Levend Geloof 1979. 02 nr. 190

Zijn wij God welgevallig? Door Gert Jan Doornink

“Zonder geloof is het onmogelijk God welgeval­lig te zijn. Want wie tot God komt, moet gelo­ven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken”(Heb. 11:06).

De weg van geloof

Als kind van God behoren wij steeds weer onder ogen te zien of wij op de weg van geloof zijn, want Gods Woord waarschuwt ons nadrukkelijk dat het zonder geloof onmogelijk is God welge­vallig te zijn. Paulus zegt in 2 Kor. 13:05: “Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk”.

Wie de weg van geloof niet gaat bemerkt al spoedig dat er geen overwinning meer is, dat de vijand kan infiltreren met twijfel, vrees, zonde en ziekte. Voortdurend worden we daarom in de Bijbel ook aangespoord de geloofsweg niet te verlaten maar met volharding de wed­loop te lopen die voor ons ligt. Waarbij ons oog alleen gericht moet zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder des geloofs. (Heb. 12:01-02). “Wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen”, zegt 2 Kor. 05:07. Let hierbij op het woordje ‘wandelen’. Want ons geloof moet functioneren, met moet “in werking zijn”. Jak. 02:26 drukt het zo uit: “Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood”.

De vervulling van Gods beloften

Als gelovigen weten wij dat al Gods beloften in Jezus Christus “ja en amen” zijn. Dit bete­kent: God wil ze vervullen in ons leven. Hij is een goede God. Hij zond Zijn Zoon om ons leven en overvloed te geven

Toch hebben heel veel kinderen Gods hier moei­te mee. Als dat zo is, is hun redenering, waarom vervult God dan die-en-die belofte niet in mijn leven? Nu kan het gebeuren dat God het noodzakelijk acht dat ons geloof beproefd wordt. Hij moet zo nu en dan als liet ware ons geloof “testen”, opdat we niet zullen verslap­pen, en omdat het noodzakelijk is dat wij ten alle tijde volharding in ons geloofsleven zul­len kennen. Hij wil dat we geestelijk bewapend zijn en “het schild des geloofs ter hand nemen waarmee wij al de brandende pijlen van de boze kunnen doven”(Ef. 06:16).

Maar de voornaamste reden dat velen Gods be­loften in hun leven vaak niet in vervulling zien gaan is wel dat men God niet ernstig zoekt. Als Gods Woord zegt: “Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken” (Heb. 11:06b), moeten wij vooral dit laatste niet over het hoofd zien.

Wat betekent: “Ernstig zoeken”?

Wat wordt nu met dat “ernstig zoeken” bedoeld? Het is niet een soort krachtsinspanning van onszelf uit, want dan komen we al spoedig in een kramptoestand. Dan hebben we ook geen ge­loof meer, want geloof is niet iets krampachtigs, maar betekent “vertrouwen”. Maar dan ook een volkomen vertrouwen, dat hierin bestaat dat wij ten alle tijde gehoorzaam zijn.

Dat begint hiermee, dat wij, als wij een kind van God zijn geworden, ons oude leven afleggen in het watergraf en met Christus opstaan tot een nieuw leven. Dat is de betekenis van de doop door onderdompeling. Maar ook de doop met de Heilige Geest is minstens even belangrijk. Want als we niet aangedaan zijn met kracht uit de hoogte, als we niet de Heilige Geest als Leidsman hebben, zodat we de volle waarheid le­ren kennen, blijft verdere geestelijke groei achterwege.

Bovendien komt bij vele kinderen Gods van dit “ernstig zoeken” weinig terecht, doordat men gebonden blijft en daardoor niet tot de manne­lijke rijpheid, waarvan Ef. 04:13 spreekt, komt. Men kan dan wel allerlei godsdienstigheid in acht nemen, maar bewandelt niet de geloofsweg en zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Paulus zegt: “Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts!” (Rom. 13:12b). En als wij dat zelf niet kunnen laten we dan de hulp van medechris­tenen inroepen om ons te bevrijden in Jezus’ Naam. God zoekt in deze eindtijd christenen die werkelijk bevrijd zijn van satans macht en de vrijheid, kracht en overwinning van Jezus bele­ven .

Hoe bouwen wij op het fundament?

In deze eindtijd is het zowel voor de individu­ele gelovige als voor de gemeente daarom zo uitermate belangrijk dat wij toezien hoe wij bouwen op het fundament dat er ligt. (1 Kor. 03:11; Heb. 06:01). Paulus zegt: “Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kost­baar gesteente, hout, hooi, of stro, ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. Inzien het werk, dat hij er op gebouwd heeft, stand houdt, zal hij loon ontvangen, maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen”(1 Kor. 03:11-15)

Bouwen in geestelijk opzicht betekent: geloof hebben, door geloof leven, levend geloof open­baren. Want alleen door geloof zijn wij God welgevallig!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Het is een verheugend feit dat steeds meer lezers en lezeressen zich betrokken voelen bij de “Levend Geloof” arbeid. Wij bemerken dit uit verschillende reacties, zowel mondeling, telefonisch als schriftelijk: Wat in “Levend Geloof” geschreven wordt is ook onze ervaring. Het is een onderdeel van ons denken en handelen. Ook wij verlangen naar de volle openbaring van Gods heer­lijkheid in deze eindtijd In allerlei bewoordingen en bemoedigingen wordt ons een hart onder de riem ge­stoken om volhardend te zijn in ‘het uitdragen van de eindtijdboodschap via “Levend Geloof”.

We zijn hier dankbaar voor, want het spreekt vanzelf dat we aan soms felle aanvallen van de boze blootstaan. Maar dit is de ervaring van alle oprechte kinderen Gods. De beproefdheid van ons geloof werkt volharding uit. De donkere tijd die de wereld tegemoet gaat, kan een waarachtig kind van God niet verontrusten. Hij heeft een ander en heerlijk perspectief. Hij is daarom ook gehoorzaam in het uitdragen van de volle evangelie boodschap, door de vermaning van Paulus ter harte te nemen als deze schrijft aan de Filippenzen alles te doen zonder morren of bedenkingen, opdat wij onbespro­ken kinderen Gods mogen zijn, temidden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder wij – het woord des levens vasthoudende – in deze wereld schijnen als lichtende sterren. (Filip. 02:14-15)

 

Het evangelie van herstel en overwinning door Jan W. Companjen

“Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwam. De nacht is vergevorderd, de dag is na­bij” (Rom. 13:11-12a).

Op de man af

De tijd is nabij, het is thans de tijd dat wij rond­uit over de grootheid van God gaan schrijven en pre­diken. Niet langer behoren wij te spreken op allerlei vage manieren, maar op de man af.

Allereerst moet dan gezegd en beleden worden dat er slechts één God is, name­lijk onze Here Jezus Chris­tus. Hierin heeft zich God de Vader, die Geest is, ge­openbaard. Een andere weg om volk van God te zijn of te worden is er niet. Nie­mand komt tot de Vader dan door/via Jezus Christus, het Lam Gods dat de zonde wegneemt. Besnijdenis des harten is het enige wat geldt. De besnijdenis van de Jood en de kinderdoop van de kerk geeft geen nieuwe scheppingen, die van binnenuit vernieuwd worden. Het geeft slechts mensen die blijven hopen, maar die nog nooit ontwaakt en opge­staan zijn op de morgen van een nieuw begin, als nieuwe schepping.

Het plan Gods

Het evangelie van Jezus Christus voert ons naar het plan Gods. Daar komt uiteraard verzet tegen, dat is duidelijk. Ieder mens die verder wil gaan ontmoet te­genstand. De duivel maakt daarbij van alles gebruik. Mensen die tot geloof geko­men zijn, zoals in Samaria – er was daar door de pre­diking van Philippus veel bekering en veel blijd­schap – zullen niet in contact komen met “gelovi­gen” die het niet nodig vinden dat men ook nog met de Heilige Geest gedoopt dient te worden. Zij zullen dan verkeerd gaan geloven en halfweg blijven steken. Zij staan daarin recht te­genover onze vaderen – de eerste apostelen – die speciaal voor de doop in de Heilige Geest naar Samaria gingen.

En de bewoners van Samaria, die reeds blij en opgelucht waren vanwege hun bevrijding van zondelasten en bo­ze machten en krachten (ziekten en gebondenheden), ontvingen een geweldige doop in de Heilige Geest .

Dit laatste bracht Simon de tovenaar helemaal tot verbijstering en hij bood de apostelen geld aan opdat, als hij iemand de handen oplegde, die ander ook de Heilige Geest zou ontvan­gen.

Het antwoord van Petrus was niet mis. Hij zei: Gij zijt gekomen tot een gal van bitterheid en een warnet van ongerechtigheid. Bekeer u van deze boosheid.

Herstel van de mens

Het plan Gods is: Herstel van de mens. De mens moet beelddrager Gods worden en daartoe heeft hij de Heili­ge Geest nodig. Daarom vindt men bij de tegenstan­ders van de Geestesdoop ook zulke grote bitterheden en warnetten van gedachten. Men heeft, evenals Simon, niet het inzicht waartoe de Geestesdoop dient.

Het evangelie van Jezus Christus is leven. Het is leven in gemeenschap met God. Die Geest, die in Je­zus Gods Woord vervulde, zal dat ook in ons doen.

Daarom is verzet tegen de Geestesdoop en tegen verde­re geestelijke groei zo duidelijk het werk van sa­tanische machten. Als wij dit gaan onderkennen, kunnen wij in alles blij zijn omdat wij visie hebben voor de toekomst, wij zijn niet verontrust omdat niet alles bij het oude blijft. Wij zijn niet gericht op hetgeen was, maar op het­geen komt. Daarom willen wij elkaar opbouwen in het geloof.

Daarbij zal strijd en moei­te ons niet bespaard blij­ven, maar, vrees niet, Hij staat ons bij. Zijn bood­schap is bestemd tot onze heerlijkheid en wijsheid. Het is bestemd om ons op de troon te zetten. Dat is geen evangelie van zondaar tot de dood, maar van over­winning tot overwinning en herstel. Daarmee willen wij doorgaan. Met dat evan­gelie gingen de eerste apostelen op stap. Het volk dat hierop inging werd nieuw. En dat is he­den ten dage nog net zo.

Nieuwe mensen

Het aannamen van het Levende Woord van God, Jezus Christus, geeft nieuwe men­sen die, aangedaan met Zijn Geest, nog éénmaal zullen uitgaan om te overwinnen. Wij moeten daarvoor geeste­lijk worden, dat wil zeg­gen geloven dat die inwo­nende Geest ons kan hervor­men, omvormen, enz. Dan staan wij niet onder de krachten en machten van de­ze wereld, maar onder Zijn kracht.

De Joden hebben dit niet begrepen. Zij brachten of­fers en gaven iets van hun zelf. Zij gaven iets waar­door men bevredigd werd. Zij spanden zich in voor de sabbatviering en legden zich lasten op die allemaal op het natuurlij­ke vlak lagen. Bij zeer veel zogenaamde christenen zien wij nu nog hetzelfde. Het is een godsdienst van witgekalkte graven, van buiten wit, maar van binnen nog alles dood en dor.

Met het evangelie van Jezus Christus kwam de boodschap van de genade. Dat komt naar je toe en de mens kan dat aannemen. God kwam de mens tegemoet. Dat is het unieke en dat is de tegen­stelling met alle andere godsdiensten. God kwam naar beneden en Hij gaf ons een evangelie zonder tempel, zonder altaar, zonder ka­thedraal, enz. Hij gaf zich zelf.

Hij wil in ons wonen, over­al en zonder aanzien des persoons. Het gordijn is gescheurd en wij mogen bin­nengaan zonder besef van kwaad en schuld.

Het andere evangelie

Dat is het andere evangelie wat Hij bracht en wat wij brengen. Dat geeft de moge­lijkheid tot het opwassen tot zonen Gods. Wij maken geen schitterende dingen in de zichtbare wereld, maar wij hebben een boodschap voor de wereld. Een boodschap van uitredding van Gods volk en tot herstel van allen die Hem toebehoren. Wij zijn ontwaakt en willen opstaan, want de dag is na­bij. “Laten wij dan de wer­ken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts (Rom. 13:12b). De genade des Heren Jezus ‘Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen.

 

 

De Heer is getrouw en sterk door J. Noë

“Want Gij hebt, om Uws gro­te Naams wil, Uw toezegging heerlijk gemaakt. Ten dage dat ik riep, hebt Gij mij geantwoord, Gij hebt mij bemoedigd met kracht in mijn ziel”(Ps. 138:002b-003).

Dit is een bemoedigend ge­deelte uit Psalm 138 van David. Trouwens de gehele Psalm is een verkwikking voor de ziel. David heeft in zijn nogal bewogen leven God leren kennen. Hij heeft ervaren dat God Zijn Woor­den waar maakte en hem steeds terzijde stond.

Er is nog een belangrijke figuur, in het Oude Testa­ment, die ik gaarne wil aanhalen, wiens geloof en geduld op de proef werden gesteld, die in nauw contact met God leefde en bij wie God Zijn toezegging heerlijk heeft gemaakt, na­melijk Abraham.

Wij kennen allen deze ge­schiedenis. God had hem een zoon beloofd (en hij en Sara waren op een leeftijd geko­men dat het menselijker wijze gesproken onmogelijk was om nog een kind te krijgen. U weet, ze hebben er zelfs om gelachen. Er moet wel heel wat in hen zijn omgegaan al die tijd en hoe ontroerd zullen zij geweest zijn toen Sara in­derdaad zwanger werd en Izaak baarde. O, hoe won­derbaar zijn Uw wegen!

God maakt Zijn beloften waar

We dienen goed te beseffen, (ik zeg het nogmaals), dat God onverbrekelijk met Zijn, Woord en beloften is ver­bonden en dit waar wil ma­ken in, met en door de mens.

Jak. 04:05 zegt: “De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”. God wil dus dat onze geest volkomen gemeenschap heeft met Zijn Heilige Geest, opdat Hij Zijn heerlijkheid, Zijn kracht, ten volle in ons kan openbaren. Dit vereist de overgave van ons hele wezen, dat wij dus uit ons zelf niets vermogen en van onze eigen zwakheid bewust zijn.

Dat heeft Paulus ook erva­ren, toen de duivel hem met vuisten sloeg. Driemaal had hij de Here hierover gebe­den en de Here had gezegd: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich ten volle in zwakheid” .

Paulus zegt verder: “Zeer gaarne zal ik dan in zwak­heden nog meer roemen, Opdat de kracht van Christus over mij kome” (2 Kor. 12:09b-10a).

In 2 Kor. 04:07b zegt hij: “Zodat de kracht die alles te boven gaat van God is en niet van ons”.

Jezus zegt ook in Joh. 15:05: “Zonder Mij kunt gij niets doen”.

Ik zelf heb in mijn leven ervaren hoe de Here mij be­moedigd heeft met kracht in mijn ziel en Zijn toezeg­gingen heerlijk heeft ge­maakt. Halleluja!

Bij God is niets onmogelijk

Het is over het algemeen zo, dat men niet doordron­gen is van de allesomvattende liefde van God, alsmede van de geweldige kracht, die van Hem uitgaat, dat wat naar mense­lijke begrippen onmogelijk schijnt of is, dat voor God zo iets eenvoudig niet bestaat.

Hij is de Almachtige, de Schepper aller dingen, die alles in Zijn machtige hand houdt.

En de Vader heeft Zijn macht gedelegeerd aan Zijn Zoon Jezus Christus, die de weg naar het Goddelijke voor ons heeft vrij ge­maakt, door satan met al zijn machten te verslaan en te ontwapenen.

En door de volkomen gemeenschap met Jezus hebben we deel aan de goddelijke natuur, ontvangen wij het ware geloof en schenkt God alle dingen in Hem en doet ons te allen tijde in Hem zegevieren en niets zal ons onmogelijk zijn! Halle­luja! . Wij vermogen alle dingen in Hem, die ons kracht geeft. (Filip.  04:13). Dan wordt Psalm 138 een realiteit voor ons.

Ik eindig met Ps. 084:006-008: “Welzalig de mensen wier sterkte in U is, in wier hart de gebaande wegen zijn. Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen; ook hult de vroege regen het in zege­ningen. Zij gaan voort van kracht tot kracht en ver­schijnen voor God in Sion”.

God zegene u!

 

Valse profeten door Gert Jan Doornink

Zo werden wij enkele dagen geleden opgebeld door br. R. Ferwerda uit Kollum, die samen met br. J. Swart uit Sneek, reeds jaren zogenaamde door hen ontvangen profetische boodschappen verspreidt en in verschillende, meestal bijzon­dere samenkomsten, geheel buiten de orde van de gemeente om, probeert door te geven. Na enkele zakelijke inlichtingen gevraagd te hebben, ont­stond een gesprek, waarin wij o. a. hen er op wezen hoe wij ten zeerste verwonderd waren over één van hun zogenaamde profetieën, waarin zij een zuster aanwezen als de “Goddelijke bruid”. Ook wezen wij er op dat wij ons verder niet pro of contra tegen hen opstelden, omdat wij ons uitsluitend wilden houden aan onze eigen opdracht, de verkondiging van het volle evange­lie via “Levend Geloof”.

Hoewel wij ons uitdrukkelijk uitspraken dat wij onze naam in geen enkel opzicht genoemd wilden hebben, meende br. Ferwerda dit telefoongesprek toch te moeten aangrijpen om een zogenaamde “profetische boodschap” over ons te publiceren en te verspreiden. Het spreekt vanzelf dat wij met verbazing hiervan kennis namen en deze “geestelijke onzin” volkomen naast ons neerleggen.

Wij willen als redactie van “Levend Geloof” hierbij uitdrukkelijk verklaren dat wij in het verleden geen enkel contact met deze broeders hebben gehad, en er ook geen behoefte aan heb­ben in de toekomst een dergelijk contact met hen aan te gaan.

Tevens is dit een waarschuwing voor onze lezers en lezeressen, om op de hoede te zijn voor deze zogenaamde “eindtijdprofeten”. Het blijkt name­lijk  getuige o. a. enkele “open brieven” die wij ontvingen van een broeder uit Lisse – dat hier en daar enkele zwak in het geloof staande broeders en zusters zich door hen laten beïn­vloeden.     

 

Wat betekent het Koninkrijk Gods voor u? door H. J. Glasbergen

Het koninkrijk Gods is bij u

Hoeveel christenen geloven dat het Koninkrijk Gods op aarde is en werken in dit Koninkrijk? Jezus heeft ge­zegd: Zoekt eerst het Ko­ninkrijk Gods en alle din­gen zullen u geschonken worden. (Matt. 06:31-34). De voorwaarde om te functi­oneren in dit Koninkrijk is: gehoorzaam aan Zijn wetten en Zijn leer. Als je de mensen vraagt: wat was de leer van Jezus, zijn de meesten met stomheid gesla­gen. Zij weten het niet.

Toch woont Hij als de Koning van Zijn Rijk temidden van Zijn volk. Zijn herscheppende Geest is in ons. Hij heeft ons denken gerei­nigd door Zijn Woord. De kracht om dit te geloven hebben wij ontvangen door de Heilige Geest, die wij ook ervaren. Wij hebben het oude weggedaan, als waarde­loos. Engelen en profeten hebben begeerd te zien, wat wij in Hem mogen bezitten.

Gods volk is een door Zijn bloed gekochte Gemeente. Een volk zonder smet of rimpel, waarin Hij zich wil ver­heerlijken. Het plan Gods, vanaf het begin, is door Hem ontworpen en Hij brengt het ook tot uitvoering.

Jes. 46:11 zegt: “Ik heb het ontworpen, Ik breng het ook tot uitvoering. Hoort naar Mij, gij trotse van hart, die ver van gerechtigheid zijt”. Lees ook Jak. 04:06-10, waar staat dat God de hoogmoedigen weerstaat en dat zij die innerlijk verdeeld zijn, hun harten moeten zuiveren. Het oude zuurdeeg moet weggedaan worden, want leringen, dogma’s en tradi­tie hebben geen waarde.

Van vreemde smetten vrij

Als je een slaaf bent ge­weest, begrijp je wat het betekent vrij te zijn. Wetenschap en techniek, poli­tiek en theologie, kunnen de mensen niet vrij maken van zijn oude bindingen. Alleen het evangelie van Jezus Christus maakt de mens vrij van zonde. Dan wordt Gods Woord waarheid voor de mens: de slaaf wordt een bevrijde. (Joh. 08:29-36). Wie mag de berg des Heren beklimmen, wie mag staan in Zijn heilige stad? Die rein is van handen en zuiver van hart.

Jezus Christus kun je al­leen vinden als je Zijn weg wilt bewandelen en niet op zijwegen gaat. Psalm 25 zegt: Here, maak mij Uw we­gen bekend, en leer mij Uw paden, en leid mij in Uw waarheid en leer mij.

Zoekt u werkelijk Zijn weg?

Stel die vraag eens aan U zelf, voor Gods aangezicht. Hij zal antwoorden. God heeft getuigd van Zijn Zoon dat Hij alleen de weg is tot de Vader. (1 Joh. 05:01-12). Als je een andere weg wilt gaan, maak je God tot een leugenaar. Leer dan bidden in Geest en in waarheid. Gij zijt van Christus als de Heilige Geest in u woont. Niet eerder, want Gods Geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn. (Rom. 08:07-17). Gij zijt gekocht en betaald. (1 Kor. 06:19).

Wij kunnen geen evangelie kiezen wat in ons denken en levenspatroon goed uitkomt, al wordt dit wel veel ge­daan. Maar. de mens stelt zich dan buiten het kracht­veld van de Heilige Geest. In Gods Koninkrijk wordt Gods kracht openbaar. Daar buiten heerst de overste der wereld. Bereidt de weg ‘ des Heren, maakt recht Zijn paden en wordt gehoorzaam.

Geef uw leven aan Jezus Christus

Het Lam Gods voor ons ge­slacht is de enige Recht hebbende op ons leven. Geen leer van mensen, geen eigen gerechtigheid of oecumene brengt ons dichter bij Hem. Het is een geestelijke zaak, wordt dus heilig, zoals God heilig is. Zonder heiliging zal niemand God zien.

Dit nieuwe leven, de weg tot God de Vader, is door Zijn bloed. Laat u behouden uit dit verkromde en ver­draaide geslacht. God heeft geen behagen in bedenksels van mensen.

Dit evangelie is niet wel­kom, dat weten wij ook wel. Elk mens die dit evangelie van Jezus verwerpt, ver­liest zich in vormendiens­ten en nutteloze uiterlijk­heden.

Bisschop Bluyssen verstaat onder oecumene, samen een weg zoeken naar Jezus Christus. Gijsen wil ook de oecumene, maar dan binnen de leer van de R. K. kerk. Er zijn veel wegen naar Ro­me, maar er is maar één weg naar God de Vader: Jezus Christus. Wij kunnen niet lang een eigen weg de berg beklimmen om de stad Sion te bereiken.

Ons gebed moet zijn: Heer, maak mij Uw weg door Uw Woord en Geest bekend. Ver­geet niet om beneden te be­ginnen, aan de voet van het kruis. Vraag Hem ook verge­ving voor uw eigen wijs­heid. (Matt. 03:01-12; Matt. 04:17; Hand. 02:38-40).

Dit is Zijn gebod voor ie­der. Maar doe wel uw mantel uit. Leg uw waardigheid af, uw positie, kennis en zelfs uw theologie. En zeg met Paulus, alles schade te achten om Hem te kennen. Dan ontvangt u de sleutel der kennis die u tot de volle waarheid zal leiden. Laat trots en hoogmoed u niet in de weg staan om u aan Hem te onderwerpen en Hem te volgen.

Wij laten ons geen lasten opleggen…  

Een veel gebruikt excuus is: wij laten ons geen las­ten opleggen. Ieder is verschillend. Ik heb mijn ei­gen geloofsleven. Ik laat mij door niemand iets opleggen, is hun argument.

Zo komen vele zich noemende christenen, nooit tot een bewuste keus. Zij laten zich niet veranderen. Maar God geeft ons niet de vrij­heid om te geloven zoals het ons uitkomt. Dit geloof heeft ook geen leven in zichzelf, het is dood. Nu is het compromis, gemakke­lijker dan de waarheid be­lijden. Jezus had ook dui­zenden van deze gelovigen achter zich. “Niemand kan die wonderen en tekenen doen en zulke woorden spre­ken, of Hij moet van God gekomen zijn”, getuigden zij. Maar toen Hij de voor­waarden stelde om Hem te volgen, gingen allen heen. Zou het nu anders zijn? De­ze reden is hard, wij laten ons niets opleggen, ook door Hem niet. . . .

Maar als u eeuwig leven wilt hebben, zult u toch de prijs moeten betalen. Gods Woord zegt: Wie zijn leven zal willen verliezen om Mijnentwil, zal het behouden. Wij zijn dan niet meer van onszelf. Hij kocht ons vrij met Zijn bloed en stierf voor ons. Hij wil ook Zijn Naam verheerlijken in Zijn volk. Dit zullen wij moeten doen, niet la­ter, maar nu, in deze god­loze, verdorven samenle­ving.

Er bestaat geen eigen gerechtigheid

God erkent geen eigen wer­ken. Elke plant, die niet door God geplant is, zal uitgeroeid worden. Jezus geeft ons de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden tot lering. (Matt. 25:01-13). Hij vraagt reine maagden, bekeerd, gedoopt door onder­dompeling en gedoopt in de Heilige Geest, want zij verwachten de Bruidegom.

Wees niet als de dwaze maag­den. Zij waren niet alleen in slaap gevallen, maar had- dei. ook geen olie meer. Zij zijn als vele christenen, dodelijk vermoeid van de nutteloze dingen van de we­reld

Toen de dwaze maagden aan­klopten bij de bruiloftszaal en zeiden: Heer, heer, doe ons open! was het te laat. Voor hen gold het: Ik ken u niet.

Wee hen, die het geweten hebben en het niet geloofd hebben. Neen, we zijn niet allemaal hetzelfde, maar we hebben wel allemaal dezelfde opdracht: te groeien naar het beeld van Gods Zoon.

Met dezelfde liefde en bewo­genheid voor het verlorene.

Er is nog nooit een mens geboren die uit zichzelf waarde zou hebben voor het Koninkrijk Gods, laten wij onszelf niets wijsmaken. Want uit Hem en door Hem zijn alle dingen: gerechtigheid, liefde, blijdschap en ; vrede. Zijn herscheppende en genezende kracht wordt in Zijn gemeente openbaar. Het Koninkrijk Gods is voor de wedergeboren kinderen Gods.

Een vloedgolf van vreemde goden

Er gaat een vloedgolf van vreemde góden over Neder­land. Onze hele samenleving is ziek. Velen sterven voor hun tijd. De vreemde góden zijn zelfs in kerkelijke kringen geïnfiltreerd. Wat een volk van overwinnaars zou moeten zijn, is een volk van redetwistende mensen ge­worden, die steeds meer van God vervreemd zijn. Zie on­ze christelijke regeerders van het compromis.

En toch heeft God ons tot een Koninkrijk van pries­ters gemaakt. Jezus had geen boodschap voor keizer Augustus en koning Herodes, maar voor gevangenen en zieken en allen die honge­ren naar gerechtigheid. Hij gaf ons de overwinning over de legers van satan, de overheden, de machten, de wereldbeheersers en de boze geesten in de lucht.

Het Koninkrijk Gods ingaan is een persoonlijke zaak. U zult een bewuste keus moeten doen, wat de prijs ook is. Gods Woord zegt: Ik ben de Here, de God van al wat leeft. Zou voor Mij iets te wonderlijk zijn? Laat u daarom verbinden aan de levensrivier(Ezechiël 47) en bewandel geen zijpaden of zijwegen. De stilstaande moerassen en poelen zijn niet gezond en hebben ook geen leven in zichzelf. Maar zij die hongeren en dorsten, zullen verzadigd worden.

 

Het enige houvast door Judith

Ps. 46:2

“Je bent te allen tijde welkom”, hoor je vaak zeggen. Dat behoeft niet altijd een frase te zijn; het kan echt gemeend zijn. Toch kan het in de praktijk anders lopen. Als iemand belt of plotseling voor je deur staat kan het voorkomen, dat een en ander niet goed uitkomt. “Had . even een afspraak gemaakt”, zeg je dan, waarmee de an­der het maar moet doen. Het moment kwam ongelegen en de tijd ontbrak om je verder in de zaak te verdiepen.

Geen tijd. Dat is een euvel dat hoe langer hoe meer de kop opsteekt. In de wereld is dat een gewoon verschijn­sel, maar als kind van de Heer moet je oppassen voor dit manco. Het zou evengoed een “wereldse besmetting” kunnen zijn.

God rustte op de 7 e dag van al Zijn werken (Gen. 02:01) en als je Pred. 03:02 leest, word je vanzelf rustig. God schiep de tijd voor ons, maar niet om ermee door te hol­len. Integendeel: Hij gaf er plaats en afmetingen aan. Wie daarmee rekening houdt, voorkomt over-vermoeienis die ziekte(n) tot gevolg zou kunnen hebben.

De mensen stellen je vaak teleur als je met je proble­men bij hen aankomt, maar bij de Heer hoef je daarvoor nooit bang te zijn. De termen “niet thuis” en “geen ge­hoor” zijn er niet bij, want de hemelse telefoonlijn is altijd vrij. (Matt. 07:07).

En weet u wat het fijnst van alle dingen is: je hoeft er de deur niet voor uit; het Rustpunt is vlakbij. In de stille binnenkamer bevindt zich die ene Deur die recht­streeks toegang geeft tot Gods hart.

Er is nog een belangrijk ding dat gebleken is: Hij laat je in je nood niet staan.

Hij is een waarachtige Helper en… het enige houvast.

 

Het enige houvast gedicht door Judith Matteüs 11:28

“Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven”.

Waarom zou je nog langer zoeken:

Er is een rustpunt, dicht bij huis;

Die weg – je zult er nooit verdwalen –

Voert je vanzelf tot Christus’ kruis.

 

Waarom zou je nog blijven kloppen –

Aan ’s mensenhart: het stelt teleur;

Je bent te allen tijde welkom –

Bij Jezus, want Hij is de deur.

 

Waarom zou je niet je problemen

Met Hem bespreken in ’t gebed?’.

De telefoonlijn naar de hemel

Is immers nooit overbezet?

 

Waarom je juist tot God moet komen –

Met al je noden, zorg en last?

Omdat het vroeg of laat zal blijken,

Hij is: het enige houvast.

Het Koningschap van God door Nico Goverts

Wat stelt God aan de orde?

God heeft een bepaald doel voor ogen. Daarom komt God ook met een bepaalde bood­schap. God gaat in deze eindtijd heel duidelijk bepaalde zaken aan de orde stellen.

Jesaja spreekt daarover, als hij zegt: “Hoe liefe­lijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning”(Jes. 52:7).

Daar gaat het over een vreugdebode. Hij brengt een goede boodschap, dat wil zeggen: hij brengt het evangelie. En tot wie spreekt hij? Tot Sion, tot het volk van God. En in welke situatie? Als het volk van God in balling­schap verkeert, in Babel. Dus we hebben hier te maken met een eindtijdsituatie.

Wat is nu de boodschap voor het volk Gods in de eind­tijd? Uw God is Koning. Dat is de sleutel tot het heil en de vrede, waar onze tekst over spreekt.

In de eindtijd gaat het over het koningschap van God. Als we het boek Openbaring lezen, dan ontdekken we dat dit één van de hoofdmotieven is, die voortdurend naar voren ko­men .

Grondthema van het laatste Bijbelboek is de vraag: Wie is waardig om te regeren? Wie heeft recht op de troon? Daarom is het ook veelzeggend dat het eerste wat Johannes ziet, als hij in Openbaring 4 opklimt naar de hemel, is: de troon. “Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de he­mel en iemand was pp die troon gezeten”(Openb. 04:02).

De troon van God

Dat is het vaste punt in de eindtijd, het uitgangs­punt voor het volk des He­ren: de troon van God. En dan eindigt ditzelfde hoofdstuk met de erkenning: Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen”(Openb. 04:11) .

We zien: het begint met de troon van God en het ein­digt met de waardigheid van God. Die proclamatie is de inzet van het hele eindtijdgebeuren. God heeft recht op de troon. Waarom? Om wat Hij is. Hij is waardig. Het zit in Zijn karakter. Want van Hem kan gezegd worden: “Rechtvaardig en waarach­tig zijn Uw wegen, Gij, Koning der volkeren”(Openb. 15:03b). Omdat God recht­vaardig en waarachtig is, daarom is het koningschap bij Hem in goede handen.

In Openbaring 5 wordt de lijn van hoofdstuk 4 doorgetrokken, want daar gaat het om de vraag: “Wie is waardig de boekrol te ope­nen en haar zegels te ver­breken?” (Openb. 05:02b) . Daar is weer de waardigheid in het geding. Wie voldoet aan de voorwaarden om de boekrol te openen, om het plan Gods te ontvouwen en af te wikkelen? Het ant­woord is: Het Lam Gods. Van Hem wordt gezongen: “Gij zijt waardig de boek­rol te nemen” (zie vers 9), En dan klinkt daar de ju­belroep: “Het Lam, dat ge­slacht is, is waardig”(zie vers 12).

De strijd om het koningschap

Daarmee zijn we bij het doel van de eindstrijd. Het is een strijd om het koningschap. Dat is de grondgedachte, die telkens terugkeert. Zo in Openb. 11:15: “En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de he­mel, zeggende: Het koning­schap over de wereld is ge­komen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden”.

Hier, in vers 15, wordt de heerschappij van God geproclameerd. In vers 17 volgt de reactie daarop: “Wij danken U, Here God, Almach­tige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koning­schap hebt aanvaard. Of zoals een andere vertaling zegt: “Gij zijt begonnen te regeren”. Dat is het geweldige van deze tijd. God gaat Zijn heerschappij ter hand nemen.

Maar nu de kernvraag: Waar begint dat? Want God heeft een bepaalde werkwijze. God handelt niet zomaar, bij toverslag. Hij is geen God van willekeur, maar Hij is een God van vaste princi­pes. De Heer is recht in al Zijn weg en werk.

Als we nog even bij Openbaring 11 blijven, dan zien we in vers 15 de proclamatie, in vers 17 de dankzegging, en in vers 19 de sleutel van het koningschap van God. “En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open, en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tem­pel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en don­derslagen en aardbeving en zware hagel”(vers 19).

Waar begint het? In de tempel. En Paulus zegt: De tempel Gods zijt gij. Het koningschap van God gaat beginnen vanuit de tempel, die opengaat en waar de ark, Jezus, zichtbaar wordt.

Waarom de gemeente zo belangrijk is

Daarom is de gemeente zo belangrijk. Want van daar­uit gaat God regeren. Daarom zien we ook dat de strijd zich gaat toespit­sen rondom de gemeente.

In Psalm 110 vinden we dit­zelfde principe terug. “De Here strekt van Sion uw machtige scepter uit: heers temidden van uw vij­anden” (Ps. 110:002). Dat is Gods plan voor de eind­tijd. God gaat de scepter hanteren, de heersersstaf. En waar? Vanuit Sion, de stad van de Heer.

Vandaar dat punt één op het programma van God is: dat de gemeente een plaats moet worden waar Hij regeert. Want als dat ge­beurt, dan kan God Zijn tweede punt realiseren: dan kan Hij vanuit die ge­meente Zijn koningschap gaan vestigen in hemel en op aarde. Daarom is het derde vers van Psalm 110 dan ook van beslissende betekenis: “Uw volk is een en al gewilligheid ten da­ge van uw heerban”(Ps. 110:003a).

De heerban is de oproep tot de oorlog. God zoekt een volk dat gewillig is om de strijd te leren.

Als wij bereidwillig zijn, gaat Hij onze handen oefe­nen tot de krijg. Dan gaat Hij zich betonen als de, Leidsman, de Aanvoerder, de Veldheer, die Zijn le­ger leidt tot overwinning.

Twee dingen zijn van be­lang om duidelijk te on­derkennen. God wil dat we het doel zien. Waar werkt Hij naar toe?

Het slotakkoord van het plan Gods

Bij de profeten komt het al tot uiting, wat het slotak­koord is van het plan Gods. Zacharia geeft het aan in zijn laatste hoofdstuk, als hij zegt: “En de Here zal koning worden over de gehe­le aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn en zijn naam de enige” (Zach. 14:09). Dat betekent: dan zijn alle machten overwon­nen. Dan is er nog maar één Koning. Want alle vijande­lijke koningen zijn te niet gedaan. De Naam van God, het karakter van God, zal dan de hele aarde beheer­sen.

Ook bij Obadja loopt het daarop uit, als hij zegt in zijn laatste vers: “Verlos­sers zullen de berg Sion bestijgen om over het ge­bergte van Ezau gericht té oefenen, en het koningschap zal zijn aan de Here”

(Obadja 1:21). Gods koningschap dat is het einddoel.

De weg naar dit doel

Maar het tweede wat we dui­delijk moeten zien, is: Wat is de weg naar dit doel? Waar is God vandaag mee be­zig? God maakt een volk klaar. In Sefanja 3 zegt de Heer het zo: “Zie, Ik zal te dien tijde afrekenen met al uw verdrukkers, maar Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen” (Sef. 03:19a).

De Heer is bezig een volk te verlossen, los te maken. Datgene wat hinkt, dat wil zeggen: ze zijn geremd, ze kunnen niet meekomen, ze hinken op twee gedachten. En datgene wat verstrooid is: ze zijn in balling­schap, in Babel, onder vreemde heerschappij.

God is bezig te verlossen en te verzamelen. Zodat daar een volk komt dat niet meer hinkt, maar dat uit de voeten kan. Een volk dat niet meer verstrooid is, maar dat op zijn plaats staat.

Daarom zitten we vandaag in een losmakingsproces. Daarom is er ook veel strijd, want losmaken gaat niet vanzelf. Maar het is wel de moeite waard. Want dat volk dat loskomt, los van het oude, aardse denken, dat gaat de berg Sion -bestij­gen, als verlossers. Zij zullen de schepping her­stellen en zo zal het koningschap zijn aan de Heer.

 

Gods plannen falen niet Getuigenis door W. T. Knoeff

Onzekerheid

Toen ik jaren geleden in Kampen aankwam om daar the­ologie te gaan studeren, wist ik niet wat er zoal aan veranderingen zich zou gaan voltrekken. De groot­ste verandering vond plaats met mijzelf.

In de begin fase van mijn studie dacht ik in ouderejaars studenten puur heili­gen te zien. Hoogleraren konden voor mijn gevoel plaats nemen in de rij van geloofshelden van Hebreeën 11. Maar ik ontnuchterde snel en werd een zoekende temid­den van zoekenden.

Dat heeft zeker een jaar geduurd, terwijl je als eerste/tweede jaars student theorieën op je afgevuurd krijgt, die bijvoorbeeld zeggen, dat het geloof in God slechts vaderprojectie is, etc. Daar stond dan geen enkel geloofsopbouwend college tegenover! In deze eerste twee studiejaren bleek bijna ieder zijn “richting” te gaan kiezen. Marxistische studiekringen waren toen mode en stonden in de belangstelling.

Opwekking

In die tijd ging Gods iets bijzonders doen in Kampen onder de studenten. Er kwam een opwekking bewerkt door Gods Geest, een herleving van het besef dat we een levende God mogen dienen in een levende omgang.

Al spoedig behoorde ook ik bij de groep en we gingen steeds meer ontdekken van de geestelijke mogelijkhe­den, die God zo graag wil geven. De tegenstelling tot de zuiver rationele (en soms rationalistische) mo­gelijkheden, die gegeven werden door de theologie was groot. De confrontatie was soms hard en moeilijk.

We zagen zo nu en dan een enkeling van onze groep af­vallen. Eén ding bleek steeds weer onmisbaar: Je hebt elkaar nodig als groep. Toch was ik ervan overtuigd mijn studie af te moeten maken.

Geestelijke groei

Die tijd was er één van grote groei. Enerzijds hoorde je vele geloofs-af- brekende volzinnen over je komen, anderzijds ontdekte je in Gods Woord steeds meer heerlijkheden, die in de praktijk van het dage­lijkse leven gingen functi­oneren .

Het was in die tijd, dat je juist in een sfeer van flinke tegenstand, geeste­lijk ging groeien. Dat moest ook wel, de andere mogelijkheid was: ten onder gaan.

De vraag of wij nog wel een plaatsje in de gereformeer­de kerk zouden kunnen vin­den kwam evenwel ook steeds meer aan de orde. Wij zagen wel enkele mogelijkheden, maar ook vele schaduwzij­den .

Deze vraag werd des te moeilijker, naar mate het steeds duidelijker werd dat de Bijbelse weg die is van de volwassen doop. Erg groot was de blijdschap op de dag dat ik gedoopt werd door onderdompeling.

Maar de toekomst binnen de kerk kwam daardoor sterk op de tocht te staan. Ik vreesde het ergste. Toch had ik diep in mij het ge­loof dat God een weg zou o- penen, ook al sloot zich het één en ander. Als ik in die tijd het koortje: “Gods weg is de beste”, zong, dan deed ik dat wel van harte met voor en na afloop een diepe zucht.

Slagboom

Na verloop van enige tijd vormde ik met nog twee an­dere studenten uit Kampen een groepje, die alle drie volwassen gedoopt waren, en nu zochten naar een plaatsje in Gods Koninkrijk nu optimaal te kunnen functioneren.

Wat de kerk betreft kwam toen eerst de affaire over het preekconsent. Een ieder die in de kerk wil voorgaan in de dienst, heeft daar­voor namelijk een officiële toestemming nodig. Wat dat betreft voelden we enige nattigheid. Toen we met de desbetreffende hoogleraar hierover spraken, kwam er al snel uit zijn mond: “He­ren, daar zou ik maar niet op rekenen”. Het was alsof de bliksem bij ons insloeg. We hadden jaren gestudeerd en inde loop der tijd eni­ge inzichten gekregen, hoe wit het in de kerk- zouden willen gaan aanpakken en nu viel er meteen een slagboom dwars over die weg. Toch had God Zijn leiding in al deze dingen, hoewel wij er weinig van bespeur­den .

Wij moesten dus op zoek naar andere wegen, maar welke? Een dag later bleek de synode van de gerefor­meerde kerken het besluit te nemen dat een ieder die niet gelooft dat de Kinderdoop een van God gegeven ” ordening is, geen enkel kerkelijk ambt meer mag be­kleden. Dat deed de deur voor ons helemaal dicht en we besloten hiertegen krachtig te protesteren.

Dit was tenslotte duidelijk een on-Bijbels besluit en de kerk groef daarmee zijn ei­gen graf. We besloten een open brief aan de synode te schrijven, die we even­eens in de kranten lieten publiceren. We hadden wei­nig meer te verliezen. Van de kant van de synode le­verde ons dat een korzelige brief op, maar als bijeffect gingen er toch wat nieuwe deuren open en kwa­men er andere contacten.

Bijbels principe

In die tijd hield ik mij vast aan het Bijbelse prin­cipe dat beschreven staat in Hand. 16:06-10, waar staat dat Paulus door diverse landstreken in Klein-Azië probeerde te trekken, ook op zoek naar de leiding van de Heer. Tweemaal is er sprake van in dat gedeelte dat Gods Geest het hen niet toeliet het woord te spre­ken. Er kwam kennelijk geen responsie op zijn predi­king, er kwam geen mens tot geloof. Een keer ging de reis naar het noorden en een keer naar het zuiden, maar Paulus moest beide ke­ren naar -zijn beginpunt te­rugkeren. Op de derde po­ging van Paulus zegende de Heer kennelijk wel, en dat was de weg naar het- westen, naar Troas. Daar aangekomen kreeg hij het bekende ge­zicht van een Macedonisch man, die hem toeriep: “Steek over naar Macedonië en help ons”. Dat moet voor Paulus als een bevestiging geweest zijn dat hij op de goede weg zat.

De conclusie, die mijn vrouw en ik uit dit gedeel­te trokken was, dat wij op zoek moesten gaan, het één en ander moesten proberen en nauwkeurig opletten of Gods Geest het toeliet om verder te gaan of niet.

In die dagen trokken wij er dan ook flink op uit. Be­halve in Nederland kregen wij ook al spoedig kontak­ten in België en Luxemburg. Uit het één groeide het an­der. Maar al deze wegen werden afgesloten. Wij heb­ben honderden kilometers gereden, op zoek naar iets waarvan God zou zeggen: dit is het. Maar we vonden het niet en voelden ons bij tijd en wijle hopeloos en vergeten. Er zijn momenten geweest dat we op een dood spoor dachten te zitten.

Toch had God in dit alles al lang de leiding genomen. In die dagen waren er al enige pinkstergemeenten waar ik zo nu en dan met veel vreugde een spreekbeurt mocht vervullen. Dit was één van de deuren die open was gegaan. Toch zag ik mijzelf echt niet in Pinksteren gaan. Maar op de één of andere wonderlijke ma­nier, voelde ik me er wel thuis.

Steeds meer kwam ik er ook achter, dat, hoewel je met nog twee andere studenten optrekt, je toch alleen je weg met de Heer moet zoe­ken. Dat kost ongelooflijk veel moeite, temeer daar je niet alleen al zoekende van de kerkelijke richting ver­andert, maar het gaat ook om je dagelijks werk: Ter­wijl alles onzeker voor ons was, had God echter onze plaats allang vastgesteld. Wij moesten alleen geduld hebben. Hoe moeilijk is dat soms! Het was een tijd van volharding.

Gods plan

Op een gegeven moment groeide er echter wat vas­tere kontakten met een pinkstergemeente in het westen en wij meenden daar onze roeping te zien. Het spijt mij voor deze gemeen­te dat wij uiteindelijk niet bij hen gekomen zijn, maar God gebruikte hen op dat moment om ons vast te houden en niet te laten af­dwalen op wegen naar links en rechts. Dat gevaar was groot in die moeilijke tijd; er werd stevig aan ons getrokken op velerlei manieren.

Een forse tegenslag moesten wij nog incasseren, ik zak­te voor mijn doctoraal exa­men. Dat is zeer ongebrui­kelijk en is voor zover ik weet zo goed als nooit gebeurd. Zowel ik achter mijn boeken als mijn vrouw ach­ter de typemachine zagen dat we drie maanden lang bijna voor niets hadden ge­werkt. Wij bespeurden niet dat de Heer bezig was, we zaten alleen maar in de put. De drie extra maanden die nodig waren, om een nieuw doctoraalscriptie te schrijven, gebruikte God om Zijn glorieuze weg voor ons te gaan openen.

In die tijd riep de Heer Br. J. W. van Petegem en zijn vrouw om van de pinkstergemeente te Zwaagwesteinde te gaan naar de Stadiongemeente te Amsterdam. Een nieuwe taak wacht daar voor hen.

Tevens wees God op duide­lijke wijze mijn vrouw en mij aan als hun opvolgers in hun zegenrijke, levende gemeente in Noordoost Friesland. Ik was er nog maar twee maal geweest met een prediking, toen het voor allen al volkomen dui­delijk was, dat dit de rechte weg was. Dit was be­slist geen mensenwerk, dit was Gods leiding.

Achteraf blijken vele kleine dingen in dit plan van God te passen. Ook tij­dens ons zoeken en probe­ren bleek de Heer al de leiding te hebben gehad en was al bezig deze weg te openen. Op het moment zelf zagen wij het absoluut niet. Nu kunnen we van gan­ser harte zeggen: Zijn plannen falen niet! We gaan met grote blijdschap.