Levend geloof 1977.07-08 nr. 173

Voorwaarts!

De noodzaak van geestelijke groei door Gert Jan Doornink

In het leven van iedere gelovige behoort het een vanzelfsprekende zaak te zijn dat er gees­telijke groei is. In de natuurlijke wereld groeit een baby via kleuter en schoolkind op tot volwassene. Hij neemt daarbij voedsel en drinken tot zich. Door opvoeding en studie neemt hij geleidelijk aan zijn plaats in het maatschappelijk leven in.

Zodra iemand wedergeboren wordt, speelt dit hele proces zich ook af, maar dan op geestelij­ke wijze, met van daaruit uiteraard een posi­tieve uitwerking in de natuurlijke wereld.

Het is geheel naar de wil van God dat de weder­geboren mens opgroeit tot een volwassen chris­ten. Paulus spreekt er over in Efeze 4 dat allen de eenheid des geloofs en de volle kennis van de Zoon Gods bereikt zullen hebben: “De mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus Ef. 04:13.

Gods doel met Zijn Gemeente is dat de leden geestelijk volwassen zijn. Want “dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus” (Ef. 04:14-15) .

Even tevoren schrijft Paulus dat Hij als “hulp­middelen” om dit doel te bereiken “apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars” heeft gegeven. Hun taak is “de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het li­chaam van Christus”(Ef. 04:11).

“Hij die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen” (Ef. 04:10), zegt Paulus. Het nieuwe leven in ons behoort tot volle was­dom te komen. Daarbij worden wij gevoed, eerst met “melkvoeding”, daarna met “vaste spijs”.

Stilstand is achteruitgang

De schrijver van de Hebreeënbrief richt een verwijt tot zijn lezers als hij schrijft dat zij traag zijn geworden in het horen: “Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoorde te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig en geen vaste spijs. Want ieder, die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking; hij is nog een zuigeling. Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad”(Heb. 05:12-14).

Vandaag zien wij binnen de Gemeente van Jezus Christus éénzelfde situatie. Een deel groeit geestelijk verder, een deel blijft achter, met alle gevolgen van dien. Als er geen vooruitgang is te bespeuren in ons geestelijk leven, is er iets radicaal fout.

Op het geestelijk fundament dat eens in ons le­ven werd gelegd, behoort verder gebouwd te wor­den. Wij behoren ons te richten op het volkomene! Wij behoren voorwaarts te gaan in de kracht en de liefde van Jezus! Stilstand is achteruitgang, zeer zeker ook inde geestelijke wereld.

Dit betekent dat we bereid moeten zijn om dage­lijks geestelijk te strijden. Want zonder strijd geen overwinning. De duivel zal alles op alles zetten om te verhinderen dat we geeste­lijk zullen groeien. Want hij weet dat kinderen Gods die de volheid van Jezus openbaar maken, een groot gevaar voor hem betekenen. Hij zal ons op alle mogelijke wijze proberen te hinde­ren dat wij geestelijk zullen groeien. Maar een oprecht kind van God, dat zijn geestelijke plaats heeft ingenomen, en van daaruit strij­dend voorwaarts gaat, zal hij niet kunnen uit­schakelen als instrument van de levende God. Want niet de duivel heeft het laatste woord, maar Jezus Christus, de Overwinnaar van Golgotha!

 

De Leidsman door Jan W. COMPANJEN

En koning Herodes alles ge­hoord hebbende en bijéén ver­gaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden des volks, vroeg aan hen waar de Christus geboren zou worden. En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem in Judea. Want aldus is geschreven door de profeet:            Want uit u (Bethlehem) zal de Leidsman voortkomen, die Mijn volk weiden zal”

(Matt. 02:06),

Geen nieuwe wijn in oude zakken

Naar aanleiding van een vo­rig artikel waarin gesproken werd over de schenker en de bakker die samen met Jozef opgesloten zaten in de ge­vangenis, wil ik in dit ar­tikel iets verder ingaan op de achtergronden van deze drie typen. Jezus is door God de Vader geroepen om Here en Christus te zijn voor het nieuwe volk van God. Om behouden te worden zal een ieder zich moeten bekeren tot Hem. Deze oproep tot be­kering, die zo duidelijk wordt uitgesproken door Pe­trus, bij zijn eerste toe­spraak na de uitstorting van de Heilige Geest, moet door het volk dat tot geloof komt, beantwoord worden. Zij dienen op te gaan staan en zich te laten dopen in de Naam van Jezus. Indien ie­mand zo zijn eigen leven af­legt, zal hij ook op kunnen staan tot een nieuw leven. Zijn of haar zonden zullen vergeven zijn en zij allen zullen de gave van de Heili­ge Geest gaan ontvangen. Dat vervuld worden met die Geest heeft een zeer groot doel. Die Geest zal ons namelijk gaan leiden naar de volle waarheid. Daar is echter wel een juist en bijbels inzicht voor nodig. Het is namelijk niet zo dat die nieuwe wijn in oude zakken kan worden gedaan. Ons leven zal geheel anders moeten worden. De Bijbel zegt daarvan, dat die Geest ons geheel heiligen zal. In Heb. 05:09 lezen wij: Hij (Christus) heeft geleden en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak (!!!) tot eeuwig heil geworden. Let eens op dat woord ‘oorzaak’, dat wil zeggen Zijn lijden tot het einde, heeft voor ons die geloven en Hem gehoorzamen een geweldig gevolg gehad, namelijk dat Hij heeft ver­oorzaakt dat wij door dat lijden geheiligd en gerecht­vaardigd zijn.

Want Hij die heiligt en zij die geheiligd worden, zijn allen uit één Geest geboren, halleluja. (Heb. 02:11). Ter­wijl Heb. 02:10 zegt: Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen be­staan, dat Hij, om vele zo­nen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken.

Deze Jezus is door God uit­verkoren als onze Leidsman. Jozef was ook een leidsman, ook hij was daartoe door God geroepen. In dromen (profetieën) kreeg hij uitgebeeld hoe dat worden zou. Heel zijn broederschare, ja zelfs zijn vader zou voor hem buigen. Nu dat namen zijn broeders niet. Was hij niet net als zij één van hun? Wat verbeeldt zo’n man­netje zich wel. Van God ge­roepen? Kom nou, is de oudste niet altijd de meeste en de eerste? Nee dat is ongehoord en daarom onaanvaardbaar.

Wat hebben de bakker en de schenker ons te zeggen?

U allen weet dat de roeping van Jozef wel terdege vast­stond en dat dit een Godde­lijke roeping was. Dit is zonder meer in de daarop volgende geschiedenis beves­tigd. Jozef was later de man die Jood en heiden in leven hield. Zij waren zonder uit­zondering allen in de hongersnood gestorven als hij er niet geweest was.

Ook nu zullen wij nog eenmaal beleven dat Jood en heiden uit de hongersnood gered wor­den. Dit zal een nog veel er­gere hongersnood zijn, name­lijk een geestelijke hongersnood zoals de wereld die nog nooit gehad heeft. Maar ook nu zal Jozef (Jezus) de we­reld voeden en er tevens voor zorgen dat de broederhaat zal worden weggenomen. Zij zullen allen aan één tafel zitten. Om tot deze dingen te komen zullen de oude zakker worden opgeruimd. Wij zijn nieuwe wijn en een nieuw brood. Met deze uitdrukking zijn wij meteen bij de bakker en de schenker gekomen. Deze beide typen hebben gedurende het gehele Christelijke tijd­perk bestaan. Zij hebben bei­den hun functie vervuld. De schenker, als type van de uitgieter van de Heilige Geest, heeft er steeds voor gezorgd dat de lamp brandende is gebleven. Op een gegeven ogenblik is het pitje echter zo klein geworden, dat het als het ware was opgesloten achter zware muren. Zware mu­ren van afwijzende theologie en vooroordeel. De “God-is- dood” theologie is hiervan het gevolg geweest. Het werk van God, dat een Geesteswerk is, werd niet meer gezien en daarom dood verklaard. De schenker van de fonkelende en verfrissende wijn, die mens en God vrolijk maakt, ver­dween als het ware in de ge­vangenis. Gelijktijdig ver­dween er echter nog een man, nog een type van het toneel, dat is de bakker. Dit manne­tje komt echter nimmer meer terug. Hij verdwijnt enige tijd van het openbare toneel, maar hij wordt aan het einde van de periode van niet meer erkenning, (hij werd toch ook verstoten uit het hof, ver­stoten van die plaats waar het officiële leven plaats vond?) verwijderd en opgehangen. Hij wordt volkomen kaal gegeten door het gevo­gelte des hemels. Met andere woorden: de demonen eten hen»‘ op met huid en haar.

De bakker, die als type ook de kerk van Christus, de ge­meente, heeft vergezeld, heeft ook zijn werk gedaan. Hij is het type van de brood­jesbakker. In zijn korf zat dan ook alles wat een bakker ! bereidt, allerlei spijs voor I farao. Hij kwam echter aan de bediening van farao niet toe. Het gevogelte des hemels vrat alles op. Er bleef van datgene wat de bakker gebak­ken had niets over.

Nu is het een duidelijk feit dat die koekenbakker op het kerkelijk erf druk is bezig  geweest. Hij heeft allerlei toestanden gebakken en allerlei broodjes geformeerd en gereformeerd. Van dat éne brood, gebakken uit vele korrels tot één brood, is tot op heden niets gekomen. Deze eigenzinnige macht zal in de eindtijd ten gronde gaan. Maar wij zullen allen tot de erkenning moeten komen dat wij door de tijd heen die bakker zelf gemaakt hebben c.q. in leven gelaten hebben omdat wij niet buiten hem konden. De geschiedenis heeft ons daarvoor ook weer een duidelijk beeld gegeven.

De weg naar volkomen herstel.

Het is u nog net als in het oude testament, de mens zoekt iemand die voor hem uitgaat, met andere woorden, hij zoekt een leider in de natuurlijke wereld. Die lei­ders waren in het verleden de koekenbakkers, die hun ei­gen broodjes uit hun eigen meel bakten. Ik zeg, in het verleden, maar die geest is nog lang niet dood. Men is overal in het volle evange­lie en op vele andere plaat­sen ook, bezig om inzicht te krijgen in de hemelse gewes­ten. Men aanvaardt langzaam maar zeker het “geopenbaar­de” inzicht dat daar in die hemelse gewesten onze strijd en plaats is. Men aanvaardt dat de sleutels van het Ko­ninkrijk Gods teruggevonden zijn en dat er voor het volk van God nog een geweldige roeping ligt. Men aanvaardt dat wij weer op weg zijn naar herstel, dat de verval­len hut herbouwd zal worden. Maar men aanvaardt (nog) niet dat de namen van het volk van God zijn opgeschre­ven in het register van de burgerlijke stand van het nieuwe Jeruzalem. Men aan­vaardt (nog) niet dat het Hoofd van dat Lichaam van daaruit Zijn ledematen stuurt en onderricht. Men luistert nog niet naar de profeten en leraars die er in ons midden zijn. Zij wor­den in hokjes gezet of zetten zich zelf in hokjes, dat wil zeggen dat men nog steeds aan het koekenbakken is. Men probeert wel eens het ene koekje met het ande­re te verbinden door middel van een bruggetje. Die men­sen noemen zich bruggenbouwers. Dit heeft echter al­leen maar tot gevolg dat het beste broodje zich aanpast bij het minder beste. Op een gegeven ogenblik heeft men elkaar in evenwicht ge­bracht. Dit zie je als een natuurlijke wet voortdurend gebeuren, zowel persoonlijk als in groepsverband. Het is niet voor niets dat het volk Israël zich moest vrijhouden van de omliggende volken. De scheidslijnen werden in acht genomen en zo niet dan ging dat volk Gods er aan. De bo­ze geesten overwonnen steeds. Het is daarom ook nu in onze tijd zo dringend no­dig, ja zelfs noodzakelijk, dat die scheidslijnen weer gezien worden. Drinken uit de bron van levend water kan alleen inhoud in je vinden als het vat heel blijft. Menig vat wordt ook thans nog stuk gebeukt door allerlei toestanden en omstandigheden waarop men geen antwoord heeft. Doordat men niet de wapens bezit die hiervoor nodig zijn. Men zit als het ware nog in een broodje van een bakker die voortdurend wordt aangevallen door de vogels (demonen) des he­mels. Dat grote brood wordt door de Heer zelf bewaakt. Hij is de Herder van die kudde. Maar, en dat is de grote les van dit alles, Hij wil zelf onze Leidsman zijn.

Is het gouden kalf uit uw leven reeds verdwenen?

Wij in het volle evangelie zullen moeten leren dat wij één zijn in Hem. Wij zullen elkaar moeten aanvaarden als broeders en zusters. Maar ook zullen wij hen moeten aanvaarden die ons door de Geest als herder, leraar en profeet gegeven zijn.

Als dit niet geschiedt, zal het bij ons gaan net als bij de Israëlieten bij de berg Sinaï. Het is namelijk kie­zen voor de wet Gods: Jezus Christus (Zijn geboden zijn niet zwaar), of kiezen voor het gouden kalf: een zeker lijkende standaard, met veel inhoud, die nog steeds voor velen de maatstaf is, maar die met een volgen van Jezus totaal niets te maken heeft. Toch speelt dat gouden kalf bij velen in de gedachten een grote rol. Het geeft hen een bepaalde zekerheid en je ziet waar je achteraan loopt.

Dat kalf moet uit ons leven verdwijnen. Het heeft met geloof niets van doen. Wij moeten Jezus gaan ontdekken en de kracht van Zijn op­standing. Ons geestelijk huis moet een waar geestelijk huis worden. Met nieuwe wijn in nieuwe zakken. Dat is onze opdracht en dat geeft levend geloof. Daar gaan wij naar toe en daar­voor moeten wij strijden. Houdt op met bruggen bouwen en houdt op met afzonderen. Treedt elkander tegemoet in de Naam van Jezus Christus, de Leidsman en Voleinder van ons geloof.

 

In memoriam Gerrit Ernste door Gert Jan Doornink

In de tweede week van augustus werden vele kin­deren Gods opgeschrikt door het bericht van het plotselinge overlijden van evangelist Gerrit Ernste. Op weg naar de samenkomst in Amstelveen waar hij die avond de boodschap van de Heer door zou geven, werd hij getroffen door een hartaanval. Toen br. Woud de Groot hem in Am­sterdam van de trein zou afhalen, werd hij op een brancard uit de trein gehaald, en bleek bij aankomst in het ziekenhuis reeds te zijn overleden .

Met broeder Ernste, die in januari 68 jaar was geworden is een zeer bijzonder figuur in het Koninkrijk Gods heengegaan. Opgegroeid in de Betuwe als boerenzoon, werd hij als jongeman getroffen door het eenvoudige getuigenis van een grondwerker van de Heidemaatschappij, die daar aan één van de dijken werkzaam was. Br. Ernste gaf zijn hart aan de Heer en werd al spoedig zelf een instrument in handen van de Heer om anderen op de weg van geloof te bren­gen. Hij kwam terecht in de Vergadering van ge­lovigen en later in de Pinksterbeweging. Broe­der Ernste, die ongetrouwd was, woonde het grootste deel van zijn leven, samen met enkele andere familieleden, op een boerderijtje in Be­neden Leeuwen. Van daaruit ging hij als onaf­hankelijk prediker naar alle windstreken om de boodschap van het Koninkrijk Gods uit te dra­gen. Pas de laatste jaren woonde hij niet meer in Beneden Leeuwen, maar in een kamer van het gebouw van de Pinkstergemeente “Sion” te Meppel. Nu hoefde hij niet meer eerst vele kilome­ters af te leggen naar een station, om van daaruit naar de plaats van bestemming te rei­zen, die soms ver weg lag. Want niet alleen sprak hij op talrijke samenkomsten in Nederland, maar ook in Duitsland en Zwitserland was hij zeer bekend in vele opwekkingsgroepen en gemeenten.

Br. Ernste was iemand die compromisloos de boodschap van het volle evangelie bracht, in een geheel eigen originele spreektrant. Hij schroomde nooit uitwassen te bestrijden en een gezond Bijbels fundament te leggen in de levens van vele gelovigen, gemeenten en groepen. Voor­al tijdens de opwekkingen van de vijftiger en zestiger jaren, (waarvoor de Heer in Duitsland br. Hermann Zaiss en in Nederland o.a. de broe­ders T. L. Osborn en Karel Hoekendijk gebruik­te) werd hij door de Heer gebruikt om de levens van vele pas bekeerden een hechte basis te ge­ven., Samen met br. Woud de Grood was hij ook de leidinggevende broeder op verschillende in Garderen op de Veluwe gehouden conferenties en Bijbelweken. Opvallend was, naast zijn bedie­ning als leraar (en evangelist), dat ook profe­tische elementen in zijn bediening tot uiting kwamen, waardoor de Heer hem gebruikte om koers te geven aan de levens van vele gelovigen.

Persoonlijk ben ik de Heer ook erg dankbaar dat Hij mede br. Ernste heeft willen gebruiken om mij geestelijk verder te bekwamen, toen de Heer mij riep in Zijn dienst. Vijfmaal maakten wij in het begin van de jaren zestig, een tournee met hem mee door Duitsland, waarbij br. Ernste mij vrijmoedigheid leerde in de bediening.

Vele honderden zijn in de loop der jaren onder de prediking en bediening van br. Ernste tot bekering, genezing en bevrijding gekomen. Br. Ernste zelf heeft het tijdens zijn leven vaak niet gemakkelijk gehad. Menigmaal ook werd hij in het lichaam aangevallen, maar telkens weer mocht hij de genezende kracht van de Heer erva­ren. O.a. werd hij in het begin van Zijn bedie­ning genezen van een hersentumor.

Op zaterdag 13 augustus vond onder zeer grote belangstelling de begrafenis plaats in Pesse bij Hoogeveen. Br. Henk Bosch uit Meppel, die de begrafenis leidde, vertelde dat hij bijzon­der getroffen was door het feit dat de familie op de rouwkaart de tekst had laten afdrukken uit Romeinen 8: “Die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd en verheerlijkt”. Br. Bosch wees op de bijzondere weg die de Heer met hem gegaan was, daartoe uitverkoren en ge­roepen van voor de grondlegging der wereld. Hij wees er ook op dat br. Ernste niet hield van persoonsverheerlijking. De herinnering aan br. Gerrit Ernste is daarom ook alleen denkbaar in de vorm van grote dankbaarheid jegens de leven­de Heer, die Hem eens riep in Zijn dienst en machtig ging gebruiken, en die Hem nu in heer­lijkheid heeft Thuis gehaald. Hem alleen zij alle eer!

 

Verwacht u het van de Heer? door J. Noë

 

“Een eeuwig God is de Here, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt nog moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden. Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert hij sterkte. Jongelingen worden moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, maar wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moe? zij wandelen, maar worden niet mat”. (Jes. 40:28-31).

Zijn wij ons bewust dat voor God niets verborgen is?

Broeders en zusters. Hoofd­stuk 40 bestaat uit voor Is­raël bemoedigende gedeelten, namelijk: “Sions verlossing komt” en “Sions Verlosser is de Verhevene en de Machtige”. Dit hoofdstuk komt na het hoofdstuk 39, waarin Jesaja koning Hizkia had medegedeeld, dat al zijn schatten die hij aan de gezanten van Babel had getoond, met Isra­ël naar Babel zouden worden weggevoerd, dit tengevolge van hun ongehoorzaamheid.

God zegt nu in vers 27 en 28 van hoofdstuk 40 (Jes. 40:27-28): “Waarom zegt gij, o Jakob, en spreekt o Israël: mijn weg is voor de Here verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij?”. Dan volgen de hierboven aan­gehaalde woorden.

Het zijn machtige uitspraken Gods voor Israël, maar deze uitspraken gelden niet al­leen voor Israël, maar ook voor ons heden ten dage. Voor God is niets verborgen. Hij weet en ziet alle din­gen. Hij weet, wat in ons omgaat, wat wij denken, zeg­gen en doen en wat er met ons gebeurd.

Is ons leven nu zo op God ingesteld dat. wij daar ter­dege van bewust zijn? Dus wat er met ons gebeurd ge­heel afhankelijk is van onze verhouding tot God/Jezus? Leven we met, in en door Gods Woord met geheel ons wezen? Zeer belangrijk!

Lees nu eens zeer aandachtig die prachtige Psalm 139. (“Gods alwetendheid der vro­men troost”). Deze Psalm doet je ontroeren, het grijpt je aan.

Wij zijn betrokken bij een geestelijke strijd

Als God dus Zijn hand op ons gelegd heeft en wij ons le­ven aan Hem en Jezus hebben gegeven, weet Hij, dat satan met zijn trawanten onmiddellijk tot de aanval overgaan. Wij worden dan in een gees­telijke strijd gewikkeld, de strijd des geloofs. En we weten, daar kun je moe van worden, maar zoals boven reeds aangehaald: Hij geeft de moede kracht en wel door Zijn Geest en: “Wie de Here verwachten putten nieuwe kracht, zij varen op met vleugelen als arenden, zij lopen maar worden niet moe­de, zij wandelen maar worden niet mat”.

Broeders en zusters, dit verwachten houdt in, dat wij met ons gehele hart geloven, dat God Zijn Woord en belof­ten gestand zal doen. Wij moeten, al zou het lang du­ren, daaraan niet twijfelen.

Het woord “verwachten” komt verschillende malen voor in Gods Woord, meestal in de Psalmen, bijvoorbeeld in de volgende: Ps. 040:002-004: “Vurig ver­wachtte ik de Here; toen neigde Hij Zich tot mij en hoorde mijn hulpgeroep. Hij trok mij uit de kuil van het verderf, uit het slijk van de modderpoel. Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast. Hij gaf mij een nieuw lied in de mond, een lofzang aan onze God. Mogen velen het zien en vrezen, en op de Here vertrouwen”.

Ps. 130:005-006: “Ik verwacht de Here, mijn ziel verwacht en ik hoop op Zijn Woord. Mijn ziel wacht op de Here, meer dan wachters op de mor­gen” .

Wij putten hierdoor dus nieuwe kracht en varen op met vleugelen als arenden. Een arend is een koninklijke vogel met grote krachtige vleugels en vliegt op grote hoogte.

In Ps. 103:005 staat: “Die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend”.

Zoals alle vogels ruit ook de arend op zijn tijd. Dat wil zeggen, de oude veren worden door nieuwe vervan­gen, zodat hij als het ware vernieuwd, verjongd wordt. Dit is een prachtig beeld voor ons. Als onze ziel dus door God verzadigd wordt met het goede en vervuld wordt met Zijn volheid, worden we niet moede en mat.

Dan zijn wij zoals in Ps. 103:020 staat: “De krachtige helden, die Zijl. Woord volvoert, luisterend naar de klank van Zijn Woord”.

Dan behoren wij tot de he­melse héirscharen van Jezus Christus, de grote Overwin­naar en zegevieren met Hem over de machten der duister­nis .

Ik eindig nu nog eens met de bekende woorden uit Ef. 03:20-21: “Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is onein­dig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Je­zus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwig­heid” !

 

Volop water!

‘Het gebeurde tijdens de lange droge zomer van 1976. Broeder Joh. Rorije, die ‘een boerderijtje bewoond te Wapenveld zag zijn tuin en stukje grasland steeds meer ‘verdrogen. Uiteraard was er de mogelijkheid te gaan sproeien met water uit de     waterleiding via een lange slang, maar dit zou een du­re en vrijwel onbegonnen zaak worden. Beter was zo­als velen vorig jaar deden – zelf een kleine pompinstallatie te laten aanleggen.

Via een in de grond geslagen buis, zorgt dan een door een elektromotor aangedreven pompje, dat het water naar boven komt. De moeilijkheid is echter om een geschikte plek te vinden, waar vol­doende en goed water is, dat niet te diep in de grond zit.

Op de fabriek, waar br. Rorije werkt, sprak hij er met anderen over, die hem advi­seerden hiervoor een wichel­roedeloper te raadplegen…. Br. Rorije, die enige jaren geleden, tijdens een open­luchtsamenkomst op de “Renderklippen” bij Beerde tot geloof kwam, staat hier uiteraard afwijzend tegen­over. Denkende aan het woord in Deuteronomium weigert hij met deze praktijken van de boze in zee te gaan. In Deut. 10:13 staat namelijk: “Onder u zal er niemand wor­den aangetroffen, die zijn zoon of dochter door het vuur doet gaan, die waarzeg­gerij pleegt, geen wiche­laar, uitlegger van voorte­kenen, of tovenaar, geen be­zweerder, niemand die de geest van een dode of een waarzeggende geest onder- De installateur, waarmee hij contact opnam, adviseerde hem echter ook eerst naar de wichelroedeloper te gaan…. Br. Rorije liet zich echter niet van zijn stuk brengen en bad tot de Heer: “Wilt U de juiste plek aanwijzen? Ik denk aan een bepaalde plaats maar als de installateur zegt die-en-die plaats, ge­loof ik dat dat de plek is die U aanwijst en dat daar voldoende water aanwezig is” De buis werd in de grond ge­slagen op de plaats die de installateur aanwees en waarvan br. Rorije geloofde dat het ook de plaats was die de Heer bedoelde. De verwachting was dat op 14 m. diepte water zou worden aan­getroffen maar reeds op 8 m. diepte was er volop wa­ter’. De pomp met motor werd in werking gesteld en ten allen tijde is er thans voldoende water voor het land van br. Rorije. Bovendien is het van een dermate goede kwaliteit dat het ook uit­stekend geschikt is voor menselijke consumptie!

Br. Rorije had – zoals reeds zo vaak in zijn leven – erva­ren dat God een goede God is en niemand beschaamd laat staan, die op Hem zijn geloof bouwt!

 

Het lied van de zee (gedicht) door Judith

(Vakantie-impressie)

De zee is peilloos-diep en wijd.

En groot in haar oneindigheid;

De golven, schuimend-wit omrand,

Omspoelen speels het blanke strand.

 

De zon begroet mij met een lach,

O God, heb dank voor deze dag;

Voor dingen, die ’k niet eerder zag…

Waarvan ik nu genieten mag.

 

Wees met Uw zegen, Heer, nabij,

Verkwik mijn ziel en maak haar blij-

Opdat het lied mijns harten zij:

“Hoe groot en goed, O Heer, zijt Gij”.

 

Als straks de zon ter kimme neigt,

Het lied der zee verstomt en zwijgt…

Laat mij, in ’t spreidend kleed der nacht

Uw zegen zien, die mij weer wacht.

 

Openbaring van Gods kracht door H. J. Glasbergen

 

“Ik spreek, gelijk de Vader Mij geleerd heeft….want Ik doe altijd wat Hem behaagt” (Joh. 08:28-29). Doen wij dat ook? Als wij na tweeduizend jaar kerk zijn, eens volwas­sen zouden worden en werke­lijk vol van Zijn Geest! Als Zijn wil zou geschieden in de hemel en op aarde en in onze levens? Zonder wijs­heid van mensen, zonder be­lijdenissen geschreven door “deskundiger”

De leer van Jezus was van bo­ven, van de Vader, dus volko­men betrouwbaar. Het is niet moeilijk om te begrijpen wat Hij van ons wil, maar wel moeilijk om het waar te ma­ken, nog meer als je jezelf waar wilt maken.

Jezus kwam om Gods wil te openbaren op aarde. Velen we­ten daar geen raad mee en verschuiven het maar naar la­ter. Hij gaf ons Zijn Heilige Geest om Hem gehoorzaam te worden en Zijn Naam te verheerlijken. Wij weten dit allemaal, maar gaan rustig door met onze 360 kringen en groepen. Wij spreken over onze kerk, over onze gemeente, wij hebben allen een visie en me­nen allemaal de waarheid te bezitten. Elke leer van de kerken en groepen is uit Gods Woord en ieder noemt zich gemotiveerd. Geloven wij of misbruiken wij de Bijbel om ons gelijk te bevestigen? Als je werkelijk vervuld bent met Gods Geest, dan is de leer van Jezus zo eenvoudig en zelfs aan kinderen geopenbaard. Zo simpel dat de discipelen van Jezus het begrepen na Pinksteren. Hij zond hen met volmacht uit, nog voor de uitstorting van de Heilige Geest. Hij wist dat Gods Naam verheerlijkt zou worden. (Luc. 10:01-24). Gods bovennatuurlijke kracht werd in hen openbaar.

Als u niet wordt als de kinderen

Wie zou in deze tijd zijn volgelingen kiezen uit derge­lijke simpele zielen? Jezus had de keus om Zijn volgelin­gen uit zeer bekwame en be­keerde vakmensen te kiezen: de Farizee6n en de Sadducee­ën, die het goed bedoelden (Matt. 03:10-12). Zij hadden zich zelfs laten dopen, waar duizenden charismatische gelovigen zelfs niet eens aan toe komen. Zo gehoorzaam als zij zijn aan de leer van hun kerk, maar niet aan de leer van Jezus Christus, de Heer van de Kerk. Zoeken deze men­sen nu werkelijk de waarheid en leven zij met het doel: Gods Naam te verheerlijken? Als je niet geloofd, wat door de erkende kerken geleerd wordt, dan is er geen plaats meer voor deze in de kerk. Dan behoor je tot een sekte, wat dan in feite betekent dat je zelf bent gaan denken en niet meer voor je laat ge­loven. Dat is echter geen be­zwaar, want ook Jezus en Zijn volgelingen werden een sekte genoemd. Wij geloven de Bij­bel zegt de charismatische beweging, maar zijn trouw aan de dwaal leraren van onze kerk. Wij doen wat de synode of het concilie ons voorschrijft. Hun gehoor is verwend en het gevolg is dat zij zich van de waarheid afkeren. Maar dat is niet nieuw, lees maar eens wat er staat in 2 Tim. 03:14-17 en 2 Tim. 04:01-08. In plaats van de Goddelijke wijsheid van boven, geloven zij in ei­gen wijsheid van beneden. Een bewijs dat de liefde voor Je­zus Christus niet in hen is. Hij kan en wil zich niet openbaren aan mensen die in­nerlijk verdeeld zijn. Hij kan ook niet met de Vader komen en woning in hen maken, want dan moet je huis volkomen leeg zijn, gereinigd van alle oude zuurdeeg.

Wordt vernieuwd in uw denken, elke dag

De leugenaar heeft vrij spel met de dierbare gelovigen. Ieder zijn eigen leer of for­mulier, ieder een god naar zijn eigen denken, en God moet zich in deze dode reli­gie inpassen. Kinderen van 2 jaar en 7 jaar aan het avond­maal. Het avondmaal is voor de zondaren. Alles gedistilleerd uit Gods Woord. Wat we­ten kinderen van het nieuwe bloedverbond van Jezus Chris­tus, wat begrijpen kinderen van de heilige gemeenschap van Gods volk door de Heilige Geest? Wat een liefde en geduld moet God hebben met deze hardnekkigen, die zich altijd verzet hebben tegen de Heilige Geest. (Hand. 07:49-52) God heeft geen gemeenschap met zondaren, dus de zondaar zal zich eerst moeten beke­ren. Er is ook geen gemeen­schap met de zondaar tot de dood. Wie de zonde doet is uit de duivel. (1 Joh. 03:01-10; 1 Joh. 05:13-20).

De grote fout is dat de bekeerde mens niet tot een totale bevrijding gebracht wordt van de zonde. Joh. 08:35. Wedergeboren uit water en geest, zegt Jezus. En zulke zullen aanbidden in geest en in waarheid

Heilige Geest: reinig mijn verstand en mijn geest

“Mijn Here en mijn God, leg Uw gedachte in mijn hart, op­dat ik die alleen zal spre­ken”. Als wij alleen reeds de woorden van Jak. 04:01-10 zouden schrijven en gaan doen, zou het voldoende zijn. Hoogmoed is de grootste vijand van de Gemeente en God een gruwel. Onderwerpt u aan God, biedt weerstand aan de duivel en hij zal van u vlieden. Alle verdeeldheid en liefdeloos­heid zou voorbij zijn en onze blijdschap zou volkomen ver­vuld worden. De kracht Gods zou weer terugkomen in de gemeente, de lamme zou weer lopen, de blinde weer zien en de zieken genezen. Dan zou dit weer waar worden. Exodus 23. God zou alle ziekten uit ons middenweg doen en onze dagen weer vol maken. Hand. 05:12-16. Hand. 19:11-12 is ook nog voor nu. Dan zouden wij bij het avondmaal ook vers 30 durven lezen van 1 Korinthe 11. Want ve­len zijn ziek en sterven voor hun tijd, omdat zij het li­chaam niet onderscheiden. Het is niet Gods schuld, dat deze wonderen en tekenen niet meer gebeuren. Wij allen zijn het Lichaam, dat moeten wij zijn, tenminste.

U bent van Christus. Indien mijn Geest in u woont

Waar Gods Geest woont, zal zonde en ziekt moeten wijken. God zond Zijn Woord en genas hen. Het gaat om de innerlij­ke vernieuwing van de mens. Dezelfde Geest die Christus deed opstaan uit de dood, is in ons, en zal ons vernieuwen naar ziel, geest en lichaam. (Rom. 08:11). Dit is de wil van God, dat de mens volkomen zal zijn. Een gemeente vol van de kracht Gods. Wat wij nu zien, is niet bepaald iets om trots op te zijn. Hierin wordt God niet verheerlijkt, wat toch het doel is van de gemeente. God gaf Mozes de opdracht de tabernakel 1 te bouwen, naar Zijn plan. Volmaakt tot in de kleinste details, evenals de gebruiksvoorwerpen. Daar had God gemeenschap met Zijn volk, als zij gereinigd waren. Hij gaf de mens een volmaakte wet, maar het volk stierf in de woestijn door hun ongehoor­zaamheid.

Toen gaf God Zichzelf in Jezus Christus. Hij leefde in een volkomen gemeenschap met de Vader; de tabernakel waarin God zich kon openbaren. In Hem is ons de ganse volheid Gods geschonken. De mens, verzoend met God de Vader, door het bloed van Jezus Christus. Uit dit offer is de reine, heilige Bruidsgemeente geboren het Lichaam van Christus, waar God in wil wonen. Niet één tabernakel, maar tienduizen­den tempels van God, waarin Hij zich wil verheerlijken. (1 Kor. 06:19).

Een volk van priesters

De zonen Gods moeten openbaar worden, niet later, maar nu, in deze tijd. Jezus ging rond weldoende en genezende allen, die door de duivel overwel­digd waren. Dit leren wij toch, ook voor deze tijd. (Hand. 10:38).

Als je dit niet wilt of kunt geloven, zwijg dan, en pro­beer een ander niet zijn ge­loof te ontnemen, en er sur­rogaat voor in de plaats te stellen. De meeste christenen vinden erkenning belangrijker dan Gods wil. Jezus heeft ons niet beloofd dat wij erkend en bekend zouden zijn. De broeders van Jezus zeiden tot Hem: Maak je be­kend aan de wereld. Dit is ook het vleselijke verlangen van veel van Gods kinderen. De tekenen die de gelovigen zullen volgen, worden nooit waar in formulieren, belij­denissen en dogma’s. Dan zullen de boze geesten ook zeggen: Jezus ken ik, maar wie zijt gij? (Hand. 19:15). Jezus zegt: Ik drijf boze geesten uit en volbreng ge­nezingen. (Luc. 11:20; Luc. 13:31-35). Hij bevrijdde Maria van Magdala van zeven boze geesten. (Luc. 08:01-03). Zijn opdracht is ook voor nu: Boze geesten uit te drijven en de mens te bevrijden van zonde en ziekte. (Mark. 16:17) Het is ons zo goed bekend, maar je ziet er zo weinig van. Deze leer is van God de Vader, die bracht Jezus naar de aarde, het Koninkrijk Gods. Breng de bekeerde mens volkomen in de vrijheid en geef hen niet prijs aan de machten der hel. Los van het oude, wat voor God volkomen waardeloos is. God heeft een leeg huis nodig, gereinigd van alle oude zuurdeeg. Als wij niet al de oude puinho­pen opruimen, wordt het een schuilplaats voor het onge­dierte. De kracht Gods moet openbaar worden door mensen vol van de Heilige Geest, die zichzelf prijs willen geven. Dit leer je niet op de vrije universiteit of in Kampen, niet op de bijbel- school, maar aan de voeten van Jezus. Dit leren ons de vier boeken van de zending van Jezus op aarde: Matthéüs, Marcus, Lucas en Johannes. En wij moeten Zijn werk voort zetten tot een volkomen over­winning over de machten der hel. Dat is voor wijzen en verstandigen verborgen, maar aan gehoorzame kinderen ge­openbaard.