Manna

 

Vorige week, toen we stonden te bidden, sprak ik ineens een zinnetje uit, waar ik niet eens over nagedacht had. Ik dacht: wat zeg ik nou…?

Dat zinnetje heeft me zo aan het denken gezet, dat het vandaag hierover gaat.

Dat zinnetje was: Wij zijn brood en wijn!

Dus: dat we brood en wijn zijn!

Maar voordat ik zover ben wil ik even iets vertellen over het begrip ‘manna’.

Letterlijk betekent dat: ‘wat is dat?’ Het was iets onbekends.

En dat manna lag elke dag, elke morgen, rondom de tenten over de hele leger-plaats, een laagje. En daar bovenop lag dauw. En als de dauw door de zon een beetje opgetrokken was, konden ze dat manna zó verzamelen.

Mozes noemde het de heerlijkste gave, de kostelijkste gave van de hemel, dauw.

Een mooie uitdrukking.

En elke dag lag daar het manna.

Ze hoefden echt niet meer te bidden: geef ons heden ons dagelijks brood, want het lag er al.

Dan raapten ze het op in korven, schalen of bakken enz. Ze gingen het dan een beetje zeven, zodat de rommel en rotzooi er uit komt.

Daarna werd het fijn gemaakt in vijzels, je kon het ook malen. En daarna werd het gebakken en kon je het eten.

Dat moesten ze allemaal zèlf doen.

Manna raap je, maar je verwerkt het zèlf.

En verwerken is dóórdenken, kauwen en herkauwen. Dat is brood klaarmaken.

Ik vind het heerlijk om altijd over deze dingen na te denken. Het is m’n lust en m’n leven. Maar het probleem is dat ik dáárin juist altijd ontzettend word aangevallen met rotzooi en troep en druk van buitenaf; omdat je bezig bent met de kostelijkste gave van de hemel.

Manna wordt in één van de Psalmen ‘koren van de hemel’ genoemd. Dus geen gebakken broodjes, maar ‘koren’.

Het gaat erom dat je het zèlf overweegt, daarmee omgaat.

Het woord overdenken komt in Psalm 119 zeventien keer voor; eindeloos overdenken.

En mijn lievelingstekst staat in Psalm 123: hoe kostelijk zijn mij Uw gedachten.

Het gaat om de gedachtenwereld van God. Want uiteindelijk zullen we daarmee de gedachtenwereld van de boze, zijn kop, moeten vermorzelen.

Koren van de hemel.

Het gaat er om, om inzicht te krijgen in de dingen van de Vader. Dat je daar inzage in krijgt. Dat je het gaat zien.

Neem nou eens dat volk Israël. Dat is bevrijd uit het diensthuis, uit die slavernij; dat is echt een gigantisch wonderteken geweest.

En in plaats dat je dan in het beloofde land staat, sta je daar voor een woestijn.

Ze zijn bevrijd om te leren met vrijheid om te gaan. Dat moesten ze allemaal leren.

Dat konden ze niet; het was een wetteloos volkje hoor, en hartstikke occult.

Een heleboel namen gewoon hun afgoden mee uit Egypte.

Dus als je zegt: ‘het oude leven ligt achter mij’, maar wat heb je er uit meegenomen? Nog steeds binnen in je? Want een afgodsbeeld, ja, dat is b.v. een raar idee wat je steeds maar mee sjouwt uit het verleden; en voor mijn part is het een gebondenheid.

Ze moesten leren uit Gods hand te leven. En ze hoefden overdag niks te doen!

Ja, theetje zetten, tukkie doen…., ik bedoel maar, méér hoefden ze niet te doen.

Ze hoefden geen beroepen uit te oefenen. Kleermakers hadden ze niet nodig, want in die veertig jaar is hun kleding niet versleten. En de schoenen ook niet, dus schoenlappers vond je er ook niet.

Wist je dat? Veertig jaar? Dames, hoe zou je het vinden: veertig jaar hetzelfde kloffie?

Er zit natuurlijk een dieper beeld achter.

Het belangrijkste was dat ze moesten leren luisteren. Altijd leren luisteren; en dat is een kunst. Ja, wat hoor je?

Eigenlijk leren luisteren met de geest! En ze begrepen er zó weinig van; en ze zaten nog zó vol streken…, dat God eigenlijk gezegd heeft: laat Ik ze eerst maar eens een wet geven. Een normale wet van dingen die je niet doet.

Kijk, tegen een dief zeg je: dat moet je niet doen. Maar tegen iemand die nooit steelt, zal je toch niet hoeven zeggen: je zal niet stelen… Dus de wet is gegeven aan wettelozen.

Er zijn genoeg mooie en goeie mensen in de wereld die de tien geboden gewoon niet nodig hebben.

Die hebben een geweten, en daar handelen ze naar. Dat is helemaal geen punt.

Maar ja, waar waren ze druk mee? Met familietwisten; en het verschil tussen de stammen. En onderlinge ruzies.

Weet je dat Mozes daar de godganse dag mee bezig was? Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat kwamen de mensen bij hem drammen bij z’n tent. Over ruzies.

En er staat in de bijbel het woord ‘uitgeput’. Elke avond tolde Mozes uitgeput op z’n bed.

Z’n schoonvader Jethro, die op bezoek was, hij was een priester uit Midian, zag dat een poosje aan.

Toen zei hij: Mozes, jongen, dit gaat niet goed! Al die mensen met al hun gedram om je hut…. Nou ja, Mozes was zeer zachtmoedig en liet het dan maar zo; maar Jethro zei: dit moet je anders aanpakken want anders ga je er aan man.

Toen zei Mozes niet heel vroom: ‘de Heer is bij me’.

Wordt eens verstandig. Nou, zegt Mozes, hoe dan? Dan geeft Jethro aan hoe hij dat allemaal kan delegeren. En de moeilijkste zaken ging Mozes wel zelf oplossen.

Maar al dat gedoe…., daar is de leiding niet voor.

Dat is wat, als je zo met een volk moet omgaan, waarbij je zulke stomme dingen allemaal moet oplossen, alsof je daarvoor bent aangesteld.

Jezus zegt in Luc. 12:14: Wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld? Over dat gedoe, erfenissen en zo….

Dus je hoeft je natuurlijke problemen nooit voor te leggen aan de Heer of wat dan ook, echt niet.

Nou wil ik graag eens een stukje lezen uit Numeri 21: 4-6.

Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig.

In plaats van ‘onderweg’ staat er in de Statenvertaling: vanwege deze weg.

Zo van: Mozes, jongen toch, we kunnen toch binnen een maand in Kanaän zijn? Nee, jullie moeten eerst een heleboel leren.

En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? om te sterven in de woestijn?

Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs (manna) walgen wij.

Nou moet je je dat even practisch voorstellen. In welke richting gaan ze nu weer? Naar de Schelfzee, of ander woord: de Rode Zee.

Daar waren ze veertig jaar geleden doorheen gegaan, en nou weer terug…?

Ja, jullie hebben in de woestijn niks geleerd. Ga eerst maar weer eens terug.

Wordt eens bewust dat je uitgeleid bent!

De Rode Zee is een beeld van de doop, en de doop is weer een beeld van opnieuw geboren zijn. Daarom zou ik nieuw-testamentisch willen zeggen: word je toch eens goed bewust dat je opnieuw geboren bent; letterlijk ‘van boven geboren’. Dat het om die mens gaat; die is eeuwig.

Als je je dat eens goed bewust wordt: opnieuw van boven geboren, wat een feest!

Dat woordje ‘boven’ moet je even goed onthouden.

Nou, en dan worden ze ongeduldig, ze walgen van dat brood en water, ze wilden wel eens wat anders eten…

Er staat letterlijk voor walgen: kotsen. Elke dag brood van dat manna gemaakt….

Het is koren uit de hemel, en zij kotsen er van. Dat zijn lui die ook zouden kotsen van

b i j b e l s t u d i e…. Ja, het gaat ook niet om bijbelkennis, wat heb je daar nou aan. Het gaat er om dat je dóór krijgt wat er met de woorden Gods bedoeld wordt.

Jezus zegt ook tegen de schriftgeleerden: jullie bestuderen de schriften, want je denkt dat daar het eeuwige leven in te vinden is. Nou, terecht, zegt Jezus, dat ben Ik, want de Schrift gaat over Mij!

Zó, dan wordt het wel effe stil hè?

En tegelijkertijd mag je ook zeggen: de Schrift gaat over ons, want als het over het Hoofd gaat, dan gaat het ook over het Lichaam!  Ze kotsten er van. Erg hoor, dat ongeduldige.

Nou ja, dan komen er vurige slangen, serafslangen. Eigenlijk waren dat origineel lichtende engelen, de serafin. Maar dit zijn gevallen engelen; daar zijn die slangen een beeld van.

En je moet oppassen dat je niet gebeten wordt door een boze geest. Want dat gif begint te werken, en voor je het weet, ben je geestelijk dood.

Je loopt dus gevaar geestelijk dood te gaan.

Dan gaat het verhaal verder. En hoe komt hier een eind aan?

Dat volk is aan het drammen en gaat tekeer: we gaan er allemaal aan…., nou ja, waar gemopper en gedoe en gefoeter al niet toe leiden kan, dan gá je er aan…

Mozes, riepen ze, doe iets!

En God zei tegen Mozes, maak maar een staak en giet maar een slang en zet die er op, en iedereen die daar naar kijkt, zal het leven houden.

Mozes doet dat dus, het zal wel niet een fraai kunstwerk geweest zijn, want anders zouden daar weer mensen voor sterven… En wie daarnaar keek, bleef in leven.

Waar is die slang, met die staak eronder, misschien door z’n kop, (de medische wetenschap heeft er ook altijd een slang bij), maar waar is dat een beeld van?

Van Jezus! Dat staat geschreven in Johannes 3:14: Gelijk Mozes een slang op een staak heeft gedaan, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden.

Dus Jezus zag er wel tegenop. Het móet gebeuren, zei Hij. Want als je dan op Hem let, dan blijf je in leven.

Alles wat aan een paal hangt, staat er in de bijbel, is vervloekt.

Nou, Jezus is gekruisigd, Hij heeft een vloek gedragen, de vloek van de zonde en de vloek van de dood.

Hij heeft het zondeprobleem opgelost en Hij heeft de geestelijke dood opgelost, afgeschaft!

Dus als je dáárop ziet, blijf je in leven!

Dat is mooi! Jezus gebruikt dus dat beeld voor Zichzelf.

Dat ging er bij de discipelen eerst helemaal niet in. Ik denk dat ze het ook niet begrepen hebben. Hè, zo’n Man, die zulke dingen zegt en doet…., en dan aan een staak als een slang…., daar klopt toch iets niet? Maar later begrepen ze het. Hij heeft de vloek gedragen, dan blijf je leven!

Het maffe is, dat die mensen die daarvan genazen, die slang hebben bewaard.

Ja, dat koperen ding moest bewaard worden, want als je daar naar keek, genas je….

Nou, dat is helemaal niet waar.

Weet je hoe lang ze hem bewaard hebben? Achthonderd jaar, en hij kreeg een plekje in de tempel.

Ja, in kerken en tempels moet je altijd fluisterend binnenkomen, en dan heel eerbiedig daar naar kijken; en dan zeggen: misschien geneest het nog wel een keer. En dan knielen en briefjes er op prikken.

Hizkia zei: dat koperen ding is een afgod geworden en hij heeft hem toen vernield. Hij begreep het.

Hoeveel mensen begrijpen het niet! Want waar ik ook kom, vooral in Frankrijk, wat zie ik dan? Gekruisigde Christusbeeldjes. Dat heet crusifix. Crusi = kruis en fix = vastmaken. Daar hangt Hij dus….

En de mensen eindeloos bidden en vragen en knielen.

Wat heb je in je hart? Want dát is de tempel. Heb je daar een gekruisigde Jezus of heb je daar een opgestane Heer?

Ben heeft het nog voorgelezen: wat méér is: de opgestane Heer!

Wij zien Jezus, zegt de Hebreeënschrijver, met eer en heerlijkheid gekroond.

Als ik in een concentratiekamp heb gezeten, en op het ellendigste moment is er een foto van me gemaakt, zou ik dan die foto verspreiden? Eindeloos…. Ja, ik vraag maar hoor….

Ga eens terug naar het begin. Dan hou je wel op met mopperen. Dat is erg hoor, moet je eens kijken waar het toe leidt.

We gaan weer even terug naar dat manna. Wat zegt Jezus daarvan?

Hij zegt: dat manna, dat ben Ik!  Want dat volk heeft brood gegeten en ze zijn allemaal gestorven, maar als je Mij eet, heb je het eeuwige leven.

Dat staat allemaal in Johannes 6.

Vers 33: ….dat is het brood Gods dat uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft; dat is het wáre brood uit de hemel.

Dus het èchte brood, uit de hemel.

Daarmee zegt Jezus dus: Ik ben van boven gekomen en Ik ben neergedaald.

Het woordje ‘neergedaald’ wordt in Johannes 6 een keer of zes gezegd.

Wat mooi dat dat koren neerdaalt en wat je dan zelf gaat verwerken; de uitspraken van Jezus. Koren op je molen, maal het! Doe dat! Dat is zo belangrijk, raap het op, zeef het.

Stel dat ik iets stoms zeg, nou, dan gooi je dat toch er effe uit? Dan hou je dat brood toch over? En val niet over dat steentje.

Dus ga het verwerken, dan heb je het vermalen. En het leuke is, dat de meeste mensen daar dan een beetje olie bij deden om er deeg van te maken. Kan ook met water hoor.

Olie en water, beeld van de Geest, het woord, dat dat goed dooreen gemengd wordt, doorkneed wordt. Dat doe je met je handen. Dan ben je dus met je geest bezig. En dan geef je het een bepaalde vorm. En iedereen mag z’n eigen vorm er aan geven, van krakeling tot stokbrood, dat maakt allemaal niet uit, het is jouw vorm.

Maar dan? Dan wordt het gebakken, want niemand eet deeg.

We kregen vroeger wel eens een stukje van m’n moeder voordat ze ging bakken; dat was altijd mierzoet en dat vonden we lekker, maar het diende gebakken te worden. En bakken gaat met vuur.

En vuur is een beeld van boze geesten. Als de wereld door vuur vergaat, betekent dat, dat de boze geesten zo verschrikkelijk veel macht krijgen, dat ze de mensen gigantisch onder druk zetten.

Zoveel mensen die daaronder bezwijken.

Dat vuur dient dus om te bakken. Je wordt gebakken door vuur heen.

Er zijn genoeg plekken in de bijbel die daarop wijzen. Als je stand houdt in die moeilijke dingen, in de verzoekingen, in je gedachtenwereld, dan zit je in een bak-proces.

En ik zal je wel eerlijk vertellen, de geur van vers gebakken brood in een Frans stadje, daar kan niks tegenop. Dat ruikt zó lekker!

Geur van vers gebakken brood, dát was Jezus. Want Hij heeft alle verzoekingen doorstaan in die veertig dagen, en toen kwam Hij er gebakken uit. Vers brood, heerlijk!

Dat geeft smaak, dat geeft geur.

Dus, dat manna, dat ben Ik, zegt Jezus.

En wij zijn ook boven geboren! Om dat te beseffen is toch niet saai? Daar ben je toch dag en nacht mee bezig? Ze mogen me er ook voor wakker maken, om deze dingen te bespreken, te overdenken.

Dat verveelt me nooi! Dat heet ‘brood des Levens’.

Dat is niet alleen Jezus, niet alleen Zijn uitspraken. Het zijn de uitspraken van God, die gestalte kregen in Jezus,

want het evangelie is door God verzonnen, niet door Jezus.

Het is dus Góds evangelie! Een blijde boodschap om de mensen weer eeuwig leven te geven.

Hij doet niets liever dan Leven geven.

Dát zijn nog eens hemelse schatten! Dus dat is niet saai.

Ja, ik weet wel wat saaie Bijbelstudies zijn, daar heb je niets aan.

Dus blijf zoeken naar die hemelse schatten. Ga die maar verzamelen.

Noem eens hemelse schatten. Het mooiste van alle schatten is natuurlijk het eeuwige leven; en dan met nadruk op ‘Leven!’

Maar gewoon gerechtigheid, eerlijkheid, trouw, vriendschap.

Wat kun je veel hebben aan een goeie vriend; dat is zó belangrijk.

Ken je die merkwaardige uitdrukking: ‘wentel uw weg op de Here?’ Wat stel je je daarbij voor?

Er staat in de Engelse vertaling: ‘ontsluit je wegen’. Durf je je te openen? Ja, alleen voor vrienden durf ik me te openen. Want die gaan niet als een psycholoog in me wroeten. Die gooien de boel niet overhoop. Die respecteren je innerlijk.

Vriendschap is een kostbare schat.

Welk een vriend is onze Jezus, zingen we, maar hoeveel vrienden heb je waaraan jij je durft te openen? Om te genezen. Om genezing te ontvangen.

En nou komt het: blijf zoeken en ontdek dat wij het brood de Levens zijn!

Het hoofd is hetzelfde als het lichaam. Denk eens aan brood en wijn, zijn lichaam en het bloed van Jezus. Dat is één ding.

Maar het betekent nog meer.

Het betekent ook Woord en Geest, en dáár gaat het om!

Wij kunnen ook van boven, als je wil, neerdalen. Dat betekent: onze hoge gedachten en de gedachten Gods openbaren aan de mensen.

Maar je moet wel eerst door de lucht.

En je weet van elk terugkerend ruimte-vaartuig, dat dáár de meeste weerstand ligt. Die shuttles die terugkeren.

Want in de dampkring is de meeste weerstand.

Paulus heeft het over de boze geesten van de macht der lucht.

Dus als je neerdaalt, stuit je op weerstand; want reken maar dat de boze er op uit is om juist dát, de openbaring van Jezus Christus, tegen te houden.

En wat zit er aan de onderkant van al die shuttles of neuskegels? Als dat neerdaalt, wat hadden ze daarvoor verzonnen?

Hitteschiltjes.

Een hele serie betegeld met hitteschiltjes. Dát zijn nou de gedachten Gods die je beschermen.

Het vuur spat er af, maar ze beschermen de inhoud. En als je dan geland bent, kun je Hem openbaren! Dan kun je de woorden Gods vertellen, want die zijn door vuur gelouterd. Die zijn zó echt en zó waar, zó kostbaar.

Je zou haast tegen de mensen zeggen: eet ons maar op. Eet en drink ons op, dan heb je het eeuwige leven. Want we hèbben het!

Want kijk, het bloed van Jezus is wat anders dan het bloed van Christus. Even goed doordenken!

Het bloed van Jezus was het natuurlijke bloed dat ze er uit geslagen hebben, en waarvoor Hij gehangen heeft.

Dat is het natuurlijke bloed van Jezus geweest; en ook Zijn lichaam is voor een groot deel vernield. Hij was hartstikke dood.

Maar ik heb het nu niet over het bloed van Jezus, maar over het bloed van de Christus, dat is het Leven wat door de Christus stroomt.

Wij hebben gemeenschap met dát bloed, zegt Paulus; en met dát lichaam.

De Christus is één en al brood en wijn. En we zijn het! Het is zó heerlijk om daarover door te denken.

Want we zijn ook geroepen, namens Jezus, om de wereld met God te verzoenen. En je wijst op die staak, die vloek die Hij gedragen heeft, maar je geeft ze het Leven!

Want  pal achter die tekst van dat stukje over die staak van Mozes, wat Jezus aanhaalt, als Hij zegt: de Zoon des mensen moet ook verhoogd worden: staat: want zó lief heeft God de wereld gehad.

Altijd wordt die tekst het meeste aangehaald, maar men vergeet die eerste te noemen.

Hij heeft z’n eerstgeboren Zoon er aan gegeven.

Hij heeft Hem ook aan de wereld gegeven.

En zo geeft God ook z’n andere kinderen aan de wereld, opdat een ieder die hen gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Dus zó eerste, zó ook de laatste.

Ik heb het belangrijkste nu wel gezegd. Er is nog één aardige tekst, Openb. 2:17:

Wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt. Het is dus heel belangrijk om te horen. Dat moest het volk Israël leren. Hóe luister je naar wat de Geest tegen ons zegt? En wie goed luistert, hoort veel.

Er staat nog wat achter: wie overwint, zal Ik van het verborgen manna geven.

Het verborgen manna zit binnen in u. Wat zeg ik? Je bént het! Je bént Gods brood. Je bént Gods wijn. En daar worden de mensen vrolijk van. Daar wordt hun honger van gestild.

Het verborgen manna, en ook een wit steentje. Ik zal dat even uitleggen, want sommigen maken daar een grafsteen van, in het wit…, vreselijk!

Bij een uitspraak van een rechtzaak ging het om een witte steen en een zwarte steen. En welke er uitgehaald werd, of opgegooid werd in die Griekse rechtspraak, (eigenlijk staat er: een glanzend wit steentje) die was onschuldig. Vrij! Onschuldig!

Nou, als dát toch het light-motief van je leven is! Je wandelt in pure onschuld.

Dan kan ik je wel vertellen dat dát aangevallen wordt. Of wou jij zeggen dat je nooit wat uitgevreten hebt? Jawel, maar dat is vergeven. Ik ben nu onschuldig! Een ander heeft voor mij de straf gedragen.

O, wat een heerlijke boodschap is dat!

Ik moet altijd denken aan de begrafenis-dienst van Dientje, misschien weten sommigen dat nog.

Ik stond daar achter dat ‘ding’, dat vind ik altijd moeilijk hoor, maar ik mis Dientje nog heel erg. Maar er was een zee van witte bloemen. Ik weet wel dat een hoop mensen, die zich schuldig voelen, de overledene heel veel witte bloemen gaven. Ja, dat is merkwaardig, alsof ze iets wilden afkopen.

 

Maar het merkwaardige bij Dientje was, dat het allemaal witte rozen waren en daartussen zat toevallig één bosje rode rozen. Het leken wel bloeddruppels.

Toen had ik tranen in m’n ogen, want dank zij het bloed van het Lam krijg je allemaal een witte ziel. Dat is mooi hè?

De ruiters in Openbaringen waren allemaal in het wit gekleed, eentje in het rood, de voorste, in een rode mantel.

Dank zij Die hebben we allemaal prachtige klederen gekregen.

Maar goed, het gaat mij vandaag om het verborgen manna.

Paulus zegt: neem alsjeblieft een voorbeeld aan dat volk Israël, want in het grootste deel van dat volk heeft God totaal geen behagen gehad. Wist je dat?

Nog erger; er wordt tegen een gemeente gezegd: jullie zijn niet heet en niet koud, Ik spuug je uit, maar er staat letterlijk: Ik kots je uit. Wat moet Ik met je, je ligt me veel te zwaar op de maag.

Wat afschuwelijk en verdrietig voor God dat hij in het merendeel geen behagen had.

Ja, zegt Paulus, het is ons tot voorbeeld geschied.

Ze willen wel dansen en zingen en springen, maar ze gingen er wel allemaal mooi aan.

 

Trouwens, toen dit avontuur achter de rug was, en de mensen weer wat genezen waren, en ze weer verder trokken, toen vochten ze tegen een paar beroemde koningen, keiharde woestijndespoten, en dat wonnen ze. Ja, want de Heer was met hen.

Nou, dacht de duivel, ik zal ze dan wel op een andere manier verleiden, ik stuur wel een valse profeet, Bileam, die heeft toen het grootste deel van dat volk verleid.

Jezus zegt niet voor niks: jongens, ogen open, waakt, bidt dat je niet in verzoeking komt. Hou dat vast, dat je brood en wijn bent namens de Vader en namens de Zoon voor de hele schepping.

Dan kunnen we de wereld verder gaan verzoenen met God.

 

Duurt Sikkens d.d. 24-07-2011