Dag en Nacht
Ik wil proberen wat uit te leggen over ‘dag en nacht’, het verschil tussen dag en nacht.
Jullie kennen allemaal wel het begin in Genesis: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde, en de aarde was woest en leeg, er lag duisternis op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.
Als Zijn Geest over de wateren zweeft, waar is dan God Zelf? Dat is natuurlijk een domme vraag, want God is Geest. Dus Hij zweefde Zèlf over de wateren.
En God zei: “Licht”. Hij uitte Zich; en Hij zag dat het licht goed was. En God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En het licht noemde Hij ‘dag’, de duisternis noemt Hij ‘nacht’. En toen was het avond geweest en morgen geweest; de eerste dag.
Ja, avond geweest en morgen geweest, wat heb je dan niet gehad? De nacht! Die was er nog niet. Nee, echt niet.
Dat wil ik wel helemaal uitleggen, maar dat doe ik vandaag niet. Maar er was een gigantische kristallen bol rond de aarde, ijskristallen. Job noemt dat een gegoten spiegel, ‘rakia’, het vast gehamerde; wij noemen dat het firmament. Daar zit het woord ‘firm’ in, dat is stevig. Dat zat dus om de aarde heen. Dus zolang de zon nou zogenaamd onder was of niet, altijd schitterde er licht. Dus er was geen nacht.
Wanneer was dan de dag afgelopen? Het was avond geweest en het was morgen geweest. Dus ná de morgen was de dag voorbij. Ik zet jullie nu even lekker aan het denken.
Dus ’s middags begon eigenlijk de nieuwe dag in zekere zin. Er wordt geen nacht genoemd. Dat komt omdat de nacht niet bij de dag hóórt.
Maar nu gebeurt er iets merkwaardigs: die dagen volgen elkaar op, en dan komt de zevende dag. En dan zegt God: ‘Nu ga Ik rusten’. Niet uitblazen, liever adem scheppen. Hij gaat dan rusten.
Hij gaat dan genieten van wat Hij scheppende tot stand heeft gebracht; of, zoals een ander zegt: wat Hij had ontworpen om te ontwikkelen. Dus het was nog maar een begin, schitterend.
Want God is niet iemand die allemaal bomen plant, die in volle bloei staan; Hij is altijd Iemand van beginselen, beginnetjes. Zacharias noemt dat ‘de dag van de kleine dingen’. De beginnetjes.
Zou die ‘dag’ 24 uur geduurd hebben? Wat een dom gedoe. Wat een dwaze discussie over de schepping. Een dag kan eindeloos lang duren.
Maar het grappige is dat van al die dagen God de zevende dag zegent! Hij zegent die apart. De dag van de Here, Uw God. Zeg dat eens anders: dat is de ‘dag des Heren’. Er staat letterlijk: Hij onderbrak, Hij rustte, want er komt nog meer.
Als je je werk onderbreekt, komt er nog veel meer. En het merkwaardige is dat van al die dagen wordt gezegd: het was avond geweest en het was morgen geweest. En van die zevende dag: ‘geen avond’. Dus die dag, de rustdag van God, is nog lang niet afgelopen. Dat is toch merkwaardig!
Dat is dus al een lange periode.
En tijdens die rust gaat God genieten van wat Hij zag dat het goed was, in het Hebreeuws wordt gezegd: Hij zag dat het mooi was. En reken maar dat het mooi is, net zoals de nieuwe schepping. Moet je maar eens kijken wat een mooie mensen dat zijn.
En tijdens die rustdag verstoorde de satan de rust van God, hij verstoorde dat.
Toen kwam de geestelijke nacht over de aarde. En later, bij de zondvloed, toen alles in elkaar lazerde, toen zijn de nachten ook ontstaan. Maar de geestelijke nacht kwam over de aarde, en dat is de duisternis.
In het Grieks staat er scoteinos, en dat heeft een grondwoord wat betekent: bedekken. Het woord ‘tent’ is er ook van afgeleid. Dus iets wat bedekt.
Dus er kwam een bedekking over de mens.
Dus die zevende dag, die God speciaal zegende om helemaal tot rust te komen, daar kwam de vloek van de boze tussen. Dat is het tegengestelde van de zegen.
En als aangrijpingspunt nam hij de mens.
Dus alle mensen liggen onder een bedekking, want iedereen gaat dood; dat hoor je iedereen wel zeggen.
Maar het gaat natuurlijk om die geestelijke dood.
Die ligt over de mens al vanaf de beginne. Noem het maar de sluier van de nacht, over je denken.
De duisternis van de rouw om het verloren eeuwige leven. Wat afschuwelijk. Wat is er door God heen gegaan toen Hij ineens zag dat de mens verdorie tijdelijk werd.
Vondel schreef eens een drama over Adam in ballingschap. Dat had hij goed gezien. Uit de tegenwoordigheid van God. Daarom denk ik: ik noem de bijbel maar eens een keer een dagboek; het boek van de ‘dag’. Maar er zit een zwarte bladzij in, ja toch?
Het Nederlandse woord voor ‘dag’ heeft te maken met ‘branden’, maar dan moet je niet denken aan verterend vuur, maar een brandende haard, of een brandende lamp. Want het heeft nog een betekenis, en dat is ‘koesteren’. En dát is mooi. Dat je je koestert in het licht, in het zonlicht. Zo behaaglijk, zo warm. Nou, daar heb je nou een beeld van God. Tenminste, als je het lef hebt om je te laten koesteren.
Er zijn zoveel mensen die denken: het komt met mij wel in orde, maar wie zich niet laat liefhebben…..
Gods vriendelijk aangezicht gééft dat licht, maar het geeft ook vrolijkheid. En waar is God nou zo vrolijk van? Waar wordt Hij nou zo blij van? Als Hij jou ziet! Ken je dat? Dat mensen, die jou zien, ineens blij worden? Dat je denkt, hoe bestaat het, dat ik de oorzaak ben van hun blijdschap. Dat heeft te maken met m’n verleden… maar toch…
Ze kunnen soms zeggen: ja, God ziet je aankomen…… Ja, inderdaad, Hij ziet je aankomen, en wat doet Hij bij de verloren zoon? Er staat letterlijk in het Grieks: ‘Hij rent hem tegemoet’. Een rennende God, hoe vind je dat? Omdat Hij jou ziet! Dat is die vrolijkheid van Hem.
En het daglicht maakt de aarde licht. En de aarde is een beeld van de natuurlijke mens. Dus je komt aan het licht.
Er is niets mooier dan dat een mens, al heeft ’ie nog zulke vodden aan z’n lijf hangen, al is ’t ie nog geestelijk zo invalide, hij komt aan het licht. Je wordt zichtbaar. Dat is mooi, daar moet je eens over doordenken: ik word zichtbaar.
En nacht is gewoon afwezigheid van licht. Dat is nacht.
En licht is het beeld van de Goddelijke liefde. Daar heeft Greet ons laatst een keer op gewezen. Ze zei: wie niet lief heeft, blijft in de dood. Je kan wel óver God praten, maar wie niet lief heeft, kent God niet en die blijft in de dood.
Hoe leer je nou liefhebben?
Ik weet niet of je die profetieën wel eens gelezen hebt van de Dag des Heren; als je die op een rij zet, dan word je daar niet bepaald vrolijk van. Brandend als een oven, het is schrik en onheil en ellende. Als je dat leest dan denk je: mot dat nou? Ook als je met dezelfde angstige ogen het boek Openbaring leest, dan zeg je ook: nou even niet graag; maar ja….
Die Dag des Heren, hebben we ontdekt, is de sabbat, de rustdag van God. Die wordt ook genoemd: ‘de Dag der dagen’. Dat is de zevende. Die wordt ook genoemd: de ‘grote Dag’. En wanneer is dat dan?
Of de ‘dag des oordeels’. We komen al wat dichterbij.
Toen ik dat als jochie las had ik knikkende knieën. De dag des oordeels: ‘nou krijg ik op m’n kop, want God ziet alles…’.
Dit is meer dan verschrikkelijk, terwijl Jezus zegt: ‘Ik ben helemaal niet gekomen om te veroordelen; Ik ben gekomen om te behouden, Ik ga scheiding maken tussen jou en de ellende die je is overkomen. Tot een oordeel ben Ik gekomen’ zegt Jezus. Dat betekent niet dat Hij constant mensen op hun nummer zet en straffen uitdeelt.
Hij zegt: ‘als je Mij gelooft dan ontstaat er een scheiding tussen jou en wat niet bij je hoort’. Dat is oordeel en dat begint bij het huis van God. Nou, Jezus was het eerste huisje Gods, daar woonde de Vader in. En daar is het begonnen. En dan komt het volgende huis. Elk huisje wordt vrij gemaakt van de vloek van de tijd, de vloek van de zonde, de dood. Een prachtig proces. Ja, wat is die tekst vaak verkeerd uitgelegd.
Dus die scheiding begint in je! En dat is een proces dat doorgaat.
Ook het scheiding maken tussen ellendige gedachten en goede gedachten. Je valt helemaal niet meer onder het oordeel, je bent vrij gesproken.
Maar de mooiste term voor ‘die dag’ vind ik de ‘jongste dag’. Dat woord zit vol met leven: ‘jongste dag’.
Martha hanteert die term. Lazarus was hartstikke dood, maar hij staat wel op, zegt Jezus. Ja, zegt Martha, dat weet ik, bij de jongste dag. En dan haakt Jezus daarop in. Hij zegt: “Ik ben de opstanding”. Hij had ook kunnen zeggen: “Ik ben de jongste dag”, want die is met Hém begonnen!
Dat is mooi! De jongste dag, je bent opgestaan, je bent tot leven gekomen!
Je hebt het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.
Vroeger zeiden ze, als ze een foto van je namen: ‘we gaan je vereeuwigen’. Nou, knock even af joh.
Maar dit gebeurt wel, als je bij God in beeld komt, dan word je vereeuwigd!
Ja, zegt Jezus, Ik ben de opstanding, en zo zijn wij kinderen van die Dag. Dat is de eerste dag, zal ik maar zeggen, van de nieuwe schepping. Eigenlijk is het de aller-aller-aller-eerste dag toen God zei: ‘Er zij licht’; en Hij werkte naar de rustdag toe. De tijd is dus voor jou voorbij. Onthoud maar gewoon: ‘tijd is tijdelijk’.
Ja, de mens werd onderworpen aan de tijd, en toen stapte God die tijd in om die mens weer eeuwig te krijgen.
Je bent dus een eeuwig levende!
Als je het zegt zoals het in Psalm 110 staat: ‘Je bent geboren uit de baarmoeder van de dageraad’. Dus wie is je moeder?
De dageraad! Dat is een mooie moeder! Je bent uit liefde, uit licht, geboren. Nu snap ik die term: ‘licht uit licht’. Je bent dus licht uit Zijn licht. Een kind van het licht.
En nu een héle merkwaardige tekst. En Johannes zit vol van die fijne trekjes.
Daar staat dat Jezus, als Hij aan het kruis hangt, eerst nog een spons met edik, die smerige zure wijn, krijgt. Dat kreeg Hij ook nog te slikken. En dan zegt Hij ineens, want dan heeft Hij de bodem bereikt van Zijn lijden: “Het is volbracht”. Het is voltooid. Ik vind het heel ontroerend; en dan buigt Hij z’n hoofd, en geeft dan de geest. Dan gaat Hij nl. aan het werk.
En dan staat er: ‘De Joden dan’, Joden zijn Judeeërs hoor, niet een volk, om even een eind te maken aan een rare discussie dat de Joden Jezus vermoord zouden hebben, ‘de Judeeërs dan, daar het Voorbereiding was en het lichaam niet op de sabbat aan het kruis mocht hangen’….schijnheiliger kun je niet worden… en dan staat er een tussenzin: ‘want de dag van die sabbat was groot’. Dat was dus niet die sabbat daarop volgend, volgens de aarde, volgens de jaartelling, maar het gaat hier over het feit dat Jezus alles volbracht heeft; en Johannes zegt: ‘de dag van die sabbat was groot’. Nou staat er in het Grieks niet ‘groot’ maar ‘groots’, een andere vertaling zegt ‘machtig’. Nou hou ik niet zo van dat woord, maar het is ongelooflijk indrukwekkend, want het gaat over ‘de dag der dagen’.
Het oordeel heeft Hij tot overwinning gebracht. De dag des oordeels is begonnen. Wat een feest!
De jongste dag is aangebroken! Gods rustdag is hersteld, want Johannes heeft het over de sabbat!
De Hebreeënschrijver zegt: ‘een mens kan weer tot rust komen’.
God heeft het ook over dat oude volk; daar heeft Hij tegen gezegd: ‘nou ja, Ik heb wel een rustdag, maar ze zullen nooit tot Mijn rust in gaan’. Ze snappen er niets van.
Nu hoopt God dat iedereen tot Zijn rust ingaat, dan rust je zacht. Dat is de hemelse sabbat. Jom Kippoer, de grote Verzoendag; het is volbracht. Hij heeft toen de dood overwonnen en laat ik het zó zeggen: het is Hem gelukt om de mens in de sabbat van God te krijgen.
Wat een dag voor de hele mensheid. En dan wordt de tijd afgeschaft en wordt het vervangen door ‘heden’. Want wanneer is ‘heden?’ Heden is altijd.
En als de moordenaar aan het kruis zegt, en dat vind ik zo’n gelovige opmerking: ‘Als je in dat koninkrijk van jou bent gekomen, denk dan aan mij’. Wat een kerel hè? Ja, een boef, uit het criminele circuit.
En Jezus moet zó verrast geweest zijn, Hij zegt: ‘Ga maar mee, heden….’. De tijd wordt eeuwig. De breuk is gedicht. Dat is tijdloos. Nou, dat is nou de dag die de Heer heeft gemaakt.
Iedereen brult dat vaak voor een bepaalde dag. Nee hoor, dit is de dag die de Heer hersteld heeft, en dat is nou de Dag des Heren.
We zingen het ook: ‘voorbij de nacht, wij zijn in het koninkrijk Gods gebracht’.
Gebracht hoor! En dan staat er in Zacharias een hele merkwaardige tekst: ‘Ten tijde van de avond zal er licht wezen’.
Dat moet je eens tegen een kind zeggen. Die zegt: dat kan niet, ’s avonds wordt het altijd nacht.
Maar Zacharias zegt: ‘Ten tijde van de avond zal er licht wezen’.
Jezus heeft de avond doorgebracht in de hemel en heeft de nacht doorgebracht en heeft het weer aan het licht gebracht.
Het was in de hemel ook weer woest en leeg en een hoop duisternis, en God zei, in de gedaante van Zijn Zoon: Licht! En er was licht! Want in het dodenrijk is Jezus weer gaan schijnen. Dat is daar een revolutie geweest.
Maar de rechtvaardigen die daar zaten, zeiden: ‘Daar heb je Hem!’ Abraham had het van tevoren al een beetje gezien, want Abraham wordt een profeet genoemd. Hij had die dag des Heren al gezien, zegt Jezus, hij is opgesprongen van vreugde.
O ja joh, zeiden de mensen, natuurlijk…… Hij is echt vaak voor gek verklaard, en dat is ook onze toekomst hoor. Troost je.
Maar ten tijde van de avond zal er licht wezen, want er zal dan geen nacht meer zijn, maar morgen, net als de scheppingsdagen.
De Dag des Heren heeft een eind gemaakt aan de nacht. Dat is wat! En je hoort veel mensen spreken over het einde der dagen: dat ziet er niet best uit. Ja, dat klopt, maar het betekent wel het begin van de eeuwigheid; het begin van het licht. Dus staar je niet blind op de ‘eindtijd’, ik zeg expres: ‘staar je niet blind’ op de eindtijd, maar hou je ogen open in het licht van het ‘begin’. En die tijd is al begonnen.
De Dag des Heren is al aangebroken bij de opstanding. Het is zo mooi, dat staat ook in de Openbaring: ‘er zal geen nacht meer zijn’. Dat is toch een feest voor de mensheid dat die geestelijke nacht voorbij is.
En in die stad zal ook geen nacht meer zijn. Een hoop mensen denken dat ze in het hemelse Jeruzalem wonen. Dat is helemaal niet waar. God woont daar! Jij bent dat Jeruzalem. En er is geen nacht meer in je, in die stad. De dood is weg.
Trouwens, dat schoot me ook te binnen in de vakantie, als je gestorven bent, dan hoef je nooit meer te slapen. Je rust nl. geweldig uit.
David heeft twee maal een merkwaardige profetie geuit.
Dan pakt hij z’n harp of een ander instrument, en wat zegt hij, ik heb dat nooit begrepen: ‘Ik wil het morgenrood wekken’. Nou David, dat is niet moeilijk, dat komt vanzelf!’ Ja, maar even doordenken, hij zegt: ‘Ik wil de dageraad wekken!’
Dat is een profetie over Jezus! Ik wil het licht tevoorschijn brengen en ik kan dat verhaasten. Ik ga het wekken! Ik wil niet dat het nog langer wegblijft!
De dageraad opwekken. Tjonge! Dat moet Jezus ook gelezen hebben. Zijn Vader heeft Hem ook opgewekt. Hij heeft het licht weer tevoorschijn laten komen.
Er staat in Hooglied 6 een uitdrukking dat ineens iemand zegt: ‘wie is zij, de vrouw, die opkomt als de dageraad?’
Dan springen de tranen je toch in de ogen?
Er komt een gestalte aan als het morgenlicht, als de dageraad; en over wie gaat het? De vrouw!
Je kunt ook met Openbaringwoorden zeggen: ‘bekleed met de zon!’ Dat is nou een stralende verschijning.
Kijk maar om je heen: daar komt ze aan. En dat is, in de eerste plaats, de vrouw van Jezus. De eerstvolgende keer zal ik daar toch eens een keer over spreken: de vrouw van Jezus. Zijn vrouw. Als de dageraad, wat een mooi mens.
Petrus zegt: je kan dus die Dag des Heren bespoedigen. Dat heb ik wel eens uitgelegd. Maar hoe dan? Hoe doe je dat dan? Nou, dan ga je er een keer over denken. Ik ben altijd blij dat ik een heel goeie leraar heb. En nu ben ik er achter: ‘door steeds helderder te gaan schijnen bespoedig je De Dag!
De morgen is al aangebroken en die komt steeds verder op, tot de volle dag. Je kan dit bespoedigen, en de ellende om je heen neemt alleen maar toe. Daar hoef je geen televisie voor te hebben, want je voelt het ook wel.
Wat een geestelijke verschrikkingen; wat een rotzooi om je heen. Blijf jij dus maar onverstoorbaar helderder worden.
Je kan die dag bespoedigen door steeds helderder Gods wezen te weerspiegelen, want dàt is schijnen. Deel hebben aan Gods natuur. Schijn maar, in een verdraaid en verkromd, beschadigd en getiranniseerd geslacht. Want die aarde lijdt en die zucht hoor. Dat gaat maar door. En Jezus zegt ook: ‘Dat zou niemand overleven, maar ter wille van de uitverkorenen worden die dagen ingekort. Dat wil dus zeggen: je kan het versnellen door helderder te gaan schijnen.
De weerstanden worden ook sterker, maar blijf jij nou maar schijnen!
Zon en maan en sterren, lichten aan het uitspansel, daar wordt over ons gesproken, over de Vader, over de Zoon en over de mensen: zon, maan, sterren.
Ruisdael zegt iets heel leuks: hij zegt: maar daar wàs toch al licht? Laten de achter nevels lichtgevende lichtbronnen
op aarde zichtbaar worden.
Hoe dat zich precies heeft afgespeeld weet ik niet, maar ik kan me daar geestelijk heel veel bij voorstellen.
Hoe lang heeft God wel niet achter de nevels gezeten in het denken van de mensen?
Hoe lang heeft Jezus wel niet…., want iedereen heeft het over Jezus, maar ik ben altijd maar zo vriendelijk om te vragen: welke bedoel je? Want het barst van de Jezus-soorten. Allerlei iconen worden er voor Hem bedacht. Maar de ware, welke is dat?
En die sterren dan? Die moeten achter nevelsluiers. En de allerbelangrijkste nevelsluier is die van de dood, en die is vernietigd. En als de sluier van de dood van je aangezicht is verdwenen, dan kom jij geestelijk in de hemel aan het licht. Jouw gezicht!
Je wordt dus ontsluierd. En het Griekse woord voor ontsluiering is ‘apocalyps’, nooit meer vergeten! ‘Apo’ is ‘weg’ en ‘calypso’ is ‘sluier. Dat woord wordt ook steeds weer in de bijbel gebruikt.
Apocalyps now! Moet je eens kijken hoe het boek Openbaring begint. Het begint met openbaring vàn Jezus Christus, wat God hem gegeven heeft; de ontsluiering vàn Jezus Christus.
Dus hoe meer wij ontsluierd worden, hoe meer Zijn gezicht zichtbaar wordt, en dus tegelijkertijd het gezicht van God.
Je wordt dan ontsluierd.
En tegen sommigen van ons zou ik willen zeggen: ‘laat je alsjeblieft eens ontsluieren’.
Ik zal straks een paar sluiers noemen.
Maar laat je eens liefhebben!
Want zonder die liefde kun jij niet hoor! Anders kom je nooit aan het licht.
Ik wil zo graag je ware gedaante zien.
Laat je eens beschijnen; want je kan achter rare sluiers zitten hoor. Mag ik er een paar noemen? Die houden je tegen om je echte gezicht te laten zien. En dat is eigenlijk het gezicht van je Vader.
De angst om je te binden aan mensen, je te verbinden aan een groep. Dat heet bindingsangst. Dat werkt individualisme in de hand, zo van: ‘ik red me wel, ik vertrouw trouwens niemand..’.
Nou, als dàt geen bindingsangst is, dat weet ik niet.
Of, je bent gewoon, mag ik het plat zeggen: stronteigenwijs. En waarom stront? Omdat het zo stinkt.
Als iemand God zoekt, en hij wil Gods gezicht zien, en jij bent stinkend eigenwijs, dan zie je het gezicht van God niet, dat is gesluierd. Dat staat in de weg!
Of fantasterij; je gaat maar wat fantaseren. Van alles en nog wat, en je staat bekend als een fantast. Tja, zo kan ik het gezicht van God nooit zien.
Wat heel diep kan zitten dat is de angst om je te laten zien. Je zal maar ellendige ervaringen hebben gehad in het verleden.
Daar zijn voorbeelden van te over, zowel in het natuurlijke als in het geestelijke.
Je hebt je eens laten zien en moet je eens kijken wat er toen is gebeurd….. Hoe je bent aangerand in de geest. Het is logisch dat zulke mensen angstig zijn.
Laten wij daarom zorgen voor het klimaat waarbij die angst verdwijnt. En het initiatief aan hen overlaten, die angstig zijn, hoor. Niet peuteren aan die mensen.
Of je zal maar jaloers zijn; je vergelijkt altijd mensen met elkaar en met jezelf. Dan speelt jaloezie een grote rol, en die jaloezie hangt als een gordijn voor je gezicht.
Ik kan God dan niet zien, eerst moet dat gordijn opzij. Ja, laat dat voorhangsel maar eens scheuren.
Of er is een sluier van het intellectualisme, je wilt alles beredeneren. En je kan het zo mooi op een rij zetten….; en je hebt een paar boeken van br. Van de Brink uit je kop geleerd.
Maar dan staat er: ‘je hebt de liefde niet’.
Dat betekent dat je de liefde van God naar jou toe niet beseft; dus kun je het ook niet weerkaatsen.
Wat heb je aan al die kennis!
Hém kennen, dát is het! Dat is het enige waar het om draait. En zó kunnen mensen God leren kennen.
Of je bent wantrouwig; gewoon door je ervaringen. Dat kan. Maar het is wel een sluier.
Of alles maar weglachen. Daar zijn sommige mensen héél goed in: ‘Ja, ha, ha, het gaat goed met me’; overal een mop van maken…. Er hangt een gordijn voor je gezicht, misschien wel met clownskoppen, maar het staat het werkelijke licht in de weg. Je kunt niet alles weglachen.
Bitterheid; over wat je in onrecht is aangedaan. Ik denk dat iedereen daar wel voorbeelden van heeft. Ik zeker!
Bitterheid trekt een schaduw over je gezicht.
Of, wat Wim vanochtend noemde, die ellendige twijfel aan jezelf. Maar God kijkt naar je en zegt: Ik twijfel helemaal niet aan jou. Totaal niet! Dat geeft je zekerheid en haalt de twijfel weg.
Of, en dat vind ik ook een hele erge, maar er zijn sluiers zat in de aanbieding hoor, maar je bent helemaal niet blij met jezelf.
Al wordt er tegen je gezegd: ‘wees blij met jezelf’, nou, dat geneest niet bij mij. Die therapie werkt ook niet. Daar moet een reden zijn.
Weet je wanneer je blij wordt met jezelf? Als je merkt dat een ander blij is met jou. Dat overtuigt! Dat iemand blij is dat hij je ziet. Dus niet van: ‘jij hier ook….’.
Maar: ‘jij hier, wat fijn dat ik je zie’.
Mariet heeft mij dat geleerd, want ik was totaal niet blij met mezelf. En in de loop van de jaren is dat genezen, en God heeft dat versterkt.
Wij zoeken in de vakantie, liever niet maar toch nog wel eens, een kerk op, een gebouw. Ik heb al heel wat kathedralen gezien en als ik die dingen zie, word ik altijd boos, en ik vraag me dan af hoe die dingen hier gekomen zijn. Van welk uitgeperst geld zijn die stenen hier opgericht, die altaren.
En als ik binnenkom dan denk ik: dit is een familiegraf, een tombe, een paar kaarsjes, stenen beelden. Ik moet daar niets van hebben.
Soms bekijk ik nog een gebrandschilderd raam. En als ik ze ooit opzoek, dan zoek ik meestal de kleinste op die ik kan vinden. Want je hebt zulke schattige kleine kerkjes, maar daarbinnen is het wel stil.
Maar wat ik wel doe in die kerkjes, als ik er kom, zoals afgelopen zomer, dan ligt daar vaak een cahier, een schrift.
Daar kunnen mensen wat in schrijven. Of ze het mooi vonden, of iets over de schitterende gebrandschilderde ramen, of wat heerst hier een gewijde stilte….bla bla bla.
Maar er staan ook vaak gebeden in, of oproepen tot gebeden: ‘wie dit leest, wil die a.u.b. bidden voor die en die, want die heeft dat en dat, en vooral bij Maria aankloppen. Dat lees je heel vaak.
En ik blader er zomaar eens doorheen en ineens kom ik op een witte bladzijde waar dwars er overheen geschreven stond, in een kinderlijk handschrift: ‘Merci pour moi’. Claudette.
Toen kreeg ik de tranen in mijn ogen. Hier was iemand die bedankte voor zichzelf. Dat ik besta!
Dat had ik nog nooit gelezen en nog nooit gehoord. Ook niet in de gebeden.
Bedankt voor mezelf! Ik denk: zó, die heeft geen twijfel. Leuk hè? Dat vind ik nou zó iets moois. Die heeft die sluier niet voor haar gezicht hangen.
Ik hoop haar later nog eens tegen te komen. Ik zal in de hemel op het prikbord eens een oproep doen….., maar, die Claudette heeft iets voor mij. Ik heb zelf nog nooit zoiets durven zeggen. Merci pour moi. Wat een meid hè? Dat wou ik maar even zeggen.
Er is een schitterende profetie, in de laatste woorden op het sterfbed van David, hij zegt: ‘een rechtvaardige heerser over de mensen is als het morgenlicht bij de opgaande zon’.
Dat is een profetie over Jezus.
Het morgenlicht bij de opgaande zon.
En over ons is geprofeteerd: ‘Het pad van de rechtvaardige is als het glanzende morgenlicht’.
Moet je eens kijken wat jij weerspiegelt, wat jouw gedachtewereld weerspiegelt: glanzend morgenlicht. De mensen, die dit licht liefhebben, komen wel op je af.
En er staat nog een profetie bij: ‘Het straalt steeds helderder tot de volle dag’. En dát is nou die Dag des Heren.
Petrus heeft een heel leuk beeld, hij zegt: ‘In onze harten komt de morgenster op’.
Heb je het wel eens gelezen dat Petrus dat zei? De morgenster.
Nou, zegt Jezus, dat ben Ik! Ik ben de glanzende morgenster.
O ja? Zegt de duivel. O ja? Zegt de antichrist, dat ben ik. En Jesaja zegt, hij noemt zichzelf ‘zoon des dageraads, daar heb je dat licht, en morgenster. Zo noemt hij zich. Nou, en jij maar kijken….
Wat is het waarachtige licht en wat is het neplicht. Dat onderscheid heb je gekregen.
Als die nevelsluiers verdampen door zonlicht, want al die nevelsluiers verdampen door zonlicht; maar wie zich bemind weet en wie zich bemind voelt, heeft geen bedekking meer op z’n gezicht. Dan kun je elkaar als geliefden zien van aangezicht tot aangezicht.
Stiller kan een mens niet worden. Elkaar zien, en je daarin koesteren.
Nou begrijpen jullie wel wat ik bedoel als ik eindig met: ‘ik wens iedereen een goede morgen en een goeie dag, van nu aan tot in eeuwigheid’.
Duurt Sikkens d.d. 05-07-09