Levend Geloof 1979.07-08 nr. 195

Vertrouwen door Gert Jan Doornink

“Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis” (Hand. 16:31).

Wat is vertrouwen?

Wanneer Paulus en Silas tot de gevangenbewaar­der van Filippi zeggen: “Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en u zult behouden worden”, als antwoord op zijn vraag: “Wat moet ik doen om behouden te worden”, lezen wij in Hand. 16:33-34 hoe deze gevangenbewaarder met zijn gehele gezin tot geloof komt. Ze laten zich dopen en zijn zo blij dat zij tot geloof gekomen zijn dat zij een feestmaaltijd aanrichten.

Het is een bekende geschiedenis, die ons ver­plaatst naar de eerste tijd van het christen­dom. Deze eerste tijd was een geweldige tijd. Met grote volmacht en onder de zalving van de Heilige Geest werd het Woord van God gebracht en had wonderbare uitwerking. Velen werden be­vrijd uit satans macht en kwamen tot het echte geloof in Jezus Christus. Het was ook een tijd van vervolging en verdrukking, maar de mensen die de Here Jezus gingen volgen, waren bereid de volle prijs te betalen, die het volgen van Jezus inhield.

Nu moeten we oppassen dat we de eerste tijd van het christendom teveel gaan romantiseren, met de gedachte: “Was het nu ook maar zo…”, want dan zien wij over het hoofd, dat God niet veranderd is. Door Gods Geest gaan velen in onze dagen de ogen weer open voor het oor­spronkelijke, echte christendom. Jacobus spreekt over de “vroege en de-late regen”. Zoals de Handelingentijd genoemd kan worden, de tijd van de vroege regen, leven wij nu in de

tijd van de late regen.

Vele waarheden uit Gods Woord worden in onze dagen herontdekt. Eén van deze waarheden is ongetwijfeld het feit dat “behouden worden” veel meer inhoudt dan alleen maar “weten dat we de eeuwigheid met Jezus door mogen brengen” Eeuwenlang is de prediking van velen daarop ge­richt geweest, zonder onder ogen te zien dat we geroepen zijn om in ons dagelijks leven door woord en daad van onze behoudenis te ge­tuigen.

Het vertrouwen dat we eens, stelden in de Here Jezus, toen wij tot geloof kwamen, moet daarom een dagelijks vertrouwen zijn. Vertrouwen is geloof dat zich uit in een dagelijkse gemeen­schap met Jezus. Vertrouwen is het nieuwe leven van Jezus ervaren en beleven. Vertrouwen is niet beheerst worden door het vlees, het ou­de leven, maar door de Heilige Geest en het Woord van God. Vertrouwen is niet de natuurlij­ke weg bewandelen, maar de geestelijke weg, want ook al staan wij in de werkelijkheid van het leven, onze plaats is een geestelijke plaats en onze strijd is een geestelijke strijd.

Als we dit niet inzien komt er van een dagelijks vertrouwen niets terecht, want vertrouwen gaat niet automatisch, het moet “geleerd” wor­den. En dan bedoelen we uiteraard niet het le­ren uit een boekje. Alleen het Boek is onze Richtsnoer en alleen de Heilige Geest leert ons hoe vertrouwen gaat functioneren. Het moet een vast onderdeel van ons geloofsleven zijn.

Verkeerd gericht vertrouwen

Maar al te veel christenen hebben een verkeerd gericht vertrouwen, waartegen de Bijbel uit­drukkelijk waarschuwt. Zo zegt Paulus in 2 Kor. 01:09 dat wij niet op onszelf ons vertrouwen moe­ten stellen. Als het ons voor de wind gaat, zijn we daartoe maar al te gauw geneigd. Spr. 03:05-06 zegt echter: “Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken”. Is ons eigen inzicht dan ver­keerd? Niet als het in overeenstemming is met Gods wil, anders wel. Daarom is het ook zo be­langrijk Hem werkelijk te leren kennen uit Zijn Woord, opdat Hij “onze paden recht zal maken”.

Een andere waarschuwing van Paulus vinden we in Filip. 03:03-04, waar hij zegt niet op vlees te vertrouwen. Ook dat is belangrijk. Hoe dikwijls zijn we geneigd te rade te gaan met vlees en bloed, terwijl God wil dat we het alleen van Hem zullen verwachten.

Een waarschuwing waar we als eindtijd-christenen ook veel mee te maken hebben vinden we in 1 Joh. 04:01, waar staat dat we niet iedere geest moeten vertrouwen, maar de geesten moeten be­proeven of ze uit God zijn, omdat er vele valse profeten in de wereld zijn uitgegaan.

Het is dus zeer belangrijk dat ons vertrouwen voortdurend gericht is op Jezus, want wie een verkeerd gericht vertrouwen heeft, bedriegt zichzelf, omdat het hem plaatst buiten de ge­meenschap met God. Dan worden we een speelbal van de duivel, die er een behagen in heeft, als ons vertrouwen gericht is op de omstandig­heden, op de dingen van deze wereld, die geen blijvende waarde hebben.

Als ons vertrouwen verkeerd gericht is, blijven wij geestelijk onvolwassen en zijn wij ook geen werkelijke getuigen van Christus. Laat iedereen zich afvragen: Waarop is mijn vertrouwen ge­richt? Is er ook een dagelijks vertrouwen, zo­als dat er was toen ik een kind van God werd? Gods Woord zegt: “Stel uw vertrouwen op de He­re Jezus”.

Vertrouwen in moeilijke omstandigheden

Maar, zal iemand opmerken, het is allemaal zo gemakkelijk gezegd. Maar wat doen wij als de omstandigheden tegen zijn? Als ons geloof op de proef gesteld wordt? Raken we dan ons ver­trouwen kwijt? Of wordt het juist hechter en heeft het als het ware een getuigenis in zich? Want als anderen aan ons bemerken dat wij een volhardend vertrouwen hebben, wordt hun geloof er door gestimuleerd en bevorderd.

De Bijbel zit vol voorbeelden van gelovigen met een volhardend vertrouwen. Als we alleen reeds denken aan Paulus. Hij was een martelaar ter- wille van het evangelie. Maar dwars door alles heen kende hij een rotsvast vertrouwen in de levende God, die Hem eens zo machtig bevrijd had uit de klauwen van de duivel. Hij zou er niet over piekeren ook maar één stap terug te doen op de weg van geloof en vertrouwen.

Vanuit de gevangenis schreef hij aan Timótheüs: “Om die reden draag ik ook dit lijden en ik schaam mij daarvoor niet, want ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben er­van overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag”(2 Tim. 01:12). En in Filip. 01:14 schrijft hij: “Het merendeel der broeders in de Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken”. Het blijvend vertrouwen wat Pau­lus had toen hij in de gevangenis was, beteken­de voor de anderen inspiratie voor hun geloofs­leven. Zoals ook vandaag de gelovigen achter het ijzeren gordijn, die terwille van het evan­gelie in de gevangenis zijn, een beschamend voorbeeld zijn, voor ons gelovigen in de wel­vaartsmaatschappij .

Laten we toch goed bedenken, dat juist als al­les tegen zit, God juist Zijn beloften waar kan maken. Want Hij laat ons nooit in de steek, als wij maar op Hem blijven vertrouwen. Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een Hel­per, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?”(Heb. 13:05-06). Is dat ook uw getuigenis?

Vertrouwen in deze tijd

Als we al deze teksten uit de Bijbel zo lezen, ontdekken we hoe belangrijk vertrouwen is, en dat geldt zeer zeker voor ons eindtijd-gelovigen Want vertrouwen is één van de heerlijkste woorden in de Bijbel, maar ook één van de meest “beschadigde” woorden van onze tijd. Hoe heeft de duivel juist met zijn vurige pijlen het woord ‘vertrouwen” aangetast. Het vertrouwen tussen man en vrouw, tussen kind en ouders is bij zeer velen uit elkaar gerukt en vernield.

Nu heeft de echte Gemeente van Jezus Christus daarop het antwoord. Dat antwoord is: Jezus Christus. Maar dat mag geen holle kreet of een goedkope uitdrukking zijn! Alleen als ons ver­trouwen en geloof in Jezus goed is, als Jezus in ons gestalte heeft aangenomen, is Hij het werkelijke Antwoord!

Als wij de nood zien, kan ons dat met bewogen­heid vervullen. Maar bewogenheid alleen is niet voldoende. Dat heeft de wereld ook nog wel. Bewogenheid is de gevoelskant, die hoeven we niet uit te schakelen, maar een kind van God moet meer bezitten. Er moet ook geloof en ver­trouwen zijn!

In de relatie tussen een gelovige en God (en ook tussen een gelovige en zijn medemens), neemt vertrouwen een sleutelpositie in. Zonder vertrouwen is er geen contact, geen gemeen­schap, en kan God zich niet openbaren.

D dat het vertrouwen tussen ons en God goed is. Er mag niets in de weg staan. Misschien moet u nog dingen afleggen, misschien moet u nog bevrijd worden van bepaalde gebondenheden. Een ieder onderzoeke zichzelf.        

Het vertrouwen tussen ons en God moet optimaal functioneren. Weet u dat wij Gods vertrouwelin­gen zijn? Een vertrouweling is iemand aan wie men zijn geheimen toevertrouwd. Dat doet men niet aan de eerste de beste. We moeten eerst iemand goed kennen, willen we hem of haar be­kend maken met onze intieme dingen. God wil ook ons in vertrouwen nemen. Laten we Hem niet be­schamen, door ook van onze kant een volkomen vertrouwen in Hem te openbaren.

Want als het verticale vertrouwen goed is, heeft het horizontale uitwerking. Tot onze me­debroeders en zusters, maar ook tot de wereld. En dat is van het allergrootste belang in deze tijd. Want de Heer wil ons zo graag allemaal gebruiken in de komende tijd, om het te proclameren aan een ondergaande wereld: “Stel uw ver­trouwen op de Here Jezus, en u zult behouden worden”!

 

 

De rust voor het volk van God door H. J. Glasbergen

De werkelijke rust

Miljoenen mensen hebben weer van een welverdiende vakantie genoten. Velen van hen hebben echter duizenden ki­lometers afgelegd met een enorme haast, dikwijls in een kramp en zijn dodelijk vermoeid thuis gekomen…. Vakantie? Rust? Als de mens niet tot Jezus komt, ont­vangt hij niet de werkelijke rust. Al zou hij nog zo lang vakantie vieren, al zou hij de hele wereld doortrekken.

De Bijbel spreekt van de echte rust voor het volk van God, dat tot Zijn rust is ingegaan. Dit volk rust in Zijn beloften, die “ja en amen” zijn. Verzekerd door de Heilige Geest, wedergeboren uit water en geest, weten zij zich gekocht en betaald door het bloed van Jezus

Christus. Zij zijn vrijge­maakt van de machten der hel, niet alleen gereinigd, maar ook verlost van de zon­den en alle vreemde smetten. Zij zijn nieuwe scheppingen, geroepen om te heersen over de machten der duisternis.

Zoals God Kaïn leerde en Je­zus Zijn discipelen onder­wees, mogen ook wij in de kracht van de Heilige Geest, de vijand terugwijzen in de hemelse gewesten. Alleen zij die in gemeenschap met Jezus Christus leven, door de Hei­lige Geest, in volkomen ge­hoorzaamheid, kunnen in deze tijd nog staande blijven. Wij worden overspoeld met vreemde góden en afgoden, die ons christelijk land uithollen en volkomen mach­teloos maken, mede door de blindheid van de geestelij­ke leiders. Een christendom wat niet van Christus is, wordt de mensen geleerd, als Gods wil. Verdraagzaamheid » en tolerantie is de dooddoe­ner om hun onmacht te ver­bergen. Een kleurloosheid die ontstellend is, getuigt dat zij niet tot de rust van God zijn ingegaan. Is het christendom een overle­den zaak? Gelukkig zijn er ook nog levende gelovigen. De stromen van levend water die Jezus beloofd heeft aan ieder die hongerig en dors­tig tot Hem komt, stroomt door hen heen. Zij zijn “in beweging” maar vanuit de ware rust die zij in Jezus Christus hebben gevonden.

Jezus leert ons wat de wer­kelijke rust, die God geeft, inhoudt. Als Hij op de sabbat door de korenvel­den loopt, aren plukt en graankorrels eet, is daar geen haast en geen kramp, ondanks de beschuldigingen van de Farizeeën. Even tevoren had Hij gesproken: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vin­den voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht”(Matt. 11:28-30). Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw hart niet!

Ook wij zijn wel eens dode­lijk vermoeid, maar wij we­ten dat bij Hem de rust en de waarheid is, “Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot Zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust geko­men van zijn werken, even­als God van de zijne” (Heb. 04:09-10). Onze werken zullen moeten bewijzen dat Gods werken volmaakt zijn. Want de ganse volheid is ons geschonken in Jezus Christus.

Discipelen van Jezus Christus

“Gij zult Mijn getuigen zijn tot aan het einde der aar­de”. “Maakt allen tot Mijn discipelen, en leert hen on­derhouden, wat Ik u bevolen heb”. Bevelen van God, maar volkomen vergeten door de kerk. Het zijn opdrachten van Hem, die zich openbaarde in wonderen en tekenen. Het getuigenis van Jezus Chris­tus werkt ook nu nog even feilloos. Het is niet ver­ouderd, maar levend en krachtig.

Waarom moeten de zonen Gods openbaar worden? Om de zuch­tende schepping, de geknech­te mens, die zucht in de ge­vangenis en gebonden is in ketenen, in de vrijheid te stellen en uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren. (Jes. 61:01-06). Men zal hen noemen: terebinten der gerechtigheid, een plan­ting des Heren, tot Zijn verheerlijking. Zij zijn de priesters en dienaars van de allerhoogste God. Duizenden mensen zijn dagelijks rondom ons, met een lege ziel. Zij vragen ons – ook u – waar is die God van jullie?

Wij hebben een boodschap, vol van kracht, en vol van Gods heerlijkheid. De Heili­ge Geest, die in ons woont, is de kracht Gods, die in Jezus was. Duizenden mensen, in en buiten de kerken, hon­geren en dorsten nog naar gerechtigheid. Vele talenten zijn nog verborgen en begra­ven, omdat er geen wegwij­zers zijn. Laten wij bidden om open deuren voor het vol­le evangelie, wat ons volk nog kan redden van een tota­le ondergang en uit de bo­demloze put kan halen. Laten we ons niet schamen voor het evangelie van Jezus Christus want Hij zal zich waarmaken en staat achter onze woor­den. De aangerande en be­schadigde jeugd, die zich in de steek gelaten voelt, heeft nog een toekomst in Jezus Christus. Er is geen andere weg en geen andere Naam aan de mensen gegeven dan Hij, die zegt: “Ik ben de weg, ik ben de waarheid, Ik ben het leven”. Buiten Hem is de eeuwige dood. Met Hem is het leven een feest en overwinning.

Kies dan heden

Gods wil is een vrijgekocht volk, die een bewuste keuze heeft gemaakt om het Lam te volgen. Kies dan heden, wie u dienen zult….!

De discipelen zeggen tegen Jezus: Wij hebben alles prijsgegeven en zijn u gevolgd. Deze elf waren uit­gegroeid tot 120 mensen, die een bewuste keus hadden gemaakt. Zij wisten wat hun te wachten stond, deze we­dergeboren kinderen Gods. Zij wilden tot zonen op­groeien en waren bereid de prijs te betalen. Wij zijn ook niet wat wij zeggen, dat wij zijn, maar wat God zegt dat wij zijn. Ook hier geldt: aan de vruchten zult gij hen kennen. De 120 brachten goede vruchten op, door hun getuigenis en door hun werken. Het volle evan­gelie bestaat ook niet in woorden, maar in kracht.

Gods liefde gaat nog steeds uit naar die ene mens, die Hem zoekt, en die wij op een recht spoor mogen zet­ten. Hij is een goede God voor Zijn kinderen, maar ook vol van genade en erbarming voor hen die Hem zoeken en allen die nog buiten staan.

Enkele uitspraken van Salomo kunnen ons helpen om zielen te winnen voor Jezus Christus: Wie wijs is wint harten. De vreze des Heren vermeerdert de dagen. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken. Wie gerechtigheid en liefde najaagt, vindt leven, ge­rechtigheid en eer. Hij wordt een boom des levens, voor wie haar aangrijpen. Dat liefde en trouw u niet

verlaten; bind ze om uw hals en schrijf ze op de tafel van uw hart.

Wees een zegen voor anderen en God zal u zegenen. Gods rust, wijsheid en liefde, zullen overvloedig uw deel zijn en Zijn Geest zal u leiden. En wie roemt, roeme in de Here. Want wij hebben besloten, niets anders meer te willen weten, dan Jezus Christus en die gekruisigd.

 

Als geloof ontbreekt…… door Gert Jan Doornink

Als geloof ontbreekt stellen wij onze deuren open voor de vijand, die er als de kippen bij is om het vacuüm wat er dan is in ons leven te vullen met zijn negatieve invloed.

Niet voor niets waarschuwt Paulus, in één van zijn brie­ven de duivel geen voet te geven. Hij is er altijd op uit het geloof” bij een kind van God uit te schakelen of op een laag pitje te zetten.

We zijn gewaarschuwd! En het spreekwoord zegt: Een ge­waarschuwd man geldt voor twee! Waar geloof functio­neert is geen plaats voor het werk van de duivel. Het zaad van vrees, twijfel, zonde en ziekte, behoort in het hart van de waarachtige gelovige geen kans te krijgen te ontkiemen.

Daarom behoort ook onze gedachtewereld gevrijwaard te blijven van de invloeden uit het rijk der duisternis. Paulus zegt: indien gij dan met Christus opgewekt zijt zoekt de dingen die boven zijn (Kol. 03:01-02). Waar een levend, werkzaam geloof aanwezig is, zijn positieve resultaten. Dat wil zeggen, daar is overwinning daar wijken de hindernissen die de vijand opwerpt daar komt Gods kracht en heerlijkheid tot openbaring. Kan de levende Heer dat echte geloof bij u en mij vinden?

 

Van maand tot maand nr. 195 door Gert Jan Doornink

Van verlegenheid naar vrijmoedigheid

Verlegenheid is een euvel waar zeer veel mensen mee kampen. In het enkele maan­den geleden verschenen boek over dit onderwerp, van de Amerikaanse schrijver Zimbardo, wordt er uitgebreid op ingegaan en ook talrijke suggesties en raadgevingen aan de hand gedaan hoe ver­legenheid te overwinnen. Zoals zo dikwijls met deze psychologisch en semi-psychologisch gerichte boeken wordt aan de oplossing van het probleem verlegenheid geheel voorbijgegaan. De werkelijke oplossing is na­melijk te vinden in het aanvaarden van Jezus Chris­tus als Redder en Levens- vernieuwer. Zodra Hij wo­ning maakt in het hart van de mens, verdwijnt ook de verlegenheid.

Belangrijk is daarbij wel dat het nieuwe leven, wat de mens die Jezus heeft aanvaard ontvangt, ook tot ontplooiing komt. Verlegen­heid hoort thuis in het ou­de, door satan beheerste, leven van dp mens. Als het nieuwe, door Christus be­heerste, leven tot groei en wasdom kan komen, is verle­genheid een overwonnen hin­dernis. De talrijke bescha­digingen die de satan in het leven van de onwederge­boren mens heeft aangericht verdwijnen als Christus Zijn grote herstelwerk be­gint. Maar Hij vraagt daar­bij wel gehoorzaamheid. An­ders blijft een kind van God steken in de verdere groei naar het zoonschap.

Vrijmoedigheid komt in de plaats van verlegenheid. Zij ontvangt een ruime ver­gelding (beloning) zegt Hebr.10:3B. Deze belofte wordt echter voorafgegaan door de waarschuwing, de vrijmoedigheid niet (weer) prijs te geven.

Jezus redt en geneest!

Een bekende leus van de pinksterbeweging, is ongetwijfeld de uitdrukking Jezus redt en geneest. Het is geen goedkope uitspraak, zoals hier en daar wel eens wordt gesuggereerd, al is ze Misschien wel eens te gemakkelijk gebruikt. Maar het is 100% bijbels verantwoord en waar dat Jezus niet alleen de ziel wil redden, maar ook het lichaam wil genezen. Deze prediking is een onderdeel van de kern inhoud van de boodschap van het volle evangelie, zoals deze in onze dagen weer op grote schaal verkondigd wordt. Nu de drie grote campagnes, waarin evangelist Hans Koornstra dit thema centraal stelt, zijn begonnen, is het goed even stil te staan bij de noodzaak en het belang dat deze boodschap met gezag en autoriteit wordt uitgedragen. Toen in de vijftiger jaren Osborn, Zaiss, en anderen Nederland en België voor het eerst weer op grote schaal confronteren met dit oorspronkelijke evan­gelie,-had deze boodschap een geweldige uitwerking, die doorgaat tot op de dag van vandaag. Na de opwekkingsgolf ontstonden op ve­le plaatsen nieuwe gemeen­ten en groepen. Een ontwik­keling die ook nog steeds doorgaat. Al is helaas lang niet iedere groep en ge­meente positief vol-evangelisch ingesteld. Maar laten we niet te lang stilstaan op wat sommigen nalaten, maar zelf gehoorzaam zijn aan de grote opdracht.

Daarom is het belangrijk om in de komende tijd positief en biddend achter de Hans Koornstra-campagnes te staan.

Hans Koornstra is een even­wichtig en betrouwbaar evangelist, (we schreven reeds eerder over hem), die zijn sporen op het gebied van evangelieverkondiging reeds lang heeft verdiend.

Nu zegt de Bijbel dat “noch wie plant, noch wie begiet, iets betekent, maar Hij die de wasdom geeft”(1 Kor. 03:07) maar dat betekent daarom nog niet dat we niet dank­baar moeten zijn, dat de Heer ook in onze tijd men­sen bereid vindt om dit oorspronkelijke evangelie uit te dragen. Laten we bidden en geloven dat voor­al veel onbekeerde mensen, tijdens de campagnes, Jezus leren kennen als de Verlos­ser naar geest, ziel en li­chaam.

“In de gehele wereld…! “

Telkens weer worden wij er bij bepaald hoe de woorden van Jezus in Matt. 24:14 in onze dagen in vervul­ling gaan. Als Jezus zegt: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehe­le wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn”, betekent dit dat overal het echte, volle evangelie, zo­als Hij dat zelf bracht, verkondigd behoort te wor­den. Het is niet het “evangelie” zoals dat door het “officiële” maar ver­waterde naam-christendom wordt uitgedragen, maar het “oorspronkelijke” en door de levende Heer be­doelde evangelie, wat vaak geen officiële erkenning geniet, maar, ondanks ver­volging en bespotting, toch overal doordringt.

In deze vakantietijd werden wij daar nog eens weer bij bepaald. We waren in Fuengirola in Zuid-Spanje. In de receptie van ons appar­tement hing de aankondi­ging van een.: Nederlandse kerkdienst, waar we zondags naar toe zijn geweest, de dominee had gelukkig een positieve prediking. Twee dagen later kwamen we ’s avonds, op één van onze wandelingen, “toevallig” door een achterafstraatje, waar we plotseling een zaaltje ontdekten vol men­sen en een prediker die vol vuur de boodschap door­gaf. Zoals Petrus op de Pinksterdag konden we zeg­gen: “Dit is het!”. Temid­den van de duizenden toe­risten ook hier een plaats waar het volle evangelie werd gebracht!

Vorig jaar, toen wij in De­nemarken waren, hadden wij een soortgelijke ervaring. Wij waren in Svendborg, een middelgrote stad op het ei­land Fünen. Bij de recep­tie van het appartementen­hotel waar wij waren, wist men niets van het bestaan van een volle evangelie- of pinkstergemeente af.

Bij de V.V.V. geïnformeerd, in eerste instantie ook niet, al gaf men ons na enig zoeken en praten, een adres van een gemeente die wij mogelijk bedoelden. En inderdaad. Via een platte­grond vonden wij opnieuw een plaats waar het volle evangelie werd verkondigd.

Het was de “Tabor”- pink­stergemeente. Hen had nog niet zo lang geleden een r nieuwe eigen kapel geopend en we voelden ons ’s zon­dags volkomen thuis bij onze Deense broeders en zusters. De volgende dag ontmoeten we op straat nog één van de voorgangers/ oudsten en opnieuw beleef­den wij de “gemeenschap der heiligen”. Hoe waar zijn de woorden van Jezus dat in de gehele wereld dit evangelie doordringt!

Na de vakanties…

Nu voor de meesten de vakanties voorbij zijn en wij ook als Gemeente van Jezus Christus als het ware een “nieuwe werkperiode” in­gaan, is het goed om even een “tussentijdse balans” op te maken. Nu zegt de Bijbel dat “niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen ach­ter hem ligt, geschikt is voor het Koninkrijk Gods” (Luc. 09:62). Natuurlijk moe­ten we leren uit de fouten van het verleden en dank­baar zijn voor de zegenin­gen die achter ons liggen. Maar “geschikt zijn voor het Koninkrijk Gods”, bete­kent dus in de eerste plaats vooruitzien. En waar zullen we bij het vooruit­zien anders op letten dan op Jezus Christus, Hij die ons in alles is ‘voorge­gaan en die, zoals 1 Petrus 2 zegt, ons voorbeeld is? Laten wij in de komende tijd, bij al het werk wat wij in Zijn dienst mogen doen, voor ogen houden dat God wil dat het beeld van Zijn Zoon in ons ten volle zichtbaar zal worden. En laten wij “afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wed­loop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder des geloofs” (Heb. 12:01-02)

 

De dageraad komt door Nico Goverts

De overgang van nacht naar dag

Wanneer de Bijbel spreekt over nacht en dag, dan heeft dit vaak een diepere betekenis. De psalmist bij­voorbeeld heeft het over de verschrikking van de nacht, j de pest die in het duister rondwaart. Jes.34 spreekt zelfs over het nachtspook dat een rustplaats vindt. Daartegenover lezen we: “Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe”(1 Thess. 05:05b, en we horen over de dag die gaat komen, over de dag van Christus, de dag van de Zoon des mensen.

De kernvraag is dan echter: hoe gaat dat gebeuren? Want er moet dus op de een of andere wijze een overgang plaats vinden. De nacht moet plaats maken voor de dag.

De nacht moet tot een einde komen. Maar hoe gaat dat in zijn werk? We weten: God werkt niet bij toverslag. Ook in de schepping ge­schiedt dat aanbreken van de dag volgens vaste principes. En daarom is de vraag voor de gemeente in deze eind­tijd: hoe zal de dag aanbre­ken? We weten dat het zal gebeuren. Maar God wil ons de achtergrond en de weg daartoe laten zien.

In Psalm 136 lezen we hoe God de grote lichten maak­te, als een openbaring van Zijn goedertierenheid, dus van Zijn wezen. Zijn wezen is immers licht. En dan staat er in Ps. 136:008a: “de zon tot heerschappij over de dag”, en in Ps. 136:009a: “de maan en de sterren tot heerschap­pij over de nacht”. Daar zien we dat het te maken heeft met heerschappij. De vraag is: wie heeft de macht? En wie komt er aan de macht? God stelt heersers aan in de hemel.

Dat is het algemene uit­gangspunt. Maar nu gaan we het speciaal toespitsen op de overgang van nacht naar dag. Er zijn diverse Bijbelgedeelten die ons daarover inlichten. Een eerste voor­beeld is het leven van Jakob. In zijn geschiedenis vinden we een heel duidelij­ke overgang. En dan komt de vraag: hoe wordt een Jakob een Israël? In Gen. 32:22 lezen we: “Toen stond hij in die nacht op”. Toen was het nog Jakob. En het was nacht. Maar hij staat op. En dan zegt Gen. 32:24; “En een man worstelde met hem, tot­dat de dag aanbrak”. Daar komt de overgang. Want dan vervolgt Gen. 32:26: “Toen zei hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen.

De dageraad in het leven van Jacob

Nu gaat het gebeuren. Jakob wordt Israël, strijder Gods. De nacht gaat over in de dag. En hoe gebeurt het? Via een worsteling. Die worste­ling gaat door tot een be­paald punt. Er is een doel. Namelijk tot het aanbreken van de dageraad. Want dan zien we in Gen. 32:31: “En de zon ging over hem op, toen hij door Pniël getrokken was”. Dan gaaf de zon op. Over hem of voor hem. Over de worste­laar, over de strijder gaat de zon op. Jesaja zegt: Over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. Toen Jakob worstelde, deed hij dat in zijn mannelijke kracht (zie Hos. 12:04). Dat was zijn mannelijke rijpheid. We zien hier: strijders Gods berei­den de dageraad voor.

Een tweede voorbeeld treffen we aan in Psalm 46. Het gaat daar over het wankelen van de aarde en de bergen, over het bruisen en schuimen der wateren. Nu vinden we deze situatie terug in Hebreeën 12, waar ook beschreven wordt een verandering der wankele dingen, en dan blijft alleen datgene over wat onwankel­baar is (zie Heb. 12:27). Ook de genoemde psalm tekent temid­den van de geestelijke we­reld, die geheel en al in beroering komt, iets wat overeind blijft. En wat is dat? Een stad. De stad Gods. God is in haar midden, zij zal niet wankelen (vs.6).

Het geheim van de stad Gods

Dan lezen we in dat verband een opvallende uitspraak: God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.

Letterlijk staat er: de morgenwende. Dat is dus het keerpunt. De wending in het hele gebeuren. En waar breekt die morgen aan? In de stad van de Heer?.

Die stad heeft duidelijk een sleutelpositie. En wat is het geheim van deze stad?

Zij weet: De Here der heer­scharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob (vs.8). Dezelfde God die de zon deed opgaan over Jakob, doet de dag aanlich­ten over de stad des Heren. Het is de stad die steunt op God alleen en die stand houdt temidden van alle geestelijk tumult in de eindtijd. Daar gaat de mor­gen komen.

We zien: de morgen is de o- verwinning van het licht. De morgen is het moment van de openbaring Gods. Als de discipelen worstelen in de storm op het meer, dan ver— schijnt Jezus aan hen, wan­delend op het water. Wan­neer? In de vierde nachtwa­ke. Dat is vlak voor de da­geraad. Dan wordt Hij ge­zien en ze erkennen: “Waar­lijk, Gij zijt Gods Zoon”. (Matt. 14:33). Dan wordt Hij openbaar als de Zoon van God. Zo zal het ook zijn met de zonen Gods die open­baar gaan worden. Als het volk Israël door de Rode zee trekt en de Egyptenaren achtervolgen hen, dan staat er: “Toen dan, in de morgenwake, schouwde de Here in vuurkolom en wolk naar het leger ‘ der Egyptenaren” (Ex. 14:24).

De morgenwake is weer het moment waarop God zich open­baart. Het is het tijdstip waarop het leger van Egypte ondergaat en waarop het volk Gods de overkant bereikt.

Het aanbreken van de derde dag

Maar we willen nog iets duidelijker het verband ont­dekken tussen de dageraad en het volk Gods. In Hos. 06:03 lezen we: “Zo zeker als de dageraad is zijn opgang”.

Hosea proclameert het als een zekerheid. Er komt een nieuwe dag. En dat is hier een beeld van Gods opgang. Letterlijk staat er: Zijn uitgang. Het slot van Hosea 5 spreekt over een tijd waarin God verborgen was. Maar nu treedt God uit de verborgen­heid. Hij komt tevoorschijn, zoals de zon uit zijn bruidsvertrek treedt (zie Ps. 019:006).

Gods verschijnen is als de dageraad. Maar daar gaat iets aan vooraf. Ja, wij willen de Here kennen, er­naar jagen Hem te kennen. Daar is een volk dat één doel heeft. God kennen. Daar jagen ze naar. Zo gaan ze de dageraad tegemoet. En wat gaat er met dit volk ge­beuren? “Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derde dage zal Hij ons op­richten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht”(Hos. 06:02) . Die dageraad is het aanbreken van de derde dag. De dag van de opstan­ding. En daar is God vandaag mee bezig: een volk klaar te maken dat Hem kent, dat er­naar jaagt om Hem te kennen, om langs die weg te komen tot de dageraad, de derde dag. Heel duidelijk blijkt hier de gezindheid van dit volk. Ze zitten niet af te wachten. Maar ze bereiden zich voor. Ze groeien er geestelijk naar toe.

De strijd om het koningschap

David is daar ook mee bezig geweest. Hij was immers een profeet. Hij zocht dus naar het einddoel van het geloof. In Psalm 52, een lied dat hij maakte in de spelonk, schetst hij zijn situatie: “Ik lig neder temidden van leeuwen”(vs.5). Een beeld van de gemeente in de eind­strijd. De strijd om het koningschap. In vs. 8 kan Da­vid dan getuigen: “Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust”. De overwinning begint in het hart, in de geest. David was gerust te­midden van de strijd. Want hij was zeker van de afloop. Hij was zeker van het plan Gods. En daarom gaat hij zingen: ‘Waak op, mijn ziel, waak op, harp en citer; ik wil het morgenrood wekken” (vs. 9). Daar zien we: David verwachtte een nieuwe dag.

Maar David gaat een stap verder. Hij werkt eraan mee, aan het komen van die dag. Hij werkt ernaar toe. Hij gaat het morgenrood wekken. Hoe? Door zijn lofprijzing. Hij gaat zingen van de Heer. Hij proclameert Gods karak­ter. En zo baant hij de weg voor het morgenrood. Hij wekt het morgenrood op. Door middel van zijn lied, zijn zegelied. En dat lied ein­digt met: Uw heerlijkheid zij over de ganse aarde. Dat is het doel dat David voor ogen heeft. En de gemeente zal worden net als David. Hier zien we dus: zij wordt actief ingeschakeld in ver­band met de nieuwe dag.

De gemeente van de eindtijd is niet een afwachtende groep, die het veld ruimt voor de duisternis, maar zij is het die het morgenrood nabij brengt. Zij is het die de dageraad doet gloren. Waar begon de nieuwe dag? Daar in die spelonk, waar een vogel­vrij verklaarde begon te zingen. Een man die zich niet blind staarde op die sombere spelonk, of op Saul, die rondging als een briesende leeuw. Een man die wist: dit onheil gaat voor­bij (zie vs. 2). Een man die wist: God gaat het voor mij voleindigen (zie vs. 3). Dat was het einddoel van zijn geloof. Daarom kon hij zin­gen. Daarom was hij zijn tijd vooruit. In de zichtba­re wereld had David nog to­taal geen macht. Maar temid­den van de leeuwen, en de muren van de spelonk rondom hem, wist hij: ik ben een koning. Dit is Gods weg voor de gemeente. Temidden van spelonken en leeuwen brengt zij een nieuwe dag voort. Want haar is het koningschap gegeven.

Gods volk stralend als de zon

Zo komen we uit bij het Hooglied. “Wie is zij, die opgaat als de dageraad, schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, geducht als krijgsscha- ren?”(Hoogl. 06:10). Hier wordt het beeld volledig. De gemeente is zelf de dageraad. Als zij opgaat, als zij openbaar wordt, dan is dat de nieuwe dag. In de nacht heeft zij haar licht laten schijnen, schoon als de blanke maan, beeld van het Woord Gods, dat heerst temidden van de duisternis. Nu gaat zij stralen. Zij gaat op als de zon. Debora heeft er profe­tisch van gezongen: “Zij die

Hem liefhebben, zijn als de opgaande zon in haar kracht’ (zie Richt. 05:31). En Johannes ziet in de eindtijd een teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon (zie Openb. 12:01) .

We leven in een overgangs­tijd. Overgang van nacht naar dag. De kritieke fase in het plan Gods. Morgen komt, maar ook nacht, zegt Jesaja (zie Jes. 21:12). God maakt een volk klaar dat zal stralen als de zon. Van de zon wordt gezegd: “die is als een bruidegom die uit zijn bruidsvertrek treedt, jubelend als een held om het pad te lopen”(Ps. 019:006). Een andere vertaling zegt: “om de wedloop te lopen”. De zon is als een held. En hij gaat de wedloop winnen. “Van het ene einde des hemels is haar opgang en haar omloop tot het andere einde: niets blijft verborgen voor haar gloed”(vs.7) .

Zo zal het zijn met de zonen Gods, de zonen van de dage­raad. Zij gaan uit en hun lichtglans, hun gloed zal de ganse hemel beheersen, van het ene einde des hemels tot het andere. Daarom roept God ons op, onze plaats in te nemen en de wapenen des lichts te hanteren. Als wij het Woord Gods belijden, dan is dat een wapen des lichts. Als wij God prijzen, dat wil zeggen: uitspreken wie Hij is, dan hanteren we de wape­nen van het licht. Zo deed David het ook. God zoekt een volk dat gaat staan op zijn plaats, zoals Jakob aan de Jabbok, zoals David in de spelonk, zoals de stad Gods te midden van de vloedgolven. Zij zullen zijn een licht­stad, stralend als de zon, zonen van de dageraad. Daar breekt de morgen aan.

 

Mene, mene, tekel, ufarsin” door J. Noë

Het teken aan de wand

“Mene, mene, tekel, ufar­sin” (Dan. 05:25). Deze woor­den werden door een hand op de muur geschreven, tijdens een feestmaaltijd welke door koning Belsasar voor zijn machthebbers en hun gemalinnen werd gegeven. Hij gebruikte daarbij het gerei uit de tempel van Je­ruzalem en roemde de góden van goud, zilver, koper, ijzer, hout en steen (afgo­derij) . Daar de geroepen wijzen, bezweerders en waarzeggers het Schrift niet konden lezen en geen uitleg konden geven, werd op aanraden van de koningin Daniël geroepen. Deze wees de koning op zijn foute le­venswandel en op het feit dat hij heiligschennis en afgoderij met het gerei van de tempel had gepleegd en niet God had verheerlijkt.

Vervolgens legde hij uit wat op de wand geschreven stond: “Mene”: “God heeft

uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt”. “Tekel”: “Gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden”. “Perez”, (dit is het enkelvoud van “ufarsin”): “Uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven”.

Diezelfde nacht stierf de koning. Wat is het ontzet­tend als zo het oordeel Gods over je komt. We gaan nu over op het nieuwe tes­tament.

Jezus windt er geen doekjes om

Tijdens Jezus’ rondwande­ling op aarde liet Hij niet na zeer ernstige waarschuwingen te geven, indien de mensen Zijn Woorden niet ter harte zouden nemen en niet de weg zouden bewande­len, die Hij hen wees tot hun behoud. Lees u de evan­geliën er op na. Kortheids­halve wijs ik op hetgeen Jezus zegt in Matteüs 24 en 25 en ik raad u aan deze, de u wel bekende, gedeelten nog eens aandachtig door te lezen, namelijk Zijn rede over de laatste dingen; de wijze en de dwaze maagden, (deze laatsten waren op hun manier gelovig en verwier­pen daardoor de volle raad Gods); de gelijkenis van de talenten; en het oordeel van de Zoon des mensen.

U ziet wel, Jezus windt er geen doekjes om. Hij wist wat in de mens is.

Ook de discipelen kwamen met de nodige vermaningen. Ik zal eens enkele Schriftgedeelten aanhalen.

1 Petr. 04:17: “Want nu is het de tijd, dat het oor­deel begint bij het huis Gods. Als het bij ons be­gint, wat zal het einde zijn van hen die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods!”

Paulus schrijft heel wat over de werken van het vlees en van de Geest. Hij waar­schuwt dat “wie dergelijke dingen (de werken van het vlees), bedrijven, het Ko­ninkrijk Gods niet zullen beërven”(Gal. 05:21).

Gal. 06:07: “Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Want wie op de akker van zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op de akker van zijn geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten” .

Verder Ef. 05:06-14: “Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der onge­hoorzaamheid. Doet dan niet met hen mede. Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als de kinderen des lichts, – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en ge­rechtigheid en waarheid -, en toetst wat de Here welbehaaglijk is. En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer, want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht; maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag; want al wat aan de dag komt is licht. Daarom heet het: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lich­ten” .

Lees ook Heb. 06:01-08 en Heb. 10:26-31. Een en ander laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Geef de duivel geen voet

Het is “droevig maar waar, dat er helaas nog vele “christenen” zijn, die er nog al ruime opvattingen op na houden over het be­grip “de ware christelijke levenswandel”. In feite komt het er op neer, dat men niet alles wil loslaten om Jezus te volgen, er is dus geen volkomen overgave aan Hem, met alle gevolgen van dien. Men heeft niet in de gaten, dat satan een vaste voet heeft gekregen en onderschat volkomen de geslepenheid van deze te­genstander.

In 1 Joh. 01:06-07 staat: “God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet”.

1 Joh. 02:15-16 zegt: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld”. Ook Jacobus 4 waarschuwt hiervoor.

Wees nuchter en waakzaam

Broeders en zusters, laten wij nuchter en waakzaam zijn en ons geheel laten leiden door de Heilige Geest, opdat wij niet ten val komen en gerangschikt worden tot diegenen die gewogen en te licht bevon­den worden. Laten wij tonen dat wij behoren tot de krachtige helden, die Zijn Woord volvoert, luisterend naar de klank van Zijn Woord”(Ps. 103:020), tot de zonen Gods, de hemelse heerscharen van overwinnaars, waar Jezus Christus ons voorgaat.

Ik eindig met Openb. 03:01-06 (Aan Sardes): “En schrijf aan de engel der gemeente te Sardes: Dit zegt Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij de naam, hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood.

Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God. Bedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het en bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen. Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn.

Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeen­ten zegt”.

God zegene u allen!

 

Wat werkelijk waarde heeft in deze eindtijd….

is het uitdragen van het volle evangelie, oftewel de boodschap van het Koninkrijk Gods.

Waarom zullen we een deel van het evangelie brengen als Jezus duidelijk de opdracht heeft gegeven dit evangelie uit te dragen? (Matt. 24:14).

“Levend Geloof” wil zich houden aan deze opdracht. Als u dezelfde visie heeft, wilt u dan onze arbeid steunen door er biddend achter te staan?

 

Bevrijding uit het domein van de slang door Gert Jan Doornink

“Wat moet je een man nu als cadeautje geven?” Een opmer­king die men nog al eens kan horen als vrouwen spre­ken over cadeautjes geven aan mannen bij verjaardagen en dergelijke. Wat ons be­treft geeft dat geen enkel probleem. Wij zeggen stee­vast: “een boekenbon”. Zo hadden wij nog enkele boekenbonnen liggen en hebben daarvoor in deze vakantietijd het boek: “Het domein van de slang” van dr. W.J. Ouweneel aangeschaft. Niet direct vakantielectuur, zal men opmerken. Inderdaad, iedere gelovige weet dat met de slang in de Bijbel bedoeld wordt: de duivel, de zoals Jezus hem noemt, “dief, leugenaar en mensen­moordenaar van de beginne”.

Het voor ƒ 37,50 verkrijg­bare boek, in paperback- uitvoering, is een uitgave van Buyten en Schipperheyn te Amsterdam en heeft als ondertitel: “christelijk handboek over occultisme en mysticisme. Het boek bevat in voor iedereen begrijpelijke taal een uitvoerige beschrijving van en over heel het uitgebreide ter­rein waarop de duivel zijn vernietigend werk in de mensenharten doet. En geeft ook aan hoe Christus de mens bevrijden wil uit de demonische, occulte gebon­denheden, waarin zovelen gekluisterd zitten. Het boek wordt afgesloten met een bibliografie, verkla­rende woordenlijst, perso­nenregister, zakenregister en schriftplaatsenregister.

Teleurstelling

Het is “opgedragen aan alle bijbelgetrouwe zielzorgers op dit gebied (met een ge­bed dat er méér mogen ko­men”). Een boek waarmee we dus blij zouden ‘moeten zijn  Toch werden we teleurgesteld toen we het lazen. Waarom?

Omdat blijkt dat dr. Ouweneel belangrijke onderdelen van het evangelie in een geheel verkeerd daglicht stelt. Gebedsgenezing, het spreken in tongen, profete­ren, – om enkele voorbeel­den te noemen – worden door de schrijver op een volko­men ongeestelijke manier van de tafel geveegd, ja zelfs als demonisch of oc­cult voorgesteld.

Hoe is het mogelijk, zal men zich afvragen, dat een christelijk wetenschapsman als dr. Ouweneel tot deze verkeerde, ja zelfs gevaar­lijke conclusies komt? Ons antwoord is: Wij willen niet twijfelen aan de op­rechte bedoelingen die dr. Ouweneel bij het schrijven van dit boek heeft gehad. Het kan ons echter in alle oprechtheid ontbreken aan geestelijk inzicht. Dit is hier zeker het geval. Wij kunnen nog zoveel wetenschappelijk inzicht hebben in het Woord van God als het niet verlicht wordt door de Heilige Geest, heeft het geen enkele waarde, ja werkt het zelfs misleidend.

“Bijbelgetrouw zijn” klinkt wel heel vroom, maar ook allerlei sekten en dwaalleringen ge(mis)bruiken de Bijbel. Wij hebben ook het inzicht van de Heilige Geest nodig! Want die wil ons leiden in alle waar­heid en geeft ons geestelijke kennis van het Woord van God.

Natuurlijk zijn er talrij­ke fouten en verkeerde dingen aan te wijzen in de Pinkster- en Volle Evangeliebeweging. Er is altijd onkruid en koren wat samen opgroeit. Als men echter, zoals op verschillende plaatsen in dit boek ge­beurt, met het onkruid ook het koren gaat uitrukken zit men wel op een totaal verkeerd spoor.

Kenmerk

Juist de boodschap van de Pinksterbeweging (het volle evangelie), zoals dat ge­lukkig in onze dagen weer op grote schaal gebracht wordt, heeft als eerste en voornaamste kenmerk: de mens te verlossen en te bevrijden uit het domein van de slang. Als de mens Jezus heeft aanvaard be­gint het grote proces van herstel en levensvernieu­wing. Met geen woord wordt echter in het boek gerept dat het juist de Pinkster­beweging is – van welke “richting” ook – die zich keert tegen iedere vorm van occultisme en demonische gebondenheid.

Een belangrijke stelling in het boek is dat zowel God als satan wonderen kunnen doen. Uiteraard weet iedere gelovige dat dit waar is en ook dat satan de wonderen die God doet imiteert. Hij wordt niet voor niets de grote na-aper Gods genoemd. Maar om nu tot de conclusie te komen dat alle wonderen en teke­nen die God deed, alleen voor de begintijd van het christendom gelden, en de wonderen en tekenen die thans gebeuren, ook als zij bij gelovigen plaatsvinden, demonisch zijn, gaat toch wel alle perken te buiten. Gelukkig weet de ware gelovige dat ook voor deze tijd geldt: Jezus is niet veranderd! “Jezus Christus is gisteren en he­den dezelfde en tot in eeu­wigheid” (Heb. 13:08).

Het gebruik van de geeste­lijke gaven is, volgens dr. Ouweneel, niet meer relevant voor onze tijd. Ter­wijl Paulus zegt: “Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren” (1 Kor. 14:01), wordt in het boek profeteren tussen aan­halingstekens gezet en wordt als voorbeeld een “gestencilde collectie profetieën van een profeet uit Friesland aangehaald.

Nu is algemeen bekend dat we in dit geval inderdaad met valse profetieën te doen hebben – die door de gehele Pinksterbeweging unamien worden afgewezen. Maar om nu juist dit voor­beeld aan te halen, om daarmee het profeteren in een ongeestelijk licht te plaatsen is toch wel erg absurd.

Tongentaal

Als dr. Ouweneel op blz. 266 zegt: “Het is toch wel erg naïef dat zoveel chris­tenen vandaag zo gemakkelijk aannemen dat tongen­taal (glossolalie – het spreken in vreemde, nooit geleerde talen) altijd een gave van God en altijd een bewijs van Zijn zegen en werkzaamheid is”, willen wij de tegen-opmerking maken dat het juist heel erg naïef van een wetenschaps­man als dr. Ouweneel- is te beweren dat tongentaal het werk van demonen is! Dit tracht de schrijver in een groot aantal punten onder de kop “tongen-demonie” te bewij­zen. Wij vragen ons af of deze en andere opmerkingen niet dicht in de buurt lig­gen van het verwijt wat de Farizeeën richtten tot Je­zus, toen Deze een bezete­ne, die blind en stom was, genas en de opmerking te horen kreeg: “Deze drijft de boze geesten slechts uit door Beëlzebul, de o- verste der geesten”?

(Matt. 12:24). In Mark. 16:17 noemt Jezus het spre­ken in tongen juist als één van de tekenen die de gelovigen zullen volgen.

Nog een opmerking van de schrijver: “Er is in de tongenbeweging een volkomen on-Bijbelse benadrukking van de Heilige Geest ten koste van de persoon van Chris­tus, terwijl de Heilige Geest juist is uitgestort om op aarde Christus te verheerlijken. De satan gebruikt elk middel om de volle aandacht van Chris­tus af te trekken”.

Dr. Ouweneel roept hier een tegenstelling op tussen Christus en de Heilige Geest die er niet is! Immers Jezus zelf sprak over de Heilige Geest als de “andere Trooster” (Joh. 14:16). Juist als iemand vervuld is met de Heilige Geest wordt het beeld van Christus meer en meer zichtbaar en komt de verheerlijking van Christus in de gelovige ten volle tot openbaring.

We beperken ons maar tot deze voorbeelden om aan te tonen welke onjuiste inzichten de schrijver heeft over verschillende facet­ten van de boodschap van het Koninkrijk Gods. Jam­mer, want er staat ook veel leerzaams in het boek, dat nu in feite alleen maar geschikt is voor geestelijk volwassen christenen die zich niet negatief laten beïnvloeden door de vele onjuiste uitspraken en conclusies. Voor onbekeerden en pasbekeerden kan het boek alleen maar ver­warrend werken, als zij door het lezen een volko­men onjuist en misleidend beeld krijgen voorgescho­teld van het echte evangelie. En het is juist de aanvaarding en beleving van de boodschap van het Koninkrijk Gods die werkelijk bevrijdt uit het do­mein van de slang!

 

Gods schatkamer door Judith

“Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig uw oor tot mijn uitspraken; laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart. Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam”. (Spr. 04:20-22)

Gods schatkamer

Wie de Heer niet kent is arm; wie Hem niet erkent is het meest beklagenswaardige wezen onder Zijn schepselen (Ps. 014:001a) omdat je elke geestelijke rijkdom mist.

Eén van die rijkdommen is het geloof, dat als een machtige pijler werkt in ons kommervolle bestaan. De apostel Paulus beschreef deze moeilijke levenssitua­ties (zie Schriftgedeelte bij het gedicht).

Nu kan mijn geloofsvat zwak zijn omdat het van aardse stof is gemaakt (en dus breekbaar) , maar de kracht van Gods Geest (de schat daarin) is van hemelse samen­stelling (bovenaards) en dat is waar het om gaat.

In geestelijke zin ligt daarin de geweldige troost be­sloten die ons via het geloof wordt toegeworpen. Juist als we behoefte hebben aan moed en vertrouwen, is daar Gods Geest die de Steunpilaar is in onze nood. Is ons alle moed ontzonken, Hij wil sterken; kunnen we niets meer opbrengen, Hij wil ons die kracht geven.

Hebben we Christus aangenomen als onze Heer en Hei­land? Zijn we Zijn eigendom? Dan zetelt de Heilige Geest in ons hart en we mogen claimen wat in Gods Woord geschreven staat.

De Bijbel is een schatkamer die onmetelijke rijkdommen herbergt. (beloften), maar de vraag is: bezitten we de sleutel (het geloof) om de deur te openen en van die rijkdommen gebruik te maken?

Zo niet, dan wil de Geest ons daarbij helpen, want on­ze aanvechtingen kennende, wil Hij ons door de strijd heen naar de overwinning voeren, door Zijn kracht!

Is dat niet iets om Hem voor te prijzen? Omdat Hij toch door het “zwakke vat” heen wil werken en ik de rijkdommen, die Hij gegeven heeft (de schatten), uit genade mag hanteren?

 

De schat in ’t aarden vat 2 Kor.4:7-10 gedicht door Judith

Niet klagen; maar vragen –

Of God in Zijn macht.

Het zwart wil doorbreken

Van ’t duister der nacht.

 

Niet vragen, maar dragen;

Voor iedere last –

Verleent God genade:

Zijn hand houdt u vast.

 

Voelt u zich verlaten?

Weet: Hij is nabij;

Zijn oog is gevestigd

Op u en op mij.

 

Gods Geest wil u schragen:

(het is reeds volbracht)

Hij geeft aan “het zwakke”,

Zijn wondere kracht.