Levend Geloof 1967.04-05 nr. 89

Wat betekent Pinksteren voor u? door Gert Jan Doornink

In onze dagen zijn er velen die geen enkel begrip meer hebben over de wezenlijke betekenis van de chris­telijke feestdagen: Kerstfeest, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag en Pinksteren.. Voor zeer velen zijn het dagen geworden waarin men zich vleselijk uitleeft.

Vooral met Pinksteren heeft, men de grootste moeite. In het gunstigste geval speekt men nog van “Pinkster- feest-Zendingsfeest”, maar de werkelijke inhoud van Pinksteren gaat – helaas ook aan vele wedergeboren Christenen – voorbij.

Toch kreeg juist op de Pinksterdag de Gemeente van Christus gestalte. De kracht door Jezus beloofd toen Hij nog op aarde was kwam in de discipelen die te Jeru­zalem bijeen waren. “Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken zoals de Geest het hun gaf uit te spreken”(Hand. 02:04).

Welk een gebeurtenis.’ De eens krachteloze discipe­len nu vervuld met Goddelijke kracht, zodat ze ge­schikt werden voor de opdracht die zij van hun Meester ontvangen hadden. Want dit was (en is!) het doel van de Pinksterbelofte: bekwaam zijn voor de Goddelijke taak. “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Je­ruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde” (Hand. 01:08).

Terwijl Handelingen 1 ons zo vertelt waarvoor de vervulling dient zien wij in Handelingen 2 de wonderba­re uitwerking: Petrus, vol van de Heilige Geest, houdt zijn grote rede en 3000 zielen worden die dag ingeschreven in het Boek des Levens; Zij worden gedoopt’ en het worden volhardende Christenen.

Let speciaal op het eerste gevolg van de vervulling met de Heilige Geest: “En zij begonnen met andere ton­gen te spreken…..”. Dit geestelijke wapen heeft iedere Christen nodig in de geestelijke strijd. Vaak wordt er veel kritiek geleverd op gelovigen die in tongen spreken. Men zegt dan: Er ontbreekt aan hun Christenleven nog zoveel. Deze critici – die voor an­deren een sta-in-de-weg zijn, om tot deze machtige ervaring te komen — vergeten echter dat het spreken in tongen geen eindstation maar slechts een beginpunt is. Een Christen wiens verlangen het is de levende Heer volkomen te volgen, zal meer en meer van de vrucht en de gaven des Geestes openbaren.

Als wij u de vraag stellen wat Pinksteren voor u be­tekent, doen wij dit omdat vrij er diep van doordrongen zijn, hoe belangrijk de dagelijkse pinksterervaring in het leven van een gelovige is.

Als Pinksteren niets voor u betekent, is het met uw geloofsleven maar droevig gesteld. Als Pinksteren alles voor u betekent zal dit openbaar worden doordat u als instrument in de hand van de levende God gebruikt wordt om anderen de weg tot volle verlossing te wijzen. Deze weg is de weg van Jezus die kwam om. de macht van satan volkomen te breken. Bent u op die weg en is het uw dagelijks streven ook anderen op die weg té bren­gen9 Dan is het werkelijk Pinksteren in uw levèn!

 

Mededelingen

Apil/meinummer – Teneinde de achterstand in de verschijning van ons blad in te halen zijn wij genoodzaakt over de maanden april en mei met eén nummer uit te ko­men. Het eerstvolgend nummer van “Levend Geloof” ver­schijnt 9 juni.

Giften – Wegens plaatsgebrek volgt de verantwoording van ontvangen giften niet in dit nummer, maar in Le­vend Geloof” van juni.

Folder – Als bijlage bij dit nummer ontvangt u een kleurenfolder over de reeds eerder aangekondigde excursie naar het Midden-Oosten.

 

Geloof door liefde werkende door Dirk A. Wols

Geliefden, in ons vorig artikel vergeleken we de gaven des Geestes met luchtvaart. Het is de weg die om­hoog voert. Er is echter daarbovenuit nog een weg die veel verder omhoog voert en dat is de liefde. Dit is ruimtevaart. Zonder de liefde is alles niets (1 Kor. 13:01-03).

Ook het geloof is niets als het niet door de liefde werkt. Een goed geloof werkt als vanzelf door de lief­de. Want Jezus heeft ons door de liefde gered, aan het kruishout heeft Hij Zich doodgeliefd. Hoe werd Hij ge­prest totdat het volbracht was, Zijn werk was gedaan tot behoud van de ganse schepping. Alle dingen zijn gereed.

Elk die wil mag komen, doch wee onzer indien wij op zulk een zaligheid geen acht geven. Dit is geen bedreiging maar vanzelfsprekend gevolg van het buiten Jezus en Zijn Goddelijke liefde vallende, dat we dan een prooi zijn van de helse, demonische machten. Sla daarom acht op zulk een liefde.

De liefde is goedertieren. Uw goedheid Heer is he­melhoog. Onbegrensde goedheid straalt van Zijn aangezicht. Geen zonde te groot, geen kwaad zo snood of bij oprecht berouw vergeeft Hij menigvuldig. Hij reinigt van alle zonden. O, heerlijk eenvoudig evangelie.

Goedheid Gods nooit recht geprezen,

heet hij een mens die Gij niet treft?

Hoe snood ondankbaar moet hij wezen,

die :t hart niet vrolijk tot U heft.

De kinderen Gods stralen van deze goedheid iets uit en hoe meer zij het beeld Gods gelijk ‘worden, des te meer ook komt Gods goedheid in hen openbaar. Buiten de­ze goedheid vallende, vallen we in de monsterklauwen van de kwaadaardige machten, waarvan God door Zijn goed­heid weer kan en wil verlossen indien we oprecht willen ontbonden worden van de kwaadaardige greep.

De liefde is niet afgunstig. Afgunst, jaloezie, is een groot kwaad. Verteerd door afgunst greep Saul ten­slotte naar de spies toen hij de vrouwen hoorde zingen: dat Saul zijn duizenden verslagen had maar David zijn tienduizenden. Nijd is verrotting der beenderen, het ganse leven wordt er door vergald. In plaats van blij te zijn dat in David meerdere genade Gods openbaar kwam tot verdelging der vijanden des Heren, trachtte Saul David te doden. Dat wij dit niet toelaten in ons leven. De liefde is niet afgunstig en verheugt zich zelfs als door anderen het Rijk Gods meerder gebouwd wordt dan door ons zelf. Dit is een moeilijke les die geleerd wordt in de leerschool Gods om de ander uitnemender, te achten dan zichzelf. De liefde is niet afgunstig. De liefde praalt niet. Niet pralen met gaven, niet te koop lopen met wat God door ons doet, naar God al de eer geven. Met smart moeten wij dit vaak leren want God geeft Zijn eer aan geen ander. Hij is de enig recht­hebbende on al de eer omdat Hij van alles de Schepper is en alles onderhoudt door het Woord Zijner kracht. Niet pralen net uitwendige dingen. Soms, als we een leeuw verslaan, moet ieder het weten en we pralen, pra­len, naar de liefde praalt niet. Het geeft God de eer van alles wat God door ons wil doen. De liefde is niet opgeblazen. Wat opgeblazen is, is allemaal lucht, doet zich groot voor, denkt heel wat van zichzelf en gering van de ander. Alzo niet met de liefde.

De liefde kwetst niemands gevoel. De liefdeloosheid bekruipt soms het gevoel, iemand eens goed te raken en te kwetsen, zodat de ander het vooral goed aanvoelt. Alzo niet de liefde. Zij ontziet het gevoel van de an­der, het is er niet on begonnen die ander te treffen en te kwetsen.

De liefde zoekt zichzelf niet. Geen eigenbelang, al­les wijkt voor de ander, alles wijkt voor Jezus en de naaste. Het let ook op wat van de ander is, zoekt de nood op en zoekt er een oplossing voor, hetzij door zichzelf, hetzij door een ander. Zolang er nog een spoortje eigenbelang is, kan God niet werken. Vandaar dat er zo weinig openbaar komt van de Goddelijke kracht. De duivel draait alles om en zegt, dat dat later wel zal konen, maar de wijngaard is klaar, er is niets nagelaten wat nog gedaan moet worden. Maar omdat we dik­wijls eigenbelang zoeken blijft Gods-kracht achterwege. De liefde echter zoekt zichzelf niet.

Ook wordt de liefde niet verbitterd. Bitter kan de liefdeloosheid uitvallen en bitter kunnen we gestemd zijn jegens’ de naaste die ons niet begrijpt of wil begrijpen. Verbittering jegens hen die onze belangen niet voldoende behartigen naar onze zin. Alzo niet de liefde. De liefde rekent het kwade niet toe, wordt ons kwaad berokkend, het brengt die niet in rekening, wor­den wij vervolgd, wij zegenen, worden wij vervloekt, wij heffen de handen omhoog. De altoosdurende cirkelgang van kwaad en vergelding komt bij de ware liefde tot stilstand. De liefde keert de andere wang toe en geeft ook de rok als de mantel ontnomen wordt. De Heiland bad aan het kruis in Zijn lijden: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

Over onrecht is de liefde niet blijde, maar wel met de waarheid. De waarheid die in Jezus is.

De liefde bedekt alles, loopt niet te koop met de gebreken van de . ander maar zoekt herstel.

De liefde gelooft alles, tot het onmogelijke toe, al­les wat God beloofd heeft, en zij gelooft in Gods trouw.

De liefde hoopt alles, ook het meest hopeloze, de liefde verdraagt alles, alle laster, smaad, hoon, wan­begrip, onbegrip.

De liefde vergaat nimmermeer, het is de grondpijler van deze en de toekomende eeuwen. Profetie is voor deze tijd en heeft geen toekomst, ook de tongen zullen ver­stommen, kennis zal afgedaan hebben, omdat alles onvol­komen is. Deze dingen moeten getoetst worden en niet klakkeloos aanvaard in blinde gehoorzaamheid, en omdat het onvolkomen is zal het afgedaan hebben als het vol­komens komt. Profetie, tongentaal, kennis, het is voor deze tijd en niet alleen voor de eerste christelijke tijd zoals er wel gezegd wordt. Niemand zal beweren dat al­les nu zo volkomen is, dus behoort het onvolkomene profeteren, tongentaal en kennis tot deze tijd.

De liefde is het meeste van alles.

Steken we nu de hand in eigen boezem, dan komt die bij elk kind van God er rein uit, gewassen door het bloed des Lams.. Glorie voor het Lam.’

Maar overdenkende de vruchten der liefde, dan zien we onze tekortkomingen. Eerlijk moeten wij erkennen dat zó de opwekking niet 100% door kan werken. Veel lief­deloosheid komt openbaar. We besparen u de weinig op­bouwende verhalen. . ,

Buigen wij in nederigheid en ootmoed het hoofd en bidden tot de Verhoorder der gebeden:

Maak mij een beeld van U,

maak mij een beeld van U,

zo vol van ootmoed, liefde en trouw,

maak mij een beeld van U.

 

U bent het licht der wereld door Femmy Venema

Een kaars die licht verspreidt, brandt. Wenst u, in gehoorzaamheid aan Gods Woord, een licht te zijn in deze wereld, dan moet u branden (een brandend hart voor Hem). Christus kon zeggen: “De ijver voor Uw huis heeft Mij verteerd”. Een kaars is slechts nuttig, als ze verteerd wordt.

Als wij zo ons leven op Gods altaar leggen, gewil­lig om door Hem gebruikt te worden, zal wel het zelfleven verteren, maar het licht van Christus zal uit ons schijnen, en onze duistere omgeving verlich­ten.

God geve ons brandende harten, om brandende lich­ten voor Hem te zijn. Sommigen klagen: “In mijn omge­ving is het zo duister”. Bedenk dan: God heeft u daar geplaatst, om juist daar het duister te ver­lichten. Wees een licht in uw omgeving en wees ge­trouw.

Licht en liefde komen uit dezelfde bron. Als er geen liefde in uw hart is, zal er geen licht uit stralen. Voelt u zelf dat u in liefde tekort schiet, geen liefde kunt geven, ga dan naar de Bron. Laat het licht van de Heilige Geest toe in uw hart.

Waar het licht van God de duisternis kan verdrij­ven, daar kan de liefde komen. Geen menselijke lief­de, maar Goddelijke liefde!

 

Door lijden tot heerlijkheid door KI. van Twillert

Ik las in “Lichtstralen uit het Hooglied”:

Volbloed-christendom is niets anders dan een gloei­ende liefdesverhouding tussen Christus en de christen, zoals tussen bruidegom en bruid. Dat is dus de meest volkomen tegenstelling van alles wat slavernij heet. Godsdienstige slavernij is iets om van te gruwen!

“Trek mij”, zegt de bruid, “wij zullen u nalopen!” (oude vert.). Niet slepend, aarzelend, traag, slapjes drentelend, lauw»…..maar rennend!

Alles is schoon aan u, mijn liefste, zonder enig ge­brek zijt gij”. De anderen kunnen wel op u vitten voor dit en voor dat, maar Hij, uw geliefde, Hij beziet de zaak heel anders! Denkt u in, dat Hij in zo’n duizeling­wekkende graad u liefheeft! Dan mogen wij wel tegen el­kaar zeggen: “Stil, wat wens je nog meer?”

“Van honingzeem druppelen uw lippen, bruid!” Wat een schreeuwende tegenstelling van een “kletskous” en van zuur, knorrig en gemelijk zijn.

“Een afgesloten wel, een verzegelde bron zijt gij”. Af­gesloten en verzegeld voor andere personen en minnaars. Afgesloten voor de tijdgeest en alles wat deze met zich meebrengt”.

Ik dacht onder het lezen van “Lichtstralen uit het Hooglied” aan Paulus, die ook een gloeiende wederliefde voor God had om Jezus in heerlijkheid ten volle te le­ren kennen. Geen prijs was voor hem te hoog, geen offer teveel. Alles buiten Christus was dwaasheid en schade voor hem. Alles wat niet God en Christus was, wat niet leven en kracht voor hen betekende, dat had hij op de vuilnisbelt gebracht.

Dit alles om Hem te kennen en de kracht Zijner opstanding. En de gemeenschap aan het lijden of ik aan Zijn dood gelijkvormig wordende zou mogen komen tot de opstanding uit de doden. (Filip 03:10)

Als ik iemand grondig wil leren kennen, dan moet ik met hem steeds in contact staan. Alleen in een dagelijk­se ontmoeting met iemand, leer ik de persoon kennen. Als we niet dagelijks met God verkeren, het verborgen leven met de Heer ons vreemd is, dan zullen wij Jezus in Zijn heerlijkheid niet recht leren kennen. Een noodkreet van Paulus: Geef op de wereld net haar lusten!……om Hem volmaakt te kennen, zodat gij “Weet”, hoe rijk de heer­lijkheid Zijner erfenis is, hoe overweldigend groot Zijn kracht is aan ons, die geloven (Ef. 03:17-18).

Geen vrome, loze term van: “De Heer is waarlijk op­gestaan”, zonder zelf op te staan uit de zonde, uit de lusten des vlezes, uit de slavernij, uit de ijdelheid en de genoegens des levens. Als we zelf ook niet opstaan en door het geloof de overwinning gaan nemen, dan zal Christus niet over ons lichten.

We moeten gericht leren leven naar een onvergankelijk onbesmet en nooit verwelkend erfdeel (1 Petr. 01:04).

De zonde is als het moordend lood die onze gedachten doorkruisen zodat we niet komen tot een hervormd worden daarvan.

Voor lijden moeten we niet bang zijn. Van lijden tot heerlijkheid. Drie vertalingen omschrijven 1 Petrus 4:1 als volgt: “Want die geleden heeft naar het vlees, die heeft opgehouden van de zonde zich onttrokken aan de zonde en heeft radicaal afgerekend met de zonde.

Halleluja! Wat een ongekende mogelijkheden voor allen die in alles gehoorzaam willen zijn en die een gees­telijke geeuwhonger hebben naar de gezindheid van Jezus Christus!

Paulus had een geweldig vooruitzicht toen hij aan de geliefde kinderen schreef: “Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden” (Rom. 08:18).

Paulus werd elke dag aan de dood van zijn eigen be­staan overgegeven, hij stierf elke dag aan zijn eigen wil en lusten. Waarom? Wel, hij wilde Christus geopen­baard zien in zijn leven. Christus was voor hem gekrui­sigd. Hij met Christus. De wereld had hij gekruisigd en de wereld hem, een viervoudige kruisiging.’

Glorie voor Jezus! Lof en dank aan God! Wij mogen bewust de stervensweg kiezen om Christus geopenbaard te zien in de sterfelijkheid van ons vlees.

Het einde van onze dood is het begin van een onge­kend leven. “En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is niet alleen van een oud en verouderd verbond, maar ook geen bedekking neer van zonde, wereld en vlees – de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, door Zijn Geest” (2 Kor. 03:18). Een andere vertaling brengt het nog heerlijker uit:

Ons allen (niemand uitgezonderd) is gegeven (genade alleen, geen roem in het vlees) met onverhuld gelaat de glorie van de Heer te aanschouwen en zo herschapen te worden tot heerlijkheid, dat we Zijns gelijken zijn.

Nooit meer in het vlees genieten.
Kruisig dat en geef dat op.

Dan zal leven uit u vlieten,

want Gods bron springt in u op!

 

Pinksteren 1967 door Jan W. Companjen

“En Hij heeft zowel apostelen als profeten gege­ven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbaarheid tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de man­nelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus”(Ef. 04:11-13).

Vinden wij het ergens in Gods Woord duidelijker uit­gedrukt waarom het gaat? Ik meen van niet. Het gaat om het éne grote ding dat Gods volk, de heiligen, vol wor­den van Christus. Om tot dit ene grote doel te komen hebben wij nodig dat die heiligen één worden en naar el­kaar zullen gaan luisteren. Daartoe gaf Hij apostelen, profeten, enz. opdat het lichaam van Christus tot de mannelijke rijpheid komt, opdat zij dienstbaar zouden zijn aan de opbouw van dit lichaam. Rondom deze dingen staat of valt de wederoprichting aller dingen. Zijn wij bereid om voorwaarts te gaan? Of willen wij nog eerst even kibbelen over allerlei bijkomstigheden die uiteinde­lijk iedere vorige opwekking heeft doen uitlopen op een nieuwe kerk of gemeenschap die het zogenaamd beter of veel beter zou gaan doen.

Blijkens (Hand. 02:47) bestond de gemeente, het lichaam van Christus, het nieuwe volk Gods, uit een kring van mensen die behouden werden. Deze heiligen be­stonden uit wedergeboren mensen die het Paaslam aan­vaard hadden. Zij hadden het Paaslam als Christus, Red­der en Heer aanvaard. Zij hadden niet alleen Zijn bloed aanvaard doch ook Zijn vlees. Zij beleden dit geloof bij de breking van het brood ten opzichte van hun medegelo­vigen, maar ook ten opzichte van de overheden en mach­ten, de boze geesten in de hemelse gewesten. Het Paaslam moest in zijn geheel gegeten worden, er mocht niets van overblijven (Ex. 12:09). Het was voor het schaduwvolk Israël een eten en uittrekken. De lendenen waren om­gord en de schoenen waren aan de voeten terwijl de staf in hun hand was. Dit feest van de uittocht moest als een altijd durende inzetting gevierd worden. En? De Is­raëlieten deden zoals Mozes geboden had. Daarna begon de uittocht, de woestijnreis, en de intocht van het beloofde land. Jezus zeide tot Zijn discipelen (Luc. 22:15) dat Hij vurig begeerd had dit Pascha, van ongezuurde broden en wijn, met hen te eten. Het Nieuwe Verbond was in Zijn bloed en Hij beschikte aan Zijn volgelingen het Koninkrijk zoals God de Vader dit aan Hem beschikt had. Jezus maakte als het volmaakte Paaslam de weg vrij voor een nieuw volk van God uit wedergeboren mensen uit Is­raël en al de volkeren der aarde. Het eens gebroken li­chaam van Christus, het Paaslam, zal in Zijn gemeente herbouwd worden. De oude tempel in de zienlijke wereld werd afgebroken. Jezus zelf zei hiervan reeds: Breek die tempel af en Ik zal hem in drie dagen herbouwen. Dit zei Hij van Zijn lichaam. Velen begrepen het toen niet en velen begrijpen het nu nog niet. Het Lichaam van Christus, de Kerk van Christus, het nieuwe Jeruzalem, de Tempel, is in het nieuwe verbond een geestelijk huis. (1 Petr. 02:05) zegt: Een geestelijk huis om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelij­ke offers, die Gode welgevallig zijn. Een geestelijk huis met levende stenen, wedergeboren mensen, die het Koninkrijk Gods niet alleen zien maar ook binnengaan. Zij zijn een volk Gods, niet geboren uit het vlees maar uit de Geest. Een volk dat geestelijk ten uitvoer brengt wat ons in het schaduwvolk “Israël” getoond is. Zij be­vonden zich in het land der dienstbaarheid, zij werden uitgeleid onder tekenen en wonderen, in die donkere nacht toen de doodsengel rondging waren zij gedekt door het bloed aan de deurpost en zij aten het lam voor hen geslacht. Zij aten het Lam, dat wil zeggen zij werden er als het ware mee doortrokken. Iets «rat men opeet trekt door het hele lichaam heen en wordt als het ware be­standdeel van je eigen lichaam. Daarna trokken zij uit en waren toegerust tot de strijd die hun te wachten stond. Hun uittocht was een uittocht zonder vraagtekens in één woord een Goddelijke zaak. Alzo wil Hij, het

Godslam, ons uitleiden. Hij gaf ons Zijn bloed en vlees.

Nog steeds klinkt tot ons de boodschap: Aanvaard Mijn bloed, eet Mijn lichaam, dat wil dus zeggen: Aanvaard mijn leven en trek uit. Trek daarbij de geestelijke wapenrusting aan en volg Hem op de voet. “Voorwaarts Christenstrijders, drukt uws Konings spoor…..” Indien wij ons op deze wijze gaan uitstrekken naar de volheid die ons beloofd is, zullen vrij ontvangen en gaan zien en onderkennen wat onze plichten en rechten in dat Konink­rijk zijn. Israël zal door recht verlost worden. Denk eens aan Ruth die ook Boaz aan zijn rechten herinnerde en ’s nachts naast hem op de dorsvloer ging liggen. Op die wijze zullen ook vrij bruidsgemeente worden. Geen woord zal ter aarde vallen of het zal geschieden.

Over het bloed van het Lam Gods is in de loop der eeuwen en ook de laatste tijden veel gezegd, doch over het eten van het offerlam dat eveneens aanvaard moet worden als een Goddelijke opdracht is nog niet veel naar voren gekomen. Eet bloed voor onze zonden geplengd wordt aanvaard omdat dat voor ons eigen zelfbehoud is, het ontvangen van de Heilige Geest wordt door velen ook als een zegel tot zelfbehoud gezien en aanvaard. Men ontvangt echter deze dingen om tot het Goddelijke doel van de mens te komen, men zal ook het lichaam van Christus moeten aanvaarden, dat wil zeggen wij zullen ons lichaam moeten offeren aan Hem die ons lichaam be­geert als een woonstede voor Zijn Geest. Christus werd in het vlees geboren, verwekt door de Heilige Geest. Die zelfde Geest wil ook in uw vlees, in uw lichaam wonen en daarin het werk, het leven van Christus openbaren. Dat is Pinksteren. Christus in u. Hij kwam terug en de Zijnen zagen Hem. De wereld ziet Hem niet meer, maar Gods kinderen zien Hem, ervaren Hem, beleven Hem, inni­ger en vollediger dan dat men hem met het vleselijk oog zou zien.

Wie Hem zo aanvaardt, aanvaardt, met Zijn bloed en Zijn lichaam, zal Hem leren kennen gelijk Hij is. Deze leden zullen dit met elkaar en voor elkaar belijden in het Avondmaal. Hierin uitdrukkende dat zij het bloed en het lichaam aanvaard hebben. Zij die dit leven aanvaard heb­ben, zullen kunnen rekenen op de leiding van Zijn Geest. Zij zullen elkaar aanvaarden als leden die elkaar nodig hebben. Die blij zijn met de bijzondere opdrachten die de één of ander ontvangt. Zij kunnen verdragen zelf een ander lid van dat Lichaam te zijn waardoor de andere krachten van de Geest ook, openbaar komen, die in een goed functionerend lichaam niet gemist kunnen werden. Het volledige leven van Christus zal in Zijn lichaamsleden openbaar worden. In dat lichaam zal niemand boven zijn voegen gaan doch zonder kramp of spanning gaan uit­leven waartoe de Heer, het Hoofd, hem roept c.q. toege­rust heeft.

De Geest des Heren is uitgestort. Een rijke Geestes­stroom vloeit over de ganse aarde en Jezus wil u onder­dompelen en dopen met die Geest. Een ieder die Zijn bloed aanvaard heeft, kan verzekerd zijn gewassen te zijn en rein te zijn voor de Vader. Zij hebben een nieuw hart waarin Hij Zijn wet wil schrijven. Geen wet meer op steen doch in het hart. Een wet des Geestes. Zij worden aange­daan met Geesteskracht om Zijn leven te kunnen leven.

Hebt u reeds persoonlijk Pinksteren gevierd? Hebt u reeds persoonlijk Christus in het vlees ontvangen? dat wil zeggen in uw vlees, in uw lichaam ontvangen? Zo ja. …….aanvaard dan elkaar zo als Christus u aanvaard heeft. Aanvaard elkaar als leden van één lichaam die door éen Geest tot één lichaam gedoopt zijn. Hij zal zich dan in en dóór u kunnen openbaren tot lof en eer van Zijn Naam.

 

Jezus Christus in mijn leven door A. J. Vos.

Reeds als kind hoorde ik van Jezus, thuis, in de zondagsschool, in de kerk, en het lied van de lieflijke Naam, die hemel en aarde verenigt te saam, was me niet onbekend. Als jongen van 10, 12 jaar nam ik op gezag van mijn omgeving aan, dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God was en de Hervormde kerk de beste kerk van de hele wereld: wat deze leerde was de zuivere waarheid.

Van mijn 14e tot mijn 20e jaar ongeveer was ik van een en ander niet meer overtuigd, kon bijv. de een of andere Gereformeerde of Lutherse kerk geen juistere kijk hebben op sommige Christelijke waarheden? Was het wel waar, dat de Bijbel Gods Woord was en dat bijv. Jezus’ woord on­feilbaar was? Trouwens, er waren meer mensen, waaronder geleerden, dominees en professoren, die de inspiratie van de Bijbel ontkenden. Over het algemeen had ik in die periode van mijn leven weinig eerbied voor de rechtzinnig-christelijke leer en even weinig voor hen, die te­vreden waren met de Godsdienst van hun jeugd: zij praat­ten immers maar na, namen ondoordacht over wat hun ou­ders en leermeesters hadden verkondigd.

De periode van mijn 19e tot mijn 24e jaar is voor mij een tijd geweest van zoeken naar de waarheid, waarin zich aan mij voordeden vragen als: Bestaat er een God, een persoonlijk God, die zich bemoeit met de mens, met mij? een God, die zich bekend heeft gemaakt aan de mens­heid? Mede door het getuigenis van een eenvoudige vrouw stond het voor mij op mijn 21e jaar vast, dat God werke­lijk bestaat en dat we tot Hem kunnen bidden, als we h hulp menen nodig te hebben. Voor ons mensen was het zaak nauwgezet te leven, volgens ons geweten, en. tevens, te zoeken naar meer licht, naar meer kennis aangaande God en Zijn wil. En nu gold voor mij als de belangrijke vraag: Wie is Jezus? Wat moet ik van Hem denken? Dat Hij een zeer hoogstaand persoon moest zijn geweest, daaraan twijfelde ik niet, en dat Hij van de Goddelijke zaken meer wist dan ik, was zeker. Maar de grote kwestie wast Is Hij Degene voor wie Hij zich uitgeeft? Is Hij de waar­heid? Is vergissing bij Hem uitgesloten? En zijn de ver­halen over Hem absoluut betrouwbaar? En bovenal: is het aannemelijk, dat Jezus Zijn bloed gaf tot vergeving van onze zonden? Hoe is dat mogelijk? Ben ik dan zo slecht? Is het wel nodig, dat Hij stierf voor mijn zonden? Is het trouwens óp deze wijze voor de mens niet te gemakkelijk om vrij van schuld jegens God te zijn? Is het niet veel logischer dat God van de mens eist, dat we van goede wil zijn, ons best doen om goed en vroom te leven en dat Hij zich daarmee tevreden stelt? Is het van God niet dwaas Zijn Zoon in de dood te geven om ons daardoor tot Zijn kinderen te kunnen aannemen? God kon dit, bij wijze van spreken, goedkoper. Deze vragen en overwegingen weerhielden me om de stap des geloofs te doen. Bij de. bestudering van de evangeliën concludeerde ik enerzijds: deze dingen komen niet met mijn verstand overeen, maar anderzijds vroeg ik me af: kan ik mijn verstand wel vertrouwen? is mijn denken zuiver? is er in de natuur niet reeds zoveel, waar ik niet bij kan? Is bijv, de groeiende plant, het dier, de mens niet een wonder, een aaneen­schakeling van wonderen? Bij vergelijking van de evange­liën schenen sommige verhalen o.a. over de opstanding niet met elkaar te harmoniëren. Dan weer drong zich de gedachte naar voren: het kan toch geen fantasie zijn, ook geen zelfbedrog.’ Zo leefde ik een paar jaar in twijfel aangaande de waarheid. Nu is twijfel niet aangenaam, maar voor me zelf was ik overtuigd een eerlijke zoeker te zijn en “de oprechten gaat het licht op” las ik in dezelfde Bijbel (Ps. 112:004). Dit geloofde ik, n.l. dat God ook voor mij het licht zou doen opgaan, m.a.w. dat God een Beloner is voor wie Hem ernstig zoeken (Heb. 11:06). En dit gaf me min of meer vrede. Dat de oprechten het licht opgaat, heb ik, Gode zij dank, ook ervaren. Mij werd namelijk duidelijk – ik was toen 24 jaar – dat ons leven, ons bestaan ijdel is, zinloos, troosteloos en waardeloos, als we God niet hebben als onze God, als onze Vader. Ik zag in de ellende en het hopeloze van dit leven, als we ons geluk, ons heil van ons zelf, van eigen inspanning moeten verwachten. Welnu, ik hield op met redeneren en met te vragen: is het wel waar? Ik gaf me over aan God in het vertrouwen, dat ik bij Jezus kon schuilen, in het geloof, dat door Zijn bloed verzoening was aangebracht.

“Jezus, Uw verzoenend sterven,
blijft het rustpunt van mijn hart”
(Gezang 50).

“Welk een liefde, vol van leven,

steeds en nooit genoeg geroemd,

heeft de Vader ons gegeven,

dat Hij ons Zijn kind’ren noemt” (Gezang 190).

Gode zij dank! We hebben een Heiland, die niet alleen gestorven is, maar die ook voor ons leeft, die ook voor ons bidt. De Vader schenkt ons met Hem alle dingen. Als we teleurgesteld worden in vrienden of in hen, aan wie door het geloof, door het bloed of de liefde wij verbon­den zijn, dan is Jezus het, die ons troost. Als moeite of leed ons bedreigt, rusten we bij Hem en bewaren we het evenwicht en de vrede. Als we in ons zelf teleurge­steld worden, verstoot Hij ons niet.

”’k Ben nimmer alleen,

de Heer is nabij, bij zonschijn of duist’re nacht;

ik rust in zijn trouw en zie naar omhoog,

waar hemels geluk mij wacht”

(Glorieklokken 47).

En zo, met een lied in het hart en in de mond, zetten we onze levensreis voort,

“Ik heb een Herder, die mij zachtkens leidt,

aan stille waat’ren, vol van heerlijkheid,

en aan groene weiden voert Hij trouw mijn voet,

onder Zijne schaduw steekt geen zonnegloed” (Glorieklokken 473)

Zingt u ook mee?

“Komt gij, die Jezus mint,

zingt met ons al te zaam,

paart hart en sten nu met ons mee,

en prijst steeds Jezus’ Naam”

(Joh. de Heer 594).

De wijze Salomo heeft gezegd: Twee zijn beter dan één (Pred. 04:09). Daar dit m.i. juist is, althans onder bepaalde voorwaarden, moet ge u niet verwonderen, dat ik als 24 a 25 jarige jongeman wel eens naar meisjes keek. Maar ik had me vast voorgenomen me alleen te willen verloven met een meisje, dat ook bewust een kind van God was (2 Kor. 06:14). Toen ik trouwde met haar, die nu nog mijn vrouw is, was ik 29 jaar, zij 23. Tussen 1925 en 1942 werden ons 6 zoons en 6 dochters geboren. In 1945 stierf ons jongste kind, Erna Beatrix aan difterie. Na een ziekte van 3 dagen werd ze door de engelen gebracht naar het paradijs. “De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de Naam des Heren zij geloofd” (Joh. 01:21b). Op het grafje hebben we een hou­ten gedenkteken aangebracht met het opschrift: Veilig bij Jezus.

In 1948 trouwde onze oudste dochter en emigreerde naar Canada. Nadien emigreerden daarheen nog 3 doch­ters en 4 zoons, die nu allen getrouwd zijn, ook de 2 zoons en de dochter, die in Nederland gebleven zijn. Het afscheid nemen van emigrerende kinderen is niet pret­tig, maar ons gebed voor hen is, dat ze door het ge­loof in Jezus de levensreis welbewust en doelbewust voortzetten.

Na mijn overgave aan God in 1919 heb ik aan de lief­de van God geopenbaard in Jezus, nooit meer getwij­feld. Aan het Heilig Avondmaal nam ik geregeld deel en mijn voornemen was aan God vast te houden, wat me ook in het leven zou bedreigen of overkomen. “Here, tot wien zullen we heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven” (Joh. 06:68).

Bedreigt mij leed, ontmoet mij smart,

ik vrees geen kwaad, maar klaag het Hem (Gezang 171:3).

Voor ons geestelijk leven hebben we veel gehad aan “Het Zoeklicht”, de laatste 15 jaar vooral aan Pinksterbladen als “Kracht van Omhoog”. In 1961 hebben mijn vrouw en ik ons laten dopen in Amersfoort. Het jaar daarop werden we tijdens een opbouwweek te Driebergen gedoopt met de Heilige Geest. Toen de kracht Gods op mij viel, kwam er blijdschap in mijn ziel (Gl.kl.7). In 1963 zegden wij het lidmaatschap van de Hervormde kerk op. We woonden toen 3 jaar in Den Haag. Vanaf 1964 wonen we in Oldebroek. We zijn 72 en 66 jaar, gezond en op reis naar Huis. Tot heden heeft ons de Here geholpen. Soli Deo gloria! O, wat zal ’t zijn, volmaakt en rein, voor eeu­wig net de Heer te zijn! (Joh.de Heer 802). Ons gebed is dat God nog eenmaal op machtige wijze met tekenen en wonderen zal tonen, dat de Here God is en niemand meer. Laten we nu reeds doen, wat de hand vindt om te doen en ons door Schriftstudie en meditatie voorbereiden op een reveil, dat komende is, opdat we gereed zijn voor strijd en de overwinning.

Hem, die op de troon is, en het Lam zij de lof en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden. (Openb. 05:13b).

 

Het bloed (2) door J. Noë

‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Joh. 03:16).

In het vorig nummer is in het kort behandeld wat het Oude Testament over het bloed zegt, alsmede de beteke­nis ervan. Het Oude Testament is de afschaduwing van het Nieuwe. Gods liefde voor de wereld en Zijn plan met de wereld, worden in het Oude Testament duidelijk ken­baar genaakt, n.l. om de wereld te verlossen van de macht der zonde en de werken van satan te verbreken. Daartoe moest Jezus, de Messias, komen. Als het Lam Gods zou Hij ten offer gebracht worden. Hij gaf Zijn leven voor de redding der mensheid. Het Nieuwe Testament vermeldt nauwkeurig hoe dat geschiedde alsmede de diepe beteke­nis van dat offer. En we zien ook hier weer de grote belangrijkheid van het bloed. Dit machtige verlossings­werk on tot de juiste verhouding tot God te komen, was alleen mógelijk door het bloed van het Lam, Jezus Christus, Gods Zoon. De Schrift vermeldt de volgende werkingen van het bloed:

1.Verzoening.

2.Reiniging.

3.Heiliging.

4.Toenadering tot en vereniging met God.

5.Overwinning over satan.

6.Levensversterking.

Deze verschillende werkingen kunnen in één woord worden samengevat n.l. de verlossing door het bloed. Door het geloof in de absolute werkingen en totale verlossing door het bloed zullen we de kracht en de zegen daarvan ervaren. De Schrift verbindt het Bloed en de Geest zeer nauw met elkaar. Waar de Geest werkt wordt de kracht van het bloed openbaar.

(1 Joh. 05:08) zegt: “Drie zijn er, die getuigen op aar­de, de Geest, het water en het bloed en de drie zijn tot één”. (Heb. 09:14): “Hoeveel te meer zal het bloed, van Christus, die door de eeuwige God Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken om de levende God te dienen”.

We zullen nu om een juist begrip te krijgen over de verschillende werkingen van het bloed, deze eens stuk voor stuk nader bezien.

1.Verzoening.

“Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft als verzoening voor onze zonden”(1 Joh. 04:10). “Zij worden om niet gerechtvaardigd door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorge­steld als zoenmiddel door het geloof in Zijn bloed” (Rom. 03:24-25).

Verzoenen betekent eigenlijk toedekken Door het offer van Zijn Zoon, door het vergoten bloed, rekent God ons de zonden niet meer toe. Hij ziet ze niet meer en heeft ze ons vergeven. We stonden als schuldigen tegenover God, we stonden om zo te zeggen in de schuld bij Hem, naar door de verzoening echter is deze schuld te niet gedaan. We weten wat schuld is, als een schuld voldaan is, dan heeft de persoon aan wie we wat schul­dig waren, niets meer te vorderen van ons. Zo moeten we dus in geloof aanvaarden dat er niet de minste zondeschuld meer is tussen God en ons en wij nu vrijmoedig’ tot Hem kunnen komen.

2.Reiniging.

“Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden1’ (1 Joh. 01:07).

Wat houdt reiniging in? Reiniging wil zeggen, dat er iéts schoon, smetteloos gemaakt wordt. We hebben bij verzoening gezien, dat dit betrekking heeft op de schuld der zonde, reiniging nu heeft betrekking op de smet die door de zonde is ontstaan. De zonde heeft ons n.l. inwendig bevlekt, onrein gemaakt en deze onreinhe­den moeten verdwijnen. Zoals we uit bovenstaande tekst zien geschiedt dit eveneens door het bloed van Chris­tus. (1 Joh. 01:09 zegt: “Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid”. Om tot het volle genot van de zegen van de reiniging te komen moeten we in de reinigende kracht van het bloed geloven. “Laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs met een hart dat door besprenging gezuiverd is van be­sef van kwaad”(Heb. 10:22).

3.Heiliging.

“Daarom heeft ook Jezus, teneinde Zijn volk door Zijn eigen bloed te HEILIGEN, buiten de poort geleden”(Heb. 13:12). Als we de verzoening en de heiliging in het ge­loof aanvaard hebben, komt de heiliging. Verzoening en reiniging zien meer op het oude leven, heiliging op het nieuwe leven, waar we in nauw contact met God komen. (Ef. 05:25) zegt: “Evenals Christus Zijn Gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar heeft overgegeven, om haar te heiligen, haar reinigende”, enz. Heiligen betekent afzonderen. God heeft een bestemming voor ons en wil ons voor Zijn doel gebruiken. Heiliging houdt dus tevens in volkomen overgave en toewijding aan de Heer, “opdat we Zijn heiligheid deelachtig worden”. Jezus was ook ge­heiligd en deed in alles de wil van Zijn Vader. In (Joh. 17:19) zegt Jezus: “Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid”. Ik eindig dit deel met hetgeen Paulus zegt in (Heb. 10:09-10), sprekende van de woorden van Christus; “Zie, hier ben Ik, om Uw wil te doen” en krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

(slot volgt)

Verschillende gedeelten uit mijn artikel over “Het Bloed” zijn afkomstig uit het prachtige boek van Andrew Murray: “De kracht van Jezus’ bloed”. – J.N.

 

Neem tijd om te bidden! door A. Schenk

Wij leven in een wereld waar iedereen ontzettend druk is. Ondanks alle moderne middelen die ons ter be­schikking staan is – nu de vijfdaagse werkweek er is – er meer gejaagdheid en haast dan ooit te voren. Dit is niet alleen een tijdgeest die alleen in de wereld te bespeuren valt, maar is ook doorgedrongen in de Ge­meente van Jezus. Het valt mij op dat verschillende kinderen Gods vaak tijd voor alles hebben, maar als er een beroep op hen gedaan wordt, iets in het Koninkrijk Gods te doen, hebben ze er vaak geen tijd vóór. Bid­stonden worden vaak niet zo best bezocht. En toch is dit de kracht van een gemeente en voor het persoonlijk leven. In (Mark. 01:32) lees ik: “Toen het nu avond werd en de zon’ onderging brachten zij tot Hem allen die ern­stig ongesteld waren, en de bezetenen”. Jezus was hier bezig tot laat in de avond met het werk in Gods Ko­ninkrijk. En zo ging het elke dag door. Scharen mensen kwamen bij de Heiland om geholpen te worden. Maar, hoe­wel Jezus het druk had, nam Hij tijd om te bidden. -In (Mark. 01:35) staat: -En vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op en ging naar buiten en Hij ging heen, naar een eenzame plaats en bad aldaar. Als Jezus dit nodig had, zouden wij dan zonder gebedsleven kunnen?

Op andere plaatsen in de evangeliën wordt ons vaker verteld dat Jezus Zich afzonderde om te bidden. Kinderen Gods hoe staat het met uw gebedsleven? Er is een lied in de bundel van Joh. de Heer waar deze regels in voorkomen: Dikwijls derven wij veel vrede.

Dikwijls drukt ons zonde neer.

Juist omdat wij :t al niet brengen,

in ’t gebed tot onze Heer.

Wat een geweldige waarheid is dit. Zoals een bloem zon en water nodig heeft, zo heeft een kind van God gebed nodig. Door het gebedsleven leren wij God beter kennen. In het gebed treed ik in de gemeenschap met de Heer.

In (1 Kor. 01:05) schrijft Paulus: “God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met Zijn Zoon Jezus Christus, onze Here”. Dus ieder kind van God is ge­roepen om in gemeenschap te leven met Jezus. Daarom wil de duivel dit verhinderen in uw en mijn leven. Je­zus ging de eenzaamheid in. Zo zullen ook wij de een­zaamheid op moeten zoeken om alleen te zijn met de Heer. Dit kan een plaats in huis zijn, maar het kan ook in de vrije natuur zijn. Waar de plaats is doet er niet toe. Op bergen en in dalen, ja overal is God! Wij van onze kant moeten daar tijd voor gaan nemen. Een leven vol activiteit in de dienst van God, maar zonder gebedsle­ven, zal niet veel vruchten af werpen. Alles wat wij doen in Gods Koninkrijk zal ontstaan moeten vanuit de gemeenschap met de Heer. Als ik terug zie in mijn leven als kind van God dan ben ik mij bewust dat er tijden geweest zijn van een schraal gebedsleven en het waren niet de beste tijden. Haar ik dank God dat hier veran­dering in is gekomen. De laatste tijd word ik vaak de eenzaamheid in gedreven alleen met de Heer, Heerlijke uren beleef ik dan. Als wij bidden gaat er iets gebeu­ren. Toen Jezus in de Hof van Gethsémane die gebedsstrijd doormaakte, bleven de omstandigheden voor Hem hetzelfde, maar er verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven. Dat zal ook onze ervaring worden. De zorgen en de strijd van ons zullen misschien niet veranderen maar onze ziel zal nieuwe kracht ontvangen. Halleluja! In (Hand. 12:05) wordt ons verteld dat Petrus in de gevangenis zit, “maar door de gemeente werd voor voortdurend tot God voor hem gebeden”. God green in als antwoord op deze gebeden en Petrus werd heerlijk bevrijd. Hoevelen zijn er vandaag niet gevangen door het rijk van satan. Bidden wij als gemeente voor hen opdat ze bevrijd zullen worden door Jezus. De eerste discipelen waren eendrachtig bijeen en hun samenkomsten -werden bewogen door de Heilige Geest» Willen wij zo ^aan bidden zodat de Heilige Geest duizenden gaat aan­raken? In Hand. 4:29 lezen wij een gebed dat de discipe­len opzonden tot God: “En nu, Here, let op hun drei­gingen en geef uw knechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken, doordat Gij Uw hand uitstrekt tot ge­nezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilige knecht Jezus. En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid”. Is dit geen heerlijk gebed? Als wij allen zo eens gingen bidden zou dan de Heilige Geest niet machtig gaan werken? In Jac.4:2 staat: “Gij hebt niet omdat gij niet bidt”. Was het ge­bed niet het geheim van alle geloofshelden? Ik denk aan Daniël. Driemaal daags boog hij zich neer on te bid­den tot God. En daarom ging God hem verborgenheden openbaren. Daar was een Henoch die wandelde met God. Als je met iemand wandelt, kun je rustig met hem praten. Zo zal Henoch wel veel met God gepraat hebben omdat van hem geschreven staat dat hij wandelde met God. Van George Muller is bekend dat hij een man van gebed was. Hij getuigde van het gebed dat het voor hem tot een tweede natuur geworden was. Hij vond het even vanzelfsprekend te bidden dan om adem te halen. Daarom was het leven van George Muller zo geweldig vruchtbaar. Het was vol niet wonderen. Het gebed is eigenlijk de adem van een kind van God. In (Jak. 05:16) staat: “Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht- aan ver­leend wordt”. Willen wij op deze belofte ingaan? Dan gaan we de kracht van het gebed ervaren. Jezus zegt: “Bidt en gij zult ontvangen”. Voorwaarde om te ontvan­gen is echter: geloof. (Jak. 01:06) zegt dat wij moeten bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, went wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt”. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ont­vangen, innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen”(Jak. 01:07).

Graag wil ik een volgende maal meer over dit onder­werp schrijven.