Door herinnering wakker houden
Ik wil maar eens wat herhalen.
Petrus schrijft twee keer in zijn briefje, waar hij zegt: Ik wil proberen je door herinnering wakker te houden.
En wat? Nou, zegt hij in hoofdstuk 3: Ik tracht je zuiver besef door herinnering wakker te houden.
Her-innering, dat is her-inneren, dat is opnieuw te binnen brengen.
En, zegt hij: wakker houden, want anders slaap je.
Je kan hier zitten, maar dan ook behoorlijk slapen hoor. In de bijbel wordt met slapen altijd bedoeld: bezig zijn met de natuurlijke dingen. Dát is slapen.
In de gemeente van Corinthe schreef Paulus: Nou, er slapen er niet weinig. Dat betekent dus véél.
Druk, druk…, met de gemeente…, met het organiseren…, weet ik veel…. En dat is slapen.
Wordt dus maar wakker, zegt Petrus.
Maar wat wil hij nou wakker houden?
Je zuivere besef. En dat is wat anders dan ‘weten’.
Sommigen van ons weten veel, ja, maar besèf je ook wat je weet. Beseffen gaat veel dieper.
Dan besef je wie je bent. Je beseft waar je mee bezig bent. Want je bent bezig in de hemel.
Nou is dat wat vaag, want alle mensen zijn, of ze het nou weten of niet, bezig in de hemel. De hemel is de onzichtbare wereld, en daar beweegt de geest van een mens zich in.
De mens die niet gelooft, behoort tot de zee, en de mens die wel gelooft, is ont-trokken aan de zee. Die is door de warmte van de zon verdampt, dat is een onzicht-baar proces, en hij krijgt weer een plaats bóven, in die wolk, dat heet weder-geboorte.
Als je nou beseft dat je dáár woont, dáár ben je geboren. Dat betekent dus niet alleen maar in de hemel, maar ook in het Koninkrijk Gods.
En om het nóg dichterbij te brengen: in dat Koninkrijk beweeg jij je, daar bèn je.
Jezus zegt ergens: blijf in Mij, gelijk Ik in jou.
Dus: Ik ben begonnen met in jou te komen, blijf jij nou in Mij?
Dat is de grondwet van het Koninkrijk der hemelen.
Daar groei je ook op, als het goed is. Daar ontvang je je voeding, dan word je ook opgevoed.
We gaan maar eens even een heel eind terug, naar de schepping.
In het Hebreeuwse woord voor scheppen zit een diepe oerbetekenis van splijten, dat heeft iemand uitgevogeld.
Scheppen is dus splijten.
Er is ook een boek verschenen, jaren geleden, daarin stond: ‘scheppen gaat
van ‘au’. Er wordt iets gespleten. Scheiding maken. Dat is eigenlijk scheppen.
God deed niet anders dan scheiding maken.
Scheiding maken tussen licht en duisternis. Het licht noemde Hij dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Daar zit niks tussenin, een schemertoestand.
Dat betekent dus dat Hij scheiding maakt tussen liefde, dat is dag, en haat, dat is duisternis.
Scheiding tussen liefde en haat, licht en duisternis, dag en nacht.
Dus dát is Gods werk geweest. Zou Hij dat nou nóg doen? Bij de herschepping?
Doet Hij dat nou alleen…., of niet?
Gaat Hij zomaar wat scheiding maken? Hoe zit dat?
Als je aan een kind vraagt om eens een tekening te maken van de eerste verzen van Genesis, wat tekent hij dan?
Wat denk je dat hij tekent?
Hij tekent een wereldbol, want dat is de aarde. We weten inmiddels dat hij rond is, en niet plat, zoals in de oudheid.
En wat tekent hij óm die aarde? Het staat duidelijk in de bijbel. Hij tekent om die aarde heen een hele cirkel, het uitspansel, een ander woord is firmament. Daar zit het woordje ‘ferm’ in, wat betekent: het vast-gehamerde, het geplette, zoals je metaal plet. Dat is een geweldig sterke bol geweest rondom de aarde. Op hoeveel kilometer hoogte weet ik niet.
Niemand heeft ooit het uitspansel gezien, maar het was wel hard.
Job vergelijkt het wel met een gegoten spiegel. Dat is een mooi beeld.
Hoe ontstond die? Heel eenvoudig.
God scheidde de wateren, want de aarde was één en al water.
En als God gaat scheppen, gaat Hij de wateren scheiden.
De wateren die niet op de aarde horen, en die wèl op aarde horen.
Scheiden, splijten.
Wat komt er dan tevoorschijn? Dan komt al het droge tevoorschijn.
Dat is een mooi beeld, dat als je onder water hebt gezeten, dat jij weer boven water komt. Alsjeblieft, ik kom weer tevoorschijn.
En al dat water is opgestegen en het heeft een plaats hoog boven de aarde gevonden.
Ik denk dat het ijs is geweest, want het is daar koud, zeg maar zo’n honderd kilo-meter hoog, zo dik is de dampkring ongeveer. Het is maar een beeld.
Het is prachtig, zo heeft het er dus uitgezien.
En dat is helemaal verloren gegaan.
Eerst had Hij dag en nacht gescheiden, en toen de wateren.
En denk eens aan die temperatuur onder die enorme koepel . Dat is een prachtig klimaat geworden onder dat uitspansel. Want de lichten gingen ook nog schijnen; het wás al wel licht, maar de lichten werden langzamerhand zichtbaar.
Maar als de zon daar bovenop dat uitspansel schijnt, dan glanst dat hele uitspansel, en dat zorgt voor licht.
Dat glanst. En ook als het nacht is, zal ik maar zeggen, dan blijft het glanzen, want aan alle kanten valt dat licht daarop.
Dus het is nooit nacht geweest die eerste scheppingsdagen. Dat waren gigantisch lange dagen hoor, zulke lange perioden, want God neemt de tijd.
Echt ongelooflijk lange perioden. Want van die dagen wordt gezegd: het was avond geweest en het was morgen geweest, dus geen nacht. De duisternis had ook nog geen invloed op aarde.
En van al die zes dagen wordt dat gezegd, behalve van de zevende; daar is het nog geen avond geweest en geen morgen geweest. En wij zitten nog steeds in die zevende dag, al sinds de schepping.
Dus het zijn zulke lange perioden geweest.
Maar dat uitspansel, en de zon, de maan en de sterren, zorgen voor een goed klimaat. En dát is het belangrijke van de gemeente. Hoe is het klimaat hier?
Werkt dat uitspansel nog?
Als je een hekel aan elkaar hebt, dan heb je geen goed klimaat.
Heb je een hekel aan die broer of die zus, of je kan iemand wel schieten…..
Het gaat om dat heerlijke klimaat in de gemeente.
Ik wou maar zeggen: ‘blijf in Gods klimaat, blijf daarin, ook al doen ze je wat aan. Ook al liegen ze over je. Nou, zegt Jezus, zalig ben je als ze over je liegen. Want het is een leugen. Wees er maar blij om, want ze hebben het op jóu gemunt, op je gerechtigheid, op je onschuld.
Daarom heb je het soms zo moeilijk.
Maar er was dus géén nacht. Laat dus ook nooit in de gemeente de nacht meer toe, want als je tóch in de duisternis wandelt, dan blijf je in de dood, zegt Johannes.
Dan blijf je weer in de dood, dan ben je weer terug.
En dan die lichten, daar zijn een bende theorieën over.
Ik vond iets in het boekje van Reisel, die een letterlijke vertaling van Genesis heeft gemaakt, (ik ben ook heel blij met dit boekje) hij zegt in een voetnoot:
Die zon en die maan en die sterren, daar kan gelezen worden: “laten ze achter de nevels vandaan tevoorschijn komen”.
Achter de nevels, daar hangt dus een sluier voor de zon, voor de maan, voor de sterren.
De zon is een beeld van God, en de maan is een beeld van onze Heer Jezus, die weerkaatst het licht van de zon naar de aarde. Daarom is hij het licht in de duisternis. En dan staat er zo heel typisch: ‘benevens de sterren’. Dat is een hele lieve opmerking. Die sterren spelen ook een rol. Maar eerst de zon en de maan.
Daar hangen sluiers voor. Ach, ach….
In het begin, na de zondeval, trokken er weer sluiers voor God.
Als ik het oude testament lees…., daar worden God eigenschappen toegedicht, nou, dat wil je helemaal niet weten.
Geen wonder dat ontzettend veel mensen hartstikke bang zijn geworden voor die God; straffen en tekeer gaan en dreigen, en mensen doden, en weet ik veel wat….
Dikke sluiers voor de zon.
Dus zijn er ook sluiers voor de Zoon getrokken, en voor de sterren.
En toen kwam Jezus.
Daar zegt Johannes van: Jezus is Degene die aan de boezem van de Vader zit.
Die is daar thuis, die praat met Hem, overlegt met Hem, ze kijken elkaar aan, Jezus ziet de Vader en Hij zegt: Ik ga de mensen vertellen wie Hij is.
En Johannes schrijft: Hij heeft onze God verklaard.
Dat is een mooi woord: verklaard, helder gemaakt; zodat de mensen weer een klaar beeld van God krijgen. Dat ze zeggen: Ach, is God zóó? En daarom hoorde men Jezus ook zo graag.
Wat Hij vertelde over de Vader was heel anders dan wat de religieuze leiders in die dagen vertelden. Altijd maar dreigen en tekeer gaan.
In wezen haten ze de Zoon. Nou, als je de Zoon haat, dan haat je ook de Vader, dan ken je God niet, dan weet je niét wie Hij is.
Als ze jou gaan haten, dan haten ze ook de Zoon, en ook God.
Als ze gewoon een hekel aan je hebben, en je zou niet weten waarom; maar ze hebben de pest aan je, nou, dáár heb j’em, de tegenstander, die altijd weer sluiers vóór God, vóór Jezus, en vóór de sterren hangt.
En toen Jezus het verklaard had en Hij weg gegaan is, toen zijn de sluiers weer dicht getrokken.
Want in de loop der eeuwen is het beeld van God weer verduisterd. Sommige mensen hebben een beetje licht, maar dat is dan alles. Maar om Hem werkelijk te kennen….. Ja, er worden God eigen-schappen toegedicht die Hij helemaal niet heeft. Daar is Hij vreemd aan.
En hoeveel etiketten Jezus niet heeft gekregen in de loop der eeuwen…
En de sterren dan? Die zon, die maan en die sterren krijgen bij de schepping een opdracht.
Wat moeten ze doen? Heel eenvoudig: scheiding maken tussen licht en duisternis. Scheiding maken tussen liefde en haat. En dáártoe zijn wij geroepen.
Hebben wij onderscheid van geesten? Hèbben we dat? Zién we het verschil tussen licht en duisternis.
Dat is ook de opdracht aan de sterren.
Dus het is zaak dat je ….., ja, de zon verliest z’n hemelse positie nooit; en de maan, die staat dichter bij de aarde, Jezus staat dichter bij de mensen…. Ja, de getuige aan de hemel is getrouw, staat er ergens in de bijbel.
En de sterren dan?
Als ik Openbaring lees, dan zwaait daar een staart van de valse profeet een bende sterren naar beneden, naar de aarde…
Ze verliezen hun hemelse positie. Ze zijn niet meer bezig met de dingen die boven zijn. Niet meer met de gedachten Gods, en ze knallen weer naar de aarde.
Hoeveel sterren blijven er dan nog over?
Of andere sterren, die vallen bij de eerste de beste storm. Het zit ze wat tegen, het zit niet mee, het waait…, ja, dan geven ze het op en ze vallen.
Ik wil maar zeggen: verlies je plaats nóóit hoor!!
En verlies je opdracht niet: scheiding maken, blijf scheiding maken!
Daniël eindigt zijn boek met een mooie uitdrukking, in het NBG staat: de verstandigen, maar de Naardense bijbel vertaalt het met ‘de begripvollen’.
De begripvollen zullen stralen als het uitspansel. (Dan.12:3)
De begripvollen, dat is een mooie uit-drukking; mensen die, voor zover je daar aan toe bent, God begrijpen. Die Hem kennen! En daar zijn ze vol van.
En die stralen als het uitspansel, hoog boven de aarde; maar de glans is wèl te zien.
Dat hele uitspansel is zo’n glanzende, stralende bol geweest.
Ze zullen stralen als sterren, zegt hij ook nog. Ja, die komen van achter de nevels tevoorschijn.
Hoe breng je dat nou tevoorschijn? Hoe doe je dat nou?
Ik heb van een dominee een hele mooie zin geleerd: elkaar tevoorschijn beminnen.
Dat is een zinnetje dat zich stevig in mij verankerd heeft: heb lief!
Elkaar tevoorschijn beminnen; dat kost tijd, dat is helemaal niet erg, want je houdt van die ander.
Dat beminnen doet die ander tevoorschijn komen; dat je iemand werkelijk ziet zoals die is.
En wat bemin je dan tevoorschijn? Die mens Gods.
Niet die natuurlijke mens, dat komt wel goed; maar het gaat om die werkelijke mens Gods, zoals Paulus hem noemt.
Als je elkaar bekijkt, hóe kijk je dan naar elkaar? Op uiterlijk, op gedrag, hoe iemand er bij zit, of er bij loopt, en gekleed is…., wat is dan het verschil met je oude leven?
Of durf je te kijken met verlichte ogen naar die ander hoe die in z’n geestelijke toestand is; hoe iemand er gééstelijk voor-staat. Of daar groei in zit. Dat je je verheugd in iemand die vorm krijgt, die handen en voeten krijgt, een gezicht krijgt, want dát is eeuwig!
Als je sterft, blijft dát! Dát is eeuwig.
Dat is een ander gezicht dan wat je hier op aarde hebt.
Als je dat eeuwige op het oog hebt in die ander, dán ben je goed bezig.
Kijk dus naar elkaar met de pupillen van God. Want God noemt ons: Zijn oogappel.
En oogappel is je pupil hoor.
Als God het over Zijn pupil heeft, dan heeft Hij het over z’n eigen pupillen, en Hij bedoelt óns, dan kijkt Hij dus naar de mensen met onze ogen; ja, met Zijn ogen.
En zoals wij een visie ontwikkelen op mensen, dan is dat Góds visie. Zó kijkt Hij naar de mensen, en bemin hem/haar tevoorschijn. Dat is prachtig hoor!
Want op aarde….nou ja, stellen we toch niet veel voor, het cluppie in Kampen.
Wat stelt het nou voor? Organisatorisch ook niks…..nee.
Maar in de hemel….., tjonge jonge jonge, daar hebben wij een glanzende gestalte hoor. We nemen de gedachten van God over. We leren Z’n gedachtenwereld kennen.
En we geven engelen opdrachten, want die engelen, waar we het laatst op de Centrale Bijbelstudie over hebben gehad, zitten ook niet stil hoor. Tenminste, als wij ze opdrachten geven.
Van wie krijgen ze opdrachten? Nou, er staat in de Psalmen: Ze luisteren naar de klank van Gods stem.
Andere vertalingen hebben: Ze luisteren naar Gods stem.
En wie verklankt Gods stem? Wie laat die horen? Dat zal toch door de Zoon en door de zonen moeten.
Sommigen zijn blij als een engel hen verschijnt, maar wat moet je daar nou mee? Een boek schrijven?
Van Jezus en van ons wordt gezegd: wij zijn verschenen áán de engelen.
Dus wij verschijnen áán hen, zodat zij zeggen: ‘kijk, daar heb je onze opdracht-gevers’. Want het zijn dienende geesten, onze assistenten, en je kan ze aan het werk zetten. Dingen laten doen.
In dat Koninkrijk Gods heb je ook de strijd tegen de nacht; want je bent konstant aan het scheiding maken tussen licht en duisternis.
Dus boven blijven is eigenlijk, als je het beseft, in Hem blijven en Hij in ons.
Die eenheid.
Dan wordt er ook in Genesis gesproken over: Laat Ons mens maken. Er staat niet ‘mensen’, er staat: laat ons mens maken, een mens.
Je kan het vertalen met ‘een mensheid’.
God begint altijd met één. En dat ver-menigvuldigt zich.
Maar Hij zegt: ‘waar moet hij nou op lijken?’
Ik weet niet of jullie weten wat de huids-kleur van Adam was? Hij was niet zwart, en ook niet wit, wát je ook getekend ziet in allerlei boekjes. Maar Adam heeft dezelfde grondvorm als Edom, en dat betekent ‘rood’.
De Naardense bijbel vertaalt ook met ‘roodbloedig’. Dus een beetje roodachtig.
Dus wij schieten in kleur tekort.
Ook geen roodhuid, Adam was geen Indiaan. Maar hij had een roodachtige kleur, de kleuren van de aarde uit die streken. Als je dat wel eens ziet op de t.v., dat is een beetje roodachtige grond.
Een mooie kleur trouwens. Maar goed, dat is het uiterlijk. Hij knipte z’n haar ook niet.
En ‘mensen maken naar Ons beeld’ is één ding; de mens wordt zo vaak beelddrager Gods genoemd.
Maar er staat een ander Hebreeuws woord achter, er staat: als onze gelijkenis.
Gelijkenis! Dus een mens die op God gaat lijken!
En dan zegt Hij ook: Laat Ons mensen maken. God was toch in z’n eentje? Ons?
Wie hebben Hem daarbij dan geassisteerd? Ja natuurlijk, engelen assisteren ook bij jou bouw, dingen die ze zeggen namens God, namens de Geest. Ja, ze zijn ook wel betrokken bij jouw opvoeding.
Maar ik denk dat dat ‘ons’, dat is mijn idee hoor, nog verder gaat. Dat Hij daar óns mee bedoelt. Mensen Gods.
Dat wij geroepen zijn om mensen te maken die op God gaan lijken.
Je hebt elkaar zó hard nodig om de vorm te krijgen die God bedoeld heeft.
Van Jezus wordt gezegd: Hij was in de vorm van God. Dat is niet de uiterlijke vorm, maar de innerlijke vorm van God.
Hij léék op Hem. Hij is óók opgevoed en heeft goed geluisterd naar de Geest, maar ook naar opmerkingen van deze en gene.
Zodat Hij onderscheidde: ‘is dat nou uit God wat die vent zegt, of is dat uit de boze?’
Altijd dus wel scheiding maken tussen wat goed voor je is en wat niet goed voor je is. Dat je dat vér van je werpt.
Maar dat ‘ons’…., nu kan ik zeggen: ‘ja, dat is de Vader en de Zoon, èn wijzelf.
Dat gebeurt allemaal door die Geest, want die Geest van God heeft ons één gemaakt. Dat is één.
Je wórdt opgevoed, besef je dat? Ik word opgevoed. Je wordt gebouwd.
Eva werd gebouwd uit een stuk Adam, dezelfde geest dus.
Er staat ‘rib’, maar er is geen Hebraïcus die het vertaald met ‘rib’.
Het woord ‘rib’ is zó fout; dat moet zijn ‘component’.
Eén van de delen van Adam wordt gebouwd tot een vrouw. Toen hij die zag, zei hij: zó, dat is vlees van mijn vlees en been van mijn been.
Het ziet eruit als een mens, hij raakte het aan…, ja, het klopt, dat is er één van mijn soort.
Wij zijn, net als Jezus, ook uit God geboren, uit Hem worden wij ook geboren, en als Jezus ons aanraakt, wat vindt hij dan?
Geen vlees van Zijn vlees, geen been van Zijn been, Hij vindt geest van Zijn Geest, wij vormen een geestelijke eenheid.
En omdat we uit Hem genomen zijn, horen we dus bij Hem, want Hij maakt van die twee altijd weer één.
Hij is niet kompleet zonder ons!
Jezus is pas kompleet als wij Zijn vrouw zijn geworden, helemaal! Dán is Hij kompleet. Dan is Hij gehuwd.
Door de uitstorting van de heilige Geest zijn wij één geworden, eens geestes.
Hij heeft de gemeente bevrucht met Zijn woord, en dááruit komen dus de kinderen, de zonen Gods tevoorschijn, Openb.12.
Dan komen die wezens tevoorschijn die God bedoeld heeft: een mens naar Zijn gelijkenis; mensen Gods die op Hem lijken. In welke mate lijk je al op God?
Dat is een vraag.
In welke mate lijk je al wat op God?
Nou, dat merk je aan de vruchten. Heel simpel. Gewoon de vruchten van de Geest, die breng jij voort.
De vruchten van de Geest gaan via mensen.
Barmhartigheid is toch een prachtige eigenschap, ik denk wel eens dat dat de mooiste eigenschap is van God.
Wát Hij ook ziet….., Hij blijft zich ontfermen. Dat is niet kapot te krijgen bij Hem.
En wij zullen veel barmhartigheid nodig hebben, dus als jij groeit in barmhartig-heid, dan begin je een beetje op God te lijken; want liefde is wel een algemene term, vaak een beetje tè algemeen.
Je kunt beter andere woorden zoeken, die alle facetten van die liefde een beetje aangeven.
Jezus is ook geboren uit de Geest, vergis je niet hoor. Hij is eerst uit Maria geboren, maar daarna is Hij geestelijk geboren. Ook opnieuw geboren. Want God begint weer met één mensje. En alles wat uit de Geest geboren is, is Geest, dat zegt Jezus.
En zó worden we langzamerhand één.
Dus wat ik hier zie, is allemaal tijdelijk; wat ik niet zie, is eeuwig! Dat is mooi!
Dat glanst; dat maakt ook scheiding. We zullen e i n d e l o o s scheiding blijven maken, totdat uiteindelijk de nacht verdwenen is.
Dat is een lange weg hoor, maar dat geeft niet. Maar de nacht, de duisternis, verdwijnt een keer.
Verlos ons van de boze is al verhoord, en dat zullen wij moeten doen.
De wereld verlossen van de boze.
En wij zullen moeten zorgen voor: Uw Koninkrijk komt; want dat Koninkrijk Gods, wat wij gekregen hebben boven, en we zitten op aarde, nou, het is binnen in je.
Láát maar tevoorschijn komen dat Koninkrijk Gods.
Je zult veel tegenstand ondervinden; naar-mate je groeit, des te meer weerstand, maar het komt tevoorschijn! Want dat licht is sterker dan de duisternis.
En als we helemaal één zijn geworden, kunnen we Zijn heerlijkheid openbaren.
Dan kun je doen wat je wil, want het enige wat jij wil, dat is wat God wil.
Al wat jij onderneemt, dat lukt dan!
Daar zijn we naar op weg.
Het krijgt gestalte in jou. Het Woord van God, het Woord van Jezus is weer in het vlees gewórden in jouw menselijke bestaan. Worden. We zijn geen nieuwe schepping, we worden een nieuwe schepping. Dat is prachtig, we worden gelijkenissen.
Misschien weet je dit allemaal al hoor.
O ja, ‘dat wist ik al’….
Dat kan best, maar mijn vraag is: besef je het ook waar God mee bezig is; hoe God naar je kijkt.
Het plezier wat Hij in je heeft; en die kracht die uit Z’n blik straalt. Besef je het ook?
God heeft het nooit losgelaten hoor.
Waar Hij aan begon….: ‘Ik maak het af!’
Daar heeft even de kink in gezeten, want het uitspansel, dat scheiding maakte, is verdwenen bij de zondvloed.
Toen is alles naar beneden gelazerd, ècht alles!
Dus de aarde is toen bedekt met zo verschrikkelijk veel water, zoals God het van de beginne nooit heeft bedoeld.
Ja, hoe krijg je dat water weer terug naar boven? Nou, dat duurt nog wel even voor-dat dat uitspansel hersteld is.
Maar wij stralen áls dat uitspansel en maken scheiding.
En trouwens, wat maakt nou scheiding tussen licht en duisternis?
Heel eenvoudig: het licht zelf! Dus waar jij verschijnt, begint de boel zich te scheiden.
Dan krijg je vóór- en tegenstanders.
Want wij zijn het licht van de wereld geworden.
Een heerlijke boodschap vanaf de beginne, daar loopt het ook naar toe.
En waar God aan begonnen is…., Hij voltooit het, en jij bent er bij!
Jij bent daarbij; leef in die verwachting.
Dat is de verwachting die God koestert, die Hij heeft. En daarom nog een stok-oude uitdrukking: wij leven in blijde verwachting.
Dát is het hoor; wat God in ons gelegd heeft, dat dat voltooid wordt.
Als je het beseft waar we mee bezig zijn, en waar God mee bezig is…, nou, dan schieten woorden toch tekort.
Amen.
We zingen lied 100
Vrede zij u, vrede zij u,
gelijk mij de Vader zond, zend ik ook u.
Blijf in mijn vrede, blijft in mij,
Mijn woord moet in u zijn, dat maakt u vrij.
Ontvang mijn Geest, heilige Geest,
Die zal u leiden, wees niet bevreesd.
Vrede zij u, vrede zij u,
gelijk mij de Vader zond, zend ik ook u.
Gebed:
Vader, als we beseffen wat we net gezongen hebben…, dat is wat!
Dat we er ook, net als Jezus, op uit gezonden worden, ieder op z’n eigen plek, waar dan ook. Maar dat we dat heerlijke evangelie van U proberen te vertellen aan mensen die het waard zijn. Daartoe zijn we geroepen. En we hoeven niet bang te zijn, want we worden geleid door Uw Geest, en Die geeft ons rust.
Amen.
Duurt Sikkens d.d. 05-01-2014