De ware schuilplaats

Wees mij tot een Rotssteen om daarin te wonen, om gedurig lijk daarin te gaan, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burcht.         (Ps. 071:003).

Er is misschien niets waar de moderne mens meer be­hoefte aan heeft dan aan rust en zekerheid. Zijn dit eigenlijk niet twee begrippen, die voor velen onbereikbaar zijn, twee idealen, die ze reeds lang hebben losgelaten?

Rust? Is niet het leven van duizenden van de vroege morgen tot de late avond onrust! Onrust in hun zaken, onrust in hun gezin, onrust in hun vermaak. Zij voelen zich steeds overspannen en hebben de vakantie nodig om weer wat tot rust te komen. De rust van het land lijkt hun iets begeerlijks, doch ze vergeten, dat niet de omgeving de hoofdoorzaak is, doch hun innerlijke toestand en dat ze het in een rustig milieu spoedig niet uit zouden houden. Hun hart is onrustig.

En zekerheid! Wel, wat is er zeker in onze dagen? De toekomst van de wereld is zo, dat geen mens durft te vóór­spellen waar we heen gaan. Zal het oorlog worden of vrede blijven? Zal ons land nog tot welvaart komen, hebben we nog toekomst? Wat zal er van onze kinderen worden?

O, als ze konden, zouden velen weg willen kruipen in een heel stil hoekje, als ze daar slechts vrede en stilte zouden vinden.

De Psalmist was iemand, die de onrust in zijn leven ge­kend heeft. Opgejaagd door zijn vijand heeft hij gezworven van de ene plek naar de andere. Nergens was rust.

Toch …

Toch getuigt hij in deze psalm van de rust, die hij kent. Van een schuilplaats tegen iedere bedreiging, een zekerheid die zijn leven krachtig maakte.

Hij kende de rust in God.

Dit is een grote rijkdom. En daar deze rust nog steeds de enige ware rust is, willen wij spreken over deze goddelijke schuilplaats als de enige toevlucht voor de nerveuze, on­zekere en onevenwichtige mens van onze tijd.

Let er op, dat dit getuigenis persoonlijk is. De psalmist zegt niet: Gij zijt een Steenrots en een Burcht om daarin te wonen, doch: gij zijt mijn Steenrots.

Wat baat het u of anderen rust vonden, of uw vrome vader of moeder hiervan konden spreken? Vele mensen spreken gaarne over hun grootmoeder, die zo heerlijk is heengegaan en zo innig kon bidden en met de Heiland leefde, doch zij kunnen zelf niet getuigen van dit heil. Wat hebben zij daaraan?

Wij moeten persoonlijk deze rust vinden; ieder die dit leest moet “ja” kunnen zeggen op de vraag: ”Is Christus ook uw Toevlucht, is Hij uw Rotssteen in tijden van be­nauwdheid?” Voor velen is de toevlucht hun geld, dat hen door vele moeilijkheden heen helpt. Gebrek behoeven zij niet te lijden, zelfs niet in dagen van distributie. Anderen heb­ben machtige vrienden, weer anderen hebben een filosofische levenshouding gevonden, die hen tot steun is. Alle stormen van het leven breken op hun hoge, menselijke geest en inwendige zekerheid.

En toch.       

Toch kan in het leven plotseling alle zekerheid worden weggeslagen. Huiselijke ellende, smartelijk verdriet ons aan­gedaan, slepende, langdurige ziekte, ze maken soms van de meest verzekerde mens een hulpeloos wrak, een stakker.

Er is Eén die sprak: Kom tot Mij, Ik zal u rust geven. Hoe komt het, dat zo weinig naar deze stem luisteren?

Velen geloven niet in de waarheid van dit woord. Zij kunnen zich niet indenken, dat dit werkelijkheid kan wor­den. Als gelovige christenen er van getuigen is steeds de twijfel in hun hart, is het geen zoete verbeelding?

Waarom gelooft gij niet, dat Christus u rust zal geven? Is Hij niet de Waarheid? Heeft Hij ooit een woord ge­sproken, dat Hij niet waar maakte? Ook in onze tijd?

Hebt gij het ooit met Hem geprobeerd?

Sommigen geloven wel, dat er rust is bij Christus, doch zij begrijpen ook, dat hun onrust zijn diepste oorzaak vindt in de begeerlijkheid en hartstocht. Zij zien het instinctief, dat ze moeten kiezen tussen de rust van Christus en de onrust van hun eigen felle verlangens.

En zij willen niet loslaten.

Er is een vrees, dat hun een diepe teleurstelling wacht, als ze hun leven aan Christus overgeven.

Toch is dit de grootste vergissing, die een mens kan maken. Het dienen van Christus is het leven eerst recht ontdekken. Het is de zekerheid verkrijgen, dat ons bestaan hier en in het volgend leven veilig is in de handen van Eén, die sprak: ”Mij is gegeven alle macht.”

Velen zijn benauwd, dat de blijdschap in Christus, die ze vonden, slechts kort duurt. Dat het afhangt van hun omgang met bepaalde mensen, dat ze. als ze alleen zouden zijn, alles weer kwijt zouden raken. Dat deze rust slechts een oase in de woestijnreis is.

Laat het toch diep tot u doordringen. Het is Christus’ bedoeling niet, dat ge u slechts enkele ogenblikken in Zijn omgang zoudt verlustigen en dan weer aan de onrust en onzekerheid worden overgegeven. Neen, de psalmist weet dat God een rotssteen is om gedurig daar in te gaan. De Hebreeënbrief zegt, dat wij tot de rust zijn ingegaan, gelijk God tot de Zijne (Heb. 04:10-11).

Hij, Die gezegd heeft “Kom tot Mij zegt ook “Blijf in Mij’’. Klem u vast aan Christus. Laat de zonde niet schei­ding maken tussen Hem en uw ziel. Velen verschuilen zich achter hun onmacht om bij Hem te blijven, velen spreken alsof een Christen steeds weer moet zondigen. Doch de Bijbel leert ons uitdrukkelijk, dat de zonde geen macht meer over u heeft, dat dus iedere zonde een zich losrukken is uit de kostelijke gemeenschap met Christus. Dit maakt iedere zonde steeds zwaarder, wij waren immers bevrijd uit de zondemacht.

Doch ook dan, als wij gezondigd hebben, mogen wij niet buiten Hem blijven leven. Hij is getrouw en waarachtig, dat Hij u de zonde vergeven zal. Immers, toen gij Hem niet liefhad, stierf Hij voor u, hoeveel te meer heeft Hij u nu lief, nu ge Zijn eigendom zijt. Geen enkele zonde geeft ons het recht Christus te verlaten.

Gij zijt bevreesd, dat gij te zwak zijt om te volharden? Doch is een schuilplaats niet juist voor zwakken, die zich overgeven aan de Sterke? Voor ontrouwen, die zich over­geven aan Hem, Die getrouw is?

Zo ontvangen wij rust, een rust, die niet in het minst zijn grond vindt in ons, zelfs niet in onze overgave, doch enkel in Hem, die u deze rust wil geven als een voorsmaak van de eeuwige rust, die niet meer verstoord kan worden. En deze rust zal heerlijk zijn.    

Br.

 

De verantwoordelijkheid van Een christen

“Maar Ik verschoonde hen om Mijn Heilige Naam, die het huis Israëls ontheiligde onder de heidenen, waarheen zij gekomen waren. Daarom zeg tot het huis Israëls: Zo zegt de Here Here: Ik doe het niet om uwentwil, gij huis Israëls, maar om Mijn Heilige Naam, die jullie ontheiligd hebt onder de heidenen, waarheen gij gekomen zijt. Want Ik zal Mijn Grote Naam heiligen, die onder de heidenen ontheiligd is, die jullie in het midden van hen ontheiligd hebt; en de heidenen zullen weten dat Ik de Here ben, spreekt de Here Here, als Ik aan U voor hun ogen zal geheiligd zijn.” (Ez. 36:21-23).

Hoe staat het met het tegenwoordige christendom, wat betreft het ontheiligen van Gods Naam onder de heidenen, of ongelovigen? Beseffen wij wel voldoende onze ontzag­lijke verantwoording, niet alleen tegenover God en onze medegelovigen, maar ook tegenover hen, die de Here Jezus nog niet kennen? Schrijver dezes is tientallen jaren van Christus afgehouden door de bedroevende wijze waarop vele christenen hun Heer en Heiland hier op aarde vertegenwoor­digen. Hij was reeds ruim vijftig jaar en in al die tijd had hij slechts ééns een christen ontmoet, waarop hij jaloers was door zijn vrede, blijdschap en vriendelijkheid. Op de vraag hoe hij dat geluk had gekregen, antwoordde hij: ”van Jezus Christus”. Verder deed hij echter geen moeite hem de weg tot Christus te wijzen, ofschoon zij in hetzelfde huis woon­den. Ook in zijn zaak deed hij slechte ervaringen op met velen, die zich christen noemden. Enerzijds verschool hij zichzelf achter deze ervaringen, omdat hij wel begreep dat het ware christen-zijn vele consequenties meebracht, maar anderzijds is het toch een bewijs hoe weinig er in die tijd, door de christenen werd getuigd van hun Heiland. Is het tegenwoordig wel beter? Hoe weinig hoort men in het da­gelijks leven, in zaken, op kantoor of in werkplaatsen, in bussen of treinen, spreken van de liefde van God in Christus Jezus? Hoe weinig ziet men in de wereld b.v. zaken­mensen, ambtenaren, huisvrouwen, of in welke geledingen in de maatschappij ook, een opvallend verschil tussen ge­lovigen en ongelovigen. Vele ongelovigen zijn zelfs veel betrouwbaarder in het beantwoorden van brieven, terug­geven van geleende boeken en ander geleend goed, het hou­den van afspraken, het punctueel betalen van schulden, dan vele gelovigen. Uit de tijd vóór mijn bekering weet ik hoe scherp ongelovigen daarop letten en daardoor van Christus worden afgehouden. En toch is er een grote geestelijke nood bij velen, die nog volkomen vreemd staan tegenover de heerlijke beloften Gods en tegenover het wondere werk dat Christus volbracht heeft, voor ieder die het maar in eenvoudig kinderlijk geloof wil aannemen. Hoe velen weten nog niet dat ieder mens wordt geboren onder de macht van drie ontzettende vijanden: de zonde, satan en de dood? En het ergste is dat dezen ook niet weten, dat Christus ons niet alleen door Zijn kruisdood en bloedstorting met God heeft verzoend, maar dat Hij ook deze vijanden overwonnen heeft, ook voor hen, maar dat zij deze genade Gods eiken dag verwerpen en versmaden en daardoor verloren gaan.

Het is nog juist zoals in de tijd van Hosea: duizenden gaan verloren omdat zij zonder kennis van deze Goddelijke waarheden zijn. Het is de plicht van elk kind van God hiervan door woord en wandel te getuigen op de plaats waar God hem heeft neergezet. En toch, hoe weinigen “stel­len hun gelaat als een keisteen”, zijn getrouw door dik en dun aan Gods geboden, ook als deze zelfverloochening vra­gen. het opgeven van aardse, vergankelijke dingen of z.g. genoegens, of het erkennen en goedmaken van schuld.

Gods Woord en de zondaars zijn nog dezelfde als op de Pinksterdag, maar zij die de “Blijde Boodschap” verkondi­gen zijn, enkelen uitgezonderd, niet meer dezelfde. Petrus was vervuld met de Heilige Geest en daardoor kwamen door zijn rede drieduizend tot geloof. Maar toen de ge­lovigen niet voldeden aan het bevel van de Here Jezus, om het Evangelie overal te verkondigen. (Hand. 01:08) werden zij met geweld uit Jeruzalem verdreven (Hand. 08:01). Laat dit voor ons een ernstige waarschuwing zijn, evenals het lot van de Joden, als straf voor het ontheiligen van Gods Naam onder de heidenen. (Ez. 36:21-23).

  1. v. d. W.

 

Kerstnummer en Liederenblad

Reeds zijn vele bestellingen binnengekomen op ons Kerst­nummer. Wanneer u werkelijk met een mooi blad wilt col­porteren, bestel dan nog vandaag. Ook kunt u nog tekst­bladen bestellen voor uw evangelisatie of Zondagsschool. De prijs is slechts ƒ 3,-per 100. Op de achterzijde vindt u de meest bekende Kerstliederen, op de voorkant het Kerst­evangelie volgens Lucas 2.

 

Het gebed

Misschien is de vruchtbaarste pauze in ons leven die van het gebed! Het gebed heeft meer wordende muziek in zich dan iets wat ik ken en toch zijn er zo weinig mensen, die er gebruik van maken. Gebed is de kracht, waarvan een weldadige invloed terug kan kaatsen op ons.”

Als ik hier spreek van “Gebruikmaking van het gebed”, denk ik niet aan het gebed als rustig nadenken en mediteren, waarvan een weldadige invloed terug kan kaatsen op ons leven. Ik bedoel meer. Ik bedoel, dat in het gebed mijn lagere geest in contact kan komen met de Hogere Geest, die God genaamd wordt, dat ik kan komen tot een weder­zijds begrijpen met Hem, mijn wil kan aanpassen bij Zijn wil, en door dat contact mijn persoonlijkheid op een hoger niveau gebracht wordt, wordt verhelderd, gesterkt, gebruikt. Is dat enkel een terugkaatsen van mijn eigen gedachten? In alle nederigheid antwoord ik: “Dat weet ik beter. De ervaring leert dat zij, die het gebed alleen zien als een reflex-werking, het spoedig opgeven. Want “het is niet mogelijk onze geest voortdurend te projecteren op iets dat niet reageert.”

Bosworth zegt: “Iedere beantwoording van het gebed zouden we kunnen verklaren, wanneer we ‘slechts geloven in de mogelijkheid, dat God een gedachte legt in het hart van een mens.’’ Kan God een gedachte leggen in het hart van een mens? Een gedachte? Zijn eigen leven’ De grondslagen van het gehele leven van een mens kan Hij bevesti­gen door hem deel te geven aan Zijn eigen Leven. Leven vloeit in het leven. Wil in de wil. Liefde in liefde dat is de betekenis van het gebed. Het komt alles, wanneer wij eenmaal afgestemd zijn en het gebed is een afstemming op de Eeuwige God.

Laten we ons toch losmaken van bepaalde voorstellingen aangaande het gebed. Gebed is geen bliksemafleider, die ons vrijwaart voor de bliksem van Gods toorn. Er zijn mensen die dat denken: als ze niet bidden, overkomt hun iets. “We bidden of danken hier helemaal niet in huis en toch is er nog niets gebeurd’, zei een klein meisje en haar stemmetje beefde, toen ze het zei. Nee kindje, er is nog niets gebeurd, behalve dit ene: dat jullie er zelf schade door geleden hebt. En misschien zal er ook nooit iets gebeuren, maar dat is genoeg. Ontaarding is echter zon langzaam proces, dat we het bijna niet opmerken en ons dus ook niet ongerust maken. Onthouding van gebed betekent een langzaam wegrotten, geen plotseling te gronde gaan.

Ook is het gebed geen buigen van Gods wil in de rich­ting van onze wil: het is een brengen van onze wil tot God. Als we onze bootshaak uitsteken en vasthaken in de oever, trekken we dan de oever naar ons toe? Ik zou haast denken dat we onszelf naar de oever toetrekken. Gebed trekt God niet naar ons toe, maar trekt ons naar God. Het brengt onze wil in overeenstemming met Gods wil, zodat Hij door ons dingen doen kan, die anders onmogelijk zou­den zijn. Een Almachtige wil werkt door onze zwakke wil en wij kunnen dingen doen die volkomen buiten proportie zijn met ons normale kunnen. Gebed is dus niet het overwin­nen van een aarzeling Gods, maar een beslag leggen op Zijn hoogste bereidwilligheid. Wie bidt, slaat zijn bootshaak vast in Zijn bereidwilligheid. Als God bepaalde dingen in deze wereld heeft overgelaten aan de wil van de mens, dingen die niet in orde komen, tenzij de mens handelend optreedt, is het dan zo vreemd, als Hij ook dingen overlaat aan het gebed: dingen die nooit in orde komen, tenzij we ze in orde brengen door het gebed?

In een werkelijk gebed vallen onze wil en Zijn wil samen. Dat is wat we bedoelen, wanneer we bidden “in Jezus” naam. Dat betekent, dat wij bidden, zoals Hij gebeden zou hebben. Maar het is een verkrachting van Zijn naam, die te voegen bij een gebed buiten Zijn wil.

Stanley Jones

 

Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom

Weelde.

Ik zit in een Pulmann. Een heel makkelijke fauteuil is m’n zitplaats, ik zit in de laatste wagen en de ronde achterzijde van dit appartement is van glas. Ik heb zo een uitzicht aan alle kanten. M’n stoel is draaibaar. Er is, helaas, een radio, maar nu ja, voor je rust reis je niet. Conducteurs zijn hier gekleed als lakeien. Op mijn stoel ligt een kaartje met beschrijving van alle plaatsen, die we passeren, maar ik hoef het niet te lezen. Een loudspeaker verkondigt van tijd tot tijd waar we passeren en wat er te zien is,

San Francisco vertoont zich voor het laatst voor m’n ogen “in de wolken”. De stad van nevel en schaduwen, maar ook van helder, buitengewoon stralend licht en perspectief. Geen stad, die ik zag, is zo mooi, zo kleurrijk met z’n blauwe baai, lichte huizen en groene heuvels. En toch ben ik blij, dat ik het verlaten mag. Is het, omdat ik mij er eenzaam heb gevoeld en niet die kansen kreeg, die andere plaatsen mij gaven? Of zijn hier inderdaad duistere machten in de geestenwereld, die wij weten en soms aanvoelen, maar niet zien kunnen.

San Francisco, de stad van de schaduwen, maar ook de stad van kleur en wijd uitzicht. Ik zie de jonge enthousiaste gezichten op de Youth-For-Christ meeting, ik hoor er dat vrolijke, blijde zingen.

Ik zie voor mij de kerk in “de basement”, waar een jonge dominee aan het bouwen is. De tekening van een grote Kerk staat op het bord aan de voorkant Nog komen de mensen samen in de lage zaal beneden de grond, maar ik weet, dat geloof hier opbouwt en worstelt tegen het on­geloof van San Francisco in en het zal overwinnen. Ik verwacht, als ik weer eens hier komen mag, de mooie kerk te zien, die aan het worden is.

Maar het mooiste van San Francisco was voor mij een negerjongen, die met blije, donkere ogen, mij aankeek en zei: “I love the Lord Jesus”!

“In deze wagen is Moody gestorven”, vertelt mijn gast­heer en chauffeur.

Ik zie een lange wagon, geschoven op een dood spoor. Er woont een jong, ondernemend dominees echtpaar in. Zij reizen naar plaatsen, waarvan zij weten, dat er behoefte is aan een kerk. Eerst verzamelen zij de mensen in hun wagon en prediken hen het evangelie. Dan bezoeken zij huis aan huis de mensen en wekken op tot het bouwen van een kerk. Is er enthousiasme voor, dan verzamelen zij vrijwilligers en ieder bouwt en timmert onder hun leiding, tot het nood- kerkgebouw staat. Is zo de kerk gebouwd en als gemeente in een voldoend stadium, dan komt een eigen dominee en de wagon wordt ingeschakeld in de trein en reist naar een ander onontgonnen oord. Wat spreekt deze wagen van moed en geloof en een romantisch stukje bouw van Gods Koninkrijk.

In deze wagen sliep eens de grote Moody zijn laatste slaap. “In het harnas gesneuveld.”

“Ik heb de Here Jezus lief.”

 

Der Waarheid gehoorzaam zijn

Paulus heeft in zijn brief aan de Colossenzen (Kol. 02:08) ge­schreven. dat zij zich niet moesten laten verleiden door de een of andere filosofie of door menseninzettingen. Want, zei hij, die richten zich tegen Christus. Paulus heeft niet twee “waarheden” naast elkaar gezet, zijn theologie en de theologische systemen der valse broeders en hij heeft ook nog niet eens zonder meer tegenover elkaar gesteld hun theologie en zijn evangelie, maar hij stelde het zo: mensen­inzettingen tegenover Christus. En zo moest het ook. In Christus woonde al de volheid der Godheid lichamelijk (Kol. 02:09). Jezus Christus was de Waarheid.

Johannes had van Hem geschreven, dat zij, zijn discipelen, Zijn heerlijkheid gezien hadden vol van genade en waar­heid. Ja, Hij was nu als de Waarheid in eigen Persoon lichamelijk verschenen. Hij, van Wie Jeremia profeteerde: De Here God is de Waarheid; dat in tegenstelling tot de afgoden (Jer. 10:10). Alles wat tegenover Hem staat is “leugen”. En daarom kon Paulus zijn Woord der Waarheid, zijn Evangelie (want dat is synoniem, Ef. 01:13, Kol. 01:05) zo scherp stellen tegen allerlei mensenbedenkingen. Het had een vaststaande inhoud, nl. Jezus Christus Zelf, het Woord, in Wie de volheid der Godheid woont.

Paulus heeft niet gemeend, dat ’t Evangelie voor tweeërlei uitleg vatbaar was. Neen, als iemand het anders leerde dan hij, dan sprak hij van een “ander Evangelie ‘, maar hij voegde er dan bij: “Wie zulk een Evangelie verkondigt, al is het ook een engel uit de hemel, die zij vervloekt! (Gal. 01:08). Juist omdat het een ander “Evangelie’ is.

Zeker, men kan verkeerd onderwezen worden en onze Heiland kan ook verkeerd voorgesteld worden, maar dan gaat dat tegen het Evangelie in, dan is het niet zoals het waarheid is in Jezus’ (Ef. 04:20). Het Evangelie laat geen tweeërlei uitleg toe, het heeft een vaststaande inhoud. Daar­om ook mag men er niet mee schipperen of het verdraaien. Want dan gaat men tegen Jezus Christus Zelf in, in Wie al de volheid der Godheid woont! Daarom, als de Schrift spreekt van “gehoorzaamheid der Waarheid” (Gal. 03:01; Gal. 05:07; 1 Petr. 01:22) dan geeft dat maar niet aan instem­ming met en een zich buigen voor een bepaald theologisch systeem, dat mensen uitgedacht hebben, al of niet met in- acht-neming van enige Schriftgegevens. maar dan spreekt dat van gehoorzaamheid aan Jezus Christus Zelf, die zuiver en scherp openbaring van Zijn Vader en van Zichzelf ge­geven heeft in het Evangelie, in het Woord der Waarheid.

Gehoorzaamheid aan de waarheid wordt niet gevonden in het zich buigen voor een theologisch systeem. O, dat systeem kan wel sluiten. Zelfs als een bus’ Zoals die der moderne filosofieën ook sluiten als een bus. Maar het gaat te dezer zake in tegen het Evangelie, tegen het Woord. En dat niet maar alleen op de punten (Heb. 12:25 veel meer; Heb. 10:28-30 hoeveel te zwaar­der; en Rom. 11:22), maar tegen het ganse Woord, tegen Jezus Christus, onzen Here Zelf’

En eenieder, die niet spreekt naar dit Evangelie, naar het Woord, dat vastligt in Christus en in Hem zijn inhoud heeft, die is ongehoorzaam aan Jezus Christus Zelf. Hij zie toe! Hij brengt een ander Evangelie en ieder die dat doet, is vervloekt, schreef Paulus.

En Jezus Christus is de Here.     

  1. C. J.

 

Over het Gebed

1.De tijd van gebed. Begin met God in de morgen, of Hij zal de laatste zijn in uw gedachten ge­durende de gehele dag en het zal een dag van nederlaag zijn. (Mark. 01:35, Ps. 005:003).

2.De grond van het gebed. Gebed moet zijn in Jezus’ Naam en rusten op de basis van Zijn ver­zoenend bloed, Anders bidden wij tevergeefs. Jezus Christus is onze enige pleitgrond. (Ef. 03:12; Joh. 14:06-16; Joh. 14:23).

3.De noodzakelijkheid van het gebed. God te er­kennen in alles is de meest belangrijke zaak. Het is een van Satans misleidingen, werkers uit te putten in wat genoemd wordt: het werk des Heren, omdat zij niet in voortdurend contact leven met de Heilige Geest door middel van het ge­bed. (Ef. 06:18. Rom. 08:26).

4.De ware gebedshouding. Het gaat er niet enkel om dat we bidden, doch het is zo belangrijk hoe we bidden. Het gebed moet komen uit een hart, dat oprecht uitgaat naar God en mensen, in nederigheid, geloof en diepe afhankelijkheid.

(Matt. 06:06-16, Luc. 18:10-15. Ps. 066:018).

5.Geduld in het gebed. Beschouw het als een zegen wanneer God u enige tijd laat wachten voor Hij uw gebed beantwoordt om uw geloof te beproeven.

(Ps. 027:014. Ps. 062:006).

6.Gebedsoefening. Weinig omgang met God zal betekenen weinig gedaan voor God. De binnen­kamer is de belangrijkste oefenschool voor chris­telijke werkers. Alle andere oefening zonder gebed zal blijken zonder kracht te zijn. (Matt. 06:06).

Door uit Indië gerepatrieerde gelovigen is een Christelijke weekkalender uitgegeven voor 1947

Elke week is er een tekst uit Gods Woord vermeld en aan de achterzijde vindt u dankuitingen van gelovige Christenen uit Engeland, Holland, Indië e.a. landen. Het schild is een uitbeelding van Johannes 15: de Wijnstok met vruchtdragende ranken, in tweekleurendruk, met de tekst “Blijf in Mij.”

De prijs is slechts f 1.25 per exemplaar

Bestellingen kunnen opgegeven worden aan het bureau van ons blad.

 

 

1946.06.29

De Krans der Rechtvaardigheid

…allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. (2 Tim. 04:08b).

Een wolk ontnam aan de discipelen de blik op hun schei­dende Meester.

Vele wolken zijn sinds die dag voorbijgegleden; donkere wolken, die herinnerden aan de dreiging der zondvloed; zwarte onweerswolken, die ons door bliksemflitsen op­schrikten voor de majesteit van God; lichte veder-tere wol­ken, die ’t verlangen opwekten naar de verre hemelse oorden…

Doch de eerste discipelen hebben toch bovenal, als zij opzagen naar die voorbij drijvende grillige vormen, gedacht aan Hem, die tot hen zou komen op de wolken des hemels, zoals Hij van hen was weggegaan.

Voor hen was Jezus geen vaag begrip, geen historisch schier legendarisch figuur, geen louter geloofsartikel. Hij was hun vriend, hun Meester. Zij kenden de kleur van Zijn ogen en de klank van Zijn stem en de vorm van Zijn han­den, waarin ze na Zijn opstanding de littekens hadden gezien, als rode strepen in de blanke huid.

Het was alles zo reëel, en zij hadden Zijn verschijning lief. Dagelijks dachten zij aan Hem als aan een Vriend, die een verre reis onderneemt, doch ieder ogenblik kan terug­keren. Een Vriend, die bezig was een woning voor hen te bereiden om hen dan tot Zich te nemen, zoals Hij beloofd had.

Hoe veel verder is het beeld van Jezus van ons verwijderd, hoe moeilijk is het voor ons Hem voor te stellen als een mens van vlees en bloed.

Jezus heeft het tegen Thomas gezegd. “Zalig zij, die niet zullen gezien hebben en toch geloven’ (Joh. 20:29).

Jezus’ verschijning liefhebben, met verlangen uitzien naar Zijn komst – hoe weinig wordt het onder ons gevonden.

De wereld der zichtbare dingen sleurt onze aandacht mede van het opstaan tot het naar bed gaan. De nieuwsberichten, de radio, de krant, de spanning onder de volkeren, de poli­tiek de stakingen, de distributie, de moeilijkheid om te krijgen wat we nodig hebben aan kleren en schoeisel, de stijgende prijzen, het trekt onafgebroken als een bont jour­naal door het blikveld van ons bewustzijn.

We verlangen naar voorspoed, naar betere kleding, naar rustig leven, naar afwending van een nieuw conflict onder de volkeren.

Verlangen we ook naar Jezus wederkomst?

Ik geloof, dat er in het hart van vele gelovigen meer verlangen is naar een zalig sterven, dan naar de verschijning van Jezus.

’t Sterven is voor velen het einde van alle onrust dezer wereld, het ingaan in de vreugde des hemels waar zij hun geliefden zullen weerzien. Zij kunnen het woord van Paulus zo begrijpen: ”ik wenste wel ontbonden en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste…” Doch verlangen naar Jezus wederkomst ligt buiten hun gedachtekring. Jezus’ verschijning is in hun denken onlos­makelijk verbonden met het apocalyptische visioen van vallende sterren en bloedrode maan, fiolen van toorn, verschroeiing der wereld, hagelstenen van een talent zwaar, één lange lijst van verschrikkingen, die de Openbaring ons opsomt.

En wie zou hier niet voor terugschrikken en huiveren?

Zalig sterven in de Heer is toch veel rustiger.

Doch Paulus dacht zo niet en de eerste christenen even­min. Ze schoven niet deze lange lijst van onheil en rampen tussen hen en Christus’ wederkomst. Zij geloofden in een wederkomst, die deze avond nog kan geschieden of van­nacht… Zij geloofden in een opname tot hun Heiland vóór de oordeelsdag over de wereld, die in Openbaring ons zo fel wordt geschilderd.

Zij kenden Jezus’ woord; Bid de Heer, dat gij moogt waardig gekeurd worden deze dingen te ontvlieden en te staan voor de troon van God.

Voor wie niet gelooft in de opname der gelovigen vóór de nacht van de grote verdrukking, is het wel zeer moeilijk Jezus verschijning lief te hebben.

Jezus’ verschijning liefhebben wijst op een zeer bijzondere en begenadigde zielstoestand.

Het betekent: innerlijk los te zijn van de dingen dezer wereld.

Het betekent: te weten dat men verlost is door het bloed van Christus en vrijmoedig op Zijn beloften durft vertrou­wen.

Het betekent: zich dagelijks te laten reinigen door de werking des Heiligen Geestes, want een iegelijk, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk Hij rein is (1 Joh. 03:03).

Daarom is het liefhebben van Jezus’ verschijning slechts mogelijk als wij kennen de diepe werking van de Heilige Geest en het vertrouwelijk gebed met de Heiland waarin wij meer en meer met Hem verbonden worden en Hem leren liefhebben.

Vervulling des Geestes en het blijde uitzicht op Jezus’ komst gaan altijd samen. Het tweede is een noodzakelijk gevolg van het eerste.

Immers de uitstorting van de Heilige Geest heeft tot doel de gemeente innig met de opgevaren Heiland te ver­binden, inniger zelfs dan de gemeenschap op aarde, die de discipelen kenden, mogelijk maakte. Ze heeft tot doel; de gelovigen hun Meester te leren liefhebben, gelijk de eerste disci­pelen hun Meester liefhadden en hen zo te brengen tot dit zelfde verlangen naar Zijn wederkomst.

In onze tekst is sprake van een krans die Paulus zal ontvangen en die uitgereikt zal worden aan allen, die met hem de verschijning van Christus liefhadden.

O, die duizenden, duizenden lauwen in onze dagen, die de wereldse vermaken zo nodig hebben om het leven als ge­lovige toch niet al te saai te vinden en die groep van kleingelovigen, die nooit uitbreken uit de vrees voor Christus’ komst omdat zij nimmer Zijn grote liefde hebben leren ken­nen en niet durven vertrouwen op Zijn beloften en daarom geen hoop hebben.

en die velen, die zich verliezen in spitsvondige dogmatische kwesties en de liefde tot de medechristen daardoor zien verschrompelen in hun hart…

weet toch dat de kroon slechts zal uitgereikt worden aan hen, die Christus’ verschijning liefhadden.

Bidt om vurig geloof, tegenover uw lauwheid.

Bidt om heilige vrijmoedigheid en sterke hoop tegenover uw klein geloof.

Bidt om brandende liefde tegenover uw toegespitst ratio­nalisme.

Slechts daar waar het hart de warme gloed leerde kennen van de Pinkstervlam wordt de donkere golfslag beluisterd van het verlangen des Geestes; “Kom Here Jezus, ja kom spoedig!”

Laat ons daarom bidden om een machtige werking van Gods Geest in onze harten en in de harten van al onze mede­christenen. Amen.        

Br.

 

Ik geloof in de wederopstanding des vlezes (6)

Op meerdere plaatsen leert in het bijzonder het Nieuwe Testament duidelijk, dat de eerste gebeurtenis op de Dag des Heren zal zijn het komen van Christus op de wolken des Hemels, om Zijn Gemeente, als Zijn Bruid op te nemen om haar te onttrekken aan de verschrikkingen, die de aarde en haar inwoners dan eerst recht zullen treffen. De opstan­ding. die ten laatste allen omvatten zal, zowel recht­vaardigen als onrechtvaardigen, heeft n.l. niet op éénmaal plaats. Na Christus, die op de derde dage verrees, zullen éérst opstaan, die van en in Hem zijn. Dit vinden we in (1 Thess. 04:16b). “Die in Christus gestorven zijn, zullen eerst ópstaan”. Hetzelfde lezen we in (1 Kor. 15:22-23). Allen zullen wel levend gemaakt worden, doch “een iegelijk in zijn orde”, de Eersteling Christus, Daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst.

We lezen voorts van een opstanding “van tussen de doden uit”, terwijl in de Openbaring van Johannes diegenen wor­den zalig geprezen, die deel hebben aan de eerste opstanding.

Het feit en het hoe dezer opstanding wordt wel het duidelijkst beschreven in het reeds meer genoemde 1 Korinthe 15. Over de heerlijkheid en de begeerlijkheid er van spreekt welhaast ieder Bijbelboek, zeer in het bijzonder de Nieuwtestamentische boeken.

1 Petrus. 1 Het hoofdstuk van de Christelijke hoop (zoals Hebreeën 11 dit is van het geloof en 1 Korinthe 13 van de liefde, spreekt van een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen voor ons wordt bewaard. Hetzelfde hoofdstuk leert ons, dat deze hoop ons leven moet beheersen, immers wij zijn wedergeboren, niet allereerst om “in de hemel te komen”, doch tot een levende hoop, waarvan de opstanding van Jezus Christus ons de waarborg is. Vooral het Boek Open­baring, dat zich nagenoeg geheel met de eschatologie of “leer, der laatste dingen” bezig houdt, schildert met de schoonste kleuren het heerlijk lot van de gelovigen in deze eerste opstanding. Zij zijn het die met Christus zullen heersen in het Duizendjarig Rijk en zij zijn het, die eenmaal zullen aanzitten aan de Bruiloft des Lams. Wie dit Duizendjarig Rijk of Millennium niet aanvaarden wil of het poogt te vergeestelijken, scheurt uit Gods Boek de bladzijde, waarop ons de ontknoping der wereldgeschiedenis wordt vermeld en neemt de prikkel van de Christenhoop weg uit de harten…, en blijft met een groot aantal onverklaarbare Bijbelteksten zitten, of vlucht in een steeds doorgaande “vergeeste­lijking”, die ons alle grond onder de voeten wegslaat.

In deze duizend jaren zal de Satan gebonden zijn en de verheerlijkte gelovigen met hun Heer koningen en priesters zijn. Daarna wordt de Satan voor een korte tijd opnieuw ontbonden en zullen nieuwe verschrikkingen over deze aarde gaan. Eerst daarna mogen we de tweede, algemene op­standing verwachten, met het laatste oordeel, waarop de nieuwe aarde en de nieuwe hemel zich zullen vertonen en het Nieuwe Jeruzalem zal nederdalen uit de Hemel der heer­lijkheid.

Dit alles nader uit te werken zou teveel worden voor deze serie artikelen. Slechts nog enkele algemene opmer­kingen. De leer van het Duizendjarig Rijk, of het zogenaamde Chiliasme, hetwelk voornamelijk gegrond is op de laatste hoofdstukken van het Boek der Openbaring, is tot ons ge­komen uit de tijd van het oudste Christendom, doch in de officiële kerkelijke belijdenissen niet opgenomen. Merkwaar­dig in dit opzicht is, dat toen in de derde, vierde, vijfde eeuw na Christus de canon van het Nieuwe Testament zich vormde en ten laatste definitief werd vastgesteld, het heel wat voeten in de aarde heeft gekost eer de “Openbaring” daarin haar plaats vond. Men twijfelde er niet zozeer aan, of dat boek wel van Apostolische oorsprong was, doch, het leerde het Chiliasme, en daarvan had de wordende Katholieke Kerk van die dagen zich al afgekeerd.  

  1. V.

 

Brieven uit Amerika

Strijd

Amerika is nog niet ontdekt door ons. Wat is het moei­lijk de weg te vinden. Daar weet Columbus van mee te praten.

Ik heb een zware dag gehad. Vele bezoeken gebracht en overal was er ontmoediging. De uitdrukkingen: ”I am so glad to meet you”, “I hope to get in touch with you”. zo vriendelijk klinkend, maar een afwijzing bedoelend, hoorde ik zelfs vandaag niet. Men zei nu: “Ik begrijp niet waarom U hier gekomen bent. U had vooruit moeten schrijven, dan hadden we het U afgeraden. Amerika wil niets meer horen over de concentratiekampen

Een hoogstaande, vrome man zei mij: “U hebt U vergist, dit is Gods bedoeling niet geweest, u had thuis moeten blijven”.

“En toch ben ik er zeker van, dat God mij geroepen heeft en mij er uit en door zal helpen,” antwoordde ik.

Een uitgever, bij wie ik gehoopt had mijn boek vertaald te krijgen, zei: De tijd voor oorlogsboeken is voorbij, ik geef het niet uit en U zult hier niemand voor vinden.”

We aten in Nedick. een goedkoop restaurantje waar je staande kunt eten. Ik ben moe en mijn duim zweert onder mijn nagel. Stel je eens voor dat die nagel eraf moet. Waar zal ik het geld vandaan moeten halen en wat zal het een pijn kosten. Als er nu eens helemaal geen inkomsten meer komen, waar moet ik dan van leven en hoe moet ik dan het geld voor de terugreis krijgen? Wat is Amerika akelig groot en verschrikkelijk ver van Holland! Als het eens niet was, dat God mij hierheen heeft geroepen. Stel je eens voor, dat het alleen maar is geweest een toegeven aan een na­tuurlijk verlangen om de wereld door te reizen, wat bij vele gevangenen is voor gekomen.

“Als ik niet wist dat je geroepen was, zou ik het een brutaliteit vinden”, zei iemand mij bij het vertrek uit Neder­land.

Kunnen wij eigenlijk wel onderscheiden of wij Gods stem horen of onze eigen stem? Er zijn zovelen in Nederland, die met mij meeleven. Zal ik die eens moeten zeggen: “’t Was een vergissing”.

“O Heer, maak mij niet te schande. Laat deze reis niet een mislukking worden. Uw eer is ermee gemoeid, want men zal zeggen: ”Zie je wel, een mens kan Gods leiding niet weten, en dat is wel waar. U hebt mij toch altijd geleid en mij beloofd mij tegen te houden vóór ik verkeerde onder­nemingen zou beginnen. Heer, ik waag het met U”.

Ik sla mijn gezangenboekje op en lees:

“Uw liefde en trouw omringen

Mijn wankelende schreên’.

Wat is dat heerlijk, ik ben omringd van Gods liefde en trouw. Wat ben ik toch dom en kleingelovig! Ik moest me schamen.

Zou Hij, Die in het concentratiekamp, me van minuut tot minuut geleid heeft, mij nu alleen laten? Ik moet deze moei­lijkheden meemaken om mijn eigen kleinheid te zien en meer in afhankelijkheid te teven. Wat hebben de mensen mij de laatste tijd in Holland, met woorden en blikken dikwijls ge­zegd, dat ze me toch maar kranig vonden en nu moet ik leren, dat, als je naar Amerika gaat er van je kranigheid niet veel terecht komt, als dat je eeuwige steunpunt zou wezen. Nee, de Heer zal mij uitredden, koninklijk, God­delijk uitredden. Er zullen zegeningen komen. Ik doorblader mijn bijbel en lees hoe Paulus een pech heeft gehad, een tegenwerking en tegenslag, waar mijn moeilijkheden bij ver­geleken, een molshoop zijn. Ik lees hoe hij gegeseld was en als dood op de grond lag en hij stond op en ging verder werken.

Foei, wat ben ik toch kleingelovig. Ik ben benieuwd hoe God mij uitredden zal.

“Je zult mij er eens voor danken”, zegt de Heer. “Be­kommer je niet om Mijn eer, daar zorg Ik zelf voor. Ik ben bij je en zal je nooit loslaten.

Het gedrukte gevoel van binnen waar ik de laatste dagen mee opstond s morgens, valt ineens weg. Wat is ’t heerlijk dat we geen groot geloof nodig hebben, maar ’t geloof in een grote Heiland, zoals Hudson Tailor zegt.

Verblijdend nieuws

Na het plaatsen van bovenstaande brief ontvingen wij het verblijdende bericht, dat een grote opwekking rondom Mej. Corrie ten Boom is begonnen. Het vertrouwen, waarmee zij de reis aanving en dat uit haar brieven spreekt is niet beschaamd. Ze houdt thans meerdere lezingen per dag en honderden komen tot haar om geestelijke hulp. Ook wordt haar boek uitgegeven in Canada en Amerika onder de titel “A prisoner… and yet… ‘ Ze werkt enorm en spreekt voor duizenden. “Er is”, schrijft ze, “een sterke verwachting van Christus’ spoedige wederkomst ‘.

We hopen in het volgend nummer de eerste brief te plaat­sen, waarin zij van deze gebedsverhoring vertelt.

 

Contact per brief

Van een ex-politieke gevangene, die rast en vrede vond in Christus, ontvingen wij de volgende brief, die we in zijn geheel plaatsen omdat hij zo rijk getuigt van de liefde van Christus tot ieder die vermoeid en belast is.

De poorten van het kamp politieke gevangenen sloten zich achter mij, ik was vrij.

Als lid van de Nationale Jeugdstorm was ik een half jaar in arrest geweest. In het kamp liet ik mijn ouders en zuster achter!

Daar stond ik dan, middenin de wereld, zonder familie, zonder tehuis en zonder geld. Mijn hart was gebroken en ik had zoveel verdriet over hen, die ik daar achterliet.

Ik kwam in een betrekking voor de huishouding, waar ik als een verschoppeling behandeld werd. ’s Avonds schreide ik met mijn hoofd diep in mijn kussen, terwijl ik vijf gulden in mijn hand hield, die ik mijn eerste week verdiend had. Niemand begreep mij, niemand troostte mij, niemand die aan mij dacht, ik wilde niet meer leven, waarvoor moest ik nog langer op deze afschuwelijke wereld blijven.

Dan ging ik in een andere betrekking. Ik hoorde al spoe­dig, dat het ontzettend christelijke mensen moesten zijn. In mijn hart verafschuwde ik toen die betrekking al. Christelijk, ik wilde het niet horen, ik wilde niets van God weten, ik wilde niet meedoen aan dat vrome gedoe. Ja, ik belasterde iets, waarvan ik eigenlijk niet eens wist wat het was. Ik wist niets van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, een Bijbel had ik nog nooit gelezen. Thuis bemoeiden ze zich nooit met die dingen en op school was het mij even­eens onthouden. Ik verachtte het en wilde er niets van weten. Totdat ik in mijn nieuwe betrekking kwam. Och, ik verwachtte er niets van, ik dacht er weer mensen te zullen vinden, die mij afsnauwden en als minderwaardig behandel­den. Maar wat had ik mij schromelijk vergist in deze familie, met hun groot geloof. Alles deden ze voor mij, alles offerden ze voor mij op en omringden mij met hun liefde. Ik zag hoe zij alles voor anderen over hadden en hoe zij steeds ver­trouwden op God. Ja, toen ging ik vragen over Christus, ik wilde ook zo gelukkig worden als zij. Toen vertelden zij mij van Christus, de Zoon van God, die voor ons zondaars gestorven is aan het kruis op Golgotha en zoveel voor ons heeft geleden. Ze vertelden van Zijn grote liefde en erbar­men. O, ja, er was ook voor mij genade. Het was zo heer­lijk, die avond, die wonderlijkste en schoonste van heel mijn leven. Het was of ik Jezus voor mij in de kamer zag en Hij Zijn armen uitbreidde om mij met Zijn liefde te omvatten. Ja, ik wilde toen een kind van God zijn en aanvaardde dat grote offer en Zijn genade, die voor ons alles is. Op dat moment ging er een stroom van geluk door mij heen, plot­seling verdwenen zorgen, verdriet en angst. Alles nam Hij in Zijn handen en ik kon rusten. O, ik heb nu zoveel troost en liefde. Voorbij is mijn strijd, voorbij is mijn lijden. Ik kan weer leven, leven want God geeft kracht.

Ik ben zo gelukkig, O Christus mijn Redder ’

A.F.

 

Avondgebed

Wij loven U. o Heer, om onzen broeder de nacht, die Gij ons geschonken hebt, opdat hij ons zou hul­len in zijn milde, donkere mantel en opdat wij een weldadige slaap zouden vinden aan zijn brede borst. Wil onze moede leden ontspannen en de rimpels van on­ze aardse zorgen wegstrijken met Uw koele Hand. Verjong ons in het smetteloos bad van Uw Genade, doe ons het levend water drinken van Uw barmhartig­heid. opdat wij gelouterd en verkwikt de nieuwe dag aanschouwen, die Gij ons schenken wilt en die wij ontvangen mogen uit Uw Hand.

Schenk verlichting. Heer, aan hen die lijden en de slaap niet vinden kunnen.

Druk Uw Lippen op hun gloeiend voorhoofd, opdat zij Uw Aanwezigheid bespeuren.

Troost hen met de zalige nabijheid van Uw Heiligen Geest.

Bewaar hen voor duistere gedachten, voor wanhoop en vertwijfeling.

Maak hen sterk in U. en maak óók ons sterk in U, opdat onze slaap gerust zij. een lafenis voor lichaam en ziel tot Uw Eer.

Amen.

 

Een gevangene en toch… (46) door Corrie ten Boom

Slotakkoorden.

In een mooi huis in een prachtig bos kijk ik rond. Door een raam waaien bloemengeuren naar binnen. Vogels jubelen. Ik sta even bij het raam en staar naar een veld vol kleuren, met vakken zwaar van bloe­men. Vele tinten groen hebben de bomen.

Neen, ik ga geen sprookje vertellen; het is echt waar wat ik beleef.

“Ziet u wel, hoe mooi het houtwerk is?” vraagt de eigenaresse. Ze strijkt met liefde langs de mooie panelen.

Ik denk aan een donkere nacht in het concentratie­ kamp in Ravensbrück. Betsie maakt mij wakker: “ons huis is zo prachtig, het houtwerk is door het hele huis even mooi. Dat moet ook, want de men­sen hebben een omgeving nodig, zo heerlijk, dat ze het grauwe kamp ver­geten.”

Is Betsie profetisch ge­weest?

Hier in dit huis zullen straks mensen genieten, die bevrijd zijn uit de sombere gevangenschap. Wij zul­len samen werken op het veld, in het bos. in de tuin, in het huis. Er zal veel gezongen en muziek ge­maakt worden. Het moet niet alleen een rusthuis worden, maar een herstel­lingsoord. waar Nederland wordt gebouwd, waar een klein stukje van de ont­reddering wordt genezen, waar mensen weer liefde voor het leven en voor de arbeid zullen krijgen. Later zullen ook anderen, die nooit in een gevangenis geweest zijn, hier genezing vinden. Welke? Ik weet het niet. God zal ze ons sturen.

Er zullen moeilijkheden te overwinnen zijn. Er zal geld, veel geld nodig zijn en ons land is arm. Hoe zal ik aan brandstof en goede voeding komen? We moeten gauw be­ginnen en nog is er gebrek aan veel wat nodig is.

Hoe? 

Als ik terug zie, fluister ik: “Verdrukking, benauwdheid, honger, naaktheid, in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, Die ons liefgehad heeft.’’ En dan bid ik: “Heer, ik verwacht veel van U. Neem mijn hand in Uwe handen en geleid mij als Uw kind.

Laten velen in dit huis U vinden.”

Ik denk aan de uitdrukking, die vader wel gebruikte:

“De Heer heeft mij geleid met een heel bijzondere voor­zienigheid,”

Ik zie vooruit en weet: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. In het dal van de scha­duw van de dood was Hij bij mij en als straks de grazige weiden en de zeer stille wateren komen, ook dan zal zijn hand mij geleiden.

In het Kenaupark te Haarlem staat een mooie boom, een wilde kers, geloof ik. Altijd als het lente werd, kwam er zo’n overvloed van bloesems aan, dat de Haarlemmers deze boom “de bruid van Haarlem” noemden. Als je er onder stond, en naar boven keek, was het één weelde van witte bloesems. Vader ging er elk jaar naar kijken. We zagen de bloesems groter en groter worden en stonden er samen onder, arm in arm, als de boom op zijn prachtigst was, en dan ‘iepen we op onze morgenwandeling nog da­gen lang over het tapijt van afgevallen blaadjes,

Nu is de bruid van Haar­lem omgehakt. De gestutte stam was zelfs voor niet- deskundigen klein te krij­gen en de Haarlemmers hadden geen brandstof meer om het schamele eten op te koken. Ze dachten in hun honger en koude niet aan lentepracht en traditie.

Ik loop te zoeken in het Kenaupark. maar zie dat de boom weg is. Ik loop alleen. Vader is er ook niet meer. De bruid van Haar­lem is omgehakt en Haar­lems “Good Old Fellow” is in de gevangenis gestor­ven.

Ik kijk naar boven.

Aprilwolken bedekken de overleden te Scheveningen zon, maar ze zijn zelf be­

schenen met gouden glans en geven een gloed op de aarde, die alles kleur verleent. Wolken kunnen ook licht geven, als de zon ze maar beschijnt.

Einde  (Zomer ’45)

 

De tweede druk van Een gevangene … en toch . . .

is verschenen Prijs f 4.25

Ten dienste van hen, die dit boek willen bestellen, leggen wij een bestelkaart in. Men behoeft op deze kaart slechts een postzegel van cent te plakken en in te vullen naam en adres en hoeveel ex. men wenst. Wij raden aan dit niet uit te stellen, daar ook de 2de druk spoedig zal zijn uitver­kocht.

Wie kan mij helpen aan Evangelisatie- lectuur? Ter gratis verspreiding onder schippers.

Ds. J. Brouwer Veendam (Gr.)