Levend Geloof 1967.11 nr. 94

Is uw denken reeds vernieuwd? Door Gert Jan Doornink

Gedachten spelen in het leven van ieder mens een be­langrijke rol. Alles wat wij denken komt tot uiting in de woorden die wij spreken, in de daden die wij doen, kortom hoe wij ons openbaren in deze wereld.

Wat is de achtergrond van ons denken?

Waardoor wordt onze gedachtewereld beheerst? Wat is de achtergrond van ons denken? Om deze vragen te beant­woorden, moeten wij weten dat er zich een voortdurende strijd afspeelt in onze gedachtewereld. De strijd tus­sen God en satan; tussen de machten van goed en kwaad.

Bij de wedergeboorte kwam de Goddelijke natuur in ons, maar wij behielden onze vrije wil! Wij kunnen Gód dienen of de satan.

Zo alleen kunnen wij de woorden van Paulus begrijpen als hij schrijft in (Rom. 12:02): “Wordt niet, gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt onderkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene”.

Paulus schrijft deze woorden aan gelovigen, maar hij weet ook deze hebben een eigen wil: Zij kunnen God die­nen of de duivel’. Hij weet hoe de duivel er steeds weer in slaagt gelovigen op non-actief te stellen, maar hij weet ook wat de oorzaak daarvan is. Hij dringt door tot de kern: Hun denken moet vernieuwd worden.

Deze vermaning heeft de Gemeente van Christus van 1967 ook dringend nodig. Zij moet hervormd worden, niet door verandering van kerk, maar door vernieuwing van denken. Alleen zo zal zij ten volle bruikbaar zijn in dienst van de Meester.

Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld

Voor de gelovigen bestaat het grote gevaar dat zij weer precies hetzelfde doen als de wereld. Wij zijn ech­ter nieuwe scheppingen, uit God geboren. Wij moeten ons bewust zijn dat alle dingen nieuw geworden zijn. Wij zijn anders, totaal anders! Wij zijn in de wereld, maar niet van de wereld. “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” (Kol. 01:13-14)

(1 Joh. 02:15-17) zegt: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld, lief­heeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de be­geerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voor­bij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”. Wij zijn anders dan de wereld.

Wij zijn met Christus afgestorven aan de wereldgees­ten (Kol. 02:20). Wij zijn afgestorven aan de zonden (1 Petr. 02:24). Wij zijn gestorven aan ons eigen ik (Gal. 02:20). Het is echter zo tragisch dat daar zo weinig van beleefd wordt.

Velen hebben de wereld lief. Zij geven de duivel een vinger, zonder te beseffen dat hij spoedig de hele hand pakt!

Het is niet alleen tragisch, maar ook dom en dwaas immers zodra wij wereldgelijkvormig worden, gaan wij iets liefhebben wat voorbij gaat. Het is surrogaat wat de wereldse genoegens ons bieden. …….”De wereld gaat- voorbij én haar begeren” (1 Joh. 02:17).

Ook de apostel Jacobus waarschuwt ons de wereld niet lief te hebben. “Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader is…… zichzelf onbesmet van de wereld bewaren”(Jak. 01:27). Vriendschap met de wereld is vijandschap tegen God. “Wie dus een vriend der we­reld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God”(Jak. 04:04). Vriendschap met de wereld kan nooit samengaan met een leven in dienst van God.’ !

Hoeveel kinderen Gods knielen vandaag aan de dag niet bij de moderne afgoden van deze tijd: Sport, tele­visie, enz. Maar vooral ook is er een opgaan in de “gewone dingen”. Het is evenals in de tijd van Noach. Vele dingen van deze wereld zijn op zichzelf niet ver­keerd, maar wel ‘Als ons hart er naar uitgaat!

Kind van God, stel u zelf deze ernstige vraag: Ben ik wereldgelijkvormig of ben ik Christus gelijkvormig?  Doe ik de werken van het vlees (Gal. 05:19-21) of ben ik vol van de Heilige Geest?

Nu zegt u misschien: Er is in mij wel een oprecht verlangen om de Heer oprecht te dienen, maar het wil maar niet lukken. Wat kan de oorzaak zijn? (Rom. 12:02) geeft een duidelijk antwoord hierop.

Is ons denken al vernieuwd?

Is ons denken reeds vernieuwd? Alleen dat geeft hervorming. Alléén door vernieuwing van ons denken ver­anderen wij van een wereldgelijkvormige in een Christus- gelijkvormige.. !

Bedenk goed, dat iedere daad, ieder woord, iedere handeling wordt voorafgegaan door een gedachte, door ons denken.

Onze gedachtewereld is als het ware het hoofdbureau waar de beslissingen worden genomen. Als wij zondigen, is daar een gedachte aan voorafgegaan. We zondigen niet zomaar, maar eerst komt de verleider, de verzoeker, het gaat stap voor stap. (Jak. 01:14-15)

Daarom is het zo belangrijk dat onze gedachtewereld rein en heilig is, gericht is op de levende God door een leven van geloof te openbaren (Rom. 12:03)

Wat zijn de oorzaken van verkeerd denken?

Het is goed om de oorzaken van verkeerd denken onder ogen te zien, opdat we anders, dat wil zeggen goed, gaan denken. Dan zal ook de uitwerking anders zijn! Hier zijn enkele oorzaken.

1.Geen voldoende gemeenschap zoeken met God door te weinig Bijbelstudie en gebed. Leest u dagelijks in Gods Woord? Niet’ een stukje uit sleur, maar neemt u werkelijk voldoende tijd om Gods Woord biddend te bestuderen? Hoe zult u Gods wil leren kennen als u niet thuis bent in de Bijbel? En hoe staat het met het bidden? Velen hebben geen werkelijk overgegeven gebedsleven. Geen wonder dat de duivel kans heeft hun denken te beïnvloeden, met ne­gatieve gevolgen.

2.Niet vervuld zijn- met de Heilige Geest. Dit is de tweede maar niet minder belangrijke oorzaak. Bent u ge­doopt met de Heilige Geest? Prijst de Heer, als u deze vraag bevestigend, kunt beantwoorden! Maar hoe is het nu? Is de doop met de Heilige Geest een dagelijkse ervaring voor u? Paulus vermaant de in de Geest gedoopte gelo­vigen van Efeze in Handelingen 19: “Wordt vervuld met de Geest” (Ef. 05:18). De doop met de Heilige Geest is een begin, maar de vervulling moet een dagelijkse werkelijkheid zijn. Ons denken moet onder de rechtstreekse heerschappij van de Heilige Geest staan.

Gebondenheid door demonen. (Gal. 05:01) zegt: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrij­gemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen”. Dit betekent dus dat, als wij geen stand houden, de duivel ons weer een “slavenjuk” op­legt. Vele kinderen Gods zeggen: “Een kind van God kan niet gebonden zijn”. Dit is niet juist. Natuurlijk gaat het niet aan om “overal de duivel in te zien”, maar laten wij goed beseffen dat wij omringd worden door demonen, die weliswaar door Jezus overwonnen zijn maar wiens eindvernietiging nog moet plaats hebben. Als wij niet in het geloof aanspraak maken op deze overwinning van Jezus binden demonen ons en maken ons onbruikbaar als instrument in Gods hand.

Wat is de uitwerking van goed denken?

Als vrij door de vernieuwing van ons denken werkelijk hervormd zijn, heeft dit heerlijke gevolgen:

We ervaren dat de duivel geen vat op ons heeft, we weerstaan de duivel, niet alleen met onze mond, maar ook in de praktijk van ons leven.

Christus uit, het nieuwe leven open­baart zich.’ De wereld Ten” ook de “slappe” kinderen Gods) ontdekken dat we hervormd zijn.

We doen de dingen die God van ons vraagt. Door de vervulling met de Heilige Geest leren we dat niet iedere gedachte die bij ons opkomt van God is, we leren de geesten onderscheiden.

Wij onderkennen wat de wil van God is: het goede, welgevallige en volkomene. “Het goede” is al die din­gen doen die ook Jezus deed. Daaraan heeft God een welgevallen en dat maakt ons volnaakt.

Daarom: “Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, naar wordt hervormd door de vernieuwing van uw den­ken”!

 

Strijd en overwinning door A. Schenk

In 1 Samuël 17 vanaf vers 17 (1 Sam. 17:17 v.v.) lezen wij de overbekende geschiedenis van David en Goliath. Het volk Israël was in oorlog met de Filistijnen. En zoals de andere jonge­mannen moésten ook de broers van David dienst doen in het leger van Israël. David was de jongste en kon bij zijn vader blijven, die schapenhouder was.

Totdat op een goede dag zijn vader Isaï hem de op­dracht gaf eens naar zijn broers te gaan kijken, die in het leger van koning Saul dienden.

Als David in het legerkamp van Israël aankomt ont­moet hij daar zijn broers en vraagt naar hun welstand. Dan verschijnt daar opeens op een berg tegenover hun een Filistijn en nog wel een reus en hij begint daar God en het volk van Israël te honen en te vervloeken. Hij daagt het volk uit en zegt: “Wie durft het tegen mij op te ne­men en tegen mij te strijden? Als iemand mij verslaat zullen wij je knechten zijn en als ik je verslaat zul­len jullie onze knechten zijn”.

Dan staat er zo heel typerend in de Bijbel dat het gehele volk van Israël vreesde voor deze woorden. Onder de duizenden was er niemand die het op durfde te nemen tegen deze Filistijn. Ik geloof dat David zich verwon­derd heeft dat er geen enkele Israëlitische soldaat was die dit durfde.

David begint er met zijn broers over te praten. Deze merken wel, dat David dit niet lekker zit. Ook anderen die daar bij staan horen dat David hier belangstellend naar vraagt en al spoedig weet de koning het ook al.

Zijn broers beginnen David te berispen. In (1 Sam. 17:28) staat: ”Ik ken uw overmoed en de boosheid van uw hart”. Herkent u hier iets in, ook van onze tijd? David kan het niet hebben dat God zo getart wordt en in zijn hart ontstaat een verlangen om de strijd aan te binden tegen Goliath. Als zijn broers dat merken, omdat ze zelf te bang zijn, zeggen ze: hij is overmoedig, of beter gezegd: hoogmoedig.

Wij leven in een wereld waar God op alle mogelijke manieren getart en gehoond wordt. Als daar vandaag een kind van God opstaat en de strijd aanbindt met onze vijand, de duivel, en tegen de zonde en ziekte gaat strijden in Jezus’ Naam, dan komt er vaak een golf van protest en vaak nog uit de zogenaamde Gods­dienstige wereld.

Maar David trekt zich niets aan van wat er tegen hem gezegd wordt. Het duurt niet lang of hij is bij koning Saul, maar die spreekt hem ook al geen bemoedigende woorden in. (1 Sam. 17:33) vertelt ons dat Saul zegt dat David nog veel te jong is om tegen deze reus te strijden. Deze mensen beoordelen hem van de buiten­kant, maar wat er in zijn binnenste omgaat, daar den­ken ze niet aan.

David heeft een rotsvast geloof in de Here. (1 Sam. 17:37) zegt: “De Here, die mij gered heeft uit de klauwen van leeuw en beer, Hij zal mij ook redden uit de hand van deze Filistijn”.

Dat is de kracht van David. Heel duidelijk zien we dat ook als hij Goliath tegemoet treedt en zegt: “Ik treed u tegemoet in de Naam van de Here der heerscha­ren” .

Davids strijd was gericht tegen een zichtbare vij­and. Wij, als Gemeente van Jezus Christus, hebben te maken met een onzichtbare vijand, maar zeer reëel. Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze in (Ef. 06:12): “Wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten”.

David komt tegen de vijand op in de naam des Heren. Dat is zijn kracht. (Ef. 06:10 zegt: “Weest krach­tig in de Here”. Willen wij strijden tegen de vijand en overwinnen, dan zullen wij krachtig in de Here moe­ten zijn. Saul voelt aan dat er vanwege Davids grote vertrouwen in de Here, niet met hem te praten valt en geeft toestemming om de strijd tegen Goliath aan te binden. Hij stelt echter één voorwaarde: David moet de wapenrok van hem aantrekken. Ik stel me zo voor, dat dit wel gemaakt zal zijn van het beste materiaal en door de beste vakmensen van het land, het was immers voor de koning.

Maar hoe goed het ook, is, David. kan zich er niet in bewegen en trekt het weer uit. De Heilige Geest wil ons hierdoor leren, dat iets wat ons maar enig vertrouwen zou kunnen schenken buiten God om, afgelegd moet worden.

Zo kan God alleen tot Zijn doel en eer komen. De strijd die wij te strijden hebben in de hemelse gewesten tegen de machten der duisternis is alleen mogelijk in de kracht van God. En wij moeten alles afleggen wat van ons zelf is.

In (2 Kor. 10:03-04) staat: “Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees, wan­de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maai’ krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wijde redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus”.

Als wij nu af gaan leggen wat van ons is, kunnen wij aan gaan doen wat van God is.

Davids verwachting was alleen van de Heer. Hij was zich bewust dat het niet zijn strijd was, maar dat het een strijd van de Heer was. (1 Sam. 17:47): “Want de strijd is des Heren en Hij geeft u in onze macht”.

De strijd die wij als Gemeente hebben is de strijd van Jezus Zelf. Hij heeft als Eersteling uit de doden de strijd aangebonden en overwonnen. Wij mogen meehelpen in Zijn kracht uit de overwinning van Hem de vijand volkomen te vernietigen.

De Bijbel zegt dat de satan weldra onder onze voeten vertreden zal worden. Wilt u even goed nadenken bij de woorden? Onder onze voeten, dat wil zeggen: door de Ge­meente.

Willen wij overwinnend strijden dan is het nodig de wapenrusting van God aan te doen, zoals deze beschreven staat in Efeze 6. Graag wil ik een volgende maal daar over schrijven.

’”t Woord van God spreekt: Niet door kracht noch door geweld, – Geeft Hem eer! Geeft Hem eer! –

Door Gods Geest wordt ied’re vijand neergeveld, –

Geeft Hem eer! Geeft Hem eer!

(Glorieklokken 66).

 

De wedergeboorte door Jenny Manschot

Door het geloof

Wie in Jezus gelooft, heeft eeuwig leven, ja, wie in Hem gelooft, is uit God geboren. ”Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren”

(1 Joh. 05:01a). Dus op het moment, dat wij begonnen te geloven, dat Jezus stierf aan het kruis van Golgotha voor onze zonde, werden wij geboren, geboren uit God, die geest is. (Joh. 04:24).

Naar het vlees waren wij reeds lang geboren. De da­tum waarop en het jaar waarin wij geboren werden, staan nauwkeurig vermeld in de geboorteregisters van het ko­ninkrijk der Nederlanden, waarvan de koningin het hoofd is. Deze inschrijving houdt in, dat wij burgers zijn van het koninkrijk der Nederlanden.

Zo staat ook de datum waarop vrij uit God geboren (wedergeboren) werden, vermeldt in het register( het Boek des Levens) van het Koninkrijk van God. (Filip. 03:20; Ef. 02:19-20a).

En nóg meer zijn wij. Weet u, wie: onze Vader is? Dat is God.’ Wij zijn uit God geboren, daarom is God onze Va­der en zijn wij Zijn kinderen. “Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook”. “Want gij zijt allen zonen van God”. Waardoor? “Door het geloof in Christus Je­zus” . “Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus”. Halleluja! (1 Joh. 03:01; Gal. 03:26-29a).

Het is dus niet belangrijk tot welk kerkgenootschap vrij behoren, of welke samenkomst vrij bezoeken, vrij hebben het eeuwige leven niet, omdat wij lid zijn van de Her­vormde kerk of van een Baptistengemeente, of omdat wij elke week naar spreker zus of zo gaan luisteren, neen, wij hebben het eeuwige leven door het geloof in Jezus, de Zoon van God, die in gehoorzaamheid Zijn leven heeft uitgegoten in de dood, opdat wij, die eertijds dood waren door de zonde, zouden leven door Hem. (Jes. 53:11-12; Ef. 02:04-07a).

Het is dus noodzakelijk, dat wij wedergeboren worden, anders kunnen wij het Koninkrijk van God niet binnen­gaan. In (Joh. 03:03) zegt Jezus: “Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien”. Want “vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven”(1 Kor. 15:50). “Ik zeg u, tenzij ie­mand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest”(Joh. 03:05-07). Wat wordt dus wedergeboren? Onze geest, want wij zijn geboren uit God, die geest is, en wat uit de Geest geboren is, is geest. Ons lichaam, ons vlees, blijft zo­als het is, want wat uit vlees geboren is, is vlees. Doch straks zal ook dit vernieuwd worden. Halleluja.’ (Filip. 03:21).

Op het moment, dat wij wedergeboren werden door het geloof in Jezus, beseften wij niet, dat wij geboren wer­den. Dit is logisch. Een klein kindje, dat geboren wordt, beseft immers ook niet, dat het geboren wordt. Als het al een beetje groot wordt, vertellen vader en moeder het, dat het geboren is. En omdat vader en moe­der het zeggen gelooft het kindje dit. En naarmate het groter wordt, gaat het zelf steeds meer begrijpen wat geboorte is. Zo gaat het ook met kinderen van God. Eerst begrijpen ze niets van hun geboorte uit God. Maar omdat God, hun Vader, het zegt in Zijn Woord, geloven ze het. Als ze wat ouder zijn geworden, beginnen ze pas te begrijpen wat wedergeboorte is.

Geen erwtensoep en hutspot

Nu kan de vraag rijzen bij een pasgeboren kind van God: hoe kan ik groeien? Welnu, dat is heel eenvoudig. Een baby gaat groeien als het voedsel tot zich neemt En omdat het nog geen erwtensoep en hutspot kan verdra­gen, krijgt het kindje melk. Ook het pasgeboren kind van God gaat groeien als het eet. Het voedsel voor een kind van God is de Bijbel, het Woord van God. En zoals een baby geen erwtensoep en hutspot verdraagt, zo kan ook een pasgeboren kind van God geen zware kost verdra­gen. Ook hij moet beginnen met melkspijs. “En verlangt als pasgeboren kinderen, naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid” (1 Petr. 02:02).

Een klein kindje gaat dus groeien als het eet. Het kindje kan echter niet zelf zorgen voor zijn voeding. Het heeft iemand nodig, die het voedsel voor hem bereidt, opdat zijn maagje het kan verwerken. Ook heeft hét’ iemand nodig bij wie het bescherming kan vinden, aan wie het zijn verdriet kan vertellen, die het op­beurt als het valt en zich bezeert, die het leidt door het leven en het liefde geeft. Het is voor het kindje niet voldoende als het alleen maar eet, neen, het moet ook veel, veel leren voor het volwassen is. En wie wil het kindje nu hierbij helpen? Zijn eigen va­der en moeder’ Zij hebben het kindje niet ter wereld gebracht om het aan zijn lot over te laten, neen, zij willen het kindje opvoeden, opdat het volwassen wordt, opdat het een mens in de maatschappij wordt, Zij wil­len het het beste geven wat zij hebben.

De Heilige Geest wijst ons de weg

Ook het kind van God heeft iemand nodig, die zijn maaltijd bereidt en die hem leidt op de weg van het Leven, die hem leidt tot de volle waarheid, opdat hij tot de mannelijke rijpheid zal komen.

Weet u wie dit doen wil? God, de Heilige Geest. Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid”(Joh. 16:13a). De Heer Jezus heeft ons niet als wezen achtergelaten, toen Hij van de aarde terugging naar de Vader. Nadat Hij heengegaan is, heeft Hij de Trooster, de Heilige Geest, tot ons gezonden. (Joh. 14:16-18a). De Heilige Geest wil in ons komen wonen als wij ons hart open­stellen voor Hem.

En als wij de Heilige Geest ontvangen hebben, dan zullen vrij niet langer als zwakke mensenkinderen door het leven gaan, maar dan zullen wij voorwaarts gaan als sterke kinderen Gods, want als wij de Heilige Geest ontvangen, dan ontvangen vrij tevens de kracht van God. “Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heili­ge Geest over u komt”(Hand. 01:08). Dan wordt de kracht van God in onze zwakheid openbaar. “Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die al­les te boven gaat, van God is en niet van ons”(2 Kor. 04:07-08a). En als wij in de kracht van God staan, dan zul­len wij een leven leiden tot eer van onze Heer en Hei­land Jezus Christus en van God de Vader, die Hem gezon­den heeft. Halleluja.’

De Heilige Geest zal ook onze maaltijd bereiden. Dit is nodig, want als wij de Bijbel lezen en de Heilige Geest zou onze ogen niet openen voor de rijkdommen in het Woord van God, dan zou er geen voedingswaarde zijn in ons voedsel. Het is de Heilige Geest, die ons leiden zal tot de volle waarheid, tot de volle kennis van God. De Bijbel – het Woord van God – is de Waarheid, en deze Waarheid kunnen wij niet met ons menselijke verstand ontwaren. Alleen de Geest van God (de Heilige Geest) kan ons deze doen zien. Want niemand weet, wat in God is, dan de Geest Gods. (1 Kor. 02:10-13).

Wel in de wereld, maar niet van de wereld

Omdat het kindje uit zijn ouders geboren is, heeft het eigenschappen van vader en moeder. Het heeft deel aan hun natuur. Naarmate het kindje ouder wordt, komt dit steeds duidelijker naar voren. Zo heeft ook het kind van God deel aan de Goddelijke natuur. (2 Petr. 01:03-04). Hij is immers uit God, zijn Vader, geboren! Naar gelang hij ouder, geestelijk ouder, wordt, zal dit steeds meer openbaar worden.

De wereld moet aan ons, kinderen Gods, kunnen zien, dat wij anders zijn dan zij. Zij moet kunnen zien, dat Je­zus in ons hart woont. Onze houding kan een zeer be­langrijke rol spelen bij het kiezen voor of tegen Jezus van een wereldling.

Om dit “anders zijn” zal de wereld, zullen degenen, die niet voor Jezus kiezen, ons haten, omdat wij hen niet toebehoren. “Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld. Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft”(Joh. 15:18-19). “In de wereld lijdt gij verdrukking, maar heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” ( Joh. 16:33b). Wij hoeven hierom niet bevreesd te zijn, want Jezus heeft de wereld overwonnen. Halleluja! “Hij, die in ons is, is meer dan die in de wereld is” (Joh. 04:05a). Prijst Jezus! Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? (Rom. 08:31-32). Wij hebben een machtige Heiland die nimmer de zijnen vergeet. Halleluja!

De ouders worden er op aan gekeken

Een kind, dat ongehoorzaam is en niet naar zijn ouders wil luisteren, daar komt, in een woord gezegd, niets van terecht. Zo’n kind is beslist niet de trots van zijn ouders. En tegendeel, Hij werkt door zijn houding een blaam op hen. Hij maakt hen tot schande. De mensen zeggen onder elkaar: moet je hem zien. Dat is me er eentje, hoor! Die komt ook niet uit een al te best milieu. Die ouders van hem hadden hem wel eens beter op kunnen voeden. En ga zo maar door. Zo gaat het ook met een kind van God, dat ongehoorzaam is aan zijn Vader en weigert zich te Laten leiden door de Heilige Geest. Zo een kind van God groeit niet, en leeft niet tot de eer van zijn Heiland. De wereld zal aan hem niet kunnen zien, dat hij anders is dan zij en dat Jezus in zijn hart woont. Door zijn houding wordt de naam van Jezus gesmaad, en in plaats dat de wereld Jezus zal aannemen als haar Heer en Heiland, zal ze hem haten. Hoe vaak hoor je niet, dat iemand zegt: mooie God hebben jullie. Moet je eens zien wat de christenen doen. Is dat nu de liefde van jullie God, waar jullie zo prat op gaan! Nee hoor, van zo’n God moet ik niets hebben. Als een kind het verkeerde pad op gaat en zich slecht gedraagt, worden de ouders erop aangekeken. Als een kind van God de verkeerde weg op gaat en een strijd met het woord van God handelt, wordt zijn Vader erop aangekeken en gehoond en bespot. Geliefden daar gij het nu van tevoren weet, wees op uw goede, dat gij niet, door dwaling der zedelozen meegesleept, afvalt van uw eigen standvastigheid. Maar wast op in de genade en in de kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Hem, zei de heerlijkheid, zowel nu als tot de eeuwigheid. En bedrinkt u niet aan wijn, waar bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de geest. (2 Petr. 03:17-18; Ef. 05:18), want het is de Heilige Geest, die ons zal leiden tot de volle waarheid. (Joh. 16:13) en wanneer wij de proef doorstaan, zullen wij de kroon des levens ontvangen. Hallelujah! (Jak. 01:12.

Een kroon, zeer schoon,

wacht ons aan gindse kust!

Nieuws met en zonder commentaar

Drie ouderlingen na herdoop op non-actief

Onder bovenstaande kop schrijft “Trouw” van 25 oktober o.a. De kerkeraad van de Hervormde gemeente te Aalten heeft drie jeugdouderlingen, die zich hebben laten herdopen, op non-actief gesteld. Voorts heeft de kerkeraad aan alle hervormde gezinnen in Aalt en een brief gestuurd, waarin gewaarschuwd wordt tegen de weg die een deel van de gemeente op wil gaan. Een weg, die kerkeraad met grote zorg vervult en die, naar de kerkeraad opmerkt, in sektarisme moet eindigen.

Nadat bekend was geworden dat de drie jeugdouderlingen zich hadden laten herdopen, heeft de kerkeraad hen verzocht af te treden. Toen zij dat weigerden, be­lsloot de kerkeraad dat zij hun werk niet meer mochten

uitoefenen. Hun arbeid zal gedurende de twee jaar, dat u nog zittend” zijn, door anderen worden waargenomen.
In de Hervormde gemeente van Aalten is al een aantal jaren een door de Pinksterbeweging geïnspireerde groep actief. Deze zou een raadsman hebben in ds. W. Glashouwer te Driebergen en er dus niet op uit zijn om tot een breuk met de kerk te komen.

De kerkeraad zegt in het rondschrijven met betrekking tot de kwestie van het herdopen, dat hij niet uit de hoogte wil oordelen over hen, die zich daaraan onderwierpen, maar dat het voor hen vaststaat dat de Hervormde kerk niet kan goedkeuren dat men het dopen van kinderen als onbijbels ziet. Naar wij vernemen heeft één gezin, dat het met het beleid van de kerkeraad inzake deze dingen niet eens is, voor de Hervormde gemeente van Aalten bedankt.

L.G. commentaar – Wij verheugen ons dat ook in Aalten de boodschap van “het volle evangelie” ingang vindt. In dezelfde kerkenraadsbrief wordt n.l. ook

gewaarschuwd tegen de “gebedsgenezing” wat men een, ongepast overvragen noemt”, terwijl “vele beproefden daardoor in verwarring zouden worden gebracht”. Wat de doop betreft zouden wij nog willen opnemen dat ieder woordenhoek duidelijk vermeldt dat dopen betekent: onderdompelen. Wat de kerkeraad “herdoop” noemt is de Bijbelse doop door onderdompeling. Wat

de kerkeraad “doop” noemt is de kinderbesprenging die on-Bijbels is. Bidt voor de broeders en zusters in op de weg van Jezus.

“Op de bodem van de hemel” op T.V.”

Destijds hebben wij in “Levend Geloof” uitvoerig bericht over de film “Gebedsgenezing” van Jan Vrijman met gedeelten uit samenkomsten van evang. Maasbach. Deze film werd niet toegelaten op de Nederlandse televisie. Later bracht Jan Vrijman deze film onder in een nieuwe film “Op de bodem van de hemel”, die in de bioscopen vertoond werd. Thans is deze film wel op de Belgische tv geweest. Evang. Hans Koornstra schrijft daarover in zijn contactbrief van october: De tv is nu niet bepaald het object van onze  “vrije” tijdsbesteding. Maar toen de film van Jan Vrijman “Op de bodem van de hemel” draaide, zaten toch velen van ons “kassie te kijken”. En wat hebben we gezongen aan het eind: “Toen de kracht Gods op mij viel…”. Het deed wat. Niet alleen bij ons. Een gezin uit Dendermonde zat met tranen in de ogen toen de film uit was. Deze vrouw leed aan kanker. Dat wist zet zelf niet, hoor. De dokter had echter de familie gewaarschuwd dat het niet lang meer zou duren. De vrouw wilde juist een reis maken naar Lourdes.

Na het zien van deze film besloot ze toch maar eens nader te informeren bij haar dochter en schoonzoon. Ze dacht: “Die zijn van het Volle Eavngelie, die zullen er wel meer van weten”.

Zo kwamen moeder en dochter bij ons terecht. We mochten haar tot Jezus leiden, de ziektemachten ‘ bestraffen en haar de handen opleggen tot genezing van haar lichaam. Wij geloven in haar genezing. Het gaat goed met haar. Prijst de Heer!

 

Jezus Christus door Dirk k. Wols

Jezus kwam op aarde om zondaren zalig te maken. Hem zij daarvoor alle dank en eer. Zondaren zijn mensen, die hun doel in dit en het toekomstige leven missen en zul­len missen. Als een mooie vaas stuk valt, dan zeggen we we: zonde. Omdat de vaas nu zijn doel mist. Toen de mens “brak”, was dat zonde. Toen de mens in stukken werd gereten door overtreding van het proefverbod, werd hij zondaar met al de vreselijke gevolgen.

Velen vinden de vreselijke gevolgen erger dan dat hij een zondaar is. Daarom zoeken zij een geneesmiddel tegen de gevolgen der zonden, maar Jezus hebben zij niet no­dig. Jezus tast echter het kwaad zelf aan. Hij pakt het zondeprobleem radicaal bij de kop. De verleidde mens wordt heil beloofd, de verleider krijgt de ondergang te horen, want Jezus is Overwinnaar. Met Hem in ons leven verdwijnen ook alle gevolgen der zonde. Want Hij neemt niet alleen onze zonde weg, prijst de Heer, maar maakt ons ook zalig. Zalig, dat is gelukkig. Zondaar zijn is onzalig, ongelukkig. In alle vormen komt dit tot uiting in dit leven. Angst en dreiging beheersen het leven. Maar in Jezus is een zalige, gelukkige tijd aangebro­ken. Hij geeft rust en vrede. Een vrede, waar het ver­stand niet bij kan. Een vrede, die niets en niemand kan verstoren, want Hij is onze vrede. Wat ook wankelt, Hij niet, en in Hem zijn wij onwankelbaar en onaantastbaar.

Hij heeft verschillende namen: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Het be­hoort alles bij de Naam Jezus, Die geboren werd uit een maagd, ontvangen uit de Heilige Geest. Wonderlijk is Zijn oorsprong, komende van de Vader der lichten. Hij werd mens, maar was God. Hij werd in Jezus waarachtig God en waarachtig mens. Door onloochenbare tekenen, zo­dat Zijn tegenstanders de wanhoop meermalen nabij waren, is Hij krachtig bewezen Gods Zoon te zijn met als machtig sluitstuk: de lichamelijke opstanding uit de doden, als bewijs van Zijn geestelijke triomf.

Hij heet Raad. Bij Hem is raad want Hij heet Raad. Voor de radeloze is er raad, en geen halve maar een hele Raad ten leven. Voor de meest ontredderde is Hij Raad.

Hij heet sterke God. Niets is-er wat Hij niet kan.

Hij behoeft dat niet te bewijzen zoals de hel bewijzen wil hebben, maar Hij is sterke God. Door het geloof ervaren wij Zijn Goddelijke kracht door de werking des Geestes. Sterk tegen elk bolwerk, elke hindernis hij zij groot of klein.

Hij heet Vader der eeuwigheid. De eeuwen zijn van Hem, Hij is er de Vader van. Tijd speelt Hem nooit parten, want Hij is in de rust der eeuwen. Wat is 1000 jaar bij Hem? Een speldeknop in de zee der eeuwen. Als de eeuwen ophouden, er geen tijd meer zal zijn, hebben de eeuwen  hun werk verricht en heeft Hij Zijn doel ge­heel bereikt. De eeuwen houden op, de Vader blijft, maar al zouden de eeuwen voortduren zoals velen wil­len, welnu, Hij is de Vader ervan en God zal er in zijn. Prijst de Heer.

Vredevorst is de laatstgenoemde Naam. Vrede op aarde. Vrede in de harten. Vrede onder de volken. Al­les zal bereikt worden omdat Hij de Vorst is van’ de vrede. Hij gebiedt de vrede.

Dit alles werkt Hij uit in en door mensen. Hij legt al Zijn hoedanigheden in de mens. Het kind van God is ook wonderlijk. Geboren, niet uit de wil des vlezes noch uit de wil des mans, maar uit God. Geboren uit water en Geest tot een nieuwe schepping in Jezus. Ook bij de kinderen Gods is er raad, bij de gaven des Gees­tes komt ook voor het geven van goede raad, het lei­ding geven in ijver. In de kinderen Gods openbaart Hij dat Hij de Sterke God is. Hij wil Zijn kinderen begif­tigen met gaven van krachten en hen vergezellen met tekenen en wonderen. Hij is door Zijn kinderen heen een hulp in benauwdheden. In hen is Hij ook de Vader der eeuwen. We hebben de tijd. Geen onrust door tijdgebrek want we geloven. We haasten niet, De eeuw ligt in ons hart. We dragen ook de Vrede uit en gebieden die in ” Zijn Naam in beknelden en gebondénen. Want Jezus werkt door middel van Zijn kinderen. Hij is het Hoofd en wij Zijn lichaam en ieder afzonderlijk leden van dat li­chaam. Dit heeft niets te maken met een abonnement te hebben op “Kracht van Omhoog”, “De Pinksterboodschap” “Stromen van Kracht” of “Nieuw Leven” en zelfs niet op “Levend Geloof”. Menselijke groepsvorming valt daarbui­ten, we zijn alleen Zijn Lichaam als we door Hem willen gebruikt worden als een levend werkend lid. Het mag wat moeizaam gaan in het begin, om los te komen van banden die ons binden, als we willen, zullen we ook ervaren dat Hij ons als lid al beter kan gebruiken.

Jezus leeft, en wij met Hem. Jezus stierf, en wij met Hem. Jezus overwint, en vrij met Hem. Jezus voer ten hemel, en wij met Hem. Jezus vertrad de hel, en wij met Hem. Wij zijn dan altijd met Hem verbonden en niets kan ons scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus.

Sommigen zeggen dat wij Jezus zelf zijn. Dat is niet juist. Wij zijn het Lichaam van Hem. Hij is het Hoofd. Wij moeten nog leren te gehoorzamen aan de juiste bloedsomloop’ en aan wat het Hoofd ons zegt te doen. Hij moet zo menig­maal in ons nog gestalte krijgen. Hij kan nog niet vol­komen in ons werken. We zijn dikwijls zo eigenwijs en houden ook ons eigen hoofd nog om te rade te gaan bij vlees en bloed.

Maar Jezus is Dezelfde, gisteren en heden en tot in eeuwigheid. Alleen de leden van het Lichaam zijn zo on­handelbaar dikwijls, zo weinig bereid tot volle medewerking .

Stel uw leven in Zijn dienst. Zijn dienst is veelvor­mig. Allemaal behoeven vrij geen zendeling te worden, maar er is overal werk. Werk in eigen omgeving, waar ook gebondenen zuchten en kreunen onder het slavenjuk. Waar ook mensen zijn die roepen: Kom over en help ons,. De nood is groot, men behoeft er niet naar te zoeken.

Jezus verbreekt de werken des duivels. Ja, door u heen. Sommigen wachten op de kracht van de Geest om dan toe te slaan als zij die voelen. Dat is echter geen ge­loof. Het zal niet door kracht of geweld geschieden maar door de. Geest, en de Geest werkt Zijn kracht uit door het geloof. De rechtvaardige zal uit het geloof leven. Paulus, kwam met veel vrezen en beven het geheimenis Gods verkondigen te Korinthe. Hij voelde zich helemaal niet krachtig en sterk, maar tastte dóór in het geloof dat hij in Gods weg was?

Velen gebruiken echter het gevoel als een krachtmetingen instrument, maar als men weet in Gods weg te zijn door het geloof, dan handelt en wandelt men uit geloof. We zullen dan ervaren, dat God overkomt met Zijn kracht in Jezus door de Heilige Geest.

Jezus Christus.

Geen Naam is er zoeter en beter voor ’t hart.

Hij balsemt de wonden en heelt alle smart.

Hij neemt de zonden weg, en maakt zalig. Hij is de Gezalfde des Heren, zoals ook wij gezondenen zijn des Vaders, gezalfd met vreugdeolie des Geestes.

O, zoete Naam met Uw verborgen schatten!

Jezus, Jezus, Uw Naam ter eer!

Want Gij zijt der mensen en engelen Heer!

 

Is Jezus een realiteit voor ons? door J. Noë

“En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem”(Luc. 24:31).

Lieve vrienden, we zullen dit keer eens onze aan­dacht bepalen op het Schriftgedeelte dat gaat over de Emmaüsgangers .(Luc. 24:13-35), want, weet u, het is zo toepasselijk op ons.

We kunnen deze geschiedenis feitelijk in 3 fasen verdelen n.l.

1.Teleurstelling, droefheid en ongeloof in verband met Jezus’ kruisiging, dood en opstanding.

2.Blijdschap en geloof doordat de Schrift een openbaring voor hen werd.

3.Hét zien en herkennen van Jezus, door­dat hun ogen werden geopend.

 

1.De Emmaüsgangers waren teleurgesteld en bedroefd uit Jeruzalem naar hun dorp vertrokken. Hun hoop was de bodem Ingeslagen, hun vertrouwen, hun geloof was ten zeerste geschokt. Jezus, de Nazarener, een man, die een profeet was, machtig in werk en woord voor God en het gehele volk; een man waarvan ze verwachtten, dat Hij Israël verlossen zou, was gekruisigd, dood, begraven en het was nu reeds de derde dag. Hoe in jammer, maar dat was, voorbij; fini! Wat hadden zij zich niet voorgesteld van Jezus als Verlosser, maar dat bleek nu een waan­voorstelling te zijn. Enkele vrouwen hadden kletspraat­jes verkocht. Volgens hun bewering waren ze bij het graf geweest en dat bleek leeg te zijn; engelen zouden hun gezegd hebben, dat Jezus was opgestaan uit de doden en leefde. Enige discipelen waren toen op nader onderzoek uitgegaan en hadden het graf inderdaad leeg gevonden, maar Jezus hadden ze niet gezien. Ongeloof was in het hart van hen allen. Ofschoon Jezus alles had voorzegt wat er ging gebeuren, waren ze horende doof geweest en hadden het niet begrepen.

Is het zo ook niet gesteld met vele “christenen” heden ten dage? Zijn, zij ook niet ziende blind en horende doof? Hoevelen willen en kunnen niet accepteren of kun­nen het geloof niet opbrengen om te aanvaarden wat de Schrift zegt en belooft. Ze laten zich door alles wat de wereld biedt, op wat voor gebied ook, en alles wat er in de wereld gebeurt, beïnvloeden, waardoor ze zich afvragen: “Bestaat God nog wel?”. Als ze nog een geloofsleven hebben, wordt dat één en al teleurstelling. Als twijfel en ongeloof je hart vervult, kun je geen zegen verwachten. Je wordt moedeloos en als je niet op­past glijdt je steeds verder af en leidt je ten lange leste volkomen het leven van een ongelovige.

De mannen van Emmaüs luchtten hun hart aan de vreemdeling, die zich bij hen gevoegd had en ze hadden er geen flauw vermoeden van, dat het Jezus was. Let nu op wat Jezus tegen hen zei, alvorens met Zijn Bij­bel les te beginnen. Hij begon met een berisping: “O, onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben”. Hij verweet hun dus hun ongeloof. Vervolgens ging Hij over tot het uit­leggen van de Schriften.

2.Het werd een openbaring voor hen. Hun teleurstelling, hun verdriet, hun moedeloos­heid, verdwenen en maakte plaats voor blijdschap ten­gevolge van het geloof, dat in hun “harten wortel begon te schieten. “Was ons hart niet brandende in ons, ter­wijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?”, zeiden ze later tegen elkaar.

Jezus: “O gij, onverstandigen en tragen van hart, gij teleurgestelden, moedelozen, treurenden, kleingelovigen, afgedwaalden, wijzen en onverstandigen, dat gij niet gelooft alles wat de Schrift zegt”. Vrienden, de Bijbel is- geen studieboek, dat je met je verstand moet benaderen, want dan loop je onherroepelijk vast en je komt er niet uit. Jezus zegt niet voor niets: “Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het zeker niet binnengaan”. Ook bidt Hij tot de Vader: “Va­der, Ik dank U, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan de kinderkens geo­penbaard”. We dienen dus in geloof, in volkomen over­gave, als een klein kind, Alees wat de Schrift ons zegt te aanvaarden. Laten wij ons niet door de gedachte laten verontrusten: Ja, maar de Bijbel is door mensen geschreven. Dat is inderdaad zo, maar ze zijn door Gods Geest geleid. Lees de Bijbel er maar op na. Zou de al­machtige God, Schepper aller dingen, niet bij machte zijn te zorgen, dat Zijn Woord onvervalst wordt weerge­geven? Net zo goed als God door de mond van profeten spreekt, heeft Hij de geest en hand, van de schrijvers der geschriften gebruikt om Zijn boodschap aan de men­sen door te geven. Dit niet te accepteren is dus in feite een belediging voor God, daar we twijfelen aan Zijn almacht. Als we Gods Woord doorlezen, bemerken we, dat het kernpunt, waar alles om draait, is Zijn verlossingsplan met deze wereld. Door de val van Adam en Eva is de vloek der zonde over de wereld gekomen en is satan overste der wereld geworden. God zei echter te­gen satan in het paradijs: “Ik zal vijandschap zetten tussen uw zaad en haar zaad en het zal u de kop ver­morzelen en gij zult het de hiel vermorzelen”. Daartoe heeft Hij Zijn Zoon, Jezus Christus, uit de maagd Maria doen geboren worden, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou, om ons te verlossen uit diens macht, van zonden en ziekten, waardoor wij nieuwe scheppingen zou­den worden, volkomen waardig om als mede-erfgenamen, als koningskinderen, als Godes zonen, onze plaatsen in te nemen in de hemelse gewesten. Jezus moest daarvoor een lijdensweg gaan en als Zoon des mensen, als het Lam Gods, Zijn lichaam, zijn bloed, zijn leven ten offer geven en op Golgotha heeft Hij dit volbracht.

Vervolgens heeft Hij gezegevierd over de dood en heeft daardoor de sleutels van het dodenrijk. Na deze volkomen overwinning, deze volkomen verlossing, heeft Hij zich, in een verheerlijkt lichaam, aan velen laten zien en is daarna opgevaren ten hemel. Hij heeft Gods plan volvoert en zit nu op de troon aan de rechterhand van de Vader om te oordelen de levenden en de doden. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Als ons hart dit machtige Godswerk in geloof aanneemt, worden wij geestelijk wedergeboren en wordt het evangelie een openbaring voor ons. Alleen door Zijn Geest in ons kun­nen wij begrijpen de grote rijkdommen die het Woord be­vat; ons hart wordt dan brandende in ons.

3.In het hart van de Emmaüsgangers had dus een geestelijke omwenteling plaats gevonden. Ze had­den geestelijke honger gekregen en wilden nog meer van deze vreemdeling die met zo’n autoriteit de Schriften uitlegde, horen. Ze nodigden Hem daarom uit om bij hen te verblijven on Hij stemde toe. En toen gebeurde het. “En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, do zegen uitsprak, het brak en het hen toe­reikte. En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem”. Ik twijfel er geen ogenblik aan of ze zullen met diep ontzag en grote ontroering naar Hem hebben geke­ken. De uit de doden opgestane Heiland in hun midden. Wat een geweldig en adembenemende gebeurtenis. En voor ze dit goed en wel hadden kunnen verwerken, was Hij ver­dwenen, ineens weg. Er zal wel een stomme verbazing op hun gezichten te lezen zijn geweest. Grote vreugde ech­ter doorstroomde hun hart, hun moeheid verdween en ze huppelden, als het ware, de gehele weg weer terug naar Jeruzalem om het grote nieuws aan de broeders te vertellen.

Zo gaat het ons ook. Als ons hart brandende in ons is, krijgen we geestelijke honger en willen meer vreten van het evangelie van het Koninkrijk. Ons geloof gaat groeien en als we de Schrift gaan onderzoeken, zullen we ‘bemerken, dat we heel wat los moeten laten, als we Hem willen volgen, dingen waarvan je niet verwachtte, dat die een belemmering zouden kunnen zijn. Ook zal je bemerken, dat de waterdoop door onderdompeling, en de doop met de Heilige Geest noodzakelijk zijn om een nieuwe schepping in je te verwerkelijken. En als onze geest gemeenschap heeft met Zijn Geest, dan gaan we Hem zien en kennen en wordt Hij een realiteit voor ons. We zullen dan ontdekken, dat Hij de weg, de waarheid en het leven is, het werkelijke leven, het eeuwige le­ven en dat ons domicilie in de hemelse gewesten is. Halleluja.’

Doch we weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachti­ge te kennen en wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon, Jezus Christus. Dit is de Waarach­tige God en het eeuwige leven. (1 Joh. 05:20), Amen.