Beelden en verhalen

Vanmorgen geen preek, ook geen toespraak, maar ik zal wat beelden vertellen.

Sommigen heb ik gekregen, anderen gelezen, met een verhaaltje.

Ik begin met een Deense filosoof, dominee Kierkengaard. Hij heeft z’n hele leven geleden onder depressies.

Heeft moeilijke boeken geschreven.

Hij heeft zich altijd fel verzet tegen de staatsgodsdienst in Denemarken.

Hij trok zich het lot aan van de armen van geest, de onaanzienlijken, dat was een mooie eigenschap.

Het volgende beeld heb ik gevonden in zijn dagboek.

Er waren eens een paar wilde ganzen.

Bij het begin van hun trek bemerkten ze een koppel tamme ganzen. Ze begonnen deze zó aardig te vinden dat ze het jammer vonden om zomaar weg te vliegen.

Ze hoopten dat ze hen zo ver konden brengen, dat ze met hen mee zouden vliegen als de trek zou beginnen. Daarom lieten ze zich geheel met hen in, en trachtten hen er toe over te halen om ook hoger te gaan vliegen, telkens een beetje hoger, zodat ze in ieder geval een kans hadden om de trektocht vol te houden, verlost van het jammerlijke middelmatige leven, dat zij als respectabele tamme ganzen rond waggelend op de aarde, doorbrachten.

In het begin vonden de tamme ganzen deze situatie erg amusant, ze hielden wel van de wilde ganzen.

Maar het duurde niet lang dat ze het toch zat werden. Ze begonnen hen te beledigen, en beschouwden hen als fantasierijke dwazen, als wereldvreemde wezens zonder levenservaring of wijsheid.

En ach, de wilde ganzen hadden zich toen al zo sterk door de tamme ganzen laten beïnvloeden, dat zij macht over hen hadden gekregen, en ze geleidelijk aan in hun woorden waren gaan geloven.

Het liep er zo op uit dat de wilde ganzen tam werden.

In ’s hemelsnaam, mens Gods, pas op voor één ding: zo gauw je merkt dat tamme ganzen macht over je beginnen te krijgen, maak dan dat je weg komt!

Ga mee met de trek, anders loopt het er op uit dat je als een tamme gans geluk-zalig blijft rond waggelen in laag-bij-de-grondse jammerlijkheid.

Helderder kan deze gelijkenis niet zijn.

 

Gedachten van God en gedachten van de aarde

Jaren geleden kreeg ik een beeld, waarmee de gemeente er op gewezen werd om goed onderscheid te maken tussen gedachten van God en gedachten van de aarde.

Ik zag twee handen, die allerhande stenen aan het sorteren waren, en duidelijk was dat er edelstenen en gewone grindstenen op een tafel lagen.

Ze werden stuk voor stuk bekeken. Je zag eigenlijk geen verschil, maar je had een kennersblik nodig om het verschil te zien.

De grindstenen werden afgezonderd en de aandacht richtte zich op de edelstenen.

Ze werden gerangschikt en kregen allen een eigen plaats.

Toen ik vroeg wat hiermee bedoeld werd, zag ik een plaatje van een hogepriester die de efod draagt. Dit heet het borstschild der beslissingen.

Het was versierd met 12 edelstenen die in goud gevat waren.

Deze stenen, met de namen van de 12 stammen van het geestelijk Israël er op gegraveerd, droeg de hogepriester op zijn borst.

Het schild was dubbelgevouwen en vormde een soort buidel, tot bewaring van de Urim en de Tummim, waarschijnlijk 2 stenen die het antwoord bevatten wanneer God om raad werd gevraagd.

Je kunt het allemaal nalezen in Exodus 28. Maar de kern van de bedoeling is drieledig.

Ten eerste ging het om het sorteren van gedachten, hemelse en aardse, deze zijn vaak nog vermengd bij veel christen-mensen.

En ze worden opgeroepen om ze soort bij soort te leggen.

Ten tweede ging het om christenen zèlf.

Sommigen hebben een eervolle bestemming, anderen een mindere eervolle. Dit laatste hing af van hun eigen keuze.

Paulus schrijft daar heel helder over in

2 Tim. 2. Hij toont het verschil tussen natuurlijke en geestelijke christenen.

Ten derde, wat ik het meest ontroerende vond, besefte ik dat Jezus, onze Hogepriester, ons zó ná aan het hart draagt als maar mogelijk is. Dat de beslissingen vanuit het hart komen van Zijn geest, en dat de edelstenen waarmee Hij zich tooit, Zijn waardigheid vertegenwoordigen, schitterend in het licht.

Met zulke mensen kan God voor de dag komen. Wát een bestemming!!

De keuze is aan ons!

 

Onderweg

Nu een verhaal dat ik een keer heb geschreven n.a.v. de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Het heet: ‘Onderweg’.

Uit nieuwsgierigheid had een kwajongen zich op verboden terrein begeven aan de rand van het bos.

Bij het klimmen over een hek met prikkeldraad was hij ongelukkig ten val gekomen, en tot overmaat van ramp in een ellendig woekerende braamstruik.

Hij zat dus vast en kon niet voor of achteruit. En als hij probeerde los te komen, werd het alleen maar erger en deed hij zich alleen maar pijn.

Een man op een fiets passeerde, en zag de jongen. ‘Zo’, zei hij, ‘dat is niet zo best, er staan toch borden met verboden toegang, kun je niet lezen?’ En hij liet de jongen zitten.

Een stel wandelaars hoorden de jongen roepen. Ze spraken hem bemoedigend toe met de woorden: ‘Joh, wat beroerd voor je, nou, sterkte hoor’.

Even later kwam er een mountainbiker langs, die in het voorbijgaan riep: ‘Ik zal voor je bidden hoor’.

Een poos later kwam op zijn hulpgeroep een voorbijganger naar hem toe, raakte z’n voet aan en zei: ‘God houdt van je hoor, dáág’.

Het werd later op de middag toen er weer iemand langs kwam op de fiets.

Aan z’n kleding kon je zien dat het iemand van de Plantsoenendienst was.

Hij stapte af en liep naar de jongen toe, en keek.

‘Jij vastzitten?’ vroeg hij in gebroken Nederlands. ‘Ja’, kreunde de jongen.

De man haalde een snoeischaar uit z’n zak en knipte de jongen los.

Bebloed en beschadigd stond hij even later weer op z’n eigen benen, en hij bedankte zijn weldoener, die toen zei:

‘niet weer doen, jij nu vrij’.

Hij stapte op de fiets en wees op z’n bagagedrager: ‘Ik jou thuisbrengen!’.

En daar gingen ze samen.

 

Vlag

Het volgend beeld dat ik heb gehad, gaat over een vlag. en er staat boven:

‘Hou de vlag in top’.

Ik zag een groene heuvel in een landschap. Op deze heuvel had zich een groep mensen verzameld, terwijl er rondom hen zich een ring van dreigende figuren bevond

Er was afstand tussen de mensen en de figuren die hen omsingelden.

De aandacht viel op een vlag midden op die heuveltop. Ik hoorde hem echt klapperen in de wind.

Deze vlag was rood en wit. Niet in afzonderlijke banen, maar de ene kant was rood en de andere kant was wit.

Het rood was een beeld van het bloed van het Lam, en het wit een beeld van je onschuld en de gerechtigheid Gods.

Wanneer de vlag zakte langs de paal, kwamen de levensbedreigende figuren dichterbij. Kwam er dan iemand uit de groep mensen de vlag weer hijsen, dan weken ze weer terug.

Alleen door de aanblik van de fier in de wind wapperende banier waren de mensen op de heuvel rustig en kalm.

De begeleidende gedachten waren:

“Hou die vlag in top! Jullie zullen overwinnen door het bloed van het Lam en door het getuigenis in de hemel”.

Later schoten mij nog een paar schrift-woorden te binnen.

Die noem ik even.

Psalm 60:6:

Gij hebt hun die U vrezen, een banier gegeven, om zich bijeen te scharen vanwege de boogschutters, opdat uw geliefden ten strijde toegerust zijn.

Hooglied 2:4b:

Zijn banier over mij was de liefde.

Dat betekent: ‘de Here is mijn vlag, mijn banier’.

Jesaja 11:10:

En de wortel van Isaï, dat is natuurlijk Jezus, zal staan als een banier der natiën, en Zijn rustplaats zal er heerlijk zijn.

Ik las Psalm 45, dat begint met: Mijn hart trilt van blijde woorden….., in het eerste stuk gaat het over een koning, en in het tweede stuk over een koningin, een beeld van Jezus en van Zijn gemeente.

De koning en de koningin staan naast elkaar.

Dan wordt er over de koning geschreven in vers 3: Lieflijkheid is over uw lippen uitgegoten.

Lieflijkheid is het hart van God, tedere liefde, en het is over uw lippen uitgegoten.

Dus het komt van binnen naar buiten, en daarmee maakt hij de lieflijkheid van God bekend.

Van de koningin wordt gezegd in vers 12: Laat de koning uw schoonheid begeren.

Dan staat er nog een prachtige tekst in vers 14: omdat het samenhangt met de efod, die de hogepriester draagt:

Van goudbrokaat is haar kleed.

Een andere vertaling luidt: Het zijn gouden kasjes waarin edelstenen zijn gevat.

Daar heb je die efod weer. Dat wordt gezegd van die koningin.

Dat zijn allemaal prachtige geestelijke gaven, eigenlijk ben jijzelf een gave van God.

Jacobus schrijft: Elke gave van God komt van de Vader der lichten.

Jij bent een gave aan de schepping, en ze kunnen je aannemen of verwerpen.

Dat is aan hen!

Maar er wordt nog iets moois van die vrouw gezegd: Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen, het is hier vertaald met: ‘daarbinnen’. Dan denk ik: ‘waarbinnen?’ Dat wil dan altijd weten.

Maar de Statenvertaling is veel mooier:

Louter pracht is de koningsdochter inwendig.

Inwendig! Van binnen is ze zo mooi.

Het gaat over jou hoor!! Van binnen ben je zo mooi! Je weet niet half hoe mooi je bent.

Zó kijkt God naar je, en ook Jezus kijkt zo naar je!

 

Nu even iets anders.

Twintig jaar geleden kreeg ik ook dit beeld.

Je voelde toen in de gemeente, waar ik deel van uitmaakte, dat er hier en daar zich wat haarscheurtjes begonnen te vertonen, kleine barstjes.

Een barst begint altijd klein, dan wordt het steeds wijder en op den duur kan het een kloof worden.

En je moet ze niet veroordelen, natuurlijk niet, maar mijn vraag is dus: ‘wat wil je, wat wil je zélf nou?’

Als God je totaal onschuldig heeft verklaard, helemaal onschuldig, los van de wet.

Wist je dat je los bent van de Mozaïsche wetten? Anders zit je onder de vloek.

De Vader haalt je onder de vloek van de wet vandaan en geeft je Zijn genade.

Genade is veel meer dan wat voor gedrag je ook vertoont: ‘dit hoort niet en dat hoort wel’…. Waar haal je het vandaan?

Hoe hoort het eigenlijk? Jezus gedroeg Zich ook niet altijd zoals het hoorde. Wat hebben ze zich kapot aan Hem geërgerd.

Hij zit te eten op zondag, nou èn!

Het is voor ontzettend veel mensen een must om te bidden voor het eten. Als je het nou een keer overslaat, voel je je dan schuldig?

Alles wat je doet is één en al onschuld.

In Openbaring 21:18 staat: Doorschijnende goud, dat gaat over jou!

Moet je eens nagaan: ‘doorschijnend goud’. Wat een kleur straal je uit omdat dat licht er op valt.

Toen kreeg ik twintig jaar geleden dit beeld: Ik stond op een perron, zo’n 100 meter verder begon de overkapping van de gebouwen en de trappen naar de uitgang.

Het was een rustige, ietwat grijzige dag, zoals je dat hebt als de zon achter de sluierbewolking schijnt. Achter mij, rechts, kwam de trein langs het perron glijden.

Hij stopte, de deuren gingen open, en alle reizigers stapten uit. De meesten lopen even later de trappen op en verdwijnen naar de uitgang. Zij hebben hun bestemming bereikt.

Eén klein groepje bleef staan op het perron. Even later kwam er van achter mij weer een trein binnen, langs de ándere kant van het perron.

De deuren gaan open, en het groepje op het perron pakt wat bagage op, ze stappen in die trein, die zich weer in beweging zet.

Eigenlijk stapten ze over op een trein, die weliswaar uit dezelfde richting kwam, maar op een ander spoor doorging.

De bijgaande gedachten zijn:

Durf jij van gedachten te veranderen.

In het Grieks staat er voor het woord ‘bekering’: metanoya’, wat betekent: ‘veranderen van gedachten, van denken. Het kunnen denken is een prachtige eigenschap van de Geest, dat kunnen dieren niet.

En dan de gedachten van God langzamer-hand overnemen.

Heb geloof ván God staat er in het evangelie.

Een heleboel mensen geloven in Jezus, maar heb je ook het geloof van Jezus?

Het gebed van God.

De gedachte bij dat beeld is dus: ‘durf jij te veranderen van gedachten?’

We zijn op het ogenblik met prachtige dingen bezig, maar durf je de oude structuren en gedachtenpatronen los te laten? Zoals je altijd hebt gedacht?

Zodat de ontwikkeling van het Koninkrijk der hemelen binnen in je verder gaat!

Wil je wisselen op je perron?

Van de mensen die waren uitgestapt, omdat ze meenden hun eindbestemming te hebben bereikt, werd duidelijk gezegd: ‘ze zijn binnen’.

Dat kleine groepje durfde over te stappen en op een nieuw spoor verder te reizen.

Durf je te wisselen? Mariet, mijn vrouw,  heeft 16 jaar later ook weer dit beeld gekregen, en ging er ook mee verder.

Ze zag een trein die een bepaald spoor volgde, maar het spoor hield op.

Er zaten mensen in de trein, ja, wat nu?

Er stapten toen een hoop mensen uit. Ze hadden tenten bij zich en richten daar een heel tentenkamp in, want ze wilden daar wonen, ze dachten: ‘we zijn op onze bestemming aangekomen’.

Een ander groepje keek eens om zich heen en zeiden: ‘Ja, wat moeten we nou?’

En weer een ander groepje bleef in de trein zitten, ze bleven gewoon hangen in die trein.

De bestuurders waren uitgestapt (even doordenken hè?), en die stonden ook naast de trein: ‘en nu?’

Op een gegeven moment ging het kleine groepje aan het wandelen en vonden een klein smal paadje, waar ze toen met elkaar opgingen. Ja, het was hun eigen keus, maar ze gingen achter elkaar aanlopend het paadje op.

Toen dit uitgesproken werd, kreeg Mariet een profetie, dat was een bekend gedicht:

Door de nacht van smart en zorgen

schrijdt een stoet van pelgrims voort

zingend liederen van de morgen

nu het nieuwe licht weer gloort.

Dat groepje, dat wandelend verder ging, zong een lied. Ze lieten het tentenkamp achter zich. Ze lieten achter zich degene die in de coupé bleven hangen, en daar gingen ze, een paadje zoekend door de wildernis.

Bereidt in de wildernis een baan.

Het is prachtig dat je geleid wordt in de wildgroei van opvattingen, de ideeën, de rare godsdiensten.

Ik denk dat alle godsdiensten door de duivel zijn uitgevonden. De mensen moéten allemaal wat….

Dit is de enige weg waar je niks meer moét! Ontmoeten, dat doen we well!

En in elkaar het gezicht van de Vader ontdekken, zodat je dat kunt weer-spiegelen.

Dat kleine groepje bad ook: ‘Leidt ons op die smalle weg’.

In het Grieks staat er voor ‘smal’ eigenlijk een ander woord. Daar staat ‘versmald’.

Hij staat aan weerzijden onder druk.

Op die smalle-weg-gangers wordt druk uitgeoefend aan weerskanten.

Jullie kennen dat wel. Dat je zomaar onder druk staat.

Het komt zomaar ergens vandaan. Soms kun je het aanwijzen, maar soms vraag je je af waar het vandaan komt, maar ik sta op één of andere manier onder druk.

Het beeld wat ik daarbij kreeg, was heel eenvoudig: een geboortekanaal, als een smalle weg staat dat onder druk.

Dus al die druk zijn weeën, want de duivel wil niet dat die vrouw baart, wat in Openbaring 12 staat.

Hij staat er ook bij te kijken, en te wachten, om, zo gauw het kind  tevoorschijn komt, het te verslinden.

Die vrouw schreeuwt, want reken maar dat ze een zware bevalling heeft, want ze baart een volwassen kind.

Ik denk dat ze schreeuwt: ‘Geef mij recht tegenover mijn tegenpartij, ik heb het recht om deze zoon te baren’.

Dus wij gaan die smalle weg. Op die brede weg sjouwt iedereen. En die leidt naar het verderf, zegt Jezus.

Het leidt naar de ondergang, niet naar de hel, dat staat er niet hoor. Er zit nog niemand in de hel, echt niet!

Er zijn wel een hoop mensen die nu al de hel op aarde ervaren.

Tjonge, als je dat soms ziet of hoort op het nieuws, dan denk ik: ‘mens, je leeft in een hel’.

Dat is een concentratie van boze geesten.

Maar er zit nu nog niemand in de hel, die is voor de duivel en zijn engelen bereid, en niet voor mensen. Wat er ook geschreeuwd en gemompeld wordt.

 

Nog één ding

Nog een ding wat ik er bij wil vertellen.

Toen ik een jaar of 16 was, en opgevoed in de verschrikkelijke leer van zonde en vernietiging.

Ik heb schatten van ouders gehad, maar die leer……, dat was helemaal niks!

Je was zondaar tot de dood. Ik kreeg toen ook nog suïcidale neigingen, dat was niet zo best. Ik dacht: ‘mijn leven heeft tóch geen zin’.

Het enige wat me tegenhield was dat ze hadden gezegd: ‘wie zelfmoord pleegt, gaat naar de hel’.

Dat hield me dus tegen, hoe krankzinnig kan het wezen!

Kort daarna werd ik verliefd en heb Marietje leren kennen.

Maar dat kon er bij mij ook niet in, hoe kon ze nou verliefd worden op een sukkel?

Op iemand die zichzelf niet ziet en een zondaar is tot de dood, geneigd tot alle kwaad, tot niets goeds in staat.

Toen ze een keer vroeg: ‘vertel eens iets over jezelf, toen schrok ik me dood’.

Ja, als ik dat doe, dan maakt ze het uit.

Het is gelukkig niet zo ver gekomen.

Ze heeft me ook leren praten en leerde me te uiten.

Maar dit heb ik weleens verteld.

 

Ik lees nog een stukje voor over wat liefde is.

Johannes schrijft: God is liefde, en niet iets anders.

De liefde is mild en teder, zij is niet hard.

Zij  heelt wat bij elkaar hoort.

Zij heelt wié bij elkaar horen.

Zij scheidt het goede van het kwade.

De liefde is zonder schuld, ze vergeeft graag.

Zij zoekt de verloren dingen en de verloren mensen weer op.

Ze is zo helder als kristal.

De liefde is zo sterk als het licht.

Zij is sterker dan de dood.

De liefde is echt, geen namaak,

is onvervangbaar.

De liefde vergelijkt niet.

Ze spreekt mèt mensen, niet óver hen.

Dit is een doordenker hoor, hoe gauw heb je het niet over een ander. Dan ben je zelf z.g. beter.

De liefde hoeft geen gelijk te hebben.

Wie zich aan haar stoort, is blind.

En wie zich aan haar stoot, verwondt zichzelf.

Ze zoékt de ander, ze erkent de ontkenden.

Ken je dat? Je ontkent voelen? Ontkend zijn? Je leven heeft geen zin, je bestaan heeft geen zin…..

Maar de liefde geeft naam aan de vergetenen.

Ik weet hoe jij heet, je krijgt een naam die bij je past!

Ze luistert en ze vraagt naar je.

Dit is zó waar: Hij is, Ik ben, en wij zijn!

 

Lied Duurt

Tot slot het lied wat ik hier had willen zingen, maar dat doen we nu niet.

Twee coupletjes die gaan over God.

Uw geloof, Uw hoop, Uw liefde,

zo oorspronkelijk, zo licht

Kuste wakker en verhief de mensen naar Uw aangezicht.

Wij aanbidden, lieve Vader, in zacht-moedigheid zo rein, komen wij elkander nader, kunnen wij zó samen zijn.

 

Geniet van je inwendige schoonheid, zó kijkt de Zoon naar je!!

Amen!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Duurt Sikkens d.d. 20-09-2020