Levend Geloof 1979.12 nr. 199

Jezus is Koning door Gert Jan Doornink

“Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goe­de boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning.

Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jube­len tezamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de Here naar Sion wederkeert.

Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig, puin­hopen van Jeruzalem, want de Here heeft zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God.

Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar mid­den, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt. Want niet overhaast zult gij uittrek­ken en niet in vlucht heengaan: de Here immers gaat voor u heen en uw achterhoede is de God van Israël”(Jes. 52:07-12).

“In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, ge­naamd Nazareth, tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u. Zij ontroerde bij dat woord en overleg­de, welke de betekenis van die groet mocht zijn. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jacob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen”(Luc. 01:26-33).

Zo op het eerste gezicht hebben deze twee ge­deelten uit de Bijbel niet veel met elkaar te maken, maar als we ze wat nader bekijken, dan blijkt al heel gauw dat er overeenkomsten zijn.

a – Het gedeelte uit Jesaja gaat over de Knecht des Heren, dus over Jezus. Het is de derde profetie over Hem. Het gedeelte uit Lu­cas gaat ook over Jezus.

b – Het gedeelte uit Jesaja is een profetie, wat de engel Gabriël tot Maria zei in feite ook.

c – Jesaja spreekt over het koningschap (vs.7), Lucas ook (vs.32-33).

Wij willen in dit artikel onder ogen zien, waarom Christus Zich geopenbaard heeft als koning, en wat dit voor ons te betekenen heeft.

Wat Gabriel zei tot Maria

Gabriël kondigt niet alleen de geboorte van Je­zus aan, maar hij gaat ook regelrecht op het doel af, waarom Jezus naar deze wereld kwam, wat Zijn uiteindelijke bestemming zou zijn.

Gabriël sprak over Jezus dat Hij koning over het huis van Jakob zal heersen tot in eeu­wigheid, en dat zijn koningschap geen einde zal nemen. Zijn uiteindelijke bestemming zal dus zijn dat Hij Koning zal worden.

Wat hebben wij daar als gelovigen nu mee te ma­ken? Gaat dat niet buiten onze wil om? Neen, want God handelt nooit buiten de mens om. Dat wordt met de geboorte van Jezus nog weer eens onomstotelijk bewezen. De maagd Maria wordt in­geschakeld. De engel Gabriël sprak haar aan met “begenadigde”. Zij had genade gevonden bij God om Jezus ter wereld te brengen.

De geboorte van Jezus kwam bovendien niet on­verwachts, maar was op velerlei wijze door de profeten aangekondigd in het oude verbond.

Denk bijvoorbeeld aan Jes. 09:05 als de pro­feet spreekt: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouders en men noemt Hem Wonder­bare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” .

Ten alle tijd blijft de mens ingeschakeld in het plan van God met deze wereld. Feitelijk kan dit ook niet anders, want de mens is immers Gods schepping. Wij zijn naar het beeld van God geschapen. (Gen. 01:26-27). Ps. 008:006 zegt dat God de mens bijna goddelijk heeft gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister heeft gekroond. Ondanks het feit dat het de duivel gelukt is de mens uit de gemeenschap met God te halen, bleef God Zijn schepselen liefhebben. Daarom werd Jezus naar deze wereld gezonden, om de werken van satan te verbreken. (1 Joh. 03:08).

Daardoor werd het voor de mens weer mogelijk om in Gods gemeenschap te komen.

Door te geloven in het volbrachte werk van Je­zus Christus zijn wij in gemeenschap met God gekomen. Zoals 1 Joh. 01:03 zegt: “Onze gemeen­schap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus”. Dat is een gemeenschap waaraan wij ons niet mogen onttrekken. We kunnen niet zeg­gen: Ik ben een kind van God, maar ik leef bui­ten Zijn gemeenschap. ‘Paulus zegt in 1 Kor. 01:09 zelfs dat wij geroepen zijn tot gemeenschap met Gods Zoon: Jezus Christus.

Wij zijn betrokken bij Gods plan met deze wereld

Daarom is het ook zo belangrijk dat wij ons be­wust zijn dat wij ingeschakeld zijn in het plan van God met deze wereld. Als wij in Jes. 52:07 lezen over de “vreugdebode” denken wij in de eerste plaats aan de Here Jezus, maar Rom. 10:14-15 zegt dat het geldt voor alle gelovigen! “Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jube­len tezamen…”(Jes. 52:08). We leven in een tijd dat de Gemeente van Jezus Christus weer zijn stem gaat verheffen. Hoe kan het ook anders?

We zien met eigen ogen dat God alles terug gaat geven aan de gemeente, wat door de duivel ont­roofd is! Hij geeft Zijn gaven terug. Hij open­baart zich als de volkomen Verlosser. Hij heeft ons in Christus de ganse volheid Gods geschonken .

God is bezig in onze dagen alles te herstellen. En dit proclameert de waarachtige Gemeente van Jezus Christus door woord en daad. Jezus zei: “En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuige­nis voor alle volken, en dan zal het einde ge­komen zijn” (Matt. 24:14). Maar wij moeten niet denken dat dit gebeurt door gelovigen die zelf part nog deel hebben aan het volle heil. Die leven buiten Gods gemeenschap. Die leven in zonde en gebondenheid.

Daarom vraagt hij van ons geloof en vernieuwing van denken. Vele kinderen Gods zijn nog gebonden aan allerlei aardse, natuurlijke leringen, èn hebben nog weinig visie voor dit God­delijke herstelwerk. Velen weten precies wat er in het verleden gebeurt is en wat er in de toekomst gaat gebeuren. Maar wat wil God vandaag doen? En waar is God vandaag mee bezig? En wat is onze taak en plaats in dit alles?

Onze taak in deze wereld

“De Here heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God” (Jes. 52:10). Wat Jesaja hier zegt gaat niet buiten ons om, maar heeft rechtstreeks te maken met onze opdracht, onze taak in deze wereld.

Maar hoe zullen zij het heil van God zien als er “onreinheid” is? Jes. 52:11 zegt: “Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar: raakt het onreine niet aan, gaat uit haar midden, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt”. In Jezus, in de apostelen, in de eerste christengemeente was het heil van God zichtbaar, en kwam de volheid Gods tot openbaring.

Bij hen was geen onreinheid of gebondenheid. Onbevreesd getuigden zij van de grote daden Gods, gevangenis en vervolging trotserend. Als zij zich door de omstandigheden zouden laten beïnvloed hebben, was er van gehoorzaamheid aan Gods opdracht niets terecht gekomen. Zij zijn ons tot een inspirerend voorbeeld.

Jes. 52:12 zegt: “Want niet overhaast zult gij uittrekken en niet in vlucht heengaan: De Here gaat voor u heen en uw achterhoede is de God van Israel”. Nieuwtestamentisch ge­sproken: Jezus heeft gezegd: “Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der we­reld” (Matt. 28:20). Want Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde! (Matt. 28:18). Hij is Koning.

Paulus schrijft in 2 Timoteüs 3 over de negatieve eigenschappen van de mensen die “in de laatste dagen” zullen leven. Het zijn “zware tijden”. Maar temidden van deze door satan beheerste mensheid, bevindt zich de echte gemeente van Jezus Christus. Zij slaan niet op de vlucht voor de vijand. Hun proclamatie is: God wil alle dingen nieuw maken. Aanvaardt Jezus en volgt Hem! Jezus is hun Koning en zij met Hem!

Als we deze maand weer Kerstfeest vieren, laten we dan niet alleen zien op het Kind in de krib­be, (daar begon het mee), maar ook denken aan wat de engel Gabriël nog meer van Hem zei! 0, laten wij aanbidden…. die Koning!

Want Hij is onze Koning…. voor eeuwig!

 

De kracht van Gods Woord door Gert Jan Doornink

Er schuilt een ongekende en ongeëvenaarde kracht in het Woord van God. Het is de meest dynamische kracht in het heelal en heeft scheppende en vernieuwende eigenschap­pen. Niet alleen in het verleden of in de toekomst, maar ook in het heden!

De schrijver van de brief aan de Hebreeën formuleert het met deze woorden: “Het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep dat het vaneenscheidt ziel en Geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten” (Heb. 04:12).

Ieder kind van God kan elke dag opnieuw deze kracht be­leven en ervaren, als hij zich daarvoor openstelt. Dat vereist onderzoek van Gods Woord; biddend en onder de leiding van de Heilige Geest. Want Gods Geest wil ons Zijn Woord doen verstaan en doet ons groeien in – en één worden met – Zijn Woord. Door de Heilige Geest le­ren we de werkelijke kracht van het Woord kennen, want “de letter doodt, maar de Geest maakt levend!” (2 Kor. 03:06). 

 

De ware Godsvrucht door J. Noë

“Daar al deze dingen aldus vergaan (eindtijd), hoeda­nig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en gods­vrucht” (2 Petr. 03:11a).

Wat houdt Godsvrucht in?

De vraag kan gesteld wor­den: Wat houdt Godsvrucht eigenlijk in? We kunnen het als volgt omschrijven:

a – De innigheid van het Godsvertrouwen.

b – Een levenswandel, welke getuigt van dat Gods­vertrouwen, in waarach­tig geloof.

Als wij vertrouwen in ie­mand hebben, wil dat zeggen dat wij hem of haar kennen als een betrouwbaar persoon aan wiens woord wij niet behoeven te twijfelen. Nu is het bedroevend, maar waar, dat onder de kinderen Gods er nog wat zijn, die een zodanig vertrouwen in God en Zijn Woord niet heb­ben, (wat in feite een be­lediging voor God is). Je kunt dit bemerken aan hun opvatting over de Bijbel, alsmede over hun woorden en daden. Ze laten zich gauw beïnvloeden door de omstan­digheden, wat ze zien, ho­ren en voelen (zintuigen), met alle gevolgen van dien. Een en ander getuigt van gebrek aan geloof en het dringt niet tot hen door, dat de duivel vaste voet heeft gekregen.

Jacobus zegt in Jak. 06:06-08 (Verzoekingen): “Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twij­felende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aan­gedreven en opgejaagd wordt.

Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij’ is, ongestadig op al zijn wegen”.

God is onverbrekelijk met Zijn woord verbonden

Nu lijkt het mij gewenst, in verband met mijn onder­werp, onze aandacht weer eens terdege te bepalen op de volgende gedeelten in Gods Woord en daarbij moet het voor ons en in ons vaststaan dat God onverbrekelijk met Zijn woord verbonden is.

a – Jezus heeft de opdracht van de Vader vervuld en op Golgotha heeft Hij al onze zonden en ziekten gedragen en de dood overwonnen. Hij heeft alle machten der duisternis ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd en ons daarvan verlost. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij heeft tot Zijn discipelen gezegd, en dat geldt ook voor ons: Gij zult dezelfde werken doen, die Ik gedaan heb, en nog grotere dan de­ze, als de Heilige Geest over u komt. En door deze kracht zullen alle gelovigen in Mijn Naam duivelen uitwerpen, zieken genezen, doden opwekken, enz. (Jesaja 53; Kol. 01:13-14; Kol. 02:15; Joh. 14:12; Matt. 10:08; Markus 16; Jakobus 5).

b – God zegt in Zijn Woord, dat wij in geen ding be­zorgd behoeven te zijn, dat Hij in al onze noden zal voorzien en ons alles zal schenken in Christus Jezus. (Matt. 06:25-34; Filip. 04:06 en Filip. 04:19; Rom. 08:32).

c – Gods Woord zegt, dat ons geloof beproefd zal worden, dat wij daardoor voor velerlei verzoekingen van de duivel komen te staan en dat dit ons niet bevreemden moet (loutering). Hij doet alles medewerken ten goede voor hen, die Hem liefhebben, (het is tot ons nut, opdat wij het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig worden), en Hij zal niet gedogen, dat wij boven ver­mogen verzocht worden. (Luc. 06:47-49; Luc. 08:04-15; Jak. 01:02-18; 1 Petr. 01:06-07; 1 Petr.  04:12-14; Rom. 08:28; 1 Kor. 10:13).

d – God belooft ons over­winning over alle machten der duisternis in Christus Jezus. (Matt. 10:07-08; Luc. 10:19; Rom. 08:37; 2 Kor. 02:14; Filip. 04:13; 1 Joh. 01:05).

God houdt niet van compromis

Al deze gedeelten uit Gods Woord moeten wij ons toe eigenen in geloof en dat met ons hart en niet alleen met ons verstand, opdat het een realiteit in ons leven wordt. Geen woord dat van God komt zal krachteloos zijn. (Luc. 01:37).

Het heeft mij verbaasd op welke wijze men, wat ziek­ten betreft, om zich als het ware te rechtvaardigen, Gods Woord hanteert. God houdt niet van compromis. God heeft vroeger eens mijn aandacht bepaald bij de ge­schiedenis van koning Asa. Asa was afvallig geworden, en toen hij ernstig ziek werd, zocht hij zelfs geen hulp bij de Here, maar bij de heelmeesters en hij stierf (2 Kron. 16:13).

Broeders en zusters, God heeft ons geroepen tot gemeenschap met Zijn Zoon Jezus Christus. (1 Kor. 01:09), en dat houdt een volledige overgave in en niet een ge­deeltelijke. Door deze overgave hebben wij deel aan de Goddelijke natuur en ontvangen wij alles wat Hij ons belooft. Onze geest, ziel en lichaam functione­ren dan ook overeenkomstig Zijn Goddelijke wetten in ons en wij zijn dan werke­lijk Zijn getuigen, Zijn medearbeiders.

We moeten zo gauw de moed niet opgeven, als wij in de verdrukking zijn, welke ook, maar we dienen te volharden en in geloof, met de zekerheid in ons hart, dat God Zijn woord gestand zal doen. Heb. 10:36 zegt: “Wij hebben volharding nodig om de wil van God doende, te verkrijgen, hetgeen beloofd is”. Zijn kracht zal zich dan in onze zwakheid openbaren. Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt, en het bewijs van de dingen die men niet ziet. (Heb. 11:01). We die­nen dienovereenkomstig te handelen. Dat is de ware Godsvrucht.

Ik zal nu tot slot enkele Schriftgedeelten aanhalen, waar over Godsvrucht geschreven wordt.

2 Petr. 01:05-06: “Maar schraagt om deze re­den met betoon van alle ij­ver door uw geloof de deugd door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbe­heersing, door de zelfbe­heersing de volharding, door de volharding de gods­vrucht” , enz. Lees s.v.p. het hele hoofdstuk.

Paulus schrijft aan Timótheüs:

1 Tim. 03:16: “Buiten twijfel, groot is het geheimenis der Gods­vrucht”.

1 Tim. 04:07-08: “Oefen u in de Godsvrucht. De Godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst”.

1 Tim. 06:11:

Geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid. Strijdt de goede strijd des geloofs”, enz. Amen!

Broeders en zusters, ik ben er mij van bewust dat ik dingen heb aangehaald, waar­over ik vroeger ook wel heb geschreven, maar daar kon ik niet aan ontkomen.

God zegene u allen!

 

Van de redactie door Gert Jan Doornink

Dit nummer wordt, behalve aan onze abonnees en anderen die het blad regelmatig ontvangen, ook toegezonden aan een groot aantal adressen ter kennismaking. Bovendien verspreiden sommigen het blad op eigen initiatief. Gevolg is dat deze uitgave van “Levend Geloof”, de grootste oplaag heeft van alle 199 nummers die tot dus­ver van ons blad verschenen zijn. Ook het aan­tal abonnees en zij die het blad per geschenk- abonnement ontvangen stijgt regelmatig.

We zijn daar erg dankbaar voor. Niet dat “Le­vend Geloof” een doel op zich is, maar een middel (één van de vele) om de volle evangelie boodschap in al zijn facetten uit te dragen. We hebben nooit veel aan de weg getimmerd, maar ervaren dat de “kwaliteit” van het blad de beste reclame is. Waarmee we dan bedoelen dat velen gaan ontdekken dat de boodschap zo­als deze onder andere door ons blad gebracht wordt, de enige boodschap is die in deze eind­tijd waardevol is en positieve uitwerking heeft.

Wij willen al onze lezers en lezeressen die ons in het afgelopen jaar, op welke wijze ook, steunden, heel hartelijk dankzeggen. Samen met u willen wij trouw zijn aan de verkondiging van het volle heil in Jezus Christus en waak­zaam zijn om ook in 1980 geen water in de wijn te doen, maar in gehoorzaamheid aan de grote opdracht van Jezus Christus, het evangelie van het Koninkrijk uit te dragen.

Het is heerlijk om in deze tijd de werking van Gods Geest op een machtige wijze te ervaren. Heerlijke waarheden komen onder de “bedekking” van traditie- en menselijke leringen tevoor­schijn en doen de waarachtige gelovigen toe­groeien naar het volmaakte beeld van Jezus in ons. De eindtijd-gemeente zal een overwinnende gemeente zijn. Door strijd en verdrukking heen zal openbaar worden dat uiteindelijk Jezus Triomfator is en wij met Hem!

Wij wensen u, mede namens alle medewerkers, Gods rijke zegen toe op het komende Kerstfeest en voor iedere dag van 1980! Waarbij wij de woorden die Paulus eens schreef aan de gemeen­te te Rome willen doorgeven: “Ik wil dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede, maar ook onbesmet van het kwade. En de God nu des vredes zal weldra de satan onder u voeten vertre­den. De genade van onze Here Jezus zij met u!” (Rom. 16:19b-20).

Uw, in onze Heer en Heiland verbonden.

 

Het licht schijnt in de duisternis door H. J. Glasbergen

Jezus, het licht der wereld

God sprak bij de schepping: Er zij licht, en er was licht. En God zag dat het licht goed was. Hij maakte scheiding tussen licht en duisternis.

Zo is Jezus als het licht in deze wereld gekomen. Hij is het vleesgeworden Woord. Wij geloven in de geboorte van Jezus uit de maagd Ma­ria, de “onbevlekte ontvan­genis”. De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, werd tot haar gezegd. Daarom werd het heilige dat ver­wekt werd, Zoon Gods ge­noemd .

Alleen Zacharias en Elisabeth wisten van de uitver­kiezing van Maria. (Lucas 1). En Maria profeteert: Hij heeft machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd. Waarom maakte God de geboorte niet bekend aan het hogepriesterlijk geslacht? Nu blijkt dat Ma­ria in Rome, een ander is dan in Polen, en weer een ander dan in Mexico, maar wat zegt een naam? De zekerheid voor kinderen Gods is een andere naam. (Hand. 04:8-12).

Wij hebben een Vader die men op Zijn Woord kan ge loe­ven. Want geen woord dat van God komt zal krachteloos wezen. Dit geloofde ook Maria. Deze woorden zijn alleen voor hen die gehoorzaam geworden zijn aan Zijn wet: God liefheb­ben en onze naaste als ons­zelf. Deze liefde is niet uit de mens, maar wordt in onze harten uitgestort door de Heilige Geest. (Rom. 05:01-06). De Heilige Geest is voor iedere gelovige die een nieuw leven wil begin­nen, in gemeenschap met Je­zus Christus. Bidt en u zult ontvangen. (Luc. 11:9-13). Hij zegt: Ik noem u Mijn vrienden, als u doet wat Ik zeg.

Het nieuwe leven is voor iedereen

Het nieuwe leven is: Ge­zondheid, geluk en vrede. Miljarden worden uitgegeven om dit te verkrijgen, en het is voor niets te ont­vangen. Wij wijzen de men­sen de weg om dit te ont­vangen. Het is voor ieder persoonlijk. Veel mensen weten van deze weg, maar gaan deze niet omdat de prijs hun te hoog is. Maar wee hen, die het geweten hebben. Het zijn de mensen die de duisternis liever hebben dan het licht.

God heeft ons Zijn Heilige Geest gegeven om Zijn licht uit te stralen, in een verloren gaande wereld. Hij gaf Zijn Zoon, Jezus Chris­tus, om de geknechte, be­schadigde mens, in de vrij­heid te stellen. Maar al­tijd zijn er hardnekkigen en onbesnedenen van hart geweest, die zich verzetten tegen de Heilige Geest. Tegensprekers van God zijn er te allen tijde. Maar Gods plan faalt niet. Zijn wil werd openbaar in Jezus Christus. U is heden de Heiland geboren, de Chris­tus. Hij die nu in Zijn kinderen woont, door de Heilige Geest. Vrede op aarde, in de mensen die God behagen. God zegt van Zijn Zoon: Hoort naar Hem, want deze is Mijn Zoon, in wie Ik een welbehagen heb.

Wandelen wij als kinderen des lichts?

De nieuwe mens is uit God geboren. Daarom behoren wij te wandelen als kinderen des lichts, want de vrucht des lichts bestaat in lou­ter goedheid en gerechtig­heid en waarheid. Ef. 05:01-14 bevat daarom de oproep: Ontwaakt gij die slaapt, en sta op uit de dood, en Christus zal over u lichten.

Jezus kwam met de blijde boodschap voor dit leven, en niet alleen voor later. Het “alleen voor later” heeft de duivel uitgedacht. Dit wordt graag door een zondig volk geloofd. Men re­deneert dan: Wij zijn tot niets goeds in staat en blijven arme zondaren. Ook de theologie heeft er dit van gemaakt.

Maar als wij tot de erkente­nis der waarheid zijn gekomen, dat Jezus stierf voor onze zonden, en toch in de zonden blijven leven, verachten wij het bloed van Je­zus. (Heb. 10:26). Als u in de zonde leeft, kunt u elk moment in uw zonde sterven. Niet iedereen heeft een sterfbed. Het is gemakkelijk te zeggen aan het einde van je leven: Zijn genade is mij genoeg. Wij kunnen God de wet niet voorschrijven. Al lijkt het er wel veel op in deze tijd, waar iedereen maar doet wat hij goedvindt. (Richt. 21:25). Deze rede is hard, maar er is geen excuus en geen andere weg dan Zijn weg.

Jezus’ woorden zijn: Wordt heilig, zoals Mijn hemelse Vader heilig is. Zijn leer is: Als u zich niet bekeert, zult u in uw zonde sterven. (Luc. 13:01-05). U kunt nu het eeuwige leven binnengaan, door het bloed van Jezus. (Heb. 10:19). Als u weet van Gods Woord en Zijn ge­rechtigheid, moet u het nu doen, want later is het te laat.

De kracht van het bloed

Door het bloed van Jezus kwam er meer kracht vrij, dan alle atoom- en water­stofbommen in de gehele we­reld aan kracht bezitten. Dat besef je als je een slaaf bent geweest van de zonde en vrij bent geworden van de machten der leugen. De zondaren stierven des­tijds in de woestijn, geen enkele kwam er in het be­loofde land, want God er­kent geen slavenvolk. Daar­om heeft Zijn door Zijn bloed gekocht volk Hem en elkaar lief.

Hier wil en kan Hij trots op zijn. Elke dag wordt God door de duivel gehoond en bespot, via mensen die Zijn Naam dragen, maar in hun zonde blijven leven.

Daarom is het zo belangrijk dat de waarachtige kinderen Gods Zijn liefde en overwinning uitdragen, aan ie­der die er voor open staat. Hij vraagt onze liefde en begeert ons met jaloers­heid. Wij moeten de minste willen zijn, ook al is dat moeilijk voor een christen. De meeste willen zijn, dat willen de meesten wel. Je­zus is ons ook hierin een groot voorbeeld. Hij was de meeste, maar werd de minste. Hij ging voor ons de dood in, Hij gaf Zijn bloed, Zijn leven, opdat wij zouden leven. Hij moest buiten de stad sterven, op­dat wij in de eeuwige stad zouden wonen.

Het oordeel begint bij het huis Gods

Het leger van Jezus wandelt in het licht, en heeft niets te verbergen. En ieder die het licht liefheeft, komt tot het licht. Waar zijn we mee bezig, alleen met de dingen van beneden, of ook met de dingen van boven?

Jezus zei tegen Zijn ouders: Wist gij niet, dat Ik met de dingen Mijns Vaders bezig ben? En Hij nam toe in wijs­heid en genade, bij God en de mensen, evenals later de discipelen. (Hand. 02:47).

Dit is ook nu mogelijk, want het Woord is bij ons. In de tijd van Luther was de Bij­bel alleen in het Latijns vertaald. Door de vertaling kwam er veel aan het licht, ook de geestelijke bedrie­gerij. Maar door elkaar weer te bestrijden, ging de kerk weer de duisternis in. De primitieve volken vormen zich afgoden, naar hun denkbeeld. Maar bij de be­schaafde volken is het niet anders. Een ieder heeft zich een beeld van God ge­vormd, naar zijn leer. Elke kerk eist Hem op, God is hun eigendom. Hij moet zich bij elke leer aanpassen. Hij moet enorm flexibel zijn. De laatste nieuwe kerk noemt zich vrij-katho­liek. De gelovigen zijn een soort super-humanisten, die het goddelijke in hun zelf waar moeten maken.

Wat is het volle evangelie?

Het volle evangelie is het Woord van God geloven, ge­hoorzaam worden, Zijn Woord horen en doen. Veel mensen zitten elke zondag in de kerk, horen het Woord en er verandert niets. Zo kan men met een oprecht hart aan een dode leer vastzitten en totaal van God vervreemden. Zij laten zich meedrijven met allerlei theologische leringen en verdrogen gees­telijk totaal. Het is de duivel gelukt zoveel on­kruid te zaaien, dat het een geestelijke wildernis is geworden. De relatie met God is verbroken.

Het volle evangelie erkent maar één Kerk: het lichaam van Christus, de gemeente, die niet deelbaar is. (1 Kor. 01:10-17). Zij die tot deze Kerk behoren worden geleerd en zijn verbonden door de Heilige Geest. In­dien men Gods wil doet, zal men van deze leer we­ten. (Joh. 07:14). Jezus Christus is de enige weg. Het bloed van Jezus reinigt van alle zonden. Het leven begint bij Hem hier op aar­de en blijft tot in eeuwig­heid. Jezus Christus is de Waarheid. Zijn leven be­hoort in ons te zijn. Dat was Gods plan vanaf het be­gin. Jezus bracht terug, wat verloren was gegaan. Met Pinksteren begonnen de discipelen met goed geestelijk voedsel te geven, waardoor de mens weer kon functioneren in het Konink­rijk Gods. De Heilige Schrift is volmaakt en door de Heilige Geest leren we de volle waarheid verstaan. De ganse volheid (volmaakt­heid) is ons in Jezus Christus geschonken. (Kol. 01:15-23). “Gij dan zult vol­maakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is” (Matt. 05:48). Was dat voor vroeger?

Bij velen is het kruis van Christus tot een holle klank geworden. Het mosterdzaadje is verdroogd, de levenskiem had voedsel no­dig, maar is dood gepreekt. De kerk zegt de jeugd niets meer. Zij zeggen terecht: Als je belijdt dat je een christen bent, moet je het waarmaken in je leven. Als dat niet gebeurt ben je voor God en de mensen een leugenaar.

Hoe kan men in de God van de Bijbel geloven, als kar­dinaal Seper, hoofd van het leergezag van het Vaticaan zegt: niet de dode letter van de Bijbel, maar het le­vende woord van de paus, is bepalend voor de rooms ka­tholieke gelovigen. Door deze “onfeilbare” uitspra­ken, heeft God ook een moe­der gekregen. Dat gebeurde in het derde concilie te Efeze in 431. Daar de paus net zo feilbaar is dan alle andere mensen, zal deze he­le kerkelijke hiërarchie instorten. (Mark. 13:01-03).

Nu is de Bijbel een dood boek, zonder de Heilige Geest. Daar de jeugd ook de verdeeldheid ziet en de elkaar niet verdragende re­formatorische kerken, geloven zij ook niet meer in de Bijbel. Gods Woord kan al­leen verstaan worden door Geest vervulde kinderen Gods. Een ongeestelijk mens verstaat de dingen des Geestes niet. (1 Kor. 02:10-16). De Geest maakt levend.

De scheiding der geesten voltrekt zich

In deze eindtijd zal elke gelovige een bewuste keuze moeten maken. Zalig zij, die kiezen voor de waarheid: Jezus Christus: zijn leer ontmaskert iedere an­dere leer. De scheiding zal soms dwars door de ge­zinnen lopen. Maar Jezus heeft gezegd: “Die zijn le­ven wil verliezen om Mij­nentwil, die zal het be­houden” (Matt. 10:32-40) .

Het evangelie is geen goed­kope zaak, maar wel alles waard. Als je water bij de wijn doet, krijg je een troebel mengsel. Jezus zegt: Ik sta aan de deur van je hart en je leven. Hij heeft mensen nodig, waarin Hij Zijn liefde, Zijn leven en Zijn licht kan uitstorten.

Wij leven in een jungle van godsdiensten. Alle glazen­ heilige huisjes, storten in, omdat ze geen enkele waarde hebben. En de brok­kenmakers kunnen geen weg wijzen om uit de puinhopen te komen.

Maar er is een nieuwe, le­vende weg bereid, tweedui­zend jaar geleden! Juist in deze tijd ontstaat er ook bij velen een groot verlangen naar het echte, levende geloof! Jezus wil ook in uw leven alle din­gen nieuw maken!

Het Woord van God en het zwaard des Geestes zal scheiding maken tussen waar­heid en leugen tussen licht en duisternis. Alleen de reinen en rechtvaardigen, door het bloed van Jezus, zullen op de nieuwe, leven­de weg zijn.

Het kerstfeest is geen sprookje, met een stalletje en een kerstboom. God gaf Zichzelf in Zijn Zoon, Je­zus Christus. Hij is het Lam Gods, geslacht voor u en mij. Geef daarom uw le­ven aan Jezus. En kerstfeest 1979 kan uw (weder) geboortedag zijn!

In aansluiting op de arti­kelen in het oktober- en novembernummer onder de ti­tel “Jezus overwon satans macht”, begint br. Glasber­gen in het januarinummer aan een nieuwe serie arti­kelen onder de titel “Het overwinnend leven in Jezus Christus”, waarbij speciale aandacht zal worden be­steed aan de geestelijke wapenrusting. (Ef. 06:10-20).

 

De proclamatie door Judith (gedicht)

“Want zie, Ik verkondig u grote blijd­schap, die alle volken wezen zal…” (Luc. 02:10).

Wat is gebleven van die boodschap,

Die proclamatie, wereldwijd?

Is alles sentiment, dat thuishoort –

In ’t kader van “verleden tijd”?

 

Wie kan er werk’lijk nog geloven

In vred’ en vreugde hier op aard?!

Ontvlamt er zelfs om simp’le zaken

Niet gauw genoeg een “oorlogshaard”?!

 

Maar dit is ’t grote kerst-gegeven,

Dat – ondanks chaos, leed en strijd –

Uw komst het licht brengt en het leven

Geen denkbeeld, maar: realiteit.

 

Doe ons dat heil zien èn beleven,

In ‘ n wereld ongenaakbaar hard;

Uw blijdschap is: de vrucht der vrede,

En die begint…in ’t eigen hart.

 

Het wezen van God door Nico Goverts

Een tijd van toerusting

We leven in een tijd waarin vele kinderen Gods aange­vallen worden. Er is een strijd gaande. Daarom is het van het grootste belang dat we leren hoe we ons daarin dienen op te stel­len. Het volk Gods moet toegerust worden. De tijd is aangebroken dat God be­zig is. Zijn heerscharen te bekleden, zodat ze bestand zijn tegen wat gaat komen. Als we deze tijd willen ty­peren, dan is het dit: een tijd van toerusting.

Waar we in dit verband nu bij stil willen staan, dat is het basisprincipe van onze toerusting. Waar komt het vóór alles op aan? Wat is nu absoluut onmisbaar voor ons als we zonen Gods willen worden? God wil im­mers dat we gaan leven in het koninkrijk der hemelen. Door de wedergeboorte gaan we daar binnen. Maar de vraag is: hoe kunnen we ons daar handhaven, hoe blijven we daar staande? Hoe blij-: ven we overeind te midden van de stormen die komen? Hoe kunnen we in die gees­telijke strijd overwinte­ren?

Dan is er één punt dat we bovenal zullen moeten ont­dekken. Dat is de grondwet van de geestelijke wereld. Daar staat of valt alles mee. Dat ene punt, dat is het wezen van God. Het pro­bleem is dat heel wat kin­deren Gods heen en weer ge­slingerd worden. Er is veel verwarring. Er zijn aller­lei leringen en vooral ook tradities. Is het u wel eens opgevallen, hoeveel gedachten en voorstellingen er zijn, waarvan menigeen voetstoots aanneemt: o, maar dat staat toch in de bijbel? En bij nader toezien blijkt dat het hele­maal niet zo in de bijbel staat.

De oorzaak van verwarring

Kennen wij het wezen van God? Het is de meest gran­dioze ontdekking die we in ons leven kunnen doen. Voor veel christenen is het ech­ter nog onbekend terrein. Kent u Jezus? Velen weten wat Jezus voor hen gedaan heeft. Maar verder denken ze niet. Ze doorzien de consequenties daarvan niet. Wat weet u over het wezen van God? Of moeten we vol­staan met vast te stellen: dat is een mysterie?

Het meest fundamentele ken­merk van het nieuwe verbond is juist: het kennen van God. En dat nieuwe verbond is niet een zaak van de toekomst, zoals wel gedacht wordt, maar dat is ingewijd door het bloed van Jezus. En aan dat nieuwe verbond is gekoppeld de belofte: “Want allen zullen zij Mij kennen” (Heb. 08:11).

Wat is de oorzaak van zo­veel verwarring? Vaak komt het doordat we te weinig zicht hebben op het wezen van God. Veel problemen ko­men door een vaag beeld van God, of wat ook dikwijls voorkomt, een vertekend beeld. Het gevolg is: een leven dat geblokkeerd, af­geremd wordt door een ver­keerd denken.

De vraag dringt zich op: hoe kom je er dan achter? Hoe is dat wezen Gods dan? Is het wel mogelijk, daar iets over te zeggen? Of is het toch een verborgenheid?

Hebt u er wel eens bij stil gestaan, waarvoor Jezus op aarde geleefd heeft? De He­breeënschrijver noemt Jezus de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen. (Heb. 01:03). Daaruit blijkt: als we het wezen Gods willen kennen, moeten we naar Jezus kij­ken. Dat was het grootste doel waarvoor Jezus kwam: dat mensen het wezen van God zouden zien. Dat was het unieke, het ongekende. Met de komst van Jezus ge­beurde daar iets totaal nieuws: Gods wezen werd openbaar, werd kenbaar voor mensen. Eeuwen lang was het verborgen geweest. Het volk van het oude verbond kende de wet, maar het wezen van God was voor hen veelal verborgen. Nu echter komt Jezus en Hij brengt ons niet tot de wet van God, Hij brengt ons tot het we­zen van God.

Daar moeten we komen: bij God zelf. Hier nu ligt juist de heerlijkheid van het nieuwe verbond. Het is zo belangrijk dat we een scherp zicht krijgen op het doel waarvoor Jezus kwam. Het optreden van Jezus heeft talrijke aspecten. Maar wat is nu het meest wezenlijke? ten diepste had Jezus één doel voor ogen: de mens te brengen tot de Vader.

Niemand anders kan dat doen: ons tot de Vader brengen. Maar laten we ons wel goed realiseren hoe verstrekkend dit is. Dit gaat veel dieper dan te we­ten: ik ben gered, ik ben een kind van God. Jezus neemt ons mee, in de geest (want God is immers Geest), en we worden tot de Vader gebracht. Onze ogen gaan open, de schellen vallen weg, en we zeggen: Dit had ik nooit gedacht. Vroeger was ik blind, maar nu kan ik zien. Vroeger zag ik een waas, een schaduw, in raad­selen, maar nu zie ik God. En dan hebben we nog maar één woord, maar dat ene woord drukt alles uit, wat we zouden willen zeggen: Abba! Vader!

Eeuwenlang had men een God op afstand. Als Mozes wil naderen tot het brandende braambos, dan klinkt daar een stem: Kom niet dichter­bij. En wanneer daar het volk bij de berg Sinaï komt, dan lezen we: “Toen het volk het zag, beefde het en bleef van verre staan”(Ex. 20:18). Houdt af­stand, was het parool. Zo is het vaak nog voor velen onder ons. Maar wat is het dan een ongekend perspec­tief, wanneer we met Petrus kunnen zeggen: “Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als recht­vaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen”(1 Petr. 03:18).

God is onverdeeld

Hoe is dan het wezen Gods? Eén van de meest diepgaande ontdekkingen die we in dit verband kunnen doen, is: God is één. Om misverstan­den te voorkomen: wij gelo­ven in de drie-eenheid. In God zijn drie personen, maar het is één wezen. Zo­wel in de Vader, als in de Zoon, als in de Heilige Geest, vinden we dat ene wezen terug. God is een God met karakter. Hij is onver­deeld. Zijn denken is één, Zijn plan is één. Bij Hem is geen verandering of zweem van ommekeer, zegt Jakobus (Jak. 01:17). God keert nooit op Zijn schre­den terug. God hoeft nooit te veranderen. Waarom niet? Omdat er in Hem niets kwaads aanwezig is. Daarom is het wezen van God voor ons het vaste punt te mid­den van alles wat verandert. Een andere vertaling zegt: bij God is geen ver­duistering door omwente­ling. De aarde maakt haar omwentelingen en daardoor wisselen dag en nacht el­kaar af. Terwijl het aan de ene kant van de aardbol licht is, heerst aan de an­dere zijde het duister. Maar zo is het met God niet. Bij Hem is het niet zo dat licht en duister el­kaar afwisselen. Onze God heeft niet twee kanten: een lichte en een duistere zij­de. Op aarde kan het donker worden, maar God kent geen verduistering. Zijn wezen is licht en blijft licht.

Wat Jesaja reeds zag

Dat geeft houvast. Dat geeft richting aan ons den­ken. Dat geeft basis voor ons geloof. De profeten hebben gesproken over de stad van God. En zij hebben nagespeurd wat het geheim van die stad zou zijn. Want zij zagen in de geest hoe die stad van alle kanten aangevallen zou worden. Zij zou gebouwd worden in de druk der tijden. Het zou een tijd zijn waarin don­kerheid de aarde zou bedek­ken. En ze vroegen af: hoe kan die stad standhouden? Hoe zal zij overeind kunnen blijven temidden van het gewoel der machten? Hoe zal zij koers kunnen bepalen te midden van donkerheid en duisternis?

Een man als Jesaja heeft het gezien: “De zon zal u niet meer tot licht zijn bij dag, noch de maan tot een schijnsel voor u lich­ten; maar de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en uw God tot uw luister”(Jes.60: 19). De profeten wisten het: het geheim van die stad moeten wij niet zoeken in de zichtbare wereld. Daar is alles onderhevig aan omwenteling en verduis­tering. Neen, het geheim ligt in de geestelijke we­reld: het is niets minder en niets anders dan het wezen van God zelf. Niet een vage, onbekende God. Maar een God wiens wezen licht is, enkel licht. En niet een licht dat aan en uit gaat, niet een licht dat afhankelijk is van de weersgesteldheid, maar een eeuwig licht.

Ziet u wel hoe uniek, hoe schitterend deze openbaring is, die Jesaja kreeg? Deze man Gods was zijn tijd ver vooruit. Jesaja zag het diepste wezen van God. Licht, eeuwig licht. Zo is onze God. En daarom kon de profeet eraan toevoegen: “Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan niet meer afne­men, want de Here zal u tot een eeuwig licht zijn en de dagen van uw rouw zullen ten einde wezen” (vs.20). Jesaja noemt in deze verzen twee facetten: licht en luister. En dan vertelt Je­saja het geheim: uw God, Hij is uw luister. Ziet u de beslissende betekenis die het wezen Gods heeft voor de stad Gods?

Het wezen van God kreeg gestalte in Jezus

Daarom is het karakter van God zo belangrijk. Daarom kwam Jezus, om als eerste dat wezen Gods te laten zien, ten einde zo de grondslag te leggen voor die stad die zou verrijzen in de hemelen. Met de komst van Jezus krijgen we er zicht op hoe die stad móet gaan worden. Er komt perspectief in de zaak. We zien het model. Het wezen van God krijgt gestalte. Want Jezus is maar niet een figuur op zichzelf. Hij is de gezondene van de Vader. De Vader staat er achter. Alles wat Jezus doet en spreekt, is het plan van de Vader, is uit­drukking van het wezen Gods. Daarom is het optre­den van Jezus voor ons zo van enorme betekenis. En daarom ook zijn de evange­liën voor ons zo belang­rijk. Want daar leren we het wezen van de Vader kennen. En daarmee tege­lijk het wezen van de ge­meente, de stad des Heren.

Wie God kent, weet dat Hij één verlangen heeft, name­lijk om Zijn wezen te openbaren. Daarom zond Hij Jezus. Daarom bouwt Hij aan een stad. Opdat hemel en aarde zal zien: zo is God. In het duister der wereldnacht blinkt de luister van Gods geslacht.

God bezit zoveel licht en luister, dat Hij niets liever wil dan de hele schepping, de zichtbare en de onzichtbare wereld, daarmee vervullen. Dat is Gods doel, dat Zijn wezen zal worden alles in allen. En God maakte het begin in Jezus. En nu zet God het , voort in die stad waarvan Hij de luister is.

Waarom is het kennen van Gods wezen zo belangrijk?

Waarom is het zo noodzake­lijk het wezen van God te kennen? En nog een stap verder, waarom is het zo van levensbelang, te weten dat het wezen Gods onver­deeld is? Maakt dat nu zo­veel uit, of we dat zien of niet?

Hier komen we tot het hart van de zaak. Velen denken: God zendt het goede, maar Hij geeft ook het kwade. Hoe zal dan echter ooit de hele schepping weer goed worden? Dan hebben we geen enkel houvast. En dat is nu precies de opzet van onze tegenstander. Hij wil ons denken ondermijnen, onze zekerheid ondergra­ven. Maar Jezus is gekomen om ons twee dingen glas­helder voor ogen te stel­len. Hij heeft aan het licht gebracht de oor­sprong van het goede en de oorsprong van het kwaad. En Hij heeft laten zien dat die beide oorsprongen liggen in de geestelijke wereld. Hij heeft ons ge­toond het wezen van God en het wezen van de boze.

Juist daarom wekte Zijn boodschap zoveel verzet. Schriftgeleerden en farizeeën hielden zich bezig met de buitenkant, het zichtbare. Maar Jezus stootte door tot de kern, het onzichtbare. Zij deden in feite niet veel anders dan het oppoetsen van de deur, maar Jezus kwam met de sleutels om de deur te openen.

Dit is het evangelie van Jezus. Dit is de boodschap van de eindtijd: de bood­schap van het wezen Gods.

Gods wil voor de gemeente: Optrekken, stellen en vastmaken

Wat zijn nu de consequenties hiervan? Dit betekent in de eerste plaats voor ons een overgang. David vertelt daarvan in Psalm 40. Nu was David een pro­feet en als hij in dit lied de overgang schildert die hij zelf heeft doorge­maakt, dan spreekt hij te­gelijk profetisch over de eindtijd. Dan zien we in deze Psalm de overgang die de gemeente in de laatste tijden zal moeten doorma­ken. David begint: “Vurig verwachtte ik de Here”. Dit is ook een kernmoment voor de gemeente vandaag. Een volk dat de openbaring van God verwacht, dat is de openbaring van Zijn heerlijkheid, de onthul­ling van Zijn wezen.

Daarom is deze Psalm zo bijzonder leerzaam. Want David gaat nu ook beschrijven hoe die openba­ring Gods, die hij ver­wachtte, tot stand kwam. Wat gebeurde er? Wat deed de Heer? “Hij trok mij op uit de kuil van het ver­derf, uit het slijk van de modderpoel; Hij stelde mijn voeten op een rots, mijn schreden maakte Hij vast”. Daar hebben we de overgang. Drie kernwoorden typeren hier wat God wil voor doen voor David, en voor de gemeente. Het zijn: optrekken, stellen, en vastmaken. Deze drie woor­den geven al een geweldig beeld wie God is. Hij is een God van opbouw, niet van afbraak. Deze drie woorden laten ons ook zien wat Gods bedoeling is met ons als gemeente in deze tijd. Dit is Gods program voor de eindtijd.

Waar begint het mee? Hij trok mij op. De nadruk valt bij dit woord op het omhoog gebracht worden. Je komt uit de diepte, op een hoog­te. Zo is de Heer in onze dagen bezig een volk op te trekken, omhoog te voeren. De vraag is dan echter: Waar haalde God David van­daan en waar bracht Hij hem heen? Want dat geeft ons inzicht in onze situatie. We zien daarin de weg die de gemeente gaat.

Wat God met David deed is een belangrijke les voor de gemeente

David kwam uit de kuil van het verderf. Dit woord duidt op een valkuil, een put. Zulke putten werden ook wel gebruikt als ge­vangenis. Bovendien is de kuil of de put ook een beeld van het dodenrijk. Nu is het wel duidelijk dat het hier gaat om een gees­telijke ervaring. David be­vond zich in het klimaat van de dood, hij zat onder de doodsmachten. Het pro­bleem van dergelijke kuilen is: je komt er nooit op ei­gen kracht uit. Want zo’n steile, diepe put biedt geen enkel houvast om om­hoog te klimmen. En daar komt nog bij dat David spreekt over het slijk van de modderpoel. Dat is nu niet bepaald een stevig fundament. Het is een moe­ras waar je in wegzinkt. Hier zien we de zuigkracht van de machten. Het zijn machten van verderf, die het volk Gods omlaag willen trekken, die zoals David zegt in vers 15, mij het leven zoeken te benemen, en mijn onheil begeren. In zo’n modderpoel, daar kom je in vast te zitten. Zo is het ook vaak met het volk van God: ze zitten in de kuil, ze zitten vast in de modder, ze zitten vast in een denken dat beheerst wordt door de machten, door zonde en dood. Hoevelen denken niet dat die modder­poel de plaats is die God voor heb bestemd heeft. Men spreekt immers van ‘al het kwaad dat Hij mij in dit jammerdal toebedenkt’.

Wat is de oorzaak waardoor het volk Gods vaak in het moeras zit? veelal komt dat door een verkeerd beeld van God. Oude denkpatronen van de voorgeslachten houden vaak kinderen Gods gevan­gen. In Psalm 69 zegt David: “Ik ben verzonken in bodemloos slijk, waar ik niet kan staan; ik ben ge­komen in diepe wateren, een vloed overstroomt mij” (Ps. 069:003) .

En juist daar is het God nu om te doen: ons op te trek­ken, dat wil zeggen: dan worden we losgemaakt uit die beklemming, uit die in­vloedssfeer, die ons denken verduistert en naar beneden zuigt. Dat is evangelie, vreugdeboodschap. Is het niet geweldig dat er een kracht is die sterker is dan de zuigkracht van het moeras?

Waar wil God ons brengen?

Maar Gods plan gaat nog verder. Als Hij in deze tijd bezig is om Zijn volk los te maken, dan moeten we er tegelijk oog voor krijgen, dat de Heer ons ook ergens wil brengen. David zegt: “Hij stelde mijn voeten op een rots”. Dat is Gods doel: een volk op de rots. Dit is wel een heel scherp contrast: eerst in een modderpoel, en nu op een steenrots. Dan komen we in een heel andere wereld. We krijgen grond onder de voeten.

Maar nu de kernvraag: wat wordt er met die rots be­doeld? Die rots is niets minder dan God zelf. Nu moeten we, als we dit zeg­gen, wel oppassen, want an­ders missen we de rijkdom van deze uitspraak. Dan lo­pen we gevaar te denken: O, dat wisten we al. Maar als de Geest onze ogen opent, dan ontdekken we hier een ge­weldige diepte. Vaak is dat zo met zulke overbekende uitspraken. God is onze rots: wat houdt dat in? Dat is niet zomaar een formule, het is niet maar een verge­lijking, het is veel meer: het is een realiteit in de geestelijke wereld. We moe­ten het ons duidelijk voor­stellen. Die rots staat niet zomaar ergens; hij staat niet op een rustig plekje waar nooit iets ge­beurt. Neen, hij staat daar in de hemelse gewes­ten, te midden van die die­pe wateren, die overstro­mende vloed, die aanstor­mende golven.

En dan moeten we bedenken: die steenrots, dat is het wezen Gods. Het is zo mach­tig, dit te gaan zien: wat houdt er stand in de on­zienlijke wereld? Het wezen Gods. Dat is de rots in de branding.

Wat is het kenmerkende van een rots? Hij is sterk, stabiel; hij waait niet met alle winden mee. Nu kan een rots eventueel nog van tij­delijke aard zijn; hij kan bijvoorbeeld verbrijzeld worden. Maar van God wordt gezegd: “De Here, Here is een eeuwige rots”(Jes. 26:04), Het karakter van God is on­aantastbaar ; het wezen Gods is een bolwerk in de heme­len voor altijd, een on­neembare vesting.

De plaats waar God ons wil hebben

Maar laten we hierbij niet uit het oog verliezen, waar het nu in feite om gaat. God heeft namelijk een doel. En dat is: dat wij daar komen, op die rots. Dat is de plaats waar Gód ons wil hebben. Wij moeten weer komen waar we thuis horen. Onze plaats is in het wezen Gods. De mens hoort thuis bij God. De mens hoort niet in de duis­ternis, bij de modderpoel. De mens is goed begonnen. En hij moet ook weer goed worden. Gods volk moet weer komen op eigen bodem.

Vaak hebben we veel te wei­nig stil gestaan bij het wezen Gods. Is het toeval dat er, dikwijls ook onder kinderen Gods, zoveel on­kunde is over Gods we­zen? Neen, daar heeft de boze belang bij. Is het tot eer van God, als we zeggen: God doet goed en Hij doet kwaad? de enige die daar winst uit haalt, is de vij­and, want op die manier kan hij zich verschuilen. En bovendien houdt hij zo men­sen af van het ware wezen Gods.

Daarom: de tijd is gekomen dat de Heer een volk op­roept om terug te keren tot de bron. Dat is het volk dat dezelfde gezindheid heeft als David: “Eén ding heb ik van de Here ge­vraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen, en om te onderzoeken in Zijn tempel”(Ps. 027:001). Zij gaan zien wie God wer­kelijk is. Maar nog meer: zij worden zelf vervuld met het wezen Gods. Gods karakter wordt in hen open­baar.

Voor hen geldt: “Want Hij bergt mij in Zijn hut ten dage des kwaads, Hij ver­bergt mij in het verborgene van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots”(vs.5). Zij gaan ervaren: het wezen Gods blijkt te zijn een schuilplaats, een veilig oord, een verheven plaats voor Zijn volk. Zij blijven niet op een afstand, zij gaan binnen in het verbor­gene, in die onzienlijke wereld, waar God Zijn wezen voor hen ontsluit.

En ten dage des kwaads, op de dag van de strijd, dan kennen zij hun God, die licht is, dan bergen ze zich in Hem, in Zijn wezen. Dat is hun tent, dat is hun toren, dat is hun hoge rots. Want het wezen Gods is hoger dan de machten. Het wezen Gods is onaan­tastbaar. En van dag tot dag worden zij zich meer bewust: het wezen Gods, daarin ben ik verankerd, daarin ben ik veilig voor alle leugen en duisternis, het wezen Gods bewerkt in mij heil, heling, herstel, zodat ik met heel mijn hart kan beamen: het wezen Gods is voor mij licht en heil.