1937.03

Zekerheid des geloofs.

Honderden,  om niet te zeggen duizenden Christenen in onze tijd missen de zekerheid van het geloof en zijn daarom geen blijde en gelukkige mensen. Zij voelen zich ongelukkig, en leven in voortdurende vrees aangaande de eeuwigheid.

Misschien  geliefde lezer, behoort gij ook tot die gelovigen. Ook u wordt heen en weer gedreven, net zoals een schip zonder roer, op de golven van vrees en twijfel. U bekommert u over uw zielenheil, maar durft niet geloven, dat het ook voor u is. Denkt u nu werkelijk, dat dit de wil van God voor u is? Dat u altijd in het onzekere moet verkeren? De Bijbel, het onfeilbaar Woord van God: maakt ons Gods wil bekend, en zegt: “God wil dat alle mensen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen”. Dit geldt ook voor u! Dit is een getrouw woord” zegt de apostel Paulus, en aller aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om zondaren zalig te maken. Daarom kan Hij ook iedereen zalig maken, diegenen die door Hem tot God gaan.”

De uitnodiging van de Here Jezus, is dan ook heel duidelijk en beslist: “Komt bij Mij, jullie allemaal, die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven!”

Aarzelt u nog? Vraagt u uzelf misschien af: “Is dat wel voor mij?” Luister dan, wat de Here Jezus zegt: “Iedereen die bij Mij schuilt, omarm ik met Mijn liefde”.

De Heer wil en kan u zalig maken!

God meent wat Hij zegt. Hij doet wat Hij be­looft. Redeneer dan niet langer. Maak geen ver­dere tegenwerpingen. Bedroef Hem dan niet met vrees en twijfel. Aanvaard eenvoudig Zijn vrien­delijke uitnodiging. Kom!

Behoeftige ziel, belijd uw zonden. Geef u zelf in Zijn handen, en dank Hem voor Zijn goede wil jegens u. Vrede met God, vrede in het ge­weten, vrede na moeite en strijd zal uw deel zijn.

Psalm 81 vers 12 zegt het zo:

Opent uwen mond,

Eist van Mij vrijmoedig

Op mijn trouw verbond;

Al wat u ontbreekt,

Schenk Ik, zo gij ’t smeekt.

Mild en overvloedig.

(1 Tim. 02:03; 1 Tim. 01:05; Heb. 07:25; Matt. 11:28; Joh. 06:36).

N.V.

 

Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander en het bloed van Jezus Christus, Zijnen Zoon, reinigt ons van alle zonde. (1 Joh. 01:07). Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. (Telos vertaling)

Dit is een zeer bekende tekst. Vooral het laat­ste gedeelte daarvan, wat ik zelf dan ook dik­wijls gebruikt heb. Toch word ik in de laatste tijd meer en meer bepaald bij het woord zonde. De zonden, die wij gedaan hebben, zijn ons vergeven door het bloed van Christus; maar zonde doelt op het wezen van de zonde in ons.

Wat zou toch de oorzaak zijn, dat veel kinderen niet gereinigd kunnen worden? Is daartoe geen begeerte? Zeer zeker! Wil God ons dan niet reinigen? Onnodig, hierop antwoord te geven. Wat zou dan toch wel de oorzaak zijn, dat veel kinderen Gods met hun zonden blijven zitten? Dit is de oorzaak: men praat wel over zonde, maar in werkelijkheid is deze geen zonde voor hen geworden. Men heeft wel spijt van verschillende onvolmaaktheden als bijv. toorn, drift of lichtgeraaktheid, maar daar komt men niet verder mee. Kaïn had ook spijt, dat hij zijn broeder doodsloeg. Saul had ook nu en dan spijt: dat hij David naar het leven stond. Judas riep ook uit; “Ik heb verraden onschuldig bloed. Ook iemand uit de wereld kan nog wel zeggen: Ik heb er spijt van”, maar het werd en wordt niet tot zonde voor hem. En dit is toch waar het op aankomt!

Wordt iets voor ons tot zonde, dan worden, of beter gezegd dan zijn wij er ook van verlost. God verlost ons alleen van zonde, en niet van minder mooie dingen. Vandaar dat zodra wij de Heilige Geest toegang verlenen in ons hart, die dingen ons tot zonde worden gemaakt. Hij alleen overtuigt, ik meen, dat hiermee het vraagstuk is opgelost, waarom veel kinderen Gods nog dingen doen, die anderen niet meer kunnen doen, want God houdt er geen lievelingskinderen op na. De oorzaak is echter dat de een wandelt in het licht van de Heilige Geest, en alle dingen van het licht bestraft zijnde, worden openbaar; want licht maakt alles openbaar.

De ander wandelt bij het licht, (niet er in) en daarom kan het licht niet alles openbaar maken en de zonde blijft verborgen. Als de dingen, zonde geworden zijn, kan God ons er niet van verlossen. Daarom is het goed, om aan God te vragen, “Heer, maak alles wat U niet behaagt, tot zonde”, en de verlossing is daar.

David had gezondigd, maar hij zag het niet als zonde.  Toen hij echter riep “ik heb gezondigd toen kon God hem helpen en hij werd behouden.

  1. W. v. H.

 

Daarom zal Hij door belachelijke lippen en door een andere tong tot dit volk spreken. (Jes. 28:11). Inderdaad, door mensen met een onverstaanbare tongval, en in een vreemde taal, richt Jahwe zich tot dit volk. (Williebrord vertaling)

U geeft rust aan de moede, o, mijn God! In benauwde tijden verlaat Uw volk zich al­leen op U. Israël mag zich niet vermoeien om bondgenoten te zoeken bij de volkeren. In stil­heid en vertrouwen zal zijn sterkte zijn; dat is de rust, dat geeft de moede rust, en dat is de verkwikking (Jes. 28:12).

U hebt gesproken, maar zij hebben zich ge­wend tot degenen die geen God zijn. Zij ver­breken Uw verbond en zoeken de steun van Egypte tegen Assyrië. Zij trekken af in Egypte en vragen Mijn mond niet (Jes. 30:02). Wee hen, waarvan hun werken in de duisternis geschieden, en zeg­gen: Wie ziet ons en wie kent ons? (Jes. 29:15). O, Mijn volk! Zij die u leiden, verleiden u. (Jes. 03:12).

Ook de priester en de profeet dwaalt. Verslon­den zijn zij van de wijn. Bij het gezicht (visioen of profetie) zijn de profeten beneveld en bij de rechtspraak wag­gelen de priesters. Hun tafels zijn vol walgelijk uitbraaksel, dat er geen plaats meer is.

Uw knecht bespotten zij. Zij verachten Uw onderwijzing en spreken: “Aan wie wil hij ken­nis onderwijzen en aan wie een Godsspraak te verstaan geven?”

Zij zijn gespeend van de melk en ontwend aan de borsten. Bent U het niet, Here, die Uw kinderen de borst geeft? In hun dronkenschap bespotten zij Uw knecht en lallen hem toe: “Gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig.

Daarom, o God, gaat U nu spreken door een teken. Die wartaal wordt Uw teken: hun tot een oordeel. Gij gaat spreken door belachelijke lippen en door een andere tong tot dit volk!

De vijand van Israël zal komen, een stuurs volk, diep van spraak, zodat men het niet horen kan, van belachelijke tong, hetwelk men niet verstaan kan (Jes. 33:19; Ez. 03:06). De Assyriërs vervulden de woorden, die gesproken zijn door Jesaja, de knecht. En het volk hoorde niet.

Maar hoger stijgt de profetie, waar het oor­deel een rijke belofte wordt.

Onpeilbaar diep zijn Uw gedachten.

Daarom, o God, gaat Gij nu spreken door een teken. Die wartaal wordt Uw teken: ons tot vertroosting. Het teken dat weersproken wordt. En ook op die wijze zullen zij Mij niet horen, zegt de Here (1 Kor. 14:12). En zo zijn de tongen een teken voor de ongelovigen. (1 Kor. 14:22).

De Goddelijke ironie sprak, ziende de zinloze leidslieden. Ik zal voortaan wonderlijk handelen met dit volk want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen (Jes. 29:14). Oordeel en belofte! Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen. Ontledigd verstand! Belachelijke lippen, zij zijn vol zoeten wijn.” Met nieuwe tongen spreken zij. (Mark. 16:17).

En zalig is hij die aan Mij niet zal geërgerd worden. Het verstand vruchteloos Ontledigd! (1 Kor. 14:14). Uw Geest Heiland, zal mij vervullen. Hij zal U prijzen en loven; want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. 1 Kor. 14:14).

Deze gave zal ons niet ontbreken indien wij de openbaring onzes Heren Jezus Christus verwachten (1 Kor. 01:07). Christus zal ze teniet doen bij Zijn Komst. Want dan komt het volmaakte. Dan wordt de verborgenheid des Geestes openbaar. Dan wordt ons gedeeltelijk kennen een kennen gelijk ik ook gekend ben!

  1. d. B.

 

Voor het dagelijks leven.

De ergernis.

Lijdt u door kleine dingen, die u ergeren? Waarlijk trouwe lezer, wij weten het – het is menselijk dat u zich ergert! Wij kunnen echter met betrekking tot dit onderwerp iets leren van de oester.  Een oester is voorzeker geen nerveus dier. Zelfs wanneer zij in het net gevangen ligt of op de eettafel, op het punt van geslacht te worden, toont zij geen onrust of bekommernissen.  Zij jaagt en spartelt niet, gelijk de krabben en vissen, en toch vertellen ons de geleerden dat de oester uiterst fijngevoelig is. Een enkel zandkorreltje dat binnen haar schelp indringt hindert en kwelt haar. Echter wat doet zij er mee? Op haar eigen rustige, filosofische wijze bedekt zij den indringer met de stof waarvan haar schaal gemaakt is. En zo wijkt de ergernis, zij ziet en voelt de pijn niet meer en een parel ontstaat.

Hoe kostelijk zou het zijn, wanneer allen die zich ergeren, de aard en de kalmte van de oester aannamen, en hun ergernissen in juwelen deden veranderen!

Jezus sprak eens: “Het is nodig dat de ergernissen komen.” Zeer zeker, ze zijn nodig voor onze opvoeding, doch wanneer wij ze tegemoet gaan met geduld en wijsheid, en ze be­dekken met den mantel der liefde, kunnen ze in kostbare parels veranderen.

Vrij naar het Duits.

 

Over de ware Doop met de Heilige Geest en vuur.

Een christen, in wie het vuur van de Heilige Geest niet brandt, lijkt op een lamp die geen licht geeft, over wie de wereld lacht en spot, en die slechts aanstoot geeft.

Wie met de Heilige Geest vervuld wil wor­den moet zichzelf als offer geven op Gods altaar.

Het vuur valt slechts op het altaar, niet er naast. Wie zich aan de Here overgeeft ten offer, wordt gelijk een brandende kaars.

Een kaars die brandt, bevindt zich in een voortdurend “smeltproces”. Wanneer de kaars niet versmelt, hapert er iets aan het licht.

Wanneer u gedoopt wilt worden met de Heilige Geest en met vuur, dan moet u uzelf overgeven om verleerd te worden.

Weet u welke mensen moed hebben? Dat zijn zij, die het vuur niet meer vrezen. Geef u over om verteerd te worden, en het vuur van de Heilige Geest zal over u komen.

Misschien wilt u wel de Heilige Geest ontvangen, doch op een stille, gans stille wijze, want ook op deze wijze heeft Elia de kracht Gods ervaren, zo zegt u.

Dat is waar, de Heer was slechts in het stille, zachte ruisen, toen Hij met Elia sprak. Doch wat ging daaraan vooraf? Was daar niet eerst een aardbeving, een stormwind, een donder en bliksem? Eerst daarna kwam de Heer in het zachte ruisen der boomtoppen en openbaarde Zich aan Elia.

Meent u dat u de Heilige Geest kunt ontvangen zonder dat u ruimte in uw hart maakt?

Zou het niet mogelijk kunnen zijn, dat de geweldige macht van de tegenwoordigheid van God, u ter aarde werpt, zodat u daar machteloos ligt als een boom geveld door de stormwind? Denkt u dat de bliksem van Zijn heiligheid uw gestalte niet kan doen schudden en sidderen? De zondaren in Sion zijn verschrikt en beving heeft hen aangegrepen; Zij zeggen: “Wie

is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? (Jes. 33:14). Gezegend de ziel die ootmoedig het onweer van Gods rechtmatige toorn over zich heen laat woeden, want zie, nadat God haar gereinigd heeft, zal Hij tot haar komen in een zacht en lieflijk fluisteren en gij zult ondervinden, hoe goed de Heer is.

Eerst het vuur daarna de milde lichtglans. Weest waakzaam en voorzichtig, en wacht u wel, uwen God de wet voor te schrijven, op welke wijze Hij Zich in u zal openbaren. Hij zal komen, zoals het Hem behaagt.

Uit: “Pfingstgrüsse”.

 

Indien u zich niet open stelt voor de Geest van God, kunt u niets voor God doen, al ware het, dat u aangedaan waart, met het verstand van een engel.

Finney.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

We hadden de laatste weken het voorrecht, enkele zendelingen in ons midden te hebben. , Br. Geschwend; zendeling in Basuto-land, sprak een avond over de arbeid in dat land. Door zijn woord werden we rijkelijk gezegend en hoorden wij hoe God ook in dit donkere deel van Afrika zielen toe voegt tot Zijn gemeente. Dan hadden wij andermaal enkele zendelingen van Engeland die op doorreis waren naar Columbia (Zuid Amerika) en tevens ook een broeder die spoedig naar West-Afrika hoopt te vertrekken. Zondag hadden wij in Amsterdam Br. Dean van West Afrika en Zr. Gregory van Columbia, terwijl de andere zendelingen in Haarlem en Hilversum dienden.

Dinsdag ruilden wij met Haarlem en mochten wij luisteren naar Br. en Zr. Rowbothom en Zr. Bayer, zendelingen voor Columbia. We hadden zeer gezegende samenkomsten, zowel hier als op andere plaatsen. Hoe werden wij gezegend door hun eenvoudige getuigenissen. Kunnen we ons iets heerlijker voorstellen, dan te mogen zien, hoe jonge mannen en vrouwen hun leven volkomen in de dienst van de Heer geven? We werden allen opnieuw aangemoedigd, om er alleen voor Jezus, onze Koning, te zijn. God zegene en gebruike hen in dat donkere land.

Br. G. Star hoopt ook spoedig naar China te vertrekken. Begin september zal hij enkele plaatsen bezoeken om afscheid te nemen o.a. Zondag 12 september in Amsterdam. Ieder is hartelijk welkom.