.

De waarheid werd gebracht op de Pinksterdag. Er kwam zegen. “En als zij dit hoorden werden zij verslagen? Als de waarheid gebracht wordt, het Woord recht gesne­den, dan tweeërlei uitwerking. Bij de toespraak van Pe­trus “verslagen” harten en bij Stefanus barstten hun harten van vijandschap. Ook zo vandaag. Jezus Christus is Dezelfde nog, maar ook de vrome mensen.

Zij werden verslagen. Niet geslagen…maar verslagen, dat is, ze konden niet meer opstaan. Dodelijk getroffen’ Een ogenblikkelijke capitulatie. Ze sidderen en beven voor God. Hun heilige huisjes zijn tegen de vlakte ge­gaan. Van wederopbouw geen sprake. Ze weten geen raad meer. “Wat moeten we doen’”, roepen ze. De nood is groot. De dood zit hun op de hielen. Ze lijden schipbreuk. De reddingsboeien worden uitgewonnen.

Boei 1. “Bekeert u”. We moeten onszelf bekeren. De vrome duivels: fluisteren tienduizenden in de oren dat God dat moet doen. God wacht op ons. Wat is bekering? Het evangelie onvoorwaardelijk aanvaarden met al de consequenties daarbij inbegrepen. Een gedeeld hart is voor de Here een gruwel. Volkomen ons aan Hem toevertrouwen. Niets achterhouden voor God. Alles op het altaar leggen.

Boei 2. “Laat u dopen tot vergeving der zonden”. Niet eerst besprengen en dan geloven. Mis.’ Strijdt tegen Gods Woord. De omgekeerde orde. Eerst geloven, ons waarach­tig bekeren…daarna de onderdompeling. Kopje onder. Niet alleen een paar druppels als kind zijnde op het voorhoofd; als gelovige bewust ondergaan, als teken van gestorven te zijn. God neemt geen genoegen met kinder­kopjes. Hij moet ons geheel hebben. Amen.

Boei 3. “Gij zult de Heilige Geest ontvangen”. Als we ons bijbels laten dopen, dan ontvangen we de doop des Geestes. Een krachtbron waaruit als de Geestesgaven voortvloeien. Krachtig in God worden we dan. God is een God van orde, lezers. Zijt ge gedoopt met Gods Geest? Bent u een gewapend iemand in de strijd tegen de duiste­re machten in de hemelse gewesten? In Christus hebben we alles en zijn we veilig en geborgen. De strijd kunnen wij dan aan.

Boei 4. “U komt de belofte toe”. De belofte van vol­komen overwinning. Niets behoeft u te vrezen. Staande op de beloften Gods kunnen we elke aanval van de vijand aan. Meer dan overwinnaars zijn we in Hem.

Zalig als we de reddingsboeien in het geloof mogen aangrijpen.

Tenslotte: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht. Wordt behouden van de godsdienst. De dood in de pot. Vormendienst.

Wordt behouden van de wereld, ’t Is alles wind waar zich het hart mee streelt.

‘Wordt behouden van uw arglistig hart. Hoort Hem.’ Wordt behouden door het Evangelie der genade.

Heden. Morgen kan het te laat zijn. Haast u dan. Haast u nu! Heden, zo gij Zijn stem hoort.

 

Bijbelstudie over de verzoeking door T. d. G.

Na onze zeer uitvoerige studie over de volle verlos­sing, het vrij zijn van de ‘zonde en dan de zonde ook la­ten, gaan wij in het kort nog iets lezen over verzoe­king, daar wij in de loon der jaren hebben ontdekt dat vele gelovigen het verschil niet weten tussen zonde en verzoeking. Zodra maar een verkeerde gedachte krij­gen, zijn zij diep in de put en denken dan niet geheel verlost te zijn door Jezus van de zondemacht. O, prijst Jezus, dat Hij een volmaakt verlossingswerk in ons deed en dat Hij ons leert door Zijn Geest staande te blijven en Zijn wil te leren kennen.

In (Luc. 04:01-04) lezen wij dat Jezus, nadat Hij gedoopt was in water en de Heilige Geest in Zijn volheid op Hem neergedaald was, door deze Geest naar de woestijn geleid werd om daar 40 dagen verzocht te worden door de duivel. Is het ook niet vaak met ons zo, dat wij, als wij pas vol zijn van de liefde van de Heer en de kracht van Gods Geest ontvangen hebben, opeens weer geconfronteerd wor­den met allerlei moeilijkheden, waarvoor wij dan vaak terugschrikken, niet begrijpende hoe, nu we juist dach­ten over alles te kunnen overwinnen, wij weer midden in de narigheid terecht komen. Jezus, in Wiens voetstappen wij zullen moeten volgen, werd door God Zelf geleid naar de woestijn om daar sterk en krachtig te worden en te weten dat Hij Overwinnaar was over iedere duisternis.

Als Jezus daar loopt en in dagen niets gegeten heeft, dan krijgt Hij honger. Niets verwonderlijk, want Jezus woonde in een vlees aan dat der mensen gelijk, en als wij lange tijd niet eten, krijgen ook wij honger. Jezus was machtig, Hij was de Zoon van God en het was voor Hem een koud kunstje om tegen die stenen die daar lagen in de woestijn en die zoveel op kadetjes leken, te zeggen: steen verander in brood. En als Hij daar dan zo loopt, denkt Hij aan deze dingen. Daar is geen duivel met hoorn­tjes op die Hem op de stenen wijst en Hem dit voorhoudt, neen, het zijn Jezus’ gedachten, maar Jezus herkent deze gedachten opeens als zijnde van het rijk der duisternis en hardop, alsof Hij inderdaad “zwarte gerrit” ontmoet, zegt Hij:’ Er staat geschreven.”niet alleen van brood zal de mens leven”. En als u hier de oude vertaling bij op­slaat, ziet u dat. er nog achter staat “maar door alle woord Gods”. Het is maar goed dat Jezus de Schriften zo goed kent, want met het Woord van God, Zijn Vader, kan Hij deze slag van de duivel pareren.

Als wij iets denken, hebben wij dan ook altijd meteen in de gaten uit Welke hoek de wind waait, of gaan we dan in op deze gedachten? Met Gods Woord kunnen wij ie­dere aanval van de duivel weerstaan en hij zal van ons vlieden. De duivel laat niet zo gauw los, want hij is er op uit om Jezus, nu Hij zo helemaal alleen in die woes­tijn ‘wandelt en lichamelijk verzwakt is doordat Hij niet heeft gegeten, te vloeren, hoe dan ook.

En in (Luc. 04:05-08) lezen wij hoe de duivel Jezus alle ko­ninkrijken van deze aarde toont met hun heerlijkheid en de gedachte komt in Jezus op dat al deze koninkrijken Hem toe kunnen behoren, en weer herkent Jezus deze ge­dachte als zijnde van satan en pareert weer met: Er staat geschreven “gij zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen”. De Heer gaat niet luisteren naar deze gedachte, Hij gaat niet redeneren, maar komt onmiddelijk met het woord.

Tot driemaal toe probeert de duivel Hem er onder te krijgen en in (Luc. 04:09-12) zien wij hoe de duivel Jezus in een visioen stelt op de tinnen van de tempel, en Hem aanmoedigt naar beneden te springen, want, zegt de dui­vel, en o, hij is zo listig en geslepen, er staat ook geschreven! De duivel kent de Bijbel ook en als Jezus hem tweemaal met het Woord om de oren slaat, dan komt de duivel ook met het Woord, maar Jezus doorziet ook deze list en antwoordt ten derde male met: Er is gezegd ” gij zult de Heer uw God niet verzoeken”.

Weet u de Bijbelstudie nog over het “God heeft gezegd en daarom is het zo”. Ik zal zeggen wat God zegt, al gaat dit dwars tegen al mijn menselijk denken in, want wat God zegt is waar. Amen.’

En dan zien we in (Luc. 04:13) dat de duivel van Hem week. Als wij blijven weerstaan zal de duivel ook van ons wij­ken. Had Jezus gezondigd door deze dingen te denken? Welnee, Hij heeft de duivel van repliek gediend en zo zullen wij ook doen.

U zegt nu misschien: Ja, maar daarvoor was het Gods Zoon, Hij kon dit ook meteen herkennen, Hij wist dat dit alles van de duivel was. We gaan dan even lezen (Heb. 04:15), waarin we duidelijk zien dat Jezus beslist niet op een andere manier is verzocht als wij, maar precies op dezelfde wijze, zoals de duivel ook bij ons komt. Alleen Jezus heeft niet gezondigd en dat vraagt Hij nu ook van u en mij.

In (Jak. 01:01-04) lézen we, dat we het voor enkel vreugde moeten houden, als vrij in velerlei verzoekingen vallen, want wij weten dat de beproefdheid van ons ge­loof volharding uitwerkt. We hoeven dus niet te klagen als wij verzocht worden, want de Overwinnaar in ons kan iedere verzoeking weerstaan en overwinnen. Ik zou haast zeggen, dat we ons ongerust moeten maken, als wij in het geheel niet verzocht worden, want dan heeft de duivel zeker niet zoveel belang bij ons, dan wandelen we misschien al een beetje aan zijn leiband. Jacobus spreekt zelfs over ”velerlei” verzoekingen.

In (Jak. 01:12-15) lezen wij dat de mens zalig is, die in verzoeking volhardt, want wanneer hij de proef heeft doorstaan zal hij de kroon des levens ontvangen, die God beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.

In (Jak. 01:13) lezen we, dat we ook niet zullen zeggen dat wij van Godswege verzocht worden, want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking. Maar, zo vaak als iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zij­ner eigen begeerte. Door ons afstammen van die oude ge­vallen Adam, is daar de mogelijkheid dat wij verzocht worden, want de dingen waarmee de duivel komt zijn niet onbekend voor ons. Maar prijst de Heer, zolang er alleen begeerte is, die in óns allen leeft op elk gebied, en deze begeerte niet bevrucht is, dan zondigen wij niet, maar als wij gehoor geven aan deze begeerte en een ge­sprek met de duivel op touw zetten, dan baart deze be­geerte zonde en als wij in de zonde blijven leven dan brengt zij de dood voort.

Ik geloof dat wij als we wedergeboren zijn en toch weer terugvallen in de zonde en ons daarvan niet bekeren en als de verloren zoon (die toch een zoon bleef) niet te­rugkeren tot onze Vader, dan zullen sterven naar het lichaam, omdat wij dan openstaan voor iedere aanval van de duivel met ziektemachten en andere ellende, zoals ook de man uit de Korinthebrief door Paulus overgegeven werd aan de satan tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden zou worden. Daar zal dan geen loon en geen erfdeel zijn als wij met onze hakken over de sloot, als door vuur heen, behouden worden. Wij ontmoetten laatst een vrouwtje, een kind van God, volkomen terugge­vallen in de zonde, in een dergelijke mate dat het een aanfluiting is voor het Koninkrijk Gods, en wij zien nu reeds hoe deze            vrouw door de werking der zonde een wrak wordt.

Hoe diep we ook gevallen zijn, daar is altijd de Vader die uitkijkt naar de verloren zoon, en wacht op zijn terugkeer. Die zelfs op zoek gaat naar het schaap dat in nood is, maar met onze vrije wil kunnen wij toch blijven leven in de zonde en dan worden wij als het ware overge­geven in de handen van de duivel.

Ook voor deze vrouw is daar God als liefhebbend Vader die wacht op de terugkeer van Zijn kind, maar als zij blijft weigeren dan is daar God, die ook kan zijn een ver­terend vuur. Hij laat niet met Zich spotten. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God.

We mogen de Heer loven en prijzen dat er de mogelijk­heid is om de duivel te weerstaan (Jak. 05:07) en de belofte dat hij dan van ons zal vlieden, maar dat houdt ook in dat wij ons dan zullen onderwerpen aan God, zodat Hij onze grote Leermeester en Leidsman zal zijn op de weg in dit leven. Dat wij Zijn getuigen mogen zijn zelfs zonder woorden, maar dat in ons leven Jezus zichtbaar wordt. Dat is Gods wil over ons.

God beproeft ons geloof door de duivel toe te laten ons te verzoeken, maar met de verzoeking zorgt de Heer ook altijd voor de uitkomst (1 Kor. 10:12-13). Boven ver­mogen worden wij niet verzocht en met Hem kunnen wij altijd overwinnaars zijn. Ook dit hangt in grote mate af van on­ze wil, of wij deze willen onderwerpen aan Hem. Halleluja God is getrouw, ‘is goed. Geprezen zij Zijn Naam.’

 

Bekeert u en geloof het evangelie door J. W. Companjen
“En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galiléa om het evangelie Gods te prediken. (En Hij zeide); De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is
nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie”
(Mark. 01:15).

“En Hij zeide tot hen (die tot geloof in Hem gekomen waren): Gaat heen in de gehele wereld, verkondig het evangelie aan de ganse schepping”(Mark. 16:15).

Rond Kerstfeest en Nieuwjaar verkeren er zeer velen in het ernstige voornemen om op godsdienstig gebied een eens echt weer opnieuw te gaan beginnen. Terugziende op het vervlogen jaar, komen ze tot de erkenning dat er nog al het één en ander aan mankeerde en dat ze met een slechte staat van dienst niet geheel recht voor de Schepper kunnen staan. Ergens klaagt het geweten hun aan, men voelt als het ware dat het leven, zoals het geleefd wordt, niet zo door God bedoeld is. De mens, kroon der schepping, waarvan de psalmist zingt in (Ps. 008:006-007):”Gij hebt hem bijna Goddelijk gemaakt en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voe­ten gelegd”. Is dit waar en……is dit werkelijkheid in uw leven geworden?? Lawines van vragen komen op ons af als wij ons de vraag stellen: Kom ik tot het doel, waar­toe Hij mij geschapen heeft? Ben ik kroon der schepping en heers ik over het werk Zijner handen, is alles onder mijn voeten gelegd? Beheers ik de natuur, het vleselijke of ben ik net als ieder ander vleselijk wezen onderge­schikt aan de natuurlijke dingen en neem ik de dingen maar zoals ze vallen?

Zie hier enkele overpeinzingen die aanduiden dat er vele vragen zijn die om een oplossing vragen. Ik wil thans kort en bondig zijn, al deze vragen blijven bestaan indien wij ons niet bekeren en gaan geloven in het Evan­gelie dat Jezus Christus ons gebracht heeft. Hij is de Hogepriester van onze belijdenis. Er is geen ander Evan­gelie en er is geen andere belijdenis. Jezus Christus is de weg. Hij leerde ons God de Vader kennen. In Hem zien wij hoe God zich de mens gedacht heeft. Hij beheerste niet alleen het natuurlijke doch ook de geestelijke wereld was aan Zijn gezag onderworpen. Hij was Heer en had een leer van gezag. Hij zag niet alleen de zienlijke wereld doch had ook inzicht in de geestelijke wereld. Daarom was Zijn strijd, geen strijd tegen vlees en bloed doch tegen de bo­ze machten in de hemelse gewesten. Hij wist dat de mens een instrument in handen van de duivel geworden was en dat deze mens uit dat rijk verlost moest worden.

Deze verlossing, onthoudt dit heel goed, is niet an­ders mogelijk dan door wedergeboorte. Tenzij men wedergeboren is kan men het Koninkrijk Gods niet zien of bin­nengaan. In navolging van het gesprek met Nicodemus, zou­den wij thans ook kunnen zeggen tot vele herders en le­raars, dat zij leraars zijn en deze dingen niet verstaan. Wedergeboorte wil zeggen tot een nieuw leven komen, d.w.z. een andere geest ontvangen, uit God geboren worden, Zijn leven gaan openbaren. Zolang men nog niet wedergeboren is doet men de werken van het vlees. Men is be­dacht op eigen belang en men bedenkt de dingen die van de aarde zijn. Indien vrij ons echter tot Hem bekeren zul­len wij een nieuw leven binnengaan en door de Heilige Geest geleid worden. Wilt u echt tot het doel van uw le­ven komen en u werkelijk in dienst van Hem stellen die gezegd heeft: Ik zal net u zijn tot aan de voleinding der wereld en Ik zal u niet begeven of verlaten?

Indien u zich zo resteloos aan Hem wilt toevertrouwen, zal Hij Zijn Woord aan u waarmaken. U zult gaan ervaren dat Hij zelf achter u staat met Zijn belijdenis die trouw en waarachtig is. Menselijke organisaties enz. zullen u ontvallen, doch Zijn Woord houdt stand, in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijkén. De opdracht zal niet gemakkelijk zijn, begin bij het en wordt gehoorzaam aan Zijn Woord, onderhoud, Zijn geboden en u zult de gave Gods, de Heilige Geest, ontvangen. Voeg u naar Zijn wil en volg in alles de stem van uw hart. Stel u ter beschikking van de Heilige Geest en volg Hem waarheen Hij u ook leidt (Rom. 08:14). Diezelfde Geest zal in u met een ongekende kracht en vreugde ‘getuigen dat gij het eigendom van Hem geworden zijt, Jezus zal Zijn leven in uw leven brengen en u zult gaan ervaren de werkelijkheid van Zijn Woord en gebed; Vader, Ik wil dat zij zijn waar Ik ben. Met Christus zijt gij gezet in de hemelse gewesten om aldaar satans rijk te­niet te doen. De verbroken band tussen Schepper en schepsel is in Christus hersteld. Uit genade heeft Hij u een offer bereid en door Zijn bloed zijn wij verlost in­dien wij dit offer willen aanvaarden en zó hoog achten, dat zelfs onze grootste schuld, door Hem werd teniet gedaan. In (Hebr. 09:11-16 lezen wij dat Hij een eeuwige verlossing voor de Zijnen verwierf. Hij gaf Zich als een smetteloos offer en door Zijn bloed zal ons bewustzijn gereinigd worden van dode werken om de levende God te dienen. Hij ging ons voor op die weg en daarom zei Hij: Maakt de gehele wereld met Mijn Evangelie bekend. Leert hen onderhouden. Alles wat ik u geboden heb. Besluit nu op dit moment om terug te keren tot Hem. of om u te be­keren tot Hem. Bekeert u: wil zeggen, verwacht het niet langer van de wereld, van uzelf, van uw kerk, groep of kring, maar bekeert u tot Mij, neem Mijn Woord aan, han­del er naar en u zult ervaren dat uw huis op een steen­rots gebouwd is. Zeer veel mensen ervaren de kracht Gods niet omdat zij niet gehoorzaam zijn. Wat noemt gij Mij Here, Here en doet niet wat Ik zeg”           

Bekering wil zeggen, gehoorzaam worden aan Zijn Woord en Geest. Hij. geeft Zijn Geest aan hen die Hem gehoorzaam zijn (Hand. 05:32). Hij maakt ons tot levende stenen tot opbouw van Zijn Huis indien wij ons laten’ voegen naar Zijn wil. Woont Hij reeds- in u? Spreekt u reeds Zijn Woord? Bent u reeds gehoorzaam aan Zijn’ stem en volgt u het Lam reeds op de voet?

Wij willen ook dit jaar Hem volgen als onze Heer en Meester. Hij is de Hogepriester van onze belijdenis. Een andere belijdenis hebben wij niet-en erkennen wij niet. Wij willen, als Zijn Huis, getrouw zijn in alles. Hij heeft ons zeer rijk gezegend en Hij zal ons ook in het komende ‘ jaar rijk zegenen en het ons aan niets laten ontbreken. Hij is getrouw. Kom, neem een vast besluit en ga vrucht dragen. Het koninkrijk is gekomen. Is het reeds in uw hart tot openbaring gekomen?

Hij roept u, leg uw eigen leven af in de dood door de doop en sta op met Hem tot een nieuw leven. Door Zijn Geest zal Hij meer in u doen dan gij bidt of beseft. Hij zal u hervormen naar Zijn beeld. 1965 wordt een jaar vol vreugde voor een ieder die Hem gehoorzaam is. Amen.

2005.05-06 nr. 436

2005.05-06 Levend Geloof nr. 436

Persoonlijk

Levend Geloof is een blad waarin het oorspronkelijke evangelie van Jezus Christus een centrale plaats inneemt. Nu komen bij de uitleg in de verschillen­de artikelen nog al eens de woorden duivel, satan, boze, vorst der duisternis’ etc. voor. Sommigen zijn van mening dat we deze door Jezus overwonnen vij­and zo min mogelijk moeten noemen. We moeten hem negeren, is hun mening, want dan geven we hem teveel eer. Daar zijn we het niet mee eens, integendeel, we zijn juist geroepen hem ook te ontmaskeren, te weerstaan en te overwinnen. Dat hoort eenvoudigweg bij ons christen-zijn. Jezus en de eerste christenen zijn daarbij onze grote voorbeelden. Ook zij lieten zich niet intimide­ren door de ‘leugenaar vanaf het begin’, zoals hij ook wel wordt genoemd. Zeer terecht, want hij hoort nu eenmaal niet thuis in het koninkrijk van licht en vrede, wat het Koninkrijk Gods is.

Natuurlijk gebruiken wij bij de verschillende artikelen niet de maatstaf of de naam van de vijand wel op een of andere wijze ter sprake komt. En het is ons ook bekend dat sommigen in het verleden wel eens ‘doorsloegen’ door overal de duivel in te zien. Maar anderzijds gaan we hem niet uit de weg door hem net als Jezus- ‘openlijk tentoon te stellen om zo over hem te kunnen zegevie­ren’. Het zou van kortzichtigheid getuigen als we dat niet deden. Ook in het gewone leven worden wij gewaarschuwd als er gevaar dreigt. Denk alleen maar aan de vele waarschuwingsborden waar we in het verkeer mee te maken heb­ben.

Zo willen wij bij de uitleg van het volledige evangelie ook dit onderdeel niet over het hoofd zien, opdat de volle beleving van het evangelie er helemaal uit gaat komen. Daarbij houden we de woorden van Jezus voor ogen als Hij in Joh. 10:10 zegt dat een dief alleen komt om te roven, te slachten en te vernietigen, maar dat hij gekomen is om het leven te geven in al zijn volheid!

Gert-Jan Doornink

 

Bij de voorplaat door redactie

Ook deze keer treft u op de voorpa­gina en hiernaast weer een afbeel­ding van een vrouw aan naar aanlei­ding van een verhaal uit het Oude Testament.

Na Mirjam (nr. 434) en Ester (nr. 435) gaat het nu om Hanna, de moe­der van Samuël.

We zien hier Hanna terwijl ze bidt in de tempel.

 

Zomeraktie weer van start

Zoals ieder jaar kondigen wij bij het begin van de zomer weer onze zomeraktie aan. Het lijkt wel een soort traditie te worden, maar dat is natuurlijk niet de opzet. Het is noodzakelijk om de financiën van Levend Geloof gezond te houden dat we eenmaal pert jaar deze oproep plaatsen. Het gaat daarbij om een verzoek een extra bijdrage over te maken voor ons werk. Natuurlijk is niemand daartoe ver­plicht. Ook sturen wij geen accept­giro’s, maar rekenen op eigen ini­tiatief van hen die ons werk een warm hart toedragen. Het is heer­lijk te bemerken dat dit bij velen het geval is.

Daaruit spreekt de waardering dat wij het evangelie zo duidelijk en volledig mogelijk proberen uit te leggen, zonder water in de wijn te doen, maar ook zonder extreem of fanatiek te worden. Door uw extra bijdrage draagt u daartoe een steentje bij en bemoe­digt en stimuleert ons vol goede moed op deze weg verder te gaan. Voor overmaking van uw extra bij­drage kunt u gebruik maken van de volgende rekeningnummers:

Gert-Jan Doornink

 

De god van deze eeuw door Peter Annotee

“Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is” 2 Korinthe 4 vers 3 en 4 (2 Kor. 04:03-04).

De god van de eeuw van Paulus

Paulus is geen opvallende verschij­ning. Uiterlijk is hij een kleine man zonder enig fysiek teken van groots­heid. Menigten zien hem over het hoofd. Velen, die wel naar hem lui­steren, zien het toch niet in hem zit­ten. Slechts handjesvol mensen lui­steren lang genoeg om het licht in de woorden van Paulus waar te nemen.

De rest van de mensheid is blind voor de boodschap van Paulus. Hun denken is vervuld met andere din­gen en ideeën. Ze hebben het te druk met hun dagelijkse zorgen. Ze zijn te vol van de waarheden van hun tijd. Ze zien hun leven als beheerst door de krachten van de natuur en de macht van Rome. Ze hebben geluisterd naar de kenners van de Griekse filosofie en de mees­ters van de welsprekendheid. In dat licht schijnt de boodschap van Paulus dwaas en lijken zijn woorden onbeholpen.

De mensen die wél inzien hoe belangrijk de boodschap van Paulus is, gaan ermee aan de slag en zien hun leven erdoor veranderen. Langzaam maar zeker begint ook de rest van de wereld te zien dat er met hen iets aan de hand is… Hun gedrag begint merkbaar af te wijken van wat in de wereld van die tijd gebruikelijk is.

Naarmate zij anders gaan leven dan de mensen om hen heen komen ze ook steeds meer in conflict met de god van hun eeuw. Na een strijd van

drie eeuwen, en ten koste van grote offers, weten ze hem te verslaan. Als overwinnaars nemen ze hun wereld in bezit en maken van hun geloof de godsdienst van eeuwen. Vele eeuwen lijken er geen goden. van de eeuw meer te zijn. Maar als christenen de gevestigde orde gewor­den zijn gaan ook zij, net als voor hen de Israëlieten, vreemde goden aanbidden. En zo komen er nieuwe goden van de eeuw aan de macht. Over één van die goden wil ik het met u hebben.

Een god van onze eeuw

Hij is geen zichtbare god. Hij dwingt mensen niet tot verplichte rituelen. Hij belooft ons wat wij heb­ben willen en hij geeft ons er, gene­ratie na generatie, steeds meer van. Hoe wij hem dienen laat hij ons zelf kiezen. Hij gunt de kruimels van ons leven graag aan andere goden. Juist omdat hij weet dat wij dan niet te zeer zullen gaan missen wat hij ons niet te bieden heeft. Want zolang wij niet heftig gaan verlangen naar wat we nodig hebben, is het leeuwendeel van ons leven voor hem.

Zijn namen zijn welvaart en vrij­heid. Wat abstracter zouden we hem de god van het individualistisch materialisme kunnen noemen. Hij heeft ons verlost van armoede en ons een zeer rijk palet aan bezittin­gen en keuzemogelijkheden bezorgd. Wij zijn, mede dankzij hem, steeds minder gebonden aan

een beperkt inkomen, aan één stad aan één streek, en aan een kleine Kring van buren en familieleden. Wij zij vrij geworden om te gaan en te staan waar wij willen. Wij kunnen ook, meer en meer, doen wat we wil­len. Minstens zo belangrijk is dat we kunnen mijden wat, of wie, ons tegen staat.

In de relatiesfeer heeft deze god van onze eeuw ons geleerd om mensen te behandelen als belangrijke con­sumptiegoederen. Dat betekent dat een verstandig mens natuurlijk zal investeren in relaties maar zich door die relaties zo min mogelijk zal wil­len laten beperken. Het gevolg is dat we dwingende en intensieve relaties die ons weinig speelruimte laten zullen ontwijken en, als ze niet te vermijden zijn, zo laat mogelijk zul­len aangaan. Tot slot zullen we, ten einde ons zo volledig mogelijk te kunnen wijden aan onze zelfverwer­kelijking, geen of weinig kinderen krijgen.

Hoe machtig en geliefd de god van onze eeuw geworden is mag blijken uit het feit dat de mensheid, althans dat deel dat zich tot de westerse cul­tuur rekent, begonnen is met lang­zaam en geheel vrijwillig uit te ster­ven. In onze blindheid zien we het zonder dat het ons deert. Onze god deert het evenmin. Hij wil de wereld best voor hemzelf alleen.

Welvaart in de gemeente

De god van welvaart is niet aan de christelijke gemeente voorbij gegaan. En christenen van alle deno­minaties hebben de welvaart in dankbaarheid aanvaard. Ze verdie­nen ongeveer even veel en consume­ren nauwelijks minder dan zij die buiten de gemeente leven. Natuurlijk consumeren ze bepaalde zaken niet omdat die strijdig zijn met hun overtuiging. Ook kopen ze andere dingen minder dan hun medeburgers. Maar het verschil is meestal klein en de geestelijke gevol­gen dringen door in het hart van de gemeente.

Dat hart van de gemeente is dat Jezus ons tot een familie gemaakt heeft waar Hij het hoofd van is. En wij worden geacht, als broers en zussen, in volkomen afhankelijkheid van Hem te leven. Maar waar heb­ben we Hem nog voor nodig als de dingen van het leven door de god van de welvaart voor ons geregeld zijn? Om onze eerste levensbehoef­ten horen we onszelf niet meer bid­den. “Geef ons heden ons dagelijks brood” is voor ons een betekenisloos gebed geworden. Zelfs van het feit dat Jezus dit heel natuurlijk bedoelt kunnen we ons heden ten dage geen voorstelling meer maken. Een wereld waarin wij zelf, in alle ernst, God iedere dag zouden moeten vra­gen om het eten dat wij nodig heb­ben, is duister voor ons. Al denken we nog dat we leven in afhankelijkheid van onze Heer, feite­lijk vertrouwen we al lang op onze welvaart. Zo zeer zelfs dat het onze visie op God daar sterk door beïn­vloed is. Langzamerhand gaan chris­tenen God als de leverancier van een geloofsproduct zien en Zijn gemeen­te als een religieus dienstencentrum. God is daarmee niet meer belangrijk om wie Hij is maar om wat Hij ons te bieden heeft. Om dat laatste in ontvangst te nemen krijgt Hij een plaats in onze agenda. Ook hoe we vanuit ons geloof over onszelf denken is veranderd onder invloed van onze toegenomen wel­vaart. Waar onze voorvaderen zich­zelf typeren als arme zondaars zijn wij vandaag overtuigd van onze geestelijke rijkdom. De gedachte dat ons zelfvertrouwen misschien eer­der een materiële dan een geestelij­ke oorsprong heeft zien wij als een beschuldiging van de duivel.

Individueel christendom

Welvaart biedt mogelijkheden om uit te kiezen. Gewend als we zijn aan vele opties zijn we ons geloof gaan zien als een zelf gekozen optie. Het idee dat geloven een onont­koombare noodzaak is, ja, een kwes­tie van leven of dood is vervaagt. Ook zonder geloof kan ons natuur­lijke leven lang duren. Geloof voeg je er aan toe om de kwaliteit ervan te verbeteren. Je kiest ook zelf hoeveel tijd en aandacht je daar aan schenkt. En vervolgens kies je een gemeente. Binnen die gemeente zoek je de meest aantrekkelijke broeders en zusters uit om mee om te gaan. Je weegt zelf af of de tijd en het geld dat je in de gemeente en haar leden steekt voldoende oplevert. In het spel van geven en nemen stel je jezelf voortdurend de vraag wat je zelf wilt. In een gemeente die met zijn tijd is meegegaan wordt die vraag ook door de leiding aan jou gesteld; Past wat jij wilt en wat wij willen nog wel bij elkaar? Tenslotte werpt dit individuele chris­tendom iedereen terug op zichzelf. Voorlopige relaties overwoekeren vaste. Gemeenschap vermindert en leden komen los van elkaar te staan. Met het verdwijnen van hechte gees­telijke banden stopt ook de geestelij­ke voortplanting en de gemeente sterft geestelijk af en, daarna, natuurlijk uit.

Zien op Jezus

Als wij deze god van onze eeuw wil­len overwinnen halen we de bedek­king van de heerlijkheid van Christus af. We zien op Jezus. We sluiten onze ogen voor alles wat wij hebben en wat wij willen. We rich­ten ons op Hem alleen. Als onze ogen dan gewend zijn aan het licht wordt Zijn heerlijkheid zichtbaar. Als we lang naar Hem kijken komt Zijn heerlijkheid; Zijn Vader, in Hem tevoorschijn. We horen Jezus vertellen aan zijn discipelen hoe ze moeten bidden: “Onze Vader, die in de hemelen zijt. U wil geschiedde…”. Jezus heeft geen keuze. Hij is er voor één doel. Hij zal doen wat Zijn Vader wil. Hij geeft zich helemaal De enige mate­riële garantie die Hij daarvoor krijgt is dat Hij naakt aan het hout zal hangen. We zien Jezus door het land trekken. Te voet, zonder te weten of er in de volgende plaats weer iemand zijn zal om Hem, en zijn volgelingen, voed­sel en onderdak aan te bieden. Vandaar dat ze bidden: “…Geef ons heden ons dagelijks brood…”. Nergens lezen we dat het Jezus en de discipelen ooit ontbreekt aan dat­gene wat ze echt nodig hebben. Al halen ze soms gewoon eten uit een boom en slapen ze soms buiten, ze komen nooit iets tekort. Als Jezus het brood breekt en de dankzegging uitspreekt geeft hij zelfs duizenden te eten.

Jezus, die zich volledig en voor eeu­wig overgeeft aan het plan van Zijn Vader is opgestaan uit de dood. Hij kan, ook vandaag nog, zo maar men­sen met zich mee trekken: “Volg mij, en ik zal je verdieners van men­sen maken.”. En, voorwaar, ze laten banen en bezittingen achter en gaan Jezus achterna. Ze kunnen er niets voor geven maar mogen er alles voor zijn. Ze willen hun leven verliezen om het te behouden. Soms hoor ik ze bidden. Dan bidden ze zoals Jezus het hun voorgebeden heeft. Met regelmaat zie ik ze naar mij toekomen. Dan geven ze mij wat Jezus hen gegeven heeft. Dagelijks hoor ik ze lopen als ze met Jezus door mijn leven gaan.

 

Saulus veranderd in Paulus door Herman Robbertz

Uit werken der wet

zal geen mens gerechtvaardigd worden.

Alllen die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek!

Want er staat geschreven:

Vervloekt is een ieder die zich niet houdt aan alles

wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.

“Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen?”

God zij dank:

Hij heeft ons gered

niet omwille van onze werken

maar door zijn ontferming,

door het bad der wedergeboorte:

Hij geneest ons door zijn Woord en vernieuwt ons door zijn Heilige Geest.

 

Onder de boom door Duurt Sikkens

Over de doop in de heilige Geest is al veel gesproken en geschreven. In het Oude Testament wordt het woord ‘ruach’ gebruikt, in het Nieuwe Testament ‘pneuma’. Beide woorden betekenen ‘levendmakende adem, levensadem, wind’. De eerste die blij­vend met deze Geest werd gedoopt (ondergedompeld in) was Jezus, die daardoor de eerste Christus werd. Deze Geest werd uigebeeld als een zachtaar­dige duif. Na de opstanding is het mogelijk geworden deel te krijgen aan diezelfde Geest, de geest van God. Een mens die de Zoon heeft aangenomen mag deze Geest ontvangen, niet de wereld.

Je ontvangt deze Geest als het eeuwig levensbeginsel in je geest, zeer bewust, Het is het beginsel van de Christus in je, zodat je gaandeweg, ontwikkelen kunt tot een mens die op z’n Vader gaat lijken. In overeenstemming met de gedachtewereld van Hem. Prachtige eigenschappen worden dan ontvouwen en de mooiste, waaruit alle andere tevoorschijn komen, is de liefde van Hem. Deze ‘agapè’ is mét de Geest in ons geplant. Je bent uit liefde gebo­ren en in liefde getogen, zodat Gods gezicht zichtbaar wordt in Zijn kinde­ren en zó is Hij dan aanwezig onder de mensen in de wereld. Het gaat me nu om dat allereerste, pril­le begin van de vernieuwde mens, welk proces in Psalm 139 vers 13 tot en met 18 (Ps. 139:013-018) zo ontroerend en teer wordt beschreven van (voor het) begin tot (na het) eind. Voor dag en dauw heeft Hij aan de mens, aan jou, gedacht. En dit begin, deze conceptie, is zo lieflijk en vindt in alle verborgenheid plaats. Met dat laatste wil ik eigenlijk zeggen dat de Geestesdoop niet een wereldwijde lawaaibeweging is, maar een intiem gebeuren, zonder enige vorm van uiter­lijk vertoon. Immers, bevruchting heeft te maken met wederzijdse zachtmoe­digheid in stilheid en vertrouwen. En deze ‘wording’, van binnen uit en o zo klein beginnend, heeft alles te maken met het koninkrijk van Vader. Dat is niet ‘daar en ginder’ maar binnen in degenen waarin God Zijn welbehagen heeft. Daarbij komen ook de eerste woordjes zoals ‘Abba’ dat Hem als muziek in de oren klinkt. Er ontwikkelt zich een taal des geestes die alleen verstaan wordt in een vertrouwelijk klimaat, in een sfeer van geborgenheid, waarin geheimen tussen geliefden worden uitgesproken. God wil graag zijn diepste gedachten met je delen en tegelijkertijd luistert Hij naar de jouwe. Vooral de dingen die je verborgen hebt moeten of willen houden èn de dingen die jou verborgen hebben gehouden. Er kan zoveel in je ziel gebeurd zijn. Er kan, door onoordeel­kundig handelen zoveel kapot gegaan zijn in je leven of er kan, door het moe­ten voldoen aan een religieuze gedrags­code, zoveel op maat gezaagd zijn, dat je oorspronkeijke leven er bijna bij ingeschoten is. Die ‘schade aan jouw ziel’ heb je zelfs na je bekering opgelopen… Het kan allemaal bedekt zijn door schaamte, schuldgevoelens en zelfs door een vrome sluier, want ‘je mag niet omkijken’ en ‘alles is nieuw’. Dat laatste vinden maar is een onrealistische schijnoplossing. Het gaat erom datje al jouw eigen, kapotte dingen in goede handen durft te geven zodat jouw eigenschappen weer de jouwe zijn, dat jouw ziel gaat genezen. Je noemt de dingen bij hun naam en daar kun je ook deze taal voor gebruiken bij de goede Verstaander. En met oneindige teder­heid zal Hij je uitje gebroken bestaan halen en je overwoekerde wezen tevoor­schijn beminnen. Zijn liefde maakt je weer heel, weer helemaal jou. Deze ‘dingen’ gebeuren is stilheid en vertrouwen.

En dan… Ik zou haast willen zeggen: “In den beginne was er de verwonde­ring”. Wantje teleurstellingen zullen tóch veranderen in geluk binnen de omheining van Gods geborgenheid, ondergedompeld in Zijn liefdevolle Geest die jou omhult in degenen die daaruit ook zijn geboren. Je wordt gelukkig, want Hij is zo geluk­kig met je, omdat je Hem vertrouwt.

 

Aan niets gebrek hebben door Cees Maliepaard

Wie heeft er nog wel eens aan iets gebrek, wie komt er nog wel eens iets tekort? Het idee dat dit zo is, hebben we allemaal wel eens denk ik. Maar bij sommigen is dat ook zo. Zij die al een aantal jaren beneden het bestaansminimum leven, kun­nen van alles tekort komen. Niet iedereen krijgt het minimum loon. Ook mensen die buiten hun schuld van een uitkering afhankelijk zijn, kunnen vrij gemakkelijk al geduren­de langere tijd behoorlijk ver bene­den het laagste loonpeil zitten.

Niets meer over?

Maar het is ook goed mogelijk letter­lijk alles kwijt zijn. Dat trof bijvoor­beeld de bewoners van bepaalde kustgebieden in Azië, na de vloed­golf van december 2004. Denk dat je maar eens in. Alle bezittingen zijn weggespoeld, van de werkplaats is niets meer over, de familie is ver­dronken, de huisdieren zijn dat al evenzeer en wat nog veel erger is: het eigen gezin is vaak voor de ogen van de enig overgeblevene door de woeste vloedgolf meedogenloos meegesleurd. Met daarna in eerste instantie gebrek aan voedsel, kleding en schoon drinkwater. Bovendien dakloos geworden. Wat heb je dan nog over om voor te leven? Niets toch; écht niets!

Of zou er toch iets zijn dat blijvend is onder alle omstandigheden? Ik zou het op eigen gezag niet durven stellen. Maar het staat in het Woord. En daarom durf ik het, zij het ook dan nog met de nodige aarzelingen. Lees het maar eens in een overbe­kend schriftgedeelte: Psalm 23. ‘De Heer is mijn herder’, staat daar, ‘mij ontbreekt niets.’ Dat klinkt goed. Maar de dichter van deze psalm had het ook niet altijd even gemakkelijk Hij werd meer dan eens achtervolgd door het leger van Israël onder aan­voering van Koning Saul. Hij ver­keerde daarbij meermalen in acuut doodsgevaar.

Hij verloor een kind, de liefdesbaby bij Batseba. Zijn dochter Tamar werd verkracht door zijn zoon Amnon, door haar broer dus. Om die reden werd Amnon later op bevel van een andere zoon van David uitgeschakeld, door Absalom. Die gaf zijn legeraanvoerder Abner daar opdracht toe. Al met al nogal wat kommer en kwel voor David, veel narigheid en rouwverwerking. Sowieso al de rouwprocessen bij het overlijden van drie van zijn kinde­ren. Ook David zal dit wel verwerkt, maar nooit vergeten hebben.

De Heer is bij mij

Psalm 23 is dus niet opgebouwd uit ondoordachte of vrome kreten. Het is geloofstaal: ‘De Heer is mijn her­der, het ontbreekt mij aan niets.’ Je zou zeggen dat dit niet beter kan. Wie vindt dat het hem aan niets ont­breekt, geeft daarmee dus eigenlijk te kennen dat hij alles heeft wat zijn hart begeert. Dat is even een gewel­dig item voor evangelisatie! Mensen, de Heer is je herder en Hij vervult al je wensen. Is dat werkelijk zo, hoef je maar te kikken en word ik dan op mijn wenken bediend? Misschien niet als ik de straatprijs van de Postcodeloterij zou willen winnen, want dat vragen waarschijnlijk meer mensen bij dezelfde trekking in allerlei straten. Wanneer de Here God dat allemaal zou willen verho­ren, heeft Hij een probleem. Maar nu wie met serieuze zaken kampt. Wie in de ellende zit, daar al of niet zelf schuld aan hebbend, belijdend dat de Heer onze herder is, zal het gelovige gebed van zo iemand wer­kelijk helpen?

Kun je zeggen: Al gaat mijn weg door een duister dal, het maakt niets uit

voor mij is het altijd licht! Hebben we de beschikking over geestelijk infrarood licht soms? Dat lijkt me niet zo logisch. De duister­nis lost niet op doordat we weten dat Gód enkel licht is. En gevaren ver­dwijnen niet reeds op voorhand voor wie gelooft Jezus als redder te heb­ben. Het is soms al moeilijk genoeg, en ook onverklaarbaar trouwens. Ik denk niet dat er iemand is die op alle ellende een pasklaar antwoord heeft. Maar het is wél waar dat als ik door een duister dal ga, ik me niet hoef te laten beangstigen. Want ik ben niet alleen, de Heer is bij mij. Hij is de goede herder, die me nooit aan mijn lot overlaat. De Heer is als wjn herder aan mijn zijde aanwe­zig; er is geen situatie denkbaar dat ik echt alleen zou zijn. Zijn stok en zijn staf geven mij moed. Maar wat moet ik mij voor­stellen bij de stok en de staf van een herder? Geven die mij troost of moed? De Statenvertaling en de NBG-vertaling hebben ’troost’, in de NBV wordt het weergegeven als ‘moed’. Wel, de kromme stok gebruikte de herder om wilde dieren op een afstand te houden en de lange staf had hij om op te leunen. Wanneer hij dus op z’n gemak op de staf leunde, ging er rust van hem uit en ervoeren de schapen dat als een teken van veiligheid. De herder waakte over hen. En als er verscheu­rende dieren in de buurt waren, en de herder zwaaide beheerst met z’n knotsachtige stok, dan wisten ze dat hij attent op de gevaren was. Hij zou hen wel beschermen, eventueel samen met z’n honden, tegen hun natuurlijke vijanden.

Al ga ik door een duister dal

De schapen stellen de mensen voor die Jezus volgen, in welke denomi­natie en waar ter wereld ook. De Here God is de herder. En Jezus, het beeld van de onzichtbare God, fun­geert natuurlijk ook als onze herder. Maar waar in het Oude Testament de letters van het woord Heer met hoofdletters geschreven zijn, kun je daaruit afleiden dat er in de bron­tekst Jahweh staat, de naam voor God zelf. Waar in de vertaling van diezelfde boeken Heer slechts met één hoofdletter wordt weergegeven, staat er in de grondtekst Adonai, het eigenlijke Hebreeuwse woord voor Heer. En die benaming kan zowel op God als op de Messias slaan. God zorgt voor ons, en hoe! Als het veilig is, laat Hij ons rustig onze gang gaan. Is het dan een en al har­monie in ons leven, een soort per­manente paradijsachtige toestand? Dat moet iedereen maar zo gauw mogelijk vergeten! Maar als er gevaar dreigt is het wél zo dat Hij ons kracht en wijsheid geeft en ons verder leidt langs veilige paden. Betekent dit dat Jezus ons om de vij­and heenleidt en dat de duivel ons dus niet meer benaderen kan? Hebben we nooit meer last van wat voor verleiding door Satan dan ook? En kunnen we in geen enkel geval meer het slachtoffer worden van door de boze geïnspireerde mensen of machten? Nou, onze weg kan écht door een donker dal gaan! Het is dan niet slechts wat schemerig, maar af en toe zelfs pikkedonker. Dan kun je wel eens tegen de Heer zeggen: waar is uw licht nu? Ik zie het eigenlijk niet meer zitten. Maar geloof je dan niet meer dat God en de Here Jezus voor ons in elke situatie heel goede herders zijn? Natuurlijk wel, maar ieder zal daar in de praktijk van het leven mee mogen leren omgaan. Het heeft geen enkele zin te ontkennen dat het dal waar je soms doorheen gaat, aardedonker kan wezen. Het haalt ook niets uit, net te doen alsof er op onze levensweg geen enkel gevaar meer dreigt. Alsof we nu altijd zui­vere berglucht inademen en er nooit meer een vuiltje aan de lucht zit, vanwege een constant wolkloze hemel onder puur volle-evangelie- blauw.

In de rust van de Meester

We mogen onze eventuele angsten te boven komen in de wetenschap dat de hemelse herder altijd bij ons is. Hij wijkt niet van onze zijde, nooit een keer! En doordat Hij via zijn Zoon ons van zijn Geest gege­ven heeft, woont Hij in onze harten. Hij heeft (evenals Jezus) intrek bij ons genomen door zijn Geest met die van ons te verbinden. Dat is onze garantie als we in een duister dal verkeren: we hebben ook daar de beschikking over het licht van God. En we hoeven voor de ons omringende gevaren niet echt bang te wezen, want de Heer zal ons nooit in de steek laten – niemand van wie Hem toebehoort. Het levenspad kan voor een mens soms duister wezen. En de omstan­digheden veranderen lang niet altijd in gunstige zin voor ons. Maar van binnen is het licht, stralend licht. Want al is de wereld nog zo van slag, het zacht koesterende licht van een liefhebbend Vader verlicht ons levenspad voldoende voor de volgen­de stap. En het verwarmd ons inner­lijk. Dat kan een mens enorm goed doen. Dit betekent niet dat we naar de maatstaven van de wereld een bruin leven kunnen gaan leiden… die garantie hebben we niet. Het wil wel zeggen dat we het naar Góds principes goed zullen hebben. De Here God nodigt ons als het ware aan zijn gedekte tafel. En zijn dis is prima in orde. We mogen thuis zijn in het huis van God. Logisch eigenlijk, want we zijn z’n kinderen… en kinderen horen nu eenmaal bij het huisgezin. Dat we bij Hem aan tafel zitten, wil zeggen dat we ten volle delen mogen in Gods gedachten over ons. We weten uit zijn woord dat Hij gedachten van heil over ons heeft. Daarom zal nie­mand een mens afkraken of veroor­delen. Je zult anderen, maar ook jezelf binnen Gods herstellingsplan een plaats mogen geven. Want dan zit je op Gods lijn, in de rust van de Meester. Ons voedsel is het levende brood en onze drank is het levende water. Het mag bekend zijn dat het levende brood ons in de Christus wordt gegeven, en dat het levende water wordt gevonden in de Geestesdoop en in het blijvend vervuld zijn met de Geest van boven. We mogen net als Jezus ten volle delen in het leven binnen het lichaam van Christus. Onze beker met levend water vloeit over… er is ruimschoots genoeg! Het Hebreeuws heeft hier, letterlijk ver­taald: ‘mijn beker is overvloed’. God geeft dus meer dan we op kunnen.

Goddelijk respect

Wat bedoelt David met de uitdruk­king: ‘Hij zalft mijn hoofd met olie’? Slaat dat op de vervulling met Gods Geest? David dacht daar in elk geval niet aan. Er speelde in die dagen iets heel anders. Het behoorde tot de goede omgangsvormen dat de gast­heer zijn gast wat olie over het hoofd goot. Dat was dan gelijk het betonen van respect voor de bezoeker. De Here God respecteerde David dus klaarblijkelijk. Geen wonder trou­wens, want hij was immers de man naar Gods hart!

In de loop van de geschiedenis zijn er ongetwijfeld veel mannen en

vrouwen naar Gods hart geweest, en ook vandaag de dag zijn er nog wel de nodige te vinden. Maar David was dé man naar Gods hart, omdat hij hierin een type van de beloofde Messias was. En later zou Jezus echt dé man naar Gods hart worden. Maar als God aan David respect betoonde, zou Hij dit dan niet doen aan wie Hij van zijn Geest gegeven heeft? Ik denk nog wel eerder. En ook bij ons heeft de vijand in de hemelsferen het nakijken. Satan ziet het, maar hij kan er niet tussen komen, want van God uit en bij Jezus is de liefdesband onverbreke­lijk. Twijfel daar nooit aan. David verwoordt het zo: ‘Geluk en genade volgen mij alle dagen van mijn leven.’ Dat is een uitspraak! Hij is altijd gelukkig, niet alleen op de goede dagen, maar ook als er kwade dagen zijn.

In het huis van de Heer

David leefde onder het Oude Verbond, maar wist al wel dat zijn geluk niet afhing van de materie of van mensen, maar dat hij te allen tijde gelukkig kon zijn in zijn relatie met de Here God. Daarom geeft hij tenslotte in Psalm 23 te kennen dat hij terugkeert in het huis van de Heer, om daar tot in lengte van dagen te blijven. Natuurlijk ver­wachtte David niet voor altijd in de tabernakel te vertoeven – daar zou hij ook gauw op uit gekeken zijn. Een onbeperkt in de later door Koning Salomo gebouwde tempel verkeren, zou hem evenmin goed bekomen zijn. Want in het huis van de Heer zijn, wil zeggen: contact met God hebben. Altijd in dat huis aanwezig zijn, houdt dus in dat men onafge­broken met God in verbinding staat. Is dat voor ons ook zo? Ja! Zijn we dus op zondagochtend in het huis van de Heer, als we in de samen­komst aanwezig zijn? Ja, maar niet omdat we ons hebben begeven tus­sen de vergaderde gelovigen van de denominatie waar we toe behoren. Ik ben graag in de samenkomst, maar ik moet er niet aan denken altijd binnen dezelfde vier muren te moeten verkeren. Dan zouden die muren al gauw op me afkomen! Maar ik wil wel op elk moment in contact met God staan, zodat ik kan zeggen: Hij zalft mijn hoofd met olie. Of wel: Hij acht mij ontzettend hoog. Maar het is toch allemaal genade? Jawel, maar de Heer schenkt ons die niet omdat we zo zielig zijn en eigenlijk niets voorstel­len. Hij is ons genadig omdat Hij ons zo hoogacht. Want Hij ziet zijn Geest in ons, en dat is een Geest om ‘U’ tegen te zeggen! Maar hoe zit het dan met wie de Geest van God (nog) niet ontvangen heeft? Hoeft die nergens op te reke­nen? Toch wel, want Gods hart staat wagenwijd open, in principe voor ieder mens. Hij heeft: de wéreld zelfs lief, en die liefde kan Hij kwijt aan een ieder die zich er voor opent – Geestgedoopt of niet. Wie een verlangen in het hart heeft naar de Here God en naar zijn eer­ste Zoon, Jezus, is elke dag welkom in het huis van de Heer. Je mag vrijuit voor God en voor Jezus kie­zen. En dat kan, want zij hebben een onberouwelijke keus voor jóu gemaakt.

 

Notities die om aandacht vragen

Traditie of beleving? –

Het chris­tendom kent in het voorjaar enkele feestdagen: Pasen, voorafgegaan door Goede Vrijdag en Pinksteren met tien dagen daarvoor Hemelvaartsdag. De data werden vastgelegd in 325 na Christus op het concilie van Nicea, nadat er in de eerste eeuwen veel strijd over was geleverd. Pasen werd toen vastgesteld op de eerste zondag na volle maan na de begindatum van de lente op 21 maart. De werkelijke betekenis van deze dagen komt echter pas tot leven als men opnieuw geboren wordt en daardoor een echte christen. Dan komt ook het besef dat het niet gaat om de viering van deze dagen alleen, maar om de dagelijkse beleving van de aan­wezigheid van het nieuwe leven in ons. En die komt pas tot ontplooiing als Pinksteren een dagelijkse realiteit in ons leven is geworden: de aanwezig­heid, werking en leiding van de Geest van de levende God die wij dienen. Die Geest leidt ons in alle waarheid en maakt het mogelijk dat we van dag tot dag op de goede weg blijven, de weg die God voor ons ‘aangelegd’ heeft en leidt naar het hart van God: Zijn volkomen­heid.

(Gert-Jan Doornink)

Hoog gegrepen of waar?

De volle-evangeliebeweging blinkt niet uit door overmatige bescheidenheid. De jaren door is er nog al eens hoog van de toren geblazen over eigen leringen en belevingen. Soms steken die er ook wel bovenuit, maar het is een misvatting als het alleen op een verschil in nuance­ring met andermans opvattingen geba­seerd is. Als wij zeggen dat onze gemeenten het evangelie van Jezus Christus in al haar volheid aanvaarden, geloven en belij­den, kan dat hoog gegrepen overkomen, maar dat is het beslist niet. Want wie van ons aanvaardt deze boodschap niet ten volle, en wie gelooft en belijdt dit goede nieuws maar ten dele? Niemand toch! Een zaak van een andere orde is, dat we nog volop in de ontwikkeling van dit alles in het persoonlijke en in het gemeenteleven zitten. Dit houdt dus in dat we het volmaakte wel aanvaar­den, geloven en belijden, maar dat het nog steeds bezig is gestalte in ons leven te krijgen. Zolang het einddoel niet bereikt is, kleven er nog tekortkomingen aan ons bezig zijn in ons persoonlijke leven en in de ontwikkeling van onze gemeenten. Het besef daarvan zal ons geen gevoelens van minderwaardigheid geven, maar het behoedt ons ook voor het hebben van een met de Geest van God strijdig gedachtenpatroon van zelf­verheffing.

(Cees Maliepaard)

Vrije keuze

Een bekend politicus die niet in God gelooft, zei onlangs in een interview: “Misschien is het leven met een God gemakkelijker. Je kunt alles op zijn bord leggen. Maar dan maak je niet je eigen keuzes”. Hier wordt de opvatting gelanceerd dat wie in God gelooft niet meer zelf kan kiezen. Het tegendeel is echter het geval. Inderdaad mogen we bij God alles ‘op zijn bord leggen!. Maar Hij laat ons vrij zelf te beslissen wat wij willen. Wij kunnen datgene wat Hij ons ‘aanreikt’ afwijzen of aannemen. Er iets mee doen of het voor kennisgeving aannemen, ’t Heerlijke is dat Hij ons nooit in de kou laten staan. Hij heeft positieve gedach­ten over ons, Zijn hart is vol liefde en goedheid. En als we beseffen dat we naar Zijn beeld geschapen zijn zullen we ook alles in goede harmonie met Hem overleggen. We zouden onszelf alleen maar benadelen als we niet naar Zijn stem zouden luisteren en daarmee de vijand in de kaart spelen. En daar­van zijn we nu juist verlost. Gelukkig dat we doordat Zijn Geest in ons is, altijd in staat gesteld worden de goede keuzes te maken!

(Gert-Jan Doornink)

Zoeken

Je gaat op zoek wanneer je iets wilt hebben watje nog niet hebt, of niet meer hebt. Als je op zoek gaat, weetje ongeveer watje wilt hebben, wat je nodig hebt. Soms vind je datgene in één keer, zoals een thema voor een stu­die of woord plotseling in je gedachten schiet. Voor andere dingen ben je lan­ger op zoek, bijvoorbeeld wanneer je met een bijbelse studie bezig bent omdat je iets ten volle wilt begrijpen. Zo kan je je hele leven lang bezig zijn met het zoeken naar het koninkrijk van God. En dan bedoel ik niet omdat het zo moeilijk te vinden is! Integendeel. Het Koninkrijk van God is juist heel dicht bij en op ieder moment van ons leven actueel. En niet iedereen hoeft het wiel uit te vinden, door ontdekkingen en ervaringen uit te wisselen leren we van elkaar en zijn we elkaar tot steun. Zo gaat onze zoektocht steeds dieper en verder, zowel in de kennis van het Koninkrijk van God alsmede in onder­steuning van elkaar. In dat spoor nu verder!

(Yvonne Sulman)

Een geschenk van God

Velen menen dat ‘geloven’ een soort prestatie is die wij als gelovigen op moeten bren­gen. God vraagt immers geloof en zon­der geloof is het onmogelijk God welge­vallig te zijn? Maar geloof is in de eer­ste plaats gebruik maken van een geschenk dat God ons geven heeft! Hij heeft de mogelijkheid om te kunnen geloven in ons gelegd. Ook dat hoort bij de dingen waarvan Paulus zegt dat Hij in al onze behoeften heerlijk zal; voor­zien. Wat een rijkdom dat we zo’n God hebben. En dat ook geloof een behoefte is waarin God volop zal voorzien!  (Gert-Jan Doornink).

 

Job en het lijden van de mens door Hessel Hoefnagel

Het boek Job in het licht van het evangelie Deel 1

Met dit artikel begint een serie artikelen over Job. Het is het product van de invulling van een verzoek om een aan­tal bijbelstudies te geven over de per­soon Job en het belang voor het geeste­lijk leven nu.

Ik ben op dit verzoek ingegaan en heb deze studies weergegeven in een aantal artikelen. Naast eigen interpretatie heb ik mede gebruik gemaakt van informatie uit reeds uitgegeven studies over Job, onder andere van br Klaas Goverts. Mogen deze lessen tot zegen wezen voor de lezers van ‘Levend Geloof’. (Hessel Hoefnagel).

Inleiding

Het bijbelboek Job is één van de oudste geschriften van de bijbel. Het boek is door de bijbelonderzoekers gerangschikt onder de zo genoemde Ketoebïm, de Hebreeuwse aandui­ding voor Geschriften. Het Hebreeuwse Oude Testament volgt namelijk een andere indeling van de bijbel dan die wij kennen. De Hebreeuwse indeling weerspiegelt het ontstaan van de oudtestamenti­sche canon:

De Thora:

(Wet, de boeken Genesis t/m Deuteronomium).

De Nebi’im:

[De Eerste Profeten (Jozua, Richteren, 1 en 2 Samuël, 1 en 2 Koningen)] en de [Latere Profeten (Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de 12 kleine Profeten)].

De Ketoebïm:

Job en het lijden van de mens

(Geschriften: Psalmen, Spreuken,

Job, de vijf zo genoemde Feestrollen (Hooglied voor het Paasfeest, Ruth voor het feest der weken, Klaagliederen voor het Vasten van­wege de inneming van Jeruzalem, Prediker voor het Loofhuttenfeest er Esther voor het Poerimfeest), Daniël (!), Ezra, Nehemia, 1 en 2 Kronieken).

Wij kennen in de Nederlandse ver­talingen van het Oude Testament van de bijbel de volgende indeling:

Historische boeken

Dichterlijke boeken

Profetische boeken

De plaats van het lijden

Het Boek Job behoort dus tot de Geschriften. In dit boek wordt met name het lijden van de mens met betrekking tot God naar voren gebracht.

We kunnen dan al bij voorbaat de vraag stellen: Welke (zinnige) plaats heeft (een ogenschijnlijk zinloos) lij­den van de mens in diens ontwikke­ling naar het doel van God? En direct daaraan gekoppeld de vol­gende vraag: Wat is de plaats van God in het lijden van de (gelovige) mens?

En dan met name de mens, die vroom en oprecht is en naar de wil van God leeft, zoals Job. En dan nemen we het begrip lijden in de breedste zin van het woord, dus op velerlei manier, geestelijk, fysiek en/of lichamelijk. Moeten we als christenen er bij het lijden van de (gelovige) mens wel­licht van uit gaan, dat God dit lijden zelf bewerkt of op z’n minst toestaat qm ons op één of andere wijze daardoor te vormen? Of moeten we wellicht het stand­punt van de Heidelbergsche Catechismus als geldend uitgangs­punt nemen?

Daarin staat onder andere de vraag: ‘Wat verstaat gij door de voorzienig­heid Gods?’

En het antwoord is dan: ‘De almach­tige en alom tegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, als met Zijn hand nog onderhoudt en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom armoede en alle dingen, niet bij geval (toevallig), maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen’. Zoiets van: ‘God doet Zijn eigen wil en legt daarvoor geen verantwoor­ding af aan de mens’. En omdat het van God komt, hebben wij als mens dat maar te accepteren en moeten we Hem daarvoor zelfs nog bedanken.

Of moeten we trachten met behulp van de gegevens in de bijbel een goed gefundeerd antwoord zien te krijgen op bepaalde vragen over het lijden van de mens, zonder daarbij af te doen van de realiteit daarvan, hoe dit zich ook aandient.

Job en het lijden

Wanneer we enkele hoofdpunten uit het boek Job als leidraad nemen voor een paar bijbelstudies, dan wil­len we vooral de lessen daaruit leren, die ons meer inzicht geven in het plan van God met de mens in het algemeen, maar vooral ook met de mens in het bijzonder, dus u en ik als afzonderlijke gelovigen. Ik realiseer me daarbij heel goed, dat er ook aan het eind van deze les­sen nog vragen over zullen blijven. Maar dat prikkelt ons temeer om hier biddend mee bezig te zijn en ook op deze dingen een duidelijk zicht te krijgen.

Wie was Job? We kennen Job vanuit het Oude Testament van de bijbel. De naam Job betekent vanuit het Hebreeuws: ‘Hij, die vijandig beje­gend wordt’ of ‘Hij, die een vijand heeft’! Die naam wordt dus wel heel duidelijk bewaarheid in zijn leven, zo blijkt uit de inhoud van het bij­belboek. In het Syrische kan Job echter ook betekenen: ‘Geliefde!’ En ook dat komt in het boek Job duide­lijk naar voren: Job is een geliefde van God! Een door God beminde!

Geestelijke status

Vier kernwoorden typeren de geestelijke status, die van Job wordt vermeld Job 1 vers 1 (Job 01:01): Vroom! Oprecht! Godvrezend! En wijkende van het kwaad!

– Vroom betekent gewoon: eenvou­dig. Onverdeeld, enkelvoudig!

Oprecht duidt aan: Een man uit één stuk! In zijn oprechtheid en geloof in God een ‘leesbare brief’ voor alle mensen om hem heen. Zoals ook wij vanwege het evangelie dat wij kennen een ‘leesbare brief’ van Christus behoren te zijn 2 Korinthe 3 vers 2 en 3 (2 Kor. 03:02-03).

Godvrezend! Job houdt rekening met de uitgangspunten van God met betrekking tot de mens. Hij leeft niet alleen zelf heilig voor God, maar omdat hij zichzelf heiligt, is hij ook in staat om anderen te heili­gen, die onder zijn verantwoordelijk­heid vallen. Zoals zijn kinderen.

Als Job vermoedt, dat ze zich moge­lijk besmet hebben met dingen van het aardse leven, die hen wellicht van God hebben afgetrokken, dan brengt hij voor ieder van hen een brandoffer om zo verzoening over hen te doen Job 1 vers 5 (Job 01:05). Een vraag: Hoe doen wij dat ten opzichte van onze (wellicht ongelovi­ge) huisgenoten (man, vrouw, broers, zusters, kinderen)? Paulus zegt immers, dat zolang de ongelovi­ge huisgenoot zich schikt onder het gezag van de gelovige, deze in hem/haar geheiligd is vergelijk 1 Korinthe 7 vers 14 (1 Kor. 07:14). Job is ook wijkende van het kwaad!

Dat is dus een bewuste eigen geno­men beslissing om dingen niet te doen en zelfs consequent uit de weg te gaan, als daar het vermoeden bestaat, dat ze schadelijk zijn voor de innerlijke mens in diens ontwik­keling tot het doel van God. Heiligen is afzonderen van het kwaad.

Aandacht van de duivel

Deze man Job trekt (uiteraard!) in de hemelse gewesten de specifieke aandacht van de duivel. Deze trekt immers voortdurend rond in de wereld van de mensen, zoekende wie hij zal kunnen verslinden, dus uit de sfeer van God wegtrekken door ‘van alles en nog wat’, dat (kerkelijke) traditie, media en moderne theologie te bieden hebben of zelfs voorschrijven. Petrus schrijft in zijn brieven aan de gelovigen: ‘Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal (kunnen) verslinden’ 1 Petrus 5 vers 8 (1 Petr. 05:08). Die instelling ten opzichte van de mens heeft de dui­vel al vanaf de schepping van de mens. Daarbij vermomt hij zichzelf maar al te vaak om zich niet te doen ontdekken en onopgemerkt zijn werk te kunnen doen. Zelfs kan hij zich vertonen alsof hij een ‘engel des lichts’ is. Dus als het ware met een positieve instelling ten opzichte van de mens. Net als mensen zich kun­nen voordoen als schijnapostelen, zo kan ook de satan zich voordoen als een engel van het licht, al is hij eenv wezenlijke macht van de duisternis 2 Korinthe 11 vers 12 tot en met 15 (2 Kor. 11:12-15).

Tot zover ons eerste artikel over het Boek Job. In deel 2 gaan we echt beginnen met het naar voren halen van aspecten uit het boek Job, die wij ook mee kunnen maken. We willen dan gaan zien, hoe ook wij in bepaalde situaties ons op kun­nen en mogen stellen als kinderen Gods temidden van de strijd en moeite, die de duivel op onze weg brengt.

 

 

 

Vrij van schuld? door Cees Maliepaard

 

‘Al mijn schuld is weggedaan…’ wordt in een bekend lied aangege­ven. Maar is dat echt zo? Wel, Jezus heeft onze zondeschuld weggeno­men, dusdanig dat er ook geen rudi­ment van die schuld voor God over­eind is gebleven. Maar dat wil nog niet zeggen dat er nu niemand meer is die we iets verschuldigd zouden zijn. Dat is namelijk wel degelijk het geval – al is dat niet onder de noe­mer van de zondeschuld te plaatsen. Een openstaande schuld. In Romeinen 13 vers 8 (Rom. 13:08) schrijft Paulus aan de Romeinen: “Wees elkaar niets schuldig, behalve liefde, want wie de ander liefheeft heeft de wet vervuld”. Dat is toch wel iets om over na te denken. We zeggen wel eens dat Jezus voor ons de wet heeft vervuld en dat wij daar dus niets meer aan toe hoeven te voegen. Maar dat is slechts ten dele waar. De Heer heeft Gods wet vervuld door onze zondeschuld met zijn leven te vereffenen. Satan raakte daarmee zijn claim op de mens kwijt, waar­door ieder die geloof stelt in het werk van Jezus, vrij van elke vorm van zondeschuld is gekomen. Maar in één opzicht zullen we voor onszelf aan de eis van Gods wet mogen voldoen. Op basis van wat Christus Jezus voor ons volbracht heeft, worden we ruimschoots in de gelegenheid gesteld de wet van Gods liefde onder de mensen te praktise­ren. Dat lukt overigens alleen in de liefde van Christus. En dat nog steeds in onvolkomenheid – maar toch!

Wat is ‘elkaar liefhebben’? Elkaar liefhebben, is dat hetzelfde als aardig zijn voor elkaar, vriende­lijk zijn jegens anderen? Wie lief­heeft op de manier zoals God dat bedoelt, heeft eigenlijk andere inten­ties. Roel Schipper heeft eens gezegd dat in de bekende bijbeltekst ‘uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend’, voor vriendelijkheid beter mildheid gelezen kan worden. Mildheid heeft ook meer te maken met goddelijke liefde dan dat vrien­delijkheid dat heeft, want het gaat a bij de Here God om dat alles in over­eenstemming met zijn gerechtig­heid verlopen zal. Wie liefheeft zal met de ander in Gods milde gerech­tigheid omgaan.

Als we in de gezindheid van Christus leven, zullen we andere mensen liefdevol behandelen. Dat betekent vooral dat we ieder mens met respect tegemoet zullen treden. Ieder mens – ook degene die zich wellicht tegenover ons opstelt. Echte liefde is nu eenmaal niet afhankelijk van het al of niet samen zich op Gods weg bevinden.

 

Loskomen van zorgen door Tine ’t hart

Zorgen maken is vervelend. Zorgen voor en zorg hebben voor, is natuur­lijk goed, dat wijst op je, dan is dat een Goddelijke eigenschap. Als je dat doet in Zijn kracht, onder lei­ding van Zijn Geest, is het goddelijk! Want God is zorgzaam! Alle Goddelijke eigenschappen probeert de satan te verdraaien en te misbrui­ken zodat zorgen voor en verant­woordelijk zijn voor, verandert in zorgen maken! Lees wat de Heer erover schrijft in Lucas 12 vers 22 tot en met 34 (Luc. 12:22-34). Je moet dus het Koninkrijk van God zoeken en daarmee bezig zijn! De duivel wil dat natuurlijk niet en probeert ons af te leiden om met zijn dingen bezig te zijn. Want waar maak je je zorgen over? Vul maar in! Dat zijn allemaal dingen die best reëel kunnen zijn, maar die wel door satan bewerkt worden. Door zorgen te maken ben je dus bezig met de dingen die satan kan doen en hij heeft dan vrij spel in je gedachten- en gevoelsleven. Je komt in zijn klimaat: angst, beklemming, negativiteit, spanning, stress, enz. Je wordt er helemaal door in beslag genomen. Het sloopt je!

Verspilde energie

Het is verspilde energie, waar je niets mee bereikt. Zorgen maken misbruikt je verantwoordelijkheids­gevoel. Want onbewust denk je dat je op die manier erbij betrokken bent. Maar je oefent geen enkele invloed er op uit en je houdt de zaak daarmee niet onder controle. Je put alleen jezelf uit! (Vers 25, NBV: “Wie van jullie kan door zich zorgen te maken één el aan zijn levensduur toevoegen?”)

Zorgen maken is vaak gebasseerd op leugens en verdraaiingen. Je krijgt geen kracht om je zorgen te dragen, je krijgt kracht als je echt geconfron­teerd wordt met ellende! Ik heb gemerkt dat als je in zo’n situatie zit, roepen naar de Heer weinig helpt. Ik geloof wel dat de Heer tot je spreekt en klaar staat je te helpen, maar je zit zó ingepakt in dat negatieve klimaat, dat de Heer je niet kan bereiken. In die situatie kan je Hem niet ervaren en Zijn stem niet verstaan, omdat andere ‘stem­men’ in je oren staan te schreeuwen. Hoe kan je er los van komen?

God zoeken!

God zélf zoeken! Dus, niet bidden voor de situatie waar je je zorgen over maakt, want die zijn in je den­ken zó groot geworden dat je dat niet kunt! Bidden dat God je van je zorgen losmaakt en van alle nega­tieve machten. Indien nodig, ervoor laten bidden. Vergeving voor vragen, en reiniging, zodat de boze geen enkele aanklacht daarin heeft. God aanbidden, belijden wat je gelooft. Met Zijn dingen bezig zijn. Zijn Koninkrijk zoeken (vs. 31-32). En lees ook eens wat Paulus schrijft in Filippenzen 4 vers 4 tot en met 8 (Filip. 04:04-08)! Dan kom je in de ruimte om je zor­gen op Hem af te wentelen en los te laten zodat jij losgelaten wordt.

“Laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de over­winning geeft” 1 Korinthe 15 vers 57 (1 Kor. 15:57, NBV).

 

Gedachten over gemeenschap door Jildert de Boer

Sleutels tot ware eenheid in de gemeente Deel 3 In het eerste artikel hebben we zo’n 15 mogelijke zienswijzen over eenheid kort de revue laten passe­ren, zowel valse, interessante als bij­belse visies.

– In het tweede stuk hebben we vijf trefwoorden uitgewerkt die van groot belang zijn als we nadenken over eenheid in de gemeente en het praktische beleven ervan, namelijk: 1. de goddelijke, gevende liefde onderling.

  1. 2. de vrede van God onder elkaar. 3. het kruis van Christus over het zelf-leven.
  2. het Woord van de waarheid. 5. de heilige Geest, die kracht geeft. We vervolgen nu de reeks sleutel­woorden, die ons helpen de door God bedoelde eenheid te verstaan, te bevorderen en praktisch te maken. Uiteraard staan de aangereikte begrippen niet los van elkaar, maar kennen overlappingen en vormen een samenhangend geheel. Toch benoemen we ze apart, om het wezen van eenheid beter te (helpen)verstaan.
  3. Gemeenschap

Als Christus ons hoofd is -niet een leider, naam of een menselijke orga­nisatie- dan verlangen we zijn wil te doen en met allen die hetzelfde intense verlangen hebben, krijgen we gemeenschap. Het “klikt” met elkaar in het hart en in het leven. Deze klik is positief! Dat is iets heel anders dan de duivelse tegenhanger: “het kliekt met elkaar” (dat is een kliekjes- of clubjesgeest, waar ande­ren niet tussen kunnen komen). Die kliek is negatief!

Hij is het hoofd en wij zijn de leden van Zijn lichaam. Wij zijn in de eer­ste plaats geroepen tot gemeenschap met Hem 1 Korinthe 1 vers 9 (1 Kor. 01:09) en vervolgens met elkander,  die deel heeft aan de levende verbinding en relatie met het hoofd, Christus Zelf. De werke­lijke leden van Zijn lichaam vinden elkaar! De volgorde is: “zij gaven zich eerst aan de Here en daarna aan elkaar” 2 Korinthe 8 vers 5 (2 Kor. 08:05). Hier is sprake van overgave en toewijding aan Hem en aan elkaar. De mate waarin kan nog verschillen. Natuurlijk is het een en ander geen vanzelfsprekendheid of automatis­me. Bij deze gemeenschap heb je hetzelfde doel gemeen(schappelijk): je wilt samen -in liefde en je aan de waarheid vasthoudende- toegroeien naar Hem die het hoofd is Efeze 4 vers 15 (Ef. 04:15). Dat doel, om op Hem te gaan lijken, houden we steeds voor ogen en zonder te komen tot de eenheid van het geloof en de mannelijke rijp­heid gaat dit nu eenmaal niet Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13). Gemeenschap moet onderhou­den worden. Voor onze relatie met Hem speelt ons gebedsleven een hoofdrol. Daarmee uit je jouw hart naar je Heer en is Hij je krachtbron voor het dagelijks leven. Daarbij leg je je noden aan God voor, ook wat betreft je contacten met een broeder of zuster, waarmee de verstandhou­ding nog niet zo ge-olied (=soepel in de Geest) verloopt.

Je voert je strijd, waar machten gemeenschap in de weg staan of blokkeren. De boze wil ons bij elkaar weg houden of van elkaar doen verwijderen, om allerlei oorza­ken en vaak gaat het om pietluttig­heden. De Heer wil ons echter juist samensmeden en aaneenhechten! Er kunnen veel pijnpunten liggen door innerlijke verwondingen vanuit het verleden, maar de Heer is erop uit vertrouwen tot gemeenschap te herstellen. Hij wil balsem en zalf aanbrengen op die plekken, waar men van binnen gekwetst is gewor­den door anderen.

Wandelen in het licht

De wezenlijke voorwaarde, om tot Imeenschap met elkaar te komen, is de wandel in het licht. De kern­tekst daarbij is: “Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” 1 Johannes 1 vers 6 en 7 (1 Joh. 01:06-07). De wandel in Gods licht- dat is je levenswijze in en met Hem- geeft gemeenschap. Dat heb je dan eenvoudigweg en dat smaak en proef je met elkaar. Het is de geestelijke uitwisseling vanuit je hart in woorden en houding ten opzichte van elkaar. Gemeenschap mag niet verward worden met natuurlijke gezelligheid, al kan die zeker ook een ondersteunende bij­drage leveren. In de omgang met elkaar kom je elkaar vroeg of laat ook tegen met alles wat er niet bij hoort aan werkingen. Juist dan is het een leer- en groeiproces om verder en dieper gereinigd te worden van alles wat Gods licht je -al wandelen­de met elkaar- laat zien bij jezelf, zoals jaloersheid, achterdocht, erger­nis, verwijt, harde woorden en noem maar op. Je wordt aan elkaar gesle­pen op die manier en er ontwikkelt zich geestelijke groei. Je wilt immers niet meer reageren vanuit het vlees, of nog aangestuurd worden door geestesmachten? Je wordt er nog wel toe verzocht en de kunst is dan om “nee” te zeggen. Je leert om te gaan met je zoge­naamde minste broeders, met hen die zwak zijn, maar juist zo nodig in het lichaam, waar je voor elkaar zorg draagt 1 Korinthe 12 vers 22 tot en met 25 (1 Kor. 12:22-25). Een andere centrale tekst over gemeenschap is: “…nu u gehoor­zaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd en kunt u oprecht van uw broeders en zusters houden (of: gereinigd tot ongeveinsde broeder­liefde); hebt elkaar dan ook onvoor­waardelijk lief, met een zuiver hart (of: bestendig en van harte lief), als mensen die opnieuw zijn gebo­ren…” 1 Petrus 1 vers 22 en 23 (1 Petr. 01:22-23, NBV). Hier zien we dat er reiniging, loute­ring en zuivering nodig is als de weg om te komen tot oprechte liefde en harte-gemeenschap. Wij denken bij­voorbeeld aan het gebied van sympa­thie en antipathie. In de gemeente is het hoogst belangrijk dat wij niet alleen goed omgaan met hen, die ons goed liggen, maar ook dat we onszelf reinigen van gevoelens van antipathie en stroefheid of reserves tegenover hen die ons van nature minder goed liggen.

Gemeenschapszin bevorderend

Gaan wij deze weg van het kruis, dan leidt dit als vrucht tot gemeen­schap met de anderen. Dit kan onge­acht intelligentie, beroep, geslacht, leeftijd, ras of kleur, uiterlijke ver­schijning, enzovoort, want door deze gehoorzaamheid tot reiniging bin­nen te gaan, leven wij metterdaad als opnieuw geboren mensen. Het is een opstandingsleven, waar gemeen­schap tot bloei komt. Je geestelijke barometer staat nooit meer op onweer en evenmin meer op onbe­stendig, als de liefdesgemeenschap bestendig, van harte en onvoorwaar­delijk is geworden. Een “als los zand aan elkaar hangen­de” gemeente vormt geen gemeen­schap, zoals het Woord beoogt, namelijk: een welsluitend geheel, bijeengehouden door de dienst van alle geledingen Efeze 4 vers 16 (Ef. 04:16). Je kunt echte gemeenschapszin niet organi­seren, maar wel bevorderen door bij­voorbeeld huiskringen en gebedscel­len. In een gezond functionerend organisme is er aandacht, belang­stelling, meeleven, zorg, gebed, samen op de bres gaan staan in de strijd, kortom: “hoe goed is het, hoe heerlijk als broeders bijeen(=samen) te wonen” Psalm 133 vers 1 (Ps. 133:001). Dit is totaal verschillend met het bij wijze van spreken op tien verschillende etages wonen, waarbij de ene groep denkt dat hij op een hogere etage zit dan de andere groep.

Zoiets is typerend voor wat de geest van Babel met haar vermenging, ver­warring en verdeelde hokjes- en vak­jesgeest wil. Het helpt niet altijd als men uit een tot Babel verworden kerk gaat, om daarna geleidelijk aan tot de conclusie moet komen dat men weer in een buitenwijk van dezelfde stad is beland. Babylon is een geheimenis, een teken aan het voorhoofd van de moeder der hoe­ren Openbaring 17 vers 5 (Openb. 17:05). Wij zullen daarom vooral in ons denken bevrijd moeten worden van deze schuilplaats van verwarring, halfhartigheid en leu­gen, zelfs al gebeurt dit onder een religieus mom en zijn er schone, bij­bels aandoende klanken, die heel anders of slechts half worden inge­vuld. Aan haar zonden zullen wij geen gemeenschap hebben Openbaring 18 vers 4 (Openb. 18:04) en daarom zullen we vooral in ons denken veranderd en vernieuwd worden, om niet langer uit te gaan van de patronen van ver­deeldheid, vermenging (=sjoemelen met openbare zonden) en splitsing. Daarbij willen we ook wegkomen uit een georganiseerde schijneenheid, waar veel water bij de klare, bijbelse wijn wordt gegoten en halve waarhe­den erger dan hele leugens (kun­nen) worden.

Het is zonneklaar dat alleen ware geestelijke gemeenschap tot echte vereniging leidt!

 

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven door Gert Jan Doornink

 

Een prachtige opmerking van Paulus in zijn brief aan de gemeente te Kolosse is: “De werkelijkheid is vanChristus”. Gelukkig is ook in de Nieuwe Bijbel Vertaling dit woord gehandhaafd. (Lees ook het verband waarom Paulus deze opmerking maakte).

Bij ons geloof in God en onze geloofs­beleving gaat het om de werkelijkheid en die is ‘Christus’. Hij is de enige weg om vrede met God te ontvangen en ook ons grote Voorbeeld om na te volgen. Zeker in de tijd waarin wij nu leven gaat alle surrogaat verdwij­nen en komt wat echt is tevoorschijn. Het katholisisme met zijn franje en ballast en het protestantisme met zijn vele uiteenlopende visies en verdeeld­heid, geven geen werkelijk antwoord als men niet gaat ontdekken dat er maar één werkelijkheid is: Christus, de Zoon van de levende God. Wie met hem verbonden is, weet dat hij temidden van alle omstandigheden stand kan houden omdat de werkelij­ke gemeente van Christus niet onder­gaat maar voor altijd zal blijven bestaan.

Heeft Gods schepping nog perspectief?

Vrijwel alle media hebben de laatste tijd aandacht geschonken aan een onderzoek van de Verenigde naties naar de gesteldheid van de aarde. Daaraan namen honderden onder­zoekers wereldwijd deel en nam vier jaar in beslag.

“Aarde in rap tempo zwaar bescha­digd”, kopte De Telegraaf en merkt op: “Nog nooit heeft de mensheid de natuur om zich heen in zo’n tempo veranderd als de afgelopen vijftig jaar, ongekend in de menselijke geschiedenis. De veranderde omstandigheden kunnen de snelle verspreiding van ziektes bespoedi­gen, stellen de onderzoekers in hun ‘Millennium Ecosystem Assessment’.

Als voorbeeld dient de opwarming van de grote meren in Afrika door klimaatverandering waardoor de ideale condities voor een grootschali­ge uitbraak van cholera worden geschapen.

Ook dreigen er zogenaamde ‘dead zones’ in de wereldzeeën te ont­staan. De stikstof van kunstmest voor de landbouw komt via grond­water en rivieren in zee terecht met een catastrofale uitwerking voor de visstand. De grootschalige ontbos­sing leidt vaak tot minder regenval.

Doordat er minder regen valt, groeit er automatisch ook weer minder bos.

Waarschuwing

Meer dan tweederde van ons econo­misch systeem is vervuild of overbelast en dat kan in de toekomst fataal zijn, omdat ons schoon water en schone lucht er afhankelijk van zijn. “Dit is de kern van de waarschu­wing. Menselijke activiteit trekt zo’n zware wissel op de aarde dat het voortbestaan van onze ecosystemen voor toekomstige generaties niet gegarandeerd is”, stellen de onder­zoekers. Dertig procent van ’s werelds zoogdieren, vogels en amfi­bieën wordt met uitsterven bedreigd”.

De Telegraaf schrijft verder: “Het rapport concludeert dat het vooral de armen zijn die getroffen worden door de verandering van ecosystemen. In Johannesburg, Zuid-Afrika, kwamen de VN-landen in 2000 overeen het aantal mensen zonder toegang tot schoon drinkwater in 2015 met de helft teruggedrongen te willen hebben en het leven van 100 miljoen arme mensen moet in 2020 substantieel verbeterd zijn. Door de rappe verandering van de natuur komen deze doelen echter in het gedrang, aldus de onderzoekers. “Alleen als we de natuur leren berij- pen, kunnen we de nodige maatre­gelen treffen om haar te bescher­men”, aldus VN-secretaris-generaal Kofi Annan in een reactie. Hij wil de hoop op een ‘duurzame toekomst’ : overend houden”.

Onze houding

Hoe staan wij als christenen tegen­over deze onrustbarende berichten? We kunnen dit niet afdoen door een paar bijbelteksten te citeren, bijvoor­beeld: “De wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet zal blijven bestaan”. Dan geven wij te kennen onverschil­lig te staan tegenover alles wat er met deze wereld gebeurt. Het gaat er namelijk om dat wij niet alleen bezig zijn hoe wiij als christenen in deze wereld leven op het morele vlak, maar ook hoe wij met Gods schepping in zijn totaliteit omgaan. Van oorsprong is juist de mens geroepen om Gods volmaakte schep­ping te beheren en te onderhouden. Doordat het overgrote deel van de mensen zich van God heeft afge­keerd, is er ook in dit opzicht een groot hiaat ontstaan. Egoïsme viert bij velen hoogtij en ondanks ver­woedde pogingen om de verdere aftakeling van de aarde tegen te gaan, lijkt het soms wel of het vech­ten tegen de bierkaai is. Natuurlijk zijn er allerlei initiatieven die een halt proberen toe te roepen aan de verdere aftakeling van de wereld, zoals auto’s die niet meer rij­den op benzine maar op waterstof, het tegengaan van het kappen van oorspronkelijke bosgebieden, de sti­mulering van het gebruik van zonne- en windenergie, etc. Maar – zoals het rapport ook aangeeft- van een welke verandering die zoden aan de dijk zet, is geen sprake.

Realistisch en optimistisch

Nu zijn wij als christenen, als het goed is, zowel realist als optimist. Realistisch behoren wij ons op te stellen door zoveel mogelijk een positieve instelling te hebben tegen­over alle (grote en kleine) initiatie­ven waarmee men probeert de wereld toch gezond en leefbaar te houden, zonder daarbij extreme milieufanaten te worden. Optimistisch mogen we zijn omdat wij weten dat Gods beloften ten aan­zien van de toekomst bewaarheid zullen worden. Al Gods beloften zijn immers in Christus ‘ja en amen’? En dan denken wij bijvoorbeeld aan de belofte die wij aan het einde van de Openbaring van Johannes lezen over de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtig­heid woont!

Ongerechtigheid heeft Gods oor­spronkelijke schepping aangetast, maar als christenen leven wij in de wereld waarin we, onder leiding van Gods Geest, zélf Zijn gerechtigheid tot openbaring kunnen brengen. Zo zijn wij ook nu al daadwerkelijke medewerkers aan een totaal nieuwe wereld die niet meer ondergaat, maar tot in alle eeuwigheid zal blij­ven bestaan!

Geert Mak over Theo van Gogh en de Islam

Nederlands meest bekende schrijver van de laatste jaren is ongetwijfeld Geert Mak. Van zijn boeken zoals “De eeuw van mijn vader” en “In Europa” werden record aantallen exemplaren verkocht. Onlangs ver­scheen er weer een boek van hem getiteld “Gedoemd tot kwetsbaar­heid”. Dit boekje werd nogal bekritiseerd omdat hij de aanvallen op de Islam, na de moord op Theo van Gogh, overdreven vond. Vooral omdat velen de gehele Islam in de hoek van het extreme plaatsen, ter­wijl het in werkelijkheid maar gaat om een klein deel. Het overgrote deel van de mensen die de Islam als hun godsdienst belijden is immers niet extreem of fanatiek. En volgens Mak ging daarom Theo van Gogh veel te ver door alles over één kam te scheren.

In het weekblad Vrij Nederland ver­scheen een kritisch artikel over het boekje van Geert Mak van de schrij­ver-journalist Joost Zwagerman. Verschillende lezers regeerden daar­op. Onder andere Anneke Mouthaan uit Amsterdam die onder meer schreef: “Het pamflet van Mak geeft mij als oudere joodse vrouw de rug­gensteun dat ik niet alleen sta in mijn bezorgdheid over de Nederlandse hysterie tegenover de allochtonen door het zogenaamde smaakmakende deel van de Nederlandse bevolking. Of Van Gogh een anti-semiet en anti-islamiet was, weet ik niet, wel dat hij op zijn minst die indruk maakte. Maar erger is de bijna slaaf­se wijze waarop na zijn overlijden de hetze versterkt wordt die tot angst aanzet en discriminatie legitiem maakt. Hadden we dat niet al eerder meegemaakt bij het anti-semitisme? Ik ben Geert Mak dankbaar dat hij in zo’n korte tijd een duidelijk tegen­geluid optekende, opdat we weer tot onze Hollandse nuchterheid kunnen terugkeren en men niet het modi­eus, liberaal-rechtse gebral tot norm zal verheffen”.

Het is duidelijk dat het overgrote deel van de aanhangers van de Islam niets moet hebben van extremisme. Maar dat betekent nog niet dat de Islam de juiste godsdienst is. Net als het naam-christendom wijst men immers de enige werkelijke openba­ring van God zoals deze door Jezus Christus geopenbaard werd, af en alleen via die weg kunnen we God leren kennen zoals Hij werkelijk is. Wie de échte God leert kennen ervaart daardoor de grote verande­ring in zijn leven. Hij wordt ‘overgeplaatst’ in Zijn Koninkrijk. Dan verdwijnt liefde­loosheid en haat en échte liefde (Gods liefde) komt er voor in de plaats.

Vrede, vrede en geen gevaar?

In aansluiting en ter aanvulling van wat wij schreven over de Islam geven wij hierbij nog een column door die wij aantroffen in ‘De Opgang’, het blad van de gelijknami­ge volle evangelie gemeente in Groningen. Cees Maliepaard schreef:

“Er is vanuit de burgerlijke overheid een begrijpelijk streven naar een vorm van openheid tussen christe­nen, joden en moslims. Waar zulks op voet van wederzijdse aanvaarding gerealiseerd kan worden, zal geen zinnig mens daar problemen mee hebben. Er is echter iets waar veel christenen zich op blijken te verkij­ken. En dat is de visie die de mos­lims op religie en maatschappij heb­ben. Ook gematigde, geweldloze islamieten zien de uitspraken in de koran als maatgevend voor zowel hun religieuze organisaties, als voor de maatschappij waar we allen deel van uitmaken. Zolang zij in een land een minderheid vormen, zullen ze voor zich een beroep doen op de vrijheid van godsdienst. Dat is hun goed recht. Maar wanneer zij in dat­zelfde land de meerderheid zijn gaan vormen, blijft er van de veelge­roemde vrijheid van godsdienst niet veel over. Per definitie wordt elke niet-islamitische vorm van het die­nen van God, als verwerpelijk gezien.

Is dat onder christenen anders? Ja en nee. Het christendom leert dat er los van Jezus geen relatie met God mogelijk is. Wij zijn in onze opvat­tingen ook intolerant. Maar wel wordt onder ons vrijheid van gods­dienst voorgestaan vanuit een meer­derheidspositie. En dat maakt nu juist het verschil!”

De nieuwe paus en de eenheid

Dat de nieuw gekozen paus Benedictus XVI een “liefdevol, bescheiden en opgewekt” persoon is daaraan behoeft niet getwijfeld te worden. Iedereen uit zijn naaste omgeving bevestigt dit. Maar bij de vele miljoenen christenen die niet tot de Katholieke kerk behoren, van welke denominatie ook, gaat wel een rood lampje branden als we lezen dat hij “onophoudelijk wil werken aan het herstel van de volledige en zichtbare eenheid van alle christe­nen”.

Zou de Katholieke kerk niet geloof­waardiger overkomen als men eerst zelf afstand gaat nemen van alle pracht en praal, rituelen en ceremo­niën die met het oorspronkelijke geloof niets te maken hebben? Bedenk dat Jezus zelf tijdens zijn leven op aarde het meest in conflict was met de godsdienstige leidslie­den van zijn tijd: de Farizeeën en schriftgeleerden. Zij hadden ‘met een schijn van godsdienst de kracht daarvan verloochend’. Ook in deze tijd is het alleen moge­lijk als men door een echte levens­verandering, bewerkt door Gods Geest, een nieuwe schepping in Christus wordt. Dan ontstaat de zekerheid dat men behoort tot de werkelijke gemeente van Jezus Christus, weet men zich één met allen die dat ook ervaren hebben in hun leven en is het (kerkelijk) etiket wat men verder draagt totaal onbe­langrijk.

De enquête van Het Beste over ons geloof v

Het bekende maandblad Het Beste (Reader’s Digest) heeft een groot­scheeps onderzoek gehouden over het geloof in Europa. Niet minder dan 8657 Europeanen in 14 landen werden ondervraagd over hun geloof. Geloven Europeanen nog in God? Ondanks ons sceptische en seculiere tijdperk en de ontkerkelij­king, gaven zeven van de tien onder­vraagden aan dat ze inderdaad gelo­ven.

“Maar er zijn grote verschillen in Europa”, schrijft het blad dat het onderzoek in 4 categoriën had ondergebracht. De vraag “Gelooft in God?” werd door Polen met 97% met ‘ja’ beantwoord. Dan volgt Portugal met 90% en Rusland met 87%. Nederland staat met 51% bijna het laagst genoteerd. Bij de vraag “Gelooft u in een leven na de dood?” scoort Polen met 81% opnieuw als hoogste, terwijl Nederland op 45% komt. Ook op de vraag of we het geloof nodig nodig hebben om het verschil tussen goed en kwaad te bepalen staat Polen met 86% weer nummer 1 en Rusland komt met 78% op de tweede plaats.

En op de vraag of godsdienst bij­draagt tot een betere wereld staat ‘ Mtugal met 79% weer op de eerste plaats, terwijl Nederland met 34% onderaan bungelt.

Nu zeggen deze percentages natuur­lijk niet alles maar geven wel een indicatie over het hoe en waarom. Polen, Rusland en andere Oost- Europese landen gingen jarenlang gebukt onder het communistische regiem. Daarbij was dan vaak het geloof een alternatief dat houvast gaf en waardoor men toch door de dik­wijls moeilijke omstandigheden heenkwam.

Wat het lage ‘geloofspercentage’ van Nederland (en waarschijnlijk ook België) betreft, daarover geeft Hijme Stoffels, godsdienstsocioloog aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, in het blad de volgende verklaring: “Men heeft hier na de verzuiling een sterke afkeer ontwikkeld jegens reli­gieuze kaders en instituten. Bovendien beschikken Nederlanders over de vrijheid van meningsuiting en het recht om te kiezen. Dus ook het recht om niet in God te geloven. Dit mis je in niet-weterse culturen, waar het bestaan van God volkomen vanzelfsprekend is”. In een commentaar van de hoofdre- dactuer van Het Beste, Oele Steens, merkt deze op dat de moderne mens zelf wel bepaalt wat goed voor hem is; “De vraag is echter of wij niet , Jfer gebaat zouden zijn bij een her­waardering van christelijke beginse­len als algemeen kompas. Dat zou wel op een moderne wijze ingevuld moeten worden. Een taak voor de traditonele kerken?”, vraagt hij zich af.

Daar zouden wij als commentaar op willen geven dat geloven uit het hart moet komen van hen die werkelijk geloven. Alleen zij zijn zich bewust dat zij behoren tot de Gemeente van Christus. Dan is het etiket wat zij verder dragen niet belangrijk meer. Bij hen die echt geloven is Gods Geest in de plaats gekomen van de ‘verkeerde geesten’ die voor de grote levensverandering (door bekering en wedergeboorte) hun invloed konden doen gelden.

Kuitert vervangt geloof door twijfel

‘Goddeloze godgeleerde’ is de titel van een artikel van Gerry van der List in Elsevier. Daarbij gaat het over professor H. M. (Harry) Kuitert, die onlangs 80 jaat werd. Kuitert was van 1967 tot 1989 hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en kreeg grote bekendheid door in woord, boek en geschrift zijn twijfel tot uiting te brengen ten aanzien van het christelijk geloof. Bekend werd hij vooral door zijn in 1992 verschenen boek ‘Het algemeen betwijfeld christelijk geloof’. Hij nam stelling tegen het christen­dom als openbaringsgodsdienst. “Er is -volgens hem- niet een hogere waarheid die ons door een goddelijk wezen is geopenbaard. Wat de mens toeschrijft aan hogere machten, ont­spruit aan zijn eigen verbeeldings­wereld”. Zijn bekendste uitspraak is wel: “Alle spreken over Boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van Boven komt”. Het was niet verwonderlijk dat zijn uitspraken in de Gereformeerde ker­ken waartoe hij behoorde grote beroering veroorzaakte. Vooral het feit dat hij toch gehandhaafd bleef in de kerk, veroorzaakte dat sommigen er zich niet meer thuis voelden en overgingen naar de Nederlands- Gereformeerden of andere denomi­naties. Ook kwamen heel wat gere­formeerden terecht in allerlei (volle)evangelische-, pinkster- en baptistengemeenten, maar dit kwam vooral door de opwekking in de zestiger jaren.

Geen wetenschap

Gerry van der List gaat in zijn arti­kel ook in op het feit dat Kuitert toch gehandhaafd bleef als theoloog. Hij schrijft: “Theologen hebben een heel vreemd vak. Zij worden geacht wetenschappelijke uitspraken te doen over een onderwerp waarvan het bestaan wordt betwist. Je gelooft in een Opperwezen of niet. Het ont­wikkelen van toetsbare theoriën over God is per definitie een onmogelijk­heid.

De vraag is dan ook of theologie op een universiteit thuishoort. Omdat theologie geen wetenschap is, kun je van alles beweren zonder je als theo­loog te diskwalificeren”. Dat Kuitert toch door de Gereformeerde kerken werd gehand­haafd bewijst de structuur van het naam-christendom, waarbij het ‘werkelijk geloven’ niet op de eerste plaats staat, maar allerlei theoriën naast elkaar kunnen blijven bestaan. Voor iemand die echt gelooft komt twijfel voort uit de koker van de vij­and. Natuurlijk hoeft ‘gezonde twij­fel’ over iets wat men moet beslissen niet verkeerd te zijn, maar uiteinde­lijk zal men moeten kiezen. Wie kiest voor het geloof in de leven­de God, zoals deze zich geopenbaard heeft in Zijn Zoon, Jezus Christus, en nu tot openbaring komt in allen die waarachtig geloven, zal niet zo gauw onder de indruk komen van de twijfeltheoriën van Kuitert, Den Heyer en andere theologen. Gods Geest bewerkt in hem een stabiel, levend geloof dat op positieve wijze tot openbaring komt. Een geloof dat werkelijk gelukkig maakt en per­spectief biedt om het leven van elke dag aan te kunnen. Een leven met God en Zijn Zoon doet ons ervaren dat de stormen die rondom ons woeden en onze gezon­de geest wil binnendringen door Gods Geest teniet worden gedaan. Wij zijn door een onverbrekelijke band voor altijd met Hem verbon­den.

 

Hoe echte liefde zich openbaart door Wim te Dorsthorst

Hoe openbaart zich werkelijke liefde? In dit artikel gaat Wim te Dorsthorst in op één van de meest belangrijke facetten van de liefde, namelijk het ‘omzien naar elkaar’ (-red.).

Er wordt overal veel gesproken over ‘de liefde’, óók in gemeenten. Toegegeven dat dat zeer belangrijk is, is het wenselijk je af te vragen: ‘wat wordt er dan mee bedoeld’? In de wereld denkt men over het alge­meen aan seks als het woord ‘liefde’ gebezigd wordt. Waar gaat het in de gemeente van Jezus Christus om? Liefde is niet een abstract begrip of alleen maar een gevoel. Liefde is een innerlijke gemoedstoe­stand, een drijfkracht die zich uit in vele werken. Wie 1 Korinte 13 leest, het prachtige hoofdstuk van de lief­de, zal gauw genezen van de gedach­te dat het alleen maar een gevoel betreft. We zien dan dat het een geweldige positieve kracht betreft, die alles in iemand in beweging zet om de ander te redden, op te rich­ten, te helpen en wel te doen. Het is zó sterk dat het de Vader dreef om Zijn enige Zoon te geven tot redding van de wereld; en het is de liefde van de Zoon die zich vrijwillig overgaf voor ons in de meest verschrikkelij­ke dood, de kruisdood.

Omzien naar elkaar

Omzien naar elkaar is een uiting van échte liefde! Omzien naar elkaar is een goddelijke eigenschap en zal in de gemeente van Jezus Christus, als vrucht van de heilige Geest, rijkelijk aanwezig dienen te zijn.

Het is een wezens-eigenschap van God en daarom weten we dat het ook bij de mens hoort, die immers naar Zijn beeld geschapen is. Het is één van de positieve krachten in de samenleving. Waar dit ontbreekt of gaat ontbreken treedt verkilling op en functioneert de onderlinge liefde steeds minder. De samenhang ver­dwijnt en individualisme wordt tekenend voor de maatschappij en vele mensen vereenzamen. We zouden het een teken van de eindtijd kunnen noemen, waarvan de Heer Jezus zegt: “En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de mees­ten verkillen” Matteüs 24 vers 12 (Matt. 24:12). We horen of lezen er wel van dat mensen totaal vereenzamen, dat iemand bijvoorbeeld dagen of weken dood in huis kan liggen zonder dat iemand het opmerkt. Zo iemand had geen ‘naaste’ meer die naar hem omzag!

Basis-eigenschappen

Direct na de zondeval zien we dan ook dat deze prachtige eigenschap versluierd wordt. Als Kaïn z’n broer Abel heeft doodgeslagen zegt God tegen hem: “Waar is uw broeder Abel”? en dan is zijn antwoord: “Ben ik mijns broeders hoeder”? In de vertaling van Dr. M. Reisel staat: “Ik heb mij er niet om bekom­mert, ben ik de hoeder van mijn broeder”? Genesis 4 vers 9 (Gen. 04:09). Uit deze ontkennende vraagstelling van Kaïn blijkt duidelijk dat hij het heus nog wel wist, maar hij bekom­merde zich niet om zijn broer, iets wat we in deze tijd ook duidelijk zien ontwikkelen. Men bekommert zich niet meer om elkaar. Het komt voor dat omstanders zien dat er geweld gepleegd wordt, maar niet te hulp komen. Het is wel leuk om een ‘button’ met een onzelieveheers- beestje te dragen, maar daar veran­dert van binnen niets door! De duivelse uitspraak is ontstaan: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’! Daarmee maakt men zich af van de verantwoordelijkheid die men voor elkaar heeft gekregen. Een houding die zeker niet onbekend is in onze samenleving! Uit de rest van Genesis vier blijkt dan ook hoe zwaar, God als Schepper, aan deze zaak tilt. In plaats van om te zien naar zijn jong- jroer, hem te behoeden en te chermen, sloeg hij hem uit religi­euze motieven dood! Ook niet onbe­kend in deze tijd! Omzien naar-, zorgdragen voor-, oppassen, aandacht schenken, toe­zien op,… basis-eigenschappen die God bij de schepping aan de mens heeft meegegeven en die nodig zijn voor een gezonde samenleving.

God zelf het grote voorbeeld

God heeft altijd omgezien naar de mens die Hij met zoveel liefde en toewijding geschapen heeft. Ook als die mens zich van Hem afkeerde, Hem ongehoorzaam was, eigenwijs en weerspannig zijn eigen weg wilde gaan. Gods woord is daar duidelijk over.

Direct na de zondeval, in het prille begin van het menszijn, ziet God om naar Adam en Eva en komt hun tegemoet in hun angst en verslagen­heid. Hij zet ze a.h.w. weer op een spoor en geeft ze geweldige beloften en hoop voor de toekomst zodat ze weer verder kunnen (Genesis 3). Hij ziet in de dagen van Noach om naar zijn schepping en ziet, met smart in Zijn hart, hoe deze totaal in zonde, geweldenarij en duisternis ten onder dreigt te gaan. Op een diep ingrijpende wijze brengt Hij redding door Noach, de enige die nog rechtvaardig was voor God en met Hem rekening hield, met z’n familie te behouden (Genesis 6, 7 en 8).

Het was als het ware de laatste stro­halm voor God om niet de hele schepping ten onder te zien gaan, zonder dat de Verlosser geboren zou kunnen worden.

God ziet om naar Hagar met Ismaël, als zij door Sara en Abraham is weggezonden. Hij geeft deze verstotene beloften en hoop voor de toekomst Genesis 21 vers 8 tot en met 21 (Gen. 21:08-21).

God zag altijd weer om naar Zijn volk en gaf ze richters, koningen en profeten. Zelfs in de ballingschap, wat het volk toch aan zichzelf te dan­ken had, ziet Hij om naar hen en lezen we die prachtige woorden in Jesaja 63 vers 9 (Jes. 63:09): “In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd, en de Engel zijns aangezichts heeft hen gered. In zijn liefde en in zijn mededogen heeft Hij zelf hen ver­lost en Hij hief hen op en droeg hen al de dagen van ouds”. Dat is het hart van God! Zo ziet Hij om naar Zijn volk en zo ziet Hij om naar de mensheid. David, de profeet, de man naar Gods hart, voelt wat er in Gods hart omgaat als hij zegt: “Wat is het men­senkind dat Gij naar hem omziet?” Het antwoord is: het is Gods liefde en mededogen, maar ook Zijn onkreukbare trouw voor de mens die Hij zo mooi, ja, bijna goddelijk geschapen heeft.

De pijn van God

God verwachtte deze gezindheid ook van de mens, en zeker van Zijn volk die van Hem een wet had gekregen die juist het omzien naar elkaar benadrukte Deuteronomium 4 vers 8 (Deut. 04:08). Opnieuw laten we de profeet Jesaja aan het woord. In hoofdstuk 59 laat de heilige Geest hem de toestand van het volk opschrijven. Vers 4 zegt: “Er is niemand die een gegron­de aanklacht indient, en niemand die naar waarheid richt; zij vertrou­wen op ij delheid, spreken valsheid, gaan zwanger van moeite en baren onheil”.

Wat een verschrikkelijke toestand onder het volk van God! Zo gaat de profeet verder en zegt in vers 15 en 16a: “Zo ontbreekt de waarheid en wie wijkt van het kwade, wordt het slachtoffer van uit­buiting. Maar de Here zag het en het was kwaad in zijn ogen, dat er geen recht was. Hij zag dat er niemand was, en  Hij ontzette zich, omdat niemand tussenbeide trad”.

Wat ontzettend kenbaar zijn deze dingen ook nu in de maatschappij waarin we leven!!

In Ezechiël 22 vers 30 (Ez. 22:30) lezen we nog zo’n noodkreet van God als reactie op het onrecht en de onderdrukking van het arme en behoeftige en van de vreemdeling. We lezen: “Ik heb onder hen gezocht naar iemand, die een muur zou kunnen optrekken en voor mijn aangezicht op de bres zou kunnen staan ten behoeve van het land, zodat Ik het niet zou verwoes­ten, maar ik heb hem niet gevonden”.

Er klinkt diepe teleurstelling van God uit zo’n woord! God is ontzet, een andere vertaling zegt: “Hij is verbijsterd”, als Hij niemand vindt die opkomt voor het recht van de medemens. Als niemand tussenbei­de komt of het opneemt voor de onderdrukte, de arme en behoeftige en de vreemdeling. Kortweg: iemand die omziet naar de ander! Wat moet Gods hart huilen als Hij in deze tijd naar de wereld kijkt, waar de wetsverachting toeneemt en de liefde van de meeste mensen ver­kilt Matteüs 24 vers 12 (Matt. 24:12). Dat botst met Zijn wezen van goed­heid, liefde en ontferming!

De heilige arm brengt hulp

In de volheid des tijds zou God zelf, als de Grote Herder, omzien naar zijn schapen Ezechiël 34 vers 11 en 12 (Ez. 34:11-12).

Opnieuw is het Jesaja die met krach­tige woorden de komst van de Heer Jezus aankondigt, als de heilige arm van God die te hulp komt. Hij profe­teert:

“Breekt uit in gejuich, jubelt eenpa­rig, puinhopen van Jeruzalem, want de Here heeft zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle ein­den der aarde zullen zien het heil van onze God” Jesaja 52 vers 9 en 10 (Jes. 52:09-10). Het is alsof God zegt: als er dan nie­mand is, zal Ikzelf de mouwen wel opstropen!

Zo kondigt God de komst van Zijn Zoon Jezus Christus aan. En als dan de volheid des tijds gekomen is, dat Zijn heilige arm Hem hulp brengt, dat de Heer Jezus als “De Here onze gerechtigheid” (Jer. 23:6 en Jer. 33:16) komt in de schepping, dan tekent Lucas op: “Het is door de innerlijke barmhartigheid van onze God waarmee de opgang uit de hoogte naar ons zal omzien” (Luc. 1:78).

Met die gezindheid van de Vader zien we de Heer Jezus in Zijn bedie­ning staan. Hij was de aangekondig­de ‘Goede Herder’, Hij deed niet anders dan omzien naar Zijn scha­pen. Niet alleen Herder voor het volk Israël, maar Hij is de Goede Herder voor alle volken, zonder enig onderscheid.

Hij zegt het zelf in Johannes 10 vers 16 (Joh. 10:16): “Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één her­der”.

De gezindheid van Christus

Jezus Christus, de Heer van de gemeente, deed niet anders dan die­nen en nog eens dienen. De Liefde van de Vader was Zijn grote drijf­kracht om altijd om te zien naar de ander en niet bezig te zijn met Zichzelf. Zelfs net voor Hij gevan­gen genomen zou worden, terwijl de gedachte aan Zijn lijden Hem had kunnen verlammen, heeft Hij alle aandacht voor Zijn apostelen om ze te onderrichten, te troosten en te bemoedigen! Die gezindheid wil ^ Heer in Zijn gemeente openbaar zien komen!

Als er sprake is van volwassen zonen Gods, waar de schepping zuchtend op wacht, dan is het niet op mensen die theologisch alles pre­cies weten, maar mensen die een hart hebben ontwikkeld gelijk aan de Vader en de Zoon. Broeders en zusters die met de innerlijke ontferming van de Heer omzien naar de naasten. En die naasten zijn alle mensen ongeacht geloof, cultuur of huidskleur! De apostel Paulus beschrijft in Efeze 4 de kern van het gemeentezijn. De Heer Jezus is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen. Daarvoor geeft Hij aan de gemeente apostelen, pro­feten, evangelisten, herders en lera­ren. En dan schrijft de apostel als eerste: “om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon”! Dat staat voorop; de taak van de gemeente zal zijn om met de Heer Jezus als Hoofd, al die mensen, ja, de hele schepping te dienen, vanuit de volle kennis van de Zoon van God en de volwassen volheid van Christus Efeze 4 vers 10 tot en met 13 (Ef. 04:10-13). Dat is omzien naar de ander!!

Grote eenzaamheid

Wij leven in een snel veranderende wereld. Door de onbeperkte vervoers-mogelijkheden, maar ook door de grenzeloze communicatie-mogelijkheden, is de wereld aan het ver­anderen in één grote stad. Maar hoe groter de stad des te groter de een­zaamheid! In West Europa leeft de mens in grote rijkdom en welvaart, maar er zijn nergens op de wereld zoveel depressieve mensen als juist hier. Alleen al in West Europa ple­gen 58.000 zelfmoord, waarvan het merendeel jongeren. Wereldwijd wordt dit aantal op een miljoen geschat!

Nederland kent de grootste bevolkings-dichtheid van de wereld. Honderden culturen zullen samen moeten leven op dit kleine opper­vlak. Naar schatting zullen in 2010, zeker in de grote steden, 57% bui­tenlanders zijn. Vreemdelingen dus! En wij horen en zien dagelijks dat de verdraagzaamheid ver te zoeken is. Kerken en gemeenten worden steeds meer multiculturele centra. Terwijl er in die hele culturele ver­menging over de hele wereld een golf van demonische duisternis de wereld overspoelt.

Er is een onvoorstelbare nood onder de mensen. Velen zijn zwaar getraumatiseerd door alles wat mensen elkaar aandoen en de grote angst die over de wereld aan het komen is. De Heer Jezus spreekt van “radeloze angst, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen” Lucas 21 vers 25 en 26 (Luc. 21:25-26). Hierdoor zondert de mens zich steeds meer af en neemt de eenzaamheid hand over hand toe.

Moeder Theresa, die haar leven gewijd heeft aan de allerarmsten, heeft de eenzaamheid beschreven als de ergste ziekte van de mens­heid!

De oefenschool

De gemeente van Jezus Christus is de grote oefenschool om te leren naar elkaar om te zien. De Heer geeft de bedieningen in de gemeen­te op de eerste plaats om toe te rus­ten tot dienstbetoon, zagen we. Door de heilige Geest zijn alle leden tot één lichaam samengevoegd, als het goed is 1 Korinthe 12 vers 12 en 13 (1 Kor. 12:12-13). Alles wat de Heer geeft en door de heilige Geest gewerkt wordt in gaven, is om de ander in dat lichaam te dienen; het is tot welzijn van allen! De Heer Jezus zegt in Matteüs 6 vers 33 (Matt. 06:33): “Zoekt eerst Zijn koninkrijk en zijn gerechtigheid”. Bij de gerechtigheid van Gods koninkrijk hoort als eerste: ‘omzien naar elkaar’!

Niet alleen in de gemeente, maar ook ons dagelijks leven in de maat­schappij is een oefenschool. Hoe staan wij als christenen in deze mul­ticulturele samenleving? Waar wij zien dat de maatregelen harder wor­den en er steeds minder tolerantie is in de samenleving tegenover vreem­delingen, wat is dan onze houding? Praten we met de grote massa mee of durven wij er voor uit te komen dat wij geheel anders zijn omdat wij Christus hebben leren kennen? Is er al zoveel vrucht van de Geest gegroeid dat we met ieder mens, waar hij ook vandaan komt of hoe afzichtelijk hij er ook uitziet, als dak­loze verslaafde bijvoorbeeld, innerlij­ke ontferming kunnen hebben zoals de Heer Jezus? Wie eerst het Koninkrijk van God zoekt, in alle situaties, zal de sterke hulp van de heilige Geest ervaren om hierin te worden als de Meester. En dat is ons grote verlangen, toch?

 

Verblijdt u. Door Yvonne Sulman

Verblijdt u… Omdat uw naam staat opgetekend in de hemelen!

Woestenij, slangen, oorlog, vijandelijke aanvallen, schorpioenen… Het lijkt soms net alsof onze hele wereld alleen maar uit ellende en strijd bestaat. Echter, we hebben de kracht gekregen om op slangen en schorpioenen te treden. En de Heer zal ons in de dorre woestijn ook van spijze voorzien, zoals het volk Israël onder leiding van Mozes manna ontving. Water zal komen uit de rots, niet omdat we zo geweldig, knap of slim zijn, maar om ons geloof. Zoek eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid. Vanuit deze gedachte waarschuwt Lucas ons ook dat we ons niet moeten verblijden omdat we op slangen en schorpioenen mogen treden (gevaar van hoogmoed, verblinding door triomf), maar dat we ons mogen verheugen omdat onze naam staat opgetekend in de hemelen Lucas 10 vers 19 en 20 (Luc. 10:19-20). Dit betekent een actief geestelijk leven, een levendige relatie en omgang met de Heer waarin we onze blijdschap en vertrouwen en hoop vinden. Dat is het belangrijkste in ons leven!

 

Het doel van God: de complete mens door Cees Maliepaard

“God, de Heer dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die hij hem past” Genesis 2 vers 18 (Gen. 02:18 NBV).

In mijn jonge jaren hoorde ik som­mige christenen met grote stellig­heid beweren dat alleenstaanden niet echt meetellen. Pas wanneer man en vrouw binnen het huwelijks­verband tot een eenheid zijn gewor­den, vormen zij samen de door God bedoelde complete mens. Ik had daar destijds al mijn vraagtekens bij. Maar heden ten dage valt deze mening nog wel eens te beluisteren, en dan kun je in alle redelijkheid je afvragen wat je daar nu mee aan­moet.

De mens, Gods beelddrager

Adam deed zijn intrede op de aarde als de allereerste van Gods beelddra­gers. De Aanwezige plaatste hem in het paradijs, en onze verste voorva­der zal daar ongetwijfeld zijn ogen uitgekeken hebben. Wat een indruk­ken moest hij verwerken en wat zal hij met verwondering de vele varia­ties in Gods schepping bekeken heb­ben! Adam heeft zich in de hof van Eden vast wel op z’n plaats geweten, al zal hij ook bemerkt hebben dat hij als enige een eenling in zijn soort was.

Dat was vanzelfsprekend niet Gods bedoeling met de mens, want om de aarde te bevolken zou Hij dan elk menselijk schepsel apart uit de aarde hebben moeten formeren. De gedachte dat het niet goed zou zijn als Adam alleen zou blijven, kwam echt niet zo maar opeens bij Hem naar boven! Het is aannemelijker dat de Here God wilde dat Adam dit zelf zou ontdekken. De eerste mens kwam steeds duo’s tegen, van elke soort mannelijke en vrouwelijke exemplaren. Alleen was er niet één bij die aan hem gelijk was, hij kon niemand als partner naast zich begroeten. Gaandeweg moet het Adam duidelijk geworden zijn dat het Gods bedoeling was, ook hem gelijkwaardig gezelschap te schenken.

Alle dieren waren door God bedacht en uit de aardse materie in elkaar gezet, maar Eva werd uit een compo­nent van Adams lichaam gevormd. Op het moment dat de eerste mens de tweede ontwaarde, riep hij als met een zucht van verlichting: “Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd” Genesis 2 vers 23 (Gen. 02:23 NBV). Dat ‘eindelijk’ zal niet uit ongeduld geboren zijn, maar eerder een uiting van lang gekoesterde verwachting geweest zijn.

Adam eerst incompleet?

Wie de mening is toegedaan dat man en vrouw samen pas een com­pleet mens vormen, maakt een denkfout. Ieder die alleen blijft, zou dan niet meer dan een half mens kunnen wezen. Ook Jezus zou – zo bezien – in de 33 jaar van zijn leven maar de helft van Gods beeld heb­ben kunnen tonen. En ieder van ons zou als half mens het levenslicht hebben aanschouwd. Maar Jezus was wel degelijk een compleet mens, en elk menselijk schepsel draagt in principe het volle­dige Godsbeeld in zich. De eerste man leek op zijn Schepper en de eerste vrouw evenzo. Het mensbeeld nam in hen niet pas vaste vormen aan vanaf hun samenzijn, maar vanaf het allereerste moment. Als twee mensen in het huwelijks­bootje stappen, nemen ze een besluit dat hun leven ingrijpend zal veranderen. Maar ze worden niet pas na hun jawoord geacht van het menselijk ras deel uit te maken! De schepping kent weliswaar halfapen, doch halve mensen komen we in de biologie bij mijn weten echt niet tegen. Wat wel pas bij het samen- n van twee mensen compleet is hun relatie. Vóór het huwe­lijk zijn het twee menselijke eenlin­gen, vanaf hun gezamenlijk optrek­ken zijn ze een eenheid geworden, een vereniging van twee complete mensen, die samen Jezus en zijn gemeente uitbeelden.

Wat God voor ogen stond

Volwassen mensen zullen zich op een gegeven moment losmaken van hun ouders. Dat principe heeft God zelf in de schepping gelegd. Want al in de eerste fase van het menselijk leven op aarde, in de tijd dat de Here God de Christus nog niet ouenbaar kon laten komen, had Hij man en vrouw als een eenheid in gedachten. Adam was zijn zoon, en die was net als Eva volkomen goed. Zij beantwoordden beiden aan wat de Schepper zich er bij voorgesteld had. Ook hun relatie was derhalve goed. Het was weliswaar een natuur­lijke verbintenis, maar dat wil niet zeggen dat die op wat voor manier dan ook niet voldeed aan wat God er zich mee voor ogen had gesteld. Geestelijke mensen zouden ze waar­schijnlijk later worden. God had de Christus in gedachten, en die bestond uit een hoofd en alle lichaamsleden tezamen. Het is niet onwaarschijnlijk dat Adam dat hoofd zou zijn geworden, en dat hij samen met Eva ook geestelijk leiding aan de aardbewoners zou zijn gaan geven. Adam en Eva genoten aanvankelijk van een volmaakte natuurlijke huwe­lijksverbintenis. Niets duidde erop dat daar eenmaal een einde aan zou komen, anders dan dat dit in een hogere dimensie uit zou monden. Maar de duivel gooide roet in het eten. Door jaloezie gedreven ruï­neerde hij Gods prachtige schep­ping. Alles was adembenemend mooi, maar hij benam het eerste mensenpaar de levensadem. Ze trap­ten jammerlijk in zijn gemene leu­gen.

Hoe wordt de mens compleet?

Hoe zal het wezen als God alles en in allen is geworden, als het oor­spronkelijke plan van Vader alsnog zal zijn gerealiseerd? Dan zal de maatschappij uit louter geestelijke wezens bestaan die samen één zul­len zijn. De mensen die God zich van de aanvang gedacht had, kennen dan het huwelijk niet meer en zul­len stuk voor stuk in de Christus de volle wasdom bereikt hebben. Wie denkt dat de mens pas compleet is in een huwelijksverband en dit consequent doorvoert, kan tot de vraag komen die de Sadduceeën aan Jezus stelden. Zij kwamen met het hypothetische geval van een vrouw die zeven maal weduwe geworden was en vroegen Jezus: ‘Wiens vrouw zal zij dan bij de opstanding zijn?’ Zijn antwoord was: ‘Bij de opstan­ding trouwen de mensen niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, ze zijn dan als engelen in de hemel.’ De opstanding zal complete mensen tevoorschijn brengen. Niet doordat ze als man en vrouw compleet aan­wezig zullen zijn, maar doordat ze net als Jezus stuk voor stuk aan Gods maatstaf beantwoorden zullen. Het huwelijk dat we in de natuurlij­ke wereld kennen, is een beeld van het verband van Jezus en de zijnen. Maar niemand zal een beeld tot werkelijkheid mogen verheffen. Om compleet mens te zijn, is het niet nodig een relatie met een man of vrouw te hebben. Slechts met Jezus.

 

Inleing Onze omgang door redactie

In dit speciale artikel schrijft Duurt Sikkens over onze omgang met de bijbel. Hoe interpreteren we de inhoud? Is de bijbel een ‘wetboek’ of ‘leefboek’ voor ons? Wij zijn van mening dat in dit artikel op duidelij­ke wijze wordt uigelegd waar het bij het lezen van de bijbel werkelijk om gaat.

 

Onze omgang met de Bijbel door Duurt Sikkens

Het woord ‘bijbel’ is afgeleid van Biblia, hetgeen zoveel betekent als ‘verzameling boeken en geschriften’. Dit boek bestaat voornamelijk uit Joodse geschriften, geschreven in het Hebreeuws en Aramees, veelal het Oude Testament genoemd, en het Nieuwe Testament, in het Grieks, bestaande uit evangeliën, brieven en Openbaringen aan de apostel Johannes. Over de onstaans- geschiedenis bestaat een uitgebreide literatuur en deze is voor de geïnte­resseerde gemakkkelijk toegankelijk. Een vraag: Wie stelden vast welke geschriften tot de Bijbel zouden behoren? Welke ’toelatingsnormen’ dienden te worden gehanteerd? Uitgaande van het woord ‘canon’ dat ‘rietstaf’ betekent en later de over­drachtelijke betekenis kreeg van ‘maatstaf’ of ‘norm’ kwam men, kie­zend uit een enorme hoeveelheid rollen en geschriften tot de begrip­pen ‘canoniek’ en ‘apocrief’ waar­mee dan bedoeld werd dat de eerste categorie wel en de laatste niet als gezaghebbend werd erkend. Daar tussen in waren er, bij gerede twijfel, de ‘deutero-canonieke boeken’ die in de laatste bijbelvertaling van 2004 zijn opgenomen.

Er waren zoveel handschriften, ook van evangeliën en brieven, dat daar­uit een keuze gemaakt moest wor­den. De definitieve vorm die van­daag gehanteerd wordt, is in de loop der eeuwen na Christus ontstaan. Keizers, pausen en concilies hebben zich erover gebogen en uiteindelijk de canon vastgesteld. Aanvankelijk was er bijvoorbeeld veel discussie over de tweede brief van Petrus, een brief van Johannes en van de laatste ook diens Openbaringen. Ook bleek dat een derde brief van Paulus aan de gemeente te Korinte, alsmede brief van Laodicea, verloren waren gegaan. Zelfs waren er vervalsingen in omloop. Er is ook nog een evan­gelie van Thomas. Enfin, ’t werd een hele uitzoekerij.

Een ‘heilig boek’?

Mijn vraag luidt: Is dit allemaal ‘Gods Woord’, zoals velen de bijbel plegen te noemen? Er bestaan, in vele varianten, allerlei termen zoals: ‘onfeilbaar’ en ‘van kaft tot kaft’ als zou elke woord in dit boek geïnspi­reerd zijn door de heilige Geest. Wanneer dit als een onwrikbaar uit­gangspunt wordt gehanteerd kom je tot de omvermijdelijke conclusie de bijbel een ‘heilig boek’ zou zijn. En zo hebben de Moslims hun Koran, de Hindoes hun Veda, de Mormonen het boek Mormon. Alle grote en kleine godsdiensten hebben hun heilige geschriften. Daarin schuilt een groot gevaar, immers, wanneer je een godsdienst fundeert op alleen een boek krijg je heel veel interpretaties mét de daar­uit voortvloeiende verdeeldheden, scheuringen en oorlogen. Wie de kerkgeschiedenis erop naleest vindt daarin alle bewijsmateriaal. Elkeen hanteert de eigen ‘waarheid’ en ‘elke ketter heeft zijn letter’, omdat ieder een bijbelteksten weet aan te voeren als onderbouwing van het eigen gelijk. (Even terzijde: Als de bijbel letterlijk geïnspireerd zou zijn, waar­om de exegese dan niet?) Andere vraag: Zouden er geen aan­wijsbare fouten in de bijbel kunnen staan? Nou, daar zijn genoeg studies aan gewijd om die aan te tonen. Daar ga ik hier niet op in maar mis­schien hoef ik alleen maar het bekende voorbeeld aan te halen van het motief van koning David om het volk te tellen. Vergelijk 2 Samuël 24 met 1 Kronieken 21 en trek zelf uw conclusie. En wat te denken van “een boze geest die van de Here kwam”? 1 Samuel 16 vers 14 (1 Sam. 16:14).

Wat zeg je zelf?

Hiermee wil ik maar zeggen dat, wanneer iemand roept: “In de bijbel staat…”, dit niet altijd een argument is. Of een ander zegt: “Paulus zegt…” Dat kan best zo zijn, maar wanneer je dit beweert tegen iemand die nog nooit een letter in de bijbel heeft gelezen, kan deze zeggen: “Wie zegt u? Ken ik niet…” Het punt is, denk ik, wat zeg je zélf. Je bent zelf verantwoordelijk voor wat je zegt en beweert. En zegt iemand, out of the blue,: “De Heer zegt mij…” dan is dit natuurlijk boven alle twijfel verheven… De Joden zeiden tegen Jezus: Mozes zegt…” Jezus repliceerde met: “Zeker, dat klopt, maar ik zeg jullie…” en dan kwam er iets beters. Lees in dit verband de brief aan de Hebreeën maar eens door. Daarin staat zo’n tien keer het woordje ‘beter’, zoals ‘betere beloften’, ‘een beter vaderland’ en een ‘beter ver­bond’.

Nogmaals, wat zeg je zélf. Dan wor­den het de vruchten van de Geest met jouw geest, vruchten naar jouw eigen aard. De vruchten zijn altijd het resultaat van een bevruchting. Ik bedoel dit: Je leest bijvoorbeeld in overlijdensadvertenties, bij herden­kingsbijeenkomsten en op geboortekaartjes vaak een citaat uit een gedicht, een psalm, een bijbeltekst waarin op kernachtige wijze wordt gezegd wat de mensen heeft bezield of tot troost is. Daar is niks mis mee. Een ’tekst’ is een uitspraak van een ander. Het zijn de geestesvruch­ten van bijvoorbeeld een David, een Zefanja, een moordenaar aan het kruis. Vaak worden ook beelden gebruikt, ontleend aan het Midden- Oosten. Maar nu, wat zeg je zélf? Ik vermoed dat een Innuit andere beel­den gebruikt dan een Maori en dat de Nederlander tot andere gelijkenis­sen komt dan de leden van een Tibetaanse bergstam. Dat is een heerlijke variatie en biedt een grote verscheidenheid aan uit­drukkingsmogelijkheden. Petrus, een van de volgelingen van het eerste uur, schrijft in een brief: “Als je spreekt, laten het dan woor­den als van God zijn”. Logischerwijze betekent dat dat er na het verschijnen van de canonieke boeken er vaak genoeg woorden Gods zijn gesproken die dan niet in de bijbel staan. Wie goed luistert, leest, vindt er vele, in navolging van Jeremia die rustig stelt: “Zo vaak Uw woorden gevonden werden, at ik ze op” Jeremia 15 vers 16 (Jer. 15:16).

Dezelfde God, andere interpreta­tie

De God van het Oude Verbond is niet anders dan van het Nieuwe Verbond. God is niet veranderd en Zijn natuur zal ook niet veranderen. Maar de interpretatie was zo anders. Heel veel eigenschappen van de satan werden Hem toegeschreven en vele ‘andere goden’ verdrongen zich zich ‘voor Zijn aangezicht”, in het gezichtsveld van de ‘ouden’ (dit is de oud-denkenden). Hun God moest lijken op de goden van de omliggen­de heidense volkeren, maar dan natuurlijk veel sterker en machti­ger…

In de oude denkbeelden is sprake van zoveel wraak, zoveel vervloekin­gen, zoveel bloederig geweld ‘in de naam van de machtige(!) Israëls’. En velen denken dat onze Vader achter al die oorlogen, de terreuraanslagen, de (tien) plagen, de zondvloed zit. Het oude denken zat en zit diep. En toen Jezus kwam en de Vader deed kennen en trachtte uit te leggen wie Hij werkelijk was en is, werd hij als een waardeloos bevonden steen weg­gegooid. Op zo’n mens kun je niet bouwen…

Ook Johannes en Jakobus kregen van Jezus het verwijt dat hun den­ken nog steeds niet was veranderd en ze kregen te horen “dat ze niet wisten wat voor geest ze waren”. Er lag nog een Mozaïsche bedekking over hun denken, vandaar… Het woord ‘bekering’, waar een iet­wat gedateerde geur omheen hangt, betekent niets anders dan ‘verande­ren van denken’. Eigenlijk riep Jezus de religieuze mensen van zijn dagen op om nou eens anders over God te gaan denken dan ze tot dan toe gewend waren geweest, ’t Was dan ook een ingrijpende omschakeling van een ‘God der wrake’ naar een bescheiden, onopvallende man, die rustig vertelde dat God eruit zag zoals hij, zoals hij sprak en handel­de. Tevens merkte hij op dat je een ingelukkig mens zou worden wan­neer je daaraan geen aanstoot nam. Jezus hoopte zo dat de ogen van de mensen zouden opengaan voor het Godsbeeld, dat hij zelf was.

Gods grote geheim

Het ontvangen van de Geest van de Heilige is een ontroerende gebeurte­nis, want je ontvangt het liefdevolle levensbeginsel van God in je geest. Het is een conceptie, het begin van de Christus in je: Gods grote geheim. En we hebben deze Geest niet ontvangen om eigen idealen te verwezenlijken, onder het mom van een ‘speciale bediening’, maar om Zijn ideaal te verwezenlijken en om Zijn stem te kunnen horen en zelf te leren denken zoals Hij denkt.

David roept een keer uit: “Hoe kos­telijk zijn mij Uw gedachten!” Die koesterde hij als kostbare schatten. Gods woorden zijn overal te horen en te vinden mits je er oor en oog voor het gekregen. Luister alleen al maar es naar wat soms ‘uit de mond van kinderen en zuigelingen’ valt te horen! Woorden Gods staan niet alleen in de bijbel. Wel hanteer je, zoals reeds gezegd, de uitspraken Gods zoals die door de profeten zijn genoteerd, als referentiekader. Je dient namelijk alle profetieën, visioenen, preken te toetsen op hun betrouwbaarheid, hun echtheid. Jezus verwijst vooral naar Mozes, de Psalmen en de Profeten omdat die getuigen van de Christus, dat wil zeggen van Jezus èn van degenen die van hem zijn. Trouwens, dit is óók een behoorlijke verandering in denken: te weten dat er ook over óns is gesproken en geschreven. Dan komt alles heel dicht bij de mens of, nog beter, in de mens tot wording en hebben we deel aan het woord Gods vanaf het allereerste begin.

Veel pseudologie

Nog iets. Je hoort wel eens: “De Heer zegt…” of “Ik heb in mijn hart…” of Ik word erbij bepaald dat…” of “Ik heb gedroomd dat…” of andere uitspraken die iets heel bij­zonders moeten suggereren. De vra­gen die je dan rustig kunt stellen

zijn dan: Welke heer? Wie bepaalde je ergens bij? Want niet ontkend kan worden dat er ongelooflijk veel wild­groei en pseudologie op dit terrein te horen is. (Lees Jeremia 23 er maar eens op na).

Ook het eigenmachtig uitleggen en invullen van bijbelse profetieën naar bepaalde natuurlijke volken toe komt heel veel voor, terwijl al deze dingen bedoeld zijn voor een geeste­lijk volk. Het blijft actueel om niet iedere geestesuiting voetstoots aan te nemen als een uiting van de Heilige Geest.

Uiteraard hebben ook de oude profe­ten, door hun gedeeltelijke zicht op God, hier en daar onjuistheden ver­meld. Wanneer bijvoorbeeld God ook de Schepper wordt genoemd van de duisternis, kan dit niet waar zijn “want”, zegt Johannes, “er is in Hem geen spoor van duisternis”. Dan kan er ook nooit iets duisters (zonden, ziekten, dood) uit hem voortkomen. Zo toets je de profe­tieën en je behoudt het goede, het ware bewaar je.

Maar in 2 Timoteüs 3 vers 16 (2 Tim. 03:16) staat toch dat elk schriftwoord van God is ingegeven? Nee, dat staat er niet, eeuwenlange discussies ten spijt. Als dat er stond hoefde de beperken­de bepaling ‘van God gegeven’ er niet voor te staan, dan was ‘schrift­woord’ voldoende. Eigenlijk staat er dat niet elk schriftwoord door de

Geest geïnspireerd is, maar Gods kinderen zullen altijd herkennen wat van hun Vader is uitgegaan. Anders, gezegd door Zijn zoon: “Mijn schapen kennen mijn stem wel”. Die onderscheiden duidelijk de stem van vreemde stemmen, omdat die laatste niet barmhartig zijn en altijd wat van een mens móeten. Verder zei deze goede herder: “De Heilige Geest zal jullie alles leren en te binnen brengen wat Ik je heb gezegd”. In dit verband is het heel opmerkelijk om de betekenis van het Griekse woord voor ‘lezen’ te bekijken (anaginoskoo). Dat bete­kent ‘her-inneren, herkennen, weer weten’. Prachtig! Zo gauw je iets hoort of leest herken je, dan weet je het weer: Dit is van mijn Vader, en dat niet.

Wat zegt Gods Geest?

Enfin, ik wou maar zeggen dat de bijbel een door mensen en in men­sentaal geschreven boek is over hun omgang met God. Hierin staan veel woorden van Hem en die worden herkend door Zijn kinderen. Laten we dus maar goed luisteren naar wat Zijn Geest in de gemeente zegt en laat zien. Dat zijn altijd levend­makende, rustgevende gedachten die in allerlei gedaanten verschijnen kunnen.

De mooiste verschijning is wel de gestalte Gods in mensen. Ze zijn levende woorden geworden en zijn zo getuigen van Zijn wezen. Het woord is ook in jou aan het worden, in jouw mens-zijn, in overeenstem­ming met de Vader. En zo ga je als een van Zijn levende woorden de wereld in.

“Uw woord is een lamp voor mijn voet”, zongen de ouden. Wat zou je ervan vinden te ontdekken dat je een lamp bént, omdat het lichtende woord in jou gestalte heeft gekregen, tot grote vreugde van de Vader. Licht is liefde.

De mens is, in dubbele betekenis, geschapen om lief te hebben.

 

De ontwikkeling van ‘Opstaan’ door Froukje Huis

‘Froukje opstaan! ’t is 7 uur!’ Ik lig knus weggedoken in mijn warme bed onder de gestikte deken. Ik kijk naar het venster: dikke ijs­bloemen op de ruiten. Mijn adem is zichtbaar als een wolkje in de koude lucht. ‘Ben je er uit?’ Ja, ja ik haast me al. Rillend zet ik mijn blote voeten op het koude zeil. In de waskom ligt een vliesje ijs. Opstaan, hoe komen ze er bij!

We zitten in de bus (wat zelden gebeurt). De bus is vol. Er stapt een oude dame in. Ik krijg een duwtje: opstaan! Ja voor de grijze haren moet je opstaan. Als moeder het niet zegt, doet de conducteur dat wel. Opstaan en vlug! Ik sta al. ’t Is feest. Er is iemand jarig. Mijn neefje en ik zitten naast elkaar. ‘Als er iemand komt, opstaan en een hand geveni’ is het consigne. Daar komt al iemand. Gehoorzaam staan we op. ‘Opzitten en pootjes geven’, fluistert mijn neef en gniffelend gaan we weer zitten. Iemand kijkt onze kant uit.

’t Is vroeg in de morgen. De zon schijnt door het venster. Ik word wakker met een gevoel van verwachting. Wat is er ook weer? O, ja we gaan met vakantie naar Ameland! Ik luister, het is stil, zou ik al mogen opstaan? Ik hoor nog niemand. Met gespitste oren blijf ik luisteren: ik wil opstaan!

Er wordt voorgelezen uit de kinder­bijbel. Over Jaïrus die naar Jezus gaat voor zijn doodzieke dochtertje. Door veel oponthoud komt Jezus te laat, het kind is al gestorven. Maar Jezus pakt haar hand en zegt: “Dochtertje , Ik zeg u: sta op!” En ze is genezen!

En dan die lamme man die door het dak gelaten werd. Jezus zegt gewoon: ‘Ik zeg u sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis.’ En de man doet het.

Ja dat was ook opstaan en dat was geweldig, maar dat hoorde thuis in de bijbel en niet in ons eigen leven. Bij het ouder worden ga je naden­ken. Opstaan, wat houdt dat woord in? Een oproep om in actie te komen!

Zoals de verloren zoon die moede­loos bij de varkens zit, zegt: ‘ik zal opstaan en naar mijn vader gaan.’ Je gaat op zoek in de bijbel en komt tot een geweldige ontdekking. David die God oproept om op te staan. Psalm 3 vers 8 (Ps. 003:008): “Sta op, Here, en verlos mij”. En Psalm 44 vers 27 (Ps. 044:027): “Sta op, Here, ons ter hulpe”. En Psalm 74 vers 22 (Ps. 074:022): “Sta toch op, Here!”

En God is opgestaan! Hij is in actie gekomen! En hoe! Hij heeft zijn enige Zoon gegeven om ons te ver­lossen en te hulp te komen. Jezus stierf voor onze zonden, maar pas door zijn opstanding heeft Hij de dood overwonnen. God wekte Hem: ‘Jezus, sta op!’ en door de kracht van de heilige Geest stond Jezus op. Ieder die in Jezus gelooft, mag nu zijn oude leven achterlaten en opstaan tot een nieuw leven met Hem.

Als het werk dat Jezus bezig is te doen in en door zijn gemeente klaar is, zal opnieuw een machtige roep door het heelal klinken: “Opstaan!”‘ Dan zullen de zonen Gods, waar heel de schepping reikhalzend op wacht, openbaar worden. Dan zullen we ten volle beseffen wat ‘Opstaan!’ betekent. Ik zie er naar uit. U ook?

 

 

Bijbelstudieweek met Klaas Coverts

Evenals vorig jaar wordt er ook dit jaar weer een bijbelstudieweek/opbouwweek gehouden op Urk van 2 tot 9 juli 2005. We logeren weer in De Morgenster. Het thema is: De majesteit van God. Met aandacht voor uitverkiezing, de sleutels van het Koninkrijk, Gods plan in de geschiedenis en andere onderwerpen. De studies worden gegeven door Klaas Goverts. Nadere inlichtingen en aanmelding uitsluitend bij br. J. Spanjersberg.

 

2005.03-04 nr. 435

2005.03-04 Levend geloof nr. 435

Persoonlijk… door Gert Jan Doornink

Het hoofdartikel van dit nummer heeft als titel ‘Geschikt zijn voor Gods Koninkrijk’. Het is een belangrijk artikel over een belangrijk onderwerp. Niet omdat we het zelfgeschreven hebben, maar omdat het de essentie van de uitgave van ons blad verwoordt. We zijn immers een magazine met de boodschap van het Koninkrijk Gods?

We schreven ‘hoofdartikel’ maar dat betekent niet dat de andere artikelen min­der belangrijk zijn. Integendeel, alle artikelen zijn even belangrijk! Er bestaat geen concurrentie tussen de schrijvers. Natuurlijk zijn er verschillen in schrijfstijl en benadering en schrijft ieder vanuit eigen inzicht, al naar gelang zijn of haar geestelijke ontwikkeling. En ook kan men natuurlijk op ondergeschikte onderdelen verschillend denken. Maar dat geldt ook voor onze lezers zelf. We zijn immers allemaal in een bepaalde fase van onze geestelijke ontwikkeling. Wel proberen we te schrijven in, zoals steeds ons principe is geweest, in een voor iedereen begrijpelijke taal. Het gaat erom dat we het volledige evangelie in al zijn facetten leren kennen en beleven. Gods verlangen is dat we werkelijk gelukkig zullen worden, een ‘geluk’ dat niet beperkt blijft voor dit tijdelijke leven alleen, maar voortduurt tot in alle eeuwigheid!

De eerste christenen waren hiervan ten volle doordrongen. Zij wisten: het is Gods grote verlangen dat ieder mens leert ontdekken hoe kostbaar hij of zij is in de ogen van Hem. Daarom bracht jezus geen halfslachtig evangelie of sloot hij een compromis met de vijand. Integendeel, de vijand werd ontmaskerd en uiteindelijk totaal overwonnen. En in dat voetspoor volgden zij hun grote Voorbeeld. De gemeente van nu heeft alleen bestaansrecht als ook zij dat grote Voorbeeld volgt. Want ook voor ons geldt dat “het Koninkrijk van God geen zaak van eten en drinken is, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest” Romeinen 14 vers 17 NBV (Rom. 14:17).

Ook via de artikelen in Levend Geloof willen we meewerken dat meer en meer te leren ontdekken en beleven!

 

Vergeving door Gert Jan Doornink

De liefde van God, zoals deze ten volle tot openbaring kwam in Jezus Christus, heeft vele aspecten in zich die wij ook als nieuwe schep­pingen gaan ervaren en beleven. Eén ervan is ‘vergeving’. Na de grote schuldvergeving toen wij van een zondaar een kind van God werden, leren wij als onder­deel van ons nieuwe leven verge­ving meer en meer tot een dage­lijkse realiteit in ons leven te maken. God heeft ons vergeven, we hebben schoon schip gemaakt met ons verleden en nu gaan wij de gezindheid van Christus open­baren. En daar hoort ook verge­ving bij.

Kunnen wij anderen die ons onrecht hebben aangedaan, waar­door we ons misschien gekwetst en beledigd voelen, toch verge­ven?

Naarmate we naar geestelijke vol­wassenheid toegroeien zal dit meer en meer een vanzelfspre­kendheid in ons leven worden. Daar willen wij niet lichtvaardig over doen want wij weten dat in bepaalde gevallen er soms veel innerlijke strijd aan voorafgaat voordat we werkelijk in staat zijn de ander te vergeven. Nu gaan we natuurlijk niet bij ons­zelf elk moment een soort geeste­lijke thermometer aanbrengen om te kunnen constateren hoe ver we gevorderd zijn bij onze groei naar volwassenheid. Maar als deze intentie aanwezig is raakt verge­ving en vergevingsgezindheid als het ware meer en meer verweven met onze nieuwe natuur, die van Christus.

Wat een heerlijkheid dat dit niet alleen een weldadige uitwerking heeft in ons eigen leven maar ook degenen die wij vergeven als het ware daardoor een positieve injec­tie ontvangen die hen misschien tot nadenken brengt waar die ver­gevingsgezindheid wegkomt. Zo mogen we ook in dit opzicht vrucht dragen voor Gods Koninkrijk want ook hierbij geldt dat wat een mens zaait hij ook zal oogsten.

 

Geschikt zijn voor Gods Koninkrijk. Door Gert-Jan Doornink

Heeft u dat ook wel eens dat u een bepaald gedeelte of tekst uit de bijbel leest en het ooit prachtig vond, het sprak aan, maar nu lezen we er over­heen? We vinden het vanzelfspre­kend, het is zo bekend dat de actuele betekenis geheel verdwenen kan zijn… totdat Gods Geest er ons opnieuw bij bepaald en vaak de bete­kenis ervan ook veel beter en dieper tot ons doordringt dan ooit het geval was.

Dat laatste geldt zeker ook voor het gedeelte uit Lucas waar Jezus het heeft over het volgen van hem en dat eindigt met de opmerking: “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God” Lucas 9 vers 62 NBV (Luc. 09:62).

Geen derde weg

Het eerste dat ons opvalt is dat het ‘volgen van Jezus’ dus een radicale aangelegenheid is. Jezus zei nooit: ‘Volg mij maar een klein beetje’ of: ‘Probeer mij maar te volgen’ maar resoluut en radicaal: “Volg mij…” Het was bij Hem altijd of het een of het ander, een tussenweg was er niet. “Wie niet voor Mij is, is tegen Mij”. “Wie niet verlaat alles wat hij heeft, kan Mijn discipel niet zijn…” In Lucas 9 zien we hiervan ook de voorbeelden. Er waren mensen die te kennen gaven Jezus te willen vol­gen, maar eerst nog bepaalde dingen in orde wilden maken, bijvoorbeeld hun vader begraven of afscheid nemen van huisgenoten. Heel rede­lijke dingen dus. Was Jezus dan zo hardvochtig en gevoelloos dit te negeren met de oproepen Hem volkomen te volgen? Natuurlijk niet, hij was juist vol lief­de en mededogen, maar Hij wist ook dat, wanneer iemand Hem wilde vol­gen, dit niet halfslachtig of ten dele kon. “Niemand kan twee heren die­nen of hij zal of de een haten en de ander liefhebben”, was een van zijn uitspraken. Hij wilde als het ware zeggen: ‘Als je blijft hinken op twee gedachten, wordt het nooit wat. Dan houdt de vijand een flinke vinger in de pap en kom je nooit in de volle overwinning te staan. Dan ben je niet geschikt voor het Koninkrijk van mijn Vader, het Koninkrijk van licht en liefde, van waarheid en trouw, het Koninkrijk waar geen plaats is voor welke vorm van duis­ternis ook’.

Doelstelling

‘Geschikt zijn voor Gods Koninkrijk’, waarover het dus in dit artikel gaat, behoort de doelstelling te zijn van ieder rechtgeaard chris­ten. Maar hoe moeten we ons dat voorstellen? Betekent dat bijvoor­beeld dat we ‘fulltime’ zendeling of missionaris moeten worden en ons gewone beroep vaarwel moeten zeg­gen? Dat kan misschien in enkele gevallen het geval zijn. Sommigen weten soms heel zeker dat ze geroe­pen zijn om naar een bepaald land te gaan om daar het evangelie te brengen. Zij laten zich op geen

enkele wijze van deze opdracht, afbrengen en als het werkelijk Gods bedoeling is met hun leven zal dat ook bevestigd worden, soms door veel strijd en twijfel heen, om nog maar niet te spreken van onbegrip van anderen. Veelal is dat geen doel­bewuste keuze maar deze speciale opdracht laat hen niet meer los. Zijn daardoor degenen die geen full­timers zijn maar een gewoon beroep uitoefenen, minder geschikt voor Gods Koninkrijk? Natuurlijk niet, want Jezus heeft juist laten zien dat in het gewone leven van elke dag waargemaakt behoort te worden dat, als we Hem volgen, dit altijd een ‘volkomen volgen’ behoort te zijn. . ‘Geschikt zijn’ is niet eenmalig maar ‘ een doorlopend proces. Iemand die geschikt bevonden wordt voor een bepaalde taak of beroep moet er dagelijks invulling aan geven. Dan pas blijkt of hij het geschikt zijn ‘waar’ maakt.

Bij het ‘geschikt zijn voor Gods koninkrijk’ willen we daarom enkele punten bespreken die daarbij van belang zijn.

Niet achterom kijken

‘De hand aan de ploeg slaan en ach­terom kijken’, wat Jezus aanhaalt, vormt in feite een paradox. Dat kan niet. Om dit beeld uit de natuurlijke wereld te gebruiken halen we een voorbeeld uit eigen leven aan. We zijn op een boerderij opgegroeid en waren tot ons veertigste levensjaar in de agrarische sector werkzaam. We kennen daarom het boerenwerk. Hebben nog geploegd met paarden. Dan was het zaak om vooruit te kij­ken zodat de paarden eventueel op tijd gecorrigeerd konden worden. Alleen dan kon men ‘rechte voren’ maken. Door steeds achterom of opzij te kijken verslapte de aandacht en kon het misgaan. Alleen door rechte voren te trekken kreeg men een prachtig omgeploegd stuk land. Jezus roept op om niet achterom te kijken. We kunnen zo bezig zijn met dingen uit het verleden, met fouten die we toen gemaakt hebben, dat de aandacht volledig wordt afgeleid van het heden waar we mee te maken hebben.

Steeds weer dienen we ons te reali­seren dat het verleden achter ons ligt, het is definitief voorbij. Niet alleen het verleden vóór dat wij een kind van God werden, maar ook van het nieuwe leven. Het leven is een voortgaand leer- en groeiproces en dit brengt ons bij een tweede punt.

Geestelijke groei

Geestelijke groei is noodzakelijk, want blijft dat achterwege dan blijft men vastzitten aan allerlei dingen die geen enkele geestelijke waarde hebben, ja die zelfs een belemme­ring kunnen vormen. Dat geldt bij­voorbeeld bij onze omgang met de bijbel. De bijbel is een boek dat alleen geestelijk te verstaan is. “De letter doodt, maar de Geest maakt levend”, is niet zomaar een terloopse opmerking van Paulus, maar daar draait het bij het bestuderen van de bijbel om.

We lezen in de bijbel hoe God dacht over de mensen maar ook hoe de mens dacht over God. Het is eigen­lijk een heel menselijk boek, maar wel het enige boek waarin we kun­nen lezen hoe God sprak en dacht tot en over de mensen in allerlei omstandigheden en ook hoe de mensen dat beantwoordden. Het is alles genoteerd door betrouwbare getuigen.

Daarbij vinden we de ‘hoogste vorm van Zijn spreken’ uiteraard in Zijn Zoon, die -zoals de Hebreeënbrief dat onder woorden brengt- een ‘afdruk van Zijn wezen en een af­straling van Zijn heerlijkheid’ is. Gods grote liefde voor de mens, de hoogste vorm van Zijn scheppings­werk, is de rode draad die door de hele bijbel heenloopt. Hoe Hij de mens, ondanks zonde en ongehoor­zaamheid, nooit loslaat en hoe de tegenstander -satan- niet het laatste woord heeft, maar uiteindelijk door Hem onttroond en verslagen is, via Zijn Zoon Jezus Christus en tenslot­te ook door de gemeente zal worden overwonnen.

Naarmate we geestelijk groeien krijgen we daar oog voor en blijven we niet vastzitten aan allerlei gedachten die met het werkelijke leven zoals God dat bedoelt niets te maken hebben.

Vol zijn van Gods Geest

Geestelijke groei is ondenkbaar zon­der de vervulling met Gods Geest. Het is ‘heilige’ geest omdat deze geest met God verbonden is, als het ware het hart van God vormt, de enig apart staande geest ten opzichte van de vele geesten die uit de ver­keerde bron komen. Velen van hen die dit lezen zijn ooit gedoopt met de heilige Geest en spreken in nieuwe tongen. Maar hoe is de situatie nu? Weten we dat we dagelijks vervuld zijn met de Geest? Bidden we iedere morgen: ‘Heer, maak me vandaag vol van Uw Geest’ en danken we Hem er tegelijkertijd voor dat Hij dat doet? We kunnen geen moment zonder die Geest die, in combinatie met onze geest, ons functioneren in dienst van Gods Koninkrijk effectief maakt. Nog een punt wat hierbij van belang is, is dat sommigen ten aanzien van het vervuld zijn met de heilige Geest een theorie hebben ontwikkeld die geen praktische uitwerking heeft, ja zelfs de werking van Gods Geest uit­schakelt.

Daarbij denken we aan hen die menen dat men niet alle gaven, die in Gods Geest aanwezig zijn, kan bezitten. Zij baseren zich daarbij op Paulus die toch in 1 Korinthe 14 schrijft dat niet iedereen alle gaven heeft. Men ziet dan over het hoofd dat het hier gaat om het samenzijn van de gemeente, waarbij de leden samen het lichaam van Christus vor­men.

Maar in ons gewone dagelijkse leven, waarin we als individuele leden van de gemeente functione­ren, heeft de heilige Geest alles voor ons ter beschikking. Stel dat we op een gegeven moment niet zouden kunnen onderscheiden dat we met een geest uit de verkeerde bron te maken hebben, omdat de ‘gave van het onderscheiden van geesten’ niet in ons is… dan zouden we zomaar een gemakkelijke speelbal van de vij­and kunnen worden.

Creatieve ontwikkeling

Een ander belangrijk facet wat nog veel te vaak over het hoofd wordt gezien is dat God in ieder mens talenten heeft gelegd. Deze bekwaamheden, creatieve vermo­gens of hoe men het verder ook noe­men wil, zijn bij iedereen verschil­lend, maar behoren tot ontwikkeling gebracht worden, zodat ze bij alles wat we doen in dienst van Gods Koninkrijk, maar ook in ons gewone werk, ten volle benut gaan worden en tot hun recht komen. Wij denken wel eens dat in veel evangelieprediking waarin ‘schuld en schuldvergeving’ zo’n centrale plaats innemen, dit te veel verbor­gen blijft. Je zou kunnen zeggen: het is een onontwikkeld terrein, alsof het onbelangrijk is, terwijl God juist het verlangen heeft dat we ons geheel en al gaan ontwikkelen zoals Hij ons als ‘volledig mens’ gemaakt heeft. De mens met al zijn mogelijk­heden om uit te groeien, zowel in de natuurlijke als geestelijke wereld, tot mensen die iets betekenen, zoals Hij ze graag wil zien, die volledig beant­woorden aan Zijn grote plan met de mensheid.

Gods Geest wil in al zijn volheid in ons wonen en werken. Een heerlijke zekerheid die ons in staat stelt iede­re aanval uit het rijk der duisternis te pareren en dus ten volle mee­werkt geschikt te zijn voor Gods koninkrijk. Want dat is uiteindelijk de bedoeling. Dat is het verlangen van Jezus en dus ook van God.

Geestelijke volgelingen

Het volgen van Jezus is in zeker opzicht nu anders dan toen. Niet omdat we in een andere tijd leven, tweeduizend jaar later, maar omdat destijds Jezus zelf lichamelijk op aarde was. Toen kon men hem immers letterlijk volgen omdat hij in een lichaam van vlees en bloed aan­wezig was. Nu hij er niet meer is gaat het om het geestelijk volgen. Maar het resultaat is natuurlijk het­zelfde. In alle gevallen gaat het er om dat anderen ‘Jezus’ in ons zien. Dat we als nieuwe, veranderde men­sen door het leven gaan vol van kracht en waarheid, van liefde en bewogenheid, om maar een paar kenmerken van het nieuwe leven te noemen.

Als ‘geestelijke volgelingen’ hebben wij dus een belangrijke taak in deze tijd. Een taak die niet beperkt is om zo nu en dan ‘iets te doen voor de Heer’, maar ons voortdurend bezig­houdt. Daarbij wordt volharding gevraagd. Het gaat om het ‘stand­houden tot het einde’, zoals Jezus dat formuleert in Matteüs 24 vers 14 (Matt. 24:14).

Nu behoren wij dit niet op te vatten als een soort prestatie die we moe­ten leveren. Hij bewerkt de openba­ring van het nieuwe leven in ons door Zijn Geest die hoe langer hoe meer een eenheid gaat vormen met onze geest. En vanuit die ‘samen­werking’ krijgt de tegenstander steeds minder kans het ‘geschikt zijn voor Gods koninkrijk’ uit te schakelen of op een laag pitje te zet­ten,

Zo gaat de volle openbaring van Gods koninkrijk meer en meer zich manifesteren en gaat zich uiteinde­lijk ten volle openbaren. Dat Rijk waarin Zijn volle majesteit en heer­lijkheid aanwezig is en waarin de mens die Hij geschapen heeft naar Zijn beeld, de eerste en voornaamste plaats inneemt.

 

Onder de boom. Het gebed van God door Duurt Sikkens

Lucas schrijft in hoofdstuk 6 dat Jezus de nacht doorbracht “in het gebed tot God”. In de grondtekst staat in plaats van ’tot’ het voorzetsel ‘van’. Dat is nogal opvallend, want wat zou dat te betekenen kunnen hebben? Aanvankelijk schoot me ‘Het Onze Vader’ te binnen, maar dat is natuur­lijk onmogelijk. Hij zou zichzelf dan aanbidden.

Aan de andere kant is dit gebed niet los te maken van Hem omdat de inhoud van Hem afkomstig is. Want als er Eén is die zo graag zou willen dat Zijn koninkrijk in ons kome, dat Zijn naam wordt geheiligd en vrij wordt van vreemde smetten en dat Zijn wil ten uitvoer wordt gebracht, is Hij het wel. En Jezus heeft ons geleerd om zo te bid­den tot Onze Vader.

Wat is dan ‘het gebed van God’? Dan hangt het ervan af watje onder ‘bidden’ verstaat.

In de allereerste plaats berust het op communicatie. Je gaat met elkaar om, je hebt een gesprek waarbij je elkaar ziet in de geborgenheid van elkaars aanwezigheid, in stilte en vertrouwen. Je kunt elkaar je diepste geheimen en gedachten toevertrouwen, jij aan Hem en Hij aan jou, de ‘geheimenissen van Zijn koninkrijk’.

Er zijn onnoemelijk veel aspecten aan het bidden. Uitgaande van het Hebreeuwse woord voor ‘bidden’ (palal), kan het onder meer betekenen: ‘bemiddelen’ (het ambt der verzoening, of wat velen wel ‘voorbede’ noemen); ‘rechtspreken’ (bij vergeving van zon­den, het beoordelen van de dingen, het bestraffen van boze geesten). Allemaal nogal samengebald gezegd hier, maar wanneer je al deze dingen doet zijn het toch wel ‘de dingen des Vaders’, Zijn gedachten en daden waaraan je uitvoering geeft. Eigenlijk geef je gevolg aan Zijn verlangens en in die zin zou je zelfs kunnen zeggen dat je Hem ‘verhoort’, wantje doet iets wat Hij aan je vraagt, je geeft er gehoor aan.

Tussen twee haakjes: Je hoeft geen ein­deloze wensenlijstjes te hanteren of Hem van alles duidelijk te maken tot in de kleinste details. Hij weet echt wel watje nodig hebt. Je vraagt je ouders ook niet bij herhaling om de dingen als voedsel, kleding, een bed en een dak boven je hoofd. Dat is de zorg van de ouders. Jezus is hierover heel duidelijk: Blijf ons koninkrijk maar zoeken, over de rest hoef je je niet te bekommeren.

En nog iets: Je aanbidt niet de Heilige Geest. Daarover staat niets geschreven in de Schriften. Wel aanbid je God in de Geest, in Zijn gezindheid, in Zijn vertrouwelijke klimaat. Dat is niet voor ‘buitenstaanders’. Omdat het alles te maken heeft met een innige, stille omgang.

Zou God bidden in Zijn bedehuis, de nieuwe mens waarin Hij woont? Ik heb het eigenlijk al gezegd: Ja. Immers, wanneer je in Zijn Geest, spreekt, han­delt, ‘de waarheid doet’ zou Johannes zeggen, dan bidt Hij, omdat je dingen doet die je Hem ziet doen. Al ‘die din­gen’ zijn gericht op het eerherstel van de mens zoals het van voor de grondleg­ging der wereld door Hem is bedacht en uitgesproken.

Maar het mooiste is toch wel dat je je aan elkaar laat zien, datje elkaars stem hoort, het zonlicht ziet in elkaars ogen, gelukkig bent als Vader en kind, als geliefden van onze man Jezus Christus, gezalfd met de olie van de broederschap waarbij we opbloeien in liefde tot elkaar. Grotere blijdschap is er toch niet?

Daaraan uiting geven is het gebed van God, want Hij is liefde. En zo zullen wij ook worden, in overeenstemming met Zijn natuur, Zijn wezen. Dan ben je, net als Hij die gezegd heeft: “Ik ben”.

 

Vertrouwen dat niet beschaamd wordt door Cees Maliepaard

“Naar U Heer, gaat mijn verlan­gen uit, mijn God, op U vertrouw ik, maak mij niet te schande, laat mijn vijanden niet triomferen. Zij die op U hopen worden niet beschaamd, beschaamd worden zij die U achte­loos verraden” (Uit Psalm 25, NBV).

Niet godsdienstig bezig zijn

Het bedrijven van religie kan vaak heel maf en geestdodend wezen, ongeveer zoals resultaatvoetbal slaapverwekkend kan zijn. Het ein­deloos rondspelen van de bal tussen de eigen spelers, om een eenmaal behaalde voorsprong tot het eind van de wedstrijd vast te houden – daar kun je echt bij in slaap vallen! Bij het voeren van religieuze activi­teiten zul je net zo gemakkelijk in slaap kunnen sukkelen, vooral wan­neer ze voortkomen uit het stomweg opvolgen van godsdienstige regels. Soms ontaarden ze in vrome bezig­heden, in het slaken van kreten zon­der inhoud. Dan betreft het zaken die alleen maar in naam beleden worden, maar die in de praktijk van het leven niet te realiseren zijn. En waarom zou dat dan niet kunnen? Omdat het hart van een desbe­treffende persoon er niet echt bij betrokken blijkt te zijn. David werd niet geleid door religieu­ze bevliegingen, want hij was beslist geen godsdienstig mens. Hij was iemand die God diende vanuit zijn hart, en niet omdat hij vond dat dit in de traditie van de vaderen zo hoorde. Hij streefde niet naar religie om dit de eenheid van de Israëlitische samenleving ten goede te laten komen, maar hij sprak in deze psalm uit wat er in hem leefde, simpel met de woorden: “Naar U gaat mijn verlangen uit”. David leefde niet in de veronderstel­ling met een irritante, straffende God te maken te hebben, met één die op wraak uit is, op eerwraak eigenlijk. Hij geloofde dat Jahweh God zonder meer betrouwbaar is. Daarom sprak hij eerst zijn vertrou­wen in Hem uit, om daarna haast overbodig er aan toe te voegen: “…maak mij niet te schande, laat mijn vijanden niet triomferen”. Want als een triomfantelijke zege­kreet volgt daar weer achter: “Zij die op U hopen worden niet beschaamd, beschaamd worden zij die U achte­loos verraden”.

Hoop maakt niet beschaamd

Hij vraagt God dus eigenlijk, hem niet te schande te maken, of met andere woorden: hem geen modder­figuur te laten slaan. Want dan zou­den zijn vijanden, de heidenen van rondom, dit vertalen als een triomf over het volk van God en over hun door Hem geroepen en aangestelde koning.

Heden ten dage reageren onze vijan­den in de hemelsferen niet anders. Als ze wisten wat lachen was, zou­den ze in een deuk liggen over dege­nen die vanuit Gods Koninkrijk bin­nen hun machtsgebied terecht geko­men zijn. En dat zal toch zeker niet waar moeten zijn! Dat zal ook niet gebeuren. Zij die hun hoop op de eeuwige God gebouwd hebben, zullen zeker niet beschaamd uitkomen. Zal wat wij voor ons en de onzen bidden dan altijd in vervulling gaan; worden we eigenlijk altijd op onze wenken bediend? Daar moet je maar niet te vast op rekenen, want dan kom je daarmee op een gegeven moment bedrogen uit. Er is een tijd geweest waarin sommigen van ons dachten dat het gebed van een recht­vaardige altijd precies zó verhoord wordt als de bidder dat voor ogen staat.

Enkele decennia terug werd er nog met grote stelligheid beweerd, dat wie (in relatie met de Heer) positief bleef denken, op latere leeftijd zeker niet seniel zou worden. Maar ik denk dat de meesten van ons zulk soort gedachten niet meer huldigen. Want de keerzijde van deze medaille is dat mensen wier geheugen en ver­standelijke vermogens op latere leef­tijd niet goed meer functioneren, dus geen gezonde relatie met de Heer gehad zullen hebben. De levenspraktijk in de gemeente van Christus heeft ons ondertussen wel anders geleerd. Wie door een ongeluk of een amputatie een been verloren heeft, zal later weer volko­men gaaf in het Koninkrijk van God functioneren. Wie een mankement in de hersenfuncties heeft opgelo­pen, behoeft net zo min bevreesd te zijn daar in de toekomende tijden nog last van te zullen ondervinden. Geen enkele aantasting van de mens Gods door satanische machten zal ons de plaats die de Heer voor ons bereid heeft, kunnen ontfutselen.

Vertrouwd met Gods weg

Volgens de lezing van de NBG- vertaling (en ook naar die van de Statenvertalers) bidt David tot God: “Maak mij uw wegen bekend”. De Nieuwe Bijbel Vertaling laat David aan God vragen, hem met diens wegen vertrouwd te maken. Dat maakt wel enig verschil in graduatie. De weg naar een plaats die je zo af en toe eens bezoekt, ken je min of meer. Maar met de route naar je woonadres ben je in de loop der jaren volkomen vertrouwd geraakt. Dat is eigenlijk ook Davids intensie: hij wil als het ware kind aan huis zijn bij zijn hemelse Vader, zodat de weg naar het Vaderhuis hem geheel eigen zal worden.

Het is ook voor ons een goede zaak dusdanig met de levenssfeer van onze God bekend te zijn, dat we de weg die God voor ons in petto heeft, blindelings kunnen vinden. Voor contacten met anderen binnen en buiten de gemeente, zal het gunstig zijn de verschillende wegen naar Gods doel te onderkennen. Maar, zou je kunnen denken: er is toch maar één weg naar Gods Vaderhart, en dat is Jezus immers! Dat is waar. Toch zal Gods weg voor onderscheiden mensen verschillend kunnen zijn. Het maakt immers nogal wat uit waar de betrokken per­sonen vandaan moeten komen. Wie zich vanuit een religieuze ach­tergrond op de eeuwige God richt, heeft andere dingen af te leggen dan wie dat vanuit het humanistische denken doet. Het startpunt van ieders route kan een hemelsbreed verschil geven, maar al gaande zal voor alle christenen de te bewande­len levensweg meer en meer synch­roon gaan lopen. Onze eenheid vin­den we immers nooit in wat achter ons ligt, maar alleen in de huidige gezindheid van de Christus. Jezus is daar de koploper in en wij mogen stuk voor stuk volgen. Wat een geweldige waarheid is dat!

De weg van Gods waarheid

David vraagt aan de Here God naar de weg van zijn waarheid en om hem daarin te onderrichten. Dit zelf­de zullen wij de Heer ook voor mogen leggen. Het is ons er (als het goed is) niet om te doen, koste wat kost in elke situatie de waarheid boven tafel te krijgen. Wie daarmee bezig is, begeeft zich in een einde­loos gevecht over natuurlijke zaken. Als ik beoog in alles mijn gelijk te behalen, zal ik er al gauw blijk van geven geen flauwe notie van Góds waarheid over mensen te hebben. Eerlijkheid en waarheidsgetrouw­heid zullen hoog in ons vaandel genoteerd staan, maar wat we onder Góds waarheid mogen verstaan grijpt veel dieper. God streeft er helemaal niet naar, aan te tonen dat Hij altijd gelijk heeft. Het gaat Hem in zijn waarheid om datgene wat Hem van de aanvang van de schep­ping al voor ogen stond: een harmo­nieus geheel waarin alle schepselen volkomen tot hun recht zullen komen. Daarin komen Satans leu­genachtige bedoelingen openbaar en Gods rijke waarheidsbeloften. Naar die paradijsachtige toestand zijn we (ingevoegd in de Christus) onderweg. En op de weg van Gods waarheid mogen we onszelf, elkaar en anderen gezegend weten met de waarheid van Gods nimmer aflaten­de aanwezigheid. Het onderricht dat we daarin krij­gen, vinden we in het voorbeeld dat Jezus ons gesteld heeft. Hij kende Gods waarheid niet alleen volko­men, maar Hij praktiseerde die ook. Perfect zelfs! Het voorrecht is ons ten deel gevallen diezelfde waarheid ook meer en meer te leren kennen. Onder de leiding van Gods Geest worden we instaat gesteld het aldus geleerde gaandeweg in praktijk te brengen. Met David kunnen we getuigen: “U bent de God die mij redt, op U blijf ik hopen, elke dag weer” (vers 5).

God is enkel goed

De Here God heeft geen kwade gedachten over mensen die op een verkeerd spoor zitten. Terecht merkt David in deze psalm op dat Hij ook voor zondaars goed en rechtvaardig is: Hij wijst hun de weg. Doet God dat werkelijk voor iedereen? Dat hangt er vanaf. Kwaadwilligen worden door Hem echt de goede weg niet gewezen, want zij zijn geen mensen die van­uit een slachtofferrol tot verkeerde dingen gedreven worden! Iemand die kwaad van wil is, begeert vanuit zijn hart een kwalijke levenspraktijk. Pas als zo’n mens zijn houding zou willen veranderen, geeft hij er blijk van niet langer kwaad van wil te zijn. Dan zal de Heer geen moment aarzelen hem de weg ten leven te wijzen.

“Wie nederig zijn leidt Hij in het rechte spoor, Hij leert hun zijn paden te gaan”, verklaart David. Dat geldt voor een ieder. Als ik dus wel geloof, zelfs als ik achter de volle boodschap sta, maar ik ben in zover­re eigenzinnig dat ik geen nederige houding naar God en de mensen heb, zal ik Gods leiding in het rechte spoor ontberen. Als in mijn beleving alles om mijzelf draait, kan ik wel op de hoogte zijn van Gods plan met de mens en zelfs met hoe Jezus de vol­voering ervan mogelijk heeft gemaakt, maar dan déél ik er niet werkelijk in.

Gezonde nederigheid leidt ook niet tot het andere uiterste: het jezelf vol­ledig wegcijferen, zodat je naar eigen denken als mens van God niet meer dan een mislukkeling bent. Ook een halsstarrige zondaar is nog steeds kostbaar in Gods oog, maar Hij kan hem slechts bereiken wan­neer Hij niet langer tegen zijn nek aan moet kijken, maar als Hij hem liefdevol in het gezicht kan zien. David geeft te kennen: “Liefde en trouw zijn de weg van de Heer voor wie de wetten van zijn verbond onderhouden”. God heeft zijn ganse schepping lief en Hij is te allen tijde trouw aan wie Hij geschapen heeft. Maar pas wanneer iemand zich naar Gods gedachten richten gaat, kan dat in het betrokken mensenleven een respons aan goddelijke liefde en trouw bewerkstelligen. Voor de oudtestamentische gelovige bestond dat in het onderhouden van de wetten van Gods verbond. Voor de nieuwtestamentische christen is het een delen in de waarheid die Jezus ons verkondigd en voorgeleefd heeft. Daarmee wordt niet zozeer een verstandelijk delen bedoeld – al moet je het verstand er niet bij uit^ schakelen – maar meer een in het hart, in de kern van je wezen, ver­werken van Gods liefde en trouw. En dat dusdanig dat Gods gedachten de jouwe worden. Precies zoals Jezus ons dat destijds voorgeleefd heeft.

Wat ’t in de praktijk betekent

Gods liefde en trouw in het leven van alledag verwerken, houdt in dat we leren mogen elkaar en de wereld om ons heen als met Gods ogen te bekijken. Dat leert ons respectvol met elkaar en met andersdenkenden om te gaan, ongeacht of die zich op het christelijk erf bevinden of daar­buiten. Gods heil is in principe bedoeld voor een ieder. En als dit helingsproces ons al voor een deel hervormd heeft, zullen we naar rata daarvan dit naar anderen kunnen praktiseren.

Liefde en trouw zijn evenwel geen hoedanigheden die aan christenen voorbehouden zijn. Bij mensen met de uiteenlopendste achtergronden kun je ze tegenkomen als te waarde­ren rudimenten van Gods goede schepping. Op diezelfde manier kan dat dus ook bij christenen het geval zijn.

Maar er kan zich bij ook een opmer­kelijk verschil voordoen. Wie Jezus volgt en daardoor in relatie met de eeuwige God staat, zal zich mogen ontwikkelen in goddelijke liefde en trouw. Die is niet afhankelijk van wederliefde en die verandert niet wanneer de ander ontrouw is. Daarin mogen we Gods beeld dra­gen. Want Hij is onaantastbaar in zijn goede eigenschappen. Voor ons zijn er ergens nog gren­zen. Maar die vervagen meer en meer bij een steeds betere toerus­ting naar het plan van Vader. Aan zijn liefde en trouw komt geen einde. Het in ons ontluikende beeld van de immer goede God, zal uit­groeien tot een daaraan gelijk geko­men zijnde graduatie.

 

Geestelijk licht op de tijd waarin wij leven Door Gert Jan Doornink

Deze rubriek begint met de woorden ‘Geestelijk licht’. Als we deze woorden gebruiken bedoelen we daarmee het ‘geestelijk licht’ dat zich openbaart als Gods Geest, in combinatie met onze geest, gedachten tevoorschijn r brengt die de moeite waard zijn door te geven.

Temidden van het vele surrogaat gees­telijk licht dat de vorst der duisternis produceert, is het ons verlangen dat het volle licht van Gods Geest onze ogen opent (of openhoudt) voor alles wat zich in deze wereld afspeelt en waarmee we dagelijks geconfronteerd worden.

Ook deze keer hebben we met de ver­schillende onderwerpen die aan bod komen, weer de bedoeling daaraan een steentje bij te dragen.

Alles weten maakt niet gelukkig.

Steeds meer mensen worden in onze tijd beheerst door een bepaald soort angst. Het betreft angst voor dingen die kunnen gebeuren maar waarvan helemaal niet vaststaat of ze zullen gebeuren. Bijvoorbeeld de angst om een bepaalde ziekte te krij­gen. Daaraan moesten we denken toen we een artikel lazen van René Steenhorst in De Telegraaf onder de titel: “Kennis maakt machteloos”. Steenhorst merkt op dat de medi­sche wetenschap heel veel van zijn aandacht heeft gericht op de ontwik­kelingen van voorspellende technie­ken die in de tijd kunnen aangeven door welke ziekte iemand uiteinde­lijk getroffen kan worden. “Nu is de mens nog gezond tot het tegendeel bewezen is. Door de snel groeiende kennis over genen en hun eigenschappen gaan we echter toe naar een samenleving waarin ieder mens potentieel ziek is omdat hij al heel vroeg weet, via een bloedtestje, welke kans hij heeft op bepaalde aandoeningen. Moeten we met die ‘vooruitgang’ wel zo blij zijn?” Steenhorst citeert dan de voormalige Groningse huisarts en emeritus hoogleraar sociale geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, prof. Dr. Doeke Post, die duidelijk niet blij is met deze ontwikkeling. Hij vreest een ‘griezelig leven’ waar­in mensen zich op van alles en nog wat zullen (moeten) laten testen. Zijn uitspraken in een regionale GPD-krant troffen hem.

Genetisch paspoort

Professor Post merkt op: “Iemand met kans op darmkanker zal zich ieder half jaar laten onderzoeken om te kijken of de ziekte zich al open­baart”. Veel mensen zullen zich ongelukkig voelen, denkt Post. “Wat moet je met kennis, dat je volgens jouw ‘genetisch paspoort’ 40% pro­cent kans hebt op een hartaanval? Je kunt wat gezonder gaan leven en meer bewegen, maar verder kun je niet zo gek veel doen, behalve afwachten of die aanval een keer komt. Wat je er vooral mee bereikt, is dat je je patiënt voelt, terwijl niet vaststaat of je ooit een hartaanval zult krijgen. Kennis over kansen op ziekten, maakt gezonde mensen tot patiënten. Ze zullen zich ongelukkig voelen. Angst zal ons handelen bepalen”, verwacht Post. We weten dat angst een slechte raad­gever is en zeker als christenen die­nen we ons te realiseren dat angst uit de verkeerde bron komt. “Vrees niet, geloof alleen!”, was een belang­rijk advies van Jezus. En voor de tijd waarin wij leven zullen we dit advies voor ogen dienen te houden. Natuurlijk hoeven we niet aan struisvogelpolitiek te doen en mogen we dankbaar zijn voor wat de medische wetenschap heeft bereikt en nog zal bereiken, maar anderzijds moeten we niet doorslaan en pri­mair het standpunt voor ogen hou­den dat vertrouwen in de levende God en zijn Zoon, Jezus Christus, de basis is van ons denken, spreken en handelen, dus van ons leven. Dan krijgt angst voor een bepaalde ziekte die ons zou kunnen treffen, ook minder kans om te kunnen infiltreren en ervaren we dat we te allen tijde in Zijn hand veilig geborgen zijn.

Een leven van tevredenheid en geluk

Is het mogelijk een leven te hebben dat voortdurend gekenmerkt wordt door tevredenheid en geluk? Deze vraag zal door velen met twijfel beantwoord worden. Het leven vormt immers een complexe bele­ving van alles waarmee we te maken hebben en bestaat lang niet altijd uit rozengeur en maneschijn. Natuurlijk kent iedereen momenten van intense geluksbeleving, als bijvoorbeeld twee geliefden elkaar leren kennen, als er een kind gebo­ren wordt, als we onverwachte mee­vallers hebben op financieel en aller­lei andere terreinen. Ook zijn er bepaalde perioden in ons leven dat we ons extra gelukkig voelen bijvoor­beeld als alles voor de wind gaat of als we op vakantie zijn, maar conti­nu tevreden en gelukkig zijn, is dat wel mogelijk? Channing Pollock maakte de opmerking: “Geluk is een tussenstation tussen te weinig en te veel”.

Het is goed eens na te gaan wat de basis is van een leven van tevreden­heid en geluk? Voor echte christe­nen is dat hun geloof in Christus.

Zonder Hem had het leven geen zin maar met Hem ervaren wij zeker­heid en geluk. Misschien niet elk moment en onder alle omstandighe­den, maar dit geloof vormt toch zeker de basis waardoor ons leven zin heeft en waardevol is. Daaraan moesten we denken toen wij een themanummer van HP/De Tijd lazen, met als titel: “Hoe maak ik mezelf gelukkig?’ Het onder­schrift luidde: “Onmisbare tips voor een leuker leven”. In het artikel van Annemiek Leclaire geven niet min­der dan zestien therapeuten hun mening over het onderwerp. Opvallend daarbij is dat op geen enkele wijze ‘het geloof’ aan de orde komt en alleen adviezen op het natuurlijke vlak. Men kan opmerken dat men, als het geen christenthera­peuten zijn, ook niet anders kan ver­wachten en dat is natuurlijk ook zo, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat alles wat door hen opgemerkt wordt als ‘waardeloos’ van tafel geveegd dient te worden. Dan zouden we voorbijgaan aan het feit dat we ook als christenen te maken heb­ben met het leven van elke dag met zijn ups en downs.

Therapeuten over geluk

We behoren open te staan voor alles wat we van anderen kunnen leren, als we maar voor ogen houden dat het altijd ‘ingekaderd’ dient te zijn in ons leven als christenen. Bovendien hebben vele christenen, die weten wat de basis van hun ‘gelukkig zijn’ is, zich zodanig nega­tief laten beïnvloeden dat van hun ‘geluksbeleving’ en het ’tevredenheidsgevoel’ weinig meer over is. Daardoor is ook hun getuigenis als nieuwe schepping in Christus wei­nig effectief meer. Daarom nemen we nu enkele opmerkingen uit het artikel over waarvan we misschien wat kunnen leren. Volgens de socioloog Ruut Veenhoven zijn er zo’n drieduizend wetenschappelijke onderzoeken naar geluksbeleving geweest en daaruit blijkt dat gelukkige mensen toleranter en vriendelijker zijn dan ongelukkige mensen. “Ze zijn ontvanke­lijker voor andermans verdriet, en steken sneller de helpende hand toe. Ook hebben ze minder behoefte anderen te bekritiseren of schade te berokkenen. Tot zover dus het fabel­tje dat vooral lijdende mensen oog hebben voor de noden van hun medemens.

Volgens het Trimbos-instituut heeft bijna een kwart van de volwassen Nederlanders op dit moment een stemmingsstoornis, zoals een depressie of een angstprobleem. En 41 procent heeft dit een of meerdere keren in zijn leven. Maar volgens Ruut Veenhoven, als ‘geluksonderzoeker’ verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, komen deze stoornissen juist sneller aan het licht in individualistische samenlevingen, omdat mensen hier zo zelfstandig moeten opereren. Deze negatieve stemmingen drukken wel de geluks­beleving, maar wegen uiteindelijk niet op tegen alle voordelen van de meerkeuze-maatschappij. Een fijne huwelijkspartner, een betaalde baan, een goede gezond­heid en geestelijke weerbaarheid: dat, blijkt uit onderzoek, zijn de ken­merken van de gelukkigste Nederlanders.

Daar moet u zelf voor gaan zorgen. Als we de deskundigen mogen gelo­ven, komt u met voldoende nach­trust en een gezond dieet al een heel eind. Vermoeidheid maakt labiel, junkfood speelt een rol bij stem­mingsstoornissen, overgewicht, hart­kwalen en kanker, alle vier oorzaken van veel verdriet.

Even belangrijk als slaap en voeding is een dagelijkse structuur, vooral voor mensen die een moeilijke periode doormaken. Op tijd opstaan, drie keer per dag eten, boodschap­pen doen, opruimen, een activiteit plannen: betrokken blijven bij de maatschappij. Lichaamsbeweging speelt in zo’n dagindeling vanzelfsprekend een voorname rol dagelijks minstens een half uur matig intensieve inspanning, luidt het advies”.

Laten we ook als christenen deze raadgevingen niet in de wind slaan. Juist als christenen hebben we een voorbeeldfunctie te vervullen, De mensen letten niet alleen op ons ‘geestelijk leven’, maar ook en vooral hoe ons gewone dagelijkse leven is, dat wil zeggen hoe ons geloofsleven verweven is met dit leven. Dan zal onze tevredenheids- en geluksbeleving een uitstraling hebben die veel meer effect sorteert dan de geluksbeleving zoals ‘de wereld’ die kent.

Alcohol net zo slecht als roken

De grote en wereldwijde campagne tegen het roken begint langzamer­hand zijn vruchten af te werpen. Velen gaan inzien hoe schadelijk roken voor de gezondheid is en zijn er mee gestopt of zijn van plan dit te doen. Dat gaat vaak met veel strijd gepaard want roken is een verslaving en loskomen van een verslaving, iets wat zich primair heeft vastgezet in ons denken, gaat vaak niet van de ene op de andere dag. Maar waar een wil is, is een weg, geldt ook hier en veelal lukt het, soms met behulp van anderen, uiteindelijk het roken op te geven.

Nu weten wij als christenen dat elke vorm van verslaving een vorm van gebondenheid is, of het nu gokken, drugs, overmatig en ongezond eten of wat dan ook betreft. Dat geldt uiteraard ook voor de verslaving aan alcohol, waaraan wereldwijd jaarlijks ook miljoenen mensen sterven. Volgens een artikel in De Telegraaf, onder de titel ‘Alcohol net zo slecht als roken’, blijkt dat uit nieuw wetenschappelijk onderzoek er wereldwijd zelfs net zoveel mensen overlijden door alcohol als door roken.

“Vooral bij mond-, lever- en borst­kanker, hart- en vaatziekten en lever- cirrose speelt drank een belangrijke rol. Volgens de internationale weten­schappers die hun bevindingen heb­ben gepubliceerd in het gerenom­meerde medische tijdschrift The Lancet is alcohol veel schadelijker dan tot nu toe werd aangenomen. Zo hebben vrouwen die dagelijks één glas wijn, bier of andere alcoho­lische drank drinken al 9 procent meer kans op het krijgen van borst­kanker. Bij het drinken van drie tot zes glazen per dag is dit risico zelfs 41 procent hoger. Het positief beschermende effect van alcohol op het ontstaan van hart­en vaatziekten treedt alleen op bij mensen vanaf middelbare leeftijd met een zeer regelmatig drinkpatroon van een tot twee glazen per dag. Mensen die regelmatig drinken en daarbij af en toe te veel alcohol nuttigen lopen juist grotere kans op het ontstaan van hart- en vaatziek­ten.

Weinig effect

Voorlichting over de risico’s van alcohol hebben volgens de onderzoe­kers weinig effect. Ook in Nederland worden de effecten van voorlichting zwaar overschat, meent Wim van Dalen, directeur van de Stichting Alcoholpreventie (STAP). “Voorlichting is van belang om men­sen bewust te maken van de gevol­gen van alcoholgebruik, maar is geen effectieve methode om overma­tig gebruik terug te dringen”, zegt Van Dalen”.

Tot zover dit artikel, waaraan wij wil­len toevoegen dat het ook voor chris­tenen iets is om over na te denken en eventueel maatregelen te nemen. Toen ongeveer een eeuw geleden in Nederland de zogenaamde ‘pinkster­opwekking’ begon, was het een van­zelfsprekend iets dat echte christe­nen stopten met roken èn drinken. Men was hier heel consequent in. In onze dagen is dit, wat roken betreft, veelal nog het geval, maar over het drinken zijn velen anders gaan denken. Waarom zou wijn en bier verkeerd zijn, als men het met mate gebruikt, is een veel gehoorde opmerking. Daarbij wordt dan het bekende voorbeeld van de bruiloft te Kana aangehaald, waarbij Jezus water in wijn veranderde. Natuurlijk behoeven we elkaar wat dit betreft geen verboden op te leg­gen, maar het is goed om ook eens te denken aan de opmerkingen van Paulus wanneer hij bijvoorbeeld aan de gemeente te Efeze schrijft: “Bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt ver­vuld met de Geest” Efeze 5 vers 18 (Ef. 05:18). Verder schrijft Paulus aan zijn medewerker Timoteüs dat diakenen niet verzot moeten zijn op veel wijn 1 Timoteüs 3 vers 8 (1 Tim. 03:08), maar anderzijds geeft hij in dezelfde brief ook het advies “een weinig wijn te gebruiken voor uw voortdurende ongesteldheden” (1 Tim. 5:23).

Het is duidelijk dat we elkaar in dit opzicht geen verboden op behoren te leggen, dat verslaving aan alcohol altijd verkeerd is, en dat we als chris­tenen ook wat eten en drinken betreft op verantwoorde wijze die­nen te leven. We hebben in elk opzicht een voorbeeldfunctie te ver­vullen!

 

Vijf trefwoorden over eenheid door Jildert de Boer

Sleutels tot ware eenheid in de gemeente Deel 2

Aan de hand van sleutelwoorden of trefwoorden willen we het Bijbelse geheim van eenheid tussen christe­nen ontvouwen en praktisch maken.

  1. Liefde

Dit lijkt een “open deur” te zijn, maar het kenmerk, waaraan de men­sen de discipelen zouden kunnen herkennen, is immers de liefde. “Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals Ik jullie heb liefge­had, zo moeten jullie elkaar liefheb­ben. Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leer­lingen zijn” Johannes 13 vers 34 en 35 NBV (Joh. 13:34-35). Het wemelt van de verzen over de liefde, zodat we er maar enkele zul­len noemen ter ondersteuning van deze praktische waarheid: “Maak mij dan volmaakt gelukkig door eensge­zind te zijn, een in liefde, en in stre­ven, een van geest” Filippenzen 2 vers 2 (Filip. 02:02); “Zo wil ik hen bemoedigen en hen in liefde bijeenhouden, opdat ze tot volle rijkdom van een allesomvat­tend inzicht komen, tot de kennis van Gods mysterie: Christus, in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen” Kolossenzen 2 vers 2 en 3 (Kol. 02:02-03). We voegen er nog eens twee kern­achtige uitspraken aan toe: “Houd de onderlinge liefde in stand” Hebreeën 13 vers 1 (Heb. 13:01) en: “alles wat u doet, moet u uit liefde doen” 1 Korinthe 16 vers 14 (1 Kor. 16:14). Voorts: “Wij weten dat we van de dood zijn overgegaan naar het leven omdat we elkaar liefheb­ben. Wie niet liefheeft, blijft in de dood” 1 Johannes 3 vers 14 (1 Joh. 03:14).

Tenslotte een niet mis te verstane tekst: “We hebben dan ook dit gebod van Hem gekregen: wie God lief­heeft, moet ook de ander liefheb­ben” 1 Johannes 4 vers 21 NBV (1 Joh. 04:21). Niet liefheb­ben betekent praktisch gezien niet meteen haat, maar verachting of minachting, neerzien op, Romeinen 14 vers 3 tot en met 10 NBV – (Rom. 14:03-10), in plaats van hoog­achting en de ander uitnemender (belangrijker, NBV) achten dan jezelf Filippenzen 2 vers 3 (Filip. 02:03).

Hoe is het dan mogelijk dat christe­nen elkaar zouden kunnen wegkij­ken of elkaar zelfs aanvliegen? Hetzij in uitbarstingen van woede, of iets fatsoenlijker: door elkaar in de “christelijke pers” te lijf te gaan? Of nog subtieler: door van de ene religieuze samenkomst naar de vol­gende te shoppen, omdat het hen bij de vorige niet bevalt? Liggen hier vaak niet vleselijke motieven aan ten grondslag, al worden die meestal onder een vroom mom bedekt? Is het mogelijk “in liefde” in de hemel bijeen te zijn, terwijl men op aarde elkaar niet “in liefde” wilde ontmoeten, of zelfs de broederban­den welbewust verbrak? Of geloven sommigen in “tussenschotjes” in de heerlijkheid van God? Wat is het dan heerlijk elkaar op aarde de broeder­hand te reiken en liefde betoon te uiten! Geen “lieverig”, sentimenteel gedoe, maar een hartelijke liefde in geest en waarheid!

  1. Vrede

Dat is ook al zo’n overbekend woord

Mensenmassa’s zingen over “vrede op aarde”, wat men slechts voor kerst uitspaarde. Miljoenen christenen geloven in de verzoening door het werk van Jezus Christus op Golgotha, namelijk dat zij niet langer vijanden van God zijn. Door de vergeving van zonden hebben zij vrede met God gekregen Romeinen 5 vers 1 (Rom. 05:01).

Nu is het voluit Gods bedoeling dat die verticale vrede ook horizontaal wordt omgezet. Jezus heeft de muur van vijandschap tussen Joden en heidenen afgebroken en een nieu­we mens geschapen: vrede voor hen die veraf waren en vrede voor hen die dichtbij waren. Dankzij Hem hebben wij allen in één Geest de ’toegang tot de Vader Efeze 2 vers 14 tot en met 18 (Ef. 02:14-18). Hoe zit het dan met alle andere kerkmuren en denominatie-sektarisme? Is dat Gods bedoeling geweest? De vraag stellen is haar (bijna) beantwoorden, maar ik wil me hier voornamelijk beperken tot de plaat­selijke gemeenten. Natuurlijk heeft de boze de vrede tussen christenen geregeld proberen te verstoren of zelfs te roven. Van vrede in het hart naar het stichten van vrede in huwelijk en huis kan al een hele weg zijn en zo is het ook in de gemeente, het huis van God. “Jaag naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien” Hebreeën 12 vers 14 (Heb. 12:14). Vervolgens ook met het oog op alle andere mensen buiten de gemeente: “Stel, voor zover het in uw macht hebt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven” Romeinen 12 vers 18 (Rom. 12:18).

De aanvankelijke vrede in het hart heeft daarom een vervolg nodig, zodat de vrede van Christus kan heersen (regeren), want daar­toe zijn wij geroepen als leden van een lichaam Kolossenzen 3 vers 15 (Kol. 03:15). Niet voor niets sprak de Meester: “zorg dat jul­lie het zout in jezelf niet verliezen en bewaar onder elkander de vrede” Markus 9 vers 50 NBV (Mark. 09:50). Helaas is het smaakmakende en bederfwerende zout in de algemene christenheid heel vaak smakeloos geworden en kon daarom de onderlinge vrede niet bewaard blijven, waardoor er onvrede, wrijvingen, spanningen en botsingen ontstonden, of zelfs gods­dienstoorlogen.

De opdracht van God was echter: “Jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met allen die de Here aanroepen uit een rein hart” 2 Timoteüs 2 vers 22b (2 Tim. 02:22b). Reine harten smelten in vrede samen, dat kan niet missen! Zulke harten houden niet vast aan eigen gelijk of eigen sterke mening, maar zoeken vrede met allen die ook een rein hart hebben gekregen, los van partijschappen, die werken van het vlees zijn Galaten 5 vers 20 (Gal. 05:20). De wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam…” en kort daarna staat: “gerechtigheid is een vrucht die in vrede gezaaid wordt voor hen, die vrede stichten” Jakobus 3 vers 17 en 18 (Jak. 03:17-18).

Wat ook plaatsgreep waren “zoete, lieve, christelijke Gerritje”- praatjes, die noch vlees noch vis bevatten, omdat het zouteloos gepraat inhield van valse profeten met hun “vrede, vrede en geen gevaar” zonder een krachtige oproep tot reiniging van duidelijke zonden. Kortom: een vrede zonder het zwaard van het Woord over alle zonde en tegen elke macht der duisternis! Toch is de werkelijke, goddelijke vrede in alle omstandigheden een haalbare zaak, ondanks de “onrust­stokers”, die demonen heten, zodat we iets geweldigs lezen in 2 Thessalonicenzen 3 vers 16 NBV (2 Thess. 03:16): “Moge de Heer van de vrede zelf u altijd en op elke wijze vrede geven”. Natuurlijk uitte de apostel hier geen vrome wens, maar geloofde hij in de volle realiteit van de kracht van de Heer van de vrede. Die Heer was zijn Vredevorst geworden en dat niet pas in het duizendjarige vrede­rijk, maar hier en nu en dus is het ook mogelijk voor ons!

  1. Kruis

Sommigen beschouwen het kruis als een gepasseerd station en willen vooral maar over de heilige Geest spreken, maar centraal in het evan­gelie staat nog altijd het kruis. Er zijn er op het christelijk erf, die meer denken aan munt en zij probe­ren winst of voordeel uit het evangelie te halen. Dat kan door een welvaartsevangelie, waarbij het lijden uit de boodschap wordt gelicht, maar ook door mensverheerlijking, eerzucht en naam te maken onder een “christelijke” vlag. De geest van manipulatie verslaat vele naïeve christenen, die niet waakzaam zijn, om de geesten te beproeven, die werkzaam zijn en zich voordoen als engelen van het licht. Via trucs en slinkse streken wordt de goedgelovige goegemeente op het verkeerde been gezet. Intimidatie, vleierij en gekonkel heb­ben macht bij een manipulerende geest en de aanstoot en ergernis van het kruis wordt listig omzeild. Regelmatig zien we ook dat het evangelie opgesierd moet worden met manifestaties, show, spektakel, heisa en een perfecte performance, maar dat het kruis over alle vlees ontbreekt.

De boodschap van het kruis predikt niet slechts de vergeving van zonden door Jezus’ bloed, maar verkondigt tevens de dood over de oude mens, dat is over onze oude bestaans- en leefwijze. Als onze belijdenis is: “Met Christus ben ik gekruisigd; ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij” Galaten 2 vers 20 NBV (Gal. 02:20), hoe zal het dan gaan in de onderlinge verhoudingen? Dan ben ik er toch achter gekomen dat ikzelf helemaal niet in staat was zo nodig alles te kunnen presteren in het christenle­ventje, integendeel!

Aan het kruis verstomt rumoer, her­rie en trammelant, maar ook de zelf­zucht, de hebzucht, de heerszucht, enzovoort: dat zijn allemaal dingen die afgelegd en in de dood met Christus gegeven mogen en moeten worden. “Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd” Galaten 5 vers 24 (Gal. 05:24). Wanneer wij met Christus zijn gestorven (niet alleen juridisch, maar in de praktijk!), geloven we dat we ook met Hem zullen leven (niet als in theorie “nieuwe mensen”, maar als echt vernieuwde mensen!) Romeinen 6 vers 8 en 2 Timoteüs 2 vers 11 (Rom. 06:08 en 2 Tim. 02:11). Op een kerkhof is alles rust en vrede. Daar is geen broeder, die uit­roept: “ik wil geen tweede viool spe­len” en niemand zegt nog: “ik wil niet tot de onderliggende partij behoren”. Het geheim is dat dit geestelijke “kerkhof” (met het beeld: door de doop in de dood!) actueel is in Romeinen 6 en niet na de natuur­lijke dood in de toekomst geplaatst mag worden.

Jaloezie gaat de dood van Christus in, roddelpraatjes kunnen wegster­ven en tegen elkaar op concurreren wordt omgezet in het positieve aan­vullend op elkaar bezig zijn, hoe ver­schillend ieder ook van nature is. Het streven naar machtsposities is in de gemeente van de levende God uit den boze!

Hoe kun je geloven dat je met Christus gekruisigd bent en tegelij­kertijd laat je eigen haan nog koning laten kraaien? Laten wij ,’ deel krijgen aan “spiksplinternieuw”, goddelijk opstandingsleven, dat het nieuwe leven in, met en van Jezus Christus uitleeft. Een uitleven van Zijn leven met alle heerlijke eigenschappen, die de anderen alleen maar goed willen doen en erop uit zijn die anderen te zegenen! Dat is het openbaren van de godde­lijke natuur in groeiende mate, maar deze ontstaat alleen in die mate waarin wij bereid zijn de weg van het kruis te gaan.

Hier gaat het niet om het kruis van Christus dat eens op Golgotha stond, maar of wij bereid zijn ons­zelf te verloochenen, om dagelijks ons kruis op te nemen en Jezus te volgen Lucas 9 vers 23 (Luc. 09:23). Het is niet moeilijk om in liefde, vrede en eenheid samen te leven met mensen, die in Jezus’ naam zichzelf (willen) verloochenen. Dat zijn christenen, die allemaal hun eigen wil opzij zetten, om Gods wil te doen. Want verdeeldheid is tegen Gods wil! Met zo’n edele gezindheid is het goed toeven in de gemeente van de levende God! Zo leren wij bijvoorbeeld de minste te zijn, niet sterk te zijn in onszelf, niet onze persoon op de voorgrond te schuiven, onszelf te buigen in situaties, enzovoort. Zulke gelegen­heden krijgen wij nu juist in de gemeente, maar ook in het gezin, op school of op ons werk.

  1. Woord

Heilig hen dan door de waarheid, Uw woord is waarheid” Johannes 17 vers 17 NBV (Joh. 17:17). Dit lezen we midden in het hogepriesterlijke gebed van Jezus om eenheid. Het is een gebed dat de Vader verhoort Johannes 11 vers 42 (Joh. 11:42). Zonder de krachtige impulsen van het leven­de en blijvende woord van God kan men nooit tot Bijbelse eenheid tus­sen christenen komen. Wie de woor­den van God relativeert, voor verou­derd verklaard, of slechts beschouwt als een mooi toekomstplaatje, doet onrecht aan het gezag van God Zelf. Helaas gaan veel menselijke pogin­gen tot eenheid gepaard met het doen van water in de wijn, dat wil zeggen: allerlei veelal tegenstrijdige mensenmeningen zouden dan de kracht van de woorden van God moeten compenseren. Als men het Bijbelse spoor verlaat, wat voor wijs­heid zou men dan nog hebben? Het hoofdstuk Johannes 17 is vaak misbruikt om te trachten een valse, brede oecumene te ondersteunen. In Johannes 17 vers 6 en 7 (Joh. 17:06-07) lezen we echter onder meer: “Ze hebben uw woord bewaard” en “Ik heb de woor­den die ik van U ontvangen heb aan hen doorgegeven, zij hebben ze aan­vaard…”. Jezus bidt voor allen die door hun verkondiging in Hem gelo­ven Johannes 17 vers 20 (Joh. 17:20).

Een christelijke eenheid, waarbij het Woord van God niet door en door betrouwbaar wordt geacht is een schijneenheid, die geen stand houdt. Onder het motto van de liefde laat men dan de liefde tot de waarheid los. De volgorde is “door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben…” Efeze 4 vers 15 (Ef. 04:15). De waarheid is eenvoudig. Verdeeldheid is door de duivel gezaaid, om het ingewikkeld te maken. Verdeeldheid is uit den boze, met medewerking van men­sen. De duivel is de “diabolos”, de door-elkaar-gooier, die werkt met leugen en “halve waarheden”. Zonder Gods Woord geen eenheid, maar dan uiteraard niet alleen naar de letter. Het Woord is geest en leven. Niettemin is het zoveel moge­lijk gebruiken van Bijbelse uitdruk­kingen belangrijk, want afgeleide theologische termen zijn maar al te vaak op menselijke wijsheid gestoeld. Het doen van het Woord verandert ons leven naar Gods wil. Daarom ontstaat er geen echte een­heid zonder het gehoorzamen van het Woord in de kracht van de heili­ge Geest! De weg van gehoorzaam­heid leidt tot eenheid! Het hebben of zeggen van woorden van God is vers 1, maar het doen ernaar is vers 2. En alleen dat laatste voert naar pure, Bijbelse eenheid.

  1. Geest

De kracht van de mens schiet tekort, om -ook al is het wensen aanwezig ­tot eenheid tussen christenen te komen. De Geest van God -Zijn hei­lige Geest- is absoluut nodig om eenheid te bewaren. Efeze 4 vers 3 (Ef. 04:03) spreekt over: “u te beijveren de een­heid des Geestes te bewaren door de band des vredes”.

Hoeveel christenen hebben wel niet de heilige Geest ontvangen? Toch blijkt het in de praktijk beslist onvol­doende te zijn tot blijvende eenheid, als wij ons niet steeds opnieuw ernaar uitstrekken om vervuld te worden met de heilige Geest Efeze 5 vers 18 (Ef. 05:18). Hoeveel christenen hebben niet samen, eenparig om de volheid van de heilige Geest gebeden en zijn later -ondanks al die bidstonden met elkaar- toch weer uit elkaar gegaan, omdat ze onenigheid kregen? Veel christenen dienen zich bewust te worden van een weg die volgt op de doop in heilige Geest, namelijk het gaan gehoorzamen aan die Geest tot heiliging 1 Petrus 1 vers 2 en 2 Thessalonicenzen 2 vers 13 (1 Petr. 01:02 en

2 Thess. 02:13), of anders gezegd door te wan­delen in de Geest niet voldoen aan het begeren van het vlees en het door de Geest het spoor te houden Galaten 5 vers 16 tot en met 25 (Gal. 05:16-25). Dat spoor wordt gevormd door de wetten van de Geest in het hart en in het verstand Hebreeën 8 vers 10 en Hebreeën 10 vers 16 (Heb. 08:10 en Heb. 10:16).

Het stempel van de heilige Geest, die ons beloofd is, is een voorschot op onze erfenis Efeze 1 vers 13 en 14 NBV (Ef. 01:13-14). De doop in de Geest is daarom een startkapitaal, geen doel in zichzelf, maar een voorschot om deel te kun­nen krijgen aan de volle erfenis van God. Het doel luidt dan ook: “opdat u zult volstromen met Gods volko­menheid” Efeze 3 vers 19 (Ef. 03:19). Nou en of dat eenheid zal openbaren! Velen willen graag in de Geest teke­nen en wonderen doen of ervaren, maar misschien zijn zij iets belang­rijks vergeten, namelijk: “indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, dan zult gij leven. Want allen die door de Geest van God geleid worden, zijn zonen van God”.

De weg naar geestelijk zoonschap loopt via de goede strijd van het geloof! Maar in die richting geleid worden, is bij velen niet populair, vandaar dat men soms liever vlucht in geestelijk entertainment, vooral een “goed gevoel” hebben en veel uiterlijke tamtam, in plaats van de gehele wapenrusting van God aan te doen, om geestelijk strijd in de hemelse gewesten te leveren. Zonder strijd is er geen overwinning en zonder het tevoorschijn komen van overwinningsleven is eenheid tussen (vleselijke) christenen onmo­gelijk! Een van Geest zijn is het begin, om de weg te gaan naar het doel: de eenheid des geloofs berei­ken, de mannelijke rijpheid Efeze 4 vers 13 (Ef. 04:13). Op een andere plaats zegt de Schrift: “Een van zin en een van gevoelen” 1 Korinthe 1 vers 10 (1 Kor. 01:10). Dat is een veel diepere eenheid, dan alleen samen de Geest te hebben ontvan­gen als fundament voor geestelijke groei.

Zonder die kracht van de Geest van God is eenheid tussen christenen mensonmogelijk!

(Wordt vervolgd)

 

De chrysalis en de mier door Duurt Sikkens (verhaal)

Dit verhaal kan het beste omschreven worden als een ‘parafabel’. Het houdt namelijk het midden tussen een fabel en een parabel, ’t Gaat natuurlijk om de essentie van het verhaal, waar­bij wij hopen dat u deze zult ontdek­ken… (-red.).

Het liep tegen het einde van de lente.

Op de grond van een kleine, ommuurde tuin scharrelde een mier druk heen en weer over de droge aardkluiten. Toen hij onderaan de grijze muur kwam keek hij op en zag boven zich, onder tegen een rode dakpan, een donker ding hangen. De bezige, rusteloze mier pau­zeerde een ogenblik en keek naar het vormeloze voorwerp. Zijn nieuwsgierigheid was gewekt. Hij rende omhoog door de voegen en raakte het grote ding met zijn voor­pootjes aan.

Even trok er een trilling door de vormloze klomp, hij bewoog lang­zaam wat heen en weer en een sla­perige stem klonk: “Wie verstoort daar mijn rust?”

Verbaasd keek de mier en zei: “Wie mag jij dan wel zijn?” Het ding antwoordde: ‘ik ben Chrysalis”.

“Wel een erg mooie naam voor zo’n lelijk ding”, zei de mier en hij ver­volgde: “Jij zult dus wel niet veel bij­zonders wezen… trouwens, zou je niet es wakker worden? Dat hangt daar als een bruine klont terwijl er zoveel te doen is in de wereld!” “Zo, zo”, was het antwoord. “En wat is er dan te doen?” Ja, doén”, merkte de mier gepikeerd op, “maar jij weet natuurlijk niet wat dat is… Doen is bezig zijn, weet je”. “En waarom?” vroeg de chrysalis, die doodstil bleef hangen. “Waaróm?!” antwoordde de mier. “Er moet van alles gedaan worden! De wereld draait niet voor niks rond!” “Oh nee? Nou, maar wat doé jij dan allemaal?” vroeg de chrysalis. “Werken”, antwoordde de mier. ‘ik ben een van de bezigste arbeiders van de schepping. Ik hang nooit rond, ik staak nooit, ik werk con­stant. Vóór zonsopgang begin ik al en ik ga pas slapen -wat jij kennelijk de godganse dag doet- als mijn werk is gedaan”.

Verbaasd vroeg de chrysalis: “Waarom doe je dat allemaal?” “Het is mijn plicht”, sprak de mier trots. “En het is heerlijk te weten dat ik hiermee de zaak draaiende hou. Ik dien er mijn grote Schepper mee”.

“Juist ja”, zei de chrysalis. “En dus scharrel je graag overal rond, links en rechts heen en weer hollend”. Hij wachtte even en zei toen: “Hou je van actie?”

‘ik hou er zielsveel van”, zei de mier. “Het is mijn lust en mijn leven”.

“Waarom ben je er dan zo trots op?” grinnikte de chrysalis. “Als je er zo veel van houdt heb je toch gewoon de hele dag lol in je werk?” “Eh… jaja”, haastte de mier zich te zeggen”, maar boven alles is het mijn levensopdracht, de zin van mijn bestaan”, voegde hij er ietwat zwaarwichtig aan toe. “Tjonge jonge’, mompelde de chrysa­lis. “Afijn, in mijn vorig leven heb ik al genoeg gelopen en gevreten, maar daar heb ik mee gekapt”. Hij gaapte eens. “Nu lig ik hier rustig en stil. En dat is nou de zin van mijn bestaan”.

“Smoesjes!” schreeuwde de mier die nou toch werkelijk een beetje kwaad werd. ‘”t Is gewoon een excuus voor ‘ je luiheid. Er is geen schepsel in deze wereld geboren om maar een beetje stil in de zon te liggen niksen onder een dakpan!” De chrysalis lachte en zei: “Hoe weet jij dat nou?”

“Lijkt me logisch”, antwoordde de mier, een beetje gepikeerd. “Want als je het niet druk hebt met van alles en nog wat kun je net zo goed dood zijn”.

“Wat je zegt”, glimlachte de chrysa­lis, “maar je weet echt niet alles. Kijk, jij rent rond omdat je dat ken­nelijk moet en je doet ongetwijfeld prachtig werk, maar ik lig hier omdat het moet. In mij gebeurt iets in complete rust”. Hoe haal het in je kleine hersens!” riep de mier. Hij begon te stotteren van kwaadheid: “Je bent drie keer niks! En dan die stomme naam van je: Chrysalis. Ha! Wat stelt dat nou eenmaal voor!”

“Die naam betekent ‘goud'”, mom­pelde de chrysalis. De mier had het niet meer. “Nou, mier”, vervolgde de chrysalis, “hou nou maar op. Je tong is net zo snel als je poten en ik… word… daar… zo… moe van. Wil je nu weg­gaan? Ik wil graag slapen!” “Slapen”, sneerde de mier. Is er iets wat er gebeurt, misschien, als je slaapt? Hé?”

“Zeker, antwoordde de chrysalis. “Oh vast, zei de mier, “lig je te bid­den of zo?”

“Zoiets”, zei de chrysalis, “maar eigenlijk droom ik”.

“Tuurlijk joh”, zei de mier. “En levert dat nog wat op? Rare klont, ga toch

op het dak zitten”.

“Ik ben ónder dak”, zei de chrysalis, “het is zelfs mijn hangplek. Maar

om je te helpen zal ik je vertellen wat ik doe. Weet je, ik droom over

schoonheid”.

“Ach ja, natuurlijk”, gromde de mier die rood begon aan te lopen. “Dat moet jij nodig doen, want je bent zo lelijk als een opgerold blad, ‘k had het zelf kunnen bedenken”. “En toch droom ik over schoon­heid”, fluisterde de chrysalis en het was alsof hij de mier helemaal niet meer zag staan. “Ik droomde dat ik uit mijn donkere kamertje kwam en het gouden licht tegemoet vloog. Ik had vleugels en die spreidden zich en door het zonlicht kregen ze alle kleuren van de regenboog”. Hij zweeg.

“Jij bent knéttergek!’ raasde de mier. De chrysalis antwoordde niet. De mier draaide zich om en beende naar beneden langs de oude grijze muur. “Tjonge jonge, wat een zeld­zaam stom beest”, foeterde hij en even later draafde hij weer van hot naar her over de tuingrond: druk- druk-druk.

De dagen gingen voorbij. Soms keek de mier nog wel eens omhoog naar de rode dakpan, maar nog altijd hing daar die vormeloze figuur.

“Je droomt maar mooi een eind weg”, mompelde hij dan. “Niksnut, loser! Vlieg toch op met je gouden vleugels…”

En toen, op een dag, ging de mier weer eens naar boven om te zien of hij gelijk had gekregen. Tot zijn grote verbazing was er alleen maar een bruin, leeg omhulseltje te zien.

“Zie je nou wel”, zei de mier tevre­den. “Geen inhoud!” Plotseling hoorde hij gegiechel; boven zijn hoofd. Hij keek op en op de dakpan zat een schitterende vlinder zich te koesteren in de zon. “Eh, zei u iets?” vroeg de mier beleefd, helemaal onder de indruk van het prachtige wezen daar boven. “Ja, ik zei ‘goeie morgen”‘, lachte de vlinder.

“Ook goeiemorgen”, stamelde de mier. “Eh, kennen wij elkaar?” “Ik dacht dat jij alles zo goed wist, toch?” grinnikte de vlinder. “Nou, alles”, zei de mier nederig, “maar het is mij een eer om met u kennis te maken. Hebben we elkaar eerder ontmoet dan? “Ja”, zei de vlinder. “We hadden toen een gesprek over jouw en mijn opvattingen over werk en zo. En we hadden het over mijn dromen, weet je nog?”

De mier keek hem met uitpuilende oogjes aan. “Ben jij soms die… eh… chrysalis dan?

“Ja”, was het antwoord. “De meeste mensen noemen dat een ‘pop'” Hij zweeg even en zei toen; “Ik ben ontpopt”.

“Jemig”, zei de mier en wierp nog eens een verwonderde blik op het lege omhulsel dat als een dor blaadje in de wind schommelde. “Dat was ik en dat was ik, eigenlijk”, zei de vlinder en hij spreidde zijn prachtige, glinsterende vleugels en vloog in oogverblindende kleuren het zonlicht tegemoet. Stomverbaasd keek de mier hem na en mopperde: “Dat zulke prachtige schepsels zó kunnen liegen, dat gelóóf je toch niet?” En hij scharrelde weer langs de grij­ze muur naar zijn eigen vertrouwde aarde.

Voetnoten:

Bewerkt naar een Engels gegeven.

‘Chrysalis” – vlinderpop (chrusos) (Gr) = ‘goud’.

Psyche (Gr) = ziel; adem; vlinder.

 

De praktijk van het priesterschap Door Wim te Dorsthorst

Het nieuwtestamentisch priester­schap heeft helemaal niets te maken met status of aanzien of priester zijn op grond van theologische studies en wijdingen door mensen en spe­ciale kleding. Het is een zaak van het hart en een ingaan op de roe­ping van de Heer. (Zie het artikel: ‘Een koninkrijk van priesters’ in ons vorige nummer).

Al het oude, zichtbare, in een aardse stad in een land op aarde, een tem­pel van aardse materialen met daar­in een priesterschap naar vleselijke afkomst, heeft zijn geestelijke ver­vulling gekregen. Het zichtbare was niet de werkelijkheid, het was slechts een schaduw of een afbeel­ding van de geestelijke werkelijkheid in Christus, zie bijv. Hebreeën 9 vers 1 tot en met 10 (Heb. 09:01-10). Alles heeft in Jezus Christus zijn vervulling gevonden, en dat geldt ook de hele offerdienst waar de oud­testamentische priesters voortdu­rend mee bezig waren. Nu noemt Petrus twee hoofdtaken van het priesterschap en wel in vers vijf: “Tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus”, en in vers negen: “om de grote daden te verkondigen van Hem, Die u uit de duisternis geroe­pen heeft tot Zijn wonderbaar licht”. Dit heeft dus te maken met het bezig zijn in ons dagelijks leven; priesterschap in de praktijk van ons leven!

Van het oudtestamentisch priester­schap lezen we: “Toen zonderde de Here de stam der Levieten af om de ark van het verbond des Heren te dragen, voor de Here te staan om Hem te dienen, en in Zijn naam te zegenen tot op deze dag” Deuteronomium 10 vers 8 (Deut. 10:08).

De hele taak van het oudtestamen­tisch priesterschap was dienstbaar zijn aan God en het volk. ‘Voor de Here te staan om Hem te dienen’! Zij waren Zijn dienst­knechten.

Dat geldt eveneens voor het nieuw­testamentisch priesterschap. Dienstknechten van God en Jezus Christus zijn: medearbeiders Gods in Zijn plan met mensen. Dit zien we heel duidelijk in het leven van de Heer Jezus. Hij diende God door goed te doen aan de men­sen zonder eigenbelang. Daartoe had God Hem met de heilige Geest gezalfd: “De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezon­den

om aan gevangenen loslating te ver­kondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondi­gen het aangename jaar des Heren” Lucas 4 vers 18 en 19 (Luc. 04:18-19).

Hij diende Zijn Vader met deze zal­ving met eerbied en ontzag. Zijn devies was: “Zie hier ben Ik om Uw wil, o God, te doen”! Hij is ons hier­in tot een groot voorbeeld! Om de gemeente, maar ook de schepping, naar de wil van God te

dienen met de genade-gaven die een ieder ontvangen heeft, is de verma­ning van Paulus in Romeinen 12 vers 1 (Rom. 12:01): ‘ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgeval­lig offer: dit is uw redelijke ere­dienst”.

Met uw lichaam wordt hier de hele mens bedoeld, met al z’n schitteren­de gaven en mogelijkheden. “Verheerlijkt dan God met uw lichaam” 1 Korinthe 6 vers 20 (1 Kor. 6:20). Niet een geslacht dier die jouw plaats inneemt, maar jezelf als een levend offer door Jezus Christus, en als een heilig offer door de Geest en ‘de waarheid.

Dat is niet meer dan redelijk als je bedenkt hoe groot de barmhartighe­den en de genade van God zijn, waar je deel aan hebt gekregen. Paulus herinnert hiermee aan de Israëliet die met een dier, wat hem misschien wel heel dierbaar was, naar de tempel ging om dat als een vrijwillig brandoffer, als een gave, te offeren, waarin hij zichzelf helemaal toewijdde aan God om er voor Hem te zijn. Van dit offer mocht door de priesters niets gegeten worden, het ging op het altaar geheel in rook op, God tot een welriekende reuk. Wat Paulus hier schrijft in Romeinen 8 vers 1 (Rom. 08:01) is de geestelijke vervulling van dit vrijwillige bran­doffer. Dit is een zeer belangrijk geestelijk offer en vormt de basis voor het hele dienende priester­schap; totale vrijwillige overgave aan God en Jezus Christus, zonder eigenbelang.

Van de Heer Jezus lezen we: “Dat Hij uit liefde voor ons Zich overge­geven heeft als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk” Efeze 5 vers 2 (Ef. 05:02). Hiermee wordt niet alleen Zijn kruisdood bedoeld, maar zeker ook Zijn hele dienende leven. Om van de gemeente priesters voor God te maken, heeft dit de hoogste prioriteit van de Heer om déze gezindheid in Zijn volk aan te bren­gen.

“Daarvoor geeft Hij aan de gemeen­te apostelen, profeten, herders, lera­ren en evangelisten, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon” Efeze 4 vers 11 en 12 (Ef. 04:11-12). Dienstbaarheid, het is de basis voor het hele dienende priesterschap, en een geestelijk offer wat God welge­vallig is door Jezus Christus. Aller dienaar willen zijn! Duidelijk is dus dat dit geleerd moet worden in de gemeente, maar zeker ook in het leven van alledag in alle voorkomende leef- en werk-situaties.

Zegenen in Zijn Naam

In Deuteronomium 10 vers 8 (Deut. 10:08) lezen we als taak van de priesters: “Om in Zijn Naam te zegenen”. Zegenen is een priesterlijke taak, óók in het Nieuwe Testament. Het is een groot voorrecht als men door God gezegend wordt en misschien nog groter voorrecht als men in Zijn Naam zegenen mag. Als priester ben je op dat moment een verbin­ding tussen God en de mens die gezegend wordt. Eigenlijk kan alleen God, de Schepper van alles wat is, zegenen, maar Hij wil Zijn kracht en Zijn Naam delegeren aan een volk wat Hem heel bijzonder toebe­hoort. Zegenen is de mens verbin­den met de kracht van God en te voorschijn roepen wat God er in de kiem in heeft gelegd. Dat kan zijn voor het vervullen van een bepaalde taak. Maar ook talloze andere zaken die tot welzijn zijn van de mens, zoals bijvoorbeeld genezing. Maar ook, dat in de mens tot ontwikkeling mag komen wat God er in gelegd heeft of er mee bedoeld. Zo heeft God in Adam en Eva het vermogen gelegd om zich voort te kunnen planten, tóch spreekt God een zegen over hen uit en zegt daar­in: “Weest vruchtbaar en wordt tal­rijk; vervult de aarde en onderwerpt haar” Genesis 1 vers 28a (Gen. 01:28a).

Door deze zegen van God werd dat schitterende vermogen als het ware

geactiveerd en verbonden met Gods scheppingskracht en functioneert

het tot op de dag van vandaag. In die zegen ligt tevens een opdracht van

God om te handelen.

Ik geloof dat dit een heel belangrijk gegeven is bij het nadenken over

zegenen.

Jacob zegent zijn zonen en hij spreekt over hen uit wat hij profe­tisch over een ieder waarneemt. Hij roept het als het ware te voorschijn en geeft opdracht er naar te gaan handelen.

Vóór de Heer Jezus weg­gaat zegent Hij de apostelen tot het uitvoeren van de taak waartoe Hij hen bekwaam gemaakt heeft Lucas 24 vers 50 (Luc. 24:50).

Zo is er veel, heel veel, te leren over de geestelijke betekenis van het zegenen in Zijn Naam. Heel belangrijk is, er op te letten hoe je je mond gebruikt als priester, wat je over een ander uitspreekt. Jacobus zegt: “Uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort.

Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn” Jakobus 3 vers 10 (Jak. 03:10).

Wij kennen ook de zegen waarbij de Naam van God over het volk wordt uitgeroepen en met een ieder van het volk meegaat in z’n gewone dagelijkse leven.

In het Oude Testament is dat Numeri 6 vers 24 tot en met 27 (Num. 06:24-27): “De Here zegene u en behoede u; de Here doe zijn aan­gezicht over u lichten en zij u gena­dig; de Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen”. In het Nieuwe Testament is dat 2 Korinthe 13 vers 13 (2 Kor. 13:13): “De genade des Heren Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen”. Een heel belangrijk iets voor het volk van God als dit in geloof en met eer­bied gebeurt.

Deze prachtige priesterlijke taak mag geleerd worden in de gemeen­te, maar zeker ook in de praktijk van het leven. Als ouders in het gezin, als priesters voor de stad waar je woont en voor het land, enz. Belangrijk hierbij is te beseffen dat het zegenen en het verlangen om te zegenen voort moet komen uit een rein hart, vanuit de gemeenschap met God en Jezus Christus, anders zijn het loze woorden. God wil de gemeente als een uitver­koren geslacht, als een koninklijk priesterschap, als een heilige natie, als een volk Hem ten eigendom, stellen tot licht en zegen voor alle mensen en de hele schepping.

Aanbidding

De Levitische priesters moesten God dagelijks dienen door het brengen van reukoffers op het gouden altaar, vóór het heilige der heiligen waar God troonde.

Er staat van in Deuteronomium 33 vers 10 (Deut. 33:10): “Zij doen reukwerk in Uw neus opstijgen”. Dit was niet zomaar profaan reukwerk wat door jan en alleman gebruikt werd, nee, het moest exact volgens Gods recept bereid worden, het was allerheiligst en het mocht enkel gebracht worden voor God op het gouden altaar zie Exodus 30 vers 34 tot en met 38 (Ex. 30:34-38).

Ook dit heeft zijn geestelijke vervul­ling gekregen in Jezus Christus. Het reukoffer wat de priesters brachten op het gouden altaar was zinnebeel­dig voor de gebeden der heiligen. In Openbaring 5 vers 8 (Openb. 05:08) lezen we: “En toen het de boekrol nam, wierpen de vier dieren en de vierentwintig oud­sten zich voor het Lam neder, heb­bende elk een citer en gouden schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen ” zie ook Openbaring 8 vers 3 en 4 (Openb. 08:03-04).

Nu, in het Nieuwe Verbond, heeft God óók een recept gegeven! De Heer Jezus leert dat de Vader zoekt naar aanbidders ‘in Geest en in waarheid’.

Dat wil zeggen op een geestelijke wijze in de volle kennis van de open­baring van de Vader in de hemel. Hij zegt er bij dat dat de waarachtige aanbidders zijn Johannes 4 vers 23 en 24 (Joh. 04:23-24). Die brengen hun gebeden als zuiver, onvermengd reukwerk voor het aan­gezicht van God. Dit bidden heeft niets te maken met religiositeit of gewoonte gebeden, maar het zal voortkomen uit een waarachtig hart en een mond die heilig is en waarheid spreekt vanuit een kennen van God. God wil dat de priesters Hem kennen. Tegen het oude volk zegt God al: “Om Mijn liefde en trouw heeft de Here u met een sterke hand uitgeleid en u verlost uit het dienst­huis, uit de macht van Farao, de koning van Egypte, opdat (met het doel dat) gij zoudt weten, dat de Here, uw God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de goedertierenheid houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden Deuteronomium 7 vers 7 tot en met 9 (Deut. 07:07-09). Het Nieuwtestamentisch priestervolk zal God kennen door Jezus Christus en in waarheid en waarachtigheid Zijn Naam uitroepen in de hemel en op aarde. Dit is een hele belangrijke priesterdienst waar veel van afhangt in de voortgang van Gods heils handelen. De Hebreeën-schrijver die zoveel van de oude tempeldienst overzet naar het nieuwe verbond zegt dan: “Laten wij dan door Hem (door Jezus Christus) Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die Zijn naam belijden” Hebreeën 13 vers 15 (Heb. 13:15). Dus niet twee maal per dag zoals in de tempeldienst, maar ‘voortdurend’!

De psalmist zegt: “Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan, het opheffen van mijn handen als avondoffer” Psalm 141 vers 2 (Ps. 141:002). Ook dit onderdeel van het priester­schap zal geleerd dienen te worden, want de Vader zoekt zulke aanbidders!

Priesterlijke taken

Natuurlijk zijn er nog wel meer geestelijke offers te noemen die God welgevallig zijn door Jezus Christus. Zo is voorbede doen ook zo’n priesterdienst en wat is er niet een voor­bede nodig! God geeft zelfs opdracht om voorbede te doen voor de over­heid. Paulus zegt in Efeze 6 vers 18 tot en met 20 (Ef. 06:18-20): “En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen; ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrij­moedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken, waar­voor ik een gezant ben in ketenen. Dan zal ik daartoe vrijmoedig kun­nen optreden, zoals ik behoor te spreken”.

Een onbegrensde opdracht om voor­bede te doen! Middelaar zijn, in de ruimste zin van het woord; tussen­beide treden, pleiten bij God voor iemand of voor een zaak, op de bres staan, enz. Jesaja 59 vers 16 (Jes. 59:16) beschrijft dat God zich ontzette, vol verbijstering was, toen Hij zag dat niemand tus­senbeide trad. Zie ook Ezechiël 22 vers 30 (Ez. 22:30). Paulus schrijft dat God ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd 2 Korinthe 5 vers 19b (2 Kor. 05:19b), en dat wij zullen moeten leren elkander te vergeven, zoals God in Christus ons ver­geving geschonken heeft Efeze 4 vers 32b (Ef. 04:32b). Dat is dus totaal, radicaal en zonder er ooit op terug te komen!! Als wij priesters willen zijn voor God, als wij willen staan voor zijn Aangezicht, dan zullen wij dit ten diepste moeten leren; elkander ver­geven en verzoening doen.

Uitverkoren geslacht

In vers negen schrijft Petrus over de zeer verheven plaats van het nieuwtestamentische priestervolk: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom”.

Ongeacht welke nationaliteit, Jood of heiden, zij behoren allen, zonder enig onderscheid, tot een ‘uitverko­ren geslacht’! Allemaal geboren uit onvergankelijk zaad, door het leven­de en blijvende Woord van God. Allemaal kinderen van de- zelfde Vader; één geslacht! 1 Petrus 1 vers 23 (1 Petr. 01:23). God zelf plaatst de gemeente op een hemelse hoogte, niet behorende tot de geschapen, stoffelijke wereld.

Niet van deze schepping, maar het hemelse heiligdom, de ware taberna­kel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens, zie Hebreeen 11 vers 11 en Hebreeen 8 vers 1 en 2 (Heb. 11:11 en Heb. 08:01-02). Zó verheven wordt er over geschreven!

Zijn getuigen zijn

En dan vervolgt de apostel met: “Om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroe­pen heeft tot zijn wonderbaar licht”. Dat woord voor ‘daden’ is in het Grieks ‘Aretas’ en betekent: “Deugd in gedrag blijkende”, ook: “voortref­felijkheid”.

Dit priestervolk zal, als een volk God ten eigendom, staan voor zijn Aangezicht als Zijn dienstknecht, om van Hem te getuigen in deze duistere wereld.

Alleen dit koninklijke priestervolk kan vanuit een diepe hart kennis op waarachtige wijze getuigen en spre­ken van Gods grote daden, voortko­mend uit Zijn heilig wezen; in waar­heid Zijn Naam uitroepen in de hemel en op aarde. Dit is een hele belangrijke priesterdienst waar veel van afhangt in de voortgang van Gods heils handelen. En dat de priesterlijke taak niet ophoudt bij het sterven of bij deze bedeling zegt Openbaring 20 vers 6 (Openb. 20:06) heel duidelijk: “Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstan­ding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren”.

Ik heb hier enkele dingen geschre­ven over het priesterschap in de praktijk van ons leven. Er is veel meer van te zeggen. Lees en bestu­deer al biddende wat God er alle­maal van op heeft laten schrijven in Zijn Woord. Het zal je leven zeer verrijken!

 

De spirituele wereld door Gert Jan Doornink

Het bekende spreekwoord: ‘Het is niet alles goud wat er blinkt’, is zeker van toepassing op veel wat vanuit de spirituele (geestelijke) wereld tot ons komt. En dat is heel wat, als we alleen al denken aan allerlei spirituele programma’s voor radio en televisie, al of niet als zodanig aangekondigd. Daarnaast de vele artikelen in bladen en tijdschriften. Sommige tijdschrif­ten hebben zelfs uitsluitend een spirituele inhoud.

Woorden als spiritus, spiritualiteit en spiritueel zijn gemeengoed geworden, zonder dat men er vaak bij nadenkt uit welke bron de gedachten en ideeën die gelanceerd worden afkomstig zijn. Nu kan men dit van niet-christenen ook niet verwach­ten, maar als christenen dienen we op onze hoede te zijn dat we niet in een invloedssfeer terechtkomen die rechtstreeks wordt beïnvloed door de vorst der duisternis.

Dit zal zeker ook niet gebeuren als we weten dat onze plaats met Christus in de geestelijke wereld is. Paulus noemt het ‘hemelse gewesten’ (NBV: ‘hemelsferen’). En Gods Geest maakt ons er op attent wanneer we met een verkeerde geest te maken hebben. Onze plaats in de geestelijke wereld is een andere plaats dan die de vijand inneemt. Het is de plaats die rechtstreeks is verbonden met de levende God en Zijn positieve denk- en leefwereld.

De plaats die de vijand in de geestelijke wereld inneemt is in feite onterecht, dat wil zeggen hij hoort er niet thuis, hij is bij wijze van spreken ingebroken. De geestelijke wereld van God bestaat uit enkel licht, waarheid en liefde, om maar een paar facetten te noemen en daar hoort de vorst der duisternis met zijn leugen, haat en duistere praktijken, niet thuis. Daarom heeft de duisternis ook geen enkel recht om het licht te verdrijven, al stelt hij alles in het werk daartoe. Dat deze inbreker uiteindelijk ook niet het laatste woord heeft, heeft Jezus als eerstgeboren zoon van Gods al laten zien door hem als eerste te overwinnen. Maar ook wij die in zijn voetstappen volgen, gaan dit meer en meer leren. En welke misleiding zich dan ook aandient, ook in allerlei subtiele vormen van spiritualiteit, wij gaan het onderkennen en geven hem geen kans meer daardoor ons leven negatief te beïnvloeden. Wat een heerlijkheid dat we ook in dit opzicht mogen ervaren dat de groei naar het volwassen zoonschap doorgaat!

 

Eigendom van de Heer door Cees Maliepaard

“Van de Heer is de aarde en alles wat daar leeft, de wereld en wie haar bewonen” Psalm 24 vers 1 NBV (Ps. 024:001).

Ieder mens is volgens de psalmdich­ter het eigendom van de Heer. Dat is terecht zo gesteld, want er is geen mens die niet tot Gods schepping behoort. Zelfs de grootste godlooche­naar is het rechtmatig eigendom van de eeuwige God. Hij heeft evenwel niet alle mensen in bezit – de duivel heeft er heel wat van Hem geroofd.

Het verjaart niet

Wanneer hier in Nederland iemand een schilderij steelt, wordt hij op dat moment de bezitter ervan. Als het kunstwerk uit privébezit gestolen wordt, blijft de bestolene de eerste twintig jaar wel de eigenaar. Daarna verjaart het eigendomsrecht en mag de onrechtmatige bezitter zich vanaf dat moment de rechtmatige eigenaar noemen. Bij een diefstal van open­baar kunstbezit geldt daarvoor een termijn van dertig jaar. Gods eigendomsrecht op de mens verjaart niet zo gauw! De duivel is nog steeds de dief, de moordenaar en de rover – hoe lang hij de betrok­ken mens ook al in bezit mag heb­ben. Zelfs de fanatiekste satan aanbidder is nog altijd van origine een deel van Gods oorspronkelijk goede schepping. Wordt zo iemand nim­mer het eigendom van Satan? Jawel, maar niet eerder dan wanneer de Heer het laatste oordeel uitgespro­ken heeft. Voordat dit plaats zal vin­den, wordt ieder mens instaat gesteld in vrijheid z’n keus te bepa­len. Wie zich dan nog aan de vorst van de duisternis blijft toevertrou­wen, wordt vanaf dat moment Satans onvervreemdbaar eigendom. Niet eerder. Wanneer de duivel heden ten dage mensen onder druk zet en hun tracht duidelijk te maken dat hij een terechte claim op hen heeft, is hij slechts op de ons welbekende wijze bezig met intimidatie. Hij is zo ver­weven met leugen en bedrog, dat hij gewoon niet meer kan bedenken wat waarheid is… zelfs al zou hij dat pro­beren!

De berg van de Heer bestijgen

De toppen van het hooggebergte beklimmen is beslist geen sinecure. Daar komt wel het een ander bij kij­ken. Het is een in meer dan één opzicht zware klus, die bij het hoger­op komen steeds zwaarder pleegt te worden. De lucht wordt daar immers al ijler en ijler, en dus gaat zeker bij een inspannende bezigheid als de klim naar de top, zelfs het ademhalen hoe langer hoe moeilijker. En de hoogten van de te trotse­ren berg van de Heer zullen niet onderschat mogen worden, want deze wordt immers genoemd ‘de hoogste van de bergen’. Het is maar goed dat het om een geestelijk gegeven gaat, zodat niemand over een optimale lichamelij­ke conditie hoeft te beschikken. Op de heilige plaats van de Heer kom je niet door lichamelijke inspanning. Ieder die daar z’n domicilie wil heb­ben, doet er goed aan naar een gezuiverd en dus rein geworden innerlijk te streven. Daarin past, dat dat in tegenspraak met Gods waarheid over de mens is. En terecht merkt David op dat wie zich tot de Here God wendt, Hem als zijn redder zal leren kennen. Zegen en recht zal ieders deel zijn, in onze tijd ieder die deel uit is gaan maken van het geestelijke Israël.

Goddelijke majesteit

De poorten van het nieuwe Jeruzalem zullen verhoogd moeten worden, althans in de beeldspraak waarvan David zich in deze psalm bedient. God is zó groot van geest en wijd van hart dat alle menselijke beperkingen bij zijn binnengaan aanpassing behoeven. David grijpt terug op de tijd van vóór Saul, de periode waarin Israël door richters geleid werd. Zij kwamen pas in actie als daar aanleiding toe was, maar eigenlijk was God Israëls koning. Bij het verlangen naar een aardse koning, sprak God dat zij niet Samuel als richter, maar Hem als koning hadden verworpen. Voor ons is Jezus de door God aan­gestelde koning, maar dat neemt niet weg dat deze dat doet in een langdurig waarnemer schap. Eigenlijk is de Here God zélf onze koning. Vandaar dat bij de volein­ding van alle dingen Jezus het koningschap aan de Vader terug zal geven, opdat God alles zal zijn in allen.

Precies zoals David de vinger legde bij wie in werkelijkheid Israëls koning was, net zo geeft Jezus ons in het hart dat de Heer van ons leven eigenlijk God zelf is. Maar Davids autoriteit over Israël was wel door de Here God bevestigd, zoals Hij voor ons Christus Jezus als koning heeft aangesteld. De koning wil vol majesteit onder ons verkeren. Zijn koninklijke glorie en macht wordt gevonden in de manier waarop Hij bezig is in zijn rijksgebied. Hij wordt machtig en heldhaftig genoemd, en dat is volko­men terecht. Koning Jezus heerst immers in de hemelsferen temidden van zijn vijanden. Hij is voor hen degene die hun de wet voorschrijft, een ijzeren wet die hun bewegings­vrijheid beperkingen oplegt. Ze kun­nen ons niet zomaar naar willekeur manipuleren.

Wie is Hij eigenlijk?

Kennen we Christus Jezus voorna­melijk als de grote koning die over de verdorven machten uit Satans rijk triomfeert? Nee, dat komt duidelijk pas op de tweede plaats. Het is van veel groter waarde dat we Jezus’ koninklijke waardigheid in zijn ont­ferming over de mens hebben mogen ontwaren. Hij is door Vader God boven alles gesteld. Boven de mensen, boven de engelen, boven alles en iedereen – met uitzondering van degene die Hem alles onderwor­pen heeft. Alleen de Vader zelf blijft in waardigheid ook boven Jezus ver­heven. Daarom zei Jezus zo’n kleine tweeduizend jaar geleden al: ‘De Vader zelf heeft u lief.’ God, die de Heer van de hemelse machten is, troont liefdevol en met ontferming op de beslissende machtspositie in de hemelsferen. Hij en Jezus hebben dezelfde doel­stelling voor ogen: de realisering van het volle heil, een algeheel herstel naar Gods normen voor de mens. Dat mogen we best in ons achter­hoofd hebben. Als we maar nooit vergeten dat we heden ten dage bezig mogen zijn naar dat dit thans voor ons te behappen is. De koning vraagt van niemand net te doen alsof het gesneden koek zou zijn. Het kan af en toe moeilijk genoeg wezen. We zitten regelmatig nog middenin de naweeën van het oude leven en in de beslommerin­gen van het langzaam gestalte krij­gende vernieuwingsproces. Daar mogen we in vertrouwen op de Heer ons meer en meer op richten. De waardigheid van onze koning blijkt uit hoe Hij met de Hem toe­vertrouwde mensen omgaat. En dat is zonder meer grandioos! Hij blikt niet van grote hoogte op ons neer, maar Hij is als één van ons aanwezig. En Hij zegt als het ware: zie op Mij, want zo worden jullie ook.

 

Onze taak en bestemming door Jack Schoenaers

De artikelen van Jack Schoenaers stimuleren ons om actief te zijn in dienst van Gods Koninkrijk. Belangrijk daarbij is dat dit op de juiste wijze gebeurt. Onmisbaar is bijvoorbeeld het vol zijn van de ‘kracht van Pinksteren’, Gods heilige Geest. Dit nieuwe artikel is gebaseerd op Handelingen 12 vers 1 tot en met 12 (Hand. 12:01-12, dus verplaatst ons naar de begintijd van het ontstaan van de gemeenten (-red.).

Mogelijk gaat het in uw persoonlijk-, gezins- en gemeenteleven als in de tijd van de eerste christenen. Misschien heeft ook u een tijd mee­gemaakt van machtige manifestaties van Gods macht, kracht en heerlijk­heid. U beleefde een periode van intense en innige gemeenschap met Christus Jezus en dat Gods Geest vaardig en op krachtdadige wijze in en door u werkzaam kon zijn. U kende een grote hunkering naar God en zijn Woord en het realiseren van de geestelijke leefregels van het Koninkrijk Gods. Mogelijk ervaart ook u nog de slagen en verwondin­gen u toegebracht zijn door Herodes, beeld van Dood, dodenrijk en het werk van de Verderver en zijn gevolg met Satan aan het hoofd. We keren in dit artikel terug naar die tijd. Het is de eerste tijd na Pinksteren. Jacobus is pas onthoofd en om de Joden welgevallig te zijn laat Herodes nu ook Petrus gevan­gen nemen en opsluiten. Vergeet niet, we zitten hier in een periode dat de Geest van God op het Pinksterfeest is uitgestort in daarop wachtende discipelen en gelovigen van die tijd.

Waar helaas niet veel over gesproken wordt, namelijk de doop van vuur, heeft nu hier plaats. Ga nu maar eens na in uw eigen leven, gezin en gemeente, hoe en op welke wijze de boze vaak bezig is om disharmonie te scheppen door mensen op te jutten en tegen elkaar uit te spelen. Door middel van verdachtmakingen, zonden en allerlei ongerechtigheden, ook ongeloof en verkeerde leringen in dogma’s vast­gelegd en tevens ook door mensen aan zich te binden door allerlei vor­men van verslaving, hen ook naar geest, ziel en lichaam ziek te maken, weet de Satan mensen van God en Zijn Koninkrijk weg te trekken. In Handelingen 12 vers 1 tot en met 12 (Hand. 12:01-12) vin­den we echter een prachtig getuige­nis dat model dient te staan voor ons persoonlijke, gezins- en gemeentele­ven namelijk: “Door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem (Petrus) gebeden!”

Strijdende gemeente

Hier zien we een strijdende gemeen­te die beseft dat er in de onzienlijke geestelijke wereld vijanden zijn die het op de mensen in het algemeen en christenen in het bijzonder gemunt hebben. Vandaar dat ze voor elkaar op de bres staan en dan ook voor Petrus doorgaan met volhar­dend gebed.

Dit is en blijft ook onze taak en bestemming, ga daarin ook door met elkaar.

Wij dienen immers te strijden in de onzienlijke geestelijke wereld tegen onze geestelijke vijanden en dit voor het behoud van ons geestelijke leven en van onze broeders en zusters, geloofsgenoten, familieleden en onze naasten. Mensen ook die zo vaak onderliggen en bespeeld en gemanipuleerd worden door duivel­se machten en krachten en er op uit zijn die mens aan te tasten en elk van werkelijk en waar en echt leven te beroven. Onze bestemming bestaat er immers in dat “we geroepen zijn om mens en schepping geestelijk te bewerken, bewaren en behouden”. God en Jezus Christus zijn ons dan ook een voorbeeld in het “tevoor­schijn te verwachten en te roepen van mensen”. Dit ook is onze bestemming en al zo doende zal het plan van God met mens en schep­ping worden gerealiseerd. Het is immers de wil van God dat niemand verloren zal gaan, maar dat allen behouden worden. En behou­den worden kan ieder mens als hij of zij gelooft dat Jezus Christus aan het kruis van Golgotha gestorven is voor zijn of haar zonden. Als zo iemand vergeving van zonden vraagt en de Here ook bidt en uitnodigt in hart en leven woning te komen maken. Men noemt dit bekering of omkering van een leven ver weg van God, nu voortaan een leven te willen leven dichtbij en vanuit God en Zijn Koninkrijk.

Behouden worden, gaat nog veel ver­der, het betekent ook naar wat 2 Tim. 3:17 zegt: “Opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.” En in Kolossenzen 1 vers 10 (Kol. 01:10) lezen wij: “Om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zo wordt gij met alle kracht bekrach­tigd.”

Paulus drukt dit dan verder uit met de woorden waarin onze bestem­ming ook weer heel duidelijk naar voor komt in Romeinen 8 vers 29 (Rom. 08:29): “Bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld Zijns Zoons”. En zoals Hij, Jezus een geroepene was, zo ook wij. Zoals Hij gerechtvaardigd was, zo ook wij. En zoals Hij ver­heerlijkt werd, zo ook wij met Hem. Zien we duidelijk onze bestemming?

Dit nu heeft te maken met Pinksteren, de doop en vervulling in heilige Geest van God.

Het geheim van Petrus

U zult nu misschien wel denken: ‘Fijne gemeente daar in Jeruzalem. Geweldig dat op die manier mee geleefd wordt met een mens in de problemen, maar ondertussen zit die Petrus dan toch maar in de gevangenis, krijgt hij mogelijk wel slagen en lijdt hij honger en dorst’. Laten we dan de reactie van Petrus een nagaan in vers 6: Petrus lag die nacht te slapen!

Dit kan toch niet, onmogelijk zeg­gen wij, pas nog is Jacobus gedood, nu Petrus als volgende in de rij van wie nog meer op het lijstje van Herodes staan. Hoe is dit nu toch mogelijk, Petrus, dat jij in zulke omstandigheden en met een doods­vonnis voor ogen daar ligt te slapen. Dit gaat mijn gezonde verstand te boven, van u ook? Petrus, hij is in de rust, hij is niet opgejut door de vijand en evenmin is hij uit zijn evenwicht. Machtig, wat een getuigenis. Met Paulus kon hij getuigen: “Verdrukking of benauwdheid, vervolging of honger of naaktheid, of gevaar of het zwaard. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus. Maar in dit alles zijn wij méér dan overwinnaars, door Hem Die ons heeft liefgehad” Romeinen 8 vers 35 (Rom. 08:35).

Petrus leed niet als een bemoeial en zat ook niet gevangen wegens poli­tiek anti-Romeinse activiteiten, neen, maar uitsluitend en alleen ter wille van de Naam van Jezus. Daarom had Petrus zich dus ook niets te verwijten en kon hij rustig afwachten wat komen ging. Het geheim van Petrus was dus zijn “in de rust zijn”. Daardoor kon hij dan ook slapen, hij wist zich te zijn in het centrum van Gods wil. Niet dat lijden en gevangenschap de wil van God was voor zijn leven, neen, maar Petrus zal, zoals ieder Joods

kind, van zijn prilste levensjaren af het gebed gebeden hebben voor het slapen gaan: “Vader in Uw handen beveel ik mijn geest.” Zo wist hij zich dan te bevinden in het centrum van Gods wil.

Dan lezen we in vers 7: “Sta snel op!” We zien dat Petrus in zijn gevangenschap niet alleen gelaten is. Er is een engel bij hem om hem te wekken.

Opwekken geschiedt steeds van bui­tenaf, je wordt gewekt. Geestelijk ook, door middel van woorden Gods, door het lezen en op je in laten wer­ken van wat uit de Bijbel of via chris­telijke lectuur tot je komt. Het kan ook door woorden welke christelijke mensen in gesprekken tot je richten. Daar oor en oog voor hebben is ook heden nog heel erg belangrijk.

Waarom opstaan?

Opstaan echter dien je zelf te doen. Misschien stelt u zich nu wel de vraag: ‘Maar waarom en waartoe dien ik op te staan? Ik heb het goed zo, ik ben in de rust en heb vrede in de toestand waarin ik nu ben, ik geef ook ieder het zijne’. Bij mensen die ziek zijn en allerlei ongemakken ondergaan hoor je wel eens: mijn toestand is nu eenmaal zo, en ik heb er mij dan maar bij neer te leggen, er zit niets anders meer op en de geneesheren kunnen er toch niets meer aan doen. En als God mij dit toebedeeld heeft dan moet ik mijn kruis maar geduldig leren dragen. Ik moet er nu maar leren mee leven. Nu staat er in Daniel 12 vers 13 (Dan. 12:13) een merkwaardig woord in verband met dat opstaan. “Gij zult opstaan tot uw bestemming!” En direct daaraan ver­bonden de vraag: “Wat is die?’ Paulus geeft er een antwoord op in Efeze 2 vers 1 tot en met 10 (Ef. 02:01-10. Uit dit gedeelte leren we dat we voor onze bekering geestelijk dood waren door onze zonden en overtredingen, maar God gaf ons zijn Zoon, de mens Jezus, de Christus. Hij stierf voor onze zonden en door geloof in Hem ontvangen wij vergeving. Het is door genade dat wij behouden worden en dat we een plaats krijgen in de hemelse gewesten in Christus Jezus. “We zijn Zijn maaksel, in Christus geschapen om goede werken te doen die God tevoren bestemd heeft, opdat wij daarin zouden wandelen”. In Romeinen 8 vers 23 (Rom. 08:23) zegt diezelf­de Paulus dat mens en schepping in verwachting zijn van zoonschap Gods namelijk de verlossing van ons door machten uit de duisternis belaagde en aangevallen lichaam. Zonden, verslaving, gebondenheden en ziekte komen niet van God, maar komen voort uit Dood en dodenrijk en de verwekkers en bewerkers daar­van zijn Satan en zijn handlangers.

Gods bedoeling

Het is Gods bedoeling, en tevens onze bestemming, dat er mensen en gemeenten ontstaan vol van de Geest en kracht Gods om via strijd in de hemelse gewesten mens en schepping te bevrijden en te herstel­len, zodat weer een leven geleefd en beleefd kan worden dat in volkomen overeenstemming is met de wil van God. Begrijpen we nu waarom we dienen op te staan en op die wijze dan Christus dus weer gestalte in ons mensen en tevens ook in de schepping gaat krijgen? Vandaar dat dan Paulus zegt in Kolossenzen 1 vers 28 (Kol. 01:28): “Christus in u, de hoop der heerlijkheid”. Die heerlijkheid nu dat is onze erfenis en dat is ook is onze bestemming. Wij zijn Gods heerlijkheid! En het onderpand van onze erfenis, dat is de doop en volheid in heilige Geest van God.

Het gaat er nu geenszins om dat die Geestesdoop einddoel is van ons geloof of van onze bestemming, neen, maar het is wel degelijk, ‘mid­del’, om tot het doel van God in en met onze levens te komen. Dat doel en mede daardoor ook onze bestemming is, heerlijkheid Gods openbaren en dit door zoonschap

Gods na te jagen en ons hierin te beijveren en doorgaan met “mensen tevoorschijn te verwachten en te roe­pen”. Hen met andere woorden op een priesterlijke wijze met liefde en barmhartigheid en geduld te bena­deren en op te vangen en hen, naar het voorbeeld van Jezus zelf, het leven Gods voor te leven. Als christe­nen willen we ons tevens bewust zijn van niet bij onze bekering, waterdoop en geestesdoop te blijven stilstaan. Pasen en Pinksteren zijn inderdaad nodig, maar er is zoveel meer!

Wij erven immers Zijn naam, we erven zijn kracht, we erven Zijn natuur, we erven Zijn positie, zodat we samen vanuit Zijn troon in de hemelse gewesten, binnen het Koninkrijk Gods en van daaruit samen met Hem regeren zullen en heersen over de werken Zijner han­den.

De heilige Geest van God in ons legt en roept telkens weer het getuigenis wakker in ons, dat wij die heerlijk­heid van God ook gaan bereiken. Zijn het inderdaad de woorden van Jezus zelf niet welke Hij sprak in Johannes 17 vers 22 (Joh. 17:22): “De heerlijk­heid, die Gij Mij gegeven hebt, Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één”. Kijk, dit zijn geen ijdele woorden, maar woorden voor het concrete dagelijkse leven en deze willen we beleven, dat is immers onze bestem­ming!

Gods heerlijkheid

De heerlijkheid van God en van Jezus Christus komt openbaar in hun werken. De heerlijkheid van grote schilders als Rembrand en Rubens komt tot uiting in hun schil­derwerk, denk maar eens aan “De Nachtwacht en de Kruisiging van . Jezus.” Van een beeldhouwer zijn ” beeld en van een musicus het muziekstuk dat hij componeert. Stuk voor stuk heerlijkheden van de kunstenaars.

En de heerlijkheid van God, dat zijn wij. Het is met de grootste eerbied aan God mijn hemelse Vader en aan Zijn Zoon Jezus Christus mijn Verlosser, dat ik dit schrijf. Wij zijn Zijn heerlijkheid, niet te geloven zegt iemand, en toch is het zo want wij zijn naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen Genesis 1 vers 26 en 27 (Gen. 01:26-27). Dit is en blijft dan ook onze bestem­ming. Wij zijn Gods lof en heerlijk­heid zegt Paulus in Efeze 1. “En wij allen, die met een aangezicht waar­op geen bedekking meer is, de heer­lijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, Die Geest is”. Dit nu is de heerlijkheid Gods en tevens onze bestemming, dat Hij mensen en gemeenten vormt zon­der “vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat ze heilig is en onbesmet” Efeze 5 vers 27 (Ef. 05:27). Soms wordt dit wel eens smalend “genoemd: “Het oppoetsen der heili­gen”. Maar laten we niet vergeten, het is de ere Gods en Zijn heerlijk­heid, dat hij gemeenten vergund om zonen Gods voort te brengen vol van Geest en Waarheid Gods. Hierbij zijn dan de dochters (zusters) niet uitgesloten, want in God is noch man noch vrouw, beiden zijn immers voor Hem gelijk. Met Petrus worden we dus opgeroe­pen om op te staan en tot onze bestemming. Opstaan heeft dus altijd een doel in zich.

Omgord zijn

Dan vers 8: “Omgordt u en bind uw sandalen aan!”. Hier is een beeld genomen uit de Oosterse landen. Men droeg er lange en vaak ook zware kleding welke van dierenvellen gemaakt waren. Deze werden dan omgord en vast gehouden, samengebonden ook met een gordel. De slip aan het ene eind van het kleed werd dan in de hand genomen achter die gordel gestoken zodat de benen tijdens het lopen niet werden gehinderd.

Nu spreekt de Bijbel over “klederen des heils” Jesaja 61 vers 10 (Jes. 61:10) en van “bekleed te zijn met het pantser der gerechtigheid” Efeze 6 vers 14 en Jesaja 11 vers 5 (Ef. 06:14 en Jes. 11:05). In Jesaja gaat het onder andere over de Messias en het komende vrederijk waar ook wij als universele gemeente van Jezus Christus deel aan zullen hebben. Als gerechtvaar­digden in Christus geldt dan ook ons: “Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen”. Wat gebeurt er nu als we dit alles in het geloof van God en Jezus Christus niet langer vasthouden? Wel, dan raakt die gordel los en het kleed valt af en dan worden we in onze loop naar volkomen en vol­maakt zoonschap Gods gehinderd en kunnen we tot vallen komen, en dan komen we ook niet meer voor­uit. Sandalen waren een teken van waardigheid en macht. Ze dienden ook om je voeten te beschermen en het voortgaan te vergemakkelijken. Dit is geestelijk nog zo, want de bereidvaardigheid om het evangelie van genade en vrede Gods te bren­gen en voor te leven hoort immers ook tot onze bestemming. Nu zegt 1 Petrus 1 vers 13 (1 Petr. 01:13): “Omgordt de lendenen van uw verstand!” Hoe doen we dit? In Romeinen 12 vers 1 en 2 (Rom. 12:01-02) geeft Paulus het antwoord: “Ik vermaan u dan broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de ver­nieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.”

Hier horen we dus ook weer duide­lijk onze bestemming in door klin­ken. En met dit doel voor ogen zul­len we dus ons denken en ook onze levenswijze vernieuwen, en dit ten aanzien van elke gedachte en leer welke ingaat tégen het evangelie van het Koninkrijk Gods ons door Jezus geleerd en in praktijk gebracht. Gebeurt het nu, dat u merkt, dat u in uw geestelijke groeiproces niet vooruit komt en dat, door allerlei omstandigheden de duivel het voor het zeggen heeft in uw leven en u in verschillende onderdelen van uw leven gebonden bent, dan dient u bevrijd te worden in de Naam van Jezus Christus. Doe dit dan ook! Ook als voorgangers en oudsten, en dit omdat wij onze bestemming niet willen missen en om na anderen geleerd en gezegend en handen opgelegd te hebben, niet zelf te wor­den afgewezen.

Het is daarom juist van het aller­grootste belang dat Christus Jezus weer gestalte in ons krijgt evenals in de gemeente. De tegenstander wil ons immers aan dit “heil Gods” voor ons doen twijfelen. Hij wil ons maar al te graag aan het verleden binden en wat hij voor onze bekering alle­maal met ons heeft kunnen uitspo­ken. Nu nog probeert hij ons vast te pinnen op moeilijke omstandigheden en de verdrietigheden in ons leven ons door mensen, onder invloed of gemanipuleerd door boze geesten, aangedaan ofwel door ons eigen falen. Velen zijn zich dan weer volop gaan richten op de aardse din­gen en deze krijgen dan langzaam maar zeker weer de overhand. Paulus echter geeft ons de goede raad in Kolossenzen 3 vers 2 (Kol. 03:02): “Bedenk de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven (aan het oude zondige leven) en uw leven is verborgen met Christus in God”. En in Filippenzen 4 vers 8 (Filip. 04:08) zegt hij: “Voorts, broeders, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat: wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, brengt dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn”.

Klederen des heils

We gaan naar Filippenzen 4 vers 9 (Filip. 04:09) waar wij lezen: “Sla uw mantel om en volg mij!” In het natuurlijke leven beschermt een mantel ons tegen koude en verschaft

ons warmte. Een mantel geeft ook aanzien en was in vroeger tijden een teken van waardigheid, hij gaf ook autoriteit. En dan mag je weer weten wie je bent in Christus. Zo zijn wij in de geestelijke wereld door doop en volheid in heilige Geest bekleed met “klederen des heils”. Ze bieden ons, samen met Gods Woord en de geestelijke gaven en wapenrusting, ook bescherming tegen onze geestelijke vijanden. De zekerheid dat de Geest Gods, welke in Christus Jezus werkzaam was, ook in ons werkt en in de gemeente, zal ook ons doen zegevieren.

Het is immers de Geest van Christus Die in ons bewerkt dat we het einddoel des geloofs namelijk “de zaligheid der zielen,” zullen beërven. Halleluja! Deze Geest is het ook Die ons tel­kens weer opwekt: “Volg Mij!” Dat doen we dan ook, juist nu, in een tijd waar alles geschud en gezeefd wordt, en de kennis aangaande God, Zijn Woord en beloften aan ons zo vaak in twijfel getrokken worden. “Volg Mij”, juist nu de kerken leeg- stromen.

Hebben we er trouwens al eens bij stilgestaan hoe Babel ook de Evangelische gemeenten kon bin­nendringen? Als namelijk in 325 na Christus Keizer Constantijn de Grote overgaat tot het Christendom, welke vervolgens overgaat in een staatsgodsdienst. Dat juist in die periode de leer van Jezus Christus en de apostelen op de helling wordt gezet, en er als gevolg hiervan zoveel is misgegaan en waar we jammer genoeg vandaag de dag nog steeds mee te maken hebben. Denk maar eens aan de zogenaamde “erfzondeleer, de drieeenheid, Jezus God, dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest”, dit alles voortvloeiend uit die koker van Nicea.

“Volg Mij”, nu juist in heel wat gemeenten en kringen het oog gericht wordt op “allerlei aardse en menselijke nevenverschijnselen”, die met groei en ontwikkeling naar zoonschap Gods niets te maken heb­ben.

Het plan Gods omvat waarheid en gerechtigheid. Het zijn net tweelin­gen die samen gaan. Het is daarom ook op déze weg dat we Christus dienen te volgen.

Verleiden en tot zonde brengen met de eeuwige dood tot gevolg, zijn de tweelingen in de hand van Dood en dodenrijk. Op die weg volg je dan de Satan en ook van zijn kant klinkt dan: “Volg mij”.

God wil ons onvergankelijk eeuwig Leven geven. Dood daartegenover onvergankelijke en eeuwige duister­nis, chaos en geestelijke dood. Leven betekent verlost zijn van de vijand en God en Jezus Christus dienen al onze dagen, ook dit hoort tot onze bestemming. Begrijpen we nu de oproep om op te staan en ons te omgorden, sandalen aan de voeten, onze mantel om en Jezus volgen? Het resultaat lezen we in vers 10: “De ijzeren poort zal vanzelf voor ons open gaan!”

De ijzeren poort

Wat is die ijzeren poort in uw per­soonlijke, gezins- of gemeenteleven? Wat houdt je gevangen dat je niet verder komt in uw geestelijke groei­proces?

Wat is een sta in de weg dat je tel­kens weer de nederlaag doet lijden? Welke gesloten poort van ijzer is het dat je leven vergald? Je wilt het toch zo graag anders en toch kom je er niet aan toe.

Je doet dingen die je liever niet doet en toch gebeuren ze en de kracht is er niet om weerstand te bieden. Je moet vloeken en liegen, je hebt last van negatieve humeur, driftaanvallen heb je niet in de hand. Anderen hebben last of juist géén last van kwaadsprekerij. Zo kan een mens hoogmoedig zijn en ongezeglijk en door allerlei onreinheden gebonden zijn. Weer een ander heeft last van valse schaamte en durft er daardoor niet rond voor zijn geloof uit te komen. Of men is degene die altijd in de hoek gedrukt wordt en in eigen ogen dan niet veel te beteke­nen heeft.

Zo heb je dan ook nog velen die niet willen of kunnen geloven in God en Hem dan ongehoorzaam blijven en niet handelen overeenkomstig Zijn geestelijke leefregels ter bevordering van het heil, zegen en welzijn voor mensen. “Leg af al die lasten en zor­gen, alles wat in de weg zit en leer met volharding de wedloop lopen die voor je ligt. Laat je oog hierbij dan alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van jou en mijn geloofsleven” Hebreeën 12 vers 1 (Heb. 12:01). Uit de grond van mijn hart hoop ik dat we begrepen hebben dat het gaat om persoonlijke bekering en we ons laten dopen ter afwassing en zuive­ring van zonden en ons laten dopen in heilige Geest van God om een geheiligd en Gode welgevallig leven te kunnen leven, en uitgroeien tot volkomen, volmaakt, volwassen zoonschap Gods. We zien uit het einde van het ver­haal, dat Petrus op het gebed van de gemeente bevrijd wordt en wat een verwondering bij de slavin Rhode, van blijdschap doet ze de deur niet open, rent naar binnen om te vertellen dat Petrus aan de deur staat. Uit hun reacties kunnen we opmaken dat ze hun eigen gebeden niet geloofd hebben. Laten wij diegenen zijn die wél geloof hechten aan wat we bidden en verwachten mogen dat de beloften Gods in vervulling gaan. Ook dit hoort immers bij onze bestemming!

“Hem nu, die blijkens de kracht welke in ons werkt, bij machte is oneindig véél meer te doen dan wij bidden of beseffen. Hem zij de heer­lijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten van eeuwigheid tot eeuwigheid” Efeze 3 vers 20 (Ef. 03:20).

 

Folderen door Froukje Huis

‘Zullen we eerst maar even gaan?’ Ik kijk naar buiten, ’t miezert een beet­je en er staat een straffe wind, maar volgens het weerbericht zal de wind alleen maar toenemen. ‘Goed,   is het weer gebeurd!’ geef ik toe.

Even later stappen we gewapend met onze folders de deur uit. Zo graag zouden we eens met onze buren over de Heer spreken maar ‘t contact blijft oppervlakkig, vriendelijk en behulpzaam, maar op een afstand. Daarom proberen we het nu eens met folders, waarin dui­delijk staat dat God goed is en van alle mensen houdt.

Alle huizen zijn hetzelfde, eengezinswoningen met een inpandige garage met oprit en een voortuintje, Tien jaar geleden werden de huizen verkocht aan de bewoners en sinds­dien is er heel wat veranderd. Alleen al in de verf aan de buitenkant is veel variatie gekomen. Als je zelf eens wilt veranderen, hoef je de wijk maar door te lopen om je keus te bepalen. Sommigen hebben de voor- P tuin en oprit bestraat met mooie steentjes, enkelen zelfs samen met de buren. Anderen hebben de grens afgebakend met een hekje of met hoge planten, ’t Ene huis ligt verbor­gen achter veel struiken en de brie­venbus aan de weg, Bij het andere straalt gastvrijheid je tegemoet door een gezellig zitje in de tuin, plantjes voor het keukenraam en een glim­mende brievenbus in de deur.

Hier en daar staan de stepjes en driewielertjes van de kinderen te treuren in de regen, elders verspert een fiets ons de weg. ’t Is uitkijken geblazen!

En terwijl je wilt bidden voor een goede ontvangst van het foldertje, worden je gedachten afgeleid: Waarom zouden die mensen zich zo afsluiten? Angst? Trots? Verlegenheid? Heer, U weet het. Dit huis ziet er onberispelijk uit, zou het binnen ook zo zijn? En in hun hart? Heer, U weet het. Met veel moeite baan ik me een weg langs hoge coniferen over ongelijke stenen naar de brievenbus met een onver­biddelijk ‘neen’. Jammer. Heer, zegen ze. Een ding is me duidelijk: al deze mensen hebben de Heer nodig !

Het is nog steeds vochtig, met moei­te krijg ik met mijn koude handen de laatste folders in de bus. Dick is ook klaar. Nu kunnen we er alleen maar voor bidden. We hebben wat zaad gestrooid. De bijbel zegt: “Werp uw brood uit op het water want gij zult het vinden na vele dagen” Prediker 11 vers 1 (Pred. 11:01). Soms krijgen we een enkele reactie: iemand die de folder teruggeeft, geen belangstelling.

Deze keer belt iemand, die in nood is, anoniem voor voorbede, gelukkig weet de Heer het adres! Meestal horen we niets. Maar God hoort en ziet zelfs tot diep in de har­ten. Wij mogen Hem kennen en daarom kennen we ook zijn belofte: “Mijn Woord zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend Jesaja 55 vers 11 (Jes. 55:11). En daar vertrouwen we op! Immers Gods verlangen om te redden is veel groter dan het onze! Hij wil niet dat er één zondaar verloren gaat.

 

Bijbelstudieweek met Klaas Goverts

Evenals vorig jaar wordt er ook dit jaar weer een bijbelstudieweek / opbouwweek gehouden op Urk van 2 tot 9 juli 2005.

We logeren weer in De Morgenster. Het thema is: De majesteit van God. Met aandacht voor uitverkiezing, de sleutels van het Koninkrijk, Gods plan in de

geschiedenis en andere onderwerpen. De studies worden gegeven door Klaas Goverts.