Pinksterfeest.

“En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. (Hand. 02:04.)

Andermaal mogen wij Pinksterfeest vieren en de grote vraag voor iedere gelovige is: ”Heb ik werkelijk deel aan dit feest, is het waarlijk Pinksteren in mijn hart geworden; ben ook ik vervuld met de Geest, zoals het was in de beginne?”

Pinksterfeest is bijzonder het feest der gelovigen; alleen de verloste door het bloed van Chris­tus kan de betekenis vatten van dit heerlijke werk der uitstorting des Geestes. Maar dan moet bet ook een beleven, een persoonlijk ervaren we­zen; gelijk de eerste Christenen het zeker en be­slist wisten dat zij de vervulling ontvangen had­den, zo ook moeten wij het kunnen weten en ervaren. De 120 discipelen waren niet in twijfel of de beloofde Trooster wel gekomen was; het spreken in andere talen was het duidelijke be­wijs, dat God hun de beloofde Geest gezon­den had.

Zo was het ook toen Petrus op uitnodiging van Cornelius te Caesarea kwam, want als hij daar de aanwezigen Jezus Christus predikt en die gekruisigd, viel de Heilige Geest op hen en werden zij vervuld; en dat er geen twijfel aan­wezig was, dat zij werkelijk hun Pinksteren ervaarden, bewijst ons Gods Woord: ”En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, ontzetten zich, dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd; want zij hoorden hen spreken met talen, en God grootmaken (Hand. 10:45-46.)

Gelijk wij zeker kunnen ervaren, dat wij kin­deren Gods geworden zijn door het geloof in Christus, zo zeker kunnen wij weten, dat ook wij de vervulling des Geestes ontvangen hebben. Daarom is Pinksteren zo heerlijk, omdat we mogen weten, dat de beloofde Trooster is uitge­stort; alleen wij moeten onze harten laten rei­nigen en laten vervullen.

De Bijbel, Gods Woord, leert ons beslist, dat er verschil is tussen het werk des Geestes in bekering en wedergeboorte én de vervulling des Heilige Geest. Niemand kan zeggen Gods kind te zijn, dan enkel door de Heilige Geest; maar dat is nog niet de vervulling.

De discipelen deden vóór Pinksteren tekenen en wonderen en toch moesten ze naar Jeruzalem gaan en wachten, totdat zij aangedaan werden met kracht uit de hoogte.

Is dan het spreken in andere talen het enke­le bewijs, dat wij vervuld zijn? Neen geliefden, maar het is wel het teken, dat God Zijn tempel vervuld en nu is het als bij elke geestelijke er­varing: “blijven in Christus”. Zo alleen kan de­ze zegen van Christus doorwerken in ons leven.

Pinksteren is de openbaring des Geestes – het is voor de gelovige geworden de grondwet des Geestes. God heeft ons door dit heerlijke feest nieuw leven geschonken – de mogelijkheid in ons geschonken – nu niet langer naar de wet des vlezes, onze oude natuur, te leven, maar door de wet des Geestes, nieuwe Christus- natuur.

Voor zulk een leven in de Geest is nodig, voortdurende gemeenschap des Geestes en een nauw onderzoek des harten.

Wat beduidt het, als we mogen zeggen: “ik heb Pinksteren ervaren”? Het wil dit zeggen, de Heilige Geest heeft ons in bezit genomen. Ziet u maar eens in de Handelingen der Apostelen. Hoe beduidend wordt in het leven der eerste christenen de werking en de leiding des Geestes. En zo is het ook heden; er is een groot verschil tussen de wedergeboorte door de Heilige Geest en de vervulling met de Heilige Geest. Een mens vervuld met de Heilige Geest erkent de volle heerschappij van Christus.

Maar elke Pinksterervaring, hoe wonderbaar die ook moge geweest zijn, moet altijd weer vernieuwd worden. Daarom is ook het Pinkster­feest ieder jaar weer zo heerlijk en kunnen wij telkens bidden: “Heer, zend ons opnieuw een Pinksterfeest”, want de doop des Geestes, die wij moeten ontvangen, is niet het einde van alles, maar het begin van een leven, dat zich in een steeds dieper en inniger gemeenschap met Christus wil verenigen.

Hoe komt het, dat de christenheid in het al­gemeen zo weinig leeft in deze Pinkstererva­ring, van het vervuld zijn met de Heiligen Geest. Ik geloof, dat er een viervoudig verlies valt te constateren in de kerk van Christus in het algemeen.

Christus is niet meer Heer en Meester van de gemeente.

Zijn Kerk houdt zich niet meer aan de van God gestelde verordeningen en ambten.

De gaven van de Geest (Korinthe 12) worden niet in zijn geheel erkend, als behorende tot de­ze tijd.

De standaard van heiligheid en afscheiding is verdwenen – wereldgelijkvormigheid.

Hoe zullen wij weer Pinksteren vieren? Deze vier punten moeten teruggevonden worden en dan moeten wij gaan naar de leerschool van de eerste Christenen. Zij gehoorzaamden het bevel van Christus – beleefden hun Pinksterervaring – en leefden uit het leven van Christus.

Laat uzelf niets wijsmaken, als men zegt, dat was enkel voor die tijd. Ga naar uw Bijbel; sluit u op in uw binnenkamer, met Gods Woord alleen, en verlaat die plaats niet, voordat Gods Woord tot u gesproken heeft, want ook deze vervulling van de Geest is voor u. En dan op de bodem van dat eeuwig en blijvend woord van God, vraagt u Hem de vervulling van de Geest te geven, tot eer van Zijn wonderbare Naam.

  1. K.

 

Wat neemt u mee?

Onlangs hoorde ik in Oost-Pommeren uit de mond van een oude predikant, die de Bijbelse leeftijd der “zeer sterken” reeds had overschreden, de volgende ware gebeurtenis ver­halen :

In een kamer van zijn huis. die hij tot dat doel had laten verbouwen, hield de oude domi­nee Görke, een gezegende Godsman, die leefde in de vorige eeuw, Bijbellezingen, aan het slot van iedere lezing snelde hij naar de deur, om iedere bezoeker vriendelijk de hand te drukken ten afscheid. Daar trof het nu eens dat hij een man ontdekte, die aan de gewitte muur van de kamer zijn jas had witgemaakt. “U neemt me de hele muur mee”, zei Górke, terwijl hij hulpvaardig de man de jas afklopte.

De volgende dag kwam de man aan de pastorie en wenste terstond de dominee te spreken.

Görke ging met de bezoeker in zijn kamer en hier begon de man in grote innerlijke ver­warring, die hij nauwelijks meester kon worden: “Dominee, uw woorden laten mij niet meer los.” –

Welk woord dan wel? – Nu. het woord dat u mij bij het vertrek toevoegde” – En wat zei ik dan tegen u bij het afscheid?

“Dominee, u klopte mijn jas af en zei daar­bij: “U neemt me de hele muur mee! En ziet u, van dit woord kan ik niet meer loskomen. Tot nog toe is de kalk van de muur inderdaad het eeltige wat ik heb meegenomen. Steeds weer opnieuw heeft God mij door u heil en vrede laten aanbieden, maar aangenomen heb ik het heil niet en ik heb daarom ook geen vrede ge­vonden. Ik heb met mijn ogen en mijn oren open zitten slapen. Hoe zullen de Bijbellezingen die ik veracht heb, mij eens in de dag des oordeels aanklagen! Ik heb de gehele nacht geen oog dicht gedaan; steeds weer hield mij de vraag bezig: “Wat heb je meegenomen? – Slechts de kalk, die de dominee je zo gemak­kelijk van de jas kan kloppen. – Dominee, ik ben een verloren mens!”

Nu kon Görke de man echter met zijn er­kenning gelukwensen en hem wijzen op Hem, Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren is.

En de man verliet de pastorie als een ver­zoend kind van God. In het vervolg ging hij regelmatig naar de Bijbellezingen en Godsdienst­oefeningen en heeft iedere keer “iets meege­nomen “

Wat neemt u mee van de Bijbeluren en Godsdienstoefeningen, die u bezoekt? –

 

Is opgenomen in heerlijkheid.

Jezus, die nedergedaald is, is dezelfde ook, die opgevaren is ver boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou. Wij hebben en ken­nen en beminnen slechts Een en dezelfde Mid­delaar, Jezus Christus. Na Zijn bitter lijden, in heerlijkheid opgenomen! Hoe verheugend is het voor ons te weten, dat dezelfde Jezus, die zó ontzettend geleden en gestreden heeft; óók zó wonderbaar verheerlijkt is geworden en wij Hem straks mogen zien, in de hoogste trap Zijner heerlijkheid.

Zegenend, – met uitgebreide armen – stierf Hij. Zegenend met opgeheven handen, voer Hij ten hemel. Zegenend zal Hij ook wederkeren. Toen Hij scheidde, aanbaden de disci­pelen Hem, en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap. Weldra zullen ook wij met grote blijdschap gaan naar het Nieuwe Je­ruzalem, om de Koning in Zijn schoonheid te zien en te aanbidden.

De hemelvaart van Jezus Christus was een verandering van plaats (van de aarde naar de hemel) en een verandering van staat (is opge­nomen in heerlijkheid); door lijden tot heerlijk­heid. Als Profeet voer Hij op en beloofde de Heilige Geest. Als Priester gaf Hij Zijn zegen, en beloofde te bidden voor de Zijnen. Als Ko­ning ging Hij naar Zijn residentie en paleis, om koninklijke eer te ontvangen. Als de Nieuwe Stamvader voer Hij op, om nieuwe woningen te bereiden voor een nieuw geslacht. Juichend voer Hij ten hemel en nam de buit met grote blijdschap mede. In zeer zware omstandigheden, onder smaad en hoon, verliet Hij Zijn Moeder en ging Hij uit deze wereld. Met grote lof en ere ging Hij tot Zijn Vader en wijdde Hem Zijn nieuw leven. De uittocht was wonderbaar! De Vader zei: “dat alle engelen U aanbidden”, De ontmoeting was onbeschrijfelijk! De Vader sprak: “Gij zijt Mijn Zoon, o God, en Priester- Koning; Uw God heeft U gezalfd met vreugde­olie, boven Uw medegenoten.

Vele malen spreekt de Schrift, dat Jezus is gezeten aan de rechterhand der Majesteit Gods. Dat bewijst dat God, de Volmaakte Rechter, voldaan is met Jezus’ offerande. Zijn volbracht werk goedkeurde en Hem met grote gunst begiftigde: eer en heerlijkheid, een Naam boven alle Naam en alle macht in hemel en op aarde geschonken werd. Nu kon en mocht Christus de zalfolie uitstorten en stelde God Hem tot een Hoofd en Behouder der Gemeente. De sleutels van hel en dood kwamen in Zijn handen. Hij had overwonnen en mocht zitten in de troon Zijns Vaders. Het rechterschap wordt Hem ver­leend over levenden en doden.

Hoewel nu persoonlijk bij de Vader gezeten in de hemel, Zijn hart en liefde. Zijn gedach­ten en genegenheden, zouden toch bij en met de Zijnen blijven. In de Heilige Geest zou Hij met hen zijn; zelfs te midden van twee of drie, tezamen in Zijn Naam vergaderd.

Als Hogepriester bidt Hij voor ons en maakt ons volkomen zalig. Tijdens dit leven, en in en na de dood. Hij verlaat ons nimmer en zal een volkomen verlossingswerk aan en in ons ver­richten. Zijn tegenwoordigheid in de hemel is voor de Vader een steeds geldende en wel behagende kracht in voorbede en intreding in onze noden. Ja, Christus bidt nog voor ons, iedere dag, ja ieder uur. Niet in vreze en tranen, als toen Hij op aarde was, doch nu zonder lijden. En Zijn gebed en voorspraak is volmaakt. Gewis wij hebben een barmhartige Hogepriester, die met onze zwakheden medelijden kan hebben. Daarom is Hij onze levende Hope en wij, moe­ten ons ten allen tijde in Hem verblijden en voor Hem, God danken en ons door Christus’ Geest laten leiden, want Hij verheerlijkt de Middelaar en openbaart ons Christus en bidt ook met Hem mede, in al onze noden. Zoeken wij daarom de dingen die boven zijn, vanwaar we onzen Zalig­maker verwachten; want even zeker als de Brui­degom opgevaren is, even zeker zal weldra de Bruid opvaren ten hemel en in Jezus’ heerlijk­heid delen.

Joh. v. Rietdijk.

 

Wij weten dat God de Heilige Geest door alle eeuwen heen, zelfs in die eeuwen, die nog veel duisterder waren dan onze tijd, stil en vast laat werken aan de bouw van Zijn rijk en dat dit rijk nimmer zal ondergaan en dat het midden in de woestijn als een roos bloeien zal. En als wij heden met twee of drie vergaderen in Zijn naam, dan is Hij in ons midden en voelt men van ziel tot ziel glijden het stille, warme vuur van Zijn liefde mededeling.

Wie in onze dagen zijn taak wil verstaan, moet niet naar het massale vragen, maar zoekt God in de eenzaamheid, sterkt zijn ziel aan het brood, dat uit de hemel is neergedaald en zoekt dan de zielen, die óók daarvan weten en dan zal het geloof terugkeren aan een levende gemeente alle eeuwen door en zal het ook mogelijk zijn iets te zien van het heerlijke rijk Gods op aarde.

  1. S. Azn.

 

Uit de arbeid.

Amsterdam.

Woensdag 11 Mei hadden wij het voorrecht, Br. Greenstreet van Londen één avond in ons midden te hebben. Onze broeder is secretaris van de Oost-Europese Zending. Deze zending ar­beidt in verschillende landen, grenzende aan Rusland. Broeder Greenstreet was juist in Polen geweest, om daar in verschillende plaatsen te spreken. We waren verheugd iets uit deze Pinksterarbeid in dat land te mogen horen. En waar we hoorden, dat er veel moeite, vervolging en strijd in dat land is, werden toch onze harten verblijd en kunnen wij God danken voor het heerlijke werk, wat Gods Geest daar doet.

Onder de meest moeilijke omstandigheden, waar wij in Holland ons haast geen denkbeeld van kunnen vormen, gaat de arbeid voort, en overal komen kleine en grotere gemeenten samen, om Gods Woord te horen. Zo zijn er in Polen alreeds een 500-tal gemeenten, sommige zeer klein, en andere groter, waar het heerlijke en volle Evangelie van Jezus Christus wordt verkondigd.

Het Woord wat onze broeder bracht uit Gods Woord, was krachtig en tweesnijdend en hij liet ons zien, dat we brandende en lichtende kaar­sen moeten zijn.

De Here zegene de arbeid ook in al deze donkere landen.

 

Mededeling.

Hierdoor delen wij U mede, dat Br. W. Vet­ter geen mederedacteur van “Kracht van Om­hoog” meer is.

“Kracht van Omhoog” blijft onder dezelfde naam verder verschijnen. 2e Jaargang – 1938.