De kracht van het kruis.

“Nu is het oordeel van deze wereld; nu zal de Overste van deze wereld buiten geworpen worden; en Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken”. (Joh. 12:31-32).

Het vooraf geschaduwde kruis was nog altijd in de ge­dachten van de Heiland. Zijn aanstaande dood was geuit in het antwoord aan de Grieken, die Jezus wilden zien en het was klaar en duidelijk geweest: “Voorwaar, voor­waar zeg Ik U: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft het alleen, maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort”. (Joh. 12:24).

Wanneer wij ons tekstwoord lezen, dan spreekt Jezus alsof de veroordeling der wereld en de uitwerping van de Over­ste dezer wereld alreeds geschied was. Zo kan de Heiland staan in het volkomen bewustzijn van Zijn triomf en overwinning. Het is niet alsof Hij voor de rechtbank staat als een veroordeelde, maar de wereld staat voor Jezus rechter­stoel als een veroordeelde. Niet Satan als de overwinnaar, maar Christus als de machtige Overwinnaar. Christus kon de wereld en met haar de Overste dezer wereld uitdagen, want Hij kon zeker zijn van de machtigste en grootste over­winning, die ooit behaald was geworden. Hij kan het ons toevoegen met een machtige stem, die ook weerklank kan vinden in Uw hart: “In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld over­wonnen. (Joh. 16:33).

Christus’ dood op Calvarie was de crisis, het weerpunt in de geschiedenis van aarde, hel, de mens en de duivel. Daarom kunnen wij spreken van de kracht van het kruis, de kracht van het bloed van Jezus Christus. In het kruis van Golgotha is eens en voor altijd de vraag opgelost wie overwinnaar was; de vraag tussen duisternis en licht, haat en liefde, voor eeuwig beslist.

“Nu is het oordeel der wereld.” De Heiland gaf er een nieuwe volle betekenis aan. Wij verstaan er meest onder de planeet waarop wij wonen, maar Christus bedoelde meer dan dat, het is meer de geest van het menselijk geslacht, hun denken en doen, de activiteit der mensen in zijn ver­schillende uitingen. De geest van de wereld is datgene, wat door alles heen zich openbaart. De meeste mensen, die in de wereld geboren worden, zijn er zo mee bekend, dat zij zich er aan overgeven en geleid worden door deze mach­tige en krachtige geestenwereld. Wij kunnen er met onze niet wedergeboren ziel dan ook niet tegen op, maar worden er door overrompeld en overwonnen. Het is alleen, wanneer wij door de kracht van het kruis, door Christus zelf, worden wedergeboren, dat wij iets leren van de sluwheid en de kracht van de geest van deze wereld.

De geest van de wereld ontmoette Christus ten volle. Eerst trachtte zij Hem door vleierij en arglistigheid in haar netten te vangen. Grote scharen volgden Hem. Priesters en overpriesters kwamen om te luisteren, ze wilden Hem zelfs Koning maken en het scheen alsof het alles nu maar voor het grijpen lag. De Heiland week geen duimbreed van het doel waartoe Hij in de wereld kwam, “Hij richtte Zijn aan­gezicht als gaande naar Jeruzalem”. Over het kruis zag Hij de overwinning en “voor de vreugde die Hem was voor­gesteld, heeft Hij het kruis verdragen en de schande veracht”.

Toen het zoete gefluit der vleierij faalde, werd de tactiek veranderd. De wereld keerde zich ten volle tegen Hem. Waar bloemen waren gestrooid, daar kwamen nu doornen en distels, eerst vleitaal, nu uitroepen van haat en moord. Maar hoe de wereld ook mocht proberen, met zachtheid of hard­heid, met vleitaal of geweld, Hij kon het machtig woord uitspreken: “Ik heb de wereld overwonnen”.

Laat ons het wel ter harte nemen, het geloof van Jezus kon vóór het kruis reeds zeggen: “Nu is het oordeel over deze wereld, nu zal de Overste dezer wereld buiten geworpen worden”.

Er kon geen ogenblik meer van twijfel zijn, de wereld was in botsing gekomen met de eeuwige Vader. In het veroordelen van Hem, de gekruisigde Christus, had de wereld zichzelf veroordeeld. Heb goede moed allen die door de wereld veroordeeld zijt geworden, want daarin treedt gij in de voetstappen van uw Heiland; gij zijt dan verkoren om wel in de wereld te zijn, maar niet van de wereld. Het kruis is het opgericht teken, het machtigste bewijs, dat de wereld, in welke vorm dan ook, geoordeeld is geworden. Laat het niet enkel een feit zijn in de geschiede­nis, maar een levende werkelijkheid. Hebt gij U deze zalig­makende waarheid reeds toegeëigend door het geloof in het verzoenend sterven van Jezus Christus, dan zal ook de heer­lijkheid van de kracht van dat kruis over U opgaan. “Want het woord des kruises is wel degenen, die verloren gaan, dwaasheid, maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods”. (1 Kor. 01:18).

De Overste dezer wereld zal buiten geworpen worden.

Men behoeft wel niet te vragen, wie ermee bedoeld wordt, dat is duidelijk en klaar. De Heiland zelf heeft eens gezegd: “de Overste van deze wereld komt en heeft aan Mij niets”. En als de duivel in de woestijn Hem op een hoogte leidt en Hem al de Koninkrijken van deze aarde toont, dan betwist Jezus niet, dat Satan nog deze macht had, maar overwint hem door de kracht van het Woord.

Ongetwijfeld had Satan voor zijn val een geweldige hoge positie en wij zien, dat zelfs na zijn val, hij nog grote macht had, totdat Christus door Zijn dood aan het kruis, hem die macht heeft ontnomen. Want, zegt Johannes het ons niet: “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou”. (1 Joh. 02:08).

Zeer zeker moet dat een geweldige taak geweest zijn, waar wij als mensenkinderen ons geen denkbeeld van kun­nen vormen. De strijd was niet aards, maar geestelijk; het werd niet uitgevochten in de sfeer van deze aarde, maar in de geestelijke sfeer. Het kruis op aarde was zeer zeker het uitgesproken zichtbare teken van deze ontzettende kracht­proef en strijd.

Het was niet genoeg voor God, om ons aan te tonen, wat de geest der wereld was, die beheerst werd door de duivel, neen, het was noodzakelijk dat Christus ons vlees en natuur zou aannemen, zodat Hij Satan zou kunnen ont­moeten op het slagveld van deze wereld en in de wereld, die hij verleid had. Dat geeft ons het geheim van de vleeswording van Christus. Deze wereld lag in zonde en in on­gerechtigheid, hier moest de strijd gestreden worden, wilden wij, mensenkinderen, verlost kunnen worden. Het schrijven aan de Hebreeën zegt het ons zo duidelijk: “Zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij door de dood te niet te doen zou, degene, die het geweld des doods had, dat is de duivel en verlossen zou al degenen, die met vreze voor de dood, door al hun leven der dienstbaarheid onderworpen waren.” (Heb. 02:14-15).

De grote vraag moest beslist worden, eens en voor eeuwig, wie de sterkste was. Het komt mij voor, dat de duivel geen ogenblik twijfelde, dat God sterker was dan hij, maar dit moest beslist worden en dat was het conflict aan het kruis van Golgotha, of God sterk genoeg was, om de invloed, die Satan had over het gevallen mensdom, te overwinnen. Wij kunnen het ten volle beamen, het is gebeurd en gebeurt nog dagelijks: Jezus is overwinnaar, eens en voor eeuwig.

De belofte, dat de kop van de slang zou vermorzeld worden, is vervuld geworden. Christus zag reeds vooraf de overwinning door Zijn kruis en dood en daarom kon Hij zeggen: de Overste der wereld zal buiten geworpen worden. Paulus kan zeggen, als een resultaat, vrucht van het kruis: “En de God des vredes zal de Satan haast onder Uwe voeten verpletteren.” (Rom. 16:20).

Aan het kruis is voor eeuwig het conflict opgelost en voor eeuwig beslist, dat het verloste mensdom door Christus’ dood en opstanding geen prooi meer is van Satan, naar dat dit verloste geslacht de Satan haast onder de voeten zal verpletteren. De kop was verbrijzeld door Christus en aan de kerk van Jezus is het overgelaten nu het laatste nog te volbrengen, zodat de overwinning volkomen zal zijn. Ja, straks zullen wij als een triomferende gemeente ook met Hem, de eenmaal gekruisigde, maar opgestane en verhoogde Christus, heersen in heerlijkheid. Daar­om het oog gericht naar het volbrachte werk van Christus. Willen ook wij zo staan aan de zijde van onze dierbare Heiland en nog eens goed luisteren naar deze heerlijke woor­den, niet enkel luisteren, maar ook dit woord beleven, zodat het geest en leven in ons zal worden? Het kruis voorspelt geen nederlaag, hoe waarschijnlijk dit op het eerste gezicht moge zijn, maar is heerlijke overwinning, want Hij heeft gezegd: “En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, het kruis, zal hen allen tot Mij trekken. En dit zeide Hij betekenende, hoedanige dood Hij sterven zou. (Joh. 12:32-33).   

  1. K.

 

Overdenkingen op de pelgrimsreis.

“Ziet, ik verkondig u grote blijdschap”. (Luc. 02:10).

Te weinig gevoelt de mens van nature, dat Christus tot hem’ komt om hem gelukkig en blijde te maken. De wereldling staat achterdochtig tegenover Christus en is be­vreesd, dat hem een zwaar juk zal worden opgelegd, dat hem van alle vreugde berooft.

Te weinig dragen ook de christenen deze blijdschap uit en het woord van Nietzsche is helaas zo menigmaal van toepassing: de verlosten moesten er verlost uitzien om in een Verlosser te kunnen geloven.

Wij zijn niet steeds leesbare brieven van Christus.

En toch… toch is Christus geboren om de mens blijde te doen zijn. Paulus zegt het zo duidelijk: “Verblijdt U in de Here ten allen tijd; wederom zeg ik: verblijdt u!”

Het is een blijde boodschap, die gepredikt wordt sinds de Kerstnacht.

Doch deze blijdschap kan slechts ten volle in ons tot ont­plooiing komen als de lijn van Kerstmis tot Pinksteren ge­heel in ons geloofsleven wordt doorgetrokken.

Zeker, er is een blijdschap, die zingt in de Heiland der wereld, die geboren werd in een stal, doch slechts dan is ze een waarachtige blijdschap, als ze rust in het heil dat ons gegeven werd op Goede Vrijdag en Pasen. De wereld, die slechts spreekt en zingt van een geboren Heiland, doch van een stervende Heiland niets begrijpt, is doodarm en staat innerlijk vreemd aan de betekenis van Kerstmis. Slechts als we weten, dat Christus ons vlees en bloed deelachtig werd om door Zijn dood hem, die de macht over de dood had te kunnen onttronen en ons te bevrijden, slechts dan is onze Kerstvreugde gefundeerd en durend.

Doch ook dan, als we weten verlost te zijn van de zonde door het bloed van Hem, Die voor ons stierf, ook dan steeg onze blijdschap niet tot haar hoogtepunt. God heeft meer om ons te geven. Er is niet alleen een sterven met Christus, een dood zijn voor de zonde, er is ook een op­staan met Hem tot een nieuw leven, een groeien in Zijn gemeenschap. Het weten: ik leef, doch niet meer ik, doch Christus leeft in mij.

Dit geloofsleven weet ook wat hemelvaart betekent. Het is het leven dat kan getuigen: onze wandel is nu reeds in hemelen, waar onze Hogepriester voor ons is voorgegaan. Het is een aanvankelijk overgezet zijn daar, waar nameloze blijdschap het hart vervult. Een blijdschap, die zeker gelooft, dat het Kind in de kribbe werd de Overwinnaar van dood en hel, Die kan zeggen: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”.

Kerstfeest – Goede Vrijdag – Pasen – Hemelvaart. De weg van kinderlijke, aanvankelijke blijdschap tot een mannelijke beproefde overwinningsvreugde.

Moge de wereld menen iets van Kerstvreugde te ver­staan – om de vreugde van Pasen en Hemelvaart te kunnen doorleven, is meer nodig dan menselijk aanvoelingsvermogen of verstandelijk begrijpen.

Hiervoor is nodig, dat Eén ons hart opent en ons geestelijk leert verstaan.

Hiervoor is nodig de machtige vervulling met de Heilige Geest.

Pinksteren, dat is het meest verborgen feest voor de wereld.

Het is het heerlijkste feest voor, Gods kind.

Het is de grote, goddelijke vervulling van het woord: “Ziet, Ik verkondig u grote blijdschap”.

De vervulling met de Heilige Geest, dat is de weg tot de allerhoogste blijdschap.

De vervulling des Geestes leidt de ziel in de meest intieme mystieke ontmoeting met Hem, Die voor ons werd geboren.

Dan verlustigt de ziel zich niet meer slechts in een heil, dat haar gewerd, in een hemel, die voor haar openging, dan verlustigt zij zich in Christus zelf, in het Lam, dat voor haar stierf.

Dan zijn er geen bijoorzaken meer, dan wordt het: Christus alleen:

Der overstelpende blijdschap, die geen woorden meer vindt, die niet meer redeneert, doch zich verliest in de verstandloosheid der tongentaal, 1 Korinthe 14, die is slechts het van hem, die Pinksteren heeft beleefd.

Een blijdschap, die restloos opgaat in het loven van het Lam.

Wat is dit anders, dan een voorsmaak van de hemelse zaligheid, waar de ziel tot in alle eeuwigheid het Lam zal prijzen.

Is het niet het heilig doel van de uitgestorte Geest: de ziel nu reeds te doen opgaan in lof en aanbidding?

Is dit niet tevens de grootste blijdschap?

“Grote blijdschap”, welk een weg – welk een werkelijkheid.

Mijn broeder en zuster, kent gij iets van deze alles overstelpende vreugde?

Jaag er naar, zij is u beloofd door de engel in de velden van Efratha, zij is beloofd door onze Heiland voor Hij heenging, toen Hij zei: “Dit heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap volkomen zij (Joh. 15:11). Volkomen blijdschap      

Wel een zeldzaamheid in deze duistere wereld! Zij is waard er naar te jagen met inzet der gehele persoonlijkheid.

Zij is de rijke vrucht van de vervulling des Geestes.

Kerstfeest – Pinksteren. U mag niet blijven staan, voor gij met Christus deze weg geheel zijt gegaan.

Geve God ons op dit Kerstfeest een rijke Pinksterzegen, opdat Zijn Naam door ons worde verheerlijkt en geprezen.

  1. v. d. B.

 

Ere zij God. (gedicht)

Tot in de hoogste hemelkringen

waar cherubs dragen de eeuw’ge troon,

stijgt ’t loflied, dat wij juub’lend zingen

tot eer van ’s Vaders dierb’ren Zoon.

 

O welk een vreugde, welk een zingen,

o welk een liefde godd’lijk schoon

o Geest, Wiens tongentaal we ontvingen

verklank deez’ vreugd op hemeltoon.

 

O glorie, glorie, lof en eere

aan God, Die zee van smetloos licht;

aan Jezus Christus onze Here

voor ’t offer eens door Hem verricht-,

aan d’Eeuw’gen Geest, die ons wil leren

en door Zijn wijsheid ons verlicht.

  1. v.d. B.

 

Ziet, Hij komt.

Bespreking van de Openbaring van Johannes, (4)

Vorm.

Jezus Christus heeft aan Zijn dienstknecht Johannes de openbaring van hetgeen weldra moet geschieden in symbolisch-visionaire vorm gegeven.

In tegenstelling met bijv. de brieven van Paulus worden hier de waarheden der toekomst niet in betogende, discursieve vorm medegedeeld, doch in grootse beelden en tekenen.

Dit is ongetwijfeld geschied, omdat vele der mede te delen waarheden en gebeurtenissen ver boven de menselijke uitdrukkingsmogelijkheid uitgaan. Reeds Paulus heeft dit onder­vinden: hij zegt hoe hij opgetrokken werd in de derden hemel en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken.

Als God echter opnieuw een van Zijn dienaren onzichtbare dingen doet aanschouwen, geeft Hij hem deze in een symbo­lische inkleding, waardoor ze mededeelbaar worden. Deze inkleding doet de lezer telkens gevoelen, dat de werkelijk­heid verre boven het beeld uitgaat. Zo wordt er gesproken van straten van goud, paarlen poorten, een rivier van water des levens en ieder gelovige gevoelt met blijdschap, dat hem in deze aardse beelden nog de helft der heerlijkheid niet is aangezegd. Zelfs de machtige waarheid dat Christus voor onze zonden is gestorven, maar ook is opgestaan voor onze verheerlijking, wordt ons hier in een enkel beeld weerge­geven: het Lam, dat geslacht is, doch staat voor de troon van God en alleen machtig is de boekrol te openen.

Evenals de gelijkenissen des Heren moet deze vorm, van inkleden ons dwingen tot nadenken en Bijbelstudie. Tevens is ze een verberging voor de onheilige nieuwsgierigheid der ongelovigen, opdat zij lezende niet zouden verstaan en ziende niet opmerken.

Wij moeten ons door de symbolische vorm van dit boek nimmer laten verleiden alles te vergeestelijken en te laten vervluchtigen tot algemene waarheden, die ons in de overige schriften reeds veel klaarder en duidelijker zouden zijn opgetekend. Dit geschiedt als men onderscheiden beelden, zoals bijv. de verzegelden uit Israël, de twee getuigen, de vrouw met de zon bekleed en het Nieuwe Jeruzalem, allen neemt als beeld van dezelfde zaak (in dit geval: de gemeente). Op deze wijze wordt dit geweldige boek een zouteloze en vlakke herhaling van bekende en elders veel duidelijker ge­openbaarde waarheden. Neen, deze beelden dekken een grote, nieuwe realiteit, het is de profetische beschrijving in symbolische vorm van gebeurtenissen, die eens ontzaglijke werkelijkheid zullen worden.

Het symbool is in de hemelse gewesten even reëel als de waarheid, die het voorstelt. Zo is het witte kleed der rechtvaardigen symbool van hun rechtvaardige daden (Openb. 19:08), doch tevens is het blijde hemelse realiteit. Geen rechtvaardige zal ooit ongekleed zijn, evenmin als er klederen zijn om de lichamen der goddelozen te dekken. Zo is het getal 1000, symbool van de heilige volkomenheid van de vrede, die op aarde onder Christus’ regering zal heersen, doch tevens duurt dit tijdperk 1000 jaren.

We vinden in de Openbaring een viervoudige symboliek, ontleend aan de kleuren, aan de dierenwereld, aan de elemen­ten der natuur en aan de opbouw der getallen.

Een symbolisch gebruik van de kleuren vinden we bijv. in de tekening van de vier paarden: wit, rood, zwart en vaal­groen. in de vuurrode kleur der draak, in de grote wit­te troon en de beschrijving van Hem, die op de troon zit en die in het aanzien de diamant en de Sardius gelijk is, in de groene regenboog rondom de troon en in de kleuren der edelgesteenten.

Ook dieren worden symbolisch gebruikt: het paard, de sprinkhaan en de kikvors. Een symbolisch gebruik van de elementen der natuur vinden we in het vuur, dat op de aarde wordt geworpen (Openb. 08:05), in de winden, die niet mogen waaien (Openb. 07:01). Natuurlijk mag ons dit niet verleiden alle natuurverschijnselen, die ons worden beschreven, symbolisch te nemen. Als we lezen van hagel, bliksem en aardbeving, die de aarde teisteren, dan noodzaakt niets ons om dat te vergeestelijken, zoals zij moeten doen, die de ganse kerk­en wereldgeschiedenis in de openbaring willen terugvinden.

Tenslotte is er het symbolisch gebruik der getallen. De getallen 3, 4, 7, 10 en 12 komen meermalen voor. Over de afzonderlijke betekenis van elk dezer getallen hopen we later te spreken. Er zijn 4 levende wezens, 4 paarden, 4 engelen op de hoeken der aarde, 4 engelen bij de Eufraat. De gemeente te Smyrna heeft een verdrukking van 10 dagen, de draak heeft 10 hoornen, evenals het beest uit de zee. Er zijn 2 x 12 ouderlingen, het Heilige Jeruzalem heeft 12 fundamenten 12 poorten enz.

Doch vooral het getal 7 komt telkens voor. Er zijn 7 ge­meenten, 7 sterren of engelen der gemeenten. 7 Geesten Gods. 7 kandelaren. Ja, we kunnen zeggen, dat dit heilig getal de opbouw van de Openbaring beheerst. Moge het bij opper­vlakkige lezing een verwarde indruk maken, bij nauwkeurige bestudering blijkt dit boek het meest harmonisch opgebouw­de Bijbelboek te zijn: na de 7 brieven volgen de zeven zegelen, het zevende zegel omvat de 7 bazuinen; de zevende bazuin de 7 donderslagen en 7 schalen met de laatste plagen.

Het Lam heeft 7 hoornen en 7 ogen; de draak 7 hoofden, evenals het beest uit de zee. De tijd der twee getuigen is 42 maanden, d.i. 7×6 maanden of de helft van 7 jaar.

Bij lofprijzingen worden 7 deugden opgesomd (Openb. 05:12 en Openb. 07:12). Ja. er zijn zelfs uitleggers, die een verdeling in zevenen willen doorvoeren in hoofddelen, onderdelen en strofen. Ongetwijfeld dreigt hier het gevaar van kunst­matigheid en gewrongenheid. Als voorbeeld geven we (Openb. 01:01-08) dus de aanhef van het boek: ten eerste: de inhoud (vers 1), ten tweede: de schrijver (vers 2), ten derde: een zaligspreking; ten vierde: de zegegroet (vers 4 en 5a); ten vijfde: een doxologie (lofprijzing van God) (vers 5b en 6); ten zesde: het thema (vers 7) en ten zevende: een zelfbenoeming des Heren (vers 8).

Zo vinden we 7 zaligsprekingen (Openb. 01:03; Openb. 14:13; Openb. 16:15; Openb. 19:09; Openb. 20:06; Openb. 22:07 en Openb. 22:14).

Het kunstvolle van de opbouw van de Openbaring is niet een geniale gedachte van Johannes, die dit boek zou hebben gecomponeerd, terwijl hij het ook anders had kunnen samenstellen. Neen, er wordt uitdrukkelijk gezegd, dat Johan­nes dit alles zo gezien en gehoord heeft. Het kunstvolle zit niet in Johannes’ artistieke wijze van behandelen, doch in hetgeen hem werd getoond. Gelijk hij anderen waarschuwt: heeft hij ook zelf niet aan dit boek toe- of afgedaan.

We behoeven ons niet te verwonderen over deze wonder­volle harmonie. Deze ligt in het gebeuren zelf. Zou de ganse wereldgeschiedenis, die immers haar oorsprong vindt in de grote Kunstenaar en Bouwmeester, niet straks, als we haar in haar geheel mogen aanschouwen, blijken één machtige compositie te zijn? Dezelfde God, Die de wondere harmonie en regelmaat der getallen en tonen schiep, Die de mole­culen en atomen opbouwde, de zonnestelsels deed wentelen en de kristallen in fascinerende schoonheid tevoorschijn riep, is ook de Ontwerper der geschiedenis.

Reeds de oude kerkvaders geloofden bijv. in een wereld­geschiedenis van 7 x 1000 jaar. Zoals de zevende dag ge­heiligd werd na de zes scheppingsdagen, zo, geloofden zij, zou ook de aarde na 6000 jaren een 1000-jarige Sabbat van rust en vrede ontvangen vóór de eeuwigheid aanbreekt. Vele kerkvaders, hervormers en godgeleerden hebben dit geloofd, hoewel dit natuurlijk nimmer wiskundig valt te bewijzen. Doch geldt dit niet voor vele zaken, die voor ’t gelovig hart vast staan? Thans is de wereld ongeveer 6000 jaren oud: plm. 4000 jaar voor Chr. en 2000 na zijn geboorte. Daar echter niemand nauwkeurig het aanvangspunt kan noemen, is er ook niemand, die kan zeggen wanneer ze voltallig zullen zijn. Moge dus het berekenen van jaar en dag langs deze wijze onmogelijk zijn, toch kan deze gedachte er ons weer bij bepalen, dat het einde aller dingen nabij is en dat weldra de grote wereldsabbat zal aanbreken, wanneer Christus 1000 jaar met de Zijnen zal heersen.

Zoals er een grote majesteitelijke harmonie in de wereld­geschiedenis zal zijn, zo is het ook in de geschiedenis van het einde. In de 7 zegelen, 7 bazuinen en 7 schalen, zal Gods toorn over de zonde der wereld voltrokken worden, dan zal dc huidige bedeling eindigen en zal het tijdperk van 1000- jarige vrede en vreugde aanbreken.   

  1. v.d. B.

(Wordt vervolgd.)