Hoe verkrijgen wij de zekerheid des geloofs?

Ten einde het volle Christelijke leven te verwerven, moe­ten wij de volgende prijs willen betalen, n.l. ons radicaal van onze zonden afkeren en deze afgoden de dienst opzeg­gen. Telkens wanneer wij weer, door het geloof in Christus, een zonde nalaten, of liever, onze wil om die zonde te bedrijven hebben overwonnen, dan wordt ons geloof ver­sterkt en meer een zekerheid. Zo kunnen wij gaan van over­winning tot overwinning. Wanneer God ons weer een zonde laat zien, moeten wij echter telkens. weer de volle prijs willen betalen. Het is telkens weer een kiezen tussen de wil van Christus en onze eigen wil en dan komt het er op aan te zeggen: Ik wil niet zondigen, uit liefde voor Hem, die de heerlijkheid bij de Vader heeft verlaten om voor mijn zonden gekruisigd te worden.

Zo wordt een Christen vervuld met de Heilige Geest. Dit is een gebod, wordt vervuld met de Heilige Geest (Ef. 05:18) en als het ons ernst is en wij er om bidden en gehoorzamen, dan zal het ook geschieden. Als een Chris­ten niet vervuld wordt met de Heilige Geest, komt dit door een schijnheilig leven: door lichtzinnigheid of te wei­nig ernst; door ijdelheid of hoogmoed: door het niet be­lijden van alle zonden of door er niet mee te willen breken, doordat hij te veel haakt naar eer of goedkeuring van men­sen. Zo kunnen ook belemmeringen zijn vormvroomheid, onoprechtheid in het gebed en in het verkeer met andere mensen. Hoevelen doen er mede aan omgangsleugentjes. aan mode en opschik en oppervlakkige gesprekken en laten huiselijke plichten, zoals bidden en bijbelonderzoek, na. Al deze dingen bedroeven en blussen de Heilige Geest. Deze is eenvoudig en niet wereldsgezind. Velen verharden hun hart en staan de Heilige Geest tegen en willen in hun hart niet vervuld worden met de Heilige Geest, omdat zij dan een geheel ander leven moeten gaan leiden, zacht­moedig en nederig en zich zelven moeten verloochenen. Het is een schuld voor God en de gemeente, als een Christen niet vervuld is met de Heilige Geest, omdat hij, in plaats van zielen te winnen, deze van Christus terug houdt. Zijn schuld wordt hem dan ook toegerekend naar de zielen, die hij voor Christus had kunnen winnen, als hij wel met de Heilige Geest vervuld was geweest.

Velen houden zich voor goede Christenen, omdat zij het Heilig Avondmaal en de bijeenkomsten bezoeken, maar ze leven jaar in jaar uit heen, zonder vervuld te zijn met de Heilige Geest, ondanks Gods gebod. Het ligt aan hen, als ze de zegen, die God hun belooft, niet hebben en ze zijn het ook verplicht tegenover hun naaste.

Wat zijn de gevolgen van de vervulling met de Heili­ge Geest? Een Christen wordt dan éénzijdig of overspan­nen genoemd, omdat hij het steeds weer, in het geloof, met Christus waagt. Paulus werd door Festus (Hand. 26:24) ook voor waanzinnig uitgemaakt: in wezen was hij van de waarheid doordrongen, dat hij er met zijn ganse ziel voor in stond. Een Christen zal angst hebben voor de zielen van heidenen, zowel als van zijn medegelovigen en vooral voor leraren, wier leven in strijd is met hetgeen ze ver­kondigen, Hij moet zich voorbereiden op veel kritiek, niet alleen van de wereld, maar ook van belijdende Christenen, vooral van vooraanstaanden, die gaarne met de wereld op goede voet leven. Zo verging het Christus ook. Streeft iemand de godzaligheid grondig na, dan komt er vervol­ging. Jezus werd niet door de heidenen, maar door zijn ge­loofsgenoten gekruisigd. Ook zal de boze hem geducht aanvallen en daarvoor gebruikt hij de wereld en onze oude mens. Maar hij zal vrede van en met God hebben en Hij zal altijd voor hem zijn. Zijn vrede zal zijn als een waterstroom als hij rustig doorgaat te gehoorzamen in ge­bed en gemeenschap met zijn Heer en zijn God. Zijn ge­weten zal zijn als een klare waterspiegel en er zullen vruch­ten komen.

Hij zal kunnen bidden voor zijn vijanden en voor hen die hem kritiseren en hij zal er zich, evenals zijn Heiland, niets van aantrekken als hij zelf verkeerd wordt behandeld of beoordeeld. Ergert iemand zich nog over klei­nigheden. die zijn persoon betreffen, dan is hij nog niet vervuld met de Heilige Geest. De Geest Gods zal hem wijsheid geven voor zielzorg en bekering van zondaars. Hij zal rustig blijven onder de grootste verzoekingen en verdrukkingen. Het vogeltje in hem zal blijven zingen, ook al heeft zijn lichaam verdriet en hij zal de dood blijmoedig tegemoet gaan, omdat hij aan deze wereld reeds gestorven is.

Zo iemand zal kunnen zeggen: ik weet, door Gods ge­nade, een kind van God te zijn en gered te zijn voor de eeuwigheid en dat mijn Goddelijke erfenis voor mij gereed ligt.

Wat zijn de gevolgen, als iemand niet vervuld is met de Heilige Geest? Hij zal er dikwijls aan twijfelen of hij een kind van God is, omdat Rom. 08:14 zegt: “Want zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.” Hij ervaart niet in zijn dagelijks leven … dat het evangelie is een kracht Gods tot zaligheid, eenieder die gelooft, eerst de Jood, maar ook de Griek” (Rom. 01:16). Als dat niet zo is, waarop grondt hij dan zijn kindschap Gods? Hij kan geen vast geloof hebben in zijn gebeden en zal daarbij voortdurend heen en weer geslingerd worden, omdat het gebed iets zuiver geestelijks is. Hij zal aanstoot nemen aan hen, die wel met de Heilige Geest vervuld zijn; hij zal met de vleselijke- en naamchristenen op goede voet staan en angst hebben voor de radicale toe­passingen van Gods Woord.

Wil een Christen vervuld worden met de Heilige Geest, dan moet hij er om bidden en gehoorzamen, zonder tegen­streven in het geloof. Dringt de Heilige Geest hem tot ge­bed, dan heeft hij alles te laten staan en deze drang te vol­gen, het telkens weer in het geloof wagen. Vele Christenen zijn in geestelijke dingen even onwetend als Nicodemus. wat de wedergeboorte betrof. Hoe anders waren de Apos­telen vervuld met de Heilige Geest en dat is ook onze roeping.

De wijze waarop Christenen dikwijls over hun zonden spreken, klinkt wel nederig, maar is dikwijls hoogmoedig en een smaad voor de Heer. Omgekeerd kan hetgeen voor mensen hoogmoedig klinkt, de diepste deemoed het innigste geloof betekenen: Gode zij dank, ik weet, dat ik verlost en geheiligd ben. “Indiër dan wij die boos zijn weten onze kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan en die Hem bidden’ (Luc. 11:13). Maar gelijk Hij die u geroepen heeft heilig is, zo wordt ook u zelf heilig in al uw wandel, daarom dat er geschreven is: Wees heilig, want Ik ben heilig (1 Petr. 01:15-16). “Jaagt de vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand de Heer zien zal (Heb. 12:14). “Want dit is de wil van God, uw heiligmaking’ (1 Thess. 04:03).

Het is dus onze plicht om vervuld te zijn met de Heili­ge Geest, omdat wij die belofte hebben, omdat God het gebiedt, omdat het nodig is voor onze wasdom in de genade, omdat het nodig is voor onze naaste en omdat wij anders de Christennaam oneer aandoen. Dan kunnen wij ook onderschrijven, wat staat in (2 Kor. 05:17): “Daarom, indien iemand in Christus is, die is een nieuwe schepping; het oude is voorbij gegaan, zie, het is alles nieuw geworden.” (Gal. 05:16): “Wandel door de Geest en volbreng de begeerlijkheden des vlezes niet.” (Hand. 05:32): “En wij zijn de getuigen van Hem die deze woorden en ook de Heilige Geest, welke God gegeven heeft, aan degenen die Hem gehoorzaam zijn.

Is dit voor u reeds werkelijkheid geworden en zo niet, wilt u dan opnieuw en radicaal beginnen? De Here Jezus vraagt het van u.   

  1. v. d. W.

 

Wie doet me wat?

Mensen als Zacheüs in 1947; ons volk is er vol van. Ze zijn Verborgen, niet tussen de takken van vijgenbomen, maar achter eigengerechtigheid, schijnvroomheid en vormen­dienst.

En Jezus van Nazareth gaat voorbij

Zacheüs had een goed plaatsje ongezocht. In Lucas 19 lezen wij, dat hij Jezus wilde “zien”. Maar hij was klein van gestalte, en daarom klom hij in een wilde vijgenboom. En van tussen de overhangende takken kon hij veilig kijken naar Jezus. Alleen kijken.  

De meeste mensen kijken nooit omhoog, als ze op straat lopen. Ze zien alleen maar wat beneden is. Het was Zacheüs niet te doen, om met Jezus te spreken, hij wilde alleen maar, zien. Misschien verlangde zijn hart wel inner­lijk. oen naar Jezus te gaan, en met Hem te praten over zijn eigen leven. Maar daarvoor schrok hij terug. Wat zouden de mensen zeggen? En wat voor consequenties zou het mee­brengen? Nu was hij veilig. Hij kon “vrijblijvend kijken, en Zacheüs dacht: “Wie doet me wat”?

Ik geloof dat de grote zonde van de hedendaagse Evan­gelieprediking is. dat zij vrijblijvend is. “Vrijblijvend is een geliefd woord in Holland. We willen wel horen, we willen wel zien, maar we willen er zelf niet aan. Van een afstand en verborgen ziet men naar Jezus, naar het Evangelie, en men blijft er dezelfde bij. “Wie doet me wat?”

Ja, verborgen; niet tussen de takken van een wilde vijgenboog, maar wel in eigengerechtigheid, schijnvroomheid en vormendienst. Maar al te gemakkelijk kijken we vanuit ons intellectuele gedachten wereldje naar het Evangelie, naar Jezus Christus, Die voorbijgaat.           

Dan gebeurt er iets. Jezus staat stil en kijkt naar boven. Daar zit Zacheüs, open en bloot voor het oog van Jezus. We lezen in het Evangelie meerdere malen, dat Jezus iemand „aanzag’’. Toen de rijke jongeling bij Hem kwam, “zag” de Here hem “aan”, en beminde hem. Als Jezus iemand aanzag. wist Hij wie Hij voor zich had. Maar ook… als Hij iemand aanzag, gebeurde er iets. We zien Petrus in stukken breken, en huilen als een kind op het ogenblik, dat Jezus hem “aanzag”…

Jezus ziet Zacheüs aan. Het Evangelie is voor Zacheüs nu opeens niet meer “vrijblijvend”, zijn “wie-doet-me-wat- houding” wordt op eenmaal weggedaan. Hij moet eieren voor zijn geld kiezen. Ja of nee, voor of tegen. Zacheüs, haast u en kom naar beneden, want Ik moet heden in uw huis zijn.

Zacheüs heeft niet veel tijd. “Haast u”, zegt Jezus. Jezus van Nazareth gaat voorbij. “Vandaag” wil Ik bij je thuis zijn, “vandaag”.

Het was een eenvoudige man, ergens in Kempenland. In het dorpje, waar hij woonde had men nog nooit gehoord van de Bijbel. Wel van vagevuur, van Maria, en van dure missen.

Toen kwamen de “Evangelisten”, In een keukentje van een eenvoudige arbeiderswoning werd de Bijbel geopend. Elke week vertelde daar de Evangelist bij het roodbrandende kacheltje van Gods Liefde, dat Hij Zijn Zoon zond, om een verloren zondaar te redden.       

Deze man kwam ook altijd. Hij had altijd “vrijblijvend” geluisterd. Hij vond het wel “plezant” om te horen, maar zat veilig verborgen in de schuilplaats van zijn eigen zelf­genoegzaamheid.

De dag kwam, dat er iets “gebeurde” in zijn leven.

Het was vijf uur in de morgen. Hij zat op zijn fiets en reed naar zijn werk. Plotseling zag hij een licht voor zich op de weg. Het was donker geweest, overal, en hij wist niet waar dat licht vandaan kwam. Toen zei een stem tegen hem: “Wie wil je dienen. Mij, óf de wereld?”

Toen hij het me later vertelde, voegde hij erbij, “En ik liet mijn kans niet voorbij gaan, ik zei: Heer. U wil ik dienen en niets en niemand anders.’

Van die dag af was hij een strijder voor Jezus, een on­verschrokken getuige van de liefde van zijn Heiland.

“Zacheüs, haast u!”

Elk mens krijgt zijn kansen, en Jezus spreekt tot iedereen die op Zacheüs lijkt: Haast u en kom af.

Waar gij u ook verbergt, welke schuilplaats u ook hebt. Jezus ziet u zoals u bent en zegt: “Haast u en kom af”.

Zacheüs had geen tijd om eerst een goed mens te worden. Jezus zei niet: “Zacheüs ga naar huis, tracht je fouten in orde te maken, en dan zal ik de volgende week eens bij je komen kijken”. Nee: vandaag.

Mijn lezer, weet u of u de volgende dag nog meemaakt? Aan elk leven komt een eind, vroeg of laat. Het is voor u dat Jezus zegt: Haast u.

Zacheüs deed de goede beslissing. En er gebeurde iets in zijn leven. Gelukkig die mensen, die in hun leven zulk een gebeurtenis hebben. Het is niet genoeg, een Christelijke op­voeding te hebben, van het Evangelie af te weten, ja, mis­schien Jezus zelf ‘gezien’ te hebben. U moet de beslissing nemen, Jezus binnenlaten. U moet Hem aanvaarden als de verlosser en vergever van zonden, als de Heer over Uw leven. Dan is het leven een feest. Dan kan van u gezegd worden: Heden is deze huize zaligheid geschied.

  1. v. W.

 

Uitnodiging (gedicht) door P. Huet

“Deze ontvangt de zondaars” (Luc. 15:02)

Komt allen, bedrukten, gebrook’nen van hart

Komt zielen, gepijnigd, gefolterd door smart.

Komt ziet op uw Heiland. Daar staat Hij gereed.

Met liefde in Zijn hart en met bloed aan Zijn kleed.

 

Komt, snode overtreders, met misdaan bedekt.

Met harten en handen door gruuw’len bevlekt:

Bedriegers, bedroog nen, komt allen tesaam:

Uw Heiland roept zondaars en dat is uw naam.

 

Komt mannen, met lippen van last’ring vervuld:

Komt vrouwen, in tooisel van ontucht gehuld;

Komt slaven van wellust, van drank en van spel…

Tot Jezus, die zondaars behoudt van de hel.

 

Komt zondaars, van ’t juk van de satan vermoeid.

Gij prooi van de boze, in zijn keet’nen geboeid:

Hoe vrees’lijk de macht van dien sterke ook zij,

De Heer, die u nodigt, is sterker dan hij.

 

Ja komt, schoon der duiv’len een legio-tal

U rust loos pijnigt en spot met uw val;

O, toeft niet, maar nadert en vreest slechts voor dit:

Dien Heiland te missen, die thans nog u bidt.

 

Ja, komt met uw schulden, zo talrijk en groot.

Al ware daar niemand op aarde zo snood:

In ’t hart van uw Heer is genade genoeg:

Geen zonde zo zwaar, die Zijn kruishout niet droeg

 

Al hebben uw handen geplunderd, geroofd;

Al droegt gij het teken van Kaïn op ‘t hoofd

Het bloed van die Abel, hoe schuldig g’ ook zijt.

Het roept niet om wraak, maar verzoent en bevrijdt:

 

Brief Paul Klaver

Van onze jonge vriend Paul Klaver die naar een Bijbelschool in Engeland vertrok, ontvingen we de volgende brief, die we gaarne plaatsen.

Ik heb hier nu reeds 3 maanden mogen doorbrengen. Het was natuurlijk in het begin lang niet gemakkelijk om de Bijbelstudie in het Engels te volgen, maar het was wonderlijk, hoe de Heilige Geest ons hierin te hulp kwam. De eerste indruk van Engeland was, zoals geloof ik het wel hij ieder­een zal wezen, die van Holland komt, het gemis van helder­heid. De gebouwen zijn somber, verveloos en als ze geverfd zijn, dan zijn het donkere kleuren. In het begin was het erg vreemd, om al het verkeer links te zien rijden. Toen ik in Harwich op de trein stapte, en een poosje gereden had. schrok ik geweldig. Wat was het geval? Een trein passeerde ons rechts, in plaats van links.

De sfeer op de Bijbelschool (Training Institute) noemen ze het hier) is zeer prettig. We zijn hier met 10 studenten te­zamen. waaronder 4 Hollanders. Ongeveer 6 uur per dag hebben we onze studies, die afgewisseld worden met huis aan huisbezoek, of muziekoefening, of openluchtwerk. ’s Avonds hebben we de gemeentesamenkomsten. Alleen Woensdag­middag hebben we onze vrije middag. Zaterdagmorgen is het “grote schoonmaak”. Alles wordt dan ondersteboven gekeerd en schoongemaakt. Het is dan een geschrob, ge­klop, gepoets en gezang, alles door elkaar. Maar om 12 uur glimt de hele school als een spiegel’. Zaterdagmiddag gaan we uit met Evangeliebladen en ‘s avonds met dezelfde bla­den in de kroegen, café ‘s enz. We hebben soms goede ge­sprekken, andere keren minder goed. De ene maal wordt de deur voor je neus dichtgegooid, terwijl je de andere keer binnengehaald wordt, en je kans hebt om te getuigen van de reddende liefde van God.

U zult u zich misschien wel af vragen, of we nog ‘praktijk’ hebben. Natuurlijk hebben we al reeds enige praktijk met openluchtwerk. Maar er is nog meer. Zo af en toe krijgt één student een weekend in een andere gemeente. Hij moet dan daar in alle diensten spreken enz. Dat zijn natuurlijk de gelegenheden, waar we naar uitzien. Dan kunnen we uitdragen, wat we in deze maanden ontvangen hebben. Twee weken voor Kerstmis waren we allemaal een week in een andere gemeente, om daar de voorganger te vervangen, die aan een “vernieuwings-cursus” in de school deelnam. Dat was natuurlijk een gezegende week voor ons. In al de diensten moesten we met het Woord dienen, en we moch­ten Gods tegenwoordigheid gevoelen in de samenkomsten.

Na deze week hadden we onze Kerstexamens Dat was natuurlijk een week van hard werken, maar God heeft ons allen wonderbare kracht en wijsheid geschonken. Al de studenten kwamen met schitterende cijfers voor de dag Toen brak onze vakantie aan. De school werd gesloten voor 2 weken en al de studenten gingen verschillende rich­tingen uit.

Voor mij werd een weg geopend om in Schotland te komen, om daar een week met het Woord te dienen in de gemeente te Gaisley. Het was werkelijk Gods wil, dat ik daar moest zijn, want ik mocht door Gods genade een jongeman Zijn die gaat langs gezegende wegen. Mijn gebed is, dat ik zo velen tot God mag brengen en een zegen voor hen mag worden. En, om werkelijk een zegen te zijn, wil ik al de lezers vragen, gelijk Paulus het deed in de eerste Thessalonicenzenbrief (1 Thess. 05:25); “Broeders, bidt voor ons!” In het gebed ligt het geheim voor de zegen van God. Moge God u allen rijkelijk zegenen.

 

Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom

Na zeven maanden zwerven door Canada en Amerika, sta ik op het punt weer naar Holland te vertrekken met de Queen Elizabeth op 14 Dec. D.V. Het is precies het tegenover­gestelde: in een concentratiekamp 10 maanden tussen prikkel­draad te zijn en nu 10 maanden zo over dit heerlijke land te reizen. Iedereen is even vriendelijk voor mij en ik zag veel van de schoonheid van dit land en dit volk. Ik bezocht 22 staten en sprak 210 maal. Ik kwam in vele verschillende kerken en ook andere kringen. Ik heb veel van dit land gezien. Dit kan ik wel zeggen: Het is heel anders dan ik mij voorgesteld heb. Inderdaad zijn er velen hier die als middelpunt van hun leven de dollar, het geld, zien, waar alles om draait, maar velen, zeer velen hebben hun knieën niet voor Baal gebogen en ik kwam in aanraking met velen die oprecht biddende christenen zijn. Daarom heb ik hoop voor dit land, dat een zware roeping heeft in de heden­daagse zieke wereld. Ik vertelde eens dat wij in Nederland bewust of onbewust dikwijls het idee hebben dat wij het middelpunt van de wereld zijn, men antwoordde mij: Neder­land denkt het, wij weten dat wij het zijn.

Zal dit land zijn roeping kunnen vervullen?’ Ik heb ver­trouwen in biddend Canada en Amerika, dat misschien, ja zeker, een minderheid vormt, maar krachtig is doordat zij hun vertrouwen stellen op de overwinning van Jezus Chris­tus, die zeker is.

Het werk van Youth for Christ dat hier duizenden zo niet miljoenen mensen het Evangelie brengt, heeft nu ook Nederland bereikt en er wordt hier overal gebeden dat God door deze beweging de geestelijke opwekking zal brengen waar vermoeid en gewond Nederland zo’n behoefte aan heeft.

Wat ik hier van de mildheid van Canada en Amerika zag was dikwijls ontroerend. Heus, ’t is niet zo makkelijk om pakjes te sturen naar Europa, Huisvrouwen hier hebben bijna nooit hulp. Ik heb ze dikwijls meegemaakt als ze na het pakken en verzenden van de pakjes, vermoeid en zuchtend op een stoel neervielen en zeiden; Hè gelukkig, ‘t was niet 2 cm te lang of te breed, dat is weg, en dan altijd volgde: “Ik ben zo blij dat ik een heel klein beetje heb mogen doen om de grote nood te lenigen.

’t Was voor mij zo’n prettige sensatie de Canadese uni­formen weer te zien hier en ’t bracht me in herinnering de blijde ontroering toen ze ons land kwamen bevrijden. Ik hoop spoedig in Nederland lezingen te kunnen houden over mijn ervaringen hier. Het zal anders zijn dan mijn verhalen over het concentratiekamp, maar het voornaamste zal weer zijn, dat ik kan vertellen over de vriendelijke leiding en hulp van de Heer Jezus, die een Vriend is in donkere en lichte tijden en het antwoord is voor alle problemen groot en klein in de harten van de mensen en de naties der wereld. Jezus is Overwinnaar.

Dagelijks brood.

Zondag

Het is toch niet, zoals men van ons lastert en sommigen ons laten zeggen: Laten we het kwade doen, opdat het goede er uit voort kan komen. Het vonnis over dezen is wel­verdiend. (Rom. 03:08).

Welk een boze wil blijkt uit deze redenering. Ze heeft slechts één doel: het kwade vrij te kunnen doen. Steeds weer tracht de mens een camouflage te vinden om ongestoord te kunnen zondigen.

Een der ergste dingen was, dat men Paulus van deze redenering beschuldigde. Het is niet voor het eerst, dat Gods kinderen beschuldigd worden van leerstellingen die zij zelf ten diepste verfoeien. Laster is een der sterkste wapenen van de Satan. Ook thans nog tracht hij meermalen Gods werk op deze wijze in diskrediet te brengen.

Naast ons geloof in de rijke schuld vergevende genade Gods moet ook deze dag in ons een kinderlijke vrees zijn om Hem door onze daden te bedroeven. Naarmate wij meer genade ontvangen, moeten wij onze Heiland meer liefhebben en de zonde haten en vlieden. Lezen: (Ef. 04:17-32).

 

Maandag 17 Februari,

Niemand is rechtvaardig, ook niet één. (Rom. 03:10).

Tegenover alle humanistische redenering, dat de mens slechts onvolmaakt zou zijn, staat de scherpe beoordeling uit de verzen 10-18. Niemand is rechtvaardig. Niemand kan rustig sterven vertrouwende op zijn goede gezindheid. Zij, die het eigen hart hebben leren kennen, zijn evenals de psalmisten en profeten geschrokken van deze duistere af­grond. Als een open graf bedreigt de ene mens de andere, op arglistige wijze bedriegt hij zijn naaste, ja hij is zelfs bereid om in eigen belang het bloed van de ander te ver­gieten.

Dat we dit in het dagelijks leven niet altijd bemerken, vindt zijn oorzaak in het belang dat we zelf hebben in een vredige omgang met anderen. Doch zo spoedig een ander ons in de handel, in ons geluk of in onze expansiezucht in de weg staat, zien we de bestialiteit en wreedheid van de mens door het dunne laagje van humanisme heen breken.

Alleen de diepe omzetting van het hart door de wederge­boorte geeft ons de liefde Gods. Willen wij deze dag leven in de gemeenschap met Hem, die ons vervult met de liefde Gods? Lezen: (Jes. 64:06-12).

 

Dinsdag 18 Februari.

Want wet doet zonde kennen. (Rom. 03:20).

De bedoeling van de wet wordt ons hier duidelijk. De wet is heilig en rein en gaat als een rechte lijn door ons leven. Ze wijst op de zonden in ons leven. Ze opent de vreselijke wonde van onze melaatsheid onbarmhartig. Nooit kan ze geneesmiddel zijn. Slechts wanneer we haar konden houden in alle delen, zou ze ons een toegang tot het eeuwige leven zijn. Doch nu zijn we van jongs of veroordeeld en doemwaardig.

God gaf aan de Joden de wet, niet om zich rijk te voelen en verheven boven anderen, doch juist opdat ze nederig en schuldbewust God zouden zoeken en anderen zouden dienen met het hun toevertrouwde woord.

Kennis der zonde brengt geen rechtvaardiging. Die vinden we alleen in de geloofsgemeenschap met Christus. Lezen: (Heb. 07:18-25).

 

Woensdag 19 Februari

Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods ge­openbaard geworden.  (Rom. 03:21).

Als een blijde bazuinstoot luidt dit vers een nieuw gedeelte in de Romeinenbrief in. In de wet kon Gods gerechtigheid slecht negatief, tot veroordeling van de mens openbaar wor­den. Doch in het sterven van Jezus Christus wordt ze op een geheel andere wijze openbaar, nu tot heil van de mens.

De wet eiste, de genade in Jezus Christus geeft.

De gerechtigheid door Mozes geopenbaard brengt de dood, de gerechtigheid, die Christus deed sterven op Golgotha, doet leven.

De gerechtigheid Gods, die door de wet ons moest ver­doemen. is dezelfde gerechtigheid die het God mogelijk maakt ons in Christus het eeuwige leven en de onverderfelijkheid te schenken. Deze gerechtigheid is geopenbaard, net zoals de koperen slang openbaar was, opdat allen die haar zouden zien, door haar zouden leven. Lezen: Psalm 130.

 

Donderdag 20 Februari:

Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods geopenbaard geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, (Rom. 03:21).

Hoewel deze gerechtigheid buiten de wet om geopenbaard is, is ze niet strijdig met de wet. Immers reeds de wet met zijn offers en reiniging door het bloed wees heen naar deze nieuwe openbaring. Het sprak in symbolische taal van het offer van Christus, als een zoenmiddel der zonde door het geloof in Zijn bloed (vers 25).

De wet zelf kan echter niet anders dan beschuldigen. Toch is ze ook de uiting van de liefde Gods. Zoals de chirurg eerst de zweer aan de patiënt aanwijst opdat deze, opge­schrikt uit zijn valse rust, zich zal laten genezen zo moet de wet ons aan onszelf ontdekken, opdat we de toevlucht zouden nemen tot Christus. De wet is dan ook een tucht­meester tot Christus genoemd. Laat ons. overtuigd van eigen onmacht, de blik richten op Hem die voor ons aan Gods gerechtigheid heeft voldaan. Lezen: Gal. 03:19-29.

 

Vrijdag 21 Februari:

Gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen. die geloven. (Rom. 03:22).

‘t Geloof is geen werk, geen verdienste. Toch kan zij ons schenken wat al onze voornemens en inspanning niet be­reikten: ze schenkt ons de absolute gerechtigheid, die in het oordeel Gods kan bestaan Menselijke deugd en braafheid is onvoldoende en verdwijnt ah sneeuw in de zon van Gods heiligheid.

Hoe is het mogelijk dat geloof deze gerechtigheid ons schenkt? Wel het geloof maakt ons één met Christus We zijn Zijn vlees en bloed deelachtig. Deze diepe mystieke eenheid, doet ons ook deel hebben aan Zijn rechtvaardigheid.

Welk een vrijmoedigheid en blijdschap kan er heden in uw leven zijn, als u door het geloof weet dat al Uw zonden bedekt zijn. U bent dan een zoon van God en in Zijn oog of u nooit zonde gekend of gedaan had

Lezen: (Gal. 04:01-07)

 

Zaterdag 22 Februari:

Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. (Rom. 03:23-24).

Zoals God onze zonden heeft gezien, zo ziet Hij ook ons geloof. Door dit geloof dat Hij in ons werkte, geeft Hij ons deel aan Christus gerechtigheid.

Wij konden tot de heerlijkheid Gods niet naderen. Wij moesten evenals Israël van verre blijven staan. Doch het bloed van Christus maakt ons zo onberispelijk, dat wij met vrijmoedigheid tot deze heerlijkheid Gods mogen naderen. Wie dit gelovig doet zal de heerlijkheid van God weerspie­gelen in zijn leven gelijk Mozes in zijn gelaat en wordt van dag tot dag meer naar het beeld van Christus veranderd.

Dit alles geschiedt aan u en mij uit pure genade. Wij heb­ben niets te doen dan gelovig te aanvaarden, dat Christus de losprijs voor ons heeft betaald. Lezen: (2 Kor. 03:12-18).

1947.02.01

Valse Profeten

Velen zullen in die dagen tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uwe Naam geprofeteerd?… En dan zal Ik hun openlijk zeggen; Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij, jullie werkers der ongerech­tigheid. (Matt. 07:22-23).

Onze Here Jezus Christus heeft Zijn discipelen, aan ‘t eind van de Bergrede, voorgehouden, dat niet ieder die “Here, Here” zei, het koninkrijk der hemelen zou binnengaan, maar alleen, die de wil van de Vader deed.

Dat doen van de wil van de Vader geldt ook het profeteren.

Als de Here Jezus aan ’t eind der dagen alle mensen voor Zijn rechterstoel roept, zullen er velen zijn die zeggen, dat ze in Zijn Naam geprofeteerd hebben.

De Here zal hun dat niet betwisten.

Want het is waar, ze hebben gezegd: zo spreekt de Here, ze hebben gestaan als “profeten” en hebben het volk inge­leid in de “waarheden” en de naam van Jezus daarbij ge­noemd.

En toch zal de Christus hen wegzenden naar de hel.

Ze hebben wel geprofeteerd, maar ze hebben vals geprofe­teerd, met hun eigen hart.

Onder die velen die tot de Here Christus zeggen zullen: Wij hebben toch in Uw Naam geprofeteerd, zullen ook staan Hananja en de valse profeten, die vlak voor het einde van Judas volksbestaan hebben gesproken.

Jeremia had in de dagen van Jojokim moeten zeggen, dat de Here Zijn volk verlaten zou en het overgeven aan het zwaard en de honger, maar de valse profeten hadden het volk gerustgesteld. Het was immers het volk des Heren! Nee, er zou geen zwaard en geen honger in het land wezen, “maar Ik zal u een gewisse vrede geven in deze plaats.” (Jer. 14:13-15) Dat was “Schriftuurlijke taal!”

Hananja heeft enkele jaren later, toen het oordeel toch gekomen en Jojachin naar Babel gevoerd was en Nebukadnezar veel vaatwerk uit de tempel te Jeruzalem geroofd had, zelfs in de naam des Heren, de Verbonds-God dus. ge­preekt “Zo spreekt de Here der heirscharen, de God Israëls: Ik heb het juk van de koning van Babel verbroken; ‘t zal maar twee jaar meer duren en dan zal Ik al het vaat­werk in Jeruzalem terugbrengen.”

Dat was in zijn ogen, én voor de oren van het op hun “principiële-schoonheid-vertrouwend volk” (Ez. 16:14-15) “Schriftuurlijke taal”. Zij lieten als profeten een “prin­cipieel” geluid horen.

Het stond immers in de wet van Mozes, in Leviticus: Gij zult brood eten tot verzadiging toe, en zult veilig wonen in uw land en het zwaard zal door uw land niet doorgaan. (Lev. 26:05-06.) Wat zij zeiden van: Er zal geen zwaard, noch honger in het land zijn, dat kwam daarmee precies overeen.

En Hananja had ook gelijk, toen hij zeide, dat de Here gerei zou terugbrengen uit Babel en alle gevangenen zou doen weerkeren. Het kon immers niet bestaan, dat de Ver­bonds-God zou toelaten, dat Zijn tempeldienst blijvend in het ongerede zou liggen en Zijn volk uit elkaar geslagen zou zijn. Hij kon wijzen op Psalm 46: God is in het midden van de stad, zij zal niet wankelen (Ps. 046:006) en de Here der heirscharen is met ons (Ps. 046:012).

Allemaal zuiver principiële woorden!

En toch zijn ze geen van allen uitgekomen.

En dat kon ook niet anders. Want het waren wel “prin­cipiële’ woorden, maar geen woorden naar de Schrift.

Die valse profeten hadden uit hun hart geprofeteerd. Ze maakten die Schriftwoorden over de stad Gods, over het Verbondsvolk: God is in het midden van haar – zij zal niet wankelen, tot algemeen geldige principes.

Geabstraheerde Schriftwoorden, die als “altijd-geldende” verklaard werden. En ze vergaten daarbij, dat Gods Woord nooit zo sprak vanuit starre principes, maar dat het spreekt in levende woorden temidden van de telkens wisselende ver­houdingen van het mensenleven, levende woorden van den levenden God. En de Here spreekt heus niet over een Verbondsvolk in tijden van afval hetzelfde als wanneer Zijn volk trouw is. In het eerste geval kan men met het “principe”: God is in het midden van haar, niets beginnen. Want dan is de Here haar allerminst nabij. Integendeel, dan verlaat Hij de meest principiële werker, die met Zijn Woord scharrelt, die het fundamentele “indien”, indien gij in mijn inzettingen wandelen zult, uit (Lev. 26:03), uit het oog verloren heeft.

Want dat is de voorwaarde.

Ja, God is met Zijn volk, geen zwaard zal door het had doorgaan en geen honger zal er wezen, indien gij in mijn inzettingen wandelen en mijn geboden houden en die doen zult.

De valse profeten hebben daar geen acht op geslagen en ze hebben ook niet de houding van het Verbondsvolk als een zondige tegenover den Here gekend in hun dagen (Jer. 16:10). Zij zagen niet, dat er naar de Schriften een vloek over het volk lag, vanwege de ongerechtigheid (die niet zo gering was, vgl. Jer. 07:05-10).

En zij kenden den Here, de levende God niet. Ze meenden met Hem in gemeenschap te leven, maar in wer­kelijkheid leefden ze uit principes, door hen zelf zo geformu­leerd. Ze profeteerden, maar uit hun hart!

Waar wij in deze dagen telkens een oproep horen, dat ons volk principieel moet zijn en vanuit principes zal moeten gaan leven, daar mogen wij wel ten scherpste toezien. Ook, en juist ‘wanneer men ons voorhoudt, dat wij moeten leven uit de principes van het Christendom. Want leven uit principes van het Christendom en niet in de levende gemeen­schap met de Here, waarin men Zijn Woord hoort in de steeds wisselende verhoudingen van het leven, is even gevaarlijk, zo niet nóg gevaarlijker dan leven uit de Geest van humanisme en heidendom, omdat men in de Naam des Heren gaat spreken, doch in feite uit eigen hart profeteert.

Wij zullen moeten profeteren uit het levende Woord Gods; uit dat Woord leren spreken en daar onze wijsheid uit putten en niet leven bij door mensen geformuleerde be­ginselen, die over alle situaties – afval of geen afval – hetzelfde spreken. Want dan profeteert men uit het hart en waar dat op uitloopt? Op ondergang van het Verbonds­volk van de Heer!

En voor die profeten? Men leze hun einde in (Jer. 29:20-23) en in de tekst die boven dit stukje staat.

 

Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom

Dodenzorg en geld verdienen.

Ik zit in een auto in Zuid-Californië. Een prachtig park is rondom mi). Een park? Nee, ’t is een begraafplaats. Maar niets doet daaraan denken. Er zijn grafstenen maar zij liggen plat en verscholen tussen gras en bloemen. Een wijd uitzicht rondom toont ons bergen en bomen. Ik zie palmen en sinaasappeltuinen. Ik zie ook een groot reclame­bord. “Wacht niet tot het te laat is. Zoek nu vast een mooie rustplaats uit. Nu hebt u de tijd.’

In de auto schakelt de chauffeur de radio op de uitzending van deze begraafplaats, ’t Is het einde van een zojuist ge­houden kerkdienst. Ik hoor nog het laatste zingen en het uitspreken van de zegen. Nu hoor ik reclameslagwoorden. “Een schone omgeving, wacht niet te lang met het plaats- bespreken op onze prachtige begraafplaats”. Nu volgt er een concert, frivole, lichte dansmuziek.

“Is dit ook een begrafenisonderneming”?

Ja, zij zijn geweldig rijk, ’t is de rijkste onderneming van de wereld. Zij hebben een eigen radio en studio. Het is ook de duurste begraafplaats van de wereld. Je moet heel rijk zijn om hier begraven te worden. De radio geeft van alles wat in Amerika bij een echte uitzending behoort.

“Kun je er ook “Queen for a day” worden? vraag ik. “Jazeker, zoiets hebben ze ook en je krijgt er prachtige cadeaus.”

Ik zie een kleurige mooie tent en kijk naar binnen. Onder het gespannen tentdoek zie ik een geopend graf.

“Wij zorgen in Amerika goed voor de doden. You have only to die, we do the rest.) En die rest is heel wat.

Ik wil nu meer weten en tref het dat in een dorp een man zojuist is gestorven. Ik bel aan bij den begrafenisonder­nemer.

Onmiddellijk na het sterven haalde deze het lichaam naar zijn huis en balsemde het. Ik word in een kamer gelaten en op een prachtig bed ligt de dode. Zijn gezicht is opgeschil­derd en heeft een rode blos. De ondernemer strijkt liefkozend langs de hals. “Hier heb ik moeite mee gehad, ik heb het helemaal moeten opvullen, zegt hij. Hij vertelt van het hele balsemproces. ik wil het niet herhalen, ’t is weerzin­wekkend.

Buiten rolt de donder. Het onweer is vlak boven de stad. Ik kan mijn ogen niet van het lijk afhouden. Er is iets zo griezeligs in deze aanblik dat ik onpasselijk word. De blanke reinheid, die de dood vaak brengt, is hier verborgen onder de dure make-up. die de verschrikkelijkheid van de laatste “verschrikking” niet verbergt, maar veel meer doet uit­komen.

Ik denk aan de dode vrouw in ’t concentratiekamp, die in de sneeuw lag met gevouwen handen. In ’t grauwe kamp stierf de witte bloem.

U moet nog de doodkisten bewonderen. Ik moet het zachte satijn over de verende matras voelen en kijken naar over­vloedig geplooide zijde en kant en strikken en kussens in de meest uiteenlopende kleuren. Er hangen overal keurige geperste pakken die men kan kopen als de dode niet netjes genoeg gekleed is. De kisten zijn van glinsterend metaal of gepolitoerd, prachtig hout. Wat is dit hier voor verschrik­kelijks? De donder rolt, een ratelende slag volgt het helle licht.

“Deze kost 600 dollar, balsemen inbegrepen. 800 dollar, maar dit is            koper.”

Ik wil weg.

In een concentratiekamp is geen eerbied voor de dood maar dit is ook vreselijk. Dit is niet alleen gebrek aan eer­bied, maar geld, vuil geld dat de blanke eenvoud van de dood besmeurt.

Als ik buiten kom zie ik om mij heen de pracht van bliksemstralen die wijde verten verlichten. Ik was bang daarbinnen. Hier niet. Hier is natuur en ik sla mijn ogen naar de hemel en dank Hem, die de dood heeft overwonnen.

U behoeft enkel te sterven, wij doen de rest.

 

Oecumenische Flitsen

Het doden van mensen uit barmhartigheid.

De Bijbel zegt: “Gij zult niet doodslaan”. Het is een privilege van God en niet van de mens om te bepalen, wanneer iemand sterven zal. Maar vierenvijftig geestelijke leiders in de staat New-York hebben het gewaagd een stuk te ondertekenen, waarin zij ver­klaarden, dat een pijnloze dood voor ongeneeslijke zieken, die zulks verlangen, niet als in strijd met de leer van Christus of de grondslagen van het Christen­dom moet worden beschouwd.

Zij tekenden deze uitspraak ten behoeve van de “Euthanasia Society of America”, die een wettelijke grondslag tracht te verkrijgen in de staat New-York voor de vrijwillige euthanasie (doodslag uit overwegingen van barmhartigheid). Onder de ondertekenaars behoren enkelen van de meest vooraanstaande figu­ren uit het kerkelijke leven,

“Het doden uit barmhartigheid” is een zeer vrome uitdrukking, maar is het werkelijk “barmhartig”. Wat is eigenlijk het verschil tussen een doktersverklaring die het recht geeft een eind aan je leven te maken en doodgewone zelfmoord? Euthanasie kan weliswaar een mens in dit leven van pijn verlossen, maar wat te denken van een eeuwige wroeging, die alle moordenaars wacht, hetzij moordenaars van an­deren of van zichzelf?

Maar daar deze moderne predikers alle geloof in eeuwige straf overboord geworpen hebben, daarom kunnen zij hun zegen schenken aan dit Satanisch plan.

Jezus zei: “Ik ben gekomen opdat zij het leven mogen hebben” – niet de dood. Hij zond Zijn apostelen uit om een evangelie des levens te predi­ken en zieken te genezen. Juist die zogenaamde zieken werden genezen. Zelfs de doden werden op­gewekt. Aan de armen, de zwakken van geest, de mensen die lijden, werd het evangelie gepredikt, maar deze moderne predikers zijn zover van dit geloof verwij­derd, dat zij het uitspreken, dat sommige mensen ongeneeslijk ziek zijn, dat er geen hoop op herstel meer is en dan geven zij hun de raad om zelfmoord te plegen!!

“Apostelen des doods” zegt ergens een bekend blad van hen. Er zullen ongetwijfeld nog genoeg Bijbelgelovigen zijn, die beletten zullen, dat dit voorstel voorlopig wet wordt.        (Pentecostal Evangel.)

Een bekeerde acteur.

Ku Jan-en, een bekeerde filmspeler, trekt grote me­nigten naar de “Youth for Christ” meetings in Korea en Noord-China,

Zonder gebed geopend.

Er was geen openbaar gebed toen de Algemene vergadering van de Verenigde Naties in New-York vergaderde in Oktober van het vorige jaar. De enige heenwijzing naar God werd gedaan door de presi­dent der Ver. Staten, die aan het einde van zijn reden zei: “Moge de Almachtige God in Zijn oneindige wijsheid en barmhartigheid ons geleiden en onder­steunen in ons zoeken naar een eeuwigdurende vrede op deze wereld. Met Zijn hulp zullen we slagen.” Maar er werd geen verenigd smeekgebed tot Hem gericht om Zijn hulp. De officiële reden was: Te veel verscheidenheid in geloof. Maar de ware reden zal wel geweest zijn: Te veel gebrek aan geloof.

 

Volledige zelfovergave

Natuurlijk zullen we nog menige geestelijke crisis moeten doormaken, voor we onze weg hebben voleindigd, want de ziel groeit door een reeks van crisis. Maar ik bedoel: een tweede, beslissende crisis, zoals de bekering? Ja, ik geloof, dat dit gewoonlijk noodzakelijk is. Want we kunnen niet blijven voortleven als we vernieuwd zijn, in ons bewuste leven en onveranderd of slechts ten dele veranderd in ons onderbewustzijn. Het gebied van de instincten moet worden geannexeerd. Als er in ons binnenste geen eensgezindheid heerst, zullen we uiterlijk een nederlaag lijden. We kunnen niet tegelijk een burgeroorlog en een buitenlandse oorlog voeren.

Het is leerzaam eens na te gaan, hoeveel verschillende soorten bewegingen er zijn: de Apostolische, de Pinkster­beweging, de Weshyanen de Keswick-, de Oxfordgroepen. en nog zo vele andere, die alle draaien om dit ene feit: namelijk dat het noodzakelijk is het gehele leven in har­monie te brengen met de wil Gods Onvoorwaardelijk moe­ten wij achter deze zaak staan. En alle stemmen ze hierin overeen, dat terwijl de bekering het begin is van het proces, er een volgende crisis nodig is in de een of andere vorm om alles in harmonie te brengen. Zouden ze daarin allemaal ongelijk hebben! Dat ze in velerlei opzicht ongelijk hebben, geef ik onmiddellijk toe, want er is om die bewegingen heen allerlei bijgeloof ontstaan. Maar in de kern van de zaak geloof ik, dat ze ook dit punt een diepe waarheid naar voren brengen. Tenminste ik heb dat ook zo ervaren en ik heb het gezien in het leven van duizenden anderen, met wie ik zeer intiem verbonden was.

Honderden zendelingen heb ik uit zien komen in India: de toewijding voor hun werk helpt hen heen door hun eerste jaar, misschien nog iets langer. Maar de veranderde om­geving berooft hen tenslotte van hun laatste restje geest­kracht. India krijgt ze te pakken. Dan worden ze gedreven tot een dieper en vollediger zelfovergave en komen zo tot de overwinning, of ze zakken af en worden zeer middel­matige Christenen – ze dienen Hem, maar gelijken Hem niet. Ze worden humeurig en krijgen superioriteitscomplexen en zijn neerbuigend en bereiken zo een compromis tussen Christus en de oude instincten. Zo zijn ze geen klare weer­spiegeling van het Christendom, maar een geestelijke vlek.”

Stanley Jones.

 

Aan de lezers

Door de vele bestellingen hebben enkelen even moeten wachten op de toezending der traktaten. Alles is thans ver­zonden.

Dc tweede druk van “Het Naderend Verderf” is geheel uitverkocht. Thans zijn nog verkrijgbaar:

“Er is geen andere Weg”.

Het nachtelijk rumoer bij een gesloten Feestzaal”.

De prijs ervan is: ƒ 0.05 per ex.; f 1- per 100 en ƒ 15. ~ per 500 ex.

“De inwoning van Christus in ons hart”.

Hiervan is de prijs ƒ 0.03 per ex.; ƒ 2.50 per 100 en ƒ 10.- per 500 ex. Proefnummers gratis op aanvrage. Wij sluiten vanaf heden bij iedere bestelling enkele evangeliën in om gratis te verspreiden.

Met hartelijke dank vermelden wij de volgende giften:

 

Het leven en werk van Joh. C. Blumhardt door J. A. Schreuder (3)

Na vier jaar in Schönthal wordt hij student aan de universiteit in Tübingen; dat wordt een heerlijke tijd. Hij leeft er dicht bij de Heer: “God hielp me er doorheen; ver­schillende keren ondervond ik gebedsverhoringen die me telkens meer versterkten in het levend geloof in God”. Meestal ziet een studentenleven er anders uit en men zou verwachten, dat hij in Fubingen eenzaam onder de velen zou zijn. Toch had hij hier veel goede, gelijkgezinde vrien­den.

Over zijn studie verneemt men niet veel, geen der professoren heeft een grote, vormende invloed op hem gehad. Hij is hun dankbaar voor de rust, en de degelijkheid van hun onderwijs, waarmee ze hem inleidden in de theologie, die hij bestudeerde met verlichte ogen, zodat de bevrediging van zijn verstand die van zijn hart niet in de weg stond. Zijn basis was het geloof in de goddelijke openbaring in de Bijbel, nooit een speculatief denken.

Hij wilde niets weten van studie, die alleen aan het ver­stand of de fantasie voedsel verschaft. In en na zijn studentenjaren heeft hij getoond, dat deze houding tegen­over de wetenschap hem niet verhinderde een goed theoloog te zijn, alleen, “dat Blumhardtje is origineel, echt origineel” zei iemand van hem; en dat was een lof. Een geschoold denken en een kinderlijk eenvoudige manier van zeggen maakten hem tot de grote prediker, die zo veel kon zijn voor de hoogst ontwikkelden en voor de eenvoudigen van geest.

Hij is heel arm in deze jaren. Om zijn moeder geldelijk te kunnen helpen, verdient hij wat met vertalen uit het Engels. Later, in zijn werk voor de zending, heeft hij de vruchten geplukt van zijn grondige kennis van het Engels.

  1. Scholing van het ambt. In 1829, Blumhardt is dan 24 jaar – eindigt zijn studie­tijd. AI gauw krijgt hij een beroep als hulpprediker naar Dürrmenz. een grote gemeente, waar een van zijn vroegere leraren uit Schönthal dominee is. Voor wie de theoretische opleiding van de universiteit achter de rug heeft, is het altijd weer een vraag, of hij in de praktijk voor zijn werk geschikt zal zijn, Een jaar heeft Blumhardt in Dürrmenz gewerkt, en hier ondervindt hij hoe zijn ambt de vervulling is van al zijn gaven en verlangens. Een jonge gymnasiast, die vaak in de pastorie logeerde, vertelt hoe hij met de splinternieuwe hulpprediker’ mee mag de wijk in.

Onderweg vraagt hij hem uit over Tübingen, en Blum­hardt vertelt. Dan onderbreekt hij zijn verhaal opeens, omdat hij even het huis van een zieke in moet, om een paar woorden spreken. Het duurt lang, Gundert verveelt zich al. Als Blumhardt terug komt, verontschuldigt hij zich: “weet je, ze hebben zo veel ditjes en datjes, dan moet je dat aan­horen en niet ongeduldig worden”. Zielzorger bij de Gratie Gods, toen al, dat was hij. Wist dat ploegen zijn taak was. en dat God voor het groeien zorgt.

Een wonderlijke loop der dingen maakt plotseling een eind aan zijn werk in Dürrmenz. Uit Bazel krijgt hij een brief van zijn broer Karl, die daar tot bekering is gekomen en nu zijn oudere broer tracht over te halen zich ook aan de Heiland over te geven.

Vol vreugde reist Blumhardt naar hem toe, om hem te vertellen, dat ze één zijn. In Bazel ontmoet hij zijn oom, die verbonden is aan het Bazelse Zendings Genootschap en die hem weet te winnen voor de zendingsschool.

Nu is hij leraar, met als hoofdvak Hebreeuws. Dagelijks komt hij in contact met de grondtaal van het Oude Testa­ment; inniger nog raakt hij vertrouwd met de Bijbel, zijn kennis wordt groter en dieper. Daarnaast moet hij les geven in wat men noemde “Nuttige kennis, een allegaartje van natuur-, schei- en wiskunde, waarvan men dacht, dat de zendeling later op zijn arbeidsveld praktisch nut zou hebben. Bovendien preekte hij vaak en gaf hij Bijbel les aan kinderen, zodat zijn dagen over vol waren.

(Wordt vervolgd).

 

Dagelijks brood

Zondag 2 Februari:

Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan en allen, die onder de wet ge­zondigd hebben, zullen naar de wet geoordeeld worden (Rom. 02:12).

Er zijn mensen, die het overbodig vinden, dat het evange­lie aan heidenen gepredikt wordt. “Laat hen toch zoals ze zijn,” zeggen ze, “ze zijn gelukkig in hun eigen geloof.’ Doch Gods Woord leert anders. Ook de heidenen zijn zon­daren en gaan daarom verloren. Ook zij kunnen zich niet verontschuldigen, want zij volgden hun boze driften hoewel hun geweten hen aanklaagde en het werk der wet in hun hart geschreven was.

Hoeveel temeer zijn zij schuldig, die de rijkdom der bij­zondere Godsopenbaring bezitten en er niet naar leven. Allen hebben wij genade nodig. Slechts door het geloof kunnen wij het waarlijk goede doen. Dan werkt God door Zijn Hei­lige Geest in ons het willen en het kunnen. De mens vindt slechts rust in Christus. Laten wij daarom vurig bidden dat het evangelie van Jezus Christus overal met kracht gepredikt worde. Lezen: (Matt. 11:20-28.

 

Maandag 3 Februari:

Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zich zelven tot wet. (Rom. 02:14).

Velen willen liefdevoller zijn dan God. Zij vragen steeds: Zal God de heidenen ook straffen! Zij vergeten dat God volmaakt rechtvaardig en volmaakte liefde is en dus nooit iemand te zwaar kan straffen. Zijn oordeel is altijd recht.

Ook de heidenen kennen het onderscheid tussen goed en kwaad. En dit oordeel valt meestal samen met Gods wet. Ook getuigt hun geweten en beschuldigt hen als zij deze innerlijke wet overtreden.

Maakt nu deze innerlijke wet en de stem van het geweten de prediking overbodig? Neen. Immers de wet in ons is niet volmaakt (Rom. 07:07). Ook het geweten is onzuiver en staat onder invloed van omgeving en opvoeding. Het spreekt niet Gods sprake, doch een eigen taai. Beiden spre­ken slechts van eis en oordeel. De genade en Liefde Gods komen enkel tot ons in Jezus Christus, die ons met den Vader verzoent. Lezen: (Ef. 02:01-10).

 

Dinsdag 4 Februari.

De dag, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Jezus Christus. (Rom. 02:16).

Of de mens naar zijn geweten heeft gehandeld of deze stem heeft gesmoord, zal openbaar worden in de dag des oordeels. Hoevelen, die doorgaan voor rechtvaardig zullen dan beschaamd staan. Vele zogenaamde edele daden zullen dan blijken te zijn gesproten uit puur egoïsme. Dit oordeel zal beantwoorden aan de eis van het evangelie dat ons dagelijks is gepredikt; dat alleen de liefde de vervulling is der wet. t »Hier wordt door Paulus gesproken over het oordeel dat de mens door zijn eigen daden zich bereidt en niet over de genade Gods geopenbaard in Jezus Christus. Er wordt niet gezegd hoever deze genade zich ook over de heidenen uitstrekt.

Gelukkig hij, die thans reeds weet dat hij veilig is in deze dag der verschrikking. Indien gij het eigendom zijt van Christus, en in Hem gelooft hebt gij deel aan Zijn rechtvaardigheid. Want die in Hem gelooft, wordt niet veroor­deeld, wie niet gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van den Eniggeboren Zoon van God (Joh. 03:18). Lezen: (Joh. 03:14-21).

 

Woensdag 5 Februari:

Indien gij u nu Jood laat noemen, steunt op de wet. (Rom. 02:17a).

De Joden noemden zich, in religieuze trots gaarne Jood d.w.z. god loven Toch waren zij geen lovers van god (Openb. 02:09; Openb. 03:09). Hun roem was vals.

Zij hadden van God de wet gekregen. Deze had hen tot nederig schuldbesef moeten brengen. Immers hoe vele malen hadden zij in eigen leven en in de geschiedenis van hun volk deze wet overtreden. Doch in plaats hiervan waren zij hoogmoedig geworden omdat Gods openbaringen bij hen behoorden. Zij roemden als bezitters en verhieven zich trots boven de heidenen.

Komt dit ook niet bij duizenden zogenaamde christen voor? Zij zouden zich beledigd gevoelen als men hen tot de ongelovigen rekende. Zij zijn er trots op dat zij de Bijbel kennen, zij zijn gedoopt, gaan trouw ter kerke, hun huwelijk is ingezegend en zij gebruiken regelmatig het Avondmaal. Doch het heeft hen niet klein gemaakt dat zij met zoveel rijkdom nog zo onwaar, liefdeloos en onrein zijn. Hun hart is niet veranderd. Dit steunen op geestelijk bezit is zeer gevaarlijk. Lezen: (Jak. 03:13-18).

 

Donderdag 6 Februari

…en u beroemt op God. (Rom. 02:17b).

Er is een roemen in God, dat heerlijk is. Paulus spreekt ervan op menige plaats (1 Kor. 01:31), Het is de blijde uiting van de mens, die zichzelf kent als een onwaardige zondaar doch met dankbaarheid getuigt van de rijkdom, die God hem schonk.

Doch er is ook een roemen in God, dat voortkomt uit een trots ongebroken hart, dat zelfs God tot zijn dienaar denkt te maken. Zo beriep Israël tijdens zijn meest goddeloze pe­riode zich erop, dat des Heren tempel in hun midden was en zeiden de Farizeeën dat God hun Vader was.

Volkeren, die zich om Gods wet niet meer bekommeren, vragen dat God hun wapenen zal zegenen. Een kerk, die in wereldgelijkvormigheid haar kracht heeft verloren, wil toch de openbaring van het lichaam van Christus op aarde heten.

Laat ons toch waken, dat we niet al roemende onwijs wor­den en ons verbeelden dat God aan onze zijde staat, terwijl Hij reeds lang onze tegenstander is geworden. Dan zijn We gelijk aan Simson wiens lokken waren afgesneden en dacht in de kracht des Geestes de vijand te kunnen verslaan. Dan denken we rijk te zijn en we weten niet dat we arm en blind en naakt zijn. Lezen: (Openb. 03:14-22),

 

Vrijdag 7 Februari.

Indien gij Gods wet kent en weet te onderscheiden waarop het aankomt. (Rom. 02:18).

Is er iets dat meer waarde heeft voor deze dag dan Gods wil te kennen en te weten waarop het aankomt? Paulus schrijft dat hij niet ophoudt te bidden dat de Kolossenzen met rechte kennis van Gods wil vervuld mogen worden In alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat zij wandelen waardig de Here. (Kol. 01:09, zie ook Filip. 01:09.)

Hoe voorzichtig moeten wij leven. Want het blijkt uit onze tekst, dat er ook een vermeende kennis van Gods wil is. Een kennis, die louter verstandelijk is. Deze kennis maakt opgeblazen.

Het rechte kennen is het kennen met het hart, door de verlichting van den Heiligen Geest (Ef. 01:09). Dit ken­nen wordt gevonden in de ziel, die de verborgen omgang des Heren zoekt en geoefend is in het dagelijks toetsen van alle dingen, omdat het ernstig verlangt naar Gods wil te leven. Lezen: (Kol. 01:09-14).

 

Zaterdag 8 Februari.

Gij, die u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blin­den zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn. (Rom. 02:19).

Verstandige kennis gaat vaak samen met een vurige zen­dingsijver. Men wil gebrek aan ware liefde verbergen door een sterke wil anderen tot eigen mening te bekeren.

Zo deed Israël, dat stad en land omreisde om één joden genoot te maken.

Toch is het merkwaardig hoe weinig resultaat zulk een ijver heeft. Dikwijls klagen mensen dat zij steeds hun huis­genoten en kennissen het goede voorhouden en dat deze er niet naar willen luisteren. Zou de oorzaak misschien zijn dat ons liefdeloos en hoogmoedig leven tegenstrijdig is met onze vrome en nederige woorden? Dit zien onze huisgenoten zoals de heidenen dit zagen bij de joden.

Het is goed anderen te willen bekeren. Doch dit verlangen moet voortkomen uit ware liefde en gepaard gaan met het diepe besef, dat we in geen enkel opzicht beter zijn dan anderen en slechts door genade gered zijn. Lezen: (Jak. 03:13-18).