Levend geloof 1985.12 nr. 265

Waarom God voor ons is! Door Gert Jan Doornink

“Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?” (Rom. 08:31b).

Kerstfeest is voor de waarachtige christen een feest dat hij met heel zijn wezen, heel zijn innerlijk beleefd! Terwijl het bij de wereld en het naam-christendom uitsluitend gaat om de uiterlijke dingen, al of niet overgoten met een religieus sausje, komen er bij de gelovige, die echt kerstfeest viert, kenmerken tot openbaring zoals: dankbaarheid, blijdschap, zekerheid en verantwoordelijkheidsbesef.

Dankbaarheid voor het grote heilsfeit, dat God het allerliefste wat Hij bezat, zijn eniggeboren Zoon, naar deze wereld zond (Joh. 03:16).

Blijdschap dat hij, door te geloven in het volbrachte werk van Jezus Christus, deel mag hebben aan het nieuwe leven in Christus.

Zekerheid omdat een waarachtig volgeling van Jezus weet dat dit nieuwe leven eeuwig is. Jezus sprak: ”Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven” (Joh. 10:28).

Verantwoordelijkheidsbesef. We kunnen niet aan de avond van tweede kerstdag alleen maar zeggen: “Ziezo, dat zit er weer op, we hebben geweldig fijne kerstdagen gehad”, zonder ons te realiseren dat wij iedere dag opnieuw de verantwoordelijkheid dragen voor allen die de persoonlijke geboorte van Jezus in hun leven nog niet hebben beleefd.

De groei naar de volwassenheid

Juist deze ‘overdracht’ van het nieuwe leven aan anderen behoort ons dagelijks bezig te houden. We zijn immers geroepen Zijn getuigen te zijn? Nu gaat het er niet alleen om dat we actief bezig zijn om anderen voor Christus te winnen, maar vooral ook dat het nieuwe leven in ons ‘zichtbaar’ is. Daarvoor is het noodzakelijk dat we volwassen christenen worden, zodat we niet meer heen en weer geslingerd worden door allerlei wind van leer, om de woorden van Paulus te gebruiken (Ef. 04:14).

En wat Paulus betreft: hij was zo’n volwassen christen, hij ging de strijd niet uit de weg. Zelf had hij een radicale ommekeer in zijn leven mee gemaakt en zijn hele verdere leven had daarna nog maar één kenmerk: de volledige inzet voor de zaak van Gods koninkrijk. Hij liet zich door niets en niemand daarvan weerhouden. Daarom schreef hij ook aan de gemeente te Rome: “Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?”

Evenals Paulus mogen ook wij het weten dat de komst van Jezus naar deze wereld het grote bewijs is dat God vóór ons is! Immers, de mens, hoever ook van God afgedwaald en in de macht van satan, werd niet door God afgeschreven. Waarom niet? Omdat de mens geschapen werd als kroon van Gods scheppingswerk, naar Gods beeld: volkomen en goed en God niet wil dat deze mens onder de ruïnerende invloed van satan blijft. Daarom is God vóór ons, dat wil zeggen voor ieder mens is er de mogelijkheid terug te keren in de gemeenschap met God. Dit is de boodschap van kerstfeest: Christus wil geboren worden in ieder mensenhart dat zich daarvoor openstelt.

Hebben wij eenmaal Jezus toegelaten in ons leven, dan willen wij ook anderen deelgenoot maken van dat nieuwe leven. Daarbij ondervinden wij natuurlijk felle tegenstand uit het rijk der duisternis. Satan geeft niet gemakkelijk terrein prijs. Maar laten we ook dan – juist dan denken aan de woorden van Paulus: “Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?” Want Hij die in ons is, is meerder dan die in de wereld is (1 Joh. 04:04)! Omdat Jezus in ons woont zijn wij overwinnaars! Het is de Geest van God in ons die ons onder alle omstandigheden doet triomferen. En het is dezelfde Geest van God die bewerkt dat we daardoor met grote vreugde kerstfeest ( innen vieren, want er is niets dat meer blijdschap treeft dan te weten en te beleven dat Hij vóór ons is!

 

Van de redactie

De inhoud van “Levend Geloof” is nog steeds ‘springlevend’. Dat blijkt wel uit de brieven en reacties welke wij regelmatig ontvangen en die uiteraard zowel pro als contra zijn. De boodschap van het volle evangelie, zoals wij die in “Levend Geloof” verwoorden, stelt de mensen nu eenmaal voor de keuze: de prijs betalen die het volkomen volgen van Jezus betekent, óf een compromis weg gaan, die echter altijd teleurstelt en nooit leidt tot een leven van blijdschap en overwinning.

Hoewel wij ons bij het schrijven van de artikelen zoveel mogelijk laten leiden door Gods Woord en Geest, zijn ook wij niet onfeilbaar, alleen reeds vanwege het feit dat wij evenals alle kinderen Gods die de Heer in gehoorzaamheid volgen – in een groeiproces zitten. Wij bidden daarom ook steeds weer om vermeerdering van kennis, wijsheid en inzicht, opdat de inhoud van ons blad zo goed en positief mogelijk zal overkomen.

Wij zijn dankbaar – en geven daarvoor alle eer aan Hem die ons daartoe bekwaam maakt – dat velen “Levend Geloof” in het bijzonder waarderen vanwege de begrijpelijke en duidelijke uitleg van de verschillende facetten van het evangelie. Deze eenvoud en duidelijkheid wil echter niet zeggen dat we ‘simpel’ zijn in de negatieve betekenis van dit woord, dat wil zeggen er zit ook heel wat ‘stevige kost’ bij, die ons aan het denken zet. Daarbij willen wij geen mening, visie of leer opdringen, maar zijn ons wel ten volle bewust dat wij verantwoordelijke zijn om over datgene te schrijven waarvoor de Heer ons de ogen heeft geopend. Daarom zijn we niet bang om vrijmoedig over de diverse onderwerpen te schrijven, ook al weten wij dat hef ‘geschreven woord’ vaak scherper overkomt dan het ‘gesproken woord’. In dit verband vragen wij ook aan onze lezers de artikelen altijd te beoordelen op de ‘hoofinhoud’. We merken soms dat men kritiek heeft op één bepaalde regel uit een artikel, die niet goed overkomt of waarover men – al of niet terecht – anders denkt, zonder te bedenken wat de werkelijke bedoeling van het artikel is.

Voelt u zich overigens ten allen tijde vrij ons te schrijven. We kunnen van elkaar leren. Helaas ontbreekt ons de tijd alle brieven te beantwoorden, hoewel wij wel aan iedere brief of reactie 100% aandacht schenken en wij er soms later, hetzij in “Levend Geloof”, hetzij in een persoonlijk schrijven, op reageren. Alle lezers en lezeressen die ons in het afgelopen jaar schreven, danken wij heel hartelijk voor hun reacties. Dat geldt ook voor alle giften die wij weer ontvingen voor onze geloofsarbeid. God is goed en zeer te prijzen! Wij zijn dankbaar dat “Levend Geloof” ook in 1985 weer ten dienste mocht staan van allen die behoren tot de gemeente van Jezus Christus en die het verlangen hebben de volheid van Christus tot openbaring te brengen. Wij hopen en geloven dat u ook in 1986 weer veel zegen zult ontvangen door de inhoud van ons blad. In ieder geval is onze verwachting ook dan geheel en al van Hem in wie wij het ‘volle heil’ ontvangen hebben!

 

Licht en leven (gedicht) door Tea Keuper Dijk

Toen d’ aarde woest en ledig was en donkerheid

De aard bedekte,

Schiep God het licht en in dat licht was leven,

Daar plantte God de bomen, die zich strekten;

En alle vogels zongen daar een lofgedicht!

 

En in dat licht was leven

leven voor de mensen die Hij schiep.

Die Hij uit ’t stof tot Goddelijk aanzijn riep:

Adam, de man en Eva, de mannin,

God schiep hen naar Zijn Beeld,

blies hen de levensadem in.

“Leef en bewoon mijn hof, heers en bedenk de dingen

die van Mij zijn; aan uw zijde, staan de hemelingen.

 

Zó was het lang geleden en zo is het nog.

Wéér is d’ aarde woest en leeg, vol duisternis…

Maar, midden in die wereld is

het Licht gekomen, Licht,

helder schijnt, wordt, zodat de duisternis ontmanteld wordt, verdwijnt.

Wórdt dan verlicht, Gemeente Gods, kondig het aan:

De Heiland heeft de vorst der duisternis weerstaan:

Ontmaskerd is hij, d’ aartsvijand, vol leugen en bedrog!

Verhef U, Sion, wees een stralend licht!

Verlicht de hemel en de donk’re aarde.

Roep óók tot leven, geef terug zijn waarde

en waardigheid, toon Gods gezicht!

 

De bediening van Jezus door Wilkin van de Kamp

 

”Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 03:16).

Een tekst die veel chris­tenen zonder enige moeite uit het hoofd kunnen ci­teren. Maar beseffen we wel de diepe betekenis die achter deze bekende woorden schuilt? God heeft zijn Zoon namelijk naar deze wereld gezonden met een specifieke bedoe­ling. De Zoon heeft van zijn Vader een duidelijk omschreven taak gekregen. Je mag wel zeggen een bediening. Een bediening tot behoud van de mens, want God wil niet dat wat Hij goed geschapen heeft, verloren zal gaan. En een bediening tot herstel van de mens, want God wil verder met de mensheid.

God staat niet stil bij wat er eens gebeurd is, maar gaat verder met zijn scheppingsplan. God gaat door met wat Hij begonnen is. En omdat Hij de mens in dit plan betrekken wil, begint Hij daar met zijn herstel. De Zoon helpt zijn Vader in dit grote herstelwerk. Jezus Christus staat als hoofd van de gemeente ook aan het hoofd van dit immense plan. Hij is er de uitvoer­der van. Alleen Hij is waardig hiervoor de macht en de rijkdom, de wijsheid en de sterkte te ontvan­gen.

In het begin, voordat er sprake was van de schepping, had Jezus van zijn Vader al een bediening gekregen. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament spreken zich hier duidelijk over uit.

De scheppingshymne

Als we (Spr. 08:22-31) bij de kop pakken, willen we meer te weten komen over de taak van Jezus vóór zijn komst op aarde. Deze dichterlijke beschrijving van Gods schepping wordt wel eens de scheppingshymne ge­noemd. Zeer terecht, want het is een lofzang ter ere van onze God, de volmaak­te Schepper, waarin de wijsheid centraal staat.

De nauwkeurige bijbellezer zal opmerken dat de wijs­heid hier wordt beschreven als een persoon: ”De Here heeft mij tot aanzijn geroe­pen als het begin van zijn Ogen, vóór zijn werken van ouds af. Van eeuwig­heid ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond. Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water. Eér de bergen omlaag gezonken waren, vóór de heuvelen ben ik geboren”.

Over wie gaat het hier? Wie was er vóór de bergen, de oceaan en de heuvelen? (Joh. 01:01) geeft ons antwoord: “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God”.

Woord en wijsheid horen bij elkaar, zij zijn niet van elkaar te scheiden. Ze gaan altijd samen, want een woord zonder wijsheid is van weinig nut, maar aan een wijsheid zonder woord heb je ook niet veel. De Spreukendichter heeft het in zijn lofzang dus over “Jezus Christus…, die ons van God is gewor­den: wijsheid” (1 Kor. 01:30). Gods Zoon is het mid­delpunt van dit scheppingslied. Hij is de spil waar alles om draait. Gods Zoon was daar in het be­gin, Hij stond centraal in de schepping van de we­reld.

De eerste de beste

Jezus was er in het begin, nog sterker, Hij zegt zelf dat Hij het begin van Gods schepping is: “Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods” (Openb. 03:04).

Inderdaad, Jezus was het begin van Gods schepping. Ook de scheppingshymne begint met deze gedachte: “De Heer heeft mij tot aanzijn geroepen, als het begin van zijn wegen”. Jezus was het begin van Gods ’werken’, zegt een andere vertaling. Hij is het begin, in het He­breeuws ’reshith’, wat ook vertaald mag worden als ‘eerste’ of als ‘beste’.

Onze God is dus met het beste begonnen: Jezus Christus. De Zoon van God is met recht wat je noemen kunt de Eerste de Beste! En als we wel eens zeggen: Een goed begin is het halve werk, dan gaat dat hier helemaal op! Ook Paulus noemt Jezus “het beeld van de onzicht­bare God en de eerstgeborene van de ganse schepping” (Kol. 01:15).

Deze titel ‘eerstgeborene’ vinden we weer terug in de eerste regel van de scheppingshymne. Het Hebreeuwse woord ‘qana’, dat door het NBG vertaald is .als ’tot aanschijn geroe­pen’, heeft veel meer be­tekenissen. Het kan ook betekenen: kopen, bezit­ten, verkrijgen, scheppen of verwekken (door ba­ren). Deze laatste beteke­nis vind ik het meest op zijn plaats. We zouden dan moeten lezen: “De Here heeft mij verwekt”. Dit sluit goed aan bij de ver­zen 24 en 25 waar staat dat de wijsheid (Jezus Christus) als eerste voor het bestaan van oceaan en de heuvelen is geboren!

Samenvattend zou je kun­nen zeggen: Jezus Christus is de ’reshith’ ‘qanah de eerstgeborene van de schepping. Hij is Gods eerste creatie. En God heeft deze Zoon liefgehad vóór de grondlegging der wereld (Joh. 17:24). Weet u, deze tekst (het was een uitspraak van Jezus zelf) kunnen we wel be­grijpen. We kunnen ons voorstellen hoe een Vader zijn Zoon lief heeft. Moeilijker is het als we ons willen voorstellen hoe het Woord tot stand is geko­men. De Hebreeënschrijver heeft het ons met het vol­gende voorbeeld duidelijke willen maken: Jezus is de afstraling van Gods heer­lijkheid en de afdruk van zijn wezen (Heb. 01:02). Afstra­ling heeft hetzelfde karak­ter als licht, het komt van het licht en is zelf weer licht. Het kan van het licht niet worden losge­maakt. Hij bedoelt hiermee te zeggen dat Christus uit God is, maar ook God is. Denk maar, zegt Hij als het ware, aan het licht dat uit de zon is maar toch ook de zon zelf is.

Vaders leerling

Had Jezus zelf ook een taak in het scheppings- gebeuren of was Hij slechts als toeschouwer, of ooggetuige aanwezig, terwijl God deze prachtige schepping formeerde? Wel, de Bijbel zelf leert ons dat Jezus Christus actief heeft deelgenomen aan de schepping.

Johannes zegt het bijvoor­beeld zo: “Alle dingen zijn door het Woord geworden; zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is”.

De apostel Paulus be­schrijft het als volgt: “Want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemel en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem”.

Ook de Hebreeënschrijver laat zicht niet onbetuigd: “De Zoon… door wie Hij ook de wereld geschapen heeft”.

Niet alleen in het Nieuwe Testament maar ook in het Oude Testament lezen we hierover. De Spreuken­dichter laat weer een dui­delijk geluid horen: “Toen (dit is op het moment dat God de hemel en de aarde schiep) was ik een troetelkind bij Hem, ik was één en al verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aan­gezicht” (Spr. 08:30). In het Hebreeuws staat voor ’troe­telkind’ het woord ‘amón’, wat we ook mogen vertalen als bouwmeester of kunste­naar (zie onder andere de King James en de Leidse vertaling). Deze vertalin­gen laten zien dat Jezus actief heeft deelgenomen aan de schepping. Je zou het met een Latijnse spreuk kunnen zeggen: “Alumnus Patris’, dit is ‘als Vaders leerling’. De Zoon was de leerling van de Vader. God heeft zijn Zoon leren spre­ken, zoals HIJ spreekt, Hem leren handelen zoals HIJ handelt. Jezus heeft niets kunnen doen, zonder dat Hij het zijn Vader heeft zien doen (Joh. 05:14). De Vader en de Zoon vor­men een hecht team.

Zo krijgt Jezus, de Eerst­geborene en het begin van Gods schepping, naast God een taak in het scheppings­werk. Dat was de bediening van Jezus. Hiertoe is Hij van eeuwigheid gezalfd ge­weest, zegt (Spr. 08:23) (Statenvertaling).

Scheppen is ‘splijten’

Maar, waar de Vader en de Zoon aan het werk gaan – . – dus gaan scheppen – gaat dit gepaard met strijd. Niet een strijd tussen Va­der en Zoon, maar een strijd die zij samen voeren tegen de gevallen engel: satan, Gods tegenstander. Het Hebreeuwse woord voor scheppen verraadt nog de gedachte aan die strijd, want oorspronkelijk betekent het ‘splijten’.

Het hele scheppingsverhaal door vinden we deze bete­kenis weer terug: God maakt scheiding tussen licht en duisternis, tussen de wateren boven en de wateren onder het uitspan­sel, enzovoort. Genesis 1 laat ons door deze beelden zien hoe het er in de on­zienlijke wereld tijdens de schepping toeging en hoe het er vandaag nog steeds toegaat.

We lezen dan in (Gen. 01:01) dat de aarde één en al chaos was. Letterlijk staat er: De aarde nu was ’tohu’ en ’bohu’, wat ‘ver­warring’ betekent en ‘ledig­heid’. Hoe is deze verwar­ring ontstaan? Is dit nu het werk van de Vader en de Zoon? Is dit het eerste resultaat van de samenwer­king tussen Vader en Zoon? Nee, want God schept de dingen vanuit zijn wezen en dan is het goed. Ja, zelfs zéér goed, lezen we: Omdat God zijn hart erin heeft gelegd. Zijn schep­ping is een deel van Hem geworden. God schept daarom geen verwarring, maar altijd orde en duide­lijkheid. Verwarring is een typisch kenmerk van de duivel. Overal waar hij zich vertoont zaait hij ver­warring en onrust.

Waarom was er verwarring op de aarde? Omdat er duisternis lag op de vloed! Nu heeft het Hebreeuws voor vloed het woord ’te- hóm’, wat ook wel vertaald wordt als ‘afgrond’ (Statenvertaling) of als ‘oerwater’ (Prof. Brouwer).

Er lag duisternis op de af­grond , of op het oerwater, omdat de Leviathan hierin rondzwemt. Een zeemonster met afschrikwekkende ge­drochten van drakenkoppen die rondloeren om te ver­slinden wat ze verslinden kunnen.

Het is satan, de gevallen engel, die in een duister klimaat van verwarring en chaos wacht om de mens in zijn macht te krijgen. Hoe angstaanjagend dit ook lijkt, Gods kinderen hoe­ven nooit en te nimmer angst te hebben voor dit zeemonster. God belooft verschillende malen in zijn Woord dat er een einde komt aan de dreiging van slang. Het rijk der duisternis is gedoemd om volledig en voorgoed onder te gaan. “Te dien dage zal de Here met zijn fel, groot en sterk zwaard bezoeking brengen over de Leviathan, de snelle slang, over de Leviathan, de kronkelende slang, en Hij zal het mon­ster in de zee doden” (Jes. 27:01).

Ezechiël profeteerde hoe dit in zijn werk zal gaan: “Gij waart als een zeemonster: in uw stromen liet gij het borrelen, met uw poten bracht gij het water in beroering en deed zijn stromen troebel worden. Zo zegt de Here Here: Mijn vangnet spreid Ik over u uit door een menig­te van volken, – zij halen u op in mijn net! ” (Ez. 32:02-03).

Dat dit niet zonder slag of’ stoot zal gebeuren is wel duidelijk. (Openb. 12:07-12) beschrijft ons onomwonden dat het een flinke strijd zal zijn, maar dat uiteindelijk de grote draak, satan en zijn engelen, het moet afleggen tegen de zonen Gods die hun plaats gaan innemen als strijders in de hemelse gewesten. Geen wonder dat er dan pas goed oorlog komt in de hemel:

“En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn en­gelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn enge­len voerden oorlog, maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld ver­leidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem. En ik hoorde een luide stem in de hemel zeg­gen: Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen. En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getui­genis”.

Alle eer komt toe aan God, de volmaakte Schepper van hemel en aarde! Want: “Gij zijt het, die de zee hebt gekliefd door uw kracht, de koppen der draken in het water verbrijzeld. Gij zijt het, die de koppen van de Leviathan hebt vermorzeld, hem aan het woestijngedierte tot spijze gegeven” (Ps. 074:013-014).

Buitengewoon!

Van Genesis tot en met de Openbaring van Johannes is er in de Bijbel sprake van een geestelijke strijd. Een strijd in de geestelijke wereld tussen God en satan, met als inzet: de mens en de ganse schepping. De Vader en de Zoon hebben deze tegenwerking ervaren toen zij de wereld schie­pen. Scheppen kost strijd. Als in het begin op aarde duisternis heerst, gaat God hier scheiding maken. God gaat ‘splijten’. Want let wel, God heeft de duisternis niet geschapen! Duisternis bestaat slechts door het ontbreken van licht! Dus wat doet de goede God? Hij spreekt door ‘het Woord: “En God zeide: Er zij licht. En er was licht”.

Gods woord was voldoende om het licht op te roepen en scheiding te maken tus­sen duisternis en licht. Het Woord heeft schep­pingskracht en houdt dit ook. De bediening waartoe Jezus gezalfd is houdt niet op. Zelfs niet als de mens de zondemacht in zijn leven toe laat en als koning laat heersen. Jezus’ bedie­ning houdt bij de schep­ping van deze wereld niet op, maar krijgt een diepe­re dimensie!

Zijn bediening krijgt zelfs een nieuwe inhoud. God stuurt zijn Zoon in deze bediening naar de wereld, die Hij zo liefheeft. Een wereld die weliswaar in duisternis leeft, maar waarvan de Vader en de Zoon niet willen dat zij verloren gaat.

De Zoon krijgt dan een duidelijk omschreven taak: De bediening tot behoud en herstel van de mens en de schepping. Jezus is op aarde gekomen om ons een kans te geven een nieuwe schepping te worden. Hij wil een nieuw mens van ons maken. Dit past hele­maal in zijn bediening: nieuwe mensen scheppen, door onderscheid te maken tussen licht en duisternis in deze mens. ‘Scheppen’ staat in het Oude Testa­ment altijd in relatie tot nieuwe of buitengewone dingen. Is het dan niet buitengewoon dat God nu door Jezus Christus zegt: ”Het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. Zo is wie in Christus is een nieuwe schepping!” (1 Kor. 05:17).

En is het niet evenzo bui­tengewoon dat ook nu men­sen kunnen getuigen dat zij werkelijk een nieuwe schepping geworden zijn, omdat Jezus hen verlost heeft van de boze? Wat heerlijk dat Jezus weer aan het scheppen is, ook in deze tijd. De Bijbel zegt glashelder dat Jezus Chris­tus gisteren en heden de­zelfde is tot in alle eeuwig­heid (Heb. 13:08). Ook in zijn bediening zal Jezus tot in eeuwigheid dezelfde blij­ven .

Oproep tot scheppen

Jezus, de eerstgeborene van de schepping, is ook eerstgeborene van de nieu­we schepping. Doordat Hij als eerste is opgestaan uit de dood, is Hij de eerste van een nieuw geslacht. Zo is Hij onder alles de eerste geworden (Kol. 01:18b).

Jezus was er bij de schep­ping en Hij is er bij de verlossing van de schep­ping. Dat dit herscheppingswerk op weerstand stuit, zien we in het leven van Jezus in de tijd dat Hij rondging op aarde, weldoende en genezende allen die door de duivel overweldigd waren. Ook herscheppen kost namelijk strijd. Daar waar herstel wordt aangebracht, komt de duivel in opstand, om­dat hij gebied moet inleve­ren. Een onreine geest schreeuwde Jezus eens toe: ”Wat hebt Gij met ons te maken, Jezus van Nazareth? Zijt Gij gekomen om ons te verdelgen?” (Mark. 01:24). Maar Jezus bestrafte de onreine geest die subiet moest gehoorzamen zodat de gebonden mens echt een vrij mens kon zijn, zoals de Vader en de Zoon het hebben bedoeld.

Jezus is nooit opgehouden met dit herstelwerk waar­aan Hij begonnen is. Hij is in de onzichtbare, geeste­lijke wereld het hoofd van de gemeente geworden. De gemeente die Jezus Chris­tus als lichaam vertegen­woordigt hier op aarde. Jezus heeft van God, zijn Vader, als Eerstgeborene een scheppingstaak gekre­gen. De Zoon is als eerste­ling betrokken in het plan van de Vader. In deze Zoon zijn vele zonen ‘gebo­ren’. Jezus Christus heeft vele zonen ‘verwekt’ in de geestelijke wereld. Wij zijn in Hem zonen van God ge­worden en Gods erfgena­men, zegt (Gal. 04:06-07).

Als zonen Gods wordt de gemeente betrokken in het grote (herstel)plan van God. Ook de gemeente krijgt een scheppingsfunctie. De Bijbel roept ons op om geestelijke vaders te zijn, door in Jezus Christus geestelijk mensen te verwekken. Paulus ver­maant ons: “Want al hadt gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet ve­le vaders. Immers, ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt. Ik vermaan u dus: volgt mijn voorbeeld” (1 Kor. 04:15-16), Ook vandaag wil Jezus door de zonen Gods gees­telijke mensen verwekken. Het Woord heeft immers zijn scheppingskracht niet verloren?

Wij mogen in de wereld van vandaag geestelijke mensen scheppen, door hen te bevrijden uit het rijk der duisternis en hen in de geestelijke wereld over te zetten in het Ko­ninkrijk van het Licht. Dan zijn we scheppend be­zig, dat is ‘splijten’ in de geestelijke wereld. De zee wordt dan gekliefd door Gods kracht, de koppen der draken in het water verbrijzeld, de koppen van Leviathan vermorzeld!

 

 

 

Intermezzo door Gerry Velema

liefde is

“O, maar ik hou wel van haar, je denkt toch zeker niet, lat ik niét van haar houd”. Twee kinderen van de Heer, beide in één huisgezin, één gemeente. Werken samen op allerlei terrein. Alleen, er is iets, ze voelen het allebei. Iets van: het is beter dat wij elkaar niet te veel voor de voeten lopen. Laten we het contact maar wat mijden…

Na de dienst zie je ze beiden druk in de weer. Echt positieve gemeenteleden, die wat betekenen voor hun broeders en zusters. Een groet hier, een gesprekje daar. Een kus, een omhelzing, wat zie je na de dienst niet allemaal.

Alleen elkaar hebben ze weinig te zeggen. Nee, het valt niet in het oog, ze blijven fatsoenlijk en groeten echt wel. Maar is dit acceptabel? Is het liefde?

Hoe het ook zij: de liefde van God is echt, ongeveinsd. Als je echt van elkaar houd, hoef je niet te doen alsof. En als je net doet of je van iemand houdt, maar het is piet echt, belemmer je de Heilige Geest je echte liefde te ^even! Juist schijnliefde blokkeert het diepte-werk van “de Heilige Geest.

We praten zoveel goed! De stem van ons innerlijk wordt gesmoord, terwijl zij zegt: “Het had anders moeten zijn!” “O, maar ik houd wel van hem, alleen liever geen contact”.

“Ja, het is echt een fijne broeder van me, maar in het natuurlijke liggen we elkaar niet zo”.

“Heeft dat dan iets met liefde te maken? De één ligt je toch gewoon beter dan de ander”.

“Kijk als ze nu zelf ook eens ‘wat anders deed, ik wil heus wel, hoor”.

Zeg niet te vlug: “Ik’ hou ‘van jou…”

In de wereld om ons heen zal de liefde verkillen. Er zal in de wereld zoveel schijn gevonden worden. Zoveel schoon en goed gepraat worden. Daarom zegt de Heer ook tot ons: Wees geheel anders, jullie hebben Christus leren kennen.

Laat de Heilige Geest diep in ons hart mogen werken, ons vullen met de echte liefde voor elkaar, voor moeilijke en makkelijke mensen, voor prettige en minder prettige mensen, maar vooral voor de door God uitverkorenen onze broeders en zusters. Het is het gebed van mijn hart dat de Heer ons hierin zal zegenen.

 

Brieven door de redactie

Broeder A. R. uit Paramaribo, Suriname, schrijft: “Ik ben nu reeds vijf jaar geabonneerd op het blad “Levend Geloof”. Eerst woonde ik in Nederland. Later verhuisde ik van­wege mijn werk naar Su­riname. Was het zo dat ik verleden jaar mijn abonne­ment nog kon voldoen, helaas kan ik het dit jaar niet meer. Een geweldige economische recessie heeft het land Suriname zodanig getroffen dat er geen geld meer mag worden overge­maakt naar het buitenland. En zeer zeker niet voor abonnementen van tijd­schriften en dergelijke. Hierdoor blijf ik verstoken van de boodschap uit “Le­vend Geloof” . Gaarne zou ik dit blad willen blijven ontvangen. Ik kreeg toen een idee. Eerst geneerde ik me, maar later werd ik rustig van binnen. Ik wil u verzoeken of u een kort berichtje over mijn geval kunt plaatsen in uw blad en misschien dat er in Nederland een broeder of zuster is die mij een geschenkabonnement voor een jaar cadeau wil doen. Ik zou het heel erg vin­den als ik uw blad nooit meer zou ontvangen. Ik wil u alvast danken voor e medewerking en wens en de uwen de zegen

van onze God in uw ar­beid om maandelijks een blad te kunnen uitgeven, waarin de boodschap van Jezus recht gebracht wordt, zonder franjes of menselijke inzettingen” .

 

Commentaar van de redactie

– Het spreekt vanzelf dat onze broeder een gratis abonnement ontvangt en dus het blad blijft ontvangen. Ook verschillende anderen, zoals zendelingen en an­dere werkers in Gods koninkrijk ontvangen een gratis abonnement, wat mogelijk gemaakt wordt door de giften welke wij voor dat doel ontvangen.

De geestelijke boodschap

Van broeder D. N. te Dalfsen, ontvingen wij de nu volgende brief: “Als ik zo uw blad “Le­vend Geloof” lees, kom ik tot de ontdekking, dat allen die het met uw me­ning eens zijn de ware christenen zijn. Dat wil zeggen die geestelijk zijn omdat ze denken zoals u denkt. Maar daar zijn er zovelen die anders den­ken. Ik denk bijvoorbeeld aan de lezers van “Nieuw Leven”, “De Middernachts- roep”, “Het Zoeklicht” en allen die kerkelijk gericht zijn. Dan bent u met de uwen in de minderheid. Dan zouden diegenen die anders denken vleselijk zijn, terwijl jullie alleen geestelijk zijn. Maar ook in uw blad staan dingen die niet juist zijn, bij­voorbeeld in nr. 261, waar Wim te Dorsthorst schrijft dat de verheer­lijking van Christus de eerste wederkomst van Christus is.

In alle bladen staan posi­tieve en negatieve dingen. Dit is ook zo met uw blad. Dit spreekt nog van de onvolmaaktheid van de mens. Wel volmaakt is Christus, maar de mens laat ook in het schrijven vaak zijn eigen mening en gedachten gaan in datgene wat hem goeddunkt. Daar­om zeg ik: hoe minder lectuur hoe beter, want anders weet je niet meer of je links of rechts moet” .

Commentaar van de redactie

Het is niet alleen belangrijk dat we Jezus leren kennen, als onze Verlosser en Zaligma­ker, maar vooral ook dat we geestelijk groeien, zodat we het volwassen stadium in Christus berei­ken. Blijft dit achterwege dan komen we in allerlei dwalingen terecht, denk aan de verschillende aardsgerichte eindtijdvisies die de beleving van de volheid van Christus wegschuiven naar de toe­komst . We kunnen niet alleen zeg­gen: “Jezus was volmaakt en ik ben het niet” , maar zullen Zijn woorden ter harte moeten nemen als Hij zegt: “Gijlieden zult vol­maakt zijn, gelijk uw hé­melse Vader volmaakt is”. Een waarachtig kind van God heeft daarom ook een sterk verlangen in zich meer en meer de ‘volheid van Christus’ tot openbaring te brengen. Dit is een groeiproces en maakt iemand niet hoogmoedig of doet hem rondlopen met een soort superioriteitsge­voel van: “Ik ben de ware christen en de ander is fout”. Integendeel: het verlangen om ten volle ‘Jezus’ tot openbaring te brengen is geheel in over­eenstemming met de wil

van God. Dit bewerkt Gods Woord en Geest in ons leven, als we ons daarvoor tenminste open­stellen. Deze duidelijke ‘geestelijke boodschap’ blijven wij in “Levend Geloof” uitdragen. We zijn ons bewust dat ons dit niet door iedereen in dank wordt afgenomen, vooral als we bedenken dat satan deze boodschap haat, aar we bevinden ons in goed gezelschap, te weten Paulus. Lees maar wat hij schrijft in 1 Korinthiërs 2 vers 12 tot 16 (1 Kor. 02:12-16).

Het volle evangelie

Zuster J. S. te Enkhuizen schrijft: “U schreef een stukje over de naam ‘volle evangelie’ en de reacties van sommige mensen daar­op. (“Levend Geloof” – nr. 262). Zelf voel ik ook altijd bij de woorden ‘vol­le evangelie’ en ‘de boodschap’

een nare kriebel, misschien vanwege het feit dat het niet in de bijbel voorkomt, maar ook omdat het een beetje (!) het idee geeft: wij hebben het en al die anderen zitten er toch net even naast. Wat betreft die tekst die u aanhaalt uit Johannes over de Heilige Geest die zal leiden in de volle waarheid. . . Ik denk dat de Here Jezus hier bedoeld: de totale waarheid. Zo is de doop in de Geest waar­heid en de doop door on­derdompeling waarheid en de leer van de opstanding waarheid, enzovoort en samen met nog veel meer facetten vormen ze de vol­le of totale waarheid. En in al die geheimenissen (ver­borgen manna) worden we nu geleidt. Dus met het woordje ‘vol’ wordt niet dubbelop mee bedoeld. Zo van: de waarheid is al vol, waarom dan nog het woordje vol erbij. Mijns inziens wordt het hier ge­bruikt in de betekenis van ’totaal’, dat wil zeggen al­le facetten van de leer van Jezus. U ziet: ook hier niet naar de letter lezen, anders komen we er niet uit. Verder wens ik u Gods zegen op al uw werk”.

De menswording van de Zoon

Zuster J. G. L.- K. te Emmen bestelde enkele boekjes van “De volledige mens” door Klaas Goverts. Zij schrijft: “Weinig lectuur stemt zó overeen met wat de Heilige Geest ook aan mij heeft geleerd, als deze brochure.

Eveneens ontving ik van de heer inzicht In de menswording van de zoon, Omdat iemand mij vroeg hoe Jezus Zoon van God kon zijn en ook zo een van Maria ik wat de heer in mijn geest of ik mocht uitleggen wat ik nog nooit uitgelegd. Maar slechts geloofd had. Hij liep mij starten met wel Jezus, zegt zelf, God is geest en verder leert de bijbel ons in Hebreeën een dat de engelen geesten zijn, ook Satan is geest een en zijn engelen. Nu zegt Jezus In het hogepriesterlijk gebed. Vader verheerlijkt mij met de heerlijkheid die ik bij u had eer. De wereld was dus, de zoon was ook geest. Hij spreekt zelf van de innige liefde tussen hem en de verder de zoon die aan de boezem des vaders is. Die leert u de vader kennen? Wij weten dat hij de afdruk van Gods wezen is. Hij heeft ons Laten zien en horen hoe en wie de vader God is. Eén van wezen ook de Heilige Geest is één van wezen met God uit wie alle dingen zijn. Over het zoonschap staat er als God zoekt om de mensheid toch te redden, zenden mij en later hebt mij een lichaam bereid als God de vader zoekt naar een mens waarin hij een kind kan verwekken, ziet hij meer ja en schept als schepper van al wat leeft. Een kind in haar schoot en de eeuwige geest van de zoon daalt in dit kind. Wat een vernedering om als hulpeloos kind deel hebbend aan vlees en bloed des Mensen geboren te moeten worden als rechtvaardige In het vlees. Er moet een leven, de zonde hatend, eenvoudig nederig en rein te zijn. Daardoor bespot en veracht te worden. Uiteindelijk de zon de op zich nemend van ieder mens en het enige volmaakte offer van zijn lichaam aan God te offeren, waardoor de mens weer verzoend is met zijn maker nu nog groter eer ontvangen van de vader. Er zijn heilige engelen en van hen die levend zijn geworden in hun geest. En hem voor dit alles lof zingen Eren en danken. Een de loos zou je door kunnen gaan, maar zo wilde ik u zeggen hoe de heer ook mij leerde ziel en, geesten onderscheiden en het zoon des Mensen zijn van Jezus en Eniggeboren zoon van God te zijn, nu vol van genade en waarheid. We zullen hem eens gelijk zijn. Moedig voorwaarts maranatha.

 

God kiest voor het zwakke door Liesbeth Seepma

Als je met Kerstfeest bezig bent, denk je vaak automatisch aan het erg bekende kerstverhaal, dat beschreven wordt in Lucas 2: “En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden ingeschreven…” Dit ver­haal begint bij de geboor­te van de Here Jezus in Bethlehem.

Enkele gedachten over Lucas 1

Maar ik zou graag een paar gedachten aan je willen doorgeven over de geschiedenis, die vooraf­gaat aan het moment waar­op Gods Zoon als mens op aarde kwam. Het is een geschiedenis, waarin een engel verschijnt aan dood­eenvoudige mensen zoals jij en ik. Het is een ge­schiedenis, waarin een oude vrouw, die boven­dien onvruchtbaar is, een kind krijgt. Het is een geschiedenis, waarin een jong meisje, dat eigenlijk helemaal geen kind kan krijgen omdat zij geen gemeenschap heeft gehad met een man, overschaduwd wordt door de “Kracht van de Allerhoog­ste” , waardoor iets heiligs verwekt wordt, dat Zoon Gods genoemd zal worden.

Het eerste hoofdstuk van Lukas is een prachtige, wonderlijke geschiedenis die, als je hem nauwkeu­rig leest en er eens goed over nadenkt, je zó ont­zaglijk blij maakt! Waarom? Omdat Gods wezen er doorheen straalt! Gods Wezen, oneindig liefdevol, kent namelijk geen onvruchtbaarheid en kiest datgene, wat voor de wereld zwak is, uit om het sterke te beschamen.

Laten we beginnen bij Zacharias en Elisabeth..

Van hen staat geschreven in (Luc. 01:06): “Zij waren beiden rechtvaardig  voor God en leefden naar alle geboden en eisen des Heren, onberispelijk. En zij waren kinderloos, omdat Elisabeth onvruchtbaar was en zij beiden op hoge leeftijd waren gekomen” .

Maar dan verschijnt er een engel aan Zacharias: (Luc. 01:13) “Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw, Elisabeth, zal u een zoon baren en gij zult hem de naam Johannes geven. En blijdschap en vreugde zal uw deel zijn en velen zullen zich over zijn geboorte verblijden” .

God accepteert geen onvruchtbare

Het zal je maar gebeuren. Je bent oud, je vrouw is oud en je hebt geen kinderen, want je vrouw is onvruchtbaar, althans, volgens menselijke maatstaven. Je had zo graag een kind gewild… Soms dacht je: “Zou ik de Heer ï niet genoeg dienen?” Maar je leefde onberispelijk! Je bad tot de Heer: o Heer, ik zou zo graag een kind willen! De mensen mijden mijn vrouw, want zij is onvruchtbaar. . .

En dan. . . een engel, die tot je spreekt! Die zegt dat je een zoon zult krij­gen, een zoon! Je kunt het niet geloven… De engel vertelt je nog meer: je zoon zal groot zijn voor de Here, hij zal geen wijn en sterke drank drinken, hij zal vervuld worden met de Heilige Geest vanaf het moment dat hij groeit in het lichaam van zijn moe­der. En zijn taak zal zijn het bekeren van het volk Israël tot de Here, hun God, het keren van de va­derharten tot de kinder­harten, het keren van de ongehoorzamen tot de ge­zindheid van de rechtvaar­digen. Je zoon zal de Here een wel toegerust volk be­reiden .

En die zoon wordt geboren uit een vrouw die haar he­le leven het etiket “onvruchtbaar” opgeplakt heeft gekregen. Maar God accepteert dat niet. Hij accepteert geen onvrucht­baarheid, zeker niet bij iemand die rechtvaardig voor Hem leeft.

Welke kenmerken komen uit deze geschiedenis naar voren? Ik heb er drie ontdekt: ten eerste Goddelijke macht, die on­vruchtbaarheid doorbreekt; ten tweede Goddelijke liefde, die opkomt voor het zwakke; ten derde Goddelijke humor, die de duivel met gejuich zijn wapen van onvruchtbaar­heid uit handen slaat en hem op die manier grandi­oos te kijk zet! Johannes is namelijk niet zómaar een mens. Hij is een belangrijke schakel in Gods verlossingsplan.

Waarom God voor het zwakke kiest   

En dan stuurt God de engel naar Maria. De boodschap die Maria hoort, is  nog veel wonderlijker dan die van Zacharias (Luc. 01:30): “En de engel zeide  tot Maria: Wees niet bevreesd, Maria, want gij hebt genade gevonden bij  God. En zie, gij zult een  zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven.  Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten? genoemd worden en de Here t God zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en Zijn Koningschap zal geen einde nemen” . En Maria zeide tot de engel: “Hoe zal dit geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?” En de engel antwoordde en zeide tot haar: “De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten  zal u over schaduwen; daarom zal ook het heilige dat verwekt wordt, Zoon  Gods genoemd worden” .    

Het zal je maar gebeuren.  Je bent nog jong, piepjong. Je bent nog niet

eens getrouwd, maar er komt een engel bij je, die zegt: “Wees gegroet, Maria. Wees niet bang. Je bent een begenadigde. Je gaat een Zoon krijgen, niet door een man, maar door de kracht des Allerhoogste”.

Nu gaat het niet meer om een zoon die geboren wordt uit twee mensen, maar om iets heiligs, dat wordt verwekt door de verbondenheid van een jong meisje met de Heilige Geest. De belangrijkste schakel in Gods verlossingsplan wordt geboren door de Geest van God.

Wat is dat geweldig! God trekt zich niets aan van onvruchtbaarheid, zwakheid of onmogelijkheden in mensen. Hij gaat Zijn gang en het liefst zoekt Hij mensen uit die in deze wereld ogenschijnlijk geen kansen en geen capaciteiten hebben, want dan  wordt Zijn goddelijke macht het meest openbaar, waardoor de wereld èn de overste daarvan, de duivel, worden beschaamd en buiten spel gezet.

Ook jij kunt vrucht dragen voor Hem!

“Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel  iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God” (1 Kor. 01:27-30).   

En dat geldt ook voor jou en mij. Denk niet dat Hij je niet kan gebruiken.

Denk niet dat je geen vrucht kunt dragen. Voor Hem kan geen onvruchtbaarheid bestaan. Denk niet dat je leven kansloos en uitzichtloos. Hij heeft       geen menselijk succes of kansen nodig.

Wat Hij nodig heeft, is geloof. Wat Hij nodig heeft, is een reactie zoals die van Maria:  “Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar Uw Woord” .

 

Het Bijbelse mensbeeld door Klaas Goverts

Wat zegt de Schrift over de Geest?

Wat is de geest? De geest is datgene wat de ’mens motiveert wat hem drijft; immers ruach betekent geest of wind, dat is de drijvende kracht. Zo zegt (Zach. 12:01) dat God de geest van de mens formeert in diens binnenste. Geest en ziel gaan gelijk op; wanneer de geest geformeerd wordt, vorm, gestalte krijgt, dan bloeit het levensbeginsel van die mens (de ziel) op.

We kunnen geest en ziel onderscheiden, maar geenszins scheiden. Het is één mens. Men kan zeggen dat de ziel van de mens bedroefd is. Bijvoorbeeld: Jezus zegt m Gethsemané: mijn ziel is zeer bedroefd tot stervens toe. In Jesaja 54 horen we van de vrouw bedroefd van geest. Dit kunnen we niet tegen elkaar uitspelen, alsof de droefheid van Jezus op een lager niveau zou liggen dan de droefheid van die vrouw (het volk in ballingschap). In het ene geval ligt het accent op een levensbeginsel dat afgeknot wordt; in het andere geval op een drijvende kracht van het mens-zijn die is gebroken, gedoofd, geknecht. Twee aspecten zijn het van een zaak: waar een mens wordt overheerst, daar wordt enerzijds de ziel gekneveld: het levensbeginsel zijn bestemming wordt verstikt, daar wordt anderzijds zijn geest beknot: zijn drijvende kracht, zijn stuwkracht wordt geremd.

Wat moeten we dan met de gedachte uit 1 Korinthiërs 15: de eerste mens Adam werd tot een levende ziel, de laatste mens tot een levendmakende geest (1 Kor. 15:45)? De eerste mens, de Adam, werd een levende ziel, een mens die vrij kon ademen, maar toen hij onafhankelijk wilde worden van God, kwam hij (ziel en geest beide) in de duisternis. De laatste mens, dat is eigenlijk de eschatologische mens, de mens van het eindstation, dat is allereerst Jezus. Hij was met ziel en geest totaal afhankelijk van de Vader. Hij werd een levendmakende geest, dat wil zeggen in Hem was zo de stuwkracht van een nieuw mens-zijn, onbekommerd en ongeremd, dat Hij anderen tot leven wekte, in Hem was een aanstekelijk leven.

En dat is hetgeen de Vader ook bezig is te planten in ons. Opdat wij zullen zijn: laatste mensen, mensen van het eindstation, mensen met een aanstekelijk leven. Die niet alleen het levensbeginsel in zich hebben (ziel), maar ook stuwkracht (geest), die leven verwekt in anderen en die stuwkracht is niet een of ander abstract enthousiasme, maar dat is de geest van ontferming, van waaruit Jezus voortdurend werkzaam was.

Ziel en geest vormen een eenheid

God is geest, maar er is ook sprake van de ziel van God. Ik zal hen planten, met heel mijn hart en met heel zijn ziel, zegt de HERE in verband met het volk dat uit de ballingschap terug gebracht wordt. Ook bij God zijn ziel en geest een eenheid, heel Zijn wezen is erbij betrokken als Hij Zijn daden ten uitvoer brengt (Jer. 32:40). Gods ziel is Zijn levensbeginsel, Hij is een God die vrij kan ademen, Zijn Geest is Zijn stuwende vermogen, Zijn motivatie, Zijn ontferming.

Ook de mens is een eenheid. God spreekt niet een bepaald onderdeel van de mens aan, bijvoorbeeld óf ziel óf geest, God richt zich tot de mens. De mens is gesprekspartner van deze unieke God. De góden maken de mens tot een verschovene die opgesloten zit in een zijkamer of in de kelder van zijn eigen huis.

Ziel en geest zijn samen geschapen, ze zijn samen in ballingschap gegaan, ze hebben samen benauwdheid en beklemming doorgemaakt, ze worden ook samen weer thuisgebracht, dat wil zeggen van het schrikbewind ontheven en vervolgens tot heelheid gebracht. Een zoon, een mens, reist weg van zijn volk, een mens komt in loondienst van vreemde burgers, een mens komt thuis bij de vader en wordt als zoon aanvaard.

Ziel kan synoniem zijn voor mens. Zo komen we in twee parallelle uitspraken in Leviticus. (Lev. 01:02): wanneer een mens uit u een toenadering doet naderen. En parallel daarmee in (Lev. 02:01): een ziel, wanneer die een gave heenleidt. Het NBG vertaalt gemakshalve beide keren met: iemand.

Een ziel, dat is dus een mens. Een wezen, zo wordt het ook wel vertaald. Zo lezen we in (Ex. 23:09): de vreemdeling zult gij benauwen (pijn doen), want gij kent de gemoedsgesteldheid (ziel) van de vreemdeling, omdat gij vreemdelingen zijt geweest in het land Egypte. De ziel van de vreemdeling, dat is zijn hele bestaanswijze, dat is ook zeer zeker zijn gevoelsleven, zijn optiek, zijn benadering van het leven. Een heel mooie tekst in dit verband is (Deut. 24:15). Daar wordt over de arme, behoeftige dagloner gezegd: op de dag zelf zult ge hem zijn loon geven, de zon mag daarover niet ondergaan, want hij is ellendig (behoeftig) en hij heft zijn ziel daarnaar op (gebogen is hij, zijn levensadem heft hij daarnaar). Hij ziet ernaar uit (NBG).

De geest maakt een mens levend

Waar gekozen moet worden, breekt de geest door; waar de geest doorbreekt, begint iets onherroepelijks. Als Paulus zegt: de wet is geestelijk, dan betekent dat: de Thora is niet een verzameling letters, waarin ieder naar believen zijn eigen geest kan inblazen; neen, de Thora hééft een geest, ze is beweging, weg, voortgang naar bevrijding en vrede (Rom. 07:14). Zo zullen we ook de tegenstelling moeten verstaan tussen letter en geest: wie de Thora tot letter, tot tekst maakt, kan met die letter zichzelf en anderen doden. Alleen de geest (Geest) die in de Thora is, kan een mens levend maken.

In (Jes. 26:08-09) lezen we: naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit (letterlijk: was de begeerte der ziel) . Van ganser harte verlang ik naar U in de nacht (eigenlijk: mijn ziel heeft U begeerd de nacht) : ja, uit het diepst van mijn gemoed zoek ik (Ja, mijn geest in mijn binnenste zoekt u vroeg).

Tweemaal ziel en eenmaal geest in dit gedeelte. Het gaat dus eerst over: het begeren naar God met heel je wezen, vervolgens om het zoeken, niet uit het diepst van mijn gemoed, maar met mijn geest, dat wil zeggen met dat wat mij beweegt, er zit beweging in en dat brengt het woord ‘gemoed’ niet tot uitdrukking.

Dan verstaan we (Ps. 034:019): “Hij verlost de verslagenen van geest, of: degenen wier adem (ruach) vermorzeld is, bevrijdt Hij”. Mensen wier adem af gesneden is, zij worden door God in de vrijheid gezet. (Ps. 142:004): “Wanneer mijn geest in mij versmacht (of: mijn adem over mij bezwijkt) , kent Gij mijn pad” .

De geest geeft dynamiek aan het doen van de mens. “Ik peins in mijn hart en mijn geest vorst na” (Ps. 077:007).

De geest dient vóór alles trouw (vast) te zijn: “welks geest niet trouw was jegens God (met God)” (Ps. 078:008).

Psalm 143 wordt ruach driemaal een trefwoord. Eerst is er sprake van de ziel: “de vijand vervolgt mijn ziel” (Ps. 143:003); “daarom versmacht mijn geest in mij (over mij)” (vs.4); “mijn ziel smacht naar U als een dorstig land” (Ps. 143:006); “mijn geest bezwijkt” (letterlijk: mijn geest is ten einde) (Ps. 143:007); “tot U hef ik mijn ziel op” (Ps. 143:008); “Uw goede Geest geleide mij in een effen land”; “doe mijn ziel uitgaan uit de benauwdheid” (Ps. 143:011).

Onze geest duidt op de bron van ons handelen. (Ps. 031:006) zegt: “in uw hand beveel ik (orden ik) mijn geest”. De kernvraag is: welke .geest beweegt ons en wat voor geest gaat er van ons uit.

Iemand kan zijn: koel van geest: beheerst; hoog van geest: hoog van de toren blazen; lang van geest: geduldig, met grote spankracht.

“Vernieuw in mijn binnenste een vaste (stevige) geest;… neem uw heilige (heiligende) Geest niet uit mij weg;… laat een gewillige (vrijwillige) geest mij ondersteunen” (Ps. 051:012-014).  (wordt vervolgd) .

 

 

 

Hij die is, en die was, en die komen zal (gedicht) door Piet Snaphaan

 

Van eeuwigheid is God geweest,

Zonder begin of einde.

De Zoon was in des Vaders schoot,

Hij was de wortel die ontsproot,

Door ’t woord gesproken zijnde

 

Hij die dezelfde is en was,

Om ’t recht te openbaren.

God had Zijn geest op Hem gelegd,

Wat in de boekrol was voorzegt,

De Waarheid te verklaren.

 

Hij die daarvoor Zich zelve gaf,

Om naar Gods wil te leven.

Ja, die Zich gaf, als ’t levend brood,

Gehoorzaam zijnde tot de dood,

Om ’t leven weer te geven.

 

Eens zal Hij komen, dat staat vast,

’t wordt zichtbaar in de Zijnen,

Zij zijn het teken van Zijn macht,

’t is Zijn gemeente vol van kracht,

Met haar zal Hij verschijnen!