Eendracht Tweedracht

Waarom komt er geen Opwekking?

Dit is een vraag, die ernstige kinderen Gods pijn doet.

Wie als kind van God over de wereldsituatie nadenkt, beseft, dat alleen een opwekking een groot deel van de wereldellende zou kunnen op­heffen.

Een opwekking, dat is een zo machtige invloed van de Heilige Geest op de mensheid, dat daar­door de ontembare machten, die achter de scher­men de teugels vasthouden, bij alle congressen, conferenties enz. en bij alle manipulaties der re­geringen, het onderspit gingen delven. Wij heb­ben onze “goede gronden” om met open ogen telkens opnieuw het verderf tegemoet te lopen, maar er zijn “betere gronden” om dit niet te doen. Alleen, deze betere gronden liggen op een te hoog niveau. Binnen de hoge kerkwanden en in het Heilige Boek worden ze aangewezen, maar in het gewone leven kunnen wij mensen er niet bij. Het is te hoog. De druiven van liefde, vrede en gerech­tigheid zijn zuur.

Als, ja “als!” Maar dit zal bewaard moe­ten blijven voor het Duizendjarig Vrederijk. Zo denkt men in de regel en zeult moeizaam verder de zware weg van ongerechtigheid en ellende.

Wat bij de mensen onmogelijk is, dat is moge­lijk bij God.

Jawel. Dat is het bijbels idealisme. Maar de Bijbel en het leven staan zo ver van elkaar af, zegt men dan.

En die woorden doen ons de dood aan!

Als dat eens anders werd!

De Bijbel is het spreken van God tot Zijn schepselen. God, die alleen weet hoe Zijn schep­ping in harmonie kan leven en sirene rust kan hebben. Sociologen en Economen schenken de mensheid hun wetenschappelijke boeken over welvaart, maar zij zien de wortel voorbij en heb­ben het over de takken en de vruchten. God doet dat niet en daarom is de Bijbel het betere boek met betrekking tot onze welvaart.

Dit vermag de wereld niet te geloven. Maar de “Gemeente van Christus” moest het geloven.

Christus, uit Welke al het geslacht in de heme­len en op de aarde genoemd wordt, wonend door het geloof in onze harten, dat is gerechtigheid en vrede. Dat geschiedt in een opwekking. Denkt maar aan Wales. De kasteleins waren de eersten, die het te voelen kregen, dat er een opwekking gaande was en de politie volgde.

Maar als we de woorden uit Efeze 3 nalezen, die ik daareven aanhaalde, dan treft het ons, dat hij zijn knieën buigt tot de God en Vader van onze Here Jezus Christus, opdat Hij het geve, dat wij met kracht versterkt worden door Zijn Geest in de inwendige mens, opdat de heerschap­pij van Christus in de harten er zijn moge.

Er is nooit een andere weg naar opwekking geweest. Ook dat weten we. Waarom gaan wij die weg dan niet? Omdat we niet eendrachtig zijn, maar tweedrachtig. En daar hebben wij ook weer onze “goede gronden” voor. Werkelijk! We kunnen u die gronden aanwijzen en ze bewijzen. Alle anderen dan wij hebben niet de goede leer en niet de zuivere bedoelingen. Daar is helaas niets aan te doen. Ook geen bevel van God om ons te benaarstigen te behouden de enig­heid des Geestes door de band des vredes omdat het een lichaam is en een Geest en een hoop onzer roeping. Ja, wij kunnen ons niet indenken, dat God een opwekking zou geven bij anderen. Wel bij ons. En daar bidden wij ook om. Maar tot nog toe is dat gebed niet verhoord. En als dat mis­schien werkelijk daaraan zou liggen, dat de Geest Gods niet een onderdeel van het ene lichaam wil zegenen, nu dan zullen we er ons bij neerleggen en met minder tevreden zijn. Want eendrachtig is te erg en te ingrijpend. Dat zouden de anderen ook niet willen, al wilden wij het. Het is zeer ze­ker jammer, dat de wereld nu zonder een opwek­king verder moet, maar de verdeeldheid laten va­ren, en eendrachtig om een algemene opwekking bidden, dat verhinderen de histo­risch geworden toe­standen.

Is dit zeer scherp en pijnlijk gezegd?

Het is veel scherper en pijnlijker dat het zo is en blijft. Dat wij de Heilige Geest willen dwingen om in een verdeelde en on­verzoenlijke Gemeente van Christus het leven te onderhouden en te openbaren. Dat wij verdragen, dat het mohammedanisme, het communisme, het ka­tholicisme de wereld veroveren en de Ge­meente van Christus voortdurend terrein verliest.

Het zal heerlijk zijn, als straks enigen uit de gesplitste gemeente van Christus zich tezamen naast Paulus op de knieën werpen, om het gebed van Paulus te her­halen, dat God Zijn Gemeente zal geven met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in de in­wendige mens, opdat Christus door het geloof in onze harten zal wonen en de Gemeente een opwekking zal beleven ten bate van de wereld.

Op de eerste Maandagavond van de maand kunnen wij dit doen in Utrecht. Wie een uitnodi­ging voor deze bidstond begeert, wende zich tot mij of ook tot de redactie van dit blad.

Hem nu, die machtig is meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht, die in ons werkt, Hem zij de heer­lijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid.

  1. W. F. Waardenburg

 

Bij de plaat

Die van de wolken Zijn wagen maakt. Die op de vleugelen van de wind wandelt. (Ps. 104:003).

Velen, die de schoonheid beminnen, trachten deze te vin­den, los van Hem, die alle dingen zo heerlijk heeft ge­schapen.

Zij vereren de schoonheid als het hoogste en zoeken daarin bevrediging: de ontroering die de muziek, de schil­derkunst of het schone woord geeft, is het hoogste doel van hun streven geworden.

Doch hoe dwaas, hoe arm is dit. Want hoger dan de schoonste ontroering om het geschapene is de ontmoeting met Hem, die al deze dingen heeft gemaakt.

Doordat zo velen op deze weg zijn verdwaald en tot een afgodische aanbidding van de schoonheid zijn gekomen, zijn er sommige gelovigen, die zich niet meer durven ver­lustigen in de schoonheid, die God aan de mensenkinderen in de kunst en in de natuur heeft gegeven. Zij zoeken God in Zijn Woord, doch durven Zijn hand niet te herkennen in de klank en kleur en lijn der natuurlijke dingen.

En toch zegt Paulus: “al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, bedenk dat” en de Heiland, de psalmist en de profeten hebben de schoonheid der dingen gezien en er van genoten. Zij hebben de liefde, de majesteit en de voorzienigheid Gods, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid uit de schepselen verstaan en doorzien.

‘Sprak Jezus niet van de schoonheid van de lelie, die lieflijker was dan die van Salomo en heeft David niet ge­zongen van de heerlijkheid Gods, die in de natuur geopen­baard wordt? Spreekt hij niet in Psalm 104 over het licht, dat als een kleed God bedekt, over de fonteinen, die opspringen en waar de dieren hun dorst lessen, over de zon, die als een bruidegom uittrekt, over de sterren, die een geheel enige sprake Gods zijn?

En dezelfde schoonheid, die de fotograaf deed stil staan toen hij zag hoe de ondergaande zon haar stralen door de wolken schoot en die Seerp Anema eens deed schrijven: “Nu zingt de avondzon een psalm van licht”, heeft ook David ontroerd. In zijn stoute verbeelding droomde hij boven deze goudgekleurde wolken God Zelf, Die daar henen voer, gedragen door deze ijle, steeds wisselende’ vormen. God Zelf, de Heilige Israëls, Die van de wolken Zijn wagen maakt en op de vleugelen van de wind wandelt.

Doch de schoonheid van deze wolkenhemel doet onze ge­dachten nog verder afdrijven naar die dag, waarop de Hei­land tot ons zal wederkeren op de wolken des hemels. Want onder deze stralende hemel ligt nu nog de duisternis van de aarde, die distels en doornen voortbrengt en zucht in sterk verlangen naar de dag der openbaring van de kin­deren Gods.

De schoonheid der schepping kan de christen menig­maal ontroeren, doch tevens is hij zich bewust, dat het een geschonden schoonheid is, die nameloos leed bedekt. Hoe menigmaal is de zon jubelend ondergegaan over een slagveld, waar duizenden lagen te sterven.

Eenmaal zal de vloek, die alles heeft bedorven, worden opgeheven. Eenmaal zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zich stralend openbaren. Dan zullen er geen tranen, geen dood en geen rouw meer zijn. Dan zullen we ons, zonder dat we gestoord worden kunnen verlustigen in al wat God heeft geschapen en zullen we de stem van het geschapene ten volle verstaan.

  1. v. d. B.

 

We moeten bidden omdat het gebed Gods weg is voor een christen om volkomen blijdschap te verkrijgen. Dr. John R. Rice.

Christenen behoren gelukkig te zijn. Christe­nen behoren niet een geslagen, ongelukkig leven te lijden gekweld door noden die ze niet te boven kunnen komen. Daarom heeft God bepaald dat Christenen altijd volkomen blijdschap kunnen ge­nieten door de verhoring hunner gebeden. In (Joh. 16:24) zegt Jezus: “Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in Mijn naam; bidt en gij zult ont­vangen, opdat uw blijdschap vervult zij”.

Stel u eens een kind voor dat zo door zijn vader geliefd wordt, dat het iedere dag mag komen om hem alles te vragen wat het nodig heeft. Indien dat kind in zijn onwetendheid om iets vraagt dat het last en verdriet zou veroorzaken, zal de vader het zulks voorzichtig uit­leggen en verklaren en zeggen wat voor het kind het beste zal zijn, en het leren om iets te vragen, dat on­eindig beter is dan dat waarom het ge­vraagd had. Zodoen­de krijgt het kind iedere wens, vervuld en leeft in een geze­gende staat van geluk en vreugde omdat zijn vader er behagen in schept de wensen van zijn hart te vervullen. Of stel u eens een jonge vrouw voor, getrouwd met een rijk man die haar zo innig liefheeft dat hij haar alles geeft wat zij wenst. Haar leven is vol geluk, omdat haar man haar zo bemint en haar alles geeft wat haar hart begeert.

En dit laatste is het wat God voor Zijn kinde­ren wil doen; Hij kan echter oneindig veel meer doen.

De vader kan de neiging van het hart van zijn kind niet wijzigen en zo ziet een rijke vader dik­wijls zijn zoon lui en beginselloos worden en blijkt de rijkdom van de vader een vloek te zijn ge­worden voor de zoon. Maar God kan daaren­tegen zijn kinderen onderwijzen en hen door de Heilige Geest leiden, om juist om die dingen te bidden die volkomene vreugde geven en geen vloek. ,”De zegen des Heren die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij” (Spr. 10:22).

Hoe vaak heeft niet een jong echtgenoot duizenden guldens uitgegeven om te trachten zijn vrouw gelukkig te maken en toch was hij niet bij machte haar gezondheid te geven, of hij kon haar het door haar zo zeer gewenste kind niet geven, of wel de tevredenheid van geest te midden van deze onbestendige chaotische wereld. Zo kan geen vader of echtgenoot volmaakte vreugde schenken. Maar, dankzij God, is het juist dat, wat onze hemelse Vader zegt, dat Hij voor ons wil doen. Hij wenst ons alles te geven waarom we vragen en ons zelfs te helpen om het juiste te vragen. We hebben slechts te vragen en te ontvangen en zo zal onze Vreugde volkomen zijn.

Bidden is dus het geheim van doorlopende vreugde, het geheim van werkelijk volkomen blijd­schap. Een rijk en vol leven hangt voor een chris­ten af van hoeveel en hoe hij bidt.

Indien u op het gebied van bidden zo ver ge­komen zijt, dat u dingen van God kunt ontvan­gen, dat al de wensen van uw hart door Hem vervuld worden en u alles ontvangt wat u nodig hebt, dan kunt u dag aan dag een overwinnend en gelukkig leven leiden. De weg om gelukkig en vol blijdschap te zijn is te bidden. Bidden is het geheim van volkomen blijdschap en daarom juist is het nodig dat christenen bidden.

 

Gods vreemde antwoorden.

Hij was een christen en bad. Hij vroeg kracht om grote dingen te doen, doch hem werd zwakheid gegeven opdat hij betere dingen zou doen.

Hij vroeg rijkdom opdat hij gelukkig zou zijn, hem werd armoede gegeven opdat hij wijs zou zijn.

Hij vroeg macht dat hij de lof der mensen zou ontvangen, hem werd machteloosheid gegeven opdat hij de behoefte aan God zou gevoelen.

Hij had niets ontvangen van dat waarom hij gevraagd had en waarop hij gehoopt had. Zijn gebeden schenen on­beantwoord, doch hij was zeer gezegend. The Standard.

 

Verkeerde orders.

Enkele jaren geleden snelde een passagierstrein New York binnen toen juist een andere trein tevoorschijn kwam.

Het was een verschrikkelijke botsing. Vijftig levens gingen verloren. Een machinist lag geklemd onder zijn machine verschrikkelijk gewond. Tranen stroomden langs zijn wan­gen. In zijn doodsstrijd hield hij een geel papier verkneukeld in zijn hand en zei: “Lees dit. Dit zal jullie laten zien dat iemand mij verkeerde orders gaf.”

Onwedergeboren mannen en vrouwen zullen eens staan voor de grote Witte Troon en wijzen naar hun moderne predikanten zeggende: “Iemand gaf mij verkeerde orders.”

 “Alzo zegt de Here tegen de profeten, die mijn volk ver­leiden… het zal nacht voor ulieden worden.” (Micha 03:05-06).      

Ch. E. Fuller.

 

Misschien vandaag

Misschien vandaag zullen de heem’len scheuren,

zullen Uw boden als een stormwind gaan,

dan zullen moeden en die eenzaam treuren

juichend ’t glanzend oog ten hemel slaan.

 

Misschien vandaag zullen versleten zerken

verschuiven, vromen rijzen uit hun dood;

dan liggen onze kleine aardse werken       

vergeten, omdat Gij ons tot U boodt.

 

Misschien vandaag zal de bazuin weerklinken,

dan komen wij U heilig tegemoet,

dan zien wij blij Uw lieflijke ogen blinken

en horen wij Uw stem, zo eindloos goed. 

 

Misschien vandaag, de schepping wacht Uw komen,

Uw komst slechts biedt genezing voor haar plaag;

Wij hebben reeds Uw nadering vernomen,

wij gaan met U naar ’t licht… misschien vandaag.

  1. v. d. Brink

 

 

1947.02.01

Valse Profeten

Velen zullen in die dagen tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uwe Naam geprofeteerd?… En dan zal Ik hun openlijk zeggen; Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij, jullie werkers der ongerech­tigheid. (Matt. 07:22-23).

Onze Here Jezus Christus heeft Zijn discipelen, aan ‘t eind van de Bergrede, voorgehouden, dat niet ieder die “Here, Here” zei, het koninkrijk der hemelen zou binnengaan, maar alleen, die de wil van de Vader deed.

Dat doen van de wil van de Vader geldt ook het profeteren.

Als de Here Jezus aan ’t eind der dagen alle mensen voor Zijn rechterstoel roept, zullen er velen zijn die zeggen, dat ze in Zijn Naam geprofeteerd hebben.

De Here zal hun dat niet betwisten.

Want het is waar, ze hebben gezegd: zo spreekt de Here, ze hebben gestaan als “profeten” en hebben het volk inge­leid in de “waarheden” en de naam van Jezus daarbij ge­noemd.

En toch zal de Christus hen wegzenden naar de hel.

Ze hebben wel geprofeteerd, maar ze hebben vals geprofe­teerd, met hun eigen hart.

Onder die velen die tot de Here Christus zeggen zullen: Wij hebben toch in Uw Naam geprofeteerd, zullen ook staan Hananja en de valse profeten, die vlak voor het einde van Judas volksbestaan hebben gesproken.

Jeremia had in de dagen van Jojokim moeten zeggen, dat de Here Zijn volk verlaten zou en het overgeven aan het zwaard en de honger, maar de valse profeten hadden het volk gerustgesteld. Het was immers het volk des Heren! Nee, er zou geen zwaard en geen honger in het land wezen, “maar Ik zal u een gewisse vrede geven in deze plaats.” (Jer. 14:13-15) Dat was “Schriftuurlijke taal!”

Hananja heeft enkele jaren later, toen het oordeel toch gekomen en Jojachin naar Babel gevoerd was en Nebukadnezar veel vaatwerk uit de tempel te Jeruzalem geroofd had, zelfs in de naam des Heren, de Verbonds-God dus. ge­preekt “Zo spreekt de Here der heirscharen, de God Israëls: Ik heb het juk van de koning van Babel verbroken; ‘t zal maar twee jaar meer duren en dan zal Ik al het vaat­werk in Jeruzalem terugbrengen.”

Dat was in zijn ogen, én voor de oren van het op hun “principiële-schoonheid-vertrouwend volk” (Ez. 16:14-15) “Schriftuurlijke taal”. Zij lieten als profeten een “prin­cipieel” geluid horen.

Het stond immers in de wet van Mozes, in Leviticus: Gij zult brood eten tot verzadiging toe, en zult veilig wonen in uw land en het zwaard zal door uw land niet doorgaan. (Lev. 26:05-06.) Wat zij zeiden van: Er zal geen zwaard, noch honger in het land zijn, dat kwam daarmee precies overeen.

En Hananja had ook gelijk, toen hij zeide, dat de Here gerei zou terugbrengen uit Babel en alle gevangenen zou doen weerkeren. Het kon immers niet bestaan, dat de Ver­bonds-God zou toelaten, dat Zijn tempeldienst blijvend in het ongerede zou liggen en Zijn volk uit elkaar geslagen zou zijn. Hij kon wijzen op Psalm 46: God is in het midden van de stad, zij zal niet wankelen (Ps. 046:006) en de Here der heirscharen is met ons (Ps. 046:012).

Allemaal zuiver principiële woorden!

En toch zijn ze geen van allen uitgekomen.

En dat kon ook niet anders. Want het waren wel “prin­cipiële’ woorden, maar geen woorden naar de Schrift.

Die valse profeten hadden uit hun hart geprofeteerd. Ze maakten die Schriftwoorden over de stad Gods, over het Verbondsvolk: God is in het midden van haar – zij zal niet wankelen, tot algemeen geldige principes.

Geabstraheerde Schriftwoorden, die als “altijd-geldende” verklaard werden. En ze vergaten daarbij, dat Gods Woord nooit zo sprak vanuit starre principes, maar dat het spreekt in levende woorden temidden van de telkens wisselende ver­houdingen van het mensenleven, levende woorden van den levenden God. En de Here spreekt heus niet over een Verbondsvolk in tijden van afval hetzelfde als wanneer Zijn volk trouw is. In het eerste geval kan men met het “principe”: God is in het midden van haar, niets beginnen. Want dan is de Here haar allerminst nabij. Integendeel, dan verlaat Hij de meest principiële werker, die met Zijn Woord scharrelt, die het fundamentele “indien”, indien gij in mijn inzettingen wandelen zult, uit (Lev. 26:03), uit het oog verloren heeft.

Want dat is de voorwaarde.

Ja, God is met Zijn volk, geen zwaard zal door het had doorgaan en geen honger zal er wezen, indien gij in mijn inzettingen wandelen en mijn geboden houden en die doen zult.

De valse profeten hebben daar geen acht op geslagen en ze hebben ook niet de houding van het Verbondsvolk als een zondige tegenover den Here gekend in hun dagen (Jer. 16:10). Zij zagen niet, dat er naar de Schriften een vloek over het volk lag, vanwege de ongerechtigheid (die niet zo gering was, vgl. Jer. 07:05-10).

En zij kenden den Here, de levende God niet. Ze meenden met Hem in gemeenschap te leven, maar in wer­kelijkheid leefden ze uit principes, door hen zelf zo geformu­leerd. Ze profeteerden, maar uit hun hart!

Waar wij in deze dagen telkens een oproep horen, dat ons volk principieel moet zijn en vanuit principes zal moeten gaan leven, daar mogen wij wel ten scherpste toezien. Ook, en juist ‘wanneer men ons voorhoudt, dat wij moeten leven uit de principes van het Christendom. Want leven uit principes van het Christendom en niet in de levende gemeen­schap met de Here, waarin men Zijn Woord hoort in de steeds wisselende verhoudingen van het leven, is even gevaarlijk, zo niet nóg gevaarlijker dan leven uit de Geest van humanisme en heidendom, omdat men in de Naam des Heren gaat spreken, doch in feite uit eigen hart profeteert.

Wij zullen moeten profeteren uit het levende Woord Gods; uit dat Woord leren spreken en daar onze wijsheid uit putten en niet leven bij door mensen geformuleerde be­ginselen, die over alle situaties – afval of geen afval – hetzelfde spreken. Want dan profeteert men uit het hart en waar dat op uitloopt? Op ondergang van het Verbonds­volk van de Heer!

En voor die profeten? Men leze hun einde in (Jer. 29:20-23) en in de tekst die boven dit stukje staat.

 

Brieven uit Amerika door Corrie ten Boom

Dodenzorg en geld verdienen.

Ik zit in een auto in Zuid-Californië. Een prachtig park is rondom mi). Een park? Nee, ’t is een begraafplaats. Maar niets doet daaraan denken. Er zijn grafstenen maar zij liggen plat en verscholen tussen gras en bloemen. Een wijd uitzicht rondom toont ons bergen en bomen. Ik zie palmen en sinaasappeltuinen. Ik zie ook een groot reclame­bord. “Wacht niet tot het te laat is. Zoek nu vast een mooie rustplaats uit. Nu hebt u de tijd.’

In de auto schakelt de chauffeur de radio op de uitzending van deze begraafplaats, ’t Is het einde van een zojuist ge­houden kerkdienst. Ik hoor nog het laatste zingen en het uitspreken van de zegen. Nu hoor ik reclameslagwoorden. “Een schone omgeving, wacht niet te lang met het plaats- bespreken op onze prachtige begraafplaats”. Nu volgt er een concert, frivole, lichte dansmuziek.

“Is dit ook een begrafenisonderneming”?

Ja, zij zijn geweldig rijk, ’t is de rijkste onderneming van de wereld. Zij hebben een eigen radio en studio. Het is ook de duurste begraafplaats van de wereld. Je moet heel rijk zijn om hier begraven te worden. De radio geeft van alles wat in Amerika bij een echte uitzending behoort.

“Kun je er ook “Queen for a day” worden? vraag ik. “Jazeker, zoiets hebben ze ook en je krijgt er prachtige cadeaus.”

Ik zie een kleurige mooie tent en kijk naar binnen. Onder het gespannen tentdoek zie ik een geopend graf.

“Wij zorgen in Amerika goed voor de doden. You have only to die, we do the rest.) En die rest is heel wat.

Ik wil nu meer weten en tref het dat in een dorp een man zojuist is gestorven. Ik bel aan bij den begrafenisonder­nemer.

Onmiddellijk na het sterven haalde deze het lichaam naar zijn huis en balsemde het. Ik word in een kamer gelaten en op een prachtig bed ligt de dode. Zijn gezicht is opgeschil­derd en heeft een rode blos. De ondernemer strijkt liefkozend langs de hals. “Hier heb ik moeite mee gehad, ik heb het helemaal moeten opvullen, zegt hij. Hij vertelt van het hele balsemproces. ik wil het niet herhalen, ’t is weerzin­wekkend.

Buiten rolt de donder. Het onweer is vlak boven de stad. Ik kan mijn ogen niet van het lijk afhouden. Er is iets zo griezeligs in deze aanblik dat ik onpasselijk word. De blanke reinheid, die de dood vaak brengt, is hier verborgen onder de dure make-up. die de verschrikkelijkheid van de laatste “verschrikking” niet verbergt, maar veel meer doet uit­komen.

Ik denk aan de dode vrouw in ’t concentratiekamp, die in de sneeuw lag met gevouwen handen. In ’t grauwe kamp stierf de witte bloem.

U moet nog de doodkisten bewonderen. Ik moet het zachte satijn over de verende matras voelen en kijken naar over­vloedig geplooide zijde en kant en strikken en kussens in de meest uiteenlopende kleuren. Er hangen overal keurige geperste pakken die men kan kopen als de dode niet netjes genoeg gekleed is. De kisten zijn van glinsterend metaal of gepolitoerd, prachtig hout. Wat is dit hier voor verschrik­kelijks? De donder rolt, een ratelende slag volgt het helle licht.

“Deze kost 600 dollar, balsemen inbegrepen. 800 dollar, maar dit is            koper.”

Ik wil weg.

In een concentratiekamp is geen eerbied voor de dood maar dit is ook vreselijk. Dit is niet alleen gebrek aan eer­bied, maar geld, vuil geld dat de blanke eenvoud van de dood besmeurt.

Als ik buiten kom zie ik om mij heen de pracht van bliksemstralen die wijde verten verlichten. Ik was bang daarbinnen. Hier niet. Hier is natuur en ik sla mijn ogen naar de hemel en dank Hem, die de dood heeft overwonnen.

U behoeft enkel te sterven, wij doen de rest.

 

Oecumenische Flitsen

Het doden van mensen uit barmhartigheid.

De Bijbel zegt: “Gij zult niet doodslaan”. Het is een privilege van God en niet van de mens om te bepalen, wanneer iemand sterven zal. Maar vierenvijftig geestelijke leiders in de staat New-York hebben het gewaagd een stuk te ondertekenen, waarin zij ver­klaarden, dat een pijnloze dood voor ongeneeslijke zieken, die zulks verlangen, niet als in strijd met de leer van Christus of de grondslagen van het Christen­dom moet worden beschouwd.

Zij tekenden deze uitspraak ten behoeve van de “Euthanasia Society of America”, die een wettelijke grondslag tracht te verkrijgen in de staat New-York voor de vrijwillige euthanasie (doodslag uit overwegingen van barmhartigheid). Onder de ondertekenaars behoren enkelen van de meest vooraanstaande figu­ren uit het kerkelijke leven,

“Het doden uit barmhartigheid” is een zeer vrome uitdrukking, maar is het werkelijk “barmhartig”. Wat is eigenlijk het verschil tussen een doktersverklaring die het recht geeft een eind aan je leven te maken en doodgewone zelfmoord? Euthanasie kan weliswaar een mens in dit leven van pijn verlossen, maar wat te denken van een eeuwige wroeging, die alle moordenaars wacht, hetzij moordenaars van an­deren of van zichzelf?

Maar daar deze moderne predikers alle geloof in eeuwige straf overboord geworpen hebben, daarom kunnen zij hun zegen schenken aan dit Satanisch plan.

Jezus zei: “Ik ben gekomen opdat zij het leven mogen hebben” – niet de dood. Hij zond Zijn apostelen uit om een evangelie des levens te predi­ken en zieken te genezen. Juist die zogenaamde zieken werden genezen. Zelfs de doden werden op­gewekt. Aan de armen, de zwakken van geest, de mensen die lijden, werd het evangelie gepredikt, maar deze moderne predikers zijn zover van dit geloof verwij­derd, dat zij het uitspreken, dat sommige mensen ongeneeslijk ziek zijn, dat er geen hoop op herstel meer is en dan geven zij hun de raad om zelfmoord te plegen!!

“Apostelen des doods” zegt ergens een bekend blad van hen. Er zullen ongetwijfeld nog genoeg Bijbelgelovigen zijn, die beletten zullen, dat dit voorstel voorlopig wet wordt.        (Pentecostal Evangel.)

Een bekeerde acteur.

Ku Jan-en, een bekeerde filmspeler, trekt grote me­nigten naar de “Youth for Christ” meetings in Korea en Noord-China,

Zonder gebed geopend.

Er was geen openbaar gebed toen de Algemene vergadering van de Verenigde Naties in New-York vergaderde in Oktober van het vorige jaar. De enige heenwijzing naar God werd gedaan door de presi­dent der Ver. Staten, die aan het einde van zijn reden zei: “Moge de Almachtige God in Zijn oneindige wijsheid en barmhartigheid ons geleiden en onder­steunen in ons zoeken naar een eeuwigdurende vrede op deze wereld. Met Zijn hulp zullen we slagen.” Maar er werd geen verenigd smeekgebed tot Hem gericht om Zijn hulp. De officiële reden was: Te veel verscheidenheid in geloof. Maar de ware reden zal wel geweest zijn: Te veel gebrek aan geloof.

 

Volledige zelfovergave

Natuurlijk zullen we nog menige geestelijke crisis moeten doormaken, voor we onze weg hebben voleindigd, want de ziel groeit door een reeks van crisis. Maar ik bedoel: een tweede, beslissende crisis, zoals de bekering? Ja, ik geloof, dat dit gewoonlijk noodzakelijk is. Want we kunnen niet blijven voortleven als we vernieuwd zijn, in ons bewuste leven en onveranderd of slechts ten dele veranderd in ons onderbewustzijn. Het gebied van de instincten moet worden geannexeerd. Als er in ons binnenste geen eensgezindheid heerst, zullen we uiterlijk een nederlaag lijden. We kunnen niet tegelijk een burgeroorlog en een buitenlandse oorlog voeren.

Het is leerzaam eens na te gaan, hoeveel verschillende soorten bewegingen er zijn: de Apostolische, de Pinkster­beweging, de Weshyanen de Keswick-, de Oxfordgroepen. en nog zo vele andere, die alle draaien om dit ene feit: namelijk dat het noodzakelijk is het gehele leven in har­monie te brengen met de wil Gods Onvoorwaardelijk moe­ten wij achter deze zaak staan. En alle stemmen ze hierin overeen, dat terwijl de bekering het begin is van het proces, er een volgende crisis nodig is in de een of andere vorm om alles in harmonie te brengen. Zouden ze daarin allemaal ongelijk hebben! Dat ze in velerlei opzicht ongelijk hebben, geef ik onmiddellijk toe, want er is om die bewegingen heen allerlei bijgeloof ontstaan. Maar in de kern van de zaak geloof ik, dat ze ook dit punt een diepe waarheid naar voren brengen. Tenminste ik heb dat ook zo ervaren en ik heb het gezien in het leven van duizenden anderen, met wie ik zeer intiem verbonden was.

Honderden zendelingen heb ik uit zien komen in India: de toewijding voor hun werk helpt hen heen door hun eerste jaar, misschien nog iets langer. Maar de veranderde om­geving berooft hen tenslotte van hun laatste restje geest­kracht. India krijgt ze te pakken. Dan worden ze gedreven tot een dieper en vollediger zelfovergave en komen zo tot de overwinning, of ze zakken af en worden zeer middel­matige Christenen – ze dienen Hem, maar gelijken Hem niet. Ze worden humeurig en krijgen superioriteitscomplexen en zijn neerbuigend en bereiken zo een compromis tussen Christus en de oude instincten. Zo zijn ze geen klare weer­spiegeling van het Christendom, maar een geestelijke vlek.”

Stanley Jones.

 

Aan de lezers

Door de vele bestellingen hebben enkelen even moeten wachten op de toezending der traktaten. Alles is thans ver­zonden.

Dc tweede druk van “Het Naderend Verderf” is geheel uitverkocht. Thans zijn nog verkrijgbaar:

“Er is geen andere Weg”.

Het nachtelijk rumoer bij een gesloten Feestzaal”.

De prijs ervan is: ƒ 0.05 per ex.; f 1- per 100 en ƒ 15. ~ per 500 ex.

“De inwoning van Christus in ons hart”.

Hiervan is de prijs ƒ 0.03 per ex.; ƒ 2.50 per 100 en ƒ 10.- per 500 ex. Proefnummers gratis op aanvrage. Wij sluiten vanaf heden bij iedere bestelling enkele evangeliën in om gratis te verspreiden.

Met hartelijke dank vermelden wij de volgende giften:

 

Het leven en werk van Joh. C. Blumhardt door J. A. Schreuder (3)

Na vier jaar in Schönthal wordt hij student aan de universiteit in Tübingen; dat wordt een heerlijke tijd. Hij leeft er dicht bij de Heer: “God hielp me er doorheen; ver­schillende keren ondervond ik gebedsverhoringen die me telkens meer versterkten in het levend geloof in God”. Meestal ziet een studentenleven er anders uit en men zou verwachten, dat hij in Fubingen eenzaam onder de velen zou zijn. Toch had hij hier veel goede, gelijkgezinde vrien­den.

Over zijn studie verneemt men niet veel, geen der professoren heeft een grote, vormende invloed op hem gehad. Hij is hun dankbaar voor de rust, en de degelijkheid van hun onderwijs, waarmee ze hem inleidden in de theologie, die hij bestudeerde met verlichte ogen, zodat de bevrediging van zijn verstand die van zijn hart niet in de weg stond. Zijn basis was het geloof in de goddelijke openbaring in de Bijbel, nooit een speculatief denken.

Hij wilde niets weten van studie, die alleen aan het ver­stand of de fantasie voedsel verschaft. In en na zijn studentenjaren heeft hij getoond, dat deze houding tegen­over de wetenschap hem niet verhinderde een goed theoloog te zijn, alleen, “dat Blumhardtje is origineel, echt origineel” zei iemand van hem; en dat was een lof. Een geschoold denken en een kinderlijk eenvoudige manier van zeggen maakten hem tot de grote prediker, die zo veel kon zijn voor de hoogst ontwikkelden en voor de eenvoudigen van geest.

Hij is heel arm in deze jaren. Om zijn moeder geldelijk te kunnen helpen, verdient hij wat met vertalen uit het Engels. Later, in zijn werk voor de zending, heeft hij de vruchten geplukt van zijn grondige kennis van het Engels.

  1. Scholing van het ambt. In 1829, Blumhardt is dan 24 jaar – eindigt zijn studie­tijd. AI gauw krijgt hij een beroep als hulpprediker naar Dürrmenz. een grote gemeente, waar een van zijn vroegere leraren uit Schönthal dominee is. Voor wie de theoretische opleiding van de universiteit achter de rug heeft, is het altijd weer een vraag, of hij in de praktijk voor zijn werk geschikt zal zijn, Een jaar heeft Blumhardt in Dürrmenz gewerkt, en hier ondervindt hij hoe zijn ambt de vervulling is van al zijn gaven en verlangens. Een jonge gymnasiast, die vaak in de pastorie logeerde, vertelt hoe hij met de splinternieuwe hulpprediker’ mee mag de wijk in.

Onderweg vraagt hij hem uit over Tübingen, en Blum­hardt vertelt. Dan onderbreekt hij zijn verhaal opeens, omdat hij even het huis van een zieke in moet, om een paar woorden spreken. Het duurt lang, Gundert verveelt zich al. Als Blumhardt terug komt, verontschuldigt hij zich: “weet je, ze hebben zo veel ditjes en datjes, dan moet je dat aan­horen en niet ongeduldig worden”. Zielzorger bij de Gratie Gods, toen al, dat was hij. Wist dat ploegen zijn taak was. en dat God voor het groeien zorgt.

Een wonderlijke loop der dingen maakt plotseling een eind aan zijn werk in Dürrmenz. Uit Bazel krijgt hij een brief van zijn broer Karl, die daar tot bekering is gekomen en nu zijn oudere broer tracht over te halen zich ook aan de Heiland over te geven.

Vol vreugde reist Blumhardt naar hem toe, om hem te vertellen, dat ze één zijn. In Bazel ontmoet hij zijn oom, die verbonden is aan het Bazelse Zendings Genootschap en die hem weet te winnen voor de zendingsschool.

Nu is hij leraar, met als hoofdvak Hebreeuws. Dagelijks komt hij in contact met de grondtaal van het Oude Testa­ment; inniger nog raakt hij vertrouwd met de Bijbel, zijn kennis wordt groter en dieper. Daarnaast moet hij les geven in wat men noemde “Nuttige kennis, een allegaartje van natuur-, schei- en wiskunde, waarvan men dacht, dat de zendeling later op zijn arbeidsveld praktisch nut zou hebben. Bovendien preekte hij vaak en gaf hij Bijbel les aan kinderen, zodat zijn dagen over vol waren.

(Wordt vervolgd).

 

Dagelijks brood

Zondag 2 Februari:

Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan en allen, die onder de wet ge­zondigd hebben, zullen naar de wet geoordeeld worden (Rom. 02:12).

Er zijn mensen, die het overbodig vinden, dat het evange­lie aan heidenen gepredikt wordt. “Laat hen toch zoals ze zijn,” zeggen ze, “ze zijn gelukkig in hun eigen geloof.’ Doch Gods Woord leert anders. Ook de heidenen zijn zon­daren en gaan daarom verloren. Ook zij kunnen zich niet verontschuldigen, want zij volgden hun boze driften hoewel hun geweten hen aanklaagde en het werk der wet in hun hart geschreven was.

Hoeveel temeer zijn zij schuldig, die de rijkdom der bij­zondere Godsopenbaring bezitten en er niet naar leven. Allen hebben wij genade nodig. Slechts door het geloof kunnen wij het waarlijk goede doen. Dan werkt God door Zijn Hei­lige Geest in ons het willen en het kunnen. De mens vindt slechts rust in Christus. Laten wij daarom vurig bidden dat het evangelie van Jezus Christus overal met kracht gepredikt worde. Lezen: (Matt. 11:20-28.

 

Maandag 3 Februari:

Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zich zelven tot wet. (Rom. 02:14).

Velen willen liefdevoller zijn dan God. Zij vragen steeds: Zal God de heidenen ook straffen! Zij vergeten dat God volmaakt rechtvaardig en volmaakte liefde is en dus nooit iemand te zwaar kan straffen. Zijn oordeel is altijd recht.

Ook de heidenen kennen het onderscheid tussen goed en kwaad. En dit oordeel valt meestal samen met Gods wet. Ook getuigt hun geweten en beschuldigt hen als zij deze innerlijke wet overtreden.

Maakt nu deze innerlijke wet en de stem van het geweten de prediking overbodig? Neen. Immers de wet in ons is niet volmaakt (Rom. 07:07). Ook het geweten is onzuiver en staat onder invloed van omgeving en opvoeding. Het spreekt niet Gods sprake, doch een eigen taai. Beiden spre­ken slechts van eis en oordeel. De genade en Liefde Gods komen enkel tot ons in Jezus Christus, die ons met den Vader verzoent. Lezen: (Ef. 02:01-10).

 

Dinsdag 4 Februari.

De dag, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Jezus Christus. (Rom. 02:16).

Of de mens naar zijn geweten heeft gehandeld of deze stem heeft gesmoord, zal openbaar worden in de dag des oordeels. Hoevelen, die doorgaan voor rechtvaardig zullen dan beschaamd staan. Vele zogenaamde edele daden zullen dan blijken te zijn gesproten uit puur egoïsme. Dit oordeel zal beantwoorden aan de eis van het evangelie dat ons dagelijks is gepredikt; dat alleen de liefde de vervulling is der wet. t »Hier wordt door Paulus gesproken over het oordeel dat de mens door zijn eigen daden zich bereidt en niet over de genade Gods geopenbaard in Jezus Christus. Er wordt niet gezegd hoever deze genade zich ook over de heidenen uitstrekt.

Gelukkig hij, die thans reeds weet dat hij veilig is in deze dag der verschrikking. Indien gij het eigendom zijt van Christus, en in Hem gelooft hebt gij deel aan Zijn rechtvaardigheid. Want die in Hem gelooft, wordt niet veroor­deeld, wie niet gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van den Eniggeboren Zoon van God (Joh. 03:18). Lezen: (Joh. 03:14-21).

 

Woensdag 5 Februari:

Indien gij u nu Jood laat noemen, steunt op de wet. (Rom. 02:17a).

De Joden noemden zich, in religieuze trots gaarne Jood d.w.z. god loven Toch waren zij geen lovers van god (Openb. 02:09; Openb. 03:09). Hun roem was vals.

Zij hadden van God de wet gekregen. Deze had hen tot nederig schuldbesef moeten brengen. Immers hoe vele malen hadden zij in eigen leven en in de geschiedenis van hun volk deze wet overtreden. Doch in plaats hiervan waren zij hoogmoedig geworden omdat Gods openbaringen bij hen behoorden. Zij roemden als bezitters en verhieven zich trots boven de heidenen.

Komt dit ook niet bij duizenden zogenaamde christen voor? Zij zouden zich beledigd gevoelen als men hen tot de ongelovigen rekende. Zij zijn er trots op dat zij de Bijbel kennen, zij zijn gedoopt, gaan trouw ter kerke, hun huwelijk is ingezegend en zij gebruiken regelmatig het Avondmaal. Doch het heeft hen niet klein gemaakt dat zij met zoveel rijkdom nog zo onwaar, liefdeloos en onrein zijn. Hun hart is niet veranderd. Dit steunen op geestelijk bezit is zeer gevaarlijk. Lezen: (Jak. 03:13-18).

 

Donderdag 6 Februari

…en u beroemt op God. (Rom. 02:17b).

Er is een roemen in God, dat heerlijk is. Paulus spreekt ervan op menige plaats (1 Kor. 01:31), Het is de blijde uiting van de mens, die zichzelf kent als een onwaardige zondaar doch met dankbaarheid getuigt van de rijkdom, die God hem schonk.

Doch er is ook een roemen in God, dat voortkomt uit een trots ongebroken hart, dat zelfs God tot zijn dienaar denkt te maken. Zo beriep Israël tijdens zijn meest goddeloze pe­riode zich erop, dat des Heren tempel in hun midden was en zeiden de Farizeeën dat God hun Vader was.

Volkeren, die zich om Gods wet niet meer bekommeren, vragen dat God hun wapenen zal zegenen. Een kerk, die in wereldgelijkvormigheid haar kracht heeft verloren, wil toch de openbaring van het lichaam van Christus op aarde heten.

Laat ons toch waken, dat we niet al roemende onwijs wor­den en ons verbeelden dat God aan onze zijde staat, terwijl Hij reeds lang onze tegenstander is geworden. Dan zijn We gelijk aan Simson wiens lokken waren afgesneden en dacht in de kracht des Geestes de vijand te kunnen verslaan. Dan denken we rijk te zijn en we weten niet dat we arm en blind en naakt zijn. Lezen: (Openb. 03:14-22),

 

Vrijdag 7 Februari.

Indien gij Gods wet kent en weet te onderscheiden waarop het aankomt. (Rom. 02:18).

Is er iets dat meer waarde heeft voor deze dag dan Gods wil te kennen en te weten waarop het aankomt? Paulus schrijft dat hij niet ophoudt te bidden dat de Kolossenzen met rechte kennis van Gods wil vervuld mogen worden In alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat zij wandelen waardig de Here. (Kol. 01:09, zie ook Filip. 01:09.)

Hoe voorzichtig moeten wij leven. Want het blijkt uit onze tekst, dat er ook een vermeende kennis van Gods wil is. Een kennis, die louter verstandelijk is. Deze kennis maakt opgeblazen.

Het rechte kennen is het kennen met het hart, door de verlichting van den Heiligen Geest (Ef. 01:09). Dit ken­nen wordt gevonden in de ziel, die de verborgen omgang des Heren zoekt en geoefend is in het dagelijks toetsen van alle dingen, omdat het ernstig verlangt naar Gods wil te leven. Lezen: (Kol. 01:09-14).

 

Zaterdag 8 Februari.

Gij, die u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blin­den zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn. (Rom. 02:19).

Verstandige kennis gaat vaak samen met een vurige zen­dingsijver. Men wil gebrek aan ware liefde verbergen door een sterke wil anderen tot eigen mening te bekeren.

Zo deed Israël, dat stad en land omreisde om één joden genoot te maken.

Toch is het merkwaardig hoe weinig resultaat zulk een ijver heeft. Dikwijls klagen mensen dat zij steeds hun huis­genoten en kennissen het goede voorhouden en dat deze er niet naar willen luisteren. Zou de oorzaak misschien zijn dat ons liefdeloos en hoogmoedig leven tegenstrijdig is met onze vrome en nederige woorden? Dit zien onze huisgenoten zoals de heidenen dit zagen bij de joden.

Het is goed anderen te willen bekeren. Doch dit verlangen moet voortkomen uit ware liefde en gepaard gaan met het diepe besef, dat we in geen enkel opzicht beter zijn dan anderen en slechts door genade gered zijn. Lezen: (Jak. 03:13-18).