Het zal worden één Kudde en één Herder

Indien we werkelijk leefden in het geloof, dat Jezus Chris­tus spoedig tot ons zal wederkeren, zouden wij dan niet anders handelen ten opzichte van elkander? Als kinderen weten dat Vader thuiskomt van de lange reis dan leggen ze spontaan alle twisten bij. Ze willen voor hem niet weten, dat ze ruzie hadden.

Zouden wij in deze tijd, die ons nog rest niet evenzo doen? Zouden we niet elkander gaan zoeken? O neen, het is niet nodig, dat ieder denkt als de andere, doch wel moeten zij, die waarlijk geloven in de Heiland als hun Verlosser, trachten met alle kracht, die in hen is. te bidden en te werken voor de eenheid der kinderen Gods, opdat wij niet beschaamd behoeven te staan bij de komst van onzen Meester. Zouden zij, die belijden één te zijn in Christus, dit ook niet eens gaan tonen? Hervormden, Gereformeerden, Maranatha mensen, Pinkstergelovigen, broeders uit de Ver­gaderingen, Baptisten, wat zou het heerlijk zijn als we samen eens optrokken om de wereld Christus te prediken’

Indien U sceptisch zegt: “dit is toch ónmogelijk! let er dan eens op hoe steeds weer scheuringen ontstaan. Is het niet menigmaal de persoonlijke gekrenktheid, de sterke een­zijdigheid die het meningsverschil steeds scherper vorm doet aannemen, zodat het tenslotte een onoverkomelijke kloof wordt? En is dit geen zonde? Is niet de Geest in ons be­droefd om dit alles? Is niet in het hart van ieder weder- geborene het verlangen naar eenheid met allen die met ons dezelfde Heiland volgen? Waren niet de discipelen op het ogenblik, dat zij de Heilige Geest ontvangen eendrachtig bijeen?

We zien hoe de wereld op allerlei wijze naar eenheid zoekt, daar zij weet, dat de nood en het gevaar en de be­langen internationaal zijn geworden.

Ook onze belangen zijn internationaal, ja van wereldom­vattende betekenis. We moeten gemeenschappelijk ten kruis­tocht trekken tegen het communisme, het materialisme, de ontkerstening der zeden, de verwildering der jeugd. Hoe kort is wellicht de tijd die ons rest en hoe spoedig komt de nacht waarin we niet meer werken kunnen! Hoe zullen we werken als ieder slechts arbeidt in eigen beperkte ruimte en de wereld ons smaadt om eigen-gekozen verscheurdheid!

En nu zullen we deze eenheid niet bereiken doordat één kerk de andere overvleugelt en in zich tracht op te nemen, Doch wel kan er zijn een hartelijk samenwerken als trouwe dienaars. Deze eendracht moet ieder gelovige biddend zoe­ken met alle kracht die in hem is.

Deze verscheurdheid wordt vooral door de ouderen te weinig als een nood gezien. Te weinig herkennen ze de werking des Geestes in het om ons groeiende zoeken naar samenwerking. Te weinig wordt erkend dat ook hierin de Geest bezig is de bruidsgemeente voor te bereiden.

Zullen de jongeren ons moeten voorgaan?

Als de ouderen zo vastzitten in hun respectievelijke kerken en kringen, dat ze dit verlangen niet verstaan en slechts bang zijn, dat de jeugd verdwalen zal, als ze elkander zoekt, dan zou het wel eens kunnen zijn dat gelijk bij de intocht in Kanaän, die jongeren waarvoor zij bevreesd waren, zich zullen opmaken en als één schare, de komende Bruidegom tegemoet zullen trekken, terwijl ze zelf vóór die tijd weg­vallen.

Want het zal worden: één kudde en één Herder.

En deze eenheid zal niet ontstaan als Christus komt, ze zal er zijn. De bruid zal zich zelve bereiden voor de ont­moeting. Als Christus komt zal de toebereiding van de Heilige Geest voltooid zijn.          

Br.

 

Ter nagedachtenis aan een jong gestorvene.

God schonk haar aan een moederschoot

en legde haar in Vader-armen,

en uit de schaduw van de dood

wies zij in ’t licht van Gods erbarmen:

een tere plant, die stil haar bloemen droeg

van blijdschap om het jonge leven:

een kinderhart, dat enkel vroeg

zich aan een ander hart te mogen geven.

 

En zie, een engel daalde uit de hemel af

en heeft zijn witte mantel om haar heen geslagen

en haar langs dood en rouw en graf

tot aan Gods eigen hart gedragen.

F.K.

 

De regen hield op door: Dr. E. Fuller

(Een gebedsverhoring).

Als ik aan de merkwaardige gebedsverhoringen van mijn leven denk, is het moeilijk de een boven de ander te stellen, want ieder antwoord op het gebed is een bewijs van Gods genade. Eén echter was wel zeer opmerkelijk.

Wij waren in Waterloo, lowa, om voor een vergadering te spreken, die in het circus aanwezig was. Er waren meer dan 10.000 mensen voor deze opwekkingsmeeting verzameld in dit gebouw, dat een gegolfd ijzeren dak had. Het was een natte dag, stormachtig met afwisselend hevige regenbuien. Toen de avonddienst begon, kwam de regen in stromen neer; en veroorzaakte een geweldig lawaai op het dak van het circus.

De Zondagavonduitzending voor de radio zou vanuit dit gebouw plaats hebben.

Het zou spoedig tijd zijn en we beseften, dat, als de regen niet spoedig ophield, de uitzending in de war zou lopen. Een paar minuten voor het uitzenden, geleek het wel of de regen de gehele avond zou voortduren. Vanuit het kamertje van de technicus luisterden wij door de telefoons, het geluid van de regen kwam met een geweldig lawaai door.

Onze enige hoop was een wonderlijk ingrijpen van God. Ik ging naar het platform, met de bedoeling Gods tussenkomst af te smeken, en terwijl ik mij er naar toe begaf, fluisterde Satan mij in het oor: “Veronderstel dat je bidden gaat en de regen eens niét ophoudt? Zij zullen je dan in de gehele stad uitlachen.”

In het bewustzijn, dat God een bedoeling had met deze moeilijkheden, hief ik mijn gevouwen handen omhoog, en onder het kletteren van de regen op het ijzer, bad ik: ”Va­der, in Jezus’ naam, wilt U alstublieft deze regen doen ophouden, opdat deze uitzending tot verheerlijking van Uw naam moge doorgaan?”

Plotseling hield de regen op. en gedurende de hele uit­zending viel er geen druppel. Tien minuten na de uitzending viel de regen weer zo in stromen, dat de mensen het gebouw niet konden verlaten. Het maakte zo’n indruk op ons, die getuigen waren van dit wonder van Gods almacht als ant­woord op het gebed, dat vele zielen die avond tot bekering en overgave kwamen.

Uit: “The Kings Business”

 

Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom

Welcome to “the garden”.

“A place of reverence for meditation and Inspiration. No smoking or loud talking please.” Welkom in de tuin. Een gewijde plaats voor overpeinzing en inspiratie. Verzoek niet te roken of luid te spreken”.)

We vroegen het adres van een niet dure cafetaria en kwamen in “Clifton”,

Een vrouw in een oosters gewaad nodigde ons uit “the Garden” te bezoeken. Door een half duistere gang kwamen we in een grot. Een zware wierookgeur was het eerste wat ik opmerkte. Een oosters weefgetouw, olielampjes zo van de Bijbelse prenten, gekleurde perkamenten boeken, diffuus licht. Een oosterse vrouw vertelde van “the Garden”. Ter­wijl zij met zachte stem de uitleg gaf. speelde veraf slepen­de muziek. We traden de “hof” binnen.

Een schijnwerper bescheen een beeld van Jezus, geknield voor een rots, nagemaakt naar Hofmans schilderij: ”Jezus in Gethsemané”. Het licht veranderde, we zagen in de om­geving bomen, stenen, rotsen.

Zacht zingen klonk in de verte. Een neger staat met ver­heerlijkt gezicht tegen een steen geleund, een vrouw heeft tranen in de ogen.

In een oosterse put met licht in de diepte, werpen de men­sen geldstukjes, ’t Was voor de onkosten van deze vertoning. Ik kan mij niet gelukkig voelen in deze sfeer van kunstmatige stichtelijkheid, zonder werkelijke schoonheid. Ik voel weer de verre afstand die er is tussen de Amerika­nen en mij. ’t Lijkt mij zo kinderlijk naïef. Heel duur en kostbaar speelgoed.

Ik loop de cafetaria binnen. Nog nooit zag ik zo ‘n kakel­bonte, wonderlijke omgeving. Fonteinen, bloemen, massa’s bloemen, palmen, lampen geheel in de vorm van bloemen en palmen, rondom geklater van watervalletjes. Sentimentele orgelmuziek geeft christelijke liederen. Echte vogeltjes tjilpen in vergulde kooien. Tafeltjes staan in grotten of rieten hut­ten. ‘t Is Chinees en Indiaans en oosters, ’t Is een mengeling van kleuren en geluiden, smaakvol bedoeld maar kinderlijk overladen. We lopen langs de buffetten en krijgen een won­derlijke pannenkoek en een overvloed van sla. Aan het eind krijgen we een bonnetje, ’t is geen hoge prijs en ’t aardige is dat op het bonnetje staat, dat als we geen geld hebben om te betalen het ons dan even hartelijk gegund wordt: “Dine free unless delighted”.

De cafetaria is een organisatie op zichzelf. Traktaatjes staan in standaardjes.

Ik ben in Amerika in een weeldestad in ‘t verre Westen. Hier wordt Amerikaans reclame gemaakt voor de Bijbel. Armen mogen hier vrij eten, christelijke barmhartigheid wordt in praktijk gebracht. Mag ik met een makkelijk te vinden kritiek mij afkeren. Of moet ik de Heer danken dat de Amerikaan op z’n Amerikaans het Evangelie gebracht wordt? Is ‘t alles lelijk, smakeloos en overladen? Welnee, daar klinkt zowaar een Arabesk van Debussy en ‘t wordt mooi gespeeld door de juffrouw met haar papieren bloem in haar haar.

Clifton, die deze “Garden” stichtte, is een ex-zendeling, die zeer veel goed gedaan heeft en… een goedkoop, klein ta­bletje met veel voedingswaarde uitvond, dat thans veel naar de hongerlijdende landen wordt gezonden.

Hieronder volgt de vertaling van een der traktaatjes die in “The Garden” in een standaardje op ieder tafeltje stonden. In de grot werd het ten gehore gebracht door een grammofoonplaat. Tevens kon men het meelezen op een groot perkament.

 

De invloed van één enkel leven

Naar het Engels van E. R. Chamberlain.

Miljoenen zijn ondergegaan, vernietigd door de razernij der oorlogsverschrikkingen. Wij overleefden.

Miljoenen werden beroofd van hun huis en haard. Wij behielden een dak en comfort.

Miljoenen lijden honger. Over de ganse aarde is er tegen­over ieder mens die goed gevoed is, drie die hongerig zijn. Wij zijn gevoed, ja behóórlijk gevoed.

Ach de overvloed die God op aarde schonk, had elk mens kunnen garanderen; veilig bestaan -gezondheid -voedsel -kleding -comfort -levensvreugde. In plaats daarvan werd die overvloed misbruikt en aangewend tot vernietiging daarvan -en het resultaat is heden, ziekte, ellende en armoede.

Dit alles als gevolg van het feit, dat de wereld leeft en handelt vanuit één enkele drijfveer: het eigen belang.

Ieder mensenleven wordt in zijn diepste wezen getest of het een zegen is voor anderen of dat het beheerst wordt dooi­de vraag: “ben ik mijn broeders hoeder

Eén leven is er geleefd dat het antwoord is geweest voor allen’

Gemeten met de gewone maten van wereldse grootheid zou het een mislukking moeten heten.

Het omvatte slechts zo luttel aantal jaren in zo’n ver verwijderd klein en onbetekenend land.

Hij werd geboren in een dorpsstal. Geen geboorte kon onaanzienlijker zijn, daarom behoeft niemand wanhopig te zijn, omdat hij van lage afkomst is.

Hij groeide op in een timmermansgezin en bleef tot zijn dertigste jaar het handwerk beoefenen, ondanks Zijn Goddelijke oorsprong en roeping.

Hij had geen vrouw of kinderen en kent de diepste nood van ieder eenzaam hart.

Drie jaar slechts wandelde Hij op aarde, lerende en vor­mende de harten tot de dienst aan waarheid en liefde. Hij was nooit meer dan slechts weinige mijlen van zijn geboorte­plaats.

Hij bekleedde geen aardse rang of betrekking, schreef geen boek, dichtte geen lied, schiep geen kunstwerk, bouwde geen monument.

Zijn geboorteland werd beheerst door veroveraars en vreemde legioenen. Terwijl Hij nog in de bloei van Zijn jeugd was, keerde Zijn eigen volk zich tegen dezen Man, die de vreemde leer bracht, dat het kwade slechts door het goede kan worden overwonnen.

Hij werd botweg afgewezen door Zijn eigen vrienden, door verreweg de meesten die Zijn boodschap hoorden ver­laten en door een met wie Hij bevriend was, voor dertig zilverlingen verraden.

In een duister uur knielde Hij eenzaam neer in de hof van Gethsemané. Het uur van beslissing.

Hij gaf Zichzelf over aan Zijn vijanden, werd gevonnist en veroordeeld temidden van spot, spuw en hoon en werd geslagen aan het hout der schande, tussen twee misdadigers.

Hij stierf, biddend om vergiffenis voor Zijn vervolgers, onderwijl Zijn beulen dobbelden om Zijn enig aards bezit, Zijn mantel.

Hij werd begraven in een geleend graf.

Bijna tweeduizend jaren zijn voorbijgegaan en niemand heeft geregeerd of gewerkt of gediend, die zo het menselijk hart heeft aangeraakt en vertederd. Hij is het ideaal -het voorbeeld -dat de edelste en nederigste van ons heeft gegrepen en getrokken. Door dit Ene leven is de huidige wereld, trots haar tegenstand, toch doortrokken van Zijn invloed. Hij, de Eenzame, is de Vriend geworden van miljoenen. Hij, de Dakloze, vond een woning in miljoenen harten. Zijn evangelie is tot de uiterste hoeken der aarde verspreid en gepredikt. Over de gehele aarde stijgt een stroom van gebeden en lofprijzingen op tot de hemelen en verheerlijkt Zijn Naam, Schilderijen, kerktorens en monumenten verkondigen Zijn invloed. Geleerden, ongeletterden, rijken, bedelaars, regeerders en slaven. … allen worden zij afgemeten naar Zijn leven.

De namen van Farao’s, Caesaren, keizers en vorsten van al de eeuwen zijn gekomen en vergaan en hun paleizen, hun werken en legioenen zijn tot stof geworden en verbleekt in de herinnering der geschiedenis -van al hun glorie bleef niets dan een schim over. Hun trotse armada’s rusten op de bodem der zee.

Maar dit Ene eenzame leven overleefde en overschaduwde in niet te vertolken schoonheid en majesteit alle aardse roem. Dit Ene leven heeft het al overwonnen en zal het al over­winnen. En Zijn Toekomst wacht diegene, die zich door Hem laten grijpen en aangorden tot het nieuwe leven.

 

Oecumenische flitsen

Liefde is goedkoper dan haat.

De kosten van het maken van de eerste twee atoom­bommen was 2.000.000.000 dollar. Dit bedrag zou vol­doende zijn om 10.000 zendelingen gedurende een periode van 100 jaar uit te zenden, ieder tegen 2000 dollar per jaar.

De totale kosten van de krijg was voor Amerika ongeveer 300.000.000.000. dollar. Voor dit bedrag zouden 1.500.000 zendelingen uitgezonden kunnen worden ge­durende 100 jaar, ieder tegen 2000 dollar per jaar.

Waarom wil de mens zijn krachten liever gebrui­ken voor de vernietiging van levens en eigendommen dan om goed te doen? Het antwoord is: omdat hij vervuld is met alle ongerechtigheid, en van nature God en zijn naast haat.

Vruchten van modernisme.

Ds. J. A. Quak te de Helder vertelt in “Kerk­nieuws”, orgaan van de classis Alkmaar enz. het volgende:

Op Zondag 18 Aug. preekte ik des middags in ”t Zandt -aanwezig van de kerkeraad één diaken;

Des avonds in St. Maartensburg -aanwezig van de kerkeraad één diaken. Op Zondag 8 Sept. preek­te ik des middags in Burgerbrug -afwezig de ge­hele kerkeraad, de koster en de organist. Heren kerkenraadsleden, waar de predikanten week in week uit hele reizen moeten ondernemen -en vaak dure reizen -om in uw gemeente te preken -(vaak voor niet meer dan 6 tot 10 mensen) daar mag van u verwacht worden, dat gij het plichtsbesef en de beleefdheid hebt om in de dienst aanwezig te zijn, tenzij gij door uw werk -wat soms voorkomt -verhinderd ben. Het is droef dit verschijnsel in de toch zo hard verlopende vacante gemeenten te moe­ten constateren.”

“Kerknieuws”

Gebroken kracht.

Ds. Buskes schrijft in een artikel in de “De Waag­schaal”:

Op een kring van Rotterdamse Hervormde predi­kanten -allen orthodox, dit ter geruststelling en tegelijkertijd ter verontrusting -geloofde de één niet in de werkelijke hemelvaart, een ander schrapte de geboorte uit de maagd, een derde zat met de vraag naar de lichamelijke opstanding en het lege graf, een vierde bestreed Anselmus -Zondag 5 en 6 van de Heidelberger, de belijdenis van de kerk -op het allerheftigst,

Nog geen godsdienstvrijheid in Peru

In Peru is een nieuwe grondwet gepubliceerd. In een der besluiten wordt gezegd dat het slechts aan de Rooms Katholieke Kerk is toegelaten openbare godsdienstoefeningen te houden. De staat van Peru neemt de R.K. Kerk onder haar bescherming. Aan andere kerken is het verboden om openbare godsdienstoefeningen te houden, of op een of andere wijze het Evangelie bekend te maken onder het volk. Dit regeringsbesluit van Peru heeft grote beroering gewekt in Noord-Amerika, waar verschillende bladen wijzen op de rechten van de mens en de beginselen van godsdienstvrijheid.

“Ik schaam mij het evangelie niet”.

Gedurende een Youth-for-Christ meting in Stock­holm zat Prins Bernadoth op het platform. Hij boog zich voorover en vroeg Billy Graham om zijn Nieuw Testament. Hij opende het en schreef er iets in en voegde er aan toe (Rom. 01:16): “Ik schaam mij het evangelie niet, want het is een kracht Gods tot be­houd, voor eenieder die gelooft.”

(Nieuwsblad van het Noorden).

 

Tien jaar onder de melaatsen door Zuster G. E. Weiss (15)

Sinds onze reis door een gedeelte van de Verenigde Staten staat er, ik hoop ook nog na deze verschrikkelijke oorlog, een grote schare biddende vrienden achter ons werk en ik zal nooit het ogenblik vergeten, dat wij van onze vriend, Rev. Hubbard, in Buffalo, afscheid namen en hij met ons neerknielde in zijn studeerkamer en de Here vurig bad ons werk te zegenen.

Mag ik de brief, van een eenvoudig Amerikaans meisje aan de Secretaresse van het Bethesda Home Society, even doorgeven? Hij bewijst hoe de Here het gebed van onze vriend Hubbard heeft verhoord. Zij schrijft:

“In het jaar 1885 kwam ik voor het eerst naar Cleveland. Een der eerste geldstukken, die ik als salaris ontving, was een gouden munt van $ 2.50. Ik besloot dit goudstuk als een dagelijkse herinnering aan de liefde van God te bewaren tot ik eens genoodzaakt zou zijn te zeggen: “De Here heeft mij verlaten!”

“In mijn leven ging het door veel ellende, angst en zorg en mijn innerlijk leven was gelijk de weg van Egypte door de woestijn naar het land Kanaän tot op Tabors hoogte, tot eindelijk op Golgotha zelf, waar ik zal blijven tot de kruisiging van mijn eigen Ik voltooid is. Toch kon ik ook in de donkerste ogenblikken niet zeggen: ”De Here heeft mij verlaten!” Altijd wanneer ik het goudstuk zag, was het mij of de Here erdoor tot mij zei: “Heb je ooit gebrek geleden?” En met blijdschap mocht ik antwoorden: “Neen, Here, nooit!” Daarom heb ik besloten het geld tot niets anders te gebruiken dan voor de opbouw van Gods rijk op aarde. Mei 1900.

Dit is een nauwkeurig afschrift van wat ik drie jaar ge­leden in betrekking tot het goudstuk schreef, in een tijd, dat de dood mij nabij was. Sedert die tijd heeft de Here Zich aan mij geopenbaard als een altijd tegenwoordig Helper en Vriend. Hij heeft Zijn belofte vervuld: ”Zie, Ik ben altijd met U! “Ik geloof niét, dat ik Zijn Naam beter verheerlijken kan, dan wanneer ik dit goudstuk, dat 18 jaar een onder­pand is geweest van de goedheid des Heren, thans voor het werk onder de melaatsen geef. Ik bid, dat de Here deze gave moge vermenigvuldigen, zoals Hij het deed met de broden en met de vissen.

Juni 1903. Suzette.”

Jezus wacht op ieder van Zijn verloste kinderen, dat zij zich ook geheel ten eigendom geven aan Hem. Die ons is geworden wijsheid van God en rechtvaardigheid en heilig­making en verlossing. Wat zouden mijn arme melaatsen geweest zijn zonder Hem 7           (Wordt vervolgd).

 

Oerwoud-collecte f 7.50

Het Kerkblad van Ambon vertelt van de ervaringen van Ds. Marantika op een bezoekreis naar de Zuidwester eilanden.

In Empelawas, een kampong op Babar, werd er zodanig door de vijand gemoord, dat van de 700 zielen slechts 122 overbleven. Ongeveer 60 gemeenteleden vluchtten de bos­sen in en bleven daar 2 jaar lang rondzwerven zonder dak boven het hoofd, zich verschuilende onder het geboomte, omdat het bouwen van hutjes door de Japanner zou zijn opgemerkt. Ze aten slechts rauwe bladeren en wortels, daar zij niet het konden wagen vuurtjes te stoken om hun eten te koken, uit vrees, dat de rook hun beulen op zou vallen. Een 35-jarige vrouw had over dit armzalige groepje de lei­ding. Zij bemoedigde hen voortdurend en wekte hen op tot standvastigheid, geloof en vertrouwen op hun Verlosser. Elke Zondag verzamelde zij haar vluchtelingen om zich heen, las met hen uit de Bijbel, ging hun voor in het gebed en sprak ze eenvoudig toe. Men dorst niet te zingen om zich niet aan de vijand te verraden. Zelfs werd niet ver­geten om een collecte te houden van hen, die zelf in zo grote nood en armoede verkeerden.

Toen Ds. Marantika deze kampong bezocht, werd hij verwelkomd door een zangkoor, dat onder tranen van de omstanders Psalm 42 zong. Een aangrijpend ogenblik was het, toen de buscollecte van ƒ 7,50 hem werd overhandigd met de woorden: ”Dit is een kleine gave, die we verzameld hebben temidden van ons zware lijden om het Evangelie- werk te steunen.”      “De Open Deur’

 

Hoe zij baden

George White field, de beroemde Engelse evangelist, zei: “O Heer, geef mij zielen, of neem mijn ziel!”

Henry Martyn, een zendeling, riep, terwijl hij neerknielde op de koraalstranden van Indië-; “Laat mij hier uitbranden voor God.”

David Brainerd, zendeling onder de Noord-Amerikaanse Indianen (1718-1747) verklaarde: “Heer, aan U wijd ik mijzelf. O, neem mij aan, en laat mij de Uwe zijn voor eeuwig. Heer, ik verlang niets anders, ik verlang niets meer!” De laatste woorden in zijn dagboek, geschreven zeven dagen voor hij stierf, waren: “O, kom Here Jezus, kom haastiglijk. Amen,’’

Thomas a Kempis (1379-1471) zei: “Geef wat Gij wilt, en zoveel Gij wilt en wanneer Gij wilt. Breng mij wat Gij wilt en handel met mij in alle dingen zoals Gij wilt.”

Dwight L. Moody smeekte: ”Gebruik mij dan, mijn Hei­land, voor welk doel en op welke weg Gij verlangt. Hier is mijn arm hart, een leeg vat, vul het met Uw genade.’

Maarten Luther bad op de nacht, voorafgaande aan zijn gaan naar de Rijksdag van Worms; “O, mijn God. sta mij bij tegen alle wijsheid en verstand van de wereld. O. doe het. Gij moet het doen. Sta bij mij. Gij waarachtige, eeuwige God.’’

John Mc. Kenzie bad, toen hij als een jong, toekomstig zendeling neerknielde aan de oever van de Lossie: “O, Heer, zend mij naar de donkerste plaats op aarde!”

“Praying Hyde”, een zendeling in Indië, pleitte “Vader, geef mij deze zielen, of ik sterf.”

Mrs. Comstock, een zendelinge in Indië, sprak in haar afscheidsgebed, toen zij haar kinderen naar het vaderland zond: “Heer Jezus, ik doe dit voor U.”

 

 

1946.06.29

De Krans der Rechtvaardigheid

…allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. (2 Tim. 04:08b).

Een wolk ontnam aan de discipelen de blik op hun schei­dende Meester.

Vele wolken zijn sinds die dag voorbijgegleden; donkere wolken, die herinnerden aan de dreiging der zondvloed; zwarte onweerswolken, die ons door bliksemflitsen op­schrikten voor de majesteit van God; lichte veder-tere wol­ken, die ’t verlangen opwekten naar de verre hemelse oorden…

Doch de eerste discipelen hebben toch bovenal, als zij opzagen naar die voorbij drijvende grillige vormen, gedacht aan Hem, die tot hen zou komen op de wolken des hemels, zoals Hij van hen was weggegaan.

Voor hen was Jezus geen vaag begrip, geen historisch schier legendarisch figuur, geen louter geloofsartikel. Hij was hun vriend, hun Meester. Zij kenden de kleur van Zijn ogen en de klank van Zijn stem en de vorm van Zijn han­den, waarin ze na Zijn opstanding de littekens hadden gezien, als rode strepen in de blanke huid.

Het was alles zo reëel, en zij hadden Zijn verschijning lief. Dagelijks dachten zij aan Hem als aan een Vriend, die een verre reis onderneemt, doch ieder ogenblik kan terug­keren. Een Vriend, die bezig was een woning voor hen te bereiden om hen dan tot Zich te nemen, zoals Hij beloofd had.

Hoe veel verder is het beeld van Jezus van ons verwijderd, hoe moeilijk is het voor ons Hem voor te stellen als een mens van vlees en bloed.

Jezus heeft het tegen Thomas gezegd. “Zalig zij, die niet zullen gezien hebben en toch geloven’ (Joh. 20:29).

Jezus’ verschijning liefhebben, met verlangen uitzien naar Zijn komst – hoe weinig wordt het onder ons gevonden.

De wereld der zichtbare dingen sleurt onze aandacht mede van het opstaan tot het naar bed gaan. De nieuwsberichten, de radio, de krant, de spanning onder de volkeren, de poli­tiek de stakingen, de distributie, de moeilijkheid om te krijgen wat we nodig hebben aan kleren en schoeisel, de stijgende prijzen, het trekt onafgebroken als een bont jour­naal door het blikveld van ons bewustzijn.

We verlangen naar voorspoed, naar betere kleding, naar rustig leven, naar afwending van een nieuw conflict onder de volkeren.

Verlangen we ook naar Jezus wederkomst?

Ik geloof, dat er in het hart van vele gelovigen meer verlangen is naar een zalig sterven, dan naar de verschijning van Jezus.

’t Sterven is voor velen het einde van alle onrust dezer wereld, het ingaan in de vreugde des hemels waar zij hun geliefden zullen weerzien. Zij kunnen het woord van Paulus zo begrijpen: ”ik wenste wel ontbonden en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste…” Doch verlangen naar Jezus wederkomst ligt buiten hun gedachtekring. Jezus’ verschijning is in hun denken onlos­makelijk verbonden met het apocalyptische visioen van vallende sterren en bloedrode maan, fiolen van toorn, verschroeiing der wereld, hagelstenen van een talent zwaar, één lange lijst van verschrikkingen, die de Openbaring ons opsomt.

En wie zou hier niet voor terugschrikken en huiveren?

Zalig sterven in de Heer is toch veel rustiger.

Doch Paulus dacht zo niet en de eerste christenen even­min. Ze schoven niet deze lange lijst van onheil en rampen tussen hen en Christus’ wederkomst. Zij geloofden in een wederkomst, die deze avond nog kan geschieden of van­nacht… Zij geloofden in een opname tot hun Heiland vóór de oordeelsdag over de wereld, die in Openbaring ons zo fel wordt geschilderd.

Zij kenden Jezus’ woord; Bid de Heer, dat gij moogt waardig gekeurd worden deze dingen te ontvlieden en te staan voor de troon van God.

Voor wie niet gelooft in de opname der gelovigen vóór de nacht van de grote verdrukking, is het wel zeer moeilijk Jezus verschijning lief te hebben.

Jezus’ verschijning liefhebben wijst op een zeer bijzondere en begenadigde zielstoestand.

Het betekent: innerlijk los te zijn van de dingen dezer wereld.

Het betekent: te weten dat men verlost is door het bloed van Christus en vrijmoedig op Zijn beloften durft vertrou­wen.

Het betekent: zich dagelijks te laten reinigen door de werking des Heiligen Geestes, want een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk Hij rein is (1 Joh. 03:03).

Daarom is het liefhebben van Jezus’ verschijning slechts mogelijk als wij kennen de diepe werking van de Heilige Geest en het vertrouwelijk gebed met de Heiland waarin wij meer en meer met Hem verbonden worden en Hem leren liefhebben.

Vervulling des Geestes en het blijde uitzicht op Jezus’ komst gaan altijd samen. Het tweede is een noodzakelijk gevolg van het eerste.

Immers de uitstorting van de Heilige Geest heeft tot doel de gemeente innig met de opgevaren Heiland te ver­binden, inniger zelfs dan de gemeenschap op aarde, die de discipelen kenden, mogelijk maakte. Ze heeft tot doel; de gelovigen hun Meester te leren liefhebben, gelijk de eerste disci­pelen hun Meester liefhadden en hen zo te brengen tot dit zelfde verlangen naar Zijn wederkomst.

In onze tekst is sprake van een krans die Paulus zal ontvangen en die uitgereikt zal worden aan allen, die met hem de verschijning van Christus liefhadden.

O, die duizenden, duizenden lauwen in onze dagen, die de wereldse vermaken zo nodig hebben om het leven als ge­lovige toch niet al te saai te vinden en die groep van kleingelovigen, die nooit uitbreken uit de vrees voor Christus’ komst omdat zij nimmer Zijn grote liefde hebben leren ken­nen en niet durven vertrouwen op Zijn beloften en daarom geen hoop hebben.

en die velen, die zich verliezen in spitsvondige dogmatische kwesties en de liefde tot de medechristen daardoor zien verschrompelen in hun hart…

weet toch dat de kroon slechts zal uitgereikt worden aan hen, die Christus’ verschijning liefhadden.

Bidt om vurig geloof, tegenover uw lauwheid.

Bidt om heilige vrijmoedigheid en sterke hoop tegenover uw klein geloof.

Bidt om brandende liefde tegenover uw toegespitst ratio­nalisme.

Slechts daar waar het hart de warme gloed leerde kennen van de Pinkstervlam wordt de donkere golfslag beluisterd van het verlangen des Geestes; “Kom Here Jezus, ja kom spoedig!”

Laat ons daarom bidden om een machtige werking van Gods Geest in onze harten en in de harten van al onze mede­christenen. Amen.        

Br.

 

Ik geloof in de wederopstanding des vlezes (6)

Op meerdere plaatsen leert in het bijzonder het Nieuwe Testament duidelijk, dat de eerste gebeurtenis op de Dag des Heren zal zijn het komen van Christus op de wolken des Hemels, om Zijn Gemeente, als Zijn Bruid op te nemen om haar te onttrekken aan de verschrikkingen, die de aarde en haar inwoners dan eerst recht zullen treffen. De opstan­ding. die ten laatste allen omvatten zal, zowel recht­vaardigen als onrechtvaardigen, heeft n.l. niet op éénmaal plaats. Na Christus, die op de derde dage verrees, zullen éérst opstaan, die van en in Hem zijn. Dit vinden we in (1 Thess. 04:16b). “Die in Christus gestorven zijn, zullen eerst ópstaan”. Hetzelfde lezen we in (1 Kor. 15:22-23). Allen zullen wel levend gemaakt worden, doch “een iegelijk in zijn orde”, de Eersteling Christus, Daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst.

We lezen voorts van een opstanding “van tussen de doden uit”, terwijl in de Openbaring van Johannes diegenen wor­den zalig geprezen, die deel hebben aan de eerste opstanding.

Het feit en het hoe dezer opstanding wordt wel het duidelijkst beschreven in het reeds meer genoemde 1 Korinthe 15. Over de heerlijkheid en de begeerlijkheid er van spreekt welhaast ieder Bijbelboek, zeer in het bijzonder de Nieuwtestamentische boeken.

1 Petrus. 1 Het hoofdstuk van de Christelijke hoop (zoals Hebreeën 11 dit is van het geloof en 1 Korinthe 13 van de liefde, spreekt van een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen voor ons wordt bewaard. Hetzelfde hoofdstuk leert ons, dat deze hoop ons leven moet beheersen, immers wij zijn wedergeboren, niet allereerst om “in de hemel te komen”, doch tot een levende hoop, waarvan de opstanding van Jezus Christus ons de waarborg is. Vooral het Boek Open­baring, dat zich nagenoeg geheel met de eschatologie of “leer, der laatste dingen” bezig houdt, schildert met de schoonste kleuren het heerlijk lot van de gelovigen in deze eerste opstanding. Zij zijn het die met Christus zullen heersen in het Duizendjarig Rijk en zij zijn het, die eenmaal zullen aanzitten aan de Bruiloft des Lams. Wie dit Duizendjarig Rijk of Millennium niet aanvaarden wil of het poogt te vergeestelijken, scheurt uit Gods Boek de bladzijde, waarop ons de ontknoping der wereldgeschiedenis wordt vermeld en neemt de prikkel van de Christenhoop weg uit de harten…, en blijft met een groot aantal onverklaarbare Bijbelteksten zitten, of vlucht in een steeds doorgaande “vergeeste­lijking”, die ons alle grond onder de voeten wegslaat.

In deze duizend jaren zal de Satan gebonden zijn en de verheerlijkte gelovigen met hun Heer koningen en priesters zijn. Daarna wordt de Satan voor een korte tijd opnieuw ontbonden en zullen nieuwe verschrikkingen over deze aarde gaan. Eerst daarna mogen we de tweede, algemene op­standing verwachten, met het laatste oordeel, waarop de nieuwe aarde en de nieuwe hemel zich zullen vertonen en het Nieuwe Jeruzalem zal nederdalen uit de Hemel der heer­lijkheid.

Dit alles nader uit te werken zou teveel worden voor deze serie artikelen. Slechts nog enkele algemene opmer­kingen. De leer van het Duizendjarig Rijk, of het zogenaamde Chiliasme, hetwelk voornamelijk gegrond is op de laatste hoofdstukken van het Boek der Openbaring, is tot ons ge­komen uit de tijd van het oudste Christendom, doch in de officiële kerkelijke belijdenissen niet opgenomen. Merkwaar­dig in dit opzicht is, dat toen in de derde, vierde, vijfde eeuw na Christus de canon van het Nieuwe Testament zich vormde en ten laatste definitief werd vastgesteld, het heel wat voeten in de aarde heeft gekost eer de “Openbaring” daarin haar plaats vond. Men twijfelde er niet zozeer aan, of dat boek wel van Apostolische oorsprong was, doch, het leerde het Chiliasme, en daarvan had de wordende Katholieke Kerk van die dagen zich al afgekeerd.  

  1. V.

 

Brieven uit Amerika

Strijd

Amerika is nog niet ontdekt door ons. Wat is het moei­lijk de weg te vinden. Daar weet Columbus van mee te praten.

Ik heb een zware dag gehad. Vele bezoeken gebracht en overal was er ontmoediging. De uitdrukkingen: ”I am so glad to meet you”, “I hope to get in touch with you”. zo vriendelijk klinkend, maar een afwijzing bedoelend, hoorde ik zelfs vandaag niet. Men zei nu: “Ik begrijp niet waarom U hier gekomen bent. U had vooruit moeten schrijven, dan hadden we het U afgeraden. Amerika wil niets meer horen over de concentratiekampen

Een hoogstaande, vrome man zei mij: “U hebt U vergist, dit is Gods bedoeling niet geweest, u had thuis moeten blijven”.

“En toch ben ik er zeker van, dat God mij geroepen heeft en mij er uit en door zal helpen,” antwoordde ik.

Een uitgever, bij wie ik gehoopt had mijn boek vertaald te krijgen, zei: De tijd voor oorlogsboeken is voorbij, ik geef het niet uit en U zult hier niemand voor vinden.”

We aten in Nedick. een goedkoop restaurantje waar je staande kunt eten. Ik ben moe en mijn duim zweert onder mijn nagel. Stel je eens voor dat die nagel eraf moet. Waar zal ik het geld vandaan moeten halen en wat zal het een pijn kosten. Als er nu eens helemaal geen inkomsten meer komen, waar moet ik dan van leven en hoe moet ik dan het geld voor de terugreis krijgen? Wat is Amerika akelig groot en verschrikkelijk ver van Holland! Als het eens niet was, dat God mij hierheen heeft geroepen. Stel je eens voor, dat het alleen maar is geweest een toegeven aan een na­tuurlijk verlangen om de wereld door te reizen, wat bij vele gevangenen is voor gekomen.

“Als ik niet wist dat je geroepen was, zou ik het een brutaliteit vinden”, zei iemand mij bij het vertrek uit Neder­land.

Kunnen wij eigenlijk wel onderscheiden of wij Gods stem horen of onze eigen stem? Er zijn zovelen in Nederland, die met mij meeleven. Zal ik die eens moeten zeggen: “’t Was een vergissing”.

“O Heer, maak mij niet te schande. Laat deze reis niet een mislukking worden. Uw eer is ermee gemoeid, want men zal zeggen: ”Zie je wel, een mens kan Gods leiding niet weten, en dat is wel waar. U hebt mij toch altijd geleid en mij beloofd mij tegen te houden vóór ik verkeerde onder­nemingen zou beginnen. Heer, ik waag het met U”.

Ik sla mijn gezangenboekje op en lees:

“Uw liefde en trouw omringen

Mijn wankelende schreên’.

Wat is dat heerlijk, ik ben omringd van Gods liefde en trouw. Wat ben ik toch dom en kleingelovig! Ik moest me schamen.

Zou Hij, Die in het concentratiekamp, me van minuut tot minuut geleid heeft, mij nu alleen laten? Ik moet deze moei­lijkheden meemaken om mijn eigen kleinheid te zien en meer in afhankelijkheid te teven. Wat hebben de mensen mij de laatste tijd in Holland, met woorden en blikken dikwijls ge­zegd, dat ze me toch maar kranig vonden en nu moet ik leren, dat, als je naar Amerika gaat er van je kranigheid niet veel terecht komt, als dat je eeuwige steunpunt zou wezen. Nee, de Heer zal mij uitredden, koninklijk, God­delijk uitredden. Er zullen zegeningen komen. Ik doorblader mijn bijbel en lees hoe Paulus een pech heeft gehad, een tegenwerking en tegenslag, waar mijn moeilijkheden bij ver­geleken, een molshoop zijn. Ik lees hoe hij gegeseld was en als dood op de grond lag en hij stond op en ging verder werken.

Foei, wat ben ik toch kleingelovig. Ik ben benieuwd hoe God mij uitredden zal.

“Je zult mij er eens voor danken”, zegt de Heer. “Be­kommer je niet om Mijn eer, daar zorg Ik zelf voor. Ik ben bij je en zal je nooit loslaten.

Het gedrukte gevoel van binnen waar ik de laatste dagen mee opstond s morgens, valt ineens weg. Wat is ’t heerlijk dat we geen groot geloof nodig hebben, maar ’t geloof in een grote Heiland, zoals Hudson Tailor zegt.

Verblijdend nieuws

Na het plaatsen van bovenstaande brief ontvingen wij het verblijdende bericht, dat een grote opwekking rondom Mej. Corrie ten Boom is begonnen. Het vertrouwen, waarmee zij de reis aanving en dat uit haar brieven spreekt is niet beschaamd. Ze houdt thans meerdere lezingen per dag en honderden komen tot haar om geestelijke hulp. Ook wordt haar boek uitgegeven in Canada en Amerika onder de titel “A prisoner… and yet… ‘ Ze werkt enorm en spreekt voor duizenden. “Er is”, schrijft ze, “een sterke verwachting van Christus’ spoedige wederkomst ‘.

We hopen in het volgend nummer de eerste brief te plaat­sen, waarin zij van deze gebedsverhoring vertelt.

 

Contact per brief

Van een ex-politieke gevangene, die rast en vrede vond in Christus, ontvingen wij de volgende brief, die we in zijn geheel plaatsen omdat hij zo rijk getuigt van de liefde van Christus tot ieder die vermoeid en belast is.

De poorten van het kamp politieke gevangenen sloten zich achter mij, ik was vrij.

Als lid van de Nationale Jeugdstorm was ik een half jaar in arrest geweest. In het kamp liet ik mijn ouders en zuster achter!

Daar stond ik dan, middenin de wereld, zonder familie, zonder tehuis en zonder geld. Mijn hart was gebroken en ik had zoveel verdriet over hen, die ik daar achterliet.

Ik kwam in een betrekking voor de huishouding, waar ik als een verschoppeling behandeld werd. ’s Avonds schreide ik met mijn hoofd diep in mijn kussen, terwijl ik vijf gulden in mijn hand hield, die ik mijn eerste week verdiend had. Niemand begreep mij, niemand troostte mij, niemand die aan mij dacht, ik wilde niet meer leven, waarvoor moest ik nog langer op deze afschuwelijke wereld blijven.

Dan ging ik in een andere betrekking. Ik hoorde al spoe­dig, dat het ontzettend christelijke mensen moesten zijn. In mijn hart verafschuwde ik toen die betrekking al. Christelijk, ik wilde het niet horen, ik wilde niets van God weten, ik wilde niet meedoen aan dat vrome gedoe. Ja, ik belasterde iets, waarvan ik eigenlijk niet eens wist wat het was. Ik wist niets van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, een Bijbel had ik nog nooit gelezen. Thuis bemoeiden ze zich nooit met die dingen en op school was het mij even­eens onthouden. Ik verachtte het en wilde er niets van weten. Totdat ik in mijn nieuwe betrekking kwam. Och, ik verwachtte er niets van, ik dacht er weer mensen te zullen vinden, die mij afsnauwden en als minderwaardig behandel­den. Maar wat had ik mij schromelijk vergist in deze familie, met hun groot geloof. Alles deden ze voor mij, alles offerden ze voor mij op en omringden mij met hun liefde. Ik zag hoe zij alles voor anderen over hadden en hoe zij steeds ver­trouwden op God. Ja, toen ging ik vragen over Christus, ik wilde ook zo gelukkig worden als zij. Toen vertelden zij mij van Christus, de Zoon van God, die voor ons zondaars gestorven is aan het kruis op Golgotha en zoveel voor ons heeft geleden. Ze vertelden van Zijn grote liefde en erbar­men. O, ja, er was ook voor mij genade. Het was zo heer­lijk, die avond, die wonderlijkste en schoonste van heel mijn leven. Het was of ik Jezus voor mij in de kamer zag en Hij Zijn armen uitbreidde om mij met Zijn liefde te omvatten. Ja, ik wilde toen een kind van God zijn en aanvaardde dat grote offer en Zijn genade, die voor ons alles is. Op dat moment ging er een stroom van geluk door mij heen, plot­seling verdwenen zorgen, verdriet en angst. Alles nam Hij in Zijn handen en ik kon rusten. O, ik heb nu zoveel troost en liefde. Voorbij is mijn strijd, voorbij is mijn lijden. Ik kan weer leven, leven want God geeft kracht.

Ik ben zo gelukkig, O Christus mijn Redder ’

A.F.

 

Avondgebed

Wij loven U. o Heer, om onzen broeder de nacht, die Gij ons geschonken hebt, opdat hij ons zou hul­len in zijn milde, donkere mantel en opdat wij een weldadige slaap zouden vinden aan zijn brede borst. Wil onze moede leden ontspannen en de rimpels van on­ze aardse zorgen wegstrijken met Uw koele Hand. Verjong ons in het smetteloos bad van Uw Genade, doe ons het levend water drinken van Uw barmhartig­heid. opdat wij gelouterd en verkwikt de nieuwe dag aanschouwen, die Gij ons schenken wilt en die wij ontvangen mogen uit Uw Hand.

Schenk verlichting. Heer, aan hen die lijden en de slaap niet vinden kunnen.

Druk Uw Lippen op hun gloeiend voorhoofd, opdat zij Uw Aanwezigheid bespeuren.

Troost hen met de zalige nabijheid van Uw Heiligen Geest.

Bewaar hen voor duistere gedachten, voor wanhoop en vertwijfeling.

Maak hen sterk in U. en maak óók ons sterk in U, opdat onze slaap gerust zij. een lafenis voor lichaam en ziel tot Uw Eer.

Amen.

 

Een gevangene en toch… (46) door Corrie ten Boom

Slotakkoorden.

In een mooi huis in een prachtig bos kijk ik rond. Door een raam waaien bloemengeuren naar binnen. Vogels jubelen. Ik sta even bij het raam en staar naar een veld vol kleuren, met vakken zwaar van bloe­men. Vele tinten groen hebben de bomen.

Neen, ik ga geen sprookje vertellen; het is echt waar wat ik beleef.

“Ziet u wel, hoe mooi het houtwerk is?” vraagt de eigenaresse. Ze strijkt met liefde langs de mooie panelen.

Ik denk aan een donkere nacht in het concentratie­ kamp in Ravensbrück. Betsie maakt mij wakker: “ons huis is zo prachtig, het houtwerk is door het hele huis even mooi. Dat moet ook, want de men­sen hebben een omgeving nodig, zo heerlijk, dat ze het grauwe kamp ver­geten.”

Is Betsie profetisch ge­weest?

Hier in dit huis zullen straks mensen genieten, die bevrijd zijn uit de sombere gevangenschap. Wij zul­len samen werken op het veld, in het bos. in de tuin, in het huis. Er zal veel gezongen en muziek ge­maakt worden. Het moet niet alleen een rusthuis worden, maar een herstel­lingsoord. waar Nederland wordt gebouwd, waar een klein stukje van de ont­reddering wordt genezen, waar mensen weer liefde voor het leven en voor de arbeid zullen krijgen. Later zullen ook anderen, die nooit in een gevangenis geweest zijn, hier genezing vinden. Welke? Ik weet het niet. God zal ze ons sturen.

Er zullen moeilijkheden te overwinnen zijn. Er zal geld, veel geld nodig zijn en ons land is arm. Hoe zal ik aan brandstof en goede voeding komen? We moeten gauw be­ginnen en nog is er gebrek aan veel wat nodig is.

Hoe? 

Als ik terug zie, fluister ik: “Verdrukking, benauwdheid, honger, naaktheid, in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, Die ons liefgehad heeft.’’ En dan bid ik: “Heer, ik verwacht veel van U. Neem mijn hand in Uwe handen en geleid mij als Uw kind.

Laten velen in dit huis U vinden.”

Ik denk aan de uitdrukking, die vader wel gebruikte:

“De Heer heeft mij geleid met een heel bijzondere voor­zienigheid,”

Ik zie vooruit en weet: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. In het dal van de scha­duw van de dood was Hij bij mij en als straks de grazige weiden en de zeer stille wateren komen, ook dan zal zijn hand mij geleiden.

In het Kenaupark te Haarlem staat een mooie boom, een wilde kers, geloof ik. Altijd als het lente werd, kwam er zo’n overvloed van bloesems aan, dat de Haarlemmers deze boom “de bruid van Haarlem” noemden. Als je er onder stond, en naar boven keek, was het één weelde van witte bloesems. Vader ging er elk jaar naar kijken. We zagen de bloesems groter en groter worden en stonden er samen onder, arm in arm, als de boom op zijn prachtigst was, en dan ‘iepen we op onze morgenwandeling nog da­gen lang over het tapijt van afgevallen blaadjes,

Nu is de bruid van Haar­lem omgehakt. De gestutte stam was zelfs voor niet- deskundigen klein te krij­gen en de Haarlemmers hadden geen brandstof meer om het schamele eten op te koken. Ze dachten in hun honger en koude niet aan lentepracht en traditie.

Ik loop te zoeken in het Kenaupark. maar zie dat de boom weg is. Ik loop alleen. Vader is er ook niet meer. De bruid van Haar­lem is omgehakt en Haar­lems “Good Old Fellow” is in de gevangenis gestor­ven.

Ik kijk naar boven.

Aprilwolken bedekken de overleden te Scheveningen zon, maar ze zijn zelf be­

schenen met gouden glans en geven een gloed op de aarde, die alles kleur verleent. Wolken kunnen ook licht geven, als de zon ze maar beschijnt.

Einde  (Zomer ’45)

 

De tweede druk van Een gevangene … en toch . . .

is verschenen Prijs f 4.25

Ten dienste van hen, die dit boek willen bestellen, leggen wij een bestelkaart in. Men behoeft op deze kaart slechts een postzegel van cent te plakken en in te vullen naam en adres en hoeveel ex. men wenst. Wij raden aan dit niet uit te stellen, daar ook de 2de druk spoedig zal zijn uitver­kocht.

Wie kan mij helpen aan Evangelisatie- lectuur? Ter gratis verspreiding onder schippers.

Ds. J. Brouwer Veendam (Gr.)