Levend Geloof 1969.10 nr. 114

Kracht

“Het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in kracht”(1 Kor. 04:20).

Wij worden in onze dagen overspeeld met woorden. De kranten en tijdschriften worden steeds dikker en aantrek­kelijker gemaakt. De televisieprogramma’s, in kleur worden steeds indringender, de gedachten van de mensen worden door de voortdurende vloedgolf van meningen steeds meer in beslag genomen door de wereldgeesten.

Weliswaar wordt door de publiciteitsmedia ook nog aan­dacht besteed aan de Godsdienst, maar meestal komt men niet meer toe aan de kern van de zaak: De beleving van Jezus Christus en Zijn volheid. Discussies, forums, etc. hebben reeds lang de plaats ingenomen van het eenvoudige: Wat zegt God in Zijn Woord”. Het Naam Christendom heeft meer belangstelling voor “inspraak” dan voor “Godsspraak’.’

In deze tijd van geestelijke armoede is er gelukkig ook nog een andere wind bezig te waaien Het is de wind van Gods Geest, die in deze “laatste dagen” over de gehele wereld in versterkte mate waarneembaar is. Deze “Pinkster­beweging” maakt van vele mensen weer echte gelovigen, die weten dat het Koninkrijk Gods niet in de eerste plaats bestaat in woorden, maar in kracht. Zij weten dit omdat zij dit zelf hebben ervaren toen zij door persoonlijk ge­loof in Jezus Christus van een zondaar’ een kind van God werden.

Als wij Jezus hebben’ aangenomen als onze Verlosser en Zaligmaker, is er een groot wonder in ons leven gebeurd. Een wonder dat met geen pen is te beschrijven. We zijn anders, we zijn nieuw, Jezus woont in ons. Dit alles betekent dat wij de kracht Gods in ons leven hebben erva­ren. Daarom kan elke gelovige met Paulus zeggen: “Want ik schaam mij het evangelie niet: want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft”. (Rom. 01:16).

Het evangelie is een kracht Gods voor een ieder die gelooft.’ Hebt u reeds Gods kracht in uw leven ervaren? Geloof in Jezus, in Zijn volbrachte werk. Geloof dat Hij ook uw zonden droeg en u wordt een nieuw, gelukkig mens

Gods kracht behoort ook na onze wedergeboorte een re­aliteit in ons leven te zijn. Immers wij zijn geroepen om het werk wat Jezus deed voort te zetten. Anderen moeten ook bevrijd worden uit satans macht. Dit is alleen mo­gelijk door het getuigenis van gelovigen die zelf Gods kracht ervaren door “overwinnende Christenen” te zijn.

Wij hebben kracht nodig om de zonde te weerstaan. Wij hebben kracht nodig om de ziekte te weerstaan. Wij hebben kracht nodig om niet beheerst te worden door vrees en zorg. Wij hebben kracht nodig om anderen te verlossen uit satans macht.

Prijs de Heer, die kracht wil God ons geven.’ Jezus zei. Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult Mijn getuigen zijn (Hand. 01:08).

Na de eenmalige doop met de Heilige Geest hebben wij de dagelijkse vervulling nodig. Immers Jezus sprak over een dagelijks opnemen van Zijn kruis tot Zijn discipelen. Daarvoor is het nodig dat wij iedere dag weer bidden en danken, voor de vervulling met de Heilige Geest.

Ook Gods Woord is uitermate belangrijk als “krachtbron” voor de Christen. Bestudeer het dagelijks. Laat het in­werken in uw leven. U moet één worden met Gods Woord. ‘Geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen” (Luc. 01:57). “Het woord Gods is levend en krachtig….”(Heb. 04:12).

Gods kracht heeft niets te maken met de natuurlijke menselijke kracht. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest zal het geschieden. Nu begrijpen wij wat Paulus bedoelt als hij zegt dat de kracht (Gods kracht) zich eerst ten volle in zwakheid openbaart. (2 Kor. 12:09).

De materie “kracht” in de Bijbel is te omvangrijk om volledig in een artikeltje als dit behandeld te kunnen worden. Maar wij hopen toch dat u er op dit ogenblik van doordrongen bent dat u zonder de beleving van Gods kracht geen levende Christen bent.

De kracht van God moet een dagelijkse “doorstroming” hebben in ons leven. Alleen zo worden wij zelf gezegend…. en zijn wij anderen ten zegen!

 

De stem van het Volle evangelie. Mondig of niet mondig door J. Modderkolk

En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geeste­lijke mensen, maar als vleselijke, nog onmondige in Chris­tus .

Conclusie: Vleselijk – onmondig (negatief) Geestelijk – mondig (positief)

Onmondig betekent dus: geen inspraak hebben in bepaalde zaken. Onmondig in de natuurlijke wereld wil zeggen: geen inspraak en geen autoriteit hebben in de desbetreffende za­ken.

Ook in de geestelijke wereld, de onzienlijke wereld, heeft men alleen autoriteit, wanneer men mondig ie. Hoe wordt men mondig?

In de natuurlijke wereld door: opleiding, het vergaren van kennis, het bezit van geld, het bereiken van de leeftijd der volwassenen.

In de geestelijke wereld, in het Koninkrijk Gods, door: een kind van God te worden, door de doop in water, waarmee men te kennen geeft: het oude is voorbij, het is alles nieuw geworden, door de doop in de Heilige Geest, door kennis te vergaren, Mijn volk gaat verloren omdat het geen kennis heeft (Hos. 04:06), door te groeien in de Heer, door een heilig en rein leven, door de wapenrusting Gods aan te doen, door de gaven, die in u zijn door de doop met de Heilige Geest te laten functioneren, door een gezond gebedsleven, door te strijden in de hemelse gewesten.

Wat hadden de Korinthiërs verzuimd, waardoor ze niet tot geestelijke volwassenheid kwamen? Zij hadden geen reke­ning gehouden met de Geest van God, die hun gegeven was, waardoor zij konden weten wat er in God was. In (1 Kor. 02:12) lezen wij: “Wij nu hebben niet, de geest der wereld ontvan­gen, armelijke wereldgeesten, maar de Geest uit God, opdat wij daardoor zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is”.

Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest van God geleerd zijn, zodat wij het. Geestelijke met het Geestelijke verge­lijken, doch …een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem een dwaas­heid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts gees­telijk te beoordelen is, maar……de Geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld………maar wij hebben de zin van Christus.’

Een geestelijke mondige is iemand die het bovenstaande in praktijk kan brengen. Een mondige zal alles geestelijk beoordelen en langs de geestelijke, de hoge weg, de oplos­sing zoeken en vinden. Zijn geloofsoog is gericht op Jezus de overste leidsman en voleinder van zijn geloof. Zo zal ’ deze “mondige” genieten van de erfenis in de hemel, en – zijn geestelijke rijkdommen en kracht, die hij bezit, ge­bruiken, totdat de overwinning behaald is. Halleluja.’

Het woord beoordelen in (1 Kor. 02:15) betekent in wezen: onderscheidingsvermogen hebben. Hadden de Korinthiërs dan niet dé Geest van God ontvangen? Men kan dus de Heilige Geest hebben ontvangen en toch vleselijk of onmondig zijn. Paulus schrijft in (1 Kor. 02:06: “Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht te niet gaat, maar wat wij spreken als een geheime­nis, is de verborgen wijsheid Gods, die God, reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid”.

De duisternis heeft dit niet geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.’

Verborgen wijsheid Gods is het geheimenis, waarvan Pau­lus spreekt in (Ef. 05:06), waar staat: “dit geheimenis, dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie”.

Een mondige zal hiervan dankbaar gebruik maken, hij kan dat ook, want hij beoordeelt het geestelijk. De mondige en zijn erfenis behoren bij elkaar.

Een onmondige, een vleselijke, die niet geestelijk oor­deelt en geen rekening houdt met de eeuwige dingen, mist de heilzame kracht van zijn erfenis in Christus Jezus. Zijn positie verschilt in niets van hen, dié nog niet gered
zijn en niets onderscheidt hem van de slaaf, want: “zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf” (Gal. 04:01). Hij is wel vrijgekocht maar heeft toch een slavenbestaan, ondanks zijn erfenis. Hij grijpt niet in het geloof de beloften van de Heer. Immers, hij is gelijk aan een slaaf, een gebondene. Wel gekocht en betaald, maar niet vrij. Paulus schrijft ons in Galaten. “Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen’ aan de wereld­geesten” (Gal. 04:03). Aardsgezind en aardsgericht

Hoe worden wij mondig? Van de geestelijken wordt ver­wacht, dat zij niet zullen dwalen, opdat zij de vleselijke kunnen helpen. “Helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen”(Gal. 06:01).

Wij worden mondig wanneer allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. Dan zijn we niet meer onmondig, op en neder, heen en weer geslingerd, onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel van mensen, in hun sluwheid tot dwaling verleid, – maar – dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in elk opzicht naar Hem toe, die het Hoofd is: Christus. Want zó zal u rijkelijk wor­den verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus.

 

David als ruimtevaarder door Hans G. Koornstra, Brussel

Alhoewel er in de tijd van Koning David geen raketten waren, geen satellieten en geen maancapsule, toch is koning David verder in de ruimte geweest dan vele ruimtevaarders ooit zullen komen.

Hij is geestelijk in de ruimte gekomen. Niet door een raket of maanproject. De Heer verloste hem uit al zijn banden van zonde, gevaar en dood.

Hij zegt in (Ps. 018:020): “Hij leidde mij uit in de ruimte. Hij redde mij, omdat Hij welgevallen aan mij had”. En in (Ps. 118:005):”Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld”. (Ps. 031:009) “Gij hebt mijn voeten in de ruimte doen staan”.

Ga tot Christus. Hij wil ook u in die ruimte zetten!

 

Gideon, de man naar Gods hart door Gert Jan Doornink

“De Engel des Heren verscheen hem en zeide tot hem: De Here is met u, gij dappere held. Maar Gi­deon zeide tot hem: Och, mijn heer, indien de Here met ons is, waarom is dit alles ons dan overko­men? Waar zijn dan al zijn wonderen, waarvan onze vaderen ons vertelden, als zij zeiden: Heeft de Here ons niet uit Egypte gevoerd? Maar nu heeft de Here ons verstoten en ons prijsgegeven aan de greep van Midian. Toen wendde de Here Zich tot hem en zeide: Ga heen in deze uw kracht en verlos Israël uit de greep van Midian. Ik zend u immers? Maar hij zeide tot Hem: Och, Here, waarmee zal ik Israël verlossen? Zie, mijn geslacht is het ge­ringste in Manasse en ik hen de jongste van mijn familie. En de Here zeide tot hem? Ik ben met u, daarom zult gij Midian verslaan als was het één man”(Richt. 06:12-16).

God zoekt gelovigen die oprecht van hart zijn

De ogen des Heren gaan over de gehele aarde, om krach­tig bij te staan, hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat, zegt (2 Kron. 16:09). Het is één van mijn lievelingsteksten. Hier wordt ons in een paar woorden verteld wat het hele geheim, is om de kracht en de overwinning van God persoon­lijk te ervaren. Ons hart moet volkomen naar Hem uitgaan.

God zoekt in onze dagen gelovigen die oprecht van hart zijn om hen te gebruiken in Zijn dienst. Dat was ook de re­den waarom God Gideon tot richter, oftewel bevrijder riep om het volk Israël té verlossen van dé macht van de vijand .

Het volk had zwaar gezondigd. Ze deden wat kwaad was in de ogen des Heren, zegt (Richt. 06:01). Daarom kreeg de vijand de overhand. Pas toen de nood het hoogst was riepen ze weer tot de Heer.

De roeping van Gideon

De Heer stelde Gideon aan tot richter. Hij werd op een bijzondere wijze tot deze taak geroepen. Terwijl hij bezig was met zijn dagelijks werk verscheen hem een engel des Heren. Het eerste wat deze zegt is: “De Here is met u…. gij dappere held”. En dat terwijl Gideon nog nooit iets gepresteerd had. Maar God wist wat er leefde in zijn hart. Hij wist dat Gideon Hem oprecht wilde dienen. Daarom kon Hij hem gebruiken.

De Heer weet ook wat er leeft in ons hart. Hij weet of we Hem werkelijk oprecht willen dienen, of dat we met een masker voorlopen en dus slechts schijn-gelovigen zijn.

Als we bereid zijn de Heer met een oprecht hart te die­nen kan de Heer ook ons gebruiken als een instrument in Zijn hand, zoals Hij Gideon op een machtige wijze gebruikte in Zijn dienst.

Gideon wist dat hij van zichzelf niets was. “Zie, mijn geslacht is het geringste in Manasse en ik ben de jongste van mijn familie”. Maar juist daarom riep de Heer hem. Want Zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht.

Het geheim van een overwinnend leven is het alles van de Heer te verwachten. Heeft Hij niet gesproken dat Hij met ons is, al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Hij heeft ons gezonden en Hij staat garant voor ons.

Waar zijn Gods wonderen?

Als Gideon door God geroepen wordt is het eerste wat hij vraagt: “Indien de Here met ons is, waarom is dit al­les ons dan overkomen en waar zijn, dan al Zijn wonderen waarvan onze vaderen ons vertelden?”

Is dit niet ook de vraag van. vele kinderen Gods van­daag, die de Heer oprecht dienen. Zij zeggen: ‘Als de Heer nu maar eens meer deed, als er nu maar eens meer wonderen en tekenen, gebeurden. Zij zien op de fouten en zonden van sommige’ gelovigen en geven in feite God de schuld dat er zo weinig gebeurd. God wil wel, maar wordt tegengehouden door het ongeloof en de wereldgezindheid van vele kinde­ren Gods.

Ik geloof dat God niet aan ons vraagt: “Wat doet een ander?” maar: “Wat doen wij?”. (2 Kor. 13:05) zegt: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onder­zoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk”.

Gideon vraagt een teken

Toen Gideon Gods opdracht had ontvangen vroeg hij een teken om absolute zekerheid te hebben dat het God Zelf was die tot hem gesproken had.

Als kind van God mogen ook wij, als God op bijzondere wijze tot ons gesproken heeft of ons een speciale opdracht heeft gegeven, om een teken vragen. Maar laten wij oppassen er een spelletje van te maken, door te pas en te onpas om een teken te vragen, door bijvoorbeeld de Bijbel op een willekeurige plaats op te slaan en te zien wat er staat. Dit kan een enkele maal, als de Heilige Geest het zo leidt, de weg zijn, maar meestal houdt het vragen van een teken heel wat meer in, zoals hier bij Gideon.

Hij brengt een bijzondere offergave en vuur van de hemel verteert het offer. Vuur is in de Bijbel heel vaak het symbool van Gods kracht maar het heeft ook een louterende functie. Het is als het ware of Gideon zijn leven volkomen toewijd aan de Heer en God hem daarom vol maakt van Zijn kracht.

(Hand. 01:08) zegt dat wij kracht zullen ontvangen wanneer de Heilige Geest over ons komt. Bent u gereinigd door het bloed van Jezus en wilt u de Heer oprecht dienen? Dan wil God ook u vol maken van Zijn kracht.

De eerste opdracht aan Gideon

De reden waarom heden ten dage vaak zoveel mislukt, zowel bij de gelovige individueel, als in gemeenteverband, is dat men vaak onvoldoende luistert naar de stem van God. We gaan op ons gevoel en verstand af, of zoals Paulus dat zegt, we bouwen op het fundament met hout, hooi en stro… in plaats van met goud, zilver en kostbaar gesteente.

We willen veel doen voor de Heer, maar de minder pret­tige dingen liggen ons niet zo. Toch zullen we in alle dingen de Heer gehoorzaam moeten zijn. Gideon was dat ook. Alvorens hij een altaar voor de Heer moest bouwen, moest

 

hij eerst het altaar van Baal afbreken; “In die nacht nu zeide de Here tot ‘hem Neem een stier van uw vader, namelijk de tweede stier van zeven jaar, haal het altaar van Baal, dat van uw vader is, om­ver en houw de gewijde paal óm, die daarbij staat. Bouw dan een altaar voor de Here, uw God, op de top van deze versterkte plaats; breng het in gereedheid, en neem de tweede stier en offer hem als brandoffer met het hout’ van de gewijde paal, die gij zult omhouwen” (Richt. 06:25-26).

Gideon was gehoorzaam. Weliswaar deed hij het, uit vrees voor zijn familie en de mannen van de. stad, in de nacht, maar hij deed het.

Zo wordt Gideon van stap tot stap verder geleid en als het ware klaar gemaakt voor.de gro­te krachtmeting die aanstaande is.

“Geheel Midian nu en Amalek en de stammen van het oosten hadden zich met elkander vere­nigd; zij waren overgestoken en hadden zich gelegerd in de vlakte van Jizreël. Toen ver­vulde de Geest des Heren Gideon hij blies op de horen, en de Abiëzrieten, (Een Abiëzriet is in de Bijbel een nakomeling van Abiëzer. De richter Gideon was een Abiëzriet.) werden opgeroepen om hem te volgen. Ook zond hij boden uit door geheel Manasse, en ook dat werd opgeroepen om hem te volgen. Ook zond hij boden uit door Aser, Zebulon en Naftali, en deze trokken op om zich bij hem aan te sluiten”(Richt. 06:25-26).

Aan de ene kant zien wij dus hoe de vijand zich aan­eensluit en aan de andere kant hóe het volk van God wordt opgeroepen voor de strijd.

De grote eindstrijd

Ik geloof dat dit ook een symbool is van deze eindtijd. Aan de ene kant de wereld die hoe langer hoe minder wil weten van de levende God, aan de andere kant de Gemeente van Christus, dat wil zeggen, allen dié door persoonlijk geloof in Jezus Christus een kind van God zijn geworden.

Omdat God een God van liefde is, wil Hij zo graag zo veel mogelijk mensen verlossen uit satans macht. Jezus gaf Zijn leven voor alle mensen. “De genade Gods is ver­schenen, heilbrengend voor alle mensen”(Titus 02:11) God: wil niet, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. (2 Petr. 05:09). In deze eindtijd stort God Zijn veest uit op alle vlees. Nog eenmaal krijgen alle mensen een kans zich te bekeren tot de levende God.

God wil nog grote dingen doen…….maar Hij is bij het doen van grote dingen afhankelijk van menselijke instrumenten die Hij hiervoor gebruiken kan.

Elk kind van God wordt in deze tijd opgeroepen tot de grote eindstrijd. Nog zoveel mogelijk mensen moeten gered worden uit de klauwen van satan.

In de geschiedenis van Gideon zien wij ook een oproep tot de strijd. Bij de eerste oproep melden zich 52.000 mannen, maar God ziet dat ze niet allemaal oprecht van hart zijn, ja dat er bij velen vrees is en….. .vrees is niet van God.

“God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartig­heid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid” (2 Tim. 01:07). Dat wil niet zeggen dat een gelovige nooit aangevallen zou kunnen worden door vrees, maar de echte gelovige zal er niet aan toe geven.

Van de 22.000 man die overblijven zijn er nog velen die niet geschikt zijn voor de strijd, uiteindelijk blijven er maar 500 over.

De betekenis van de schifting

“Toen deed Gideon het volk afdalen naar het water, en de Here zeide tot hem: Al wie met zijn tong het water op­slurpt als een hond, die zult gij afzonderen van al dege­nen, die op hun knieën gaan liggen om te drinken. Het getal nu van hen die slurpten met de hand aan de mond, be­droeg driehonderd man, maar al het overige volk ging op de knieën liggen om water te drinken” (Richt. 07:05-06).

Het grootste deel van hen die overgebleven waren maakte het zich gemakkelijk, ze legden hun wapenrusting af om op hun gemak te gaan drinken. Maar 500 man bleef paraat en door die 500 ging God grote dingen doen

De 500 moesten absoluut gehoorzaam zijn in alle dingen. Dit moet ook het kenmerk zijn van de eindtijdchristen. Als u (Richt. 07:16-22) leest zal het u opvallen hoe deze 300 mannen, onder leiding van Gideon, werkelijk in alle dingen volkomen gehoorzaam waren.

Gideon verdeelde de 300 mannen in drie groepen van elk 100. Zij kregen horens en lege kruiken in de hand met fakkels binnen in de kruiken. In Nieuwtestamentisch licht, ’ – mogen we in de horens een symbool zien van het getuige van Christus zijn. Wij zullen moeten spreken van Hem die ons verlost heeft uit satans macht. In de lege kruiken mogen we de aarden vaten zien, waarvan (2 Kor. 04:07) spreekt: “Wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons”. Gods kracht wordt in onze zwakheid vervuld. De fak­kels in de kruiken zijn een symbool van het licht van Je­zus en het vuur van de Heilige Geest in ons.

De overwinning komt

De 300 strijders waren volledig bewapend, zoals ook wij volledig geestelijk bewapend behoren te zijn. Zij bliezen op de horens, terwijl zij de kruiken stuksloegen, die zij in de hand hadden. In de linkerhand hadden zij de fakkel s en in de rechterhand de horens om te blazen. (2 Kor. 06:07) spreekt over de wapenen der gerechtigheid in de linker en in de rechterhand. Nog een belangrijk punt dat meewerkte om de vijand te verslaan was wel het feit dat ieder bleef staan op zijn plaats rondom de legerplaats. Vele Christe­nen kunnen hier nog wel wat van leren. Wij zijn stenen in het grote geestelijke huis dat God aan het bouwen is, maar wij moeten het aan God overlaten waar Hij ons plaatst. Vele Christenen nemen een andere plaats in dan die welke God hen heeft aangewezen.

Lees nog eens weer (Richt. 07:16-22) over en het zal u opnieuw opvallen hoe de 300 in werkelijk alle dingen ge­hoorzaam waren. Dit was het geheim van de overwinning!

Ook wij zullen overwinnende Christenen zijn als wij zó, in gehoorzaamheid, willen leven.

Gideon, de man van geloof

In Hebreeën 11 wordt ook Gideon genoemd in de rij van ge­loofsgetuigen. Ook hij was iemand die niet te rade ging met vlees en bloed, niet op de omstandigheden lette, maar werkelijk in alle dingen op Zijn God vertrouwde.

Wat God heden zoekt zijn mannen en vrouwen, jongens en meisjes, die willen leven als Gideon. Het is Zijn diepste verlangen dat ook u en ik zo zullen leven!

                                   

Vraag en antwoord door Gert Jan Doornink

Kan Jezus nog niet weerkomen?

Vraag: De laatste tijd hoor ik sommige predikers beweren dat Jezus nog niet weer kan komen, omdat de Gemeente nog niet gereed is voor de opname. Ook lees ik er over in sommige artikelen. Wat is daarover uw mening?

Antwoord: De bewering dat Jezus om een of andere reden nog niet weer kan komen is zeer gevaarlijk en vindt geen steun in de Bijbel.

De eerste Christengemeente leefde steeds in de ver­wachting van de spoedige wederkomst van Jezus. De eindtijdchristen behoort in dezelfde verwachting te leven.

De satan lacht in zijn vuistje als hij ziet hoe Christe­nen, en leidende figuren onder hen, strijd voeren over de vraag in welke volgorde de verschillende eindtijdgebeurtenissen zich zullen afspelen. Het feit dat hierover verschillend gedacht wordt, kan een bewijs ‘zijn dat de Heilige Geest hierover nog niet het volle licht heeft la­ten vallen, maar is geen bewijs dat Jezus nog niet terug kan komen.

Wat het niet gereed zijn van de Gemeente van Christus betreft: Er zullen nu eenmaal altijd gelovigen zijn die “klaar” zijn en gelovigen die “niet klaar” zijn. Denk aan de 5 wijze en de 5 dwaze maagden.’

Hebt u er overigens wel eens over nagedacht dat de Here Jezus in Zijn grote rede over de eindtijdgebeurtenissen in Matteüs 24, tot driemaal toe wijst op het onverwach­te van Zijn komst? (Matt. 24:36-44).

Een Christen die leeft in de verwachting dat Jezus spoedig weerkomt, leeft niet in de zonde, houdt zich niet bezig met “dwaze en onverstandige strijdvragen” en laat zich niet meesleuren door dwaal- en wereldgeesten, Ook neemt hij geen negatieve en afwachtende houding aan, maar is actief, én onder de leiding van de Heilige Geest, bezig in dienst van de Meester!

 

Niet tegen vlees en bloed door Dirk A. Wols

De gerichtheid van onze strijd

De apostel stelt aan de gemeente te Efeze, dat wij niet hebben te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen overheden, machten, wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.

De strijd vind dus niet zijn gerichtheid op vlees en bloed. Die zijn evenwel wel degelijk aanwezig. Vlees en bloed in de zin van op de aarde gericht zijn en handelen en wandelen zoals “de volken rondom”. Dit vlees en bloed zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. Daarom moet het prijsgegeven worden, echter niet in een wanhopige strijd op leven en dood, maar eenvoudig afgelegd worden in de doop. De doop immers is het beeld van het bad der inwen­dige wedergeboorte. Dit afleggen staat gelijk met in de dood geven. De apostel zegt nergens, te strijden tegen het eigen ik. Wél echter, om het af te leggen, de dood in te geven en wat dood is, leeft niet meer.

Het verband tussen vlees en bloed en de strijd in de hemelse gewesten is velen niet duidelijk. Het wordt somtijds ook zo ongelukkig geformuleerd, dat er enorme misver­standen ontstaan.-

Het afleggen van de oude mens

Het kan strijd kosten, om de oude mens af te leggen Maar dat is niet de strijd in de hemelse gewesten waar het om gaat. Als er strijd is om de oude mens af te leggen dan is dat omdat wij onszelf nog te lief hebben.

Pak nu het hele zaakje beet, zegt de apostel en leg het af. Indien er onder u nijd en twist is, zijt gij nog vleselijk, nog jonge kinderen in Christus. Geef dat, alles de dood in. En leef in en door Christus, hoor Zijn Geest. Geef het alles weg in de dood. Maar strijd er niet tegen. Die -strijd is ook nonsens en een eind zonder eind. Want het vlees onderwerpt zich der goddelijke wet, nooit, het vlees is onbekeerlijk, er is: niets meer mee te beginnen. Elke strijd draait uit op een radicale nederlaag en een bittere teleurstelling. Het heil ligt nooit in mij maar  buiten mij al wordt het in en door mij uitgewérkt. Het heil ligt uitsluitend in Jezus Christus. En wat zich daar niet bij aan kan passen, en dat kan het vlees niet, moet worden afgelegd. De dood ingejaagd. De zondebok moet de woestijn in, niet vechten tegen die bok, maar wegzenden. Niet strijden om Hagar te behouden en haar zoon Ismaël maar wegzenden.

Het gevaar van niet weggezonden vlees

Dit is natuurlijk smartelijk voor het vlees. Maar leg je er bij neer. Er is niets aan te doen. Het kan niet an­ders, omdat we anders nooit tot de kern’ der zaken zullen doordringen.

Als ons vlees en bloed niet is weggezonden, dan staat het ons altijd in de weg in de strijd waar het om gaat. Want niet weggezonden vlees en bloed is een aanknopings­punt voor de hel. Voor de machten der lucht. Daarin kun­nen zij infiltreren op vreselijke wijze.

Ik zal het beeld u enigermate besparen wat van een mens worden kan die vlees en bloed niet wegzendt. Judas zond het niet weg. Toen voer de satan in hem, en joegen zelfmoordgedachten hem de dood in, in bondgenootschap met de mammon.

Onze verantwoordelijkheid

Hier ligt de eigen verantwoordelijkheid van de mens. De mens wordt niet zomaar slachtoffer van boze machten, alsof die zomaar uit de lucht op hem neervallen, waarte­gen dan niets neer te doen is. Neen, zeker niet. Waakt, zegt de Heiland, opdat de dief niet binnendringt, naar door het bloed van het Lam wordt weerhouden.

Dat bloed doet echter alleen zijn overwinnend werk, als het eigen ik is afgelegd, omdat het bloed werd gestort door .- Hem, Die Zijn leven niet liefhad tot de dood toe. Laat dit goed tot u doordringen.

Toen ik iets in mijn leven niet in de dood gaf, grijnsde de hel. Het was me, alsof de vijand met een stormaanval klaarstond om mé in de pan te hakken op geestelijke en vreselijke wijze. Mijn wil om de Héér te dienen was op­recht, maar dat ene weigerde ik in de dood te geven. De machten stonden klaar om mij als het kon op één moment, krankzinnig te maken. Juist op tijd verstond ik dat ik het moest afleggen. Juist op tijd, want de oprechten gaat het licht op in de duisternis.

Ik moest er niet tegen strijden, maar ik moest het af­leggen. Hier ligt het verband. Hier ligt de eigen verant­woordelijkheid van ieder mens.

De strijd in de hemelse gewesten wordt dan ook verlo­ren als wij niet het eigen leven afleggen. Hoewel Christus Overwinnaar is, verliezen wijzelf als wij het vlees niet de woestijn inzenden. Laat u nooit wijsmaken, dat de hel niet kan overwinnen. Maar hij overwint slechts over het niet weggezonden vlees. Dat vlees, waar niets meer mee te doen is, want het onderwerpt zich der wet Gods nooit. Maar wel aan de wet der hel.

Dit overwinnen der hel kan evenwel ook op minder gro­ve wijze plaatsvinden. Lang niet altijd eindigt een der­gelijke overwinning met zelfmoord en krankzinnigheid. Het einde kan resulteren in werking van allerlei geesten die onzichtbaar, maar niettemin reëel binnenkomen. Dwaalgees­ten, verwarrende geesten, aanpassingsgeesten die een vro­me schijn ophouden, zich voordoende als engelen des lichts maar het zijn vorsten der duisternis.

Wanneer infiltreert de hel?

Als wij God niet in erkentenis houden, geeft God ons over aan duistere machten. Toen de ark in het leger werd ingedragen, juichte het volk zo machtig, dat de aarde dreunde. En de Filistijnen vreesden met grote vreze, want zij erkenden, dat de God van Israël was binnengekomen in het leger. En zij moedigden elkaar aan te strijden en zij streden met een grote moed, zij het de moed der wanhoop en zij…….overwonnen. Want in wezen trók de God van. Israël niet mede ten strijde, maar hadden vrome machten het volk wijsgemaakt dat de uitwendige tekenen van Gods tegenwoor­digheid voldoende waren, om de overwinning te behalen.

God woont echter niet in tempelen met handen gemaakt. Hij is bij de oprechten van hart.

“Welzalig zijn de oprechten van gemoed.

Zij zullen aan geen hinderpaal zich stoten”.

Hij woont bij de leliën der dalen.

Leggen wij het vlees niet af, dan infiltreert de hel.

Waarom afleggen en overwinnen bij elkaar horen

Over het vlees kunnen wij geen overwinning behalen, daarom moet men ‘er niet tegen strijden maar afleggen in de kracht van Christus omdat Hij Zijn leven heeft afgelegd, namelijk, dat leven, dat zonde, voor ons geworden was.

Dat afleggen vond plaats toen Hij de hel versloeg. Daar­om horen afleggen en overwinnen over de hel bij elkaar. Men kan ze niet uit elkaar halen. De infiltrerende hel wordt een halt toegeroepen.

Heeft de hel bij anderen geïnfiltreerd, dan kunnen deze machten slechts overwonnen worden door de gelovigen. Zij zullen de boze machten uitdrijven. Dit is iets geweldigs, dat dit kan, maar overschat ook dit weer niet. Als er geen afleggen van het slachtoffer op volgt, baat het uitwerpen der machten slechts tijdelijk, zij zullen terugkeren of dermate aanvoeren van legerscharen, dat zij er niet uit te krijgen zijn.

Daarom, strijd tegen de overheden en machten der lucht. Maar vergeet daarbij niet het allerbelangrijkste, namelijk uw oude leven af te leggen als een inwendig proces, want ook de uitwendige doop is geen garantie voor het wezen, de doop moet voorafgegaan worden door de geestelijke wil, het leven af te leggen in Hem.

In Zijn amen zijn wij veilig.

 

Gehoorzaamheid door A Schenk

door A

Oproep tot gehoorzaamheid

In (Heb. 04:07-09) kunnen wij lezen dat Jezus, hoewel Hij de Zoon van God was, gehoorzaamheid moest leren. Wij weten dat Jezus ons in alle dingen ten voorbeeld is geweest, zo ook in dit, betreffende de gehoorzaamheid aan Zijn Vader.

Jezus zegt in (Joh. 04:34): “Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbreng­en”. Jezus was gekomen om de wil van Zijn Vader te doen. Maar ook Hij moest dit leren door gehoorzaam te zijn.

Zo zijn wij als wedergeboren mensen ook geroepen om de wil van God te doen. Ook wij moeten dagelijks leren de Heer te gehoorzamen.

Gehoorzaamheid is één van de grote geheimen om te groeien in ons geestelijk leven. Wij lezen in de Bijbel van verschillende mannen Gods die dit in hun leven in toepas­sing brachten. Ik denk aan een Noach hoe hij in gehoorzaam­heid aan wat God hem gezegd had, de ark ging bouwen. Daar was een Abram, die in gehoorzaamheid aan de stem van God, zijn geboorteland verliet. “Hij vertrok zonder te weten waar hij zou komen”(Heb. 11:08).

In Genesis 22 wordt ons verteld dat Abraham de Heer ge­hoorzaamde om zijn zoon Isaak te offeren. Omdat Abrahams leven gekend werd door gehoorzaamheid aan God, wordt hij tot op vandaag genoemd: “de vader der gelovigen”.

Zo zou ik door kunnen gaan met het noemen van namen van mannen en vrouwen die de Here gehoorzaamden. Ik denk aan Mozes, Jozua, Daniël, Samuël en zo vele anderen.

Ook in het Nieuwe Testament lezen wij van velen die gehoorzaam waren aan de Heilige Geest. Ik denk aan de apostelen nadat ze gedoopt waren met de Heilige Geest. Zij gingen de opdracht van Jezus vervullen door van Hem te getuigen te Jeruzalem, in Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. De eerste volgelingen van Jezus waren gehoorzaam aan deze opdracht. In hoeverre zijn wij gehoor­zaam aan deze opdracht? Zijn wij een getuige van Jezus in onze plaats en ‘daar buiten? Zijn wij gehoorzaam als de Hei­lige Geest ons leidt naar andere landen om daar van Jezus te getuigen? Ook het zendingsbevel vraagt gehoorzaamheid.

Paulus had een ontmoeting met Jezus gehad toen hij op weg was naar Damascus. Later’ kon hij van zijn ontmoeting met Jezus getuigen tegenover koning Agrippa. (Hand. 26:19) zegt. ‘Daarom, koning Agrippa, ben ik dat hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest”. Paulus’ leven werd ook gekenmerkt door gehoorzaamheid aan de Heilige Geest.

(Heb. 12:01-02): “Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs”.

Hoe bereiken wij de mannelijke rijpheid?

Ja, beste lezer(es), wij hebben een grote wolk van ge­tuigen rondom ons van mensen die gehoorzaam waren. De boodschap van God, voor ons als kinderen Gods in de eind­tijd, vraagt des te meer gehoorzaamheid. Door volledige gehoorzaamheid aan de Heilige Geest, zullen wij als Ge­meente de mannelijke rijpheid gaan bereiken. En zullen wij tot het juiste doel en plan komen waar de Heer ons voor bestemd heeft. Door de gehoorzaamheid gaan we beter het plan van God verstaan in deze tijd.

Wij zullen in alles de Heer meer moeten gehoorzamen dan de mensen. (Hand. 05:29). Dit kan voor ons wel eens moeilijk zijn. 0ok voor hen die geroepen zijn het Woord van God te prediken geldt dit. Meer God te gehoorzamen clan de men­sen en niet naar hen te luisteren.

Gód kan alleen Zijn zegen en vrucht geven als er gehoor­zaamheid is aan de Heilige Geest. Als waarschuwing ver­telt de Bijbel ook van velen die God ongehoorzaam waren. De gevolgen bleven niet uit. Denk aan de geschiedenis in Deuteronomium 11, waar Mozes het volk van Israël oproept om de ge­boden van de Here te gehoorzamen. Dat zou hun ten zegen zijn. Maar indien zij ongehoorzaam waren zou de vloek op hun rusten en zouden ze een prooi worden van de vijanden.

Een ernstige waarschuwing van ongehoorzaamheid en de gevolgen daarvan kunnen wij zien in het leven van Saul. Hij was als koning over Israël gezalfd. Maar door zijn onge­hoorzaamheid werd hij door de Here verworpen. Leest u maar eens 1 Sam«lp.20. Hier zit een ernstige les voor ons in. Velen van ons luisteren wel naar het woord van de Heer. Hoevelen zeggen na een samenkomst.” “Wat een goed woord’ bracht de prediker”. Maar gaan we ook doen wat de Heer door Zijn dienstknecht gesproken heeft? Zijn we ook gehoorzaam aan de Heilige Geest die tot ons gesproken heeft of doen we evenals Saul: Wel luisteren naar de stem van de Heer, maar in wezen het toch naast ons neerleggen en in ongehoorzaamheid doorgaan?

Er is een heel mooi lied in de bundel van het “Leger des Heils” en daar wil ik mee besluiten:

Niet alleen willen wij wezen –

Hoorders van wat Gij ons leert –

Maar zonder aarz’len of vrezen –

doen wat Gij van ons begeert.’

 

Maakt anderen blij met Levend Geloof

De tijd voor het geven van geschenken nadert weer.’ Geef als kind van God werkelijk waardevolle geschenken… …..bijvoorbeeld abonnementen op “Levend Geloof”, het blad met de eindtijdboodschap. Als u ons 5 abonnementen opgeeft voor 1970 ontvangt u zelf het blad gratis.

Wilt u gebruik maken van nevenstaande coupon en even­tueel op een bijgaand briefje vermelden of wij de naam van de schenker aan de nieuwe abonnee moeten meedelen.