Heiligmaking en evangelieprediking

Alles doe ik terwille van het evangelie, om er zelf deel aan te verkrijgen. (1 Kor. 09:23)

Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen geroepen te hebben, wellicht zelf niet aangenomen te worden. (1 Kor. 09:27).

Leven in voortdurende gemeenschap met Chris­tus is de grote voorwaarde voor ieder die het Woord predikt om anderen tot den Heiland te mogen leiden.

Menigmaal gevoelen we dat het woord krachte­loos is, dat het niet geladen is met het dynamiet van Gods Geest en dat de hoorders heengingen gelijk zij kwamen omdat de volle persoon van den prediker niet achter het woord stond.

Niet altijd ligt de schuld bij hen die het woord brengt. Ook naar Ezechiël en de andere profeten heeft men geluisterd in onverschilligheid en hard­heid des harten.

Doch het kan zijn dat de schuld bij de bood­schapper ligt, dat het Woord geen ingang vindt omdat het leven niet in overeenstemming is met de prediking.

Natuurlijk kan God, volgens het bij wereldgezinde leraren geliefde woord, met een kromme stok een rechte slag toebrengen. Ook dragen we het evangelie steeds in aarde vaten en is het Woord Gods op zichzelf een kracht, doch dit alles mag nimmer een excuus zijn voor een heilig leven.

Wat moet de wereld van ons denken als we liefde en verdraagzaamheid prediken en zelf in onmin met onze broeders leven. Hoe zullen we de wereld toeroepen zich te bekeren als we staan dat de zonde op eigen terrein doordringt, als we de vermakelijkheden en vleselijke begeer­ten van de wereld tolereren in onze eigen gezin­nen ? Hoe zullen we de jonge mensen afbrengen van de dansvloer als we zelf onze dansavonden hebben ? Is er zo weinig liefde tot verloren gaande zielen bij ons, dat we niet om hun te redden vrij­willig afstand doen ook van veel, wat op zichzelf misschien niet verkeerd zou zijn?

O, de moderne mens wil menigmaal luisteren naar de evangelieboodschap, er is een leegte in veler hart, doch klinkt niet menigmaal na een schone redevoering de vraag:Leeft uzelf zo? Is de blijdschap en vrede van Christus, zijn heilige aanwezigheid waarover u spreekt in uw eigen hart? In uw gesprekken? In uw woning? Is het niet helaas menigmaal zo, dat dit het beste is om de prediker maar niet al te nabij te leren kennen?

Zie dat maakt onze prediking vruchteloos. De wereld heeft genoeg woorden gehoord, ze wil nu eindelijk wel eens daden zien. Ze wil de nederig­heid, de verdraagzaamheid en de liefde van Chris­tus weerspiegelt zien in ons.

Daarom broeders en zusters: jaagt naar de hei­ligmaking. Paulus bedwong zijn lichaam en onder­wierp het om waar hij anderen predikte, zelf niet verloren te gaan. Want zij die leraars zijn, zullen des te strenger geoordeeld worden.

Paulus kon zeggen: alles doe ik terwille van het evangelie. Wordt zó ons leven beheerst door het ene grote verlangen alles te zijn voor allen, om enigen te behouden? Dan zullen wij er voor waken dat onze daden zijn tot eer van Hem. Wiens gezanten wij zijn. Hoe menigmaal heeft niet het werk van God onnoemelijk schade gele­den, doordat het uitlekte, eerst onder broeders, daarna onder de man van de straat, dat het leven van de prediker niet heilig was, dat ontucht, echt­breuk, leugen, oneerlijkheid, zijn leven had ge­schonden.

Laat ons bidden met geheel ons hart om heilig­making, opdat wij een zuivere klank kunnen geven, opdat wij grote vrijmoedigheid mogen hebben in het spreken, en door onreinheid van ons kanaal de stroom des Geestes niet vertroebeld worde.

Geve God aan de gemeente vele mannen, die alles willen geven, eigen lust leren haten en dicht bij den Heiland leven om in deze laatste der dagen een roepstem te zijn van Gods wege tot een onder­gaande wereld.    

  1. v. d. B.

 

 

 

Bij de plaat

“Hij zeide ook tot de scharen: Wanneer u een wolk ziet opkomen in het Westen zegt u dadelijk: Er komt regen, en het gebeurt. En wanneer u de Zuidenwind ziet waaien, zegt u: Er zal hitte komen, en het gebeurt. Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet ge te onderkennen, waarom onderkent ge deze tijd niet?” (Luc. 12:54-56).

Reeds van oude tijden af heeft de mens getracht uit wol­ken, wind en andere gegevens het komende weer te voor spellen.

Gelijk bij zovele kennis heeft ook deze weersvoorspelling in onze dagen een hoge wetenschappelijke vlucht genomen. De vaak juiste, meer ook vaak onjuiste voorspellingen, die hun bron vonden in de eenvoudige waarneming van feiten, gecombineerd met jarenlange ervaring en overlevering, heb­ben plaats gemaakt voor observaties en metingen van hoog- wetenschappelijke juistheid. Een net van meteorologische ob­servatoria verwerken deze gegevens en het resultaat wordt iedere dag in de krant en per radio aan het publiek bekend gemaakt.

Is het niet opmerkenswaardig, dat de mens ten alle tijde meer belangstelling aan de dag heeft gelegd voor het weer van morgen, dan voor de vraag hoe het met de gang der geschiedenis staat: dat de schare ten dage van Jezus niet begreep, dat ze leefde in een geweldig keerpunt der tijden en dat ook nu nog tienduizenden absoluut niet geïnteres­seerd zijn bij de vraag of het einde der geschiedenis al dan niet nabij is.

Natuurlijk zijn er duizenden die zelfs niet geloven aan een doel dezer wereldgeschiedenis, omdat zij niet geloven aan een God die alles in Zijn hand heeft. Vaag en onbestemd geloven of liever hopen ze dat er een steeds doorgaande evolutie in alles werkt en dat het “over duizend jaar wel beter zal zijn dan nu”.

Doch onbegrijpelijk is deze onverschilligheid bij hen, die zeggen in Gods Woord te geloven en belijden dat deze God deze wereld naar een vast plan heeft geschapen. Zij weten dat alles zich naar het einde spoedt, en dat er een ogenblik komt, waarop deze bedeling overgaat in een andere, als Christus als Koning zal heersen.

Is het niet wonderlijk dat zij dit alles aanvaarden en toch zo vast zitten aan de kleine gebeurtenissen van iedere dag, dat ze meer belangstelling hebben voor het weer, dan voor de tekenen van de tijd waarin ze leven.

Hoe komt dit ? Zijn de gebeurtenissen om ons heen zo onbestemd, zo zonder enig verband, dat het ónmogelijk is er een vaste lijn in te zien ? Was het in de dagen van Jezus onmogelijk om te weten dat God op zeer bijzondere wijze werkte? Immers neen. Zo zal ook niemand kunnen beweren, dat de tekenen in onze dagen niet te herkennen zijn. De ge­weldige spanning van de wereldmachten, de alles opeisende moderne bewapening, de jacht der volkeren om zich voor te bereiden op een nieuwe oorlog, het afgrijselijk wapen der atoombom, de spanning in Palestina, zijn als één grote drei­gende wolk, die de storm van Gods gerichten voorafgaat.

Doch waarom ontwijken dan zovelen angstvallig ieder gesprek over het naderde einde en beschouwt men hen, die erop wijzen als een zeker soort goedaardige dwepers ?

Jezus geeft het éne antwoord voor Zijn, en voor onze dagen, als hij tegen deze wuft-voortlevende schare zegt: “jullie huichelaars”.

In deze onwetendheid omtrent de tekenen der tijden ligt verborgen de onwil en onmacht om naar waarheid te oor­delen over wat om ons heen gebeurt. Zoals de tijdgenoten van Jezus niet wilden erkennen dat het koninkrijk Gods tot hen was gekomen, omdat zij zich dan hadden moeten bekeren, zo willen ook thans velen niet erkennen in welke een oordeelzwangere tijd wij leven, omdat ze dan afstand zouden moeten doen van veel wat zij niet los willen laten.

Bij de beoordeling van het weer spreekt enkel ons ver­stand, doch bij de beoordeling van de tekenen der tijden spreekt ons hart, ons eigen ik, met al zijn vrees, zondelust en aards begeren.

Juist in de dingen waar het hart in mee spreekt, bij­voorbeeld in het beoordelen van de daden van een vijand, zijn we geneigd tot onwaarheid.

Zo is het geveinsdheid dat de mens van onze dag de donkere onweerswolk niet wil zien, die zich boven de wereld samentrekt.

O, dat velen het nog erkenden in deze dag, wat tot hun vrede zou dienen, doch helaas, het schijnt wel of het hoe langer hoe meer verborgen is voor hun ogen. Geve God aan Zijn kinderen die slapen, een ontwaken uit deze zondige en huichelachtige onwetendheid, opdat zij de lampen mogen vullen vóór het te laat is. 

  1. v. d. B.

 

Spreek tot de Heer over zondaren, spreek dan tot zondaren over de Heer.

 

Kerkgeschiedenis

Wat is er ook in de Grieks Orthodoxe kerk, de Russische Staatskerk, veel onschuldig bloed vergoten. Deze kerk die nog veel meer dan de Roomse Kerk in een nacht van bij­geloof en valse godsdienst is verzonken, waarmee de Rus­sische machthebbers, de tsaren, vele eeuwen gehoereerd hebben en waardoor het grote Rusland dronken geworden is van de wijn van haar hoererij (Openb. 17:02) heeft gods­dienstige zonde op godsdienstige zonde gestapeld. Zij is naar Openbaring 17 toch niet anders geweest dan “de grote Hoer”, die daar zat op vele wateren, “de vrouw zittende op het scharlaken rode beest (Satans macht), dat vol was van namen der godslastering”. Ook deze vrouw, deze Rus­sische Staatskerk, is dronken geweest van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. Ook in deze valse kerk heeft de mens der zonde, de zoon des verderfs. de antichrist, zich doen gelden in het vervolgen van de slachtschapen van Christus.

We denken hier met name aan de vreselijke, bloedige vervolgingen, waaraan de z.g. Stundisten in de tweede helft van de vorige eeuw van de zijde van de Russische Staatskerk hebben blootgestaan. De Stundisten staan ons getekend als eenvoudige, waarlijk vrome mensen, wars van alle revolu­tionaire neigingen, die den Keizer gaven wat des Keizers was, maar ook aan God wat van God is.

In eenvoudigheid dienden zij den Here naar het voorbeeld der Apostolische gemeente te Jeruzalem, elkander en hun dorpsgenoten, ook hun vijanden, helpende waar zij slechts konden,

Hun godsdienstoefeningen hadden enige overeenkomst met die der Darbisten, maar de kerkelijke ambten verwierpen ze niet, zoals dezen doen. Allen behoorden zij tot de boeren­stand. Gestudeerde predikers hadden zij niet; één der ouder­lingen, die daartoe de gave bezat, ging bij de godsdienst­oefeningen voor. Hun eenvoudig geloof versierden ze door een godzalige levenswandel. Plicht was het bij de Stundisten (zo genoemd naar de “Bibelstunden”, die ze gewoon waren te houden), dat ieder lezen leerde, opdat zij zelf dagelijks het Woord Gods konden onderzoeken.

Deze Christgelovigen, die de Orthodoxe Kerk beschouw­den als in strijd met de Heilige Schrift en aan haar zonden geen gemeenschap wilden hebben, werden door de leden der Staatskerk, opgezweept door hun priesters, bitter ge­haat. Een ontzettende vervolging werd vooral in de negen­tiger jaren der vorige eeuw tegen hen ontketend, die Europa met afschuw vervulde. Honderden Stundisten werden ge­vangen genomen, gefolterd of ve bannen naar Siberië, maar zelfs in hun ballingschap zwegen ze van hun geloof niet en predikten het Evangelie aan allerlei medeballingen.

Dit martelaarsbloed is dierbaar geweest in de ogen des Heren. Daarom is God de ongerechtigheden dezer Russische Staatskerk gedachtig geweest (Openb. 18:05). De politieke machten in Rusland (“de hoornen” van Openbaring 17), die eerst haar kracht en macht aan het “beest” hadden overgegeven, om tegen het Lam en die met Hem zijn, n.l. de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen te strijden (met de valse kerk mee) hebben zich in de Bolsjewistische revo­lutie van de Staatskerk afgekeerd en zijn toen de valse kerk, waarmee ze vroeger gehoereerd hadden, gaan haten. Ze hebben de . hoer” woest en naakt gemaakt. Dat heeft God de Bolsjewieken in hun harten gegeven, opdat zij daarin Zijn mening zouden doen (lees Openb. 17:15-17). Zij moesten instrumenten zijn in de hand des Heren, om Zijn rechtvaardig oordeel over de Russische Staatskerk:de “hoer”, het grote Babylon van Openbaring 18, te voltrekken.

De gelovigen worden in Openbaring 17 opgewekt dit oordeel Gods, over de valse kerk, niet alleen in Rusland, maar ook in andere landen van Europa op te merken. Want overal zien we de politieke machten (de hoornen) zich in de we­reld keren tegen de valse kerk in haar afgodische machts­organisatie (de grote hoer). En dan moeten wij in “het haten van de hoer” niet zien “geloofsvervolging”. De ge­loofsvervolging moeten wij zien in de valse kerk zelf, die het bloed der heiligen drinkt tot dronken worden toe. Maar in de valse kerkbestrijding komt het rechtvaardig oordeel Gods openbaar. De “hoornen”, hoe Goddeloos in zichzelf ook, voeren, evenals de wereldmachten onder het Oude Tes­tament, Gods heilige gerichten uit. Daarover mogen de ware gelovigen zich zelfs verheugen met beving. “Bedrijf vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen en gij profeten, want God heeft Uw oordeel aan haar (de valse kerk, het grote Babylon geoordeeld” (Openb. 18:20).

B.T.

 

Als altaarvlam brandt mijn verlangen

om in geheiligde gezangen

te spreken van Uw teed’re min,

Gij hebt mij aardse lust ontnomen

verscheurde ’t weefsel mijner dromen

en brak in mij alle eigen zin.

Doch overvloedig deed Gij groeien

als rozen die in herfsttijd bloeien

de vreugden die deez aard’ niet vindt.

Gij hebt in mijn ontledigd leven

Uw leven en dit woord gegeven:

dat Gij mij lief hebt als Uw kind.

  1. v. d. B.

 

We moeten bidden omdat een verhoord gebed het enige onweerlegbare argument is tegen scepticisme, ongeloof, modernisme en trouweloosheid door Dr. John R. Rice.

“Zonder geloof is het on mogelijk Hem welge­vallig te zijn,” zegt (Heb. 11:06). En wat is geloof ? “Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.” Zo vertelt ons dus (Heb. 11:06) dat niemand tot God kan komen, ten­zij hij gelooft dat God het gebed verhoort. En wat hebben we dan te zeggen tot de ongelovigen, de aanhangers van atheïsme en modernisme! Hoe kunnen we hem, die niet in onze God geloven, overtuigen? Wel doordat we antwoord krijgen op ons gebed, ja, door zulke onmiskenbare antwoor­den op ons gebed te krijgen, dat het klaar is dat er een God bestaat die de gebeden hoort en ver­hoort. Om het ongeloof te lijf te gaan moeten we God zelf door het verhoren der gebeden de be­wijzen laten leveren van Zijn bestaan.

Bewijsgrond is soms noodzakelijk. De Bijbel openbaart zich als Gods woord. De gehele natuur toont aan dat er een God is. “De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen” zegt (Ps. 019:001). Er bestaan vele bewijzen dat er een God is die de gebeden be­antwoordt. Maar het enige absoluut onweerleg­bare bewijs is het beantwoorde gebed zelf. Ik kan weten dat er een God bestaat die het gebed ver­hoort, indien ik de antwoorden op de gebeden zó onmiskenbaar waarneem dat ik niet kan twijfelen.

Zo vergaderde Elia, op de berg Karmel, het volk van Israël om het te bewijzen dat de Heer was de ware God en dat de afgod Baal geen God was, die kon waarnemen, horen of helpen. Nadat de 450 priesters van Baal tevergeefs hun god had­den aangeroepen en hij niet bij machte was ge­weest, door vuur van de hemel, te antwoorden, bouwde Elia een altaar, legde daar het hout en het offer op legde er geen vuur onder en goot er 12 vaten water overheen. Toen bad hij tot God om vuur van de hemel te zenden om, in bijzijn van het ganse volk, het offer te verteren en te bewijzen dat Hij God was. Het gebed van Elia luidde: “Heer, God van Abraham. Izaäk en Israël, dat het heden bekend worde dat Gij God in Israël zijt en ik Uw knecht, en dat ik al deze dingen haar Uw woord gedaan heb. Antwoord mij. Heere. antwoord mij: opdat dit volk zal erkennen dat U, o Heer die God zijt en dat U hun hart ach­terwaarts omgewend hebt.” (1 Kon. 18:36-37).

Ontleedt dit gebed zorgvuldig en u zult be­vinden dat het een verzoek is om God te laten bewijzen dat Hij God is, door te antwoorden op het gebed. En indien het antwoord zou komen, zou het niet alleen bewijzen dat God de ware God was, maar tevens dat Elia Zijn knecht was en Elia’s boodschap van God afkomstig was. En zo kwam het antwoord: “Toen viel het vuur des Heren en verteerde dat brandoffer en dat hout en die stenen en dat stof, ja likte dat water op, wat in de greppel was.” (1 Kon. 18:38). En wat was het resultaat ? Wat had dit antwoord voor invloed op het ongeloof van het volk? Vers 39 (1 Kon. 18:39) zegt het ons: “Als nu het ganse volk dat zag. zo vielen zij op hun aangezichten en zeiden: “De Here is God, de Here is God ! Een zicht­baar duidelijk antwoord op het gebed deed in een ogenblik het gehele ongeloof van het volk verdwijnen en het volk “viel op hun aangezich­ten”, zeggende: “De Here is God”.

We behoren dus te bidden, omdat Gods antwoord op het gebed een dusdanig bewijs is, dat het alle modernisme en ongeloof op de vlucht kan jagen. Zolang Gods volk op zijn gebeden geen besliste, kenmerkende en bewijs gevende antwoor­den kan ontvangen, kunnen we verwachten dat onze jonge mensen zullen opgroeien twijfelend aan het bestaan van een wonderwerkend, gebed horend en verhorend God. Om ongeloof te overwinnen is het nodig, dat Gods volk bidt en dat deze gebeden verhoord worden.

Al uw argumenten tegen modernisme, tegen evolutie, tegen atheïsme zullen niet aanvaard wor­den, indien die argumenten niet versterkt worden door enig bepaald bewijs als gevolg van een ver­hoord gebed.

Indien het Christendom de ware godsdienst is en als God een wonderdoend, gebed horend en verhorend God is, dan heeft de ongeredde wereld ook het recht te verlangen dat wij dat bewijzen zullen aan de hand van verhoorde gebeden.

Hoeveel twijfel zou verdwijnen als we stout­moedig en beslist zouden beginnen te bidden en stellig zouden verwachten dat God iedere dag duidelijke en bijzondere antwoorden op onze ge­beden zou geven!

Let eens op de kracht van het argument van Gideon in (Richt. 06:12-13) :

“Toen verscheen hem de Engel des Heeren en zei tot hem: De Heer is met u, gij strijdbare held’ . Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn Heer, zo de Heer met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? En waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de Heer niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de Heer verlaten en heeft ons in de hand van de Midianieten gegeven”.

Niet zonder goede redenen beantwoordde Gi­deon de Engel des Heren en zei: “Zo de Heer met ons is, waarom is ons dan dit alles overkomen? en waar zijn al Zijn wonderen die onze vaders ons verteld hebben, toen ze vertelden: “Heeft ons de Heer niet uit Egypte opgevoerd?”         

Gideon voelde immers wel dat, indien God met hem was, hij het bewijs moest hebben daarvan en, God dan Zichzelf zou vertonen en bewijzen dat

Hij er was, door in antwoord op gebed, bepaalde en concrete openbaringen van Zijn macht te geven. En God verwierp het pleidooi van Gideon niet God zei niet, zoals heden zovele geliefde maar krachteloze godsdienstleraren zeggen: dat won­deren bij het verleden behoren en niet bij het heden. Neen, God was eerder verheugd, dat Gi­deon een bewijs vroeg van Zijn macht en ver­richtte een wonder door Gideon s offer, dat hij had gebracht, door vuur te verteren. Hij maakte ook de schapenvacht eerst droog en daarna nat in antwoord op Gideon s gebed. God is altijd vol­komen bereid om te bewijzen, dat Hij een gebeds- horende en verhorende God is. En dat is het eni­ge. afdoende middel tegen ongeloof en atheïsme.

Nadat God in Egypte voor Mozes gedaan had wat de tovenaars met al hun toverkunsten niet hadden kunnen verrichten, zeiden deze tot Farao: “Dit is Gods vinger.'” (Ex. 08:19).

Een direct antwoord op gebed overtuigde deze goddeloze heidense tovenaars.

God beantwoordde Daniels gebed en onthulde hem de droom van Nebukadnezar, die daardoor overtuigd werd, “op zijn aangezicht viel” en zei: “Het is de waarheid dat uw God een God der góden is en een Heer der Koningen en die de verborgenheden openbaart, omdat gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren.’ (Dan. 02:47).

Later onthulde God aan Daniël de andere droom van Nebukadnezar (hoofdst. 4). voorzeggend hoe de koning, gedurende zeven jaren, als een dier zou leven. En toen de koning van zijn krankzinnig­heid hersteld was en terugkeerde naar zijn troon en zijn roem, vertelt de Schrift dat hij waarlijk rot God bekeerd was. (Dan. 04:34-37). Een verhoord gebed is een middel tegen ongeloof.

(Hand. 13:06-12) vertelt hoe Sergius Paulus, een stadhouder van ’t eiland Cyprus op wonderbare wijze bekeerd werd, toen hij de verhoring meemaakte van het gebed van de Apostel Paulus, om Elymas, de tovenaar, met blindheid te slaan, (Hand. 13:12) luidt: “Als de stadhouder zag hetgeen geschied was. toen geloofde hij, verslagen zijnde over de leer des Heeren.”

We zouden deze kwestie eveneens op juiste wijze onder de ogen moeten zien. Indien in de kerken van ons land wederom de verbazingwek­kende bekeringen van dronkaards en deernen plaats zouden hebben, dan zouden de zondaars tot de kerk komen en vol eerbied naar Gods woord luisteren.

En indien Gods volk bidt en genezing verkrijgt voor zieken, regen ontvangt indien zulks nodig is, betrekkingen, dagelijks brood of opwekkingen krijgt in antwoord op gebed, dan zal het modernisme en het atheïsme hun invloed verliezen op de massa van het volk en zal zelfs de onbekeerde, geloven moeten dat er een wonderwerkend God is, die gebeden verhoort.

We zouden moeten bidden en zouden onze ge­beden verhoord moeten krijgen als een beslist en machtig tegengif voor ongeloof, het enig onweer­legbaar argument tegen atheïsme en ongeloof.

Het is niet altijd Gods wil zieken te genezen. Ook in de Bijbelse tijden was dat niet altijd Zijn wil. Maar Hij genas de zieken vaak genoeg, om te laten zien dat Hij de gebed verhorende God was. God redde niet iedere zondaar onder de ambtsbediening van een ander. Maar het behaag­de God, om de ergste zondaars te redden en in de tijden van de bijbel redde Hij ze. door dat wonderbare uitstrekken van Zijn hand, op een zodanige wijze, dat de ongelovigen overtuigd werden. En God wil heden ten dage nog hetzelfde doen en nog dezelfde macht tonen, indien we slechts vertrouwen in Hem stellen. Zelfs in Bijbelse tijden waren wonderen nooit iets gewoons en nóch een speelgoed voor de onverschilligen, nóch een beloning voor de nieuwsgierigen. Neen, neen! Wonderen op lichamelijk gebied waren altijd zeld­zaam en kwamen slechts voor om daardoor den Heer te verheerlijken. Maar God schonk ook in die tijden vaak genoeg geloof, om te bewijzen dat Hij de wonderwerkende, gebed horende- en ver­horende God is. En Hij wil hetzelfde heden nog doen voor hen. die Hem ernstig zoeken en Hem de mogelijkheid geven zich te openbaren.

te voorzien in dagelijkse behoeften, vrede te schenken, wijsheid bij het uitvoeren van dagelijks voorkomende problemen of door vreugde en kracht van den Heiligen Geest te geven.

We moeten dus bidden, omdat een verhoord gebed het bewijs levert dat er een God bestaat die de gebeden hoort en verhoort. Het is a.h.w. het zeker werkende tegengif bij twijfel en scepticisme, ongeloof of zelfs bij Atheïsme.

 

Ik zie iets

Wij leven al tientallen jaren in een wereld, waarin het christendom enerzijds weg kwijnt en anderzijds worstelt om weer tot overwinning te komen. Dat heeft een diepe oorzaak. Er is een diepe kloof tussen christelijk geloof en christelijk leven. Mensen, die in het leven staan twijfelen aan de waarde van het christelijk geloof voor de wereld. Mensen die het christelijk geloof verdedi­gen, omdat zij weten, dat het de waarheid Gods is, klagen steen en been over de beleving er van in de praktijk. Vandaar dan ook de pogingen in de laatste tijd om op een andere wijze dan via het oude christelijke geloof, de wereld weer te berei­ken en te winnen. Hier ligt een ontzaglijk pro­bleem. We weten wel dat een zeer orthodox geloof kan samengaan met een zeer onzuiver, on­heilig leven en dit ook zo vaak gedaan heeft, dat de wereld bijna onvatbaar is geworden voor de prediking van het oude Bijbelse geloof. Talloze kinderen uit orthodoxe gezinnen, opgegroeid in de sfeer van zuiver geloof, hebben dit geloof afge­schud als “onwaarachtig”, “vroom gepraat, waar­aan de levenspraktijk niet beantwoordt”. De harde werkelijkheid was, dat over verlossing van de zonde de schoonste theorieën werden verkondigd en intussen het leven vol zonden bleef. En het is zo ver gekomen, dat ook de niet-christelijke volken van deze wijde kloof alles afweten en voor het christendom bedanken. Het christendom heeft Christus tot een groot vraagteken gemaakt.

Ook voor zichzelf!

Met uitzondering van enkelingen, verwacht ook de christenheid zelve voor het leven weinig meer van het oude Bijbelse geloof. Christus, ja Christus 1 Aan Hem zal men niet komen, want we zijn nog overtuigd dat Hij is de grote kracht Gods. Maar de Bijbelse leer, die rondom Hem is opgebouwd… ? O zeker, en deel der christenheid houdt fanatiek aan die leer vast, ook vandaag nog. Maar dan is het om godsdienstige redenen ofterwille van het voortbestaan der kerk. Maar niet omdat men in een wereldvernieuwende kracht van het bijbel- geloof gelooft.

 

En zo dreigt het Koninkrijk Gods een eenzaam droomeiland te worden of is het al. waarheen nog enigen van tijd tot tijd roeien, om er te dromen op de oude wijze van dingen, die een sterke be­koring op onze religieuze gevoelens uitoefenen, maar die mijlenver van de werkelijkheid des levens af liggen. En praktische mensen, die nog hopen, dat er toch nog iets kan gebeuren in de wereld, waardoor Christus tot gelding komt, zoeken nieu­we wegen, omdat zij met de oude wegen geen raad meer weten.

Maar tezamen vormen deze dromers en deze praktische mensen toch een hele kleine minder­heid. De grote massa der christenheid is tot de conclusie gekomen, dat men het Bijbelse geloof nodig heeft om zalig te kunnen sterven, maar dat men de levensproblemen moet oplossen in het licht van intellectuele en culturele gegevens. Het leven staat buiten het geloof. Het ligt ermee in dagelijks conflict.

Het gevolg van dit alles is, dat de “evangelist”, of hij nu dominee, zendeling of professor of straat­prediker is, staat tegenover een publiek, dat hem aan kijkt met een schamper gezicht, als het niet voorbijloopt. Het schreeuwt hem, zonder woonden toe: “Jij bent zeker in de middeleeuwen in slaap gevallen en pas wakker geworden?”

Heel het leven en de opvoeding tot het leven zijn in de christelijke wereld honderden mijlen ver van het bijbels geloof verwijderd geraakt en wij moeten ons afvragen of er nog reden is van een christelijke wereld te spreken. Het oor van de doorsneemens in Europa en Amerika beluistert een werkelijke evangelieboodschap als een anachronis­me. De moderne mens gelooft niet meer in eni­gerlei vorm van zaligheid, zoals de oude wereld die kende” schreef dezer dagen een groot dagblad.

Met dit probleem worstelt de kerkganger en de geestelijke op de meest intense wijze. En zij staan tegenover elkaar of in doffe berusting of in ang­stige spanning.

Mijn lezer zegt ; “dit alles zie ik ook en omdat het zo verschrikkelijk is, doe ik mijn best om het niet te zien en maar door te gaan, want ik weet er geen weg mee. Maar U zegt, dat U iets ziet. Wat ziet U dan?

Ja, ik zie iets. Niet alleen, dat de christelijke wereld op sterven na dood is en ook de eertijds “levende kringen” worstelen met de verstikkings­dood en proberen op de een of andere wijze nog verluchting te krijgen in de benauwdheid van het stervensproces, maar ik zie ook, dat deze zware ziekte van het christendom God niet verrast noch verlegen doet staan, al is het een uiterst zwaar geval. “God, de tijden overzien hebbende God leeft, Christus leeft, het Koninkrijk Gods is er, het raadsplan Gods zet zich voort, de Heilige Geest is niet naar de hemel teruggekeerd, maar is nog op de aarde en straks zal toch de van God gezalfde Koning regeren van zee tot zee en van de rivier tot aan de einden der aarde!

Is dit wat u ziet ?

Het is de aanloop ertoe.

Ik zie, dat de tijd rijp is voor een geweldige heroriëntering. Het christendom is ten dode toe ziek, omdat het een surrogaat geworden is van het koninkrijk. Dit eeuwig koninkrijk bestaat niet in woorden, belijdenissen, leerstellingen, cere­moniën, hoe zeer ook een bestanddeel van het leven in het Koninkrijk en het bestaat ook niet in steeds nieuwe organisaties en bewegingen, maar doodeenvoudig in “kracht”. Deze kracht is geen menselijke kracht, maar goddelijke. Het is de kracht van den Heiligen Geest.

Alles wat in de plaats gesteld wordt van de kracht des Heiligen Geestes bevordert de ziekte van het christendom in plaats van ze te helen. Elke poging tot herwinning van invloed van het christendom op de wereld, niet ondernomen onder de leiding en in de kracht des Heiligen Geestes, verergert de toestand en brengt achteruit. Elke kracht, die niet de kracht van Christus is, kan ook niet in het voordeel van Christus zijn. Alleen de Heilige Geest is gekomen om Christus te ver­heerlijken en om het uit het Zijne te nemen om het ons te geven, zoals Hij ook gekomen is om van zonde te overtuigen en tot Christus heen te drijven.

Maar het christendom heeft die kracht ver­loochend en vervangen door menselijke krachten. Het heeft zich op allerlei wijze georganiseerd tot iets indrukwekkends, iets machtigs, iets dat tot de verbeelding en tot de geest van de natuurlijke mens spreekt, maar daarbij het pad verlaten, dat Christus ook zelve bewandeld heeft en waarop Hij Zijne Gemeente heeft geleid, het pad, waarbij de kracht des Heiligen Geestes alles was. “De Geest des Heren is op Mij……

En wat dan nu ?

Nu een geestelijke revolutie ! Niet een com­promis en niet een oplappende restauratie. Maar een algeheel loslaten van wat uit het vlees is voort- gekomen en een nieuw begin “in den Geest”. Weer kinderen des koninkrijks worden. De Koning aanhangen. Zijn dood, opstanding en heerschappij prediken en beleven, door den Geest. De eenheid van Zijn Rijk op aarde demon­streren door in enigheid des Geestes te leven, achtende de een den ander uitnemender dan zichzelf. In Hem blijven en Hij in ons. En eindelijk waarachtig worden en de revolutie doorvoeren in alle levensverhoudingen, vanuit de binnenkamer tot middenin de maatschappij. In de Geest wandelen, midden in het leven van alle dag. In de winkels, in de kantoren, in de fabrieken, overal moet de wereld de Kinderen van dit Koninkrijk aantreffen, die Christus aanhangen, de wil van de Vader doen en in de Geest wandelen. En deze kinderen van het Koninkrijk moeten als van ouds, een blok der liefde en des geloofs vormen, onoverwinnelijk tegenover de geest der wereld, maar de wereld veroverende voor Christus hunnen Heer.

Wij staan in de sterfkamer der cultuur van de “christelijke” wereld. Er hangt een angstige span­ning rondom ons. “Wij zijn verloren” fluistert het in ons aller hart. “Geen wonder ‘, spreekt God, “u hebt mijn wegen sedert lang verlaten ‘. We­gen des levens hebben wij geruild voor paden des doods. Slechts een operatie kan ons redden. Slechts een revolutie kan het ergste afwenden. Terug naar Gods plan.

Wat is de weg ?

Een golf van gebed en verootmoediging, afzon­derlijk in de binnenkamer en tezamen wanneer en waar kinderen der revolutie elkander maar ont­moeten. En dan: het licht volgen, dat God ont­steekt. Doortastendheid ‘ De revolutie moet van binnen naar buiten komen. Het moet anders wor­den met de wandel der kinderen des lichts. Waar­heid en gerechtigheid! Schijnen als lichten in de wereld, temidden van een krom en verdraaid geslacht! Het Koninkrijk gemobiliseerd, dat is het parool voor allen, die de naderende ondergang willen afwenden.

  1. W. F. Waardenburg.

 

Youth for Christ International

De Youth for Christ International hield van 13 tot 20 Juli haar derde jaarlijkse samenkomst in Winona Lake. Met blij enthousiasme werd hier het program voor het vol­gend jaar aanvaard, waarin besloten werd in Augustus 1948 een wereldconferentie te houden in Nederland en verder niet minder dan twintig nieuwe teams gedurende de volgende twaalf maanden uit te zenden, het organiseren van een Youth for Christ rally in ieder district van de Verenigde Staten en alle krachten in te spannen om de wereld in deze generatie met het evangelie van Jezus Christus bekend le maken.

God goot rijkelijk Zijn zegen uit over de 600 afgevaar­digden, bestuursleden en jonge mensen, die deze vergadering bezochten. Niet enkel werd Zijn kracht gevoeld in de zakelijke beslissingen, doch ook hebben niet minder dan 450 jonge mensen gedurende deze zeven dagen Christus als hun  Redder aanvaard of hebben hun leven Hem toegewijd.

In de woorden van Dr. Torrey M. Johnson, die voor de derde maal tot president werd gekozen, klonk Gods oproep om in Zijn kracht uit te gaan naar de evangelisatie fronten over deze aarde en zoveel zielen te winnen voor Hem, als wij kunnen zolang de tijd ons wordt gegeven.

Het budget bedroeg voor de komende twaalf maanden $ 538.000, d.w.z. meer dan twee maal zoveel als het vorige jaar werd uitgegeven. Doch zó gevoelden alle aanwezigen zich voor dit bedrag verantwoordelijk, dat bij de slotmeeting op Zondagavond $ 428.000 was toegezegd of in contanten betaald.

Dr. Johnson vertelde, dat op heden 1400 Youth for Christ- rally’s over de wereld worden gehouden, waarvan 1000 in Noord-Amerika. De 600 afgevaardigden en bestuursleden, die aanwezig waren, kwamen uit 36 staten, uit alle provin­cies van Canada en uit vijf vreemde landen: Engeland, China, Holland, de Filippijnen en Spanje.

De oproep om de wereld het evangelie te brengen bewoog de harten telkens en telkens weer, in het bijzonder na de openingsrede van Dr. Oswald Smith van Toronto, die o.a. zei: “Ik ken geen beweging op deze aarde, die beter ge­schikt is om de jeugd van de wereld tot Christus te brengen dan de Youth for Christ en indien de Youth for Christ deze gelegenheid voorbij laat gaan zal ze de gelegenheid van onze generatie gemist hebben.

In overleg met de delegaties uit vreemde landen werd eenstemmig besloten $ 340.000 uit te geven voor het werk in vreemde landen gedurende het komende jaar. Men ver­bond zich een totaal van $ 100.000 uit te geven tot hulp in de voedsel- en kledingnood en het zenden van Bijbels cn andere christelijke literatuur.

Van de vreemde landen, die verslagen uitbrachten, noe­men we enkel China. Hier waren menigten van 30.000 aan­wezig op de rally’s waar het team van David Morgan en Bob Pierce sprak.

Zes teams trokken om de wereld sinds de vergadering van 1946. waarvan twee nog steeds op vreemde bodem zijn. De voorlaatste dag van de samenkomst werd het Holland- Duitse team van Spencer de Jong, Douglas Fisher, Gene Jordan en Stratton Shufelt hartelijk welkom geheten. Zij waren gedwongen naar huis terug te keren na hun reis door Holland, daar de toestemming voor Duitsland niet was gegeven.

De Britse Youth for Christ vroeg om zes teams voor het werk in Engeland, de Philippiinen verzochten vier werkers, die al hun tijd konden geven, China drong aan op hulp daar de beweging als een vuur zich verspreidt door het land.

De nood in de Verenigde Staten werd niet vergeten. Een gehele dag werd hieraan besteed. Hoe groot deze nood is blijkt wel uit het feit, dat 18.000 landelijke kerken hun deu­ren moesten sluiten en 30.000 gemeenten in de Verenigde Staten geen herder hebben. Men besloot tot een alles om­vattende poging om een Youth for Christ-rally te beleggen in iedere sleutelstad in ieder district van het land. Een som van $ 108.000 werd voor dit doel bestemd.

“God heeft ons een werk te doen gegeven”, zo besloot President Johnson de samenkomst, “en zolang als er nog jonge mensen zonder Christus in de wereld zijn, zal Youth for Christ bestaan, groeien en zich verspreiden in iedere hoek van de wereld, totdat de wereld in onze dagen het evangelie zal hebben gehoord. We hebben een diepe over­tuiging, dat de tijd ten einde spoedt. Wat wij doen willen, moeten wij nu doen. Gods vijanden wagen hun leven, wij ook moeten gewillig zijn en alles op het spel zetten voor het evangelie. We zullen in gevaar komen, in moeilijkheden, doch met vertrouwen, dat in Christus een glorierijke over­winning zeker is.”

 

Gebeds onderwerpen

Maandag 4 Augustus hadden we te Utrecht onze tweede samenkomst voor gemeenschappelijk gebed. Deze gebedkring wil geen nieuwe organisatie zijn, er is geen voorzitter of bestuur, ze gaat niet uit van een of andere kerk of kring, er worden geen toespraken gehouden Het is een samen­komen van broeders en zusters uit allerlei plaatsen van ons land, die gemeenschappelijk de velerlei nood van de ge­meente en de wereld bij God brengen en smeken of Hij een nieuwe opwekking wil geven en daartoe smeken om ook persoonlijk geheiligd te worden en met nieuwe toewijding te mogen dienen.

Voor het van elkander gaan heeft ieder der aanwezigen die onderwerpen genoemd, waarvoor hij speciale voorbede vraagt gedurende deze maand.

Omdat er velen zijn, die met ons mee zouden willen doen in deze gebedsactie, doch wegens de grote afstand of door tijd- of geldgebrek niet konden komen, geven we de belang­rijkste van deze onderwerpen door en vragen: strijd met ons mee in de gebeden. Iedere maand hopen we de onder­werpen te noemen waarvoor voorbede is gevraagd.

Hier volgen dan enkele dezer onderwerpen :

Heiliging van de gemeente allerwege, zowel in ons land als daarbuiten en een nieuwe opwekking door Gods Geest, waardoor de gelovigen voor de wereld weer een licht en zoutend zout kunnen zijn.

Het evangelisatiewerk in de bewaringskampen, speciaal in het kamp voor de Duitsers, bij Nijmegen, waar de zusters Lange, Luitingh en Kruisinga werken.

Het werk van Kracht van Omhoog, het Zoeklicht en andere bladen, opdat zij krachtig mogen dienen tot uitbrei­ding van Gods Koninkrijk en verdieping van de gemeente.

Het herstel van broeder Joh. de Heer.

Het werk van de Europa-Zending.

Het evangelisatiewerk van broeder Looy in Noord-Brabant.

Kracht voor broeder Kits en zegen op het belangrijke werk, dat geschiedt in het Brandpunt.

Het werk van Miss Paxon, die in de komende maanden in acht landen haar boodschap hoopt te brengen en in het bijzonder voor haar werk in Hongarije.

De verspreiding van het evangelie onder de zakenmen­sen. waarmee broeder Van der Woude is begonnen.

Het evangelisatiewerk onder de kinderen met behulp van de flannel-graph, door zuster Waardenburg.

De nieuwe campagne van de Youth for Christ, die in September zal beginnen.

Tenslotte als één der belangrijkste onderwerpen ;

Eenheid tussen hen, die geloven in de verlossing door het bloed van Jezus Christus, opdat de verscheurdheid en verbittering moge plaats maken voor de band der liefde.

Laat ons bij dit alles niet vergeten God te danken, dat er nog zoveel geschiedt tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.

Zij, die aan deze gebedssamenkomsten willen deelnemen, welke op de eerste Maandag van iedere maand te Utrecht worden gehouden, kunnen een uitnodiging vragen aan de administratie van ons blad.           

 

Het leven en werk van Johann Chr. Blumhardt door J. Schreuder (18)

Zijn preek deelde hij in, in twee of drie gedachten ; aan het slot herhaalde hij dan: ..En houdt nu dus vast ten eerste, ten tweede… en ten derde.” Alles zo doodgewoon en van hart tot hart En toch wordt men bij het lezen van zijn preken getroffen door de goede stijl en bouw ; van de hak op de tak springen deed hij niet, overal voelt men de rechte lijn van het heldere denken. Zijn thema is altijd weer het: “Bekeert U” en “Ziet uit naar de komst van Gods rijk.”

Eens zag hij onder zijn hoorders een paar journalisten, die waren gekomen “opdat zij hem waarnamen” en nu ijverig copy zaten te verzamelen voor een anti-Blumhardt artikel. Midden onder de preek sprak hij hen toe zonder een spoor van goedkoop effect of leedvermaak, maar als een herder, die op zoek is naar een koppig schaap: Ik weet best, dat jullie hier zijn en waarom, maar geloof maar niet, dat jullie lang ongestraft met ons het woord van genade kunt horen! Het krijgt jullie ook nog wel te pakken. Ge­loof zelf wat je hoort en merk, dat God ook jullie liefheeft en zoekt.”

Vurig en meeslepend als Barth sprak hij niet, maar hier ging niets verloren en aan slapen dacht niemand meer.

Een belangrijk onderdeel van de dienst was het zingen. Wie zo nu en dan in Duitsland kerkdiensten heeft bijge­woond. weet hoe fris en muzikaal er de gezangen klinken, ook in de kleine boerengemeenten. Maar wat moet het heer­lijk geweest zijn het zingen aan te horen in die stampvolle Möttlinger kerk, waar het lied was als het dankoffer op Gods altaar van een gemeente, die wist dat ze Hem niet kon, en toch zo vurig graag wilde, haar dank betalen. Blumhardt zelf zong ook graag. “Als een Christen niet van ganser harte lofliederen mee kan zingen, mankeert hem in­nerlijk iets.”

Als kind ging hij altijd dicht bij den voorzanger zitten in de kerk, om maar niets te missen en hem de kunst af te kijken. In zijn eerste Möttlinger jaren heeft hij meegewerkt aan het tot stand komen van een nieuw kerkelijk gezang­boek, waar toen grote behoefte aan was en waarvoor een commissie was ingesteld. Met schrik zag hij het dreigende gevaar van een al te voorzichtige commissie, die de kerk van Würtemberg een bundel verwaterde verzen zou aan­bieden. terwijl enige musici, die groot behagen hadden in eigen composities, voor het muzikale gedeelte zouden zor­gen, Blumhardt heeft toen een aantal oude, vertrouwde melodieën en koralen opnieuw geharmoniseerd, liet ze zijn schoolkinderen proef zingen en als ze bleken te voldoen be­val hij ze bij de redactie van het gezangboek aan.

Wordt vervolgd.