Bij de plaat

Die in de zomer vergadert is een verstandige zoon, maar die in de oogst vast slaapt is een zoon, die beschaamd maakt. (Spr. 10:05).

Het was, als ik me niet vergis, Spurgeon, die eens zei: “God heeft geen luie kinderen”. Het zelfde beginsel, dat in het dagelijks leven geldt, geldt ook in het Koninkrijk Gods: wanneer we de juiste gelegenheid verzuimen, berokkenen we ons zelf en de zaak van onzen Meester grote schade. Alle grote mannen in Gods Koninkrijk hebben de waarde gezien van het aangrijpen van de gelegenheid, die het heden biedt. Van uitstel komt in Gods dienst gedwongen afstel, want de satan, vlees en wereld werken eendrachtig samen om zo’n gelegen ogenblik niet te doen wederkeren. Daarom zegt Paulus, de onvermoeide evangelist: “Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als” onwijze, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad” (Ef. 05:15-16).

De oogsttijd is de tijd, waarin hard moet worden ge­werkt. Geen boerenzoon kan dan thuisblijven en denken: het kan later ook nog wel. Het is een uitermate belangrijke zaak, dat dan al wat handen aan het lijf heeft, meewerkt.

Zo zijn ook wij, de zonen van de Grote Landman, verplicht al onze krachten eendrachtig in te spannen om de ‘oogst binnen te halen. Toen Jezus eens het rijpe koren op de velden zag staan, greep Hij dit beeld aan om de noodzaak van de evangelieprediking ons allen op het hart te binden. Hij zei: “De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinigen: bidt daarom de Heer des oogstes, dat Hij arbeiders uitzende in Zijn oogst.”

Nooit mag het zo zijn, dat gebrek aan arbeidskracht oor­zaak zou zijn, dat de oogst verloren dreigt te gaan. Ais we dit in onze dagen zouden zien, ga dan naar de Meester en dring erop aan, dat Hij meer arbeiders uitzende. Het is ook voor u nu de tijd om mee te werken in dit grote en belangrijke werk: zielen te oogsten voor de eeuwigheid. Wie jaren van zijn leven ijdel voorbij laat gaan is een onverstandige zoon, die beschaamd maakt. Wat een schande zou het zijn als uw leven voorbij is en ge met lege handen voor de troon van Christus zoudt verschijnen. Hij zal u vragen: Wat hebt gij met uw tijd gedaan, met uw kracht en energie, met de gelegenheden die Ik u gaf, gelegenheden die voorbereid waren, opdat gij er gebruik van zoudt maken (Ef. 02:10). Hoe zullen we beschaamd zijn als we met gebogen hoofd zouden moeten erkennen, dat we de oogst­tijd voorbij lieten gaan. Dat we met ijdele vermaken, met romannetjes, met liefhebberijen de tijd verknoeid hebben.

Laat ons uitgaan als de arbeider op onze plaat, die niet om de dreigende wolken het werk in de steek laat, doch juist deis te harder werkt, omdat hij weet, dat de tijd kort is.

Spoed u naar het oogstveld heen,

want de Meester roept u;

werk is er voor iedereen,

haast u, d’avond valt nu.

Spoedig ijlt de tijd voorbij:

d’ oogsttijd komt voor u en mij.

Voorwaarts, voorwaarts, in des ‘ “Heren naam.”

  1. v. d. B.

 

De belofte des Vaders. door J H. Schat

En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwach­ten de belofte des Vader, die jullie, zei Hij van Mij gehoord hebt;

Want Johannes doopte wel met wa­ter, maar jullie zullen met de Heilige Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. (Hand. 01:04-05).

Het is niet zonder schroom, dat ik over het bovenstaande iets ga schrijven.

Het gaat hier immers over zulk een geweldig onderwerp en voor Gods kinderen zulk een be­langrijke zegen, dat alle menselijke inzichten en voorstellingen uitgeschakeld moeten zijn.

Over de Doop met (in) de Heilige Geest be­staan zoveel meningen, leringen, voorstellingen, die elkaar tegenspreken, dat een kind van God, zich aan al deze uitleggingen vastklemmende, geen vaste bodem onder de voeten krijgt en verward geraakt. Indien wij over dit onderwerp Gods Woord ons laten voorlichten, zonder menselijke exegese, dan zal men zien, hoe eenvoudig deze zegen ons wordt aangeboden.

De Heilige Schrift is ook hierin zijn eigen exegeet, waaraan wij niets mogen toevoegen, noch voorwaarden, die uit ongeloof voortkomen, mogen stellen.

Indien wij in eenvoud des harten, deze heer­lijke belofte des Vaders, zoals de Bijbel, die ons aanbiedt, aanvaarden, komen wij in die rust en stilheid voor God, waarin de Heilige Geest ons kan bedauwen en bevruchten met Zijn leven en liefde, zoals de zon een geopende bloemkelk door­trekt met haar gezegende gloed.

In de periode tussen de opstanding van Jezus en het Pinksterfeest, verstonden en kenden de discipelen nog niet de grote taak, die de Heiland op hun schouders zou leggen, om mede te werken aan de komst van Gods Koninkrijk, door de in­woning en kracht van de Heilige Geest.

Zij waren nog in verwachting van een aardse heerlijkheid van hun Meester.

 “Here, zult Gij in deze tijd aan Israël het Ko­ninkrijk weder oprichten?” zo luidt hun vraag.

Het antwoord van de Heiland kennen wij: “Het komt U niet toe, te weten de tijden of ge­legenheden, die de Vader in Zijne eigene macht gesteld heeft.”

 “Maar gij zult ontvangen de kracht van de Heili­ge Geest, die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaria en tot aan het uiterste der aarde. (Hand. 01:08).

Slechts één zaak wordt door Jezus aan de disci­pelen voor ogen gehouden. Dit is het ene nodige en belangrijke voor hen, voor de toekomst, die hen wacht, n.l. de vervulling van de belette des Vaders, de Doop met de Heilige Geest, aangedaan te worden met Kracht uit de Hoge, en het grote doel van deze zegen: om Zijn getuigen te zijn. (Hand. 01:06-08).

Hoe wonderbaar, ongekend, boven hun ver­wachting is deze belofte op de pinksterdag in vervulling gegaan.

Welk een ommekeer bracht de inwoning van de Heilige Geest in hun gemoeds- en geloofsleven, in hun gezondheid, inzichten en verwachtingen. Zij werden door de Kracht uit de Hoge machtige getuigen van hun Heiland. Jezus Christus en van de kracht Zijner opstanding uit de dood.

Zie eens welk een verandering heeft plaats ge­grepen in de eerste Pinksterprediker.

Nadat de belofte des Vaders bij Petrus in ver­vulling was gegaan, staat de voorheen lichtbewogene, veranderlijke, aan menseneer lijdende disci­pel daar als een onversaagde en strijdbare held en getuige voor een grote, machtige menigte.

Door de Heilige Geest gedreven laat hij het hemelse licht vallen op de gekruisigde en ver­rezen Heiland der wereld.

De Kracht uit de Hoge doorstroomt hem en zijn prediking zodanig, dat ongeveer drieduizend zie­len aan Jezus’ voeten, of liever in Zijn liefdes- armen worden gevoerd. Deze allen, in water ge doopt, ontvingen daarna de gave des Heilige Geestes.

De vervulling van ’s Vaders belofte, de Kracht van Omhoog, het Koninkrijk Gods, openbaarden zich hierin, dat de Here dagelijks toe deed tot de gemeente der verlosten, dat vele tekenen en won­deren geschiedden door de handen der Gods­gezanten.

Deze brachten het woord des Heren in zulk een betoning en kracht van de Heilige Geest, dat de Here medewerkte en dit woord bevestigde door de daarop volgende tekenen (Mark. 16:20).

De kracht en de heerlijkheid van het Koninkrijk Gods manifesteerden zich door de heerschappij van de Heilige Geest in de aan Hem toegewijde zielen.

In de eeuwen, die ons van dit machtige hemelleven op aarde scheiden, hebben vele kinderen Gods iets mogen ervaren en aanschouwen van deze zelfde heerlijkheid door de inwoning en wer­king van de Heilige Geest.

De nood der Christenheid in deze zeer ernstige tijden is echter zo hoog gestegen, dat elk kind van God moest bidden -.

O, gezegende, levendmakende Adem des Gees­tes, kom nog eenmaal in volle kracht over de door u gestichte Kerk op aarde, eer de wereld verzinkt in de duisterste aller nachten!

In het Johannes-Evangelie lezen wij, dat de Here Jezus meermalen over de belofte des Vaders met de zijnen heeft gesproken.

De Heilige Geest wordt daar door hem ge­noemd de Trooster, de Geest der Waarheid, de Geest, die van de Vader uitgaat (Joh. 15:26; Joh. 16:07; Joh. 16:13-14; Joh. 16:23).

Het is deze Geest, Die wij zo zeer behoeven en aan Wie elk kind van God zich biddend mag toewijden.

Door de Heilige Geest gedreven haalt Petrus in zijn Pinksterprediking aan de profetie van Joel 2, aangaande de belofte des Vaders, alwaar God door Zijn dienstknecht spreekt:

“In het laatste der dagen zal Ik uitstorten van Mijn Geest op alle vlees en ook op Mijne dienst­knechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten en zij zullen pro­feteren” (Hand. 02:17-18).

 “Deze Jezus heeft God opgewekt: waarvan wij allen getuigen zijn.

Hij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de beloften van de Heilige Geest ont­vangen hebbende van de Vader, heeft dit uit­gestort, dat u nu ziet en hoort” (Hand. 02:32-33).

De belofte des Vaders, voorzegt in Joel 2, ver­meld in Handelingen 2, komt niet alleen toe aan de op de eerste Pinksterdag aanwezige schare en hun kinderen, maar aan allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Here, onze God toe roepen zal (zie Hand. 02:39).

Zo velen als er dorstig zijn naar het spreken met God, zo velen heeft Hij geroepen tot de belofte des Vaders.

“Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke!”

Die in Mij gelooft, gelijker wijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn bin­nenste vloeien. En dit zeide Hij van dc Geest, Dewelke ontvangen zouden, die in Hem geloven’ (Joh. 07:37-39).

Een dorstige naar heil, is een gelovige en eer, gelovige in Jezus’ verzoenend lijden en sterven is een dorstige naar opstandingsleven uit Hem, want beiden komen tot Hem en drinken het levende water.

Lezer, bent u dan zulk een dorstige gelovige en zulk een gelovige dorstige?

Ziet, de belofte des Vaders komt u toe.

U moogt drinken, indrinken (U in het geloof laten vullen met) het water des levens, de Heilige Geest, als U zich geheel aan Uw Heiland hebt overgegeven en gelovig hebt aanvaard de reini­gende kracht van het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, dat reinigt van alle zonden. Als U dit leest en dit nog niet Uw toe­stand is, geliefde lezer, ga dan nu tot Hem en laat U door Zijn liefde overwinnen.

De Leidse vertaling geeft de aanhaling in Petrus’ prediking uit Joël 2 zo ooi weer, al­waar deze luidt . “Ook op mijn slaven en slavin­nen zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstor­ten”.

Het woord slaaf wekt in ons gevoelens van onbehagen, maar hier moeten wij zien de heerlijk­heid van Gods slaaf en slavin te zijn, want hierin ligt de gedachte, dat wij Hem geheel, met lichaam, ziel en geest, gaven en krachten toebehoren.

Een slaaf te zijn van de Eeuwige, Goddelijke Liefde, is een gekochte, een vrijgekochte van de macht der zonde, door Gods eigen harte bloed, het bloed van de Zoon Zijner Liefde.

Welk een wonderbare verlossing wordt ons hier aangeboden!

Terwijl U dit leest, geliefde lezer, dank Uw Hemelse Vader voor zulk een zaligheid.

Of weet gij niet, dat uw lichaam een tem­pel is van de Heilige Geest, Die in U is, die gij van God hebt en dat gij Uws zelfs niet zijt?

Want u bent duur gekocht, zo verheerlijkt dan God in Uw lichaam en in Uw geest, omdat u van God bent (1 Kor. 06:19-20).

Laat U deze koop toe, lezer? Zegt U ‘amen’ op dit Woord? Het is Uw redding en vrijmaking van alle macht des vijands.

Hoe heerlijk is het, gelijk een slaaf geheel en al toebehoort aan de meester, die hem kocht zich zo geheel het eigendom te weten van de Goddelijke Meester.

Maar hier houdt de heerlijkheid niet op. Aan deze Goddelijke slaven wordt de belofte van de Va­der vervuld.

Op zulk een overgave volgt de doop met de Heilige Geest.

Zulke overgegeven zielen ontvangen dan niet de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze, maar de Geest der aanneming tot kinderen, door welke zij roepen: Abba Vader!

Hier treedt de ziel op heilige bodem en ontvangt de kus van haar Hemelse Vader   

Daar, waar in de gemeente de Heilige Geest wordt gehoorzaamd en Heer is, dus regeert, daar worden de gaven en vruchten des Geestes open­baar (1 Kor. 12:01-11; Ef. 04:10-12; Gal. 05:22).

Naarmate men de Heilige Geest in het persoon­lijke dagelijkse leven gehoorzaamt, naar die mate zullen de gaven des Geestes in de gemeente tot hun recht komen en de Vader worden verheerlijkt door de vrucht (Joh. 15:08).

Het zou te ver voeren hierop momenteel verder in te gaan, slechts moeten wij op grond van de Schrift erkennen, dat de gemeente van Christus, ook heden ten dage, dringend behoefte heeft aan ’n machtige doop met de Heilige Geest, die zich niet alleen in de vrucht, maar ook in de gaven van de Geest kan openbaren (1 Kor. 14:01 e.v.). , Immers, moeten heden ten dage geen gebondenen worden vrijgemaakt?

Moet heden ten dage de gemeente niet worden gesticht?

Moeten heden ten dage de heiligen niet wor­den volmaakt en het lichaam van Christus wor­den opgebouwd?

Zij, die de toestanden kennen, waarin de Chris­telijke kerk zich op heden bevindt, zien slechts één oplossing de vervulling van de belofte des Vaders.

Geliefde lezer, wilt U vanaf dit ogenblik dan mede-bidden?

Gij, Doper met de Heil’ge Geest,

Geef ons opnieuw een Pinksterfeest,

Zend ons de kracht van boven!

Amen!

 

We moeten bidden omdat het gebed de enige weg is om de kracht van de Heilige Geest te verkrijgen ten behoeve van het werk van God door Dr. John R. Rice

Zoals D. L. Moody terecht opmerkte, is het dwaas en goddeloos om te trachten Gods werk te verrichten zonder Gods kracht daartoe te be­zitten. Maar om die te verkrijgen bestaat er voor Christenen geen andere weg dan het gebed. (Luc. 11:13) bevat een duidelijke belofte:

“Indien dan u, hoewel u slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uwe kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die er Hem om bidden?”

Hier spreekt de Heer niet van inwoning van de Heilige Geest. De Heilige Geest komt bij de be­kering in het menselijk lichaam inwonen. Te allen tijde sedert Jezus Christus van de doden is opge­staan, op Zijn discipelen blies en zei: “Ontvangt de Heilige Geest” (Joh. 20:22), houdt de Heilige Geest inwoning in de lichamen der Chris­tenen. Iedere geredde heeft de Heilige Geest in zijn lichaam wonen als in een tempel (zie Rom. 08:09; 1 Kor. 06:19-20; 2 Kor. 06:16).

Maar in (Luc. 11:13) wil Jezus zeggen dat God de kracht van de Heilige Geest om zielen te redden aan hen wil geven die Hem er om vragen. In hetzelfde gedeelte geeft Hij een gelijkenis van een man die om middernacht naar een vriend gaat, zeggende: Vriend leen mij drie broden, want een vriend van mij is op zijn reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten”. Én Jezus zegt dat deze man, die er naar verlangt om brood te krijgen voor een vriend, het slechts heeft ver­kregen door zijn onbeschaamdheid.

En zo leert Jezus ons hier dat een Christen, die er naar verlangt om levensbrood te verwerven voor een ongeredde vriend, het kan krijgen, door God er om te vragen. En dan legt Jezus de strek­king van de gelijkenis uit door deze gezegende be­lofte: “Hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan “hen die er Hem voor bidden!” We kunnen brood voor zon­daren krijgen indien wij God er om bidden, maar dan ook op geen andere wijze! “Onbeschaamd­heid”, zei Jezus was het, waardoor een man brood van een vriend verkreeg, voor een andere honge­rige vriend (Luc. 11:18).

Het is altijd zo geweest dat opwekkingen zijn gekomen in antwoord op gebed. In (2 Kron. 07:14) beloofde God een gezegende opwekking: “indien mijn volk, over wie mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigt en bidt en Mijn aange­zicht zoekt en zich bekeert van zijn boze wegen…”

De profeet Habakuk bad: “Uw werk, O, Heer, behoud dat in het leven in het midden der jaren (Hab. 03:02). Hij wist dat opwekkingen komen in antwoord op gebed. Maar wat verstaan we onder een opwekking? Is het niet eenvoudig dit, dat God Zijn kracht uitstort op Zijn dienaren en Zijn volk en als gevolg daarvan de Heilige Geest Zijn werk doet door de heiligen te zegenen en de zondaren te overtuigen en te redden? Daarom is het geheim van preken, gelegen in het gebed. Het geheim van de kracht bij het persoonlijk winnen van zielen ligt in het gebed, evenals het geheim van opwekking in het gebed is gelegen.

Indien enig Christen verlangend is een persoon­lijke bepaalde gave, de kracht van de Heilige Geest te ontvangen, dan is dit de weg om die te verkrijgen: Laat hem Gods aangezicht zoeken in het gebed en onder de noodzakelijke belijdenis, zelf beoordeling en overgave des harten, wachten op God, totdat Gods Geest hem kan vullen en gebruiken.

Gaarne zou ik zien dat u kennis nam van de volgende voorbeelden uit de Bijbel, waarin gebe­den wordt ter verkrijging van de kracht van de Heilige Geest.

Vóór Pinksteren baden de discipelen: “En toen zij in de stad gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij verblijf hielden: Petrus en Johannes en Jacobus en Andreas, Philippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jacobus de zoon van Alfeüs, en Simeon de Zeloot en Judas de zoon van Jacobus. Ze bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus en met zijn broeders’ (Hand. 01:13- 14). Als gevolg van deze tijd van gebed en smeking, viel met Pinksteren de Heilige Geest op de discipelen en 3000 zielen werden ge­red en gedoopt.

Na Pinksteren hadden de discipelen opnieuw behoefte om met de Heilige Geest vervuld te worden en daarom baden ze. (Hand. 04:31) luidt: “En terwijl ze baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid!”

” Vergelijk eens (Hand. 02:04 en Hand. 04:31) en u ziet dadelijk, dat deze negen woorden in beide verzen precies gelijk zijn: “En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest.”

Ze baden vóór Pinksteren en de kracht van de Heilige Geest kwam over hen. zij baden na Pinksteren en de kracht van de Heilige Geest kwam over hen. Gebed was noodzakelijk, zowel vóór als na Pinksteren en bracht dezelfde resultaten.

Filippus preekte te Samaria en er waren inderdaad vele bekeerden. Maar de kracht van de Heilige Geest om getuigenis af te leggen en om zielen te winnen kwam niet over de be­keerden, dan nadat ze hadden gebeden.

(Hand. 08:14-16) zegt: “Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes, die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, doch zij waren alleen gedoopt in de naam van de Heere Jezus.”

Let op de onderscheiding die de Schrift maakt tussen de Heilige Geest die in een Christen is en de Heilige Geest die op een Christen is. In slaat op de inwoning van de heilige Geest, welke deze discipelen reeds hadden, zoals ieder Christen ge­had heeft sedert de dag, dat Jezus van de doden is opgestaan. Op slaat op de kracht van de Hei­lige Geest, die op een Christen komt en die nodig is voor de uitoefening van de dienst van God.

Merk op, dat deze mensen de heilige Geest ontvingen, d.w.z. Zijn kracht, benodigd voor de uitoefening van de dienst, na gebed.

Paulus, de apostel, werd vervuld met de Heilige Geest, drie dagen na zijn bekering en wel in antwoord op gebed. (Hand. 09:03-06) vertelt hoe Saul op de weg naar Damascus werd bekeerd. Hij noemde Jezus; “Heer ‘ en zeide: “Wat wilt Gij, dat ik doe?” Paulus begaf zich gedurende drie dagen in doorlopend gebed (vers 11), zonder eten of drinken (vers 9). Waar bad Paulus om? Het antwoord wordt in (Hand. 09:17) gegeven, waar we lezen: “En Ananias ging heen en kwam in het huis en hij legde hem de handen op en zeide: “Saul, broeder, de Here heeft mij gezon­den, Jezus, die U verschenen is op de weg, waar­langs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de Heilige Geest vervuld worden.’

Paulus werd vervuld met de Heilige Geest na drie dagen van vasten en bidden. Daarna begon hij onmiddellijk zijn predikambt in de kracht van de Heilige Geest.

4.Paulus en Barnabas werden in het bijzonder vervuld met de Heilige Geest voor hun zen­dingsreis in antwoord op gebed. In (Hand. 13:01-04) lezen we de geschiedenis van een groep mensen, die tezamen waren gekomen in vasten en gebed, totdat de Heilige Geest zei: “Zondert mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe ik hen geroepen heb.”

Dan wordt ons verteld: “Toen vastten en ba­den zij en legden hun de handen op en lieten hen gaan. Deze dan, door de Heilige Geest uitge­zonden, trokken naar Sileucië en voeren, vandaar naar Cyprus. En het is geen wonder, dat er vele zielen gered werden door de werking van de Heilige Geest, door middel van deze mensen, die met dien Geest vervuld waren geworden na vas­ten en bidden.

Het middel om de kracht van God te ontvan­gen voor Zijn dienst, bestaat voor de Christen in bidden.

  1. Paulus bad aanhoudend voor andere Chris­tenen, dat zij vervuld mochten worden met de Heilige Geest. In (Ef. 01:15-19) herinnert Pau­lus aan zijn gebed voor de heiligen van Efeze, “dat God U geve de geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen, … en hoe overweldigend groot Zijn kracht is”.

Dat is een gebed, opdat ze mogen vervuld wor­den met de Geest en met Zijn kracht. In (Ef. 03:14-19) wordt nog eens hetzelfde onderwerp van gebed genoemd: “Om die reden breng ik mijn knieën voor de Vader, opdat Hij u geve,  met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest, opdat gij vervuld wordt tot alle vol­heid Gods.”

Paulus bad voor deze Christenen, opdat zij ver­vuld zouden worden met de Heilige Geest. Zijn kracht komt in antwoord op gebed.

Gebed en smeking zonder ophouden, was het geheim van de kracht, die zich op Pinksteren openbaarde en eindigde met de redding van zo­vele zielen.

Bidden, hartbrekend, zonden belijdend, boetvaar­dig bidden, was het, dat het geheim was van de kracht die zich openbaarde, telkens als de heili­gen van God tijden van opwekking beleefden en telkens als personen vervuld werden met de Geest van God voor Zijn Heilige dienst.

We moeten dus bidden omdat het gebed Gods de aangewezen weg is voor ons, om de kracht van Zijn Heilige Geest te verkrijgen om Zijn werk te doen.

 

Negro Spirituals door G. Klumper

Toen de Spanjaarden in de 16e eeuw in Amerika kwa­men, vestigden zich vele Europese ondernemers daar, die grote plantages van suiker, tabak, koffie en andere tro­pische gewassen stichtten. Voor die uitgestrekte ondernemingen waren veel arbeiders nodig. Toen deze zich niet vrijwillig aanmeldden, dwongen de blanken de Indianen tot de arbeid. Van die tijd aan bevlekten de blanke “Christenen” zich met de schande van slavenjacht en handel. De Indianen bleken echter te zwak te zijn voor het zware plantagewerk. Een Rooms priester kreeg mede­lijden met de Indianen en gaf de raad de sterkere bewoners uit Afrika te nemen. Als gevolg van deze raadgeving werd er een mensonterende jacht gemaakt op de bewoners van midden Afrika. In deze afschuwelijke slavenhandel heeft Neder­land een belangrijk aandeel gehad. Doch deze handel werd niet slavenhandel genoemd, maar handel in ebbenhout (zwart hout) Voor die handel gebruikten de Nederlanders twee eilandjes: Fernando Po (tegenwoordig van Spanje) bij de Goudkust in Afrika en St. Eustatius, één van de West-Indische eilanden.

Mogen we nu even, voor we met de geschiedenis verder gaan, iets zeggen over het karakter van de bewoner van Afrika?

Er is geen ras ter wereld, dat zo muzikaal is als dat van hen. Muziek is zo’n deel van zijn wezen, dat hij zich als het ware uitdrukt in muziek. Urenlang kan hij wer­ken of zwaar roeiwerk verrichten, als er maar een trommel of tamtam geslagen wordt. Trommelmuziek in sterk ritme uitgevoerd maakt de Europeaan prikkelbaar, zenuwachtig en onevenwichtig. De bewoner van Afrika echter kent de natuur van ’t rit­me door en door en weet iedere schakering daarvan. Een ander kenmerk is de eigenaardige melodiek. De melodie van hem is een dalende melodie. Twee speciale toonlad­ders kunt u bij al zijn muziek steeds terug vinden. De eerste ladder is de zogenaamde oer toonladder (de zwarte noten op een piano of orgel) die de hoekstenen vormen in de melodieën van alle volkeren. Een mooi voorbeeld van zon melodie, opgebouwd uit deze vijf tonen, vindt u in het bekende “Wachet auf, rufet uns die Stimme” (oor­spronkelijke zetting). De tweede toonladder vindt u, wan­neer u achtereenvolgens van boven naar beneden de witte toetsen van een piano of orgel aanslaat, te beginnen bij de toon A naar de volgende toon A. Een derde opvallend kenmerk is, dat hij een buitengewone gave heeft voor harmoniek, d.i. het gelijktijdig zingen van tonen, die met elkaar een mooie harmonie vormen.

Als we nog opmerken, dat het volk van Cham kin­derlijk eenvoudig is en dat het spoedig in vervoering ge­raakt; dan hebben we het beeld van de Afrikaanse mens zo nauw­keurig mogelijk getekend. Hierbij zij nog de volgende opmer­king gemaakt. Wij, Europeanen, zijn zo geweldig bang voor extase. Extase is het verliezen van zichzelf en het over­geven van de controle over zichzelf in de handen van een ander. De tot slaaf gemaakte Afrikaan bezit dit verliezen van zichzelf veel meer dan wij, Hollanders. Daarom werken de demonische mach­ten in Afrika op een ontzettende manier. Maar daar staat tegenover, dat hij zich ook veel gemakkelijker “over­geeft aan God door de Here Jezus. Daarom gebeuren er wonderen in Afrika, die hier in Holland niet kunnen plaats vinden, omdat wij onszelf willen controleren en ons niet durven en willen verliezen in God door het Bloed van Jezus Christus.

We willen de draad der geschiedenis weer opnemen.

Omstreeks 1700 bereikte de slavenhandel zijn hoogtepunt. Hele Afrikaanse gezinnen werden uit elkaar gerukt. Zij zelf op afschuwelijke wijze mishandeld. Slavernij betekende voor hen: wanhoop en ellende. Maar God zoekt de zodanigen, die in nood zijn. Hoewel in het algemeen de blanken in Noord-Amerika alleen leefden om fortuin te maken, waren er die zich het lot van hun slaven aantrokken. Zij waren het, die het Evangelie van verlossing en vrijheid in en door de Here Jezus Christus verkondigden. Eerst waren het de Presbyters, Puriteinen en Quakers, later de Methodisten, die het Evangelie predikten. Deze boodschappen vonden in de arme dorstige harten een vruchtbare bodem. De geschie­denissen van Mozes, Elia, Daniël, Petrus in de gevangenis, werden de geliefde verhalen van de tot slaaf gedwongenen. In het bleke slavenleven was het enige middel waardoor de negers zich konden uitdrukken, hun muziek, hun zang.

Gebeurde het eens, dat een slaaf getroffen werd door een tekst of toespraak, dan begon hij te zingen; de anderen vielen dan spoedig bij. Het gebeurde dan ook, dat zij zo in hun zingen opgingen, dat zij alle ellende vergaten en zongen van Jezus. Ze geraakten daardoor in vervoering. Maar wie zal en kan er ook gewoon blijven als hij zich gaat realiseren, waarvan hij door God in Jezus de Christus is gered geworden?

Schrijft de Apostel Paulus niet zelf over de dingen Gods, die geen oog heeft gezien en in geen hart zijn opgeklommen. Mochten wij eens allen los komen van ons “fatsoen” en in eenvoudigheid des harten door het Bloed van de Here Jezus Christus alleen God prijzen voor de volle openbaring van God de Heilige Geest. Hoe onberoerd blijven wij bij de grootste heilsgeheimen, geopenbaard in Gods Heilig Woord. Willen wij onszelf gans en al verliezen’ in God?

Zo ontstonden de Negro Spirituals. Vele van die Spirituals werden mondeling in woord en melodie overgebracht, doch de harmonisatie en wijze van uitvoering veranderden voortdurend, want die muziek is improvisatiekunst en niet bedoeld opgeschreven te worden.

Mogen we tot slot een opmerking maken over de ver­houding tussen de moderne Jazzmuziek en de eenvoudige, geestelijke liederen der negers.

Zoals in onze dagen, zien wij, dat, toen men bevrijd was en de nood en ellende verdwenen, er velen waren, die in de nood God hadden gezocht, doch daarna door de vele aan­lokkelijkheden dezer wereld van God werden afgetrokken en vergaten waarvan zij verlost waren. Zij, die na de slavernij in vrijheid leefden, gingen instrumenten be­spelen; eerst het fanfareorkest, later verfijnder met piano en strijkinstrumenten. Oorspronkelijk waren de eerste uitin­gen van wat men nu met de naam Jazz betiteld, zuiver volksmuziek, beoefend door Christenen en niet Christenen. Maar door de invloed der blanken, die de zuivere volksmuziek in gedegenereerde vorm als een handelsartikel aan Europa verkochten, kwam er ook in vele onbekeerde voormalige slaven de duivelse hartstocht van winstbejag. Hierdoor werd de wereld overstroomd met uiterst minderwaardige muziek, die de naam had van Jazz. Toch bleven in de zuidelijke ­staten de zuivere Negro Spirituals leven en werden later door Christenen opgetekend, van een harmonisatie voor­zien en uitgegeven. Er waren ook Christenen, die om’ dat de eigenlijke Jazz-muziek uit de Negro Spirituals is ontstaan, naast de Negro Spirituals de zuivere Jazz muziek, volksmuziek, bespeelden. Om u een idee te geven van dit verschijnsel, mogen we vertellen, dat de grote Jazz- Duke Ellington, iedere dag zijn Bijbel leest en tot God bidt. We staan hier voor een raadsel, waarover wij ons onthouden een oordeel te vellen. God. Die de harten kent, zij de enige Rechter.

Mogen wij tot slot nog citeren de tekst van een beidende Negro Spiritual:

Were you there when they crucified my Lord?

Oh! Sometimes it causes me to tremble.

Were you there when they crucified my Lord?

Were you there when they nailed Him to the tree 7

Oh! Sometimes it causes rae tc tremble.

Were you there when they nailed Him to the tree?

Were you there when they pierced Htm in His side?

Oh! Sometimes it causes me to tremble,

Were you there when they pierced Him m His side?

Were you there when they laid Him in the tomb?

Oh! Sometimes it causes ine to tremble.

Were you there when they laid Him in the tomb?

 

Vertaling:

Waart gij daar toen zij kruisigden mijn Heer?

O ‘ Soms is ’t een oorzaak om te beven.

Waart gij daar toen zij Hem sloegen aan de boom?

Waart gij daar toen zij staken in Zijn zij?

Waart gij daar toen zij Hem legden in het graf?

 

In aansluiting met de lijst der gebeds- onderwerpen, die we in het vorig nummer gaven, plaatsen we de volgende toelichting op het punt: evangelisatiewerk in de bewaringskampen, speciaal in het kamp bij Nijmegen.

 

Oproep tot gebed

 “Ik vermaan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbidding en dankzeggingen, voor alle mensen. Want dat is goed en aangenaam voor God, onzen Zaligmaker.” (1 Tim. 02:01-03).

Wij willen de voorbede van onze lezers vragen voor de bewoners van het Vreemdelingenkamp “Mariënbosch”, bij Nijmegen. Daar wachten ruim duizend mannen, vrouwen en kinderen op doorzending naar Duitsland, Oostenrijk enz. Onder en is een groep Hernhutters uit Suriname, die reeds in Mei 1940 in een kamp geïnterneerd werden en achter prikkeldraad opgeborgen, daar zij Duitsers waren.

Eindelijk, na zeven jaar kampleven, mochten zij naar het vaderland terugkeren, doch in Nederland aangekomen, wer­den zij opnieuw in een kamp ondergebracht, daar de Engelse bezetting hen niet toeliet in hun land.

Welk een teleurstelling! In het kamp “Mariënbosch” leven deze mensen, w.o. vier Zendelingen met hun gezinnen, onder de meest primitieve en moeilijke omstandigheden. De kinderen hebben over het algemeen nooit anders dan kamp­leven gekend, wat zeer schadelijk is voor hun morele en geestelijke ontwikkeling. Voor onderwijs is in het kamp geen gelegenheid meer, daar zij, die het konden geven, reeds eerder zijn vertrokken. Van de andere kampbewoners gaan er steeds transporten heen en komen weer nieuwe aan, doch de Hernhutters blijven achter. Deze langdurige gevangenschap, zonder bepaalde reden, terwijl hun papieren in orde zijn, werkt fnuikend op hun gezondheid; verschei­dene hunner gaan zienderogen achteruit. Wat moet dit worden? Wanneer zij niet spoedig doorgezonden kunnen worden, zullen zij hun familie nooit weerzien.

Hoeveel diepgaand leed verbergt dit kamp, dat maar wei­nigen weten.

Zij, die hier kunnen helpen en het niet doen, laden een grote schuld op zich. Ware het niet, dat Zr. Kruisinga, als geestelijke en sociale verzorgster, bijgestaan door Mej. Lange, Mevr. Looy. Dr. van Teutem en anderen, in samenwerking met de Ned. Herv. Kerk. alles deden wat zij konden om hun leed te verzachten, hun toestand zou onhoudbaar ge­weest zijn. Maar nu wordt het ook voor hen de hoogste tijd, dat er uitkomst kome!

Daarom roepen wij u op, de gevangenen te gedenken, alsof gij medegevangene waart. Wenden wij ons tot God, Die alleen helpen kan en voor Wien geen gesloten deuren of grenzen bestaan, opdat Hij de harten neige tot spoedige en afdoende hulp. Eens verlieten deze mensen het vader­land om hun Meester in de vreemde te dienen en de bood­schap van het Evangelie uit te dragen. Vragen wij de Heer, dat Hij het mogelijk make, dat zij spoedig naar hun vader­land terug mogen keren. Laat ons getrouw achter hen staan met ons gebed, tot eer van Zijnen Naam!

  1. H. Luitingh, Secretaresse Europa-Zending.